Jaarverslag 2013 .
1
JAARVERSLAG 2013 Inhoudsopgave Cao Geestelijke Gezondheidszorg ...................................................................................................... 9 Cao Gehandicaptenzorg .................................................................................................................... 10 Cao Gezondheidscentra/Arbeidsvoorwaardenregeling Huisartsen in Gezondheidscentra (AHG) ... 11 Cao Jeugdzorg .................................................................................................................................. 13 Cao Nederlandse Universiteiten ........................................................................................................ 15 Cao Onderzoekinstellingen ............................................................................................................... 17 Cao Universitair Medische Centra ..................................................................................................... 19 Cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg ............................................................................. 20 Cao Ziekenhuizen .............................................................................................................................. 22 Cao Sanquin ...................................................................................................................................... 24 Cao Netherlands School of Public and Occupational Health ............................................................ 24 Beroepsbeoefenaren in opleiding ...................................................................................................... 24 Het Ambtenarencentrum ................................................................................................................... 25 Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid ....................................................................................... 26 Pensioenkamer .................................................................................................................................. 26 Pensioenraad PFZW ......................................................................................................................... 26 Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) ........................................................................................... 27 Pensioenfonds ABP ........................................................................................................................... 29
2
Federatie van Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek (FBZ) Aangesloten verenigingen De FBZ heeft in 2013 twintig aangesloten verenigingen. Het ledental bedraagt ongeveer 27.500. Bij de FBZ zijn aangesloten: AC-HOP, de belangenorganisatie voor medewerkers bij Universiteiten, Onderzoekinstellingen en Universitair Medische Centra Algemene Vereniging voor Beroepsorganisaties in de Zorg en daaraan gerelateerd onderwijs en onderzoek (AVBZ); hierbij zijn aangesloten: o Nederlandse Hartfunctie Vereniging (NHV) o Nederlandse Vereniging van Klinisch Fysisch Medewerkers (NVKFM) o Nederlandse Vereniging van Laboranten Klinische Neurofysiologie (NVLKNF) o Nederlandse Vereniging van Longfunctie Analisten (NVLA) o Nederlandse Vereniging van Obductie-Assistenten ‘Vesalius’ (NVOA Vesalius) o Nederlandse Vereniging van Orthoptisten (NVvO) o Optometristen Vereniging Nederland (OVN) o Landelijke Vereniging van Medisch Wetenschappelijke Onderzoekers (VMWO) o VHP-Zorg Ergotherapie Nederland (EN) Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB); hierbij zijn aangesloten: o Nederlandse Vereniging voor Beeldende Therapie (NVBT) o Nederlandse Vereniging voor Danstherapie (NVDAT) o Nederlandse Vereniging voor Dramatherapie (NVDT) o Nederlandse Vereniging voor Muziektherapie (NVvMT) o Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische Therapie (NVPMT) Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD) Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) Nederlandse Associatie van Physician Assistants (NAPA) Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD) Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en laboratoriumgeneeskunde (NVKC) Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF) Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, sectie Gezondheidszorg (NVLF/G) Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM) Nederlandse Vereniging van pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ) Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM) Vereniging Moleculaire Diagnostiek in de Gezondheidszorg (VMDG).
3
Doel Het doel van de FBZ is de behartiging van de collectieve sociale, economische en maatschappelijke belangen van de bij haar aangesloten leden, werkzaam in de gezondheidszorg en daaraan gerelateerd (wetenschappelijk) onderwijs en onderzoek. Dit doel wordt onder andere bereikt door het voeren van cao-onderhandelingen in de zorgsector. Ook worden onderhandelingen gevoerd over sociaal plannen bij reorganisaties. De bureaumedewerkers van de FBZ ondersteunen daarnaast leden die zitting hebben in een ondernemingsraad. Ook wordt ondersteuning geboden bij FWG, het functiewaarderingssysteem van onder andere de ziekenhuizen. De FBZ is direct vertegenwoordigd in het bestuur van pensioenfonds PFZW, en indirect -via het Ambtenarencentrum - in het bestuur van pensioenfonds ABP. Bestuurlijke activiteiten Ontwikkeling FBZ De FBZ heeft zich in 2013 verder ontwikkeld. Er werd gewerkt aan een overeenkomst ledenadministraties, aan een propositie individuele belangenbehartiging, aan de evaluatie van het contactpersoonschap en er werden diverse verdiepingsthema’s behandeld. Om het overzicht te houden op de ontwikkeling van de FBZ is een jaarplanning opgesteld ten behoeve van het dagelijks bestuur. Aan de hand van deze jaarplanning wordt inzicht gegeven in de ontwikkelingen in 2013. Werkgroep Ondernemingsraden De FBZ wil meer leden actief laten worden in de ondernemingsraden. Het blijkt in de praktijk echter moeilijk om leden te enthousiasmeren voor het OR-lidmaatschap. Daarom heeft het bestuur FBZ een werkgroep Ondernemingsraden ingesteld. Deze werkgroep onderzoekt hoe het aantal leden van de FBZ die lid zijn van een ondernemingsraad kan worden verhoogd. De werkgroep zet haar werkzaamheden in 2014 voort. FBZ als scholingsplatform Vanuit het bestuur kwam de vraag of de FBZ ook als scholingsplatform zou kunnen dienen voor leden van de aangesloten verenigingen. Dit platform zou niet alleen over arbeidsvoorwaarden hoeven te spreken maar ook over thema’s zoals professionele autonomie. Na inventarisatie bleek dat er onvoldoende belangstelling was om dit platform goed van de grond te krijgen. Daarom heeft het bestuur besloten af te zien van het instellen van een scholingsplatform. Ledenadministraties Omdat de FBZ veel sociaal plannen afsluit met de werkgevers in de zorg en bij een onderhandelaarsakkoord de leden van de aangesloten verenigingen geraadpleegd moeten worden, bestond grote behoefte om de procedures te vereenvoudigen. In het verleden werd keer op keer bij de verenigingen gevraagd naar de gegevens van de leden bij de betreffende werkgever, zodat het bureau FBZ de ledenraadpleging kon uitvoeren. Omdat deze methode erg arbeidsintensief is, heeft het bestuur besloten dat de verenigingen eens per half jaar hun ledenadministratie doorgeven aan het bureau FBZ. In verband met privacyoverwegingen moest via een overeenkomst toestemming worden verkregen van de leden aan hun vereniging om de administratie af te staan aan derden (in dit geval de FBZ). Verder werd een uniform format ontwikkeld voor de gegevensverwerking van de aangesloten organisaties. Dit is voor een groot deel afgerond.
