Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
—jaarverslag 2012—
— jaarverslag 2012 —
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
3 Voorwoord 5 Intern beleid bzb 5 BELFIN 5 Geregelde bijscholing 6 Jaarlijks congres 7 Communicatie en informatie 7 Zichtbaarheid 7 Ledenvoordelen 7 Secretariaat 8 Actieplan 2013 – 2014 9 9 9 10
Algemene belangenverdediging
Politiek nationaal Lobbywerk Europa Voorstellen Europese Commissie tot verbetering van de consumentenbescherming in de financiële dienstverlening 10 Consultatienota ESMA over richtlijnen inzake vergoedingsbeleid en praktijken (MiFID) 10 Internationaal Forum van CIFA 11 FSMA 11 Consultatienota over een voorontwerp van wet inzake de activiteit van Financial Planning 11 Overleg met andere beroepsverenigingen uit de sector 11 Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO 11 PC 307 12 Relatie agent- principaal 12 Paritaire overlegorganen 12 Agentenvergaderingen 13 Overleg met de principaal 13 Informatie aan de agenten 14 Raad van bestuur 14 Dagelijks bestuur 14 Raad van bestuur 15 Secretariaat
2012
16 Bijlagen
—2—
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Voorwoord De “nieuwe economie”, de financiële crisis en het gewijzigde verwachtingspatroon van de klant hebben een ongeziene impact op de structuur en de organisatie van de financiële sector. Enerzijds is er de continue ontwikkeling in de netwerkeconomie. De vooruitgang in de informatie- en communicatietechnologie zal ervoor zorgen dat we anders zullen omgaan met betaalfaciliteiten. Deze ontwikkeling heeft uiteraard een groot gevolg voor het bancaire landschap. Anderzijds zijn er de effecten van de financiële crisis. Vanuit alle hoeken komt een oproep naar meer regulering van de markten. Nochtans denken wij dat het beter is om te werken aan een betere regulering in plaats van aan meer regulering. Ook deze toevloed aan bijkomende regulering heeft wederom haar impact op de financiële dienstverlening. En last but not least wijzigen ook de verwachtingen van de consument inzake dienstverlening. Financiële instellingen passen hun organisatie en hun commerciële distributiemodel aan. Wij vragen ons luidop af welke rol zal worden toebedeeld aan de financiële tussenpersoon. Al deze implicaties zullen bepalend zijn op de middellange termijn, enkel wie zich weet aan te passen zal overleven in deze sector. Voor u ligt het jaarverslag van onze beroepsvereniging BZB. Dit verslag geeft u een duidelijk beeld van onze activiteiten van het afgelopen jaar. Er wordt niet alleen aandacht besteed aan de interne organisatie, maar ook aan de externe vertegenwoordiging, zowel nationaal als internationaal, bij de diverse actoren binnen de financiële sector.
Dhr Daniël Nicolaes, Voorzitter
Het jaar 2012 stond bol van veranderingen, tal van nieuwe regelgevingen werden ingevoerd. Het was bij ons alle hens aan dek om steeds tijdig en accuraat te reageren om telkens het statuut van de zelfstandige financiële tussenpersoon met verve te verdedigen. Dit zal de komende jaren beslist een groot aandachtspunt blijven. Bovendien waren er in het financiële landschap tal van wijzigingen zoals fusies en overnames. Ook dit is een belangrijke uitdaging voor onze leden. Bij het afsluiten van het boekjaar en de start van het nieuwe jaar zijn er toch een aantal begrippen die de komende jaren voor mij een continue bekommernis zullen blijven:
Verantwoordelijkheid : Alle actoren in de sector zullen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen om te komen tot een gezonde en transparante financiële wereld. In dat licht menen we als beroepsvereniging tevens een bijdrage te kunnen leveren in de financiële vorming van de klant. In 2013 zullen we exclusief voor onze leden een aantal tools ontwikkelen die peilen naar de financiële kennis bij de klant en daaruit volgend de zwakke punten in die financiële know how invullen met kennis en inzicht. De zelfstandige financiële tussenpersoon is de vertrouwenspersoon en deskundig adviseur van de klant, hij/zij zal deze belangrijke taak van financiële vorming tevens op zich moeten nemen.
Evenwicht : Helaas stellen wij dagdagelijks vast dat er nog steeds geen evenwicht is tussen de distributie en de maatschappijen zelf. Elk jaar komen wij opnieuw tot de vaststelling dat banken, maar ook verzekeringsmaatschappijen de tussenpersonen onheus behandelen zoals onterechte opzeggingen, eenzijdige wijzigingen in commissies, etc.
