Jaarverslag 2008 Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang
Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang
Inleiding
Op 1 april 2008 is in de Wet kinderopvang, artikel 60a de regeling voor de behandeling van klachten tussen houder en oudercommissie van kracht geworden. Het betreft globaal gezegd de behandeling van klachten over de onderwerpen waarover de oudercommissie een adviesrecht heeft. In 2007 zijn BOinK, Branchevereniging Ondernemers in de Kinderopvang en de MO groep, verder Convenantpartijen genoemd, in het “Convenant Kwaliteit kinderopvang” overeengekomen een regeling te treffen voor de behandeling van klachten van oudercommissies . De regeling gaat over de toepassing van artikel 60 van de Wet kinderopvang. Hiertoe hebben Convenantpartijen een reglement vastgesteld om klachten tussen de organisatie en de oudercommissie te kunnen laten behandelen door de Klachtenkamer voor Oudercommissies. Om de uitvoering van deze regeling mogelijk te maken heeft het Ministerie van Onderwijswijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de stichting Klachtencommissie Kinderopvang (sKK, tevens een landelijke uitvoerder van het externe klachtrecht voor individuele ouders) in 2007 een startsubsidie en voor 2008 een vervolg subsidie verstrekt om klachten van oudercommissies kosteloos te kunnen behandelen. Het subsidie van het Ministerie OCW wordt niet verlengd in 2009. Dit betekent dat de kosten van behandeling van klachten voor rekening van de bedrijfstak zelf komen. De klachtenkamer oudercommissie van de sKK stelt zich ten doel de behandeling van klachten op een onafhankelijke en deskundige wijze te laten plaatsvinden.
Samenstelling en werkwijze Klachtenkamer
Leden Klachtenkamer
Aansluiting
Zittingen van de Klachtenkamer
Convenantpartijen hebben in 2007 sKK verzocht om landelijk uitvoering te geven aan de door hen vastgestelde klachtenregeling. De Convenantpartijen hebben elk een deskundig lid in de Klachtenkamer benoemd. De voorzitter is na overleg met Convenantpartijen benoemd door sKK. De Klachtenkamer wordt bij de uitvoering ondersteund door een ambtelijk secretaris en het bureau van de sKK. De Klachtenkamer behandelt klachten volgens de in het reglement vastgestelde werkwijze. De wet bepaalt in welke gevallen een klacht kan worden ingediend. Voor de wijze van behandeling en inhoud van het reglement verwijzen wij naar het reglement Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang. Voorzitter benoemd door sKK Lid, benoemd door de werkgevers Lid, benoemd door Boink
mr. J.P. van Loon mevr. G. Dolsma drs. Th. Blom
(vervanger mr. H.W.V. Rouffaer) (vervanger mevr.mr S.M.A.F.Sjoukes) (vervanger mevr.mr. A.J. Kattenwinkel)
Vanaf 1 januari 2009 moet een houder zorgdragen voor het op adequate wijze uitvoering geven aan artikel 60a van de Wet kinderopvang. Oudercommissie hebben er belang bij dat voor hun organisatie ook in de toekomst een goede klachtenregeling van kracht is. In september 2008 is ter informatie van de regeling een mailing verzonden met een mapje met het reglement en uitleg naar alle aansluitingen van de sKK. Dezelfde mailing is verzonden aan alle leden van Boink. Hierop hebben veel houders gereageerd door zich aan te melden, hetgeen zichtbaar is op de website www. klachtenkamer.nl De leden van de klachtenkamer zijn op de volgende data bijeen geweest: - 19 juli 2007 - 19 december 2007 - 8 februari 2008 - 14 maart 2008 - 15 april 2008 - 17 juni 2008 - 19 december 2008 De klachtenkamer heeft in 2007 2 klachten behandeld, waarvan 1 klacht niet ontvankelijk is en in de ander klacht is uitspraak gedaan. In 2008 heeft de klachtenkamer 31 klachten, ingediend in 2008, en vijf klachten, ingediend in 2007, beoordeeld: - De klachtenkamer heeft in vijftien gevallen uitspraak gedaan; - Veertien klachten zijn door de klachtenkamer als niet ontvankelijk beoordeeld; - Vier klachten zijn niet behandeld omdat zij zijn ingetrokken door de OC of omdat de OC heeft nagelaten desgevraagd tijdig nader informatie aan de Klachtenkamer te verstrekken - Drie klachten zijn ten tijde van het schrijven van dit jaarverslag om uiteenlopende redenen nog in behandeling
1
De vijftien uitspraken van de Klachtenkamer in 2008
De Klachtenkamer heeft tien klachten van oudercommissies gegrond verklaard. Vijf klachten zijn door de commissie als ongegrond beoordeeld. De klachten hadden betrekking op adviestrajecten over de volgende aangelegenheden: - wijziging van prijs (6 gegrond, 2 ongegrond) - wijziging van prijs en aanbod (3 gegrond, 2 ongegrond) - verhuizing – wijziging pedagogisch beleid (1 ongegrond) - pedagogisch beleid (1 gegrond) De klachten van de oudercommissies hadden de volgende klachtgronden: - de houder heeft nagelaten advies aan te vragen - de houder is onvoldoende gemotiveerd afgeweken van het advies - de houder heeft onvoldoende informatie verschaft om een gefundeerd advies uit te brengen
(2 gegrond) (8 gegrond, 4 ongegrond) (1 ongegrond)
De Klachtenkamer heeft 13 keer uitspraak gedaan op basis van een hoorzitting (in overleg met partijen zijn in drie gevallen identieke klachten samengevoegd). De Klachtenkamer heeft twee keer uitspraak gedaan op basis van de stukken die door partijen zijn overgelegd. Bindend advies
Uitspraken en adviezen van de Klachtenkamer zijn alleen bindend indien de houder en de oudercommissie voor aanvang van de behandeling door de Klachtenkamer hebben verklaard dat zij de uitspraak als bindend advies zullen opvolgen. De Klachtenkamer heeft in 2008 twee bindende adviezen uitgebracht. De overige dertien uitspraken van de Klachtenkamer waren niet bindend omdat de houder en de oudercommissie geen eensluidende verklaringen hebben gedaan over de mate waarin de uitspraak van de Klachtenkamer bindend zal zijn. In al deze gevallen heeft de houder op voorhand verklaard de uitspraak niet als bindend advies te aanvaarden. Alle oudercommissies die een klacht hebben ingediend hebben verklaard de uitspraak van de Klachtenkamer als bindend te aanvaarden.
De niet ontvankelijke klachten
De Klachtenkamer heeft veertien klachten die in 2008 zijn ingediend als niet ontvankelijk beoordeeld op basis van de volgende argumentatie: -d e decentrale oudercommissie heeft een klacht ingediend over een aangelegenheid waarvoor zij het adviesrecht had gemandateerd aan de centrale oudercommissie (1) - de oudercommissie heeft de klacht ingediend bij de Klachtenkamer nadat de reglementaire termijn daarvoor was verstreken (13)
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
KK 01-07
Klacht ontvangen op 14 januari 2007 niet ontvankelijk op 19 juli 2007 In haar eerste zitting op 19 juli 2007 heeft de Klachtenkamer de klacht behandeld. De Klachtenkamer betreurt het dat zij niet sneller op de klacht heeft kunnen reageren. Hoewel de oprichting van de Klachtenkamer reeds op 15 december 2006 is aangekondigd heeft het tot juli 2007 geduurd voordat de oudervereniging Boink en de Brancheorganisaties overeenstemming hadden bereikt over het reglement en de samenstelling van de Klachtenkamer. Feitelijk was er dus tot 19 juli nog geen Klachtenkamer. Voor klachten waarvan de klachttermijn is aangevangen tussen 15 december 2006 en 1 juli 2007 is in het reglement een overgangsregeling (artikel 11, lid2) opgenomen zodat deze ondanks de termijnen die in artikel 5, lid 4, zijn vastgelegd in behandeling kunnen worden genomen.
Overweging
De Klachtenkamer heeft allereerst de ontvankelijkheid van de klacht beoordeeld. Op grond van het reglement Klachtenkamer is de klacht niet ontvankelijk omdat de klachttermijn van uw klacht is aangevangen vóór 15 december 2006. Uw klacht heeft voornamelijk betrekking op de onzorgvuldige adviesprocedure die de organisatie naar uw mening heeft gevolgd met betrekking tot de verruiming van de openingstijden per 1 januari 2007. De klachtgrond zoals omschreven in artikel 5, lid 3a, van het reglement Klachtenkamer is daarmee van toepassing: de houder heeft nagelaten een advies te vragen aan de oudercommissie over een voorgenomen besluit als bedoeld in artikel 60 lid 1 van de Wet Kinderopvang. Ten aanzien van deze klachtgrond is in artikel 5, lid 4a, onder meer geregeld dat de houder onverwijld in kennis dient te worden gesteld van de klacht. Uit het klachtformulier dat u aan de Klachtenkamer heeft gezonden blijkt dat u de klacht op 30 november 2006 aan organisatie heeft voorgelegd. Uit de toelichting bij artikel 11, lid 2, blijkt dat deze datum moet worden beschouwd als de aanvang van de klachttermijn. De overgangsregeling heeft betrekking op klachten waarvan de klachttermijn is aangevangen vóór 15 december 2006. Derhalve is de klacht van de oudercommissie niet ontvankelijk.
Overweging ten overvloede
De klacht heeft betrekking op de besluitvormingsprocedure van organisatie inzake het verruimen van de openingstijden. Naar de mening van de oudercommissie zijn er fouten gemaakt in de procedure. Ook is naar het oordeel van de oudercommissie de mening van ouders onvoldoende meegewogen en zijn de argumenten onvoldoende uitgewisseld. In de reglementen van de oudercommissie en de cliëntenraad is geregeld dat lokale oudercommissies de centrale cliëntenraad kunnen mandateren om namens hen medezeggenschap uit te oefenen. Hoewel de Klachtenkamer niet beschikt over een afschrift van het mandaat van de lokale oudercommissies aan de Centrale Cliëntenraad van organisatie leidt zij uit de omschrijving van uw vijfde klacht af dat het mandaat reglementair is gegeven. De oudervertegenwoordiging die bevoegd is de organisatie te adviseren is ook bevoegd een klacht in te dienen bij de Kamer (zie de toelichting bij artikel 1, lid 2 van het Reglement Klachtenkamer). Dit houdt in dat de Centrale Cliëntenraad een klacht kan indienen bij de Kamer; de oudercommissies van de kindercentra hebben samen met het mandaat om te adviseren ook het recht om een klacht in te dienen bij de Kamer overgedragen aan de cliëntenraad.
KK 02-07
Klacht ontvangen op 25 september 2007 en behandeld op december 2007 Oudercommissie klaagt er over dat houder heeft nagelaten een advies te vragen over het voorgenomen besluit over de tarieven van 2008. Oudercommissie heeft de Centrale Oudercommissie niet gemandateerd om namens hen het wettelijk toegekende adviesrecht uit te oefenen. Oudercommissie is derhalve van mening dat houder het voorgenomen besluit over de tarieven 2008 ter advisering aan haar, als lokale oudercommissie(s) moet voorleggen.