4
Propositie individuele belangenbehartiging Een aantal verenigingen bij de FBZ heeft geen individuele belangenbehartiging voor de leden geïncorporeerd in het lidmaatschap. In 2013 is, in navolging van 2012, gewerkt aan de mogelijkheid dit toch te verzorgen voor de verenigingen die dat wensen. Daartoe is een propositie individuele belangenbehartiging ontwikkeld, die in 2013 in het bestuur is behandeld. Uit deze propositie kwam een aantal modellen naar voren, waaruit een model is gekozen. Dit model wordt verder ontwikkeld en zal waarschijnlijk in 2014 zijn beslag krijgen. Criteria deelname cao en instellingsoverleg In 2012 signaleerde het bureau de trend dat steeds meer leden van de FBZ-verenigingen direct worden geraakt door bezuinigingen. Dit was voorheen veel minder het geval. Ook de duur van de onderhandelingen over cao’s en sociaal plannen nam toe. In het verleden werden onderhandelingen vaak in drie tot vijf ronden afgewikkeld. Nu is er vaak na zes tot acht ronden nog steeds geen resultaat. Deze fors toegenomen werkdruk voor het bureau FBZ leidde tot de noodzaak criteria voor deelname aan cao- en instellingsoverleg op te stellen. Het bestuur FBZ besloot in 2012 op basis van de ledentallen de deelname aan de Cao NSPOH, Cao Sport, Cao CIZ en Cao Sanquin te beëindigen. De deelname aan deze cao’s werd in 2013 daadwerkelijk beëindigd; de werkgevers en de leden werden hierover geïnformeerd. Ten aanzien van het instellingsoverleg besloot het bestuur dat overleg over een sociaal plan niet wordt bijgewoond als slechts één vereniging leden heeft bij een werkgever, en dat aantal leden 5 of minder bedraagt. Als meerdere verenigingen leden hebben bij een werkgever ligt de grens op 10 of minder leden. In bepaalde situaties kan de onderhandelaar zelf besluiten toch deel te nemen aan het overleg, bijvoorbeeld als sprake is van een uitstralingseffect. Deze criteria worden in 2014 geëvalueerd. Accountantscontrole Naar aanleiding van de jaarlijkse accountantscontrole waren meerdere verenigingen van mening dat er te minutieus werd gecontroleerd. Het dagelijks bestuur heeft daarop een vereenvoudigde wijze van accountantscontrole ontwikkeld. Dit werd door het bestuur FBZ goedgekeurd, en zal vanaf 2014 worden toegepast. Communicatie Al enige jaren speelt binnen het bestuur FBZ de discussie over de communicatie en de website van de FBZ. Hoe kan snel worden gecommuniceerd met de verenigingen, met de bestuursleden FBZ en vooral: met de leden. Vanwege de drukke werkzaamheden van de bureaumedewerkers ten aanzien van cao’s en sociaal plannen besloot het bestuur FBZ een communicatiemedewerker aan te trekken. Deze communicatiemedewerker is per 1 december 2013 in dienst getreden. In het voorjaar van 2014 worden naar verwachting de plannen voor communicatie aan het bestuur FBZ voorgelegd. Evaluatie contactpersoonschap Om buiten het reguliere contact over ontwikkelingen binnen cao’s nauwere contacten te hebben met de aangesloten verenigingen heeft elke vereniging sinds enkele jaren een ‘contactpersoon’ bij het bureau. Uit de evaluatie van het contactpersoonschap in 2013 kwam naar voren dat deze
5
werkwijze over het algemeen wordt gewaardeerd. Het bestuur besloot daarop het contactpersoonschap met een aantal aanbevelingen voort te zetten. Uit de evaluatie kwam ook een aantal aandachtspunten voor de bestuurlijke organisatie naar voren. Het bestuur heeft besloten deze geclusterd op te nemen in de jaarplanning 2014. Ook wordt in 2014 een bestuurlijk overleg over deze aandachtspunten georganiseerd. Hiertoe is inmiddels een werkgroep ingesteld. Werkgroep Betrokkenheid leden Op initiatief van een aantal bestuursleden is een werkgroep Betrokkenheid leden ingesteld. Deze werkgroep gaat na hoe de betrokkenheid van de leden kan worden verbeterd. De werkgroep zal in 2014 rapporteren aan het bestuur. Klankbordgroepen Conform besluit uit 2012 werd in 2013 voor alle cao’s een klankbordgroep ingesteld. Doel hiervan is de leden meer te betrekken bij cao-onderhandelingen. In de klankbordgroep wordt informatie uitgewisseld tussen de onderhandelaars en de leden. Daarmee zijn de onderhandelaars voor het cao-overleg goed op de hoogte van wat er speelt en zijn de leden direct betrokken bij de onderhandelingen, waarvoor zij input kunnen leveren. De klankbordgroepen zijn over het algemeen succesvol. De onderhandelaars hebben baat bij de input van de leden en gebruiken die in de onderhandelingen. De leden van de klankbordgroep waarderen de terugkoppeling van de onderhandelaars. Contributiesystematiek Het bestuur FBZ heeft in 2012 besloten de contributiesystematiek voor verenigingen met leden in de publiekrechtelijke sectoren (umc’s, universiteiten en onderzoekinstellingen) te wijzigen, waardoor deze verenigingen ook contributie gaan betalen voor deze leden. Daartoe werd een ingroeisysteem opgesteld. De contributie voor de leden in de privaatrechtelijke sectoren werd verhoogd. Deze systematiek werd in 2013 daadwerkelijk ingevoerd. Verder werd besloten de contributie in 2014 niet te verhogen, en te handhaven op het niveau van 2013. Verdiepingsthema’s De FBZ organiseert themabijeenkomsten voor de bestuursleden, geïnteresseerde bureaumedewerkers en kaderleden van de aangesloten verenigingen. Zo zijn in 2013 themabijeenkomsten georganiseerd over: - Arbeidsmarktfondsen, in het bijzonder SoFoKleS - Ondernemerschap Ergotherapie - Sociaal Plan. Een themabijeenkomst met als onderwerp Algemeen Verbindend Verklaren van cao’s werd doorgeschoven naar 2014. De themabijeenkomst over de pensioenovergang van de umc’s van ABP naar PFZW werd op de valreep geannuleerd wegens ontwikkelingen in dat dossier, waardoor het niet meer opportuun was die bijeenkomst op dat moment te houden.
6
Verantwoording arbeidsvoorwaardenbeleid Arbeidsvoorwaardenbeleid 2013 Elk jaar stelt het bestuur van de FBZ het arbeidsvoorwaardenbeleid voor het komende jaar vast. Aan de hand van de tekst uit het arbeidsvoorwaardenbeleid wordt allereerst een terugblik gegeven op het arbeidsvoorwaardenbeleid in 2013. Vervolgens wordt ingegaan op de resultaten. Het uitgangspunt voor de onderhandelingsruimte wordt normaal gesproken bepaald door de verwachte (gemiddelde) stijging van de arbeidsproductiviteit van de marktsector over het aankomende jaar op te tellen bij de te verwachten inflatie over het komende jaar. Voor 2013 zou dit uitkomen op 2% voor de verwachte arbeidsproductiviteitsgroei in de publieke sector (waaronder zorg en onderwijs) en 2% voor de inflatie. Voor 2013 is de werkelijke onderhandelingsruimte als gevolg van de economische recessie, het Regeerakkoord en de daaruit voortvloeiende onontkoombare bezuinigingen echter zeer beperkt. De FBZ sluit echter haar ogen niet voor de moeilijke situatie waarin zorginstellingen zich bevinden. Zoals bekend gaat (ook de zorg in) Nederland een onzekere tijd tegemoet. Dit wordt onderstreept door recente CBScijfers waaruit blijkt dat de uitstroom vanuit de gezondheidszorg naar de WW toeneemt. Wat betreft loonontwikkeling stelt de FBZ zich daarom voor het komende jaar behoedzaam op met een looneis die aansluit bij de verwachte contractloonmutatie in de marktsector (verwachting: 2,25%). In bijzondere situaties kan hiervan worden afgeweken: in die gevallen wordt voor onze achterban minimaal ingezet op behoud van koopkracht, in de zin van correctie voor inflatie. De toekomst wordt onzekerder: het OVA-convenant, de rekenregel voor het VWS-veld uit 1999 zal door het nieuwe kabinet Rutte II worden opgezegd met ingang van 2016. Dit betekent dat vanaf 2016 geen arbeidsvoorwaardenruimte vanuit de overheid beschikbaar zal zijn. Door deze ontwikkelingen zullen caoonderhandelingen in de komende jaren naar verwachting moeizamer verlopen. Macro-economische ontwikkelingen Bij het opstellen van het arbeidsvoorwaardenbeleid zijn de kengetallen uit de MEV (Macro Economische Verkenning) van het Centraal Planbureau (CPB) relevant. Binnen dit kader komt de arbeidsvoorwaardelijke inzet van de FBZ tot stand. Voor 2013 werden de volgende ontwikkelingen voorzien: Ontwikkelingen in Nederland: krimp van de consumptie Ontwikkelingen in de Europese context De opgelegde beperkingen aan de overheidstekorten in diverse hoogontwikkelde economieën en de schuldencrisis in Zuid-Europa werpen hun schaduw vooruit en zullen de toch al zeer gematigde ontwikkelingen in ons land remmen. Nederland wordt fors door de crisis getroffen. De economische groei van Nederland is zeer beperkt en lager dan in Duitsland. Dit wordt veroorzaakt door krimp van binnenlandse publieke en private consumptie. Beperkingen in de overheidsuitgaven, gematigde loonontwikkeling in 2012, de onzekerheid rondom de pensioenen, de forse daling van huizenprijzen gekoppeld aan onzekerheid over de hypotheekrenteaftrek, oplopende werkloosheid en de BTW-verhoging van 19 naar 21% hebben allen een drukkend effect op de economische groei.
7
Het bruto binnenlands product zal in 2013 iets hoger zijn dan in 2011, een stijging van 0,75% wordt voorzien na de daling van 0,5% in 2012. Voor 2013 wordt een zeer beperkte economische groei van 0,75% verwacht. De uitvoer is daarvoor van doorslaggevend belang. Na een koopkrachtdaling (niet gecorrigeerd voor loonstijging) van gemiddeld 1,75% in 2012 zal de koopkracht in 2013 met 0,75% dalen. Daarmee daalt de gemiddelde koopkracht van werknemers van 2010 tot en met 2013 met 3,75%. De loonontwikkeling in die periode is veelal gelijk geweest aan de koopkrachtdaling. De materiële overheidsbestedingen zullen in 2013 in het algemeen verder verminderen met 0,75%. Ontwikkelingen in zorgsector De collectieve zorguitgaven stijgen in 2013 met 2,75%, na een stijging van 3,75% in 2012. Marktwerking (o.a. WMO en AWBZ), verandering van financiering (DOT en ZZP), en budgetkortingen (GGZ en huisartsenzorg) maken de zorgsector tot een sector in beweging: een eens zo stabiele sector biedt in snel tempo minder zekerheden. De begroting van VWS voor 2013 wijst op grote uitdagingen voor de arbeidsmarkt in de zorg door de (dubbele) vergrijzing, de uitstroom van babyboomers en de toenemende zorgvraag. Er ontstaat de noodzaak de zorg slimmer en efficiënter te organiseren tegen lagere kosten. Deze uitdaging wordt door de krimpende budgetten vanuit de overheid en zorgverzekeraars alleen maar groter.
