Jaarverslag 2012
RAAD VOOR DE TUCHTRECHTSPRAAK KNMG
Jaarverslag 2012 Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG
INHOUD 1. Inleiding 2. Tien jaar Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG 3. Aantal zaken in 2012 4. Samenvatting van zaken 5. Samenstelling Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG
2
Jaarverslag 2012 Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG
1. Inleiding In 2012 bestond de Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG tien jaar. Een mooi moment om terug te kijken naar het ontstaan van deze Raad. Het was ook een jaar waarin de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter, alsmede verschillende leden van de Raad vanwege hun benoemingstermijn zijn afgetreden. In dit jaarverslag wordt allereerst teruggeblikt op het ontstaan van deze Raad. Daarna wordt ingegaan op het aantal zaken dat in 2012 werd afgegaan, gevolgd door een samenvatting van die zaken. Aansluitend wordt de samenstelling van de Raad in 2012 weergegeven. 2. Tien jaar Raad voor de tuchtrechtspraak De KNMG kent al sinds begin 1900 een vorm van interne rechtspraak. De rechtspraak bestond uit tucht- en geschillenrechtspraak. De regeling stond open voor leden van de KNMG en voor niet-leden die zich aan de gedragsregels hadden gecommitteerd. In 1989 vond een eerste aanpassing plaats van de regeling. Tot die tijd stond de regeling niet alleen voor artsen maar ook voor patiënten open. Vanwege de inmiddels tot stand gekomen voorzieningen voor klachtenopvang en behandeling voor patiënten werd de KNMG-regeling voor patiënten opgeheven. Enkele jaren later werd de geschillenrechtspraak afgeschaft. De belangrijkste reden hiervoor was het geringe aantal zaken dat jaarlijks aan de vijf regionale districtsraden werd voorgelegd. In 1994 besloot de Algemene Vergadering daarom de vijf regionale districtsraden en de Raad van Beroep te vervangen door de Raad voor de behandeling van tuchtzaken in eerst aanleg en de Raad van Beroep, beide centraal gevestigd. Voor geschillen bleef wel de mogelijkheid van arbitrage bestaan. De voorzitter van de beroepsvereniging of van de KNMG werd in dat geval gevraagd scheidslieden te benoemen. Van deze mogelijkheid werd veel gebruik gemaakt. In 2000 kwam de vraag op of de interne tuchtrechtspraak zoals die toen was vormgegeven, met Raad in eerste aanleg en de mogelijkheid van beroep, moest worden voortgezet. Besloten werd een nieuwe vorm van tuchtrecht te introduceren zonder mogelijkheid van beroep. De belangrijkste reden hiervoor waren de hoge kosten voor de ondersteuning door externe juristen van de Raad in eerste aanleg en de Raad van Beroep. Sinds april 2002 is de Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG in zijn huidige vorm van start gegaan. De Raad onderzoekt klachten en geeft een gemotiveerde uitspraak. De Raad wordt gevormd door vijf leden. Vier daarvan zijn arts, de voorzitter is jurist. Gedurende de eerst tien jaar van het bestaan van de Raad voor de tuchtrechtspraak (april 2002 tot en april 2012) zijn er 33 zaken bij de Raad aanhangig gemaakt. Dit betekent dat er jaarlijks ongeveer 3 zaken door de Raad worden afgedaan. In 25 van deze zaken is de Raad tot een uitspraak gekomen. In 8 zaken is de klacht ingetrokken doorgaans na succesvolle bemiddeling door (een afgevaardigde van) de Raad. Het is niet primair de taak van de Raad om in zaken die worden voorgelegd te bemiddelen. Volgens het Reglement zou slechts in het vooronderzoek een poging tot bemiddeling ondernomen kunnen worden. In de afgelopen jaren heeft de Raad echter geconstateerd dat in sommige voorliggende conflicten partijen beter af zijn met een bemiddelingspoging dan met een uitspraak.