Overwegingen en eindoordeel
Partijen verschillen van mening over de vraag of oudercommissie het recht heeft het mandaat dat zij aan de centrale oudercommissie heeft gegeven om over de in het reglement oudercommissie, artikel 8,
3
opgenomen punten te adviseren, geheel of gedeeltelijk, in te trekken. De houder is van oordeel dat gegeven de onherroepelijkheid van het mandaat de klacht niet ontvankelijk is. De Klachtenkamer zal in zijn oordeel ingaan op het standpunt van houder. Om zich een oordeel te vormen over de klacht heeft de klachtenkamer onderzocht wat er in de vigerende regelgeving en de afspraken tussen convenantpartijen is geregeld over de medezeggenschap van ouders. Tevens heeft de kamer onderzocht wat houder en commissie hierover hebben geregeld. 1 De Wet Kinderopvang bepaalt in artikel 58 dat houder voor elke vestiging een oudercommissie dient in te stellen die tot taak heeft om hem te adviseren over de in artikel 60 van de Wet geregelde aangelegenheden. In de Wet wordt niet gesproken over de instelling van een centrale oudercommissie. Hieruit blijkt dat de wetgever het adviesrecht op vestigingsniveau heeft gelegd. 2 In de Memorie van toelichting op de Wet Kinderopvang, paragraaf 5.3, stelt de wetgever dat de oudercommissie functioneert op het niveau van de uitvoeringsorganisatie waar de ouders direct mee te maken hebben. Vervolgens wordt in deze paragraaf gesteld dat een houder, indien hij meerdere kindercentra exploiteert, een centrale oudercommissie kan laten functioneren, naast decentrale oudercommissies. Over een taakverdeling tussen lokale oudercommissie en een centrale oudercommissie en over de wijze waarop deze moet worden geregeld is in de Wet Kinderopvang niets geregeld en in de Memorie van Toelichting wordt daarop niet ingegaan. De Klachtenkamer concludeert hieruit dat de wetgever aan de houder van kindercentra de ruimte geeft om de medezeggenschap van ouders naar eigen inzicht vorm te geven, zolang artikel 58, 59 en 60 van de Wet Kinderopvang, die op de medezeggenschap zien, door houder in acht worden genomen. 3 In het Convenant Kwaliteit Kinderopvang hebben partijen, MO-groep, de Brancheorganisatie en de belangenvereniging van ouders (BOINK) onder meer de volgende afspraken gemaakt over de medezeggenschap van ouders: - Medezeggenschap van ouders vindt, in aanvulling op wat de wet eist, zoveel mogelijk plaats via landelijk overeengekomen afspraken tussen partijen in de branche. - Partijen hebben een voorbeeldreglement (modelreglement) voor oudercommissies opgesteld. Hierin staan de rechten van ouders en de verplichtingen van de aanbieder. 4 In de preambule van het modelreglement stellen partijen dat voor grotere organisaties een centrale oudercommissie, naast de decentrale oudercommissie, voor zowel houders als ouders voordelen biedt. De centrale oudercommissie kan worden gemandateerd door de decentrale oudercommissies. Van het modelreglement kan worden afgeweken; het heeft het karakter van een handreiking/voorbeeld, cq het is niet bindend. 5 De term mandaat wordt in het bestuursrecht gebruikt voor de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen. De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid zelf te hanteren. Het mandaat is in bestuursrechtelijke zin herroepelijk. Hieruit kan echter, naar het oordeel van de klachtenkamer, niet worden afgeleid dat het mandaat van oudercommissie aan de centrale oudercommissie herroepelijk is omdat het bestuursrecht niet van toepassing is op de relatie tussen civiele partijen. 6 Het civiel recht gebruikt de termen volmacht en lastgeving voor de bevoegdheid om namens een andere partij rechtshandelingen te verrichten. Een volmacht kan worden ingetrokken, tenzij partijen zijn overeengekomen dat de volmacht onherroepelijk is. De klachtenkamer is van oordeel dat het mandaat van de decentrale oudercommissie aan de centrale oudercommissie om het adviesrecht over algemene aangelegenheden uit te oefenen, in juridische zin het karakter heeft van een volmacht. Of de volmachtgever bevoegd is om de volmacht in te trekken hangt af van hetgeen partijen hierover zijn overeengekomen. 7 In artikel 8 van het modelreglement van convenantpartijen wordt de mandatering aan de centrale oudercommissie geregeld. Artikel 8, lid 2, regelt dat één maal per twee jaar in een gezamenlijke bijeenkomst van de decentrale oudercommissie en de centrale oudercommissies wordt overlegd welke
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
onderwerpen voor mandatering in aanmerking komen. De decentrale oudercommissie zijn degenen die hierover stemmen. Uit artikel 8, lid 2, blijkt naar het oordeel van de klachtencommissie dat de convenantpartijen een herroepelijke volmacht van de decentrale oudercommissies aan de centrale oudercommissie hebben geregeld. De volmacht, zoals bedoeld door convenantpartijen, kan echter niet worden herroepen door één enkele locatiegebonden oudercommissie; hiervoor is een meerderheid van stemmen vereist in een vergadering waar een meerderheid van het aantal oudercommissies aanwezig is. 8 In zijn verweer, d.d. 12 november 2007, stelt houder dat het Reglement Oudercommissie van zijn organisatie is gebaseerd op het modelreglement van de belangenorganisaties (convenantpartijen). In tegenstelling tot convenantpartijen, die in het modelreglement de herroepelijkheid van het gemandateerde adviesrecht regelen, heeft houder hierover in het Reglement Oudercommissie niets geregeld. Houder heeft artikel 8, lid 2 van het modelreglement niet opgenomen in zijn Reglement Oudercommissies. Houder heeft echter evenmin, in een vervangend artikel, de (on)herroepelijkheid van het mandaat op een andere wijze geregeld. 9 Artikel 8, lid 4 van het Reglement Oudercommissies van houder regelt dat het adviesrecht tijdelijk teruggaat naar de decentrale oudercommissies in het geval dat de leden van de centrale oudercommissie uit hun functie zijn ontheven. Zo gauw een nieuwe centrale oudercommissie is benoemd is het mandaat weer van kracht. Dit artikel 8, lid 4, ziet er, naar het oordeel van de klachtenkamer, op dat het wettelijk aan ouders verleende adviesrecht gewaarborgd is, ook als de Centrale Oudercommissie tijdelijk uit haar functie is ontheven. Dit artikel ziet, naar het oordeel van de klachtencommissie, niet op de duur van het mandaat. De klachtenkamer stelt vast dat partijen feitelijk over de duur van het mandaat in het Reglement Oudercommissie niets hebben geregeld. De klachtenkamer heeft zich vervolgens afgevraagd of partijen bij het ondertekenen van het reglement hebben beoogd om daarin de onherroepelijkheid van het mandaat te regelen. Ter zitting is, desgevraagd, niet, of althans onvoldoende, gebleken dat partijen zulks hebben beoogd. De Klachtenkamer acht op grond van de bevindingen de klacht ontvankelijk. Voorts acht ze de klacht gegrond. De wetgever heeft in de Wet Kinderopvang de medezeggenschap van ouders op decentraal niveau gelegd. Daarbij heeft de wetgever ruimte gelaten aan houder om het adviesrecht over algemene aangelegenheden te laten uitoefenen door een centrale oudercommissie. Hiervoor is een volmacht nodig van de decentrale oudercommissies. Het staat partijen vrij om in een Reglement Oudercommissies de duur van het mandaat en de (on)herroepelijkheid daarvan te regelen. Partijen zijn dan gebonden aan hetgeen zij zijn overeengekomen. In het onderhavige geval hebben partijen in het Reglement Oudercommissie niets geregeld over de duur en de (on)herroepelijkheid van het mandaat. Een volmacht kan worden ingetrokken door de volmachtverlenende partij, tenzij door partijen anders is overeengekomen. In het onderhavige geval zijn partijen hierover niets overeengekomen. Oudercommissie is daarom bevoegd het mandaat dat zij heeft gegeven aan de centrale oudercommissie in te trekken. Advies
Reactie organisatie
KK 03-07 1
De Klachtenkamer adviseert aan houder om in zijn reglement Oudercommissie en Centrale Oudercommissie een bepaling op te nemen die de duur en de herroepelijkheid van het mandaat regelt. De reglementen worden geëvalueerd en aangepast
Klacht ontvangen op 13 november 2007 en behandeld in 2008 De Centrale Oudercommissie klaagt er over dat de houder heeft nagelaten om voldoende informatie te verstrekken om een gedegen advies uit te brengen over het voorgenomen besluit over de tarieven van 2008. De Centrale Oudercommissie is van mening dat voor een gedegen advies naast de beperkte onderbouwing van houder tevens inzicht nodig is in o.a. de aan het voorgenomen besluit ten grondslag liggende kosten calculatie en in de stukken waarop deze calculatie is gebaseerd.
5
2
De Centrale Oudercommissie klaagt er verder over dat houder onvoldoende motiveert waarom hij van het advies over de tariefstelling 2008 afwijkt. Houder toont naar de mening van de Centrale Oudercommissie in zijn reactie niet aan dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het volgen van dit advies.
Overwegingen en eindoordeel
Partijen verschillen van mening over de wijze waarop houder uitvoering dient te geven aan hetgeen de Wet Kinderopvang in artikel 60, lid 2 en lid 4, bepaalt over het adviesrecht van de oudercommissie. Artikel 60, lid 4, bepaalt dat houder oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie verstrekt die ze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. Artikel 60, lid 2, bepaalt dat houder van een advies van de oudercommissie slechts kan afwijken indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen dit advies verzet. Om zich een oordeel te vormen over de klacht heeft de klachtenkamer onderzocht of in de memorie van toelichting op de Wet Kinderopvang (hierna Wet) en in de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor een nadere interpretatie van artikel 60, lid 2 en lid 4. 1 De Wet bepaalt in artikel 60, lid 1, sub f, dat de oudercommissie het recht heeft advies uit te brengen over elke voorgenomen besluit met betrekking tot wijziging van de prijs van kinderopvang. In de discussie over dit wetsartikel in de Tweede Kamer, op 22 april 2004, (Handelingen TK 70-4606) stelt de minister dat een instemmingsrecht voor de oudercommissie en een verzwaard adviesrecht over financiële bedrijfsvoering een verregaande stap is als er steeds meer marktwerking gaat plaats vinden. Een dergelijk recht werkt belemmerend voor de ondernemer in een gewenste marktsituatie. Het Kamerlid mevrouw Huizinga-Heringa heeft betoogd dat er feitelijk sprake is van een imperfecte marktsituatie: “ouders die wonen in gebieden met weinig kinderopvang en waar een grote keuze ook niet te verwachten is worden door de minister het bos in gestuurd. Deze ouders kunnen niet stemmen met de voeten, want er is gewoon geen alternatief. Natuurlijk vinden ondernemers het lastig om te motiveren waarom zij aan kwaliteit of prijs willen morrelen, maar het lijkt me niet slecht dat zij duidelijk maken waarom dat nodig is. ” (Handelingen TK 70-4620) Mevrouw Huizinga-Heringa is voorstander van een serieuze positionering van oudercommissies. Daartoe heeft zij twee amendementen ingediend (TK, vergaderjaar 2003-2004, 28 447, nr, 54 en nr. 55). Amendement nr. 54 voorziet in een adviesrecht voor oudercommissie over de wijziging van de prijs van kinderopvang door toevoeging van een sub f aan artikel 56, eerste lid. Het is wenselijk dat ouders ook adviesrecht krijgen met betrekking tot de prijsontwikkeling in de kinderopvang. Amendement nr. 55 voorziet in een verzwaard adviesrecht voor oudercommissie door in artikel 56 na het eerste lid een lid in te voegen waarin is geregeld dat een houder slechts beargumenteerd mag afwijken van een advies van de oudercommissie. Hij dient schriftelijk en gemotiveerd aan te geven dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het advies. Beide amendementen zijn aangenomen en in de Wet opgenomen onder respectievelijk artikel 60, lid 1, sub f en artikel 60, lid 2. Daarmee is het verzwaard adviesrecht van oudercommissies over de wijziging van de prijs in de kinderopvang bij wet geregeld. 2 Artikel 60, lid 4, van de Wet bepaalt dat de houder aan de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie verstrekt die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. De klachtenkamer heeft uit de Memorie van toelichting op de Wet en uit de behandeling van de wet in de Tweede en Eerste Kamer niet kunnen afleiden welke concrete informatie moet worden overgelegd aan de oudercommissie om haar in staat te stellen haar taak te vervullen. Ook de convenantpartijen geven hieraan in hun voorbeeldreglementen voor de (centrale) oudercommissie geen nadere invulling. De informatie die de oudercommissie redelijkerwijs nodig heeft om het verzwaard adviesrecht uit te oefenen hangt af van het onderwerp waarover zij gevraagd is om advies uit te brengen. In de onderhavige casus is dat het voorgenomen besluit van houder tot wijziging van de tarieven met ingang van 1 januari 2008. De klachtenkamer heeft zich de vraag gesteld welke informatie de oudercommissie redelijkerwijs nodig heeft om een gefundeerd advies te kunnen geven over de verhoging van de tarieven. De klachtenkamer is
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
van mening dat houder bij zijn adviesaanvraag aan de oudercommissie inzicht moet bieden in de opbouw van het tarief en in de factoren die leiden tot kostenverhoging dan wel –verlaging op basis waarvan hij zijn voorgenomen besluit heeft genomen. Op basis van gedeeltelijke informatie kan de oudercommissie geen gefundeerd advies uitbrengen. Immers de prijs is mede een resultante van de afwegingen van de houder over andere onderdelen en andere factoren die voor de prijsbepaling van belang zijn zoals volume, bezettingsgraad, te behalen winst etc. Houder kan zich in zijn argumentatie om geen inzage te bieden niet beroepen op de eventuele vertrouwelijkheid of concurrentiegevoeligheid van de stukken omdat de geheimhoudingsplicht van de oudercommissie is geregeld in het reglement Centrale Oudercommissie. De klachtenkamer is van oordeel dat houder in zijn adviesaanvraag met bijlagen, d.d. 27 juli 2007, en in het memo van 27 augustus 2007, aan de oudercommissie niet alle informatie verstrekt die zij redelijkerwijs nodig heeft om een gefundeerd advies uit te brengen. Houder stelt in de memo van 27 augustus dat de totale kosten voor ruim 80% worden bepaald door personeels- en huisvestingskosten. Houder motiveert zijn voorgenomen besluit over de prijsstijging uitsluitend met een verwijzing naar de te verwachten stijging van deze beide kostensoorten. Met deze informatie heeft houder naar het oordeel van de klachtenkamer slechts gedeeltelijk inzicht gegeven in de berekeningsgrondslag voor de prijswijziging per 1 januari 2008. 3 Oudercommissie heeft haar deels negatieve advies aan houder uitgebracht op 4 september 2007. Houder heeft op 17 september schriftelijk gereageerd op dit advies. Houder verwijst in zijn reactie naar het belang van een verantwoorde bedrijfsvoering om zijn besluit om het negatieve advies van de oudercommissie niet op te volgen, toe te lichten. Oudercommissie is van mening dat organisatie in zijn reactie onvoldoende heeft aangetoond dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen opvolging van het advies van de oudercommissie. Artikel 60, lid 2, van de Wet regelt dat de houder slechts kan afwijken van het advies van de oudercommissie indien hij schriftelijk en gemotiveerd aangeeft dat het belang van de kinderopvang zich tegen het advies verzet. In de behandeling van de wet in de Eerste Kamer, 6 juli 2004, (Handelingen EK 38-2113) signaleert mevrouw Kalsbeek dat er een patstelling kan ontstaan wanneer de kinderopvangondernemer vindt dat het niet verhogen van de prijs economisch onverantwoord is, terwijl de oudercommissie vindt dat de argumentatie onvoldoende is. De minister verwijst daarop naar de bepaling dat de ondernemer moet aantonen dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het opvolgen van een negatief advies. De kinderopvangondernemer, aldus de minister, heeft dus het laatste woord. Naar het oordeel van de klachtenkamer beoogt de minister met deze stelling niet om het adviesrecht van de oudercommissie uit te hollen maar benadrukt hij daarmee de verantwoordelijkheid van de houder om zijn besluit deugdelijk te motiveren met een verwijzing naar het belang van de kinderopvang. Om te beoordelen of de argumentatie van de houder aantoont dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen opvolgen van het advies van de oudercommissie, is het van belang om nader in te gaan op het belang van de kinderopvang. Wat bedoelt de wetgever met het belang van de kinderopvang. In artikel 1, lid 1, sub b, van de Wet wordt kinderopvang omschreven als het bedrijfsmatig verzorgen en opvoeden van kinderen. Houder heeft in zijn verweer gesteld dat hij, nu het over de prijs gaat, onder het belang van de kinderopvang verstaat het bedrijfseconomisch belang van de kinderopvang. Oudercommissie heeft ter zitting betoogd dat zij een bredere invulling geeft aan het belang van de kinderopvang. Het belang van de kinderopvang heeft volgens de oudercommissie betrekking op de kwaliteit, inhoud en continuïteit van de opvang. In artikel 49 en artikel 50 van de Wet geeft de wetgever een nadere invulling aan de eisen die moeten worden gesteld aan verantwoorde kinderopvang: opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. De algemene omschrijvingen in de wet zijn door de werknemersorganisaties, MO-groep en Branchevereniging, en de oudervereniging BOINK inhoudelijk nader uitgewerkt in het Convenant Kwaliteit Kinderopvang. In de medezeggenschapsparagraaf van het convenant werken partijen het belang van de kinderopvang niet concreet verder uit.