Salarisontwikkeling in 2013 De minimale salariseis is onder normale omstandigheden gelijk aan de inflatieverwachting, derhalve 2%. De economische ontwikkelingen in 2013 bleven echter, net als voorgaande jaren, een negatieve tendens vertonen, waardoor het moeilijk bleek de werkgevers te bewegen tot salarisstijgingen en/of verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden. De uitkomsten van de onderhandelingen verschilden sterk per cao. Onderstaand wordt daar nader op ingegaan. Cao-onderhandelingen en overleg op lokaal niveau In een aantal sectoren liepen de cao’s af, en werden onderhandelingen gevoerd voor nieuwe cao’s. Door de voortdurende economische malaise verliepen de meeste onderhandelingen moeizaam, en moest soms worden gedreigd met actie. Dit jaarverslag geeft een beeld over de ontwikkelingen bij de cao’s waar FBZ partij is, evenals over het overleg op lokaal niveau en ontwikkelingen in de organisaties.
8
Cao Geestelijke Gezondheidszorg Onderhandelingen Cao GGZ De onderhandelingen voor een nieuwe Cao GGZ, die per 1 januari 2013 afliep, startten in februari 2013. Lopende de onderhandelingen waren de werknemersorganisaties, waaronder FBZ, alsmede de werkgeversorganisatie GGZ Nederland, mede door de komende hervormingen in de GGZ-Sector, bereid hun oorspronkelijke inzetten flink te beperken. GGZ Nederland was echter niet bereid te bewegen inzake hun eisen over de beperking van het wachtgeld (tot de maximale duur van de WW), het wijzigen van de salarisgarantie in de sociaal plannen en het flexibiliseren van de arbeidstijden en rusttijden. Daarover wilde zij eerst, alvorens verder te willen onderhandelen, absolute duidelijkheid van de werknemersorganisaties. Dit eerst inleveren zonder enig zicht te hebben op de waardering van onze punten van inzet (zoals een structurele loonontwikkeling, verbetering van de reiskostenvergoeding, leeftijdsfasebewust personeelsbeleid, aanpassing van het levensfasebudget (LFB) en een stagevergoeding voor alle stagiaires) was voor de werknemersorganisaties een brug te ver. Reden waarom zij in juni het overleg afbraken. Daar vervolgens, noch de op de landelijke OR-GGZ dag van 13 november 2013 aan GGZ Nederland aangeboden petitie, ondertekend door ongeveer 7000 werknemers, noch achter de schermen verricht werk GGZ Nederland op andere gedachte kon brengen, werd besloten tot het eerst organiseren van regiobijeenkomsten voor de alle leden/werknemers in de GGZ. Deze regiobijeenkomsten voor een goede Cao GGZ, zijn voor begin 2014 gepland. In twee bijeenkomsten zijn de leden van de klankbordgroep GGZ van de ontwikkelingen op de hoogte gehouden. Decentraal overleg GGZ-instellingen Nog meer dan in het verleden werd het decentrale overleg beheerst door de impact van de mogelijke landelijke bezuinigingen en hervormingen in de GGZ-sector voor de instellingen zelf. De druk om daarbij bestaande sociaal plannen open te breken om over te kunnen gaan tot gedwongen ontslagen, nam daarmee fors toe. Deze druk zal, zo blijkt ook uit het in augustus 2013 tot stand gekomen Arbeidsmarkteffectrapportagerapport, naar verwachting de komende twee jaren alleen maar toenemen. Tot op heden zijn de aantallen gedwongen ontslagen, mede door het inzetten op mobiliteit en goede monitorafspraken, echter zeer beperkt gebleven. SOGGZ (Sociaal Overleg GGZ) en O&O Fonds GGZ In 2013 heeft het SOGGZ- en het O&O Fonds GGZ-overleg, vanwege de langdurige impasse in de onderhandelingen, grotendeels stil gelegen. Daarmee zijn er ook tussen sociale partners geen grootschalige landelijke initiatieven tot stand gekomen inzake de te ontwikkelen sectorplannen.
9
Cao Gehandicaptenzorg De cao In verband met de looptijd van de Cao Gehandicaptenzorg tot 1 maart 2014, vonden geen caoonderhandelingen plaats. Naar verwachting starten de partijen begin 2014 het overleg voor een nieuwe Cao. In december 2013 is wel de mogelijkheid verkend om de onderhandelingen vanuit een andere benadering (twee sporen) in te steken. Vanzelfsprekend ging de aandacht van sociale partners uit naar de van overheidswege ingezette hervormingen, stelselwijzigingen en kortingen in de gehandicaptenzorg. Deze zullen, indien onverkort uitgerold, immers grote gevolgen gaan hebben voor de gehandicaptenzorg en de daarbij behorende arbeidsmarkt. Arbeidsmarkteffecten Het eerder door Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en werknemersorganisaties, waaronder FBZ, ingezette traject om, met de ministeries van VWS en SZW, te komen tot een onderzoek inzake de te verwachten arbeidsmarkteffecten, heeft in augustus 2013 geleid tot een rapport over de effecten (zorgbreed) op de korte en middellange termijn. Geconcludeerd wordt dat de negatieve effecten naar verwachting het grootst zullen zijn in 2015 en 2016. Een tweede initiatief vormde een sociaal overleg op bestuurlijk niveau tussen de werknemersorganisaties en vier grote gehandicaptenzorginstellingen (’s Heerenloo, Philadelphia, Middin en Ipse de Bruggen). Na enkele verkennende overleggen werd daar besloten om zich (mogelijk in VGN-verband) met een zeer praktische agenda inzake te verwachten arbeidsmarktproblemen te richten tot de staatssecretaris van VWS. OAGZ en StAG In het Overleg Arbeidsvoorwaarden Gehandicaptenzorg (OAGZ) en de Stichting Arbeidsmarkt Gehandicaptenzorg (StAG) is in 2013 veel aandacht besteed aan de centrale coördinatie van de, ingevolge het sociaal akkoord, regionaal te ontwikkelen sectorplannen voor met name de eerste tranche. Daarbij is, voor wat betreft de aanvragen van (clusters van) instellingen, gekozen voor louter een advies- en loketfunctie voor de StAG. Er is een digitale publieksversie van de Cao Gehandicaptenzorg tot stand gekomen en op de site geplaatst. Daarnaast is het onder de werkgevers en ondernemingsraden gehouden cao-onderzoek inzake scholingsplannen en dienstreizen afgerond. De uitkomsten ervan kunnen mogelijk input vormen voor de cao-onderhandelingen in 2014. (Decentraal) overleg gehandicaptenzorginstellingen De overleggen over sociaal plannen in de instellingen voor gehandicaptenzorg werden beheerst door de te verwachten gevolgen van de komende landelijke bezuinigingen en hervormingen in de gehandicaptenzorg. De druk om sociaal plannen af te spreken met de mogelijkheid om over te kunnen gaan tot gedwongen ontslagen werd daarbij groter. Deze druk zal, zo blijkt ook uit het in augustus 2013 tot stand gekomen rapport over de arbeidsmarkteffecten, naar verwachting de komende twee jaren alleen maar toenemen. Tot op heden zijn de aantallen gedwongen ontslagen, mede door goede monitorafspraken tussen werkgever en werknemersorganisaties, beperkt gebleven.