—3—
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Respect : De financiële tussenpersoon krijgt vaak weinig respect. Nochtans toont BZB reeds jaren hoe het wel kan, door een constructieve dialoog aan te gaan en met wederzijds respect te onderhandelen over soms bijzonder moeilijke thema’s. Ik ben ervan overtuigd dat “verantwoordelijkheid”, “evenwicht” en “respect” perfect samen kunnen gaan met een degelijke creatieve energie. Getuige hiervan is de inzet van de duizenden professionele financiële tussenpersonen die elke dag opnieuw bewijzen dat zij zich 100% inzetten voor hun klanten en voor hun bedrijf. Als voorzitter van BZB ben ik dan ook niet alleen fier, maar ook verheugd vast te stellen dat onze beroepsvereniging via haar inzet, professionalisme en engagement eerder het voortouw neemt in plaats van gedwee te volgen. Hierbij engageer ik mij om dit werk en onze waarden verder uit te dragen naar al onze gesprekspartners binnen de sector. Daniel Nicolaes Voorzitter
—4—
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Intern beleid bzb BZB is uitgegroeid tot een professionele vereniging met een stabiele basis. Het collectieve lidmaatschap van een aantal vriendenkringen is hier een mooi bewijs van. Eind 2012 hadden we 1.340 leden die ingeschreven zijn bij de FSMA. Hiermee vertegenwoordigen we meer dan 3.000 zelfstandige financiële tussenpersonen die ruim 15.000 mensen te werk stellen. Deze cijfers tonen aan dat BZB de belangrijkste vertegenwoordiger is in de sector. Onze leden zijn doorgaans werkzaam als bankagent en als verzekeringstussenpersoon. Ten slotte zijn ook een aantal bankmakelaars en beursagenten lid van BZB. De meerderheid van onze leden hebben het statuut van handelsagent, maar wij verdedigen ook de belangen van bemiddelaars in bank- en beleggingsdiensten en die van verzekeringsbemiddelaars.
BELFIN De samenwerking met Fedafin werd geïntensifieerd. Zowel met betrekking tot het antwoorden op consultaties als met betrekking tot algemene belangenverdediging bij bepaalde banken of met betrekking tot paritair comité werd veelvuldig overlegd en gezamenlijk opgetreden. De benaming BELFIN werd evenwel naar buiten toe nog maar zelden gebruikt. Binnen het kader van het actieplan 2013 – 2014 zal Belfin als overkoepelend orgaan meer en meer op de voorgrond treden.
Geregelde bijscholing BZB zetelt in de accreditatiecommissie en zet zo samen met de sector de lijnen uit voor de geregelde bijscholing. De beroepsverenigingen in de sector, waaronder uiteraard BZB, hebben samen met de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) nieuwe gedragsregels uitgewerkt inzake de actualisering van de beroepskennis van de tussenpersonen via bijscholing. Deze nieuwe regels, die de opleidingsvereisten voor financiële tussenpersonen strenger maken, zijn op 1 september 2012 in werking getreden. In de herwerkte FAQ is rekening gehouden met de ervaring die opgedaan is tijdens de eerste jaren waarin de gedragsregels van toepassing waren. BZB organiseert als erkend opleidingsverstrekker zelf seminaries en infovergaderingen, maar werkt op het vlak van de geregelde bijscholing ook regelmatig samen met Febelfin Academy, Artelex en Global Financial Planning. Dankzij de samenwerking met Artelex en GFP kon voor deze opleidingen de KMO-portefeuille gebruikt worden. De samenwerking met Artelex werd intussen stopgezet. We geven hierna een kort overzicht : Eigen opleidingen: ^^In januari heeft BZB in Gent een seminarie georganiseerd met Geert De Neef, advocaat-vennoot bij Lydian en belastingsspecialist, over het nieuwe regeerakkoord en de begrotingsmaatregelen. ^^In de lente vond het tweedaagse Patrimonia-congres plaats in Brussel, waar BZB de attesten geregelde bijscholing mee uitgereikt heeft. ^^In november gaf Geert De Neef ook nog een seminarie over de juridische en fiscale aspecten bij overnames van bedrijven.