7
De klachtenkamer is van oordeel dat het belang van de kinderopvang ziet op het belang om verantwoorde kinderopvang te kunnen (blijven) aanbieden die voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. De con tinuïteit van de organisatie speelt daarbij ook een rol en daarmee het bedrijfseconomisch belang van de houder. Dit brengt de klachtenkamer bij de vraag of houder in zijn schriftelijke reactie op het advies, d.d. 17 september, en in zijn besluit van 2 oktober 2007 voldoende onderbouwt dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het opvolgen van het advies. Houder stelt in zijn brief aan de oudercommissie, d.d. 17 september 2007 dat hij haar advies niet opvolgt. Hij acht dat “met het oog op een verantwoorde bedrijfsvoering in deze fase van ontwikkeling van de organisatie niet verantwoord.” In zijn bijlage bij het definitief besluit, d.d. 27 september 2007, stelt houder aanvullend dat het opvolgen van het advies tot een dermate grote financiële druk op de organisatie zal leiden, dat daarmee de continuïteit en kwaliteit van de geboden opvang onder druk zou komen te staan. Houder onthoudt zich van een verdere onderbouwing van deze stelling. Naar het oordeel van de klachtenkamer is de motivering van houder dermate globaal en algemeen dat deze niet kan worden aangemerkt als een motivering die voldoet aan de eisen van de Wet kinderopvang. Daarmee heeft de houder ook niet voldoende aangetoond dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het advies van de oudercommissie. Houder stelt dat er door het opvolgen van het advies een grote financiële druk op de onderneming zal ontstaan, maar onderbouwt deze stelling op geen enkele wijze. De Klachtenkamer acht op grond van de bevindingen klachtonderdeel 1 gegrond. Houder heeft oudercommissie onvoldoende informatie verschaft over de opbouw van het tarief en over de factoren die hebben geleid tot de prijswijziging. De klachtenkamer acht op grond van de bevindingen klachtonderdeel 2 gegrond. Houder verwijst naar bedrijfseconomische overwegingen op basis waarvan hij het advies van de oudercommissie naast zich neerlegt, maar heeft daarbij niet of althans onvoldoende gemotiveerd waarom hij het advies van de oudercommissie naast zich neerlegt. Reactie organisatie
KK 04-07
Houder maakt afspraken met de oudercommissies over de verwachting van informatie verstrekking, geheimhouding en de te volgen procedure. Daarnaast buigen partijen zich over de elementen die van belang zijn aan de orde te komen in de motivatie van de directie en wat wordt gezien als “het belang van de kinderopvang”.
Klacht ontvangen op 6 december 2007 en behandeld in 2008
1
De Centrale Ouderraad klaagt er over dat de houder heeft nagelaten haar de informatie te verstrekken die zij nodig heeft om een advies uit te brengen over het voorgenomen besluit over de tarieven van 2008. Houder heeft op 2 augustus 2007 aan de Centrale Ouderraad een advies gevraagd over het voorgenomen besluit over de prijsstelling 2008. Op 16 augustus heeft de raad aan houder schriftelijk om aanvullende informatie gevraagd. Houder heeft op 22 augustus nadere informatie verstrekt. De Centrale Ouderraad heeft houder op 23 augustus laten weten deze informatie onvoldoende te achten om op basis daarvan een advies uit te brengen. In haar schrijven heeft de raad specifiek aangegeven welke informatie zij nog mist. Houder is echter van mening dat hij de raad voldoende informatie heeft verstrekt en heeft de gevraagde informatie niet verstrekt.
2
De Centrale Ouderraad klaagt er verder over dat houder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij afwijkt van het door de raad uiteindelijk uitgebrachte negatieve advies. De Centrale Ouderraad heeft op 17 september 2007 een advies uitgebracht over het voorgenomen besluit. Op 28 september 2007 heeft houder schriftelijk gemotiveerd dat hij niet meegaat met het advies van de Centrale Ouderraad. De Centrale Ouderraad stelt zich op het standpunt dat houder hiermee onvoldoende motiveert waarom hij afwijkt van het advies.
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
Eindoordeel
De Klachtenkamer acht op grond van de geformuleerde bevindingen gelijk aan klacht 03-07 klachtonderdeel 1 gegrond. Houder heeft oudercommissie onvoldoende inzicht gegeven in de opbouw van het tarief en over de factoren die hebben geleid tot de prijswijziging. Houder heeft nagelaten de vermindering van inkomsten als gevolg van het verlies van babyplaatsen inzichtelijk te maken. Verder heeft houder aan oudercommissie niet onderbouwd dat de verhouding tussen personeelslasten en exploitatielasten 80 – 20 feitelijk van toepassing is bij houder. Houder heeft hiermee de ruimte laten ontstaan dat oudercommissie op basis van eigen onderzoek haar negatieve advies heeft gebaseerd op een afwijkende berekeningsgrondslag. De klachtenkamer acht op grond van de bevindingen zoals geformuleerd in klacht 03-07 klachtonderdeel 2 gegrond. Houder verwijst naar het belang van de kinderopvang. Houder geeft echter aan oudercommissie geen nadere uitleg welk belang van de kinderopvang in het gedrang komt. Daarmee heeft houder niet of althans onvoldoende gemotiveerd waarom hij het advies van de oudercommissie naast zich neerlegt. Reactie organisatie: Houder betreurt het dat in het Convenant Kwaliteit kinderopvang geen duidelijk uitgewerkt is wat wordt verstaan onder “het belang van de kinderopvang” en dat deze onduidelijkheid blijft bestaan met de uitspraak. Houder gaat zelf met oudercommissie uitwerking geven aan de behoefte tot informatie voorziening.
KK 05-07
Eerste melding ontvangen op 24 december 2007 en aanvulling 11 januari 2008
1
De oudercommissie klaagt er over dat de houder heeft nagelaten haar de informatie te verstrekken die zij nodig heeft om een advies uit te brengen over het voorgenomen besluit over de tarieven van 2008. Houder heeft op 12 juli 2007 aan de oudercommissie een advies gevraagd over het voorgenomen besluit over de voorgenomen tariefswijziging per 1 januari 2008. Op 24 juli 2007 heeft de oudercommissie aan houder schriftelijk om aanvullende informatie gevraagd. Houder heeft op 15 augustus per brief nadere informatie verstrekt. De oudercommissie heeft houder op 29 augustus 2007 laten weten dat haar, op basis van de door hem verstrekte informatie, niets anders rest dan een negatief advies uit te brengen. De oudercommissie blijft na het adviestraject van mening dat het niveau van informatieverstrekking van houder naar beneden afwijkt van hetgeen de Wet Kinderopvang voorschrijft.
2
De oudercommissie klaagt er verder over dat houder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij afwijkt van het door haar op 29 augustus uitgebrachte negatieve advies. Houder heeft op 18 september, 11 oktober en 26 november gereageerd op het negatieve advies van de oudercommissie. De oudercommissie is echter van mening dat houder onvoldoende heeft aangetoond dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het opvolgen van haar advies.
3
De oudercommissie klaagt er verder over dat houder heeft nagelaten advies te vragen over de wijziging van de openstelling voor dagopvang en buitenschoolse opvang met ingang van 1 januari 2008. Houder heeft deze wijziging aan de commissie kenbaar gemaakt in een bijlage bij de adviesaanvraag over de tariefstelling 2008, d.d. 12 juli 2007. Houder heeft echter voor deze wijziging geen advies aangevraagd. Oudercommissie stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een voorgenomen besluit ten aanzien van openingstijden. Een der gelijk voorgenomen besluit is, krachtens artikel 5 van het reglement oudercommissies houder, adviesplichtig.
Eindoordeel
De Klachtenkamer acht op grond van de bevindingen klachtonderdeel 1 gegrond. Houder heeft oudercommissie onvoldoende informatie verschaft over de berekeningsgrondslag waarop de prijswijziging is gebaseerd en welke aannames daaraan ten grondslag hebben gelegen. De klachtenkamer acht op grond van de bevindingen klachtonderdeel 2 gegrond. Houder geeft aan de oudercommissie aan op grond van welke overwegingen hij het advies naast zich neerlegt maar heeft onvoldoende aangetoond dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen opvolging van het advies van de oudercommissie. De klachtenkamer acht op grond van de bevindingen klachtonderdeel 3 gegrond. Houder geeft uitvoering aan het adviesplichtig besluit om de openstelling te verruimen terwijl hij heeft nagelaten hierover advies aan te vragen bij de oudercommissie.
9
Overweging ten overvloede
Het Reglement Oudercommissies houder Kinderopvang, artikel 6, regelt dat de oudercommissie bevoegd is ook ongevraagd te adviseren over de onderwerpen waarop zij adviesrecht heeft. Het staat de oudercommissie vrij om naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek dat zij heeft uitgevoerd naar de behoefte aan openstelling tussen kerst en oudjaar een ongevraagd advies over de openingstijden uit te brengen.