10
Cao Gezondheidscentra/Arbeidsvoorwaardenregeling Huisartsen in Gezondheidscentra (AHG) De FBZ werkt samen met de Landelijke Vereniging voor Georganiseerde eerste lijn (LVG) aan een sterke eerste lijn. Hierbij behartigt de FBZ de belangen van de werknemers en de LVG de belangen van de werkgevers. Door bezuinigingen, de toename van ouderen, de toename van mensen met chronische aandoeningen en de toenemende kosten in de gezondheidszorg gaat er veel veranderen, ook in de zorg. Doel blijft de eerste lijn zo te organiseren dat zorgprofessionals kunnen excelleren. Goed opgeleide en gemotiveerde professionals vormen de basis voor het (multidisciplinaire) gezondheidscentrum. De voordelen van de samenwerking van verschillende disciplines binnen het gezondheidscentrum zijn de mogelijkheid tot specialisatie en tot taakdifferentiatie, collegiale raadpleging en overleg met andere disciplines, ontwikkelen van innovatieve zorgprojecten, werken met zorgprogramma’s, wijkgericht, populatiegericht en met korte lijnen. Daar hoort een goed pakket aan arbeidsvoorwaarden bij en daar zet de FBZ zich voor in. De cao De achterbannen van zowel de werknemersorganisaties, waaronder de FBZ en de werkgeversorganisatie LVG hebben het onderhandelingsresultaat voor een nieuwe Cao Gezondheidscentra/AHG 2011-2013 goedgekeurd, zodat de afspraken zijn geëffectueerd. De looptijd van deze cao is 24 maanden, van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2013. Er is afgesproken dat de werknemers die onder de Cao Gezondheidscentra/AHG vallen een structurele loonsverhoging krijgen van 1,5 % per 1 april 2011 en 1,5% per 1 april 2012. In de cao zijn verder afspraken opgenomen over het aanpassen van de wachtgeldregeling per 1 januari 2014 en het gelijktijdig in werking treden van een sociaal kader. Het sociaal kader is gericht op het begeleiden van werknemers van werk naar werk indien er sprake is van een organisatieverandering met rechtspositionele gevolgen. In de praktijk komt het erop neer dat werkgevers geen reorganisaties van meer dan één persoon kunnen doorvoeren vóórdat de Ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (PVT) hierover een advies heeft uitgebracht. De afspraken in het sociaal kader zijn dus – vooral voor instellingen waar een PVT is ingesteld – een forse aanscherping van het adviesrecht zoals omschreven in de Wet op de Ondernemingsraden. In het kader van het mobiliteitstraject is afgesproken dat een werkgever niet tot ontslag kan overgaan voor het mobiliteitstraject is afgerond. De termijn bedraagt 6 of 9 maanden. Voor het mobiliteitstraject moet de werkgever een budget van maximaal 7.000 tot 10.000 euro beschikbaar stellen. Indien de werkgever deze afspraken uit het sociaal kader (medezeggenschap, mobiliteitstermijn en budget) niet nakomt, kan hij niet overgaan tot het verlenen van ontslag. Inschaling gespecialiseerd fysiotherapeuten en verloskundigen In de cao/AHG 2011-2013 is eveneens de hogere inschaling voor gespecialiseerd fysiotherapeuten en verloskundigen vastgelegd. Voor de gespecialiseerd fysiotherapeuten geldt de hogere inschaling (van 9 naar 10) met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2010. De verloskundigen worden met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2011 ingeschaald in functiegroep 10.
11
Functiewaardering Er is afgesproken te onderzoeken hoe de overgang van het functiewaarderingsysteem in de gezondheidscentra (FIG) naar het in de zorg algemeen gebruikte Functiewaardering in de Gezondheidszorg (FWG) effectief en efficiënt kan plaatsvinden. AHG Cao-partijen zijn in overleg om te komen tot een nieuwe AHG regeling. Werkgevers en werknemers hebben hiervoor input gegeven. Zodra cao-partijen het eens zijn over een nieuwe regeling zal deze aan de leden worden voorgelegd. Omdat een cao met terugwerkende kracht is overeengekomen, moest meteen worden gestart met onderhandelingen over een cao vanaf 1 april 2013. Deze overleggen zijn eind 2013 opgestart. Het bleek dat de werkgeversdelegatie forse veranderingen zou ondergaan. Om die reden wordt het overleg voor een nieuwe cao in januari 2014 voortgezet. Regionaal overleg Op regionaal niveau overlegt de FBZ met de gezondheidscentra over de ontwikkelingen van de organisatie en maakt afspraken met de werkgever over de gevolgen van bijvoorbeeld fusies en reorganisaties.
12
Cao Jeugdzorg Ontwikkelingen De jeugdzorg staat aan de vooravond van een enorme transformatie. Door de decentralisatie naar gemeenten als gevolg van de Jeugdwet en de Participatiewet, verandert er veel in de organisatie van de zorg. Steeds meer zullen belangrijke beslissingen genomen worden op lokaal en regionaal niveau. Vanaf 2015 gaat de organisatie van de jeugdzorg ingrijpend veranderen. Vanaf 1 januari 2015 wordt van alle werknemers een andere manier van werken verwacht en dus ook een andere manier van denken. De regie en verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg komt bij de gemeenten te liggen. Over hoe gemeenten dit precies gaan invullen is nog veel discussie en onduidelijkheid. Bijvoorbeeld over de manier waarop de vrijwillige en gedwongen hulpverlening georganiseerd gaan worden. Geïntegreerd, zoals nu ook al gebeurt. Of is het, ook na 2015, te verkiezen dat jeugdbescherming, jeugdreclassering enerzijds en vrijwillige jeugdhulpverlening anderzijds, strikt gescheiden blijven? De FBZ is steeds intensiever gesprekspartner van de organisaties op regionaal niveau. Daarbij gaat het om het bespreken van regionale en organisatorische ontwikkelingen, het geven van input vanuit de FBZ op basis van kennis en ervaring en afspraken maken over arbeidsvoorwaarden. Op cao-niveau vindt overleg plaats tussen Jeugdzorg Nederland (vertegenwoordiger van de werkgevers in het veld) en de werknemersorganisaties, waaronder de FBZ. De cao De Cao Jeugdzorg liep per 1 mei 2013 af. Sinds februari 2013 zijn cao-partijen in gesprek over een nieuwe cao. Al snel bleek dat het niet eenvoudig zou worden om tot een cao-akkoord te komen. Vooral omdat er veel onduidelijkheid bestaat over de toekomst van de organisaties in de jeugdzorg. Bepalend tijdens de onderhandelingen zijn vooral de financiële ruimte, de werkgelegenheid en kwaliteit en continuïteit van zorg. Voor werknemers is het belangrijk om koopkracht te behouden. Werkgevers houden voorlopig vast aan geen (loon)kostenstijging en versobering van het wachtgeld. Versobering van wachtgeld vinden werknemersorganisaties, juist in deze onzekere tijden, een slecht uitgangspunt. Voor de FBZ staat vast, dat werken in de jeugdzorg aantrekkelijk en uitdagend moet blijven. Daar hoort een goed pakket aan arbeidsvoorwaarden bij. Belangrijke items daarbij zijn kwaliteit, mobiliteit en koopkrachtbehoud. Cao-partijen onderschrijven allen het belang van een cao voor de sector. Sociaal plan In de Cao Jeugdzorg 2011-2013 is de afspraak gemaakt dat iedere organisatie uiterlijk 1 juni 2013 dient te beschikken over een doorlopend sociaal plan. Deze datum is verschoven naar 1 december 2013. Bij veel organisaties is nog niet duidelijk wat de precieze gevolgen van de transitie en transformatie zullen zijn. Daarom zal het niet lukken bij alle organisaties een (doorlopend) sociaal plan te realiseren per 1 december 2013. Partijen hechten er aan dat in alle jeugdzorgorganisaties op korte termijn overleg gevoerd wordt over de gevolgen van de transitie en aankomende bezuinigingen en het effect dat dit zal hebben op de werkgelegenheid binnen de jeugdzorgorganisaties.
13
Daarbij gaat het zowel over de periode voor de transitie als de periode na de transitie. Afgesproken is dat alle jeugdzorgorganisaties, daar waar dat nodig is omdat bijvoorbeeld nog geen sociaal plan aanwezig is, voor 1 december 2013 de werknemersorganisaties uit zullen nodigen. Dit overleg zal op kortst mogelijke termijn plaatsvinden en zal als uitgangspunt hebben om tijdig in 2014 tot een sociaal plan te komen.
14
Cao Nederlandse Universiteiten De cao In januari 2013 werden de leden AC-FBZ via ledenbijeenkomsten geïnformeerd en geraadpleegd over het onderhandelaarsakkoord Cao NU 2011-2013. De hoofdpunten van het onderhandelaarsakkoord waren een structurele salarisverhoging van in totaal 2 procent: 1 procent per 1 januari 2013 en nogmaals 1 procent per 1 september 2013, versobering van de BWNU per 1 januari 2014 en een verbetering van de suppletieregeling van de BWNU bij een nieuwe functie. Verder werd afgesproken dat cao-partijen het uitgangspunt hanteren dat onvrijwillige werkloosheid wordt voorkomen. Tenslotte zouden per 1 januari 2013 de seniorenregeling, de leeftijdsdagen en de 60+-regeling vervallen. Voor de eerste twee geldt een overgangsregeling. De leden en het bestuur van AC-FBZ hebben ingestemd met het akkoord. Dit gold ook voor de andere werknemersorganisaties en de werkgeversorganisatie Vereniging van Universiteiten (VSNU). Daarmee was de Cao NU 2011-2013 een feit. Cao-partijen hebben op basis van het akkoord een beleidsagenda vastgesteld met zes belangrijke HR-punten waarover nadere afspraken zijn gemaakt en waaraan werd gewerkt door cao-partijen gedurende 2013. Concreet gaat het om verdere verbetering van hoe universiteiten en medewerkers maximaal van elkaars inzet en diensten gebruik kunnen maken. Dit houdt in dat er meer aandacht komt voor duurzame inzetbaarheid en persoonlijke ontwikkeling van de medewerker, maar ook dat de universiteiten wensen, vaardigheden en functies nog beter op elkaar gaan afstemmen. De zes punten zijn:
Modernisering van de cao
Intensivering systematisch personeelsbeleid (ISP)
Periodieke gesprekken
Investering in ontwikkeling
Intensivering van werk-naar-werk begeleiding
Versterking 1-werkgeverschap.