—5—
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
^^Eind oktober heeft BZB haar jaarlijks congres gehouden met als thema “De zelfstandige financiële tussenpersoon in 2020” In samenwerking met Artelex werden de volgende opleidingen gegeven: ^^Een tweedaagse opleiding ‘grondige cursus successieplanning: een pragmatische aanpak’ ^^Een drie halfdaagse opleiding ‘de verzekering als instrument in de successieplanning: creatief maar met welk risico?’ Mede dankzij de samenwerking met Febelfin Academy hebben BZB-leden een interessante opleiding met zelfstudie kunnen volgen. Gezien het grote succes van deze ‘Insurance Day: Boost Your Brain’, werden in 2012 twee Insurance Day’s georganiseerd: ‘wetgeving, distributie en brandverzekering’ en ‘maximalisatie van het fiscaal voordeel van de individuele levensverzekeringen’. Naast deze opleidingen voor zowel leden als niet-leden heeft BZB meermaals een infosessie gegeven speciaal voor de agenten van een bepaalde principaal. Daarnaast hebben we naar aanleiding van specifieke problemen bij bepaalde banken ook een aantal vergaderingen georganiseerd om de betrokken agenten te informeren over hun rechten en over hun actiemogelijkheden. Deze zijn keer op keer een effectieve manier gebleken om hun belangen beter te verdedigen. Verder hebben de BZB-leden ook korting gekregen op diverse externe opleidingen, zoals bijvoorbeeld voor het volledige opleidingstraject van Lieven Van Belleghem.
Jaarlijks congres Het congres “De zelfstandige financiële tussenpersoon in 2020” was een enorm succes. We hebben massaal positieve reacties gekregen van onze leden, de sponsors en van banken. De opkomst was bijna een verdubbeling in vergelijking met vorig jaar. Meer dan 640 professionals verzamelden in het Kinepolis Event Center in Antwerpen. BZB weet steeds weer topsprekers aan te trekken en besteedt veel aandacht aan het programma. De organisatie van het congres wordt steeds dynamischer aangepakt. Intern werd een congrescomité opgericht met als specifieke taak de volledige organisatie van dit event. In 2012 was de aanpak anders. In overleg hebben sponsors en organisatie gewerkt naar een lage deelnameprijs om zo een maximum aan leden aan te spreken. De hoge opkomst en de appreciatie nadien bewijzen dat velen zich betrokken voelen en is voor ons een uitdaging om het in 2013 nog beter te doen. De datum voor het congres 2013 werd reeds vastgelegd op 24 oktober 2013.
—6—
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Communicatie en informatie De communicatie naar de leden dient nog verder geoptimaliseerd te worden. We stellen vast dat onze leden overspoeld worden met informatie en dat de communicatie via de webmail vaak niet wordt gelezen. BZB grijpt dus in veel gevallen noodgedwongen terug naar het gewone e-mailverkeer dat wel wordt gelezen. In 2013 wordt onderzocht hoe de communicatie en informatieverstrekking aan de leden kan worden geoptimaliseerd. We stellen vast dat onze leden enorm verschillen in de mate waarin ze ICT gebruiken. Sommigen zouden facturen en attesten het liefst digitaal ontvangen. Anderen – en dat is het grootste deel van de leden – wensen deze documenten per post te ontvangen. Ook hier zullen we onderzoeken hoe we een efficiënte overstap kunnen maken naar digitaal werken. Concreet wordt de webmail gebruikt om de leden te informeren over nieuwe overheidsmaatregelen met betrekking tot de sector, consultatienota’s , standpunten van BZB, seminaries, etc. Wanneer een specifieke doelgroep moet worden bereikt, zoals de agenten van een bepaalde bank, wordt nog steeds via gewone mail gewerkt omdat op die manier vlottere interactie wordt bereikt. De BZB-nieuwsbrief blijft een belangrijk communicatiemiddel. Het tijdschrift wordt bezorgd aan de grote groep van zelfstandige financiële tussenpersonen, zowel leden als niet-leden. Daarnaast wordt het ook gestuurd naar andere spelers in de financiële sector. Het heeft een oplage van 5.600. Net zoals de belangenverdediging van BZB veel verder gaat dan de agent-principaal problematiek, is er in de nieuwsbrief ook een duidelijke verschuiving naar meer relevante informatie voor de financiële tussenpersoon.
Zichtbaarheid Na de BZB-sticker die vorig jaar werd verspreid, werd nu ook een BZB-pin aangemaakt. Deze zal aan de leden worden bezorgd samen met de lidkaart van 2013. Tal van leden waren vragende partij om zich kenbaar te kunnen maken als lid van onze beroepsvereniging. We hopen dan ook dat de pin massaal opgespeld zal worden.
Ledenvoordelen BZB-leden genieten een aantal belangrijke voordelen die nauw aansluiten bij hun beroep. Op de website vinden ze hier meer informatie over. In 2012 hebben BZB en Global Financial Planning hun krachten gebundeld. Als gevolg hiervan genieten leden maar liefst 15% korting op de opleidingen die GFP aanbiedt. Ook de voordelige rechtsbijstandspolis van D.A.S. is een ledenvoordeel waarop zeker een derde van de leden een beroep doet. De schadefrequentie in rechtsbijstand voor de zelfstandige financiële tussenpersoon lid van BZB bedraagt meer dan 9 %. Voor de ca. 450 collega’s die aangesloten zijn bij de groepsverzekering van onze beroepsvereniging behandelen we jaarlijks gemiddeld 43 juridische geschillen en rechtsbijstanddossiers. Onze leden doen dus vaak een beroep op de rechtsbijstandpolis van D.A.S. en dat heeft een impact op de rendabiliteit van de polis. Om die reden werden de tarieven voor 2013 noodgedwongen aangepast. Steeds meer BZB-leden sluiten ook de wettelijk verplichte beroepsaansprakelijkheidsverzekering af via BZB. In de loop van 2013 zullen onze leden en hun personeel aanzienlijk meer voordelen kunnen genieten..