Reactie organisatie
Houder zal voortaan in de adviesaanvraag alle factoren die invloed hebben op de tariefswijziging toe lichten. Houder is van mening dat de tariefsverhoging geen gevolgen heeft voor de kwaliteit van de opvang maar van belang is om op basis van bedrijfseconomische aspecten de continuïteit van de opvang voor de korte en de lange termijn te waarborgen. In het rapport van de klachtenkamer staat echter ook dat houder heeft aangetoond dat er niet meer uren worden berekend in 2008 dan in 2007 en dat de openstelling van de opvang tussen kerst en oud en nieuw niet wordt doorberekend in het tarief. Derhalve is houder van mening dat een adviesaanvraag niet vereist is.
KK 06-07
Klacht ontvangen op 21 december van oudercommissie. Aan 7 identieke klachten van oudercommissies van dezelfde houder die in 2007 en 2008 ontvangen zijn, is deze uitspraak eveneens gezonden. De oudercommissie van het kindercentrum klaagt er over dat de houder heeft nagelaten haar om advies te vragen betreffende het besluit om de openingstijden te verruimen. De verruimde openingstijden werden al enige tijd bij wijze van experiment gehanteerd door houder. Nu houder voornemens is de verlenging van de opvangtijd per 1 januari 2008 in rekening te brengen aan ouders/verzorgers vervalt naar de mening van de oudercommissie het experimentele karakter en wordt de verruiming formeel. Over een voorgenomen besluit over de openingstijden is volgens het Reglement Oudercommissie van de kindercentra van houder, artikel 6, lid e, verzwaard adviesrecht van toepassing. Houder heeft nagelaten advies in te winnen bij de Oudercom missie van het kindercentrum over het voornemen om de openingstijden te verlengen.
Overwegingen en eindoordeel
Om zich een oordeel te vormen over de ontvankelijkheid van de klacht heeft de Klachtenkamer onderzoek gedaan naar de gebeurtenissen die aanleiding zijn geweest voor de klacht. Om te beoordelen of de klacht ontvankelijk is, dient naar het oordeel van klachtencommissie allereerst te worden gekeken of de klacht is ingediend binnen de termijn die daarvoor is gesteld in het Reglement Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang (hierna reglement). Artikel 5, lid4, sub a, van het reglement ziet op de wijze waarop een klacht moet worden ingediend over het nalaten van een adviesaanvraag door houder. Oudercommissie dient houder onverwijld een schriftelijke kennisgeving te doen op het moment dat de oudercommissie het vermoeden van het geven van uitvoering constateert. Houder heeft met de brief van 29 oktober 2007 zijn klanten geïnformeerd over het prijsbeleid voor 2008 en het besluit om de verlengde openingstijden in rekening te brengen. Daarmee heeft houder uitvoering gegeven aan zijn besluit. Oudercommissie heeft in haar vergadering van 20 november 2007 het vermoeden van het geven van uitvoering geconstateerd. Tussen deze datum en het moment van uitvoering geven door de houder ligt een periode van ca. drie weken. De Klachtenkamer acht dit in de onderhavige casus, gelet op de vergaderfrequentie van de oudercommissie, en gelet op het feit dat de oudercommissie uit vrijwilligers bestaat, een aanvaardbare termijn. Oudercommissie heeft houder per brief, d.d. 10 december 2007, in kennis gesteld van haar vermoeden tot uitvoering van het besluit tot verruiming van openingstijden waarover hij conform het Reglement Oudercommissie advies had moeten aanvragen. Tussen het moment dat de oudercommissie het vermoeden van uitvoering constateerde (20 november 2007) en het moment dat zij houder daarvan in kennis stelde (10 december 2007) liggen 20 dagen. Dit is naar het oordeel van de Klachtenkamer te lang om te voldoen aan de onverwijldheidseis die in artikel 5, lid 4, sub a van het reglement is geregeld.
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
De Klachtenkamer acht de klacht van oudercommissie, op basis van de bevindingen, niet ontvankelijk. Oudercommissie heeft organisatie niet onverwijld in kennis gesteld nadat zij het vermoeden tot het geven van uitvoering heeft geconstateerd.
KK 07-07
Klacht zie klacht KK 06-07
KK 08-07
Melding ontvangen op 24 december en ingetrokken zonder verdere informatie
KK 01-08
Klacht ontvangen op 4 januari en niet ontvankelijk verklaard op 6 februari
Overweging
De klachtenkamer neemt de klacht niet in behandeling. In het verzoekschrift schetst de oudercommissie de wijze waarop het adviestraject is verlopen. De klachtenkamer heeft op basis van het verloop van het adviestraject geoordeeld dat de klacht niet ontvankelijk is. In de adviesaanvraag over de voorgenomen tariefwijziging 2008, d.d. 12 juli 2007, heeft de houder de adviestermijn gesteld op zes weken. De gestelde termijn is ruimer dan de adviestermijn die in het Reglement Oudercommissies van organisatie is geregeld. De oudercommissie heeft, vanwege de wijze waarop houder de aanvraag heeft verzonden, niet eerder dan op 24 juli 2007 van de inhoud van de adviesaanvraag kennis genomen. De klachtenkamer acht het redelijk de gestelde adviestermijn van zes weken te laten ingaan op het moment dat de oudercommissie redelijkerwijs van de inhoud van de adviesaanvraag kennis heeft kunnen nemen. Dit brengt met zich mee dat de adviestermijn redelijkerwijs inging op 24 juli 2007 en dat de houder op maandag 3 september 2007 van het advies op de hoogte moest zijn gesteld. De oudercommissie heeft op 6 september 2007 een negatief advies uitgebracht waarin zij tevens aangeeft een nadere toelichting nodig te hebben om tot een positief advies te kunnen komen. Oudercommissie heeft daarmee niet binnen de termijn van zes weken gereageerd op de adviesaanvraag. Niet met een advies, maar ook niet met het verzoek om nadere informatie. Het argument dat een eventuele adviestermijn pas ingaat vanaf het moment dat houder aan zijn informatieplicht heeft voldaan gaat naar het oordeel van de klachtenkamer, gezien de bepalingen in het reglement, niet op nu de oudercommissie heeft nagelaten om binnen de adviestermijn van zes weken aan houder te melden dat zij meer informatie nodig had om tot een gefundeerd advies te komen.
Overweging ten overvloede
De Klachtenkamer is van oordeel dat een adviestraject voor alle partijen efficiënter en duidelijker verloopt als de wederzijdse correspondentie rechtstreeks, per post en/of per e-mail, aan de geadresseerde wordt verzonden dan wel overhandigd. Het verlies van twee weken aan het begin van het adviestraject had houder kunnen voorkomen indien hij de adviesaanvraag aan de secretaris of de voorzitter van de oudercommissie had geadresseerd. Het deponeren van de adviesaanvraag in een “bakje” van het kind van een oudercommissielid heeft het risico dat de post niet tijdig wordt gelezen en dat, mogelijk ook voor de houder fatale, termijnen worden overschreden.
KK 02-08
Zie klacht KK 06-07
KK 03-08
Zie klacht KK 06-07
11
KK 04-08
Klacht ontvangen op 19 februari De oudercommissie klaagt er over dat houder heeft nagelaten advies te vragen over een voorgenomen besluit tot wijziging van het pedagogisch beleidsplan. Vanaf 7 januari 2008 wordt het vervoer van de school naar de vestiging voor buitenschoolse opvang niet meer uitgevoerd door pedagogische medewerkers in dienst van houder, zoals in het pedagogisch beleidsplan is vastgelegd, maar door een Taxicentrale. Toen de ouder commissie hiervan op de hoogte is gesteld door ouders heeft zij aan houder kenbaar gemaakt dat zij heeft geconstateerd dat de houder uitvoering geeft aan een besluit waarover het advies van de oudercommissie had moeten worden ingewonnen.
Overweging en eindoordeel
De Klachtenkamer heeft zich een oordeel gevormd over de gegrondheid van de klacht. In een overweging ten overvloede gaat de Klachtenkamer nog kort in op de adviesaanvraag over het gewijzigde beleid t.a.v. vervoer van BSO kinderen. In de Wet Kinderopvang, hierna Wet, (artikel 60, lid 2) is geregeld dat de oudercommissie verzwaard adviesrecht heeft ten aanzien van de aangelegenheden die in artikel 60, lid 1 met name genoemd zijn. Het Reglement Oudercommissie (artikel 6, sub b) regelt conform artikel 60, lid 1 van de Wet dat de oudercommissie adviesrecht heeft over elk voorgenomen besluit inzake het pedagogisch beleidsplan. Partijen verschillen hierover niet van mening. Houder schetst in zijn verweer dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat de nieuwe vervoersregeling een wijziging van het pedagogisch beleidsplan zou inhouden en dat hij daarover advies had moeten vragen aan de oudercommissie. Hij erkent dat dit een omissie van zijn kant is. De klachtenkamer is van oordeel dat van een professionele organisatie mag worden verwacht dat zij wijzigingen in het pedagogisch beleid niet alleen op een inhoudelijk zorgvuldige maar ook op een procedureel correcte wijze doorvoert. Door na te laten om advies aan te vragen over de voorgenomen maatregel ten aanzien van het taxivervoer van BSO kinderen is houder voorbijgegaan aan het wettelijk vastgelegde adviesrecht van de oudercommissie.
Eindoordeel
De Klachtenkamer acht op grond van de geformuleerde bevindingen de klacht gegrond. Houder heeft nagelaten de oudercommissie om advies te vragen over een advies- plichtig voorgenomen besluit.
Overweging ten overvloede
Houder heeft alsnog aan oudercommissie advies gevraagd over het taxivervoer van de BSO kinderen in zijn brief van 24 januari 2008 met bijlage. In de brief geeft houder summier aan dat hij een keuze heeft moeten maken voor een andere organisatie van het taxivervoer. De klachtenkamer vraagt zich af waarom houder in zijn adviesaanvraag aan de oudercommissie volstaat met een verwijzing naar de toenemende druk op de kinderopvang en de druk op de arbeidsmarkt, terwijl houder in zijn brief aan de klachtenkamer, d.d. 13 maart 2008, onder ad 1. Waarom wijziging van de vervoersregeling uitgebreide informatie verstrekt over zijn overwegingen om de vervoersregeling te wijzigen.
Advies
De klachtenkamer adviseert houder om voorgenomen besluiten waarop een verzwaard adviesrecht rust tijdig en voorzien van voldoende informatie ter advisering aan de oudercommissie voor te leggen.
Reactie houder
Belangrijk aandachtspunt is het alerter zijn op het vragen van advies. Er is in deze situatie vanuit één gezichtspunt geredeneerd (het vervoer valt buiten de Wet en is dus niet adviesplichtig), terwijl daarover binnen de organisatie wel beleidsuitgangspunten zijn opgenomen in het pedagogisch beleidsplan. Dit laatste is over het hoofd gezien.
KK 04b-08 Samenvatting
Klacht ontvangen van zelfde klager op 22 januari en niet ontvankelijk op 21 maart Oudercommissie klaagt er over dat houder onvoldoende motiveert waarom hij afwijkt van het door de oudercommissie uitgebracht advies. Houder maakt naar de mening van de oudercommissie onvoldoende duidelijk dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het opvolgen van het advies van de oudercommissie.
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
Ontvankelijkheid
De klachtenkamer zal de klacht niet in behandeling nemen. De klachtenkamer heeft op basis van het verloop van het adviestraject geoordeeld dat de klacht niet ontvankelijk is. Artikel 5, lid 4, sub b, van het Reglement Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang (hierna reglement) regelt dat de klacht dient te worden ingediend binnen acht weken nadat de oudercommissie schriftelijk in kennis is gesteld van het besluit van de houder (om) af te wijken van het advies van de oudercommissie. Houder heeft op 27 september 2007 schriftelijk aangegeven aan de oudercommissie dat hij deels afwijkt van het advies. De klacht is ingediend op 19 februari 2008. Dit is 22 weken nadat houder zijn brief van 27 september 2007 aan de oudercommissie heeft gestuurd. Hiermee heeft de oudercommissie de termijn van acht weken ruimschoots overschreden. De klachtenkamer heeft er oog voor dat de discussie tussen oudercommissie en houder over het advies nog voortduurt. Deze omstandigheid ontslaat de oudercommissie er echter niet van om de in het reglement bepaalde termijnen in acht te nemen.