In oktober 2013 hebben de FBZ en de andere werknemersorganisaties een gezamenlijke inzet opgesteld voor een nieuwe Cao NU. De onderhandelingen tussen de werknemersorganisaties en de VSNU zijn op 5 december 2013 begonnen.
15
Klankbordgroep Cao NU Ter voorbereiding op de cao-onderhandelingen voor een nieuwe Cao NU die in december 2013 van start gingen, vonden in het najaar enkele bijeenkomsten van de klankbordgroep plaats. De klankbordgroep Cao NU bestaat uit bestuursleden en leden van verschillende FBZ-verenigingen. De bijeenkomsten van de klankbordgroep leverde bruikbare ideeën voor de cao-inzet. Deze heeft ACFBZ meegenomen bij het formuleren van een gezamenlijke cao-inzet, die met de andere werknemersorganisaties werd opgesteld. Conform afspraak houdt de AC-FBZ de klankbordgroep op de hoogte van ontwikkelingen uit het overleg over de Cao NU. Lokaal niveau Bij alle universiteiten vindt conform de cao lokaal overleg plaats tussen de werkgever en werknemersorganisaties, waaronder de AC-FBZ, over de gang van zaken bij de betreffende universiteit. Het gaat om overleg over lokale arbeidsvoorwaarden en reorganisaties. Bij verschillende universiteiten liepen en lopen nog steeds reorganisaties.
16
Cao Onderzoekinstellingen Cao Onderzoekinstellingen 2013 Vanaf de start van de onderhandelingen voor de Cao Onderzoekinstellingen (OI) in maart 2013 was duidelijk dat deze voor een groot deel zouden worden bepaald door ontwikkelingen op macroniveau waarop partijen geen directe invloed konden uitoefenen. Zaken dus, zoals de slechte economische situatie, de van overheidswege opgelegde bezuinigingen en de nullijn, en dus het niet ontvangen van een tegemoetkoming in de loonkostenontwikkeling voor de onderzoekinstellingen. Daarmee was de ruimte voor de onderhandelingen zeer beperkt. Deze ruimte werd vervolgens nog verder ingeperkt door een werkgeverslastenstijging per januari 2013 van ruim 1,5% (stijging pensioenpremie en verhoging werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet) en een aantoonbaar verminderd financieel weerstandsvermogen van het Nederlandse Organisatie van Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de overige onderzoekinstellingen. Geen ruimte dus voor een salarisontwikkeling in 2013, tenzij de werknemersorganisaties, waaronder AC/FBZ, bereid zouden zijn deze ruimte op te hoesten uit een verslechtering van de huidige arbeidsvoorwaarden, zoals een ingreep in de Bovenwettelijke regeling Werkloosheid personeel Onderzoekinstellingen (B-WOI). Daar dit voor hen onbespreekbaar was, werd de focus van het overleg verlegd naar afspraken over werkzekerheid voor alle werknemers onder een verlenging van de huidige cao. Op 28 mei 2013 leidde dit tot het besluit om de Cao OI 2010-2012, praktisch ongewijzigd, te verlengen tot 1 januari 2014 met daarbij de volgende aanvullende afspraken:
Een werkzekerheidsgarantie in 2013 voor alle werknemers van de onderzoekinstellingen.
Studieafspraken inzake: o
Telewerken
o
De Werkkostenregeling
o
Het komen tot een modernisering van de cao.
Na ledenraadpleging door AC-HOP werd met deze, met een neutraal advies voorgelegde, verlenging van de Cao OI in de FBZ-bestuursvergadering van 25 juni 2013 ingestemd.
17
Studie naar modernisering Cao OI In de onder begeleiding van de AWVN ingezette studie naar de modernisering van de Cao OI werd al snel gefocust op een tweetal hoofdonderwerpen. De introductie in de cao van een Persoonlijk Keuze Budget (PKB) voor alle werknemers, en de operatie Stofkam. Laatstgenoemde operatie (het technisch herschrijven van de cao) werd in werkgroepverband voortvarend ter hand genomen. Dat gold niet voor de besprekingen over het PKB. Daar bleek al snel dat werkgevers en werknemersorganisaties over een aantal belangrijke uitgangspunten voor dit budget verschil van opvattingen hadden. De partijen zijn daar nog niet uit.
18
Cao Universitair Medische Centra Landelijk niveau In 2013 speelden twee dossiers een prominente rol bij de Universitair Medische Centra (umc’s): de cao en de pensioenovergang. Cao UMC De Cao UMC liep per 1 april 2013 af. De onderhandelingen voor een nieuwe cao verliepen zeer moeizaam. Na een aantal onderhandelingsronden werden de onderhandelingen door de werknemersorganisaties, waaronder AC/FBZ, afgebroken omdat de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) niet bereid was stappen te zetten. Uiteindelijk werd op 4 juli 2013 een onderhandelaarsakkoord bereikt. Er werd een beperkte salarisstijging overeengekomen van in totaal 2% plus twee eenmalige uitkeringen. Ook werd het persoonlijk budget verhoogd en werden afspraken gemaakt over aanpassing van de regeling onregelmatige diensten en bereikbaarheids- en aanwezigheidsdiensten. De nieuwe cao loopt tot 1 april 2015. Wat betreft de Honoreringsregeling Academisch Medisch Specialisten (HAMS) werd overeengekomen dat de gesprekken hierover in een later stadium worden hervat. Pensioenovergang De umc’s en de werknemersorganisaties werken al sinds 2005 aan de overgang van de umc’s van pensioenfonds ABP naar het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW, het vroegere PGGM). Begin 2011 leek het erop dat deze overgang daadwerkelijk per 1 januari 2012 zijn beslag zou krijgen. In het voorjaar van 2011 werden daarom in alle umc’s bijeenkomsten georganiseerd, gevolgd door ledenraadplegingen. Deze ledenraadplegingen werden met een positief resultaat afgesloten. Uiteindelijk werd de overgang op 1 januari 2012 onmogelijk door externe factoren. Het overleg werd echter voortgezet. In de laatste maanden van 2013 leek de pensioenovergang een paar keer een feit. De FBZ was zelfs bereid de cao, die net was afgesloten, met enkele aanvullende afspraken te verlengen tot 1 januari 2016 om de pensioenovergang ook financieel mogelijk te maken. De overgang zou dan plaats moeten vinden op 1 januari 2015. Helaas ontstaat iedere keer een nieuwe hobbel, waardoor de pensioenovergang nog steeds niet zeker is. Het overleg over de pensioenovergang wordt in 2014 voortgezet. De FBZ blijft voorstander van de overgang naar PFZW vanwege de grote voordelen van het vallen onder hetzelfde pensioenfonds in de gehele zorgsector. Lokaal niveau In diverse umc’s werden onderhandelingen gevoerd om te komen tot een nieuw sociaal beleidskader of sociaal plan. Deze onderhandelingen zijn succesvol afgerond.