Secretariaat Midden december heeft Ankie D’Hollander BZB verlaten als verantwoordelijke voor de communicatie en de opleidingen. Vanaf 14 januari 2013 wordt haar functie ingevuld door Annelien Liessens. Zij heeft toegepaste taalkunde gestudeerd met de talen Frans en Duits, vertaalkunde en meertalige bedrijfscommunicatie. Met het oog op de vertegenwoordiging van BZB op Europees niveau werd gezocht naar iemand met een grondige talenkennis. Eind 2012 zijn we gestart met de implementatie van een nieuw boekhoud- en CRM-systeem. We hopen dat de kinderziekten - die er ongetwijfeld zullen zijn begin 2013 - tot een minimum kunnen beperkt worden.
—7—
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Actieplan 2013 – 2014 Het dagelijks bestuur is momenteel in volle voorbereiding om het actieplan voor de komende jaren op te stellen. Er werd intussen al een inventaris opgemaakt van de belangrijkste taken die een beroepsvereniging dient te vervullen en van een aantal cruciale punten die dringend uitgewerkt moeten worden. Telkens zal er ook binnen het DB een eindverantwoordelijke aangeduid worden, zodat al deze taken en verantwoordelijkheden op regelmatige basis kunnen geëvalueerd worden. De cruciale punten die volgens het dagelijks bestuur extra aandacht vragen in de loop van 2013-2014 zijn : ^^Europees lobbywerk FECIF – CIFA – EFPA – Europese richtlijnen - … ^^Nationaal lobbywerk politiek – FSMA - … ^^Uitbouw IT netwerk BZB ^^Interne en externe communicatie ^^Uitbouw ledenvoordelen ^^Oprichten eigen paritair comité – uitbouw Belfin In de loop van 2013 zal dit actieplan worden voorgelegd aan de raad van bestuur.
—8—
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Algemene belangenverdediging De algemene belangenverdediging is vooral een taak van het dagelijks bestuur en het secretariaat. Voor het innemen van standpunten en de reactie op consultatiedocumenten worden werkgroepen samengesteld uit leden van de raad van bestuur. Om standpunten voor te bereiden doet BZB soms ook een beroep op advocaten uit gerenommeerde advocatenbureaus en andere specialisten.
1. Politiek nationaal In 2012 heeft BZB zich nog meer ingezet om de algemene belangen van haar leden te verdedigen. Nu er in de sector een aantal belangrijke veranderingen op til zijn, vonden we het noodzakelijk om met de beleidsmakers overleg te plegen, zodat ook de stem van de tussenpersoon wordt gehoord. Zo werd er een overleg gevraagd met minister van Economie, Johan Vande Lanotte en met minister van Financiën, Steven Vanackere. Tenslotte hebben we ook samen gezeten met volksvertegenwoordigers van verschillende partijen om onze visie op de problemen van de sector te bespreken. Voor een vlot overleg heeft BZB intern en in samenspraak met de bestuursleden een nota “politiek memorandum” opgesteld aan de hand van het nieuwe regeerakkoord. Deze werd als leidraad voor het gesprek gebruikt. BZB heeft dikwijls aangegeven dat ze betrokken wil worden bij de diverse plannen. Deze boodschap is ook duidelijk aangekomen. In de eerste helft van 2012 heeft BZB een open brief geschreven naar Sp.a-Kamerlid Hans Bonte. Aanleiding waren zijn uitspraken in de krant op een artikel over de vrijspraak van Citibank. Wij citeren: “Sp.a- Kamerlid Hans Bonte is niet verrast over de vrijspraak van Citibank. Hij pleit er wel voor om komaf te maken met de zelfstandige bankagenten en het uitbreiden van het gamma aan straffen in bankzaken.” Volgens BZB ging Hans Bonte hier wel heel kort door de bocht. Onze beroepsvereniging schreef hem een open brief. Deze werd bezorgd aan de heer Bonte, aan partijvoorzitter Bruno Tobback en de fractievoorzitster en werd gepubliceerd in de BZB- Nieuwsbrief. BZB ontving geen reactie van Hans Bonte of