KK 05-08 Samenvatting
Ontvankelijkheid
Klacht ontvangen op 20 februari en niet ontvankelijk op 21 maart Oudercommissie klaagt er over dat houder onvoldoende motiveert waarom hij afwijkt van het door de oudercommissie uitgebracht advies. Houder maakt naar de mening van de oudercommissie onvoldoende duidelijk dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het opvolgen van het advies van de oudercommissie. De klachtenkamer zal de klacht niet in behandeling nemen. De klachtenkamer heeft op basis van het verloop van het adviestraject geoordeeld dat de klacht niet ontvankelijk is. Artikel 5, lid 4, sub b van het Reglement Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang (hierna reglement) regelt dat de klacht dient te worden ingediend binnen acht weken nadat de oudercommissie schriftelijk in kennis is gesteld van het besluit van de houder (om) af te wijken van het advies van de oudercommissie. Houder heeft op 9 oktober 2007 schriftelijk aangegeven aan de oudercommissie dat hij afwijkt van het advies. De klacht is ingediend op 14 februari 2008. Dit is 19 weken nadat houder zijn brief van 9 oktober aan de oudercommissie heeft gestuurd. Hiermee heeft de oudercommissie de termijn van acht weken ruimschoots overschreden. De klachtenkamer heeft er oog voor dat de discussie over het advies en de onduidelijkheid over de vraag aan welke oudercommissie nu advies gevraagd had moeten worden, nog heeft geduurd tot halverwege december 2007. Deze omstandigheid ontslaat de oudercommissie er echter niet van om de in het reglement bepaalde termijnen in acht te nemen.
KK 06-08
Zie klacht KK 06-07
KK 07-08
Klacht ontvangen op 4 maart en niet ontvankelijk Oudercommissie klaagt er over dat houder heeft nagelaten de oudercommissie alle informatie te verstrekken die zij nodig heeft om een afgewogen advies te geven over de verruiming van de openingstijden (klachtonderdeel 1). Verder klaagt oudercommissie er over dat houder haar negatieve advies zonder nadere motivering ter zijde legt (klachtonderdeel b).
13
De klachtenkamer neemt de klacht niet in behandeling. De klachtenkamer heeft op basis van het verloop van het adviestraject geoordeeld dat de klacht niet ontvankelijk is. Klachtonderdeel 1
Artikel 5, lid 4 van het Reglement Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang (hierna reglement) ziet op de termijn waarbinnen een klacht dient te worden ingediend. Een klacht over de nalatigheid van houder met betrekking tot het verstrekken van voldoende informatie, dient, conform artikel 5, lid 4, sub c, te worden ingediend binnen acht weken na het schriftelijk verzoek daartoe aan houder. Oudercommissie heeft in haar advies van 25 juli 2007 schriftelijk aan de houder gemeld dat zij over onvoldoende informatie beschikt om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. Tussen de hier bedoelde e-mail van de oudercommissie en het indienen van de klacht op 29 februari ligt meer dan een half jaar. Hiermee heeft de oudercommissie de termijn van acht weken ruimschoots overschreden. De klachtenkamer kan dit klachtonderdeel op basis van artikel 5, lid 4, sub c, van het reglement niet in behandeling nemen.
Klachtonderdeel 2
Artikel 5, lid 4, sub b, van het reglement ziet op de termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend over de houder die onvoldoende motiveert waarom hij afwijkt van het advies van de oudercommissie. Een dergelijke klacht dient te worden ingediend binnen acht weken nadat de oudercommissie schriftelijk in kennis is gesteld van het besluit van houder om af te wijken van het advies van de oudercommissie. Houder heeft op 6 augustus 2007 aan de oudercommissie te kennen gegeven dat hij zal afwijken van het advies van de oudercommissie. Tussen de hier bedoelde e-mail van houder aan de oudercommissie en het indienen van de klacht op 29 februari 2008 ligt meer dan een half jaar. Hiermee heeft de oudercommissie de termijn van acht weken ruimschoots overschreden. De klachtenkamer kan dit klachtonderdeel op basis van artikel 5, lid 4, sub b, van het reglement niet in behandeling nemen.
KK 08-08
Zie klacht KK 06-07
KK 09-08
Zie klacht KK 06-07
KK 10-08
Zie klacht KK 06-07
KK 11-08
Klacht ontvangen 24 april en ontvankelijk 19 mei De oudercommissie klaagt er over dat houder heeft nagelaten advies te vragen over een voorgenomen besluit tot wijziging van het tarief voor kinderopvang per 1 juni 2008. De Centrale Oudercommissie heeft zich zelf opgeheven en heeft geen advies kunnen uitbrengen aan houder. Oudercommissie is van mening dat het aan de Centrale Oudercommissie gemandateerde adviesrecht inzake prijswijzigingen aan haar terugvalt als de Centrale Oudercommissie niet (meer) bestaat.
Overwegingen
Partijen verschillen van mening over de vraag of houder advies moet vragen aan de decentrale oudercommissie over de gemandateerde aangelegenheden, in casu de wijziging van het tarief per 1 juni 2008, als de centrale oudercommissie geen leden heeft maar uitsluitend vacante plaatsen.
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
Alvorens in te gaan op de klacht heeft de klachtenkamer de ontvankelijkheid van de klacht beoordeeld. Oudercommissie heeft een klacht ingediend op grond van artikel 5, lid 3, sub a van het Reglement Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang (hierna Reglement Klachtenkamer). Oudercommissie heeft zich gehouden aan de termijnen die in artikel 5, lid 4, sub a van het reglement zijn gesteld voor het indienen van een dergelijke klacht. De reglementaire termijnen vormen derhalve geen belemmering voor de ontvankelijkheid van de klacht. Voor de ontvankelijkheid van een klacht is verder van belang het antwoord op de vraag of onder de huidige omstandigheden cq het niet bezet zijn van de centrale oudercommissie de oudercommissie het adviesrecht over de voorgenomen prijswijziging kan uitoefenen. Volgens (de toelichting op) het reglement is de oudercommissie die de bevoegdheid om te adviseren over een aangelegenheid heeft overgedragen aan een ander orgaan niet gerechtigd een klacht in te dienen over het besluit van houder ten aan zien van die aangelegenheid. De klachtenkamer zal zich ook uitspreken over dit onderdeel van de ontvankelijkheid van de klacht. Om zich een oordeel te vormen over de klacht heeft de klachtenkamer onderzocht wat partijen hebben afgesproken over het adviesrecht. De afspraken die partijen hierover hebben gemaakt zijn vastgelegd in de reglementen van de centrale en decentrale oudercommissie. Allereerst heeft de klachtenkamer echter gekeken naar wat de wetgever heeft gezegd over het adviesrecht in kinderopvanginstellingen. 1 De Wet Kinderopvang bepaalt in artikel 58 dat houder voor elke vestiging een oudercommissie dient in te stellen die tot taak heeft om hem te adviseren over de in artikel 60 van de Wet geregelde aangelegenheden. In de Wet wordt niet gesproken over de instelling van een centrale oudercommissie. Hieruit blijkt dat de wetgever het adviesrecht op vestigingsniveau heeft gelegd. In de Memorie van toelichting op de Wet Kinderopvang, paragraaf 5.3, stelt de wetgever dat de oudercommissie functioneert op het niveau van de uitvoeringsorganisatie waar de ouders direct mee te maken hebben. Vervolgens wordt in deze paragraaf gesteld dat een houder, indien hij meerdere kindercentra exploiteert, een centrale oudercommissie kan laten functioneren, naast decentrale oudercommissies. Over een taakverdeling tussen lokale oudercommissie en een centrale oudercommissie en over de wijze waarop deze moet worden geregeld is in de Wet Kinderopvang niets geregeld en in de Memorie van Toelichting wordt daarop niet ingegaan. 2 De klachtenkamer heeft onderzocht of partijen hierover nadere afspraken hebben gemaakt. De taakverdeling tussen centrale en decentrale oudercommissies is door houder geregeld in het Reglement voor de Oudercommissie van een kindercentrum (hierna Reglement OC). Door ondertekening van het reglement heeft de oudercommissie de adviesbevoegdheid over de in het reglement genoemde aangelegenheden overgedragen aan de centrale oudercommissie (zie onder artikel 8, lid 1, sub a tot en met sub e). Artikel 8 ziet op de mandatering van de adviesbevoegdheid, maar feitelijk gaat het om verlenen van een volmacht. Het begrip mandatering wordt in het bestuursrecht gebruikt voor de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het civiel recht, dat op de verhouding tussen partijen van toepassing is, gebruikt de term volmacht voor de bevoegdheid om namens een andere partij rechtshandelingen te verrichten. Een volmacht kan worden ingetrokken, tenzij de volmacht onherroepelijk is. Partijen zijn hierover in het reglement niets overeengekomen. Partijen hebben wel geregeld dat de decentrale oudercommissies het functioneren van de centrale oudercommissie aan de orde kan stellen. Artikel 8, lid 4 van het Reglement OC regelt op welke wijze de decentrale oudercommissies de (leden van) de centrale oudercommissie uit hun functie kunnen ontheffen. Artikel 8, lid 5 regelt dat het gevolmachtigde adviesrecht in een dergelijk situatie tijdelijk terug gaat naar de oudercommissies van de kindercentra totdat een nieuwe centrale oudercommissie is ingesteld. Daarmee heeft houder in het reglement gewaarborgd dat het wettelijk geregelde verzwaard adviesrecht binnen zijn organisatie kan worden (blijven) uitgeoefend, ook als de leden van de centrale oudercommissie uit hun functie zijn ontheven. Over de uitoefening van het wettelijk adviesrecht als (de leden) van de centrale oudercommissie uit zich zelf zijn opgestapt, wat in de voorliggende casus aan de orde is, hebben partijen in het reglement niets geregeld. Partijen verschillen van inzicht over de vraag of in dit geval het adviesrecht (ook) terugvalt naar de decentrale oudercommissie.
15
3 De klachtenkamer is van oordeel dat voor het beantwoorden van deze vraag de hierboven geformuleerde bevindingen relevant zijn. De wetgever heeft het adviesrecht op vestigingsniveau gelegd, maar laat de mogelijkheid open aan houder om een centrale oudercommissie in te stellen. Houder heeft aan de wettelijke positionering van de oudercommissie op vestigingsniveau recht gedaan door de volmacht van het adviesrecht aan de centrale oudercommissie te regelen in het Reglement OC. Als de leden van de centrale oudercommissie zijn ontheven uit hun functie valt het adviesrecht over de gemandateerde aangelegenheden terug naar de decentrale oudercommissies. Leidend in het oordeel van de Klachtenkamer is dat de wetgever het adviesrecht ten principale op vestigingsniveau heeft neergelegd. Verder is de klachtenkamer van oordeel dat de situatie in dit geval materieel gelijk is aan de situatie waarvoor in het Reglement OC, artikel 8, lid 5 een bepaling is opgenomen cq de ontheffing van de leden van de centrale oudercommissie uit hun functie. In beide gevallen is de centrale oudercommissie als adviesorgaan ingesteld en zijn alle zetels vacant waardoor het gevolmachtigde adviesrecht niet kan worden uitgeoefend. Eindoordeel Over de ontvankelijkheid
De Klachtenkamer acht de klacht op grond van de bevindingen en oordelen ontvankelijk. Als het gevolmachtigde adviesrecht terugvalt naar de decentrale oudercommissie verkrijgt zij ook weer het recht om een klacht in te dienen.
Over de klacht
De klachtenkamer acht de klacht op basis van de geformuleerde bevindingen en oordelen gegrond. De wetgever heeft het adviesrecht op het niveau van de vestiging gelegd. Als het door de decentrale oudercommissies gevolmachtigde adviesrecht door de centrale oudercommissie niet kan worden uitgeoefend valt dit terug naar het niveau van de vestiging.
Advies
De behandeling van een klacht over een besluit van de houder door de klachtenkamer heeft geen opschortende werking. Houder heeft uitvoering gegeven aan zijn besluit om de prijs van de kinderopvang met ingang van 1 juni 2008 te wijzigen. Nu de klacht gegrond is verklaard adviseert de klachtenkamer aan houder om de oudercommissie alsnog in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over de betreffende wijziging van de prijs.
Reactie organisatie
KK 12-08 Overweging
De houder is op korte termijn in overleg getreden met de decentrale oudercommissies om passend overleg te voeren.