19
Cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg De branche VVT is een van de grootste zorgsectoren van het land. Het is een branche die aan de vooravond van ingrijpende veranderingen staat. De veranderingen stellen nieuwe eisen aan de organisaties en hebben ook gevolgen voor de werkgelegenheid. Het kabinet heeft een aantal wetsvoorstellen betreffende een herziening van de langdurige zorg ingediend, die leiden tot een versnelling van deze veranderingen. De voorgestelde herzieningen in de langdurige zorg zijn rigoureus en moeten binnen zo’n kort tijdsbestek ingevoerd worden, dat de continuïteit van zorg in het gedrang kan komen en de werkgelegenheid van veel werknemers onder druk staat. Onderhandelingen nieuwe Cao VVT De Cao VVT geldt voor ruim 460.000 mensen die in verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg, jeugdgezondheidszorg en kraamzorg werken. De Cao VVT liep op 1 september 2013 af. Op 25 september 2013 vond de uitwisseling van de inzetten van cao-partijen plaats. Werknemersorganisaties FBZ, CNV Publieke Zaak en NU’91 kwamen met een gezamenlijke inzet en Abvakabo FNV met een eigen inzet. Werkgeversorganisaties ActiZ en BTN kwamen op dat moment met een gezamenlijke inzet. De eerste onderhandelingsdag op 1 oktober 2013 stond in het teken van een algemene beschouwing van de sector en een eerste toelichting van de inzetbrieven. Tijdens de tweede onderhandelingsdag op 9 oktober 2013 werd het mandaat van BTN duidelijk, namelijk geen ruimte voor salarisverhoging en ook niet voor verbetering van andere arbeidsvoorwaarden. Afgesproken werd uiteindelijk dat BTN terug zou gaan naar de achterban voor een ruimer mandaat. Op de derde onderhandelingsdag op 30 oktober 2013 gaf BTN aan te kunnen blijven zitten aan de onderhandelingstafel en op basis van een totaalpakket uiteindelijk een besluit te nemen. Op 5 november 2013 kwam BTN alsnog met een eigen inzet waarin verbetering van arbeidsvoorwaarden werd uitgesloten. Op 13 november opende ActiZ de onderhandelingen met een bieding met onder meer een salarisparagraaf. Daarop verliet BTN de onderhandelingen. Vervolgens deed Abvakabo FNV een tegenbieding. ActiZ concludeerde naar aanleiding van deze tegenbieding dat de Abvakabo FNV en ActiZ te ver uiteen lagen en zich te willen beraden over de ontstane situatie. Op 4 december verliet ook Abvakabo FNV de onderhandelingen toen ActiZ duidelijk maakte slechts aanknopingspunten te zien bij de reactie van de FBZ en de andere twee werknemersorganisaties op de bieding van ActiZ. De onderhandelingen tussen ActiZ en de FBZ en de andere twee werknemersorganisaties werden vervolgens voortgezet en dit resulteerde uiteindelijk in een onderhandelaarsakkoord Cao VVT 20132014. Hoofdlijnen van het akkoord
Looptijd van 1 september 2013 tot 1 september 2014.
Salarisparagraaf: - December 2013: de werknemer ontvangt een eenmalige uitkering van 0,80% over het jaarsalaris; - Voor werknemers die in de loop van 2013 in dienst zijn getreden wordt de eenmalige 20
uitkering naar rato toegekend; - Per 1 januari 2014: een algemene loonsverhoging van 1,00%; - Vanaf 1 juli 2014: een verhoging van de eindejaarsuitkering met 0,20%.
Reiskostenregeling: - De cao-vergoedingen voor reiskosten zoals opgenomen in de artikelen 9.2, 9.3.2, 9.4.1 en 9.4.2 Cao VVT worden vanaf 1 januari 2014 jaarlijks geïndexeerd met de prijsontwikkelingen volgens de Consumenten Prijs Index (CPI-afgeleid); - Aan de artikelen 9.3.2 en 9.4.2 lid 1 wordt een bepaling toegevoegd dat parkeerkosten, tolgelden en veerkosten volledig worden vergoed.
Partijen zullen met betrekking tot de procedures inzake de waardering en indeling in FWG voor 1 maart 2014 een voorstel uitwerken waarin een beroep kan worden gedaan op de deskundigheid van het FWG-bureau. De basis voor dit advies vormt de functiebeschrijving waarover overeenstemming bestaat tussen werkgever en werknemer. Het advies heeft de status van zwaarwegend.
Het onderhandelaarsakkoord Cao VVT 2012-2013 paste niet binnen hetgeen FBZ als maatstaf voor de salarisontwikkeling voor 2013 hanteerde. De salarisparagraaf van het onderhandelaarsakkoord was niet voldoende om het akkoord met een positief advies aan de leden voor te leggen. Van de andere kant is er toch sprake van een positieve salarisontwikkeling, wat naast onder meer een verbeterde reiskostenregeling rechtvaardigt dat het resultaat neutraal aan de leden werd voorgelegd. De FBZ is ervan overtuigd dat dit het hoogst haalbare resultaat is gezien de ontwikkelingen en bezuinigingen in de sector VVT. Klankbordgroep Cao VVT Ter voorbereiding op de cao-onderhandelingen voor de VVT die in het najaar van 2013 van start gingen, kwam de klankbordgroep Cao VVT bijeen. De klankbordgroep Cao VVT bestaat uit bestuursleden en leden van verschillende FBZ-verenigingen. De bijeenkomst van de klankbordgroep leverde bruikbare ideeën voor de cao-inzet. Deze hebben de onderhandelaars FBZ meegenomen bij het formuleren van een gezamenlijke cao-inzet met de andere werknemersorganisaties. A+O VVT Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsbeleid Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (A+O VVT) is een samenwerkingsverband van werkgevers- en werknemersorganisaties in de branche VVT en richt zich op de gezamenlijke belangen van werkgevers en werknemers. Stichting A+O VVT stelt zich ten doel de werking van de arbeidsmarkt in de VVT op landelijk niveau te verbeteren en bevorderen. Stichting A+O VVT heeft zich in 2013 onder meer bezig gehouden met de onderwerpen duurzame inzetbaarheid en sectorplannen.
21
Cao Ziekenhuizen Voor de Cao Ziekenhuizen was 2013 een ‘tussenjaar’. De cao is aangegaan voor de periode 20112014. In het vroege voorjaar van 2014 starten de nieuwe onderhandelingen. Algemeen Verbindend Verklaarde cao Het ministerie van SZW heeft, na de goedkeuring van het verzoek om deze cao algemeen verbindend te verklaren (AVV), eind 2012 een rectificatie gepleegd inzake de pensioenverdeling (welke daarna niet meer onder AVV viel). Hierdoor hadden werknemers die via AVV onder de cao vielen plots een premievrijpensioen. Over deze niet beoogde situatie heeft in de loop van 2013 overleg plaatsgehad tussen FBZ, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en het ministerie van SZW. Dit heeft een oplossing opgeleverd. Stand van zaken werkgroepen en studieafspraken Cao Ziekenhuizen Onderstaand wordt kort weergegeven wat de stand van zaken, dan wel het resultaat is van de voor de FBZ-achterban meest relevante werkgroepen tot en met eind 2013. Opleiding en ontwikkeling Een aantal jaar geleden hebben sociale partners (ook toen via de StAZ) onderzoek gedaan naar de toepassing van artikel 3.2.18 (Scholingsplan) van de cao. Ook ditmaal werd het toen ontstane beeld ‘herbevestigd’: veel instellingen maken geen afspraken met de OR, de uitvoering is niet op basis van een vastgesteld plan en de inzet van middelen, alsmede het adequaat begroten ervan, verloopt niet altijd even duidelijk. De werknemersorganisaties gebruiken deze uitkomsten bij de voorbereiding van de cao-inzet voor 2014. Wachtgeld Bij het laatste cao-overleg was de inzet van de NVZ om de wachtgeldbepalingen ingrijpend bij te stellen. Werknemersorganisaties hebben daar toen niet mee ingestemd. Er is wel een studieafspraak overeengekomen. Aan deze afspraak is in 2013 nog geen invulling gegeven. Overige zaken ROZ In 2013 is het Regulier Overleg Ziekenhuizen (ROZ), het maandelijks overleg van sociale partners, maar sporadisch bijeengekomen. Begin 2013 was de ambitie om, ter voorbereiding op de onderhandelingen in 2014, een visietraject te starten. Dit eigenlijk naar analogie van een vergelijkbaar traject in de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaardenregeling voor medisch specialisten (AMS), welke heeft geleid tot het zogeheten Manifest Kaap Doorn. Helaas is in 2013 niet echt invulling gegeven aan het ontwikkelen van deze visie. Instellingsoverleg In 2013 hebben problemen als vraaguitval, problemen bij de contractering en financiële problemen voor veel onrust in de ziekenhuisbranche gezorgd. Voor het eerst in vele jaren was sprake van serieuze problemen bij enkele ziekenhuizen, waaronder De Sionsberg, het Langeland ziekenhuis en het Ruwaard van Puttenziekenhuis. De eerste twee konden niet zelfstandig voortbestaan en de laatste is, een unicum, zelfs failliet gegaan (en daarna doorgestart).
22
Wat vele jaren bijkans ondenkbaar leek, is nu meer realiteit dan ooit: de FBZ achterban (inclusief de medisch specialisten) zijn plots minder zeker van hun baan. De FBZ is al betrokken bij ziekenhuizen waar een concrete ontslagdreiging voor artsen aan de orde is. Het is duidelijk: ook de FBZ achterban raakt nu meer en meer betrokken bij ingrijpende reorganisaties. De FBZ monitort deze ontwikkeling nauwlettend en stuurt aan op arrangementen om werkgelegenheid te behouden en soepele transities mogelijk te maken waar dit nodig is.
23
Cao Sanquin Het bestuur FBZ heeft in 2012 ten aanzien van enkele cao’s, waaronder Sanquin, besloten de deelname van de FBZ te beëindigen. De looptijd van de Cao Sanquin waarbij de FBZ partij was, eindigde op 1 maart 2014. De FBZ doet niet meer mee aan de onderhandelingen voor de cao 2014. De leden van de FBZ en de werkgever zijn hierover geïnformeerd. In 2013 vonden enkele voortgangsgesprekken plaats tussen de werknemersorganisaties en Sanquin ten aanzien van de reeds ingezette reorganisatie Bloedbank 2015.