3
Jaarverslag 2012 Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG 3. Aantal zaken 2012 Aan het begin van dit verslagjaar waren nog twee zaken bij de Raad aanhangig. Tegen het eind van dat jaar is één nieuwe zaak bij de Raad binnengekomen. In het verslagjaar zijn twee zaken inhoudelijk afgedaan. Hierna treft u een samenvatting aan van die zaken. Aan het eind van 2012 was nog één zaak aanhangig. 4. Samenvatting van de zaken 10-07 Dissociatie huisartsenpraktijk Klager vormde sinds 1979 samen met collega (C) een huisartsenmaatschap. In 2003 is verweerder tot die maatschap toegetreden. Na een aantal voorvallen heeft verweerder, samen met collega (C) in 2009 de maatschapsovereenkomst opgezegd. Tussen partijen is daarna nog gesproken over een mediationtraject, maar tot een daadwerkelijke mediation heeft dit nooit geleid. De maatschap is in 2010 gesplitst. In aanloop naar de splitsing zijn verschillende dissociatievergaderingen gehouden. Bij een van die vergadering is tussen klager en verweerder een handgemeen ontstaan in het bijzijn van collega (C). Klager heeft hierbij letsel in het gelaat opgelopen en heeft daarvan aangifte gedaan. De klacht van klager komt er op neer dat hij meent dat het gedrag van verweerder ontoelaatbaar is. Verweerder heeft aangegeven dat hij spijt heeft en dat hij inziet dat hij beter had kunnen weglopen tijdens de dissociatievergadering. Verweerder geeft nog aan dat klager tijdens die vergadering intimiderend is geweest, scheldwoorden naar klager heeft geroepen en zeer dreigend is opgestaan. Dit heeft volgens verweerder geleid tot een handgemeen waarbij over en weer is geduwd. De Raad constateert dat de collegiale omgang tussen klager enerzijds en verweerder en collega (C) anderzijds verstoord was. Het klimaat binnen de maatschap was, zeker nadat de maatschapsovereenkomst werd opgezegd, verre van ideaal. Toch brengt de professionaliteit en de collegialiteit ook in deze situatie mee, dat de algemene fatsoensnormen in acht genomen dienen te worden. De Raad verklaart de klacht gegrond. De Raad merkt daarbij op dat in dit geschil partijen over en weer onvoldoende zelfbeheersing bij de afwikkeling van hun geschillen hebben betracht. Zij hebben zich beiden onvoldoende ingezet om tot een afwikkeling van de maatschap te geraken zonder incidenten. Als gevolg van deze gang van zaken zijn de verhoudingen tussen partijen geëscaleerd en uit de hand gelopen. Beide partijen dragen hier naar het inzicht van de Raad verantwoordelijkheid. Verweerder heeft tijdens de zitting inzicht getoond in zijn handelen, heeft aangegeven dat hij beter had kunnen weglopen uit de betreffende bijeenkomst en verontschuldigingen aangeboden. Dit alles in aanmerking nemend legt de Raad geen maatregel op. 11-02 Krenkende opmerking in rapportage In een gezagskwestie met betrekking tot een minderjarige heeft de rechtbank te (A) een deskundigenbericht van een forensisch mediator gelast. Klaagster is in dat kader als forensisch mediator aangesteld. In diezelfde kwestie heeft de Raad voor de Kinderbescherming om een psychiatrisch en psychologische rapportage verzocht. Verweerder heeft die rapportage verricht. Daarin heeft verweerder een passage opgenomen die betrekking heeft op het deskundigenbericht van klaagster. Klaagster stelt dat verweerder zich in de rapportage ten onrechte negatief over haar heeft uitgelaten. Klaagster zou hierdoor in haar goede naam zijn geschaad en imagoschade hebben geleden. Bovendien zou de opmerking in de rapportage niet zijn
4