Klacht ontvangen op 9 juni en niet ontvankelijk De klacht is ingediend door de oudercommissie die, d.d. 15 september 2007 om advies is gevraagd door de houder inzake het voorgenomen besluit over de verhoging van de tarieven per 1 januari 2008. De oudercommissie heeft op 25 oktober 2007 schriftelijk een negatief advies uitgebracht, nadat houder desgevraagd mondeling en schriftelijk nadere informatie had verstrekt op het voorgenomen besluit. Houder heeft op 29 oktober schriftelijk aan de oudercommissie laten weten dat zij de tariefstelling, na afweging van het advies, conform het voorgenomen besluit zal doorvoeren (prijsverhoging naar € 6,10). De Klachtenkamer heeft eerst vastgesteld dat de oudercommissie bevoegd is de klacht in te dienen bij de Klachtenkamer conform het reglement Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang (hierna reglement) , artikel 1, lid 2, toelichting. Vervolgens heeft de Klachtenkamer op grond van de e-mail van 7 oktober 2008 overgenomen dat de klacht is ingediend op 9 juni 2008. De oudercommissie klaagt er over dat houder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij het negatieve advies van de oudercommissie naast zich heeft neergelegd. Deze klacht is op zich ontvankelijk conform het reglement artikel 5, lid 3, sub b. De klacht dient echter conform het reglement, artikel 5, lid 4, sub b te worden ingediend binnen 8 weken nadat de oudercommissie schriftelijk in kennis is gesteld van het besluit van houder om af te wijken van
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
het advies van de oudercommissie. Houder heeft zijn besluit om af te wijken van het advies op 29 oktober 2007 kenbaar gemaakt aan de oudercommissie. Deze datum moet als peildatum voor het beoordelen van de termijn van acht weken worden genomen. De klacht van de oudercommissie is ingediend op 9 juni 2008; dit is ruim zes maanden nadat de oudercommissie op de hoogte is gesteld van het besluit van de houder. Dit brengt met zich mee dat de Klachtenkamer de klacht niet ontvankelijk heeft verklaard. De Klachtenkamer komt daarmee niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de klacht.
KK 13-08
Zie klacht KK 06-07
KK 14-08
Klacht ontvangen 4 april en niet ontvankelijk
Samenvatting
Houder heeft op 24 januari 2008 alsnog schriftelijk advies gevraagd over zijn reeds genomen besluit het beleid ten aanzien van het taxivervoer voor BSO kinderen te wijzigen. Oudercommissie heeft houder per brief, dd. 12 februari 2008, laten weten dat zij met de verstrekte gegevens over onvoldoende informatie beschikt om een gefundeerd advies uit te brengen. Oudercommissie verzoekt ondermeer om nadere informatie te verschaffen over het aantal kinderen dat gebruik maakt van de BSO, het aantal pedagogisch medewerkers en de routing van de taxiritten. Oudercommissie heeft de klacht op 4 juli 2008 ingediend bij de klachtenkamer, ruim dertien weken na 1 april 2008. Daarmee heeft oudercommissie de reglementaire termijn van acht weken overschreden. De klacht is derhalve niet ontvankelijk is en zal niet door de klachtenkamer in behandeling worden genomen.
Overweging ten overvloede
Het valt de klachtenkamer op dat partijen in zich in de adviesprocedure hebben beperkt tot een schriftelijke uitwisseling van stukken. De klachtenkamer geeft partijen in overweging om zeker in zwaarwichtige aangelegenheden als de wijziging van het pedagogisch beleid met elkaar in overleg te treden in een overlegvergadering. In een dergelijk vergadering kunnen partijen naast inhoudelijk uitwisseling van standpunten ook mondeling toelichten op welke gronden bepaalde informatie nodig wordt geacht resp. het verstekken daarvan wordt geweigerd. Deze overlegvergadering kan op een zodanig moment plaatsvinden dat de termijn voor het eventueel indien van een klacht niet wordt overschreden.
KK 15-08
Melding ontvangen op 5 augustus en na verzoek om toelichting ingetrokken.
KK 16-08
Klacht ontvangen 13 oktober en ontvankelijk 22 oktober, identiek door 4 oudercommissies ingediend. De oudercommissie klaagt er over dat houder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij afwijkt van het door de oudercommissie uitgebrachte advies inzake het voorgenomen besluit inzake Tarieven en Aanbod 2009. De oudercommissie heeft op 5 september 2008 de volgende adviezen uitgebracht: - Het gelijkstellen van de tarieven taxivervoer VSO aan die van taxivervoer NSO. - Voor het vaststellen van de vakantieperiodes uit te gaan van de vakantieperiodes van de scholen waarvan de kinderen van de locatie gebruik maken (en niet uit te gaan van het advies van het ministerie van OCW). - Het gebruik van automatische incasso te stimuleren door korting te geven aan de ouders die hiervoor een machtiging af geven en af te zien van de toeslag aan ouders die er voor kiezen op andere wijze te betalen. - Het tarief voor de buitenschoolse opvang en de dagopvang naar beneden bij te stellen naar € 6,10. In haar brief van 2 oktober heeft houder volgens de oudercommissie niet voldoende gemotiveerd waarom het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het opvolgen van de door de oudercommissie uitgebrachte adviezen.
17
Eindoordeel
De Klachtenkamer acht klachtonderdeel 1 ongegrond op basis van de bevindingen en oordelen. Houder heeft naar het oordeel van de klachtenkamer voldoende gemotiveerd dat voor het taxivervoer VSO een ander tarief zal gelden dan voor het taxivervoer NSO. De Klachtenkamer acht klachtonderdeel 2 gegrond op basis van de bevindingen en oordelen. Houder heeft in zijn reactie nagelaten om op vestigingsniveau voldoende te motiveren waarom het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het afstemmen van de opening voor vakantieopvang op de vakanties van de scholen. De Klachtenkamer is van oordeel dat klachtonderdeel 3 niet ontvankelijk is. De klachtenkamer onthoudt zich derhalve van een oordeel over dit klachtonderdeel. De Klachtenkamer acht klachtonderdeel 4 gegrond op basis van de bevindingen en oordelen. Houder heeft weliswaar aannemelijk gemaakt dat hij de prijsstelling heeft bepaald op basis van prognoses die voor de branche als geheel gelden, maar heeft in zijn reactie op het advies nagelaten voldoende te onderbouwen waarom hij organisatiespecifieke factoren niet heeft betrokken bij de tariefstelling.
Overweging ten overvloede 1
De Klachtenkamer geeft houder in overweging om voor de advisering over centrale aangelegenheden in overleg met de decentrale oudercommissies een centrale oudercommissie in te stellen. Houder schept daarmee de mogelijkheid om adviesplichtige aangelegenheden die organisatiebreed spelen aan één adviesorgaan voor te leggen.
Overweging ten overvloede 2
Uit de door de oudercommissie overgelegde stukken en ter zitting heeft de Klachtenkamer gemerkt dat zowel houder als oudercommissie niet gelukkig zijn met de wijze waarop de communicatie zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Houder heeft de bereidheid uitgesproken de communicatie te willen verbeteren; in zijn verweer en ter zitting stelde houder dat het verbeteren van de relaties met oudercommissies één van de speerpunten voor 2009 is. De Klachtenkamer beveelt beide partijen aan, daarbij rekening houdend met de wettelijke adviesbevoegdheid van de oudercommissie, te investeren in de onderlinge verhoudingen. Onderdeel van het overleg tussen oudercommissie en houder zou, naar het oordeel van de klachtenkamer, de vraag kunnen zijn welke informatie oudercommissie nodig heeft om tot een positief advies te kunnen komen. Indien deze vraag reeds voor aanvang van het formele adviestraject aan de orde is geweest kan houder hieraan aandacht besteden in zijn adviesaanvraag waardoor hij mogelijkerwijs een negatief advies kan voorkomen.
Reactie organisatie
De houder zet zich in om de samenwerking en communicatie met de oudercommissies te verbeteren. Tevens wordt extra aandacht besteed aan het komen tot een centrale oudercommissie.
KK 17-08
Klacht ontvangen op 14 oktober en ontvankelijk op 2 oktober De oudercommissie klaagt er over dat houder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij afwijkt van het door de oudercommissie uitgebrachte advies inzake het voorgenomen besluit inzake de tarieven 2009. De oudercommissie heeft op 4 september 2008 het advies aan houder gegeven om voor wat betreft de prijs stelling 2009 uit te gaan van een andere prognoses voor de loonkostenstijgingen in 2009; tevens heeft de oudercommissie geadviseerd kostenbesparende maatregelen te treffen, c.q. deze door te berekenen in de uurprijs. De oudercommissie is van mening dat tegenover de , in haar ogen aanzienlijke, prijsstijging geen verbetering van de dienstverlening staat en dat met het relatief jong personeelsbestand van de vestiging de loonkosten ook relatief laag uitvallen. In haar brief van 2 oktober heet houder Kinderopvang volgens de oudercommissie niet voldoende gemotiveerd waarom het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het opvolgen van het door de oudercommissie uitgebrachte advies.
Overwegingen en eindoordeel
De klachtenkamer is van oordeel dat voor de oudercommissie inzichtelijk moet worden gemaakt hoe de prijs tot stand komt. Organisatie heeft ter zitting gesteld dat de prijsverhoging geen automatisme is, maar dat deze afhangt van meerdere factoren. De klachtenkamer is van oordeel dat houder in zijn reactie op het advies onvoldoende is ingegaan op de factoren die de tarifering voor 2009 hebben bepaald. Houder heeft zich in zijn motivatie beperkt tot de kengetallen die voor de kinderopvangbranche als geheel gelden: de prognoses
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
van de MO-groep en het CBP alsmede de verhouding loonkosten - overige kosten. De oudercommissie is in haar argumentatie van het negatieve advies ingegaan op voor de organisatie specifieke factoren. Door in zijn reactie op het advies niet in te gaan op deze argumenten heeft houder nagelaten de noodzaak van het één op één doorberekenen van de kengetallen in de prijsstelling voor 2009 voldoende te onderbouwen. De Klachtenkamer acht de klacht gegrond op basis van de bevindingen en oordelen. Houder heeft weliswaar aannemelijk gemaakt dat hij de prijsstelling heeft bepaald op basis van prognoses die voor de branche als geheel gelden, maar heeft in zijn reactie op het advies nagelaten voldoende te onderbouwen waarom hij organisatiespecifieke factoren niet heeft betrokken bij de tariefstelling. Overweging ten overvloede
Reactie organisatie
KK 18-08
Ter zitting heeft de Klachtenkamer gemerkt dat zowel houder als oudercommissie niet gelukkig zijn met de wijze waarop de communicatie zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Beide partijen hebben de bereidheid uitgesproken de communicatie te willen verbeteren. De Klachtenkamer beveelt beide partijen aan, daarbij rekening houdend met de wettelijke adviesbevoegdheid van de oudercommissie, te investeren in de onderlinge verhoudingen. De houder zet zich in om de samenwerking en communicatie met de oudercommissies te verbeteren.
Klacht ontvangen op 19 oktober en identieke klacht ingediend door andere oudercommissie
1
De oudercommissie klaagt er over dat houder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij afwijkt van het door de oudercommissie uitgebrachte advies inzake het voorgenomen besluit inzake Prijzen en diensten 2009. De oudercommissie heeft op 11 september 2008 negatief geadviseerd over het voornemen van houder om afname van 12 weken vakantieopvang te verplichten voor alle klanten buitenschoolse opvang. In haar reactie, d.d. 24 september 2008, heeft houder het belang van deze maatregel voor de bedrijfsvoering ge motiveerd, met de belangen van ouders is echter totaal geen rekening gehouden. Oudercommissie vindt dat in het belang van de kinderopvang de belangen van ouders en die van de organisatie samen komen.
2
De oudercommissie klaagt er verder over dat organisatie heeft nagelaten voldoende informatie aan de oudercommissie te verstrekken. De oudercommissie heeft op 24 september 2008 weliswaar een advies gegeven, maar heeft er ook nadere vragen in gesteld. Oudercommissie zou het negatieve advies over de koppeling van vakantieopvang kunnen bijstellen aan de hand van de antwoorden van organisatie op de gestelde vragen. De vragen zijn echter door organisatie nooit beantwoord.