Cao Netherlands School of Public and Occupational Health De FBZ is vanaf het ontstaan van de NSPOH (Netherlands School of Public en Occupational Health; voorheen NSPH en NSOH) betrokken geweest bij de cao. In de loop der jaren kromp de NSPOH qua werknemersaantal, en liep het ledenaantal van de FBZ bij de NSPOH gestaag terug. Uiteindelijk bleef slechts een lid over. Het bestuur FBZ heeft op basis van die gegevens dan ook in 2012 besloten de deelname aan de Cao NSPOH te beëindigen. De looptijd van de Cao NSPOH waarbij de FBZ partij was, eindigde op 31 december 2013. De FBZ heeft niet meer meegedaan aan de onderhandelingen voor de cao 2014 en is per 1 januari 2014 geen partij meer bij deze cao. Het overgebleven lid van de FBZ en de werkgever zijn hierover in 2013 geïnformeerd.
Beroepsbeoefenaren in opleiding Stagevergoeding Al jaren zet de FBZ zich in voor de rechtspositie van beroepsbeoefenaren in opleiding. Keer op keer echter zijn de werkgevers niet bereid stagevergoedingen voor deze groepen af te spreken. Bij de ene werkgever is het argument dat deze groepen niet bij hen werkzaam zijn dan wel nauwelijks werkzaamheden verrichten, bij andere werkgevers wordt aangegeven dat er geen geld beschikbaar is. De FBZ vindt het nog altijd niet acceptabel dat voor diverse beroepsgroepen in opleiding, zoals een HBO-verpleegkundige, een stagevergoeding is overeengekomen, maar niet voor al deze groepen. Ook in 2013 zette de FBZ bij alle cao-onderhandelingen waar dit aan de orde was, in op een stagevergoeding voor beroepsbeoefenaren in opleiding. Met name bij de cao-onderhandelingen voor de umc’s. Helaas leidden ook nu de onderhandelingen niet tot tastbare resultaten.
24
Gerelateerde overlegorganen
Het Ambtenarencentrum Het Ambtenarencentrum (AC) is een van de vier centrales van overheidspersoneel. Alleen de centrales van overheidspersoneel mogen de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden voor het overheidspersoneel voeren. Van oudsher zijn de medewerkers van de Universitair Medische Centra (UMC’s), de Nederlandse Universiteiten (NU) en de Onderzoekinstellingen (OI) overheidspersoneel, ofschoon medewerkers van deze werkgevers zich niet altijd realiseren dat zij ambtenaar zijn. Ook medewerkers in dienst van bijvoorbeeld GGD’en zijn ambtenaar. Het AC is een onafhankelijke centrale die niet is aangesloten bij de vakcentrales FNV, CNV of MHP. Het AC vertegenwoordigt onafhankelijke werknemersorganisaties die zich bij haar aansluiten, zoals de het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP), het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, (KNGF) en de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD). Om de belangen van de betrokken leden van de aangesloten verenigingen adequaat te kunnen behartigen is het AC onderverdeeld in sectorgroepen. Een daarvan is de sectorgroep Zorg, waaronder de umc’s, universiteiten en onderzoekinstellingen vallen. Door de aansluiting bij het AC is zijn de aangesloten verenigingen, op titel van het AC, partij bij de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden van haar leden werkzaam bij de umc’s, universiteiten en onderzoekinstellingen. Het AC kent ook de sectorgroep Lagere Overheden, waarin de GGD’en zijn ondergebracht. Helaas is het AC geen partij bij de Cao Gemeenten, waaronder de GGD’en vallen. Het bestuur van het AC wordt samengesteld uit alle sectorgroepen van het AC, en houdt zich met name bezig met de ontwikkelingen in de overheidssectoren en de gevolgen daarvan voor de arbeidsvoorwaarden, zoals pensioen (ABP), sociale zekerheid en de ambtelijke status. Activiteiten bestuur AC Het bestuur AC heeft zich in 2013 met name gebogen over de governance bij het pensioenfonds ABP. Ook werden diverse scholingsdagen over pensioen georganiseerd. Eind 2013 is gestart met de voorbereiding van de verkiezingen voor het nieuwe Verantwoordingsorgaan bij ABP. Pensioenfonds Het AC heeft een zetel in het bestuur ABP, die wordt ingevuld door de heer Jac. Kragt.
25
Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid De Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP) is een paritair samengesteld centraal overlegplatform waarin de overheidswerkgevers, verenigd in de Stichting Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO), en de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel (SCO) overleggen over de zogenoemde bovensectorale onderwerpen. Deze onderwerpen betreffen pensioenen, Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU) en wettelijke sociale zekerheid. De ROP adviseert het kabinet over genoemde onderwerpen. In 2013 heeft de ROP geen adviezen uitgebracht. Wel heeft de ROP, samen met de Stichting van de Arbeid (StAr), de Tweede Kamer een brief gestuurd met daarin het dringend advies niet akkoord te gaan met het wetsvoorstel Huis voor Klokkenluiders vanwege het niet overnemen door het kabinet van het advies dat de werkgevers- en werknemersorganisaties aan het kabinet hadden gestuurd. Dit advies van ROP en StAr hield in dat het wetsvoorstel zodanig werd aangepast dat het Adviespunt Klokkenluiders zou blijven bestaan, ook na 2015.
Pensioenkamer Onderdeel van de ROP is de Pensioenkamer. De Pensioenkamer is ook paritair samengesteld. In de Pensioenkamer wordt alleen gesproken over de pensioenvoorziening van het overheidspersoneel. In 2013 is in de Pensioenkamer met name gesproken over het ABP Pensioenakkoord 2014, dat op 16 september 2013 tot stand kwam. Dit akkoord regelt de aanpassing van de ABP middelloonregeling aan het Witteveenkader 2014, zodat de ABP-regeling een fiscaal zuivere regeling blijft. Ook bevat het akkoord afspraken over compensatie voor het overheids- en onderwijspersoneel voor de versoberingen van de pensioenregeling die een gevolg zijn van het doorvoeren van het Witteveenkader 2014.
Pensioenraad PFZW De FBZ is vertegenwoordigd in de Pensioenraad PFZW. De Pensioenraad is een combinatie van het medezeggenschapsorgaan (‘deelnemersraad’) en het verantwoordingsorgaan, zoals die organen zijn vastgelegd in de Pensioenwet. De raad bestaat uit deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. Als deelnemersraad adviseert de Pensioenraad het bestuur PFZW over voorgenomen besluiten van het bestuur ten aanzien van wijziging van het pensioen- en uitvoeringsreglement, vaststelling of wijziging van het premie- en indexeringsbeleid en het beleggingsbeleid. De Pensioenraad als verantwoordingsorgaan is bevoegd om het jaarverslag en wijziging van de statuten goed te keuren. Daarnaast is de Pensioenraad bevoegd om een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Tenslotte kan de Pensioenraad het bestuur schorsen of het bestuur als geheel tussentijds laten aftreden.
26
De Pensioenraad bestaat uit 36 leden: 12 vertegenwoordigers vanuit werkgeversorganisaties, 12 vanuit werknemersorganisaties en 12 gepensioneerden. De FBZ heeft een zetel in de werknemersgeleding en een zetel in de pensioengerechtigdengeleding van de Pensioenraad. In 2013 heeft de Pensioenraad het bestuur onder andere geadviseerd over de mogelijkheid van indexatie van het pensioen, over beëindiging van Extra Pensioen en over het Convenant over dekking van arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling in pensioenregelingen. Ook is uitvoerig gesproken over de governance en het nieuwe pensioencontract en de gevolgen daarvan voor de pensioenregeling.
Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) Pensioencontract Stond het jaar 2012 geheel in het teken van de discussie van het “nieuwe reële pensioencontract”, in 2013 werd vooral uitgezien naar de formele regelgeving die de invoering van dit contract per 1 januari 2015 mogelijk zou maken. De redenen voor het reële contract waren:
Het past het beste bij de ambitie, ‘wat we hebben’ en wat de deelnemers wensen;
Het beleid wordt gericht op de indexeringsambitie; daarvoor moet een beleggingsrisico worden genomen maar niet méér dan nu gedaan wordt;
Er moet een stabielere sturing zijn om een stabiel pensioenresultaat te kunnen realiseren; de sturing geschiedt door o.a. LAM (levensverwachtingsaanpassingsmechanisme) en AFS (Aanpassingsmechanisme Financiële Schokken).
Aan de invoering van het reële contract heeft het bestuur PFZW wel de volgende voorwaarden verbonden:
De huidige (oude) pensioenrechten moeten verantwoord kunnen worden ingebracht in het nieuwe contract (het zogeheten invaren).