Jaarverslag 2012 Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG onderbouwd en ertoe hebben geleid dat de vader van de minderjarige een tuchtklacht tegen haar heeft ingediend. Verweerder meent dat er geen sprake is van oncollegiaal optreden omdat klaagster niet als collega-arts handelde maar als mediator. Bovendien was de passage niet bedoeld om klaagster te diskwalificeren, maar om een psychiatrisch oordeel over de vader en de moeder te geven. Volgens de KNMG-gedragsregels (artikel III.1) en volgens vaste jurisprudentie van de Raad brengt het collegiale verkeer tussen artsen mee dat bezwaren met betrekking tot het functioneren van een collega-arts eerst met de betrokkene zelf worden besproken, voordat die bezwaren aan derden worden kenbaar gemaakt. De zin hiervan is dat betrokkene de gelegenheid wordt geboden om op die bezwaren direct te reageren en om eventuele misverstanden en dergelijke weg te nemen. De Raad is van oordeel dat verweerder in zijn rapportage kritiek heeft geuit op klaagster. Omdat niet is gebleken dat deze kritiek met klaagster is besproken heeft verweerder de gedragsregel overtreden. De Raad acht het opleggen van een maatregel niet op zijn plaats. De betreffende passage was slechts een ondergeschikt onderdeel van de rapportage bovendien heeft hij tijdens de zitting opgemerkt dat hij zich achteraf kan voorstellen dat zijn uitlating door klaagster als diskwalificerend worden ervaren, dat hij zulks betreurt en dat een andere formulering de voorkeur zou hebben verdiend nu het nimmer zijn bedoeling is geweest klaagster te diskwalificeren. 4. Samenstelling van de Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG De leden van de Raad zijn in 2002 door de Algemene Vergadering voor een periode van vijf jaar benoemd. In 2007 zijn ze herbenoemd, wederom voor een periode van vijf jaar. In april 2012 zijn de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter vanwege het aflopen van hun benoemingstermijn afgetreden. Reeds in 2011 is gestart met het zoeken naar opvolgers. In december 2011 heeft de Algemene Vergadering twee opvolgers benoemd. In juni 2012 is afscheid genomen van de voorzitters en van de leden van de Raad. Inmiddels is een aantal nieuwe leden van de Raad benoemd en staat voor begin 2013 een aantal benoemingen gepland. Samenstelling tot april 2012 Voorzitter: De heer mr.dr. H.L.C. Hermans Plaatsvervangend voorzitter: Mevrouw mr. C.E.L.M. Smeenk – van der Weijden Leden: Mevrouw drs. G.A. van Albada-Kuipers, reumatoloog; De heer drs. W.L. Bogtstra, huisarts; De heer dr. C. Das, arts voor maatschappij en gezondheid; Mevrouw drs. C.J.A. Nuver, kinderarts; De heer dr. D. Overbosch, internist; De heer drs. B.R. Schudel, huisarts. De heer prof. dr. C.A.F. Tulleken, neurochirurg; Mevrouw drs. B.A.M. Verkade, arts maatschappij en gezondheid/ specialist ouderengeneeskunde; De heer drs. M.B.M. Vermeulen, neuroloog; De heer H.A.M. Vervest, gynaecoloog;
5
Jaarverslag 2012 Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG Secretaris: De heer mr. D.Y.A. van Meersbergen Plaatsvervangend secretaris: Mevrouw mr. H.C.B. van der Meer Samenstelling vanaf april 2012 Voorzitter: De heer prof. mr. V. Timmerman; Plv. voorzitter: mevrouw mr. M.C. van Dijkhuizen; mevrouw G.A. van Albada-Kuipers, reumatoloog; mevrouw mr. Y.M. Drewes, arts M&G en jurist (tot maart 2013); mevrouw mr. E. van der Schoor, huisarts; de heer B.R. Schudel, huisarts; de heer H. Vervest, gynaecoloog. Secretaris: De heer mr. D.Y.A. van Meersbergen; Plaatsvervangend secretaris: Mevrouw mr. H.C.B. van der Meer.
6