Overwegingen en eindoordeel
Alvorens een uitspraak te doen over de gegrondheid van de klacht heeft de Klachtenkamer de ontvankelijkheid beoordeeld. De Klachtenkamer is van oordeel dat de koppeling van de vakantieopvang aan de buitenschoolse opvang strikt genomen moet worden opgevat als een wijziging van het aanbod, respectievelijk van diensten. Houder is volgens de Wet Kinderopvang niet verplicht een wijziging van een dienst ter advisering aan oudercommissie voor te leggen. Het staat houder echter vrij, ook al ontbreekt de wettelijke verplichting, om over het voorgenomen besluit toch advies te vragen. Dit staat los van de vraag of over het betreffende adviestraject een klacht kan worden ingediend bij de Klachtenkamer. De Klachtenkamer kan volgens haar reglement alleen uitspraak doen over adviestrajecten die betrekking hebben op de aangelegenheden die in de Wet Kinderopvang in artikel 60 zijn genoemd. Vervolgens heeft de Klachtenkamer zich de vraag gesteld naar de samenhang tussen de voorgestelde prijsverhoging en de wijziging in het aanbod. De Klachtenkamer is van oordeel dat in de onderhavige klacht het voorgenomen besluit over de uurprijs vanaf 1 januari 2009 onlosmakelijk verbonden is met dat over de koppeling. Dit blijkt zowel uit de adviesaanvraag als uit de toelichting van houder ter zitting: de uurprijs van € 6,10 kan alleen worden gerealiseerd bij een verplichte afname van 52 weken buitenschoolse opvang voor alle contractanten. Alle doorgerekende meer gematigde varianten van de koppeling zouden leiden tot een hogere uurprijs dan het maximumbedrag waarover in 2009 kinderopvangtoeslag wordt toegekend. Omdat de onlosmakelijkheid is komen vast te staan tussen het voorgenomen besluit over de prijs en dat over de koppeling, is het advies van de oudercommissie over de koppeling, naar het oordeel van de Klachtenkamer (onderdeel van het) advies over de wijziging van de uurprijs met ingang van 1 januari 2009. De klacht van de oudercommissie is derhalve ontvankelijk op grond van het reglement van de Klachtenkamer.
19
Het argument van houder om te pleiten voor de niet ontvankelijkheid van de klacht op grond van de overschrijding van de in het reglement Oudercommissie gestelde termijn wordt door de Klachtenkamer niet overgenomen. In de adviesaanvraag stelt houder de oudercommissie tot 10 september 2008 in de gelegenheid advies uit te brengen. Ter zitting is gebleken dat houder de oudercommissie een dag uitstel heeft gegeven om het advies in te dienen. Op grond van deze overwegingen is de klacht naar het oordeel van de Klachtenkamer ontvankelijk. Klachtonderdeel 1
De Klachtenkamer is van oordeel dat houder zich niet kan beroepen op het argument van de bedrijfsgevoeligheid om informatie aan de oudercommissie te onthouden. Artikel 60 lid 4, Wet Kinderopvang bepaalt dat houder de oudercommissie tijdig, en desgevraagd schriftelijk, alle informatie verstrekt die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. Oudercommissie heeft het recht om tijdig en desgevraagd schriftelijk te beschikken over alle informatie die zij voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. Oudercommissie is immers gehouden aan de geheimhoudingsplicht conform artikel 11, lid 2 van het Reglement Oudercommissie houder Kinderopvang. De Klachtenkamer is verder van oordeel dat het op de weg van houder had gelegen in zijn reactie op het advies beter te motiveren waarom zij niet kon ingaan op de compromisvoorstellen van de oudercommissie. Ter zitting is gebleken dat houder beschikte over de uitkomsten van de doorberekening van mildere varianten van de koppeling en dat zij daarom niet is ingegaan op de compromisvoorstellen. Ter zitting is eveneens gebleken dat houder beschikte over meer gedetailleerde gegevens over de gevolgen van het voorgenomen besluit dan hij in zijn motivering aan de oudercommissie naar voren heeft gebracht. De Klachtenkamer is van oordeel dat houder met deze gegevens de oudercommissie mogelijkerwijs voldoende inzicht had kunnen geven in de mate waarin bestaande contractanten werden getroffen door het voorgenomen besluit. De Klachtenkamer komt tot het oordeel dat de houder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het advies. De Klachtenkamer acht dit klachtonderdeel gegrond op grond van de bevindingen en oordelen. Ter zitting is gebleken dat houder over aanvullende relevante informatie beschikte waarmee hij voor de oudercommissie wellicht beter had kunnen motiveren waarom het belang van de kinderopvang zich zou verzetten tegen het opvolgen van het advies .
Klachtonderdeel 2
Oudercommissie stelt dat houder onvoldoende informatie heeft verstrekt over het voorgenomen besluit. Uit de stukken die door partijen aan de Klachtenkamer zijn overgelegd blijkt dat houder na de adviesaanvraag op 8 juli 2008 een bijeenkomst heeft gehouden waarin het voorgenomen besluit mondeling werd toegelicht. In zijn brief van 14 juli 2008 beantwoordt houder vragen van de oudercommissie. Pas toen de adviestermijn verstreken was heeft oudercommissie haar nadere vragen schriftelijk aan houder gesteld. De Klachtenkamer is van oordeel dat oudercommissie tussen 14 juli en 10 september 2008 ruimschoots de tijd heeft gehad om de vragen te stellen die zij door houder beantwoord wilde zien. Oudercommissie heeft dit nagelaten en bracht op 11 september een negatief advies uit. Pas in deze adviesbrief zijn de aanvullende vragen gesteld. De Klachtenkamer acht dit klachtonderdeel ongegrond op basis van de bevindingen en oordelen.
Reactie organisatie
KK 19-08 en KK 20-08
KK 21-08
Het tijdig en permanent infomeren is cruciaal in de organisatie. Met de oudercommissies wordt gewerkt aan een open en transparante relatie.
Zie KK16-08
Zie klacht 18-08
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
KK 22-08
Klacht ontvangen op 5 november en ontvankelijk op 29 december De oudercommissie klaagt er over dat houder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij afwijkt van het door de oudercommissie uitgebrachte advies, d.d 26 augustus 2008, inzake het voorgenomen besluit over de opvang van de 3-6 jarige kinderen in een nieuwe accommodatie. In zijn brief van 12 september 2008 heeft houder volgens de oudercommissie niet voldoende gemotiveerd dat hij het advies van de oudercommissie naast zich heeft neergelegd.
Overweging
De klachtenkamer heeft onderzocht op welke wijze het adviestraject is afgelegd en of de reactie van houder op het negatieve advies voldoet aan de eisen die de Wet Kinderopvang daaraan stelt. De Klachtenkamer is van oordeel dat bij het onderzoek naar de motivering van houder om af te wijken van het advies van de oudercommissie tevens de aanvullende brief van 7 oktober 2008 moet worden betrokken. Houder heeft in deze brief op verzoek van de oudercommissie inhoudelijk gemotiveerd op welke wijze hij de kwaliteit van de opvang in de tijdelijke situatie waarborgt. Pas nadat oudercommissie kennis heeft genomen van de brief van 7 oktober 2008 heeft zij de klacht ingediend bij de Klachtenkamer. De Klachtenkamer heeft zich eerst de vraag gesteld of de wijziging van huisvesting ook een wijziging van het pedagogisch beleid met zich meebracht. Uit de toelichting van houder ter zitting en uit de door hem overgelegde stukken blijkt dat het in de tijdelijke oplossing met de blokunit niet mogelijk is om twee stamgroepen te huisvesten en dat daarom maatregelen zijn genomen om de pedagogische kwaliteit te waarborgen op momenten dat beide groepen op de locatie aanwezig zijn. De Klachtenkamer komt tot de conclusie dat het voorgenomen besluit inzake de huisvesting van de betreffende groepen per 1 augustus 2008 daarmee adviesplichtig is ingevolge de Wet Kinderopvang, artikel 60, lid 1, sub a.
Overweging ten overvloede
De Klachtenkamer is overigens van oordeel dat houder in zijn reactie op het negatieve advies niet zou kunnen volstaan met een verwijzing naar of herhaling van de informatie die in het voortraject is verstrekt. De Klachtenkamer verwijst in dit verband naar de Wet Kinderopvang artikel 60, lid 2 en lid 4. Enerzijds is de houder volgens de Wet verplicht de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie te verstrekken die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft (Artikel 60, lid 4). Anderzijds dient de houder schriftelijk en gemotiveerd aan te geven dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het advies indien hij afwijkt van het advies van de oudercommissie (Artikel 60, lid 2). In de onderhavige casus heeft de oudercommissie op basis van de door houder in het voortraject verstrekte informatie niet tot een positief advies kunnen komen. Houder zou in zijn reactie op het negatieve advies minimaal moeten ingaan op de argumentatie die de oudercommissie heeft gegeven voor haar negatieve advies.
Eindoordeel
Advies
Reactie organisatie
De Klachtenkamer acht de klacht ongegrond op basis van de bevindingen en oordelen. Houder heeft, weliswaar pas in tweede instantie, in zijn brief, d.d. 7 oktober 2008, aan de oudercommissie aangegeven op welke wijze hij de kwaliteit van de opvang waarborgt, ondanks het feit dat er op sommige momenten in de tijdelijke situatie sprake is van een samengestelde groep en er mogelijk af en toe sprake is van een lichte overbezetting van de groep. De Klachtenkamer adviseert houder om uitvoering te geven aan het wettelijk adviesrecht van de oudercommissie door middel van formele adviestrajecten. Dergelijke trajecten worden minimaal gekenmerkt door een schriftelijke en goed gemotiveerde adviesaanvraag, een schriftelijk en beargumenteerd advies en een schriftelijke en gemotiveerde reactie op het advies, met in achtneming van de afgesproken termijnen. Dit laat onverlet dat het is aan te bevelen, zeker als de schaalgrootte van de organisatie dat toelaat, daarnaast te overleggen over de informatie die de oudercommissie nodig heeft om tot een positief advies te komen. Het advies sluit aan bij de eerder gemaakte afspraken met de oudercommissies waarbij houder een goede samenwerking nastreeft en uitvoering wil geven aan het wettelijke adviesrecht.
21
KK 23-08
Klacht ontvangen op 18 november en niet ontvankelijk op 7 januari 2009 en na verzoek tot heroverweging ontvankelijk op 27 maart 2009 De Klachtenkamer heeft een reactie ontvangen van houder op het verzoek van de oudercommissie om de ontvankelijkheid van de klacht te heroverwegen. Uit de reactie blijkt dat houder de argumentatie van de oudercommissie deelt en dat hij van mening is dat de klacht in behandeling moet worden genomen door de Klachtenkamer. Nu is gebleken dat beide partijen, ondanks de termijnoverschrijding, de klacht behandeld willen zien zal de Klachtenkamer de volgende klacht in behandeling nemen. Oudercommissie klaagt er over dat houder in zijn reacties op het advies over de prijswijziging 2009 , d.d. 26 augustus en 9 oktober 2008, onvoldoende motiveert dat hij het advies van de oudercommissie naast zich neerlegt. De oudercommissie heeft geadviseerd de tarieven in 2009 niet te verhogen en deze op het niveau van 2008 te handhaven. Zij heeft in haar argumentatie voor het negatieve advies aangegeven dat de huidige tarieven voor de opvang dusdanig hoog zijn in vergelijking met andere vestigingen van houder dat daarin voldoende ruimte zit om de kostenstijging voor 2009 op te vangen. Houder heeft nagelaten om in zijn reacties op het negatieve advies voldoende te onderbouwen dat de prijsstelling van de opvang in de betreffende vestiging aanmerkelijk hoger is dan in andere vestigingen. De klacht wordt in 2009 behandeld
KK 24-08
Klacht d.d 3 november op 25 november ontvangen, ontvankelijk 29 december
1
De oudercommissie klaagt er over dat houder onvoldoende informatie heeft verstrekt aan de ouder commissie om een advies uit te brengen over het voorgenomen besluit over de tariefstelling 2009 en het aanbod BSO. Oudercommissie heeft op 16 september een aantal vragen gesteld. Het antwoord van houder op die vragen is naar het oordeel van de oudercommissie onvoldoende voor het uitvoeren van haar taak. Dit heeft de oudercommissie in haar advies schriftelijk aan houder meegedeeld.
2
De oudercommissie klaagt er verder over dat houder heeft nagelaten schriftelijk en voldoende gemotiveerd aan te geven dat het belang van de kinderopvang zich verzet tegen het opvolgen van het advies van de ouder commissie. Oudercommissie heeft in haar brief, d.d. 8 oktober 2008 de volgende voorstellen aan houder gedaan: - Pas een kostenstructuur toe waarbij de klant betaalt voor wat hij afneemt; oudercommissie is er tegen dat klanten moeten betalen voor kinderopvang die zij niet afnemen. - Garandeer plaatsingsmogelijkheid voor klanten die incidenteel vakantieopvang willen afnemen. - Beperk de prijsstijging tot de aannemelijk gemaakte stijging van de loonkosten. De stijging van de overige kosten is niet aannemelijk gemaakt. Houder heeft niet binnen de reglementaire termijn op het advies van de oudercommissie gereageerd. De inhoudelijke reactie die houder op 10 november 2008 aan de oudercommissie gaf was reeds opgesteld voor dat het advies was ingediend.