Er moet een stabiele rente en discontovoet zijn waarmee de (toekomstige) verplichtingen worden berekend. Er is daarbij formeel een onderscheid in de rente die voor de kostendekkende premie moet worden gebruikt (marktrente) en de discontovoet (overigens ook marktrente). De discontovoet is de rente waartegen de verplichtingen in de toekomst moeten worden berekend. Op dit moment is het voorstel om voor de toekomst het tienjaarsgemiddelde uit het verleden te gebruiken. Het probleem daarbij is dat de premie verhoogd moet worden als de rente die gebruikt wordt door dit gemiddelde lager wordt. Ieder jaar gaat er namelijk door het tienjaarsgemiddelde één schijfje af. Dus als er de laatste jaren een lage rente was terwijl er in de jaren daarvoor een hoge rente was, dan wordt het gemiddelde lager met alle gevolgen van dien voor de premie. Dat speelt op dit moment, althans voor de komende jaren omdat de rente de afgelopen jaren steeds lager werd. Dus voor dit moment lijken we in veiliger wateren terechtgekomen maar dat is maar tijdelijk. Dat
27
wordt alleen anders als de rente nu structureel hoger wordt, maar daar ziet het niet direct naar uit. Bovenstaande kan echter niet los worden gezien van het nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) en het Witteveenkader. Het nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) In het Financieel Toetsingskader zijn de financiële normen vastgelegd waaraan pensioenfondsen zich moeten houden. Die normen vormen de basis voor het houden van financieel toezicht door De Nederlandsche Bank, de toezichthouder. Het nFTK werd door staatssecretaris Klijnsma nader uitgewerkt in een wetsvoorstel en de keuze voor een nieuwe pensioenregeling. Zij koos in het wetvoorstel voor twee modaliteiten in het toetsingskader: één t.b.v. een nominaal contract en één voor het reële contract. Er volgde een consultatieronde, waarna veel commotie ontstond over de beide modaliteiten. Eind 2013 was er, ondanks alle toezeggingen van de staatssecretaris, nog geen enkele duidelijkheid over het nFTK. Het Witteveenkader In het Witteveenkader wordt de politieke begrenzing van de fiscale facilitering van de pensioenopbouw gegeven. Het Witteveenkader was de tweede grote hobbel. Staatssecretaris Weekers van Financiën diende een wetsvoorstel in dat in grote lijnen neerkwam op een verlaging van het opbouwpercentage van nu maximaal 2,25 % (2013 bij eindloon) en 2,15% (2014 bij middelloon) naar 1,75% per jaar, naast een aftopping van pensioenopbouw boven een inkomen van 100.000 euro. De werknemersorganisaties waren hier faliekant op tegen omdat er dan geen goed pensioen meer kan worden opgebouwd. Uiteindelijk ging de meerderheid in het parlement akkoord met een maximaal opbouwpercentage van 1,87% en het handhaven van de aftopping. Ofschoon de werknemersorganisaties zich blijven verzetten tegen deze plannen lijkt de kans van slagen verwaarloosbaar. PFZW heeft overigens al een paar jaar geleden het opbouwpercentage verlaagd naar 1,95% in plaats van 2,05% vanwege het langer leven. Governance PFZW Ten slotte is in 2013 erg veel aandacht besteed aan de governance van PFZW, mede ingegeven door de Wet Versterking Pensioenfondsbestuur. PFZW heeft daarin gekozen voor het paritaire model waarbij sociale partners het bestuur vormen, naast de in dat model door de wet voorgeschreven Raad van Toezicht. Vervolgens is min of meer afgedwongen en vooral ingegeven door de toenemende deskundigheidsen geschiktheidseisen van De Nederlandsche Bank besloten een viertal deskundigen op het gebied van riskmanagement en vermogensbeheer in het bestuur op te nemen. PFZW heeft daarbij na een zeer langdurige en soms roerige discussie gekozen voor een bestuur van maximaal 12 bestuursleden. Het bestuur wordt tijdelijk uitgebreid naar 14 leden tot uiterlijk 2017. In het bestuur worden na 2017 ook vier deskundigen worden benoemd, waarvan twee op een werkgeverszetel en twee op een
28
werknemerszetel. Dat zal ten koste gaan van de huidige vertegenwoordiging van de FBZ en van NU’91 als kleinste werknemersorganisaties die in het bestuur van PFZW participeren. Zij verliezen hun rechtstreekse vertegenwoordiging vanuit de “achterban” en zullen op hun zetel een deskundige moeten voordragen. De FBZ blijft dan wel in naam formeel vertegenwoordigd in het pensioenfondsbestuur, maar niet meer via een rechtstreekse voordracht vanuit de achterban. Voor de werkgeversvertegenwoordiging geldt hetzelfde. Daarnaast moet volgens de wet per 1 juli 2014 een vertegenwoordiging van de gepensioneerden worden benoemd in het bestuur. Deze benoeming gaat ten koste van één van de zetels van werknemerszijde, in casu de Abvakabo FNV. Het pensioenfondsbestuur wordt daardoor van werknemerszijde vertegenwoordigd door Abvakabo FNV met twee zetels, en CNV Publieke Zaak, FBZ en NU’91 met een zetel.
Pensioenfonds ABP In 2013 ging ABP het laatste jaar in van een periode van herstel van de financiële gevolgen van de kredietcrisis. Dankzij het aantrekken van de wereldwijde beurzen en het einde aan de daling van de rente wist het ABP die vijfjaars herstelperiode af te sluiten met een verbeterde financiële positie. Gemeten naar de dekkingsgraad eindigde het ABP het jaar op 105,9%, een nipte 1,7% meer dan het vereiste minimum. De marge was dus dun, maar het meetmoment op 31 december telt. Het directe gevolg hiervan was dat de pensioenaanspraken konden worden gehandhaafd en dat de 0,5% korting die een jaar eerder is doorgevoerd ongedaan kon worden gemaakt. Vanwege de dunne marge zat een gedeeltelijke indexatie zat er echter nog niet in. Ook hebben sociale partners afgesproken dat de opslag op de pensioenpremie met het oog op het herstel (3%) wordt gehandhaafd. Het verslagjaar stond verder in het teken van communicatie met de deelnemers. Het bestuur van ABP is daarbij op verschillende manieren naar buiten getreden. Er zijn webinars georganiseerd en bijeenkomsten met deelnemers en met werkgevers. Ook zijn er debatten gevoerd in het land over verantwoord beleggen. Het is van groot belang dat het bestuur goed contact heeft met deelnemers en werkgevers, enerzijds om te informeren, maar ook om op te halen hoe mensen aankijken tegen hun pensioen. In het maatschappelijk debat toont het ABP zich altijd zeer betrokken. Het kabinet heeft besloten de opbouw van pensioenen fiscaal te beperken. Met ingang van 2014 is dit al een feit met een daling van 2,05% naar 1,95% van het uiteindelijke pensioen, maar komend jaar neemt de fiscale ruimte verder af naar 1,7%. Het ABP heeft duidelijk gemaakt welke consequenties dit heeft voor het pensioen dat deelnemers kunnen verwachten. Ook de wijzigingen in het pensioenstelsel zelf is zo’n onderwerp. De vormgeving van het nieuwe pensioencontract is ingewikkeld en vraagt om veel kennis. De overheid neemt de lead, maar het ABP heeft zich voortdurend ingezet om daarin de belangen van deelnemers voor het voetlicht te brengen. De voorstellen die er in het voorjaar van 2014 liggen kennen nog verscheidene nadelen.
29
Overigens is het nog niet zeker dat invoering al komend jaar kan plaats hebben doordat de politieke besluitvorming maar ook de administratieve invoering ervan veel tijd nemen. ABP heeft zich voorbereid op verschillende wijzigingen in het bestuursmodel dat per 1 juli 2014 in gaat. De organen waaraan het bestuur verantwoording af legt worden samengevoegd tot één Verantwoordingsorgaan en dit orgaan komt na verkiezingen tot stand. Ook wordt een Raad van Toezicht ingericht. Verder komen er vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur, op voordracht van het Verantwoordingsorgaan. Dit laatste betekent dat de vertegenwoordigers van de vakcentrales moeten indikken van zes naar vier zetels in het bestuur. Niettemin blijft het Ambtenarencentrum vertegenwoordigd in het bestuur ABP via één van die vier zetels. Er staan nog allerlei onderwerpen op de maatschappelijke agenda die de pensioenwereld voorlopig in beroering zullen houden. Ook de financiële markten zijn meer dan gemiddeld onzeker terwijl ABP nauwelijks vet op de botten heeft. Het ABP-bestuur zal de komende tijd alle zeilen blijven bijzetten om een zo goed mogelijk pensioen te verzorgen.
30