Overwegingen
De Klachtenkamer heeft onderzocht of houder de informatie aan oudercommissie heeft verstrekt die zij nodig had om tot een advies te kunnen komen. Verder heeft Klachtenkamer zich een oordeel gevormd over de motivatie van houder om af te wijken van het advies van de oudercommissie. De Klachtenkamer stelt vast dat houder in zijn aanvraag, d.d. 4 september 2009, advies heeft gevraagd over twee aangelegenheden; dit zijn de wijziging van de prijs en de wijziging van het productaanbod per 1 januari 2009. Dit laatste onderwerp valt niet onder de in de Wet Kinderopvang, artikel 60, lid 1 geregelde adviesplichtige aangelegenheden. Het reglement van de Klachtenkamer, artikel 1, lid 4, zegt dat de Klachtenkamer alleen geschillen tussen oudercommissie en houder in behandeling kan nemen die gaan over aangelegenheden die in de Wet Kinderopvang, artikel 60, lid 1, 2 en 4 zijn geregeld. Dit brengt met zich mee dat de Klachtenkamer, strikt genomen, het geschil over het gewijzigde productaanbod niet in behandeling kan nemen. De klachtenkamer is echter van mening dat in het onderhavige geval de wijziging in het productaanbod zodanig nauw samenhangt met de wijziging van de openingstijden dat het één niet los kan worden gezien van het ander. De grootste verandering voor ouders is dat zij met het voorgenomen productaanbod 2009 de verruimde openingstijden in rekening gebracht krijgen. Een wijziging van openingstijden is één van de
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
aangelegenheden die conform de Wet Kinderopvang, artikel 60, lid 1 adviesplichtig is. De Klachtenkamer is van oordeel dat zij daarom ook het geschil over het gewijzigde productaanbod in behandeling kan nemen. Eindoordeel
De Klachtenkamer acht klachtonderdeel 1 gegrond op basis van de bevindingen en oordelen. Houder had aan de oudercommissie meer informatie moeten verstrekken over de te verwachten kostenstijging als gevolg van inflatie op concernniveau, de efficiencywinst van het vereenvoudigde aanbod en inzicht in de daadwerkelijke behoefte van ouders aan de verruimde openingstijden. De Klachtenkamer acht klachtonderdeel 2 gegrond op basis van de bevindingen en oordelen. Houder heeft op vestigingsniveau advies gevraagd over een op concernniveau voorgenomen besluit. In zijn reactie heeft houder onvoldoende gemotiveerd waarom zijn besluit, dat een aanmerkelijke kostenstijging van de kinderopvang op vestigingsniveau met zich meebracht, noodzakelijk was.
Reactie organisatie
Zij hebben een traject opgezet om samen met de oudercommissie tot afspraken te komen over welke informatie nodig is om goed advies te kunnen geven. Tevens wordt het adviestraject geëvalueerd en aangepast.
KK 25-08
Melding ontvangen op 27 november en zonder opgave van reden ingetrokken
KK 26-08
Melding ontvangen op 27 november en zonder opgave van reden ingetrokken
KK 27-08
Klacht ontvangen op 2 december ontvankelijk op 16 februari 2009 De Centrale Oudercommissie (hierna oudercommissie) klaagt er over dat houder in zijn reactie op het negatieve advies van de oudercommissie over de wijziging van de prijs per 1 januari 2009 onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij afwijkt van het advies. Oudercommissie neemt de systematiek van houder over om de prijsstijging te baseren op de verwachte stijging van de loonkosten enerzijds en de verwachte stijging als gevolg van inflatie anderzijds. De oudercommissie is echter van mening dat houder de kostenstijging als gevolg van vergrijzing/periodieke verhoging niet mag doorberekenen in de prijs van de kinderopvang. Tevens adviseert de oudercommissie om de CAO verhoging per 1 mei 2009 pas vanaf die datum te laten meewegen in de tariefstelling voor 2009. De oudercommissie komt tot het advies om de prijs per 1 januari 2009 te verhogen met 3,3% in plaats van 4,55% zoals houder in zijn adviesaanvraag heeft gesteld. Klacht wordt in 2009 behandeld
KK 28-08
Klacht ontvangen op 9 december De oudercommissie klaagt er over dat houder in zijn reactie op het advies van de oudercommissie Prijsbeleid 2009, d.d. 21 oktober 2008, heeft nagelaten te motiveren waarom het belang van de kinderopvang zich verzet tegen opvolging van het advies. De oudercommissie heeft haar negatieve advies gebaseerd op de volgende factoren: - de vrees voor verlies van klanten en een lagere bezettingsgraad als de voorgenomen prijswijzigingen wordend doorgevoerd - er is onvoldoende aangetoond dat efficiëntiemaatregelen niet mogelijk zijn om besparingen te realiseren - de bedrijfseconomische noodzaak van de kostenverhoging voor ouders als gevolg van het gecombineerd doorvoeren van een prijsverhoging BSO en de verhoging van het aantal af te nemen uren - de berekening van het aantal af te nemen uren BSO van de houder is volgens de berekening van de ouder commissie niet reëel
Overwegingen
De klachtenkamer heeft zich een oordeel gevormd over de klacht op basis van de stukken en op basis van hetgeen door partijen ter zitting naar voren is gebracht. Alvorens in te gaan op de klacht zelf zal de
23
Klachtenkamer kort weergeven wat door partijen naar voren is gebracht over het adviestraject en over het uiteindelijk genomen besluit. Ten aanzien van het adviestraject en het besluit
Uit de bijlagen bij het verweer en ter zitting is gebleken dat houder zijn Prijsbesluit 2009, dat hij kenbaar heeft gemaakt aan de oudercommissie in zijn brief van 21 oktober 2008, later deels heeft herzien. De urenuitbreiding is beperkter en houder biedt een overgangsregeling voor huidige contractanten. Oudercommissie stelt ter zitting dat het geschil met houder daardoor beperkter is geworden. Oudercommissie stelt verder dat er in het traject sprake was van een goede informatieverstrekking en een goede samenwerking met houder. Desondanks blijft oudercommissie van mening dat houder onvoldoende is ingegaan op de argumenten waarop zij haar negatieve advies heeft gebaseerd. De Klachtenkamer is van oordeel dat in het onderhavige geval moet worden gekeken op concern niveau en niet op het niveau van de kinderopvangbranche als geheel. De Klachtenkamer is van oordeel dat houder de bedrijfseconomische noodzaak van het doorberekenen van de kostenstijgingen in zijn brief van 30 juni 2008 aannemelijk heeft gemaakt. Houder heeft verwezen naar het onvoldoende resultaat van 2007. Tevens heeft houder aangegeven dat een rendement van 3,5% zoals begroot voor 2008 minimaal noodzakelijk is om financieel gezond te blijven. Verder heeft houder aangegeven dat de bezettingsgraad nog bij lange na niet de gewenste 93% heeft bereikt.
Ten aanzien van de klacht
De Klachtenkamer stelt vast dat de klacht van oudercommissie zich richt op twee aangelegenheden, de prijsverhoging en de urenuitbreiding. De Klachtenkamer heeft zich de vraag gesteld of er in de onderhavige casus sprake is van een wijziging van openingstijden welke volgens de Wet Kinderopvang, artikel 60, lid 1, adviesplichtig is. De Klachtenkamer komt tot de conclusie dat de openingstijden niet wijzigen, maar dat de werkelijke openingstijden worden doorberekend aan de klanten; dit is naar het oordeel van de Klachtenkamer een wijziging van aanbod, welke volgens de Wet niet adviesplichtig is. De Klachtenkamer zal in haar uitspraak derhalve, in overeenstemming met het Reglement Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang, artikel 1, lid 4, niet ingaan op het geschil over de urenberekening. Daarmee richt het geschil zich voor de Klachtenkamer alleen op het andere element van het Prijsbeleid 2009: de prijsverhoging per 1 januari 2009. De Klachtenkamer stelt vast dat de klacht met betrekking tot de prijsverhoging 2009 zich toespitst op de volgende factoren: - de door de oudercommissie verwachte vraaguitval als gevolg van de prijsverhoging - de door de oudercommissie mogelijk geachte besparingen op het incassobeleid - de door de oudercommissie mogelijk geachte besparing op het stafbureau - de door de oudercommissie mogelijk geachte terugdringing van het ziekteverzuim
Ten aanzien van de vraaguitval
De oudercommissie heeft in haar advies haar vrees uitgesproken over het effect van een prijsverhoging tot boven het bedrag dat door de fiscus wordt vergoed. De Klachtenkamer stelt vast dat houder hierop in zijn reactie op het advies niet is ingegaan. Houder heeft nagelaten zijn verwachting met betrekking tot de door oudercommissie gevreesde vraaguitval kenbaar te maken.
Ten aanzien van het incassobeleid
Ter zitting is gebleken dat de veronderstelde kosten van € 100.000,- als gevolg van een mogelijk suboptimaal debiteurenbeleid berusten op een misverstand. Houder heeft ter zitting gesteld dat op de begroting voor 2009 een bedrag van € 18.000,- is opgenomen als toevoeging aan de voorziening.
Ten aanzien van het ziekteverzuim
Oudercommissie stelde in haar advies dat er sprake was van een ziekteverzuim van 7% en van een stijgende trend hierin. Oudercommissie pleit voor het terugdringen van het ziekteverzuim als efficiency maatregel. Houder heeft in zijn reactie op het advies aangegeven dat het ziekteverzuim daalt en momenteel 6,1% bedraagt.
Ten aanzien van de formatie stafbureau
Houder gaat in de bijlage bij zijn reactie op het advies kort in op de omvang van stafbureau in relatie tot zijn strategisch beleid. De Klachtenkamer stelt daarnaast vast dat houder in zijn brief van 12 september 2008, waarnaar hij in de reactie verwijst, uitgebreid is ingegaan op de in zijn ogen noodzakelijke formatie van het stafbureau. De Klachtenkamer komt tot de conclusie dat houder in zijn reactie, waarvan de brieven van 30 juni 2008 en 12 september 2008 integraal deel uitmaken, op twee van de vier bovenstaande aangelegenheden voldoende is ingegaan. De Klachtenkamer is van oordeel dat ondernemer op één onderdeel (vraaguitval) beter had kunnen motiveren. Hoewel houder in zijn reactie hierop niet is ingegaan heeft hij ter zitting aangetoond dat de aanname van oudercommissie over de kosten van het debiteurenbeleid, berust op een misverstand.
Jaarverslag Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang 2008
Dit alles overwegende komt de Klachtenkamer tot het oordeel dat houder in zijn reactie voldoende heeft gemotiveerd waarom hij afwijkt van het advies van de oudercommissie. Overweging ten overvloede
Eindoordeel
Reactie organisatie
KK 29-08
De Klachtenkamer heeft er notitie van genomen dat oudercommissie en houder een verschil van inzicht hebben over de volgende aangelegenheden: - het beleid van houder om in zijn prijsstelling per 1 januari 2009 uit te gaan boven de maximum uurprijs waarover de kinderopvangtoeslag wordt toegekend. - een verdere prijsdifferentiatie voor duurdere dagen Deze aangelegenheden liggen naar het oordeel van de Klachtenkamer buiten het in artikel 60, lid 1 van de Wet geregelde adviesrecht van de oudercommissie. De Klachtenkamer acht de klacht ongegrond op basis van de bevindingen en oordelen. Houder is in zijn reactie op één van de argumenten van oudercommissie niet ingegaan. Een ander argument berustte op een misverstand. De Klachtenkamer acht dit onvoldoende om de klacht gegrond te verklaren. Nog niet ontvangen
Klacht ontvangen op 13 december en ontvankelijk op 17 februari 2009 De oudercommissie klaagt er over dat houder in zijn reactie op het advies, d.d. 27 oktober 2008, heeft nagelaten voldoende te motiveren waarom het belang van de kinderopvang zich verzet tegen opvolging van het advies. De oudercommissie heeft in haar brief, d.d. 10 oktober aan houder geadviseerd: - om de prijs voor de verlengde opvang voor dagopvang en buitenschoolse opvang op hetzelfde niveau te houden als het tarief voor de reguliere dagopvang, respectievelijk buitenschoolse opvang. - om ouders te laten betalen voor de opvang die zij daadwerkelijk afnemen; oudercommissie kan niet akkoord gaan met de urenmiddeling die houder wil gaan invoeren; zij is van mening dat dit niet conform de Wet Kinderopvang is Oudercommissie stelt in haar klacht dat houder de bedrijfseconomische noodzaak van het hogere tarief voor de verlengde opvang in zijn reactie op het advies onvoldoende heeft aangetoond.
Ontwerp en opmaak - Blikveld, Den Haag
Klacht wordt in 2009 behandeld
25
Ambtelijk secretariaat
K.v.K. Lelystad nr. 390.68281
Postbus 398 | 3740 AJ | Baarn | t. 0900 040 00 34 |
[email protected] | www.klachtenkamer.nl
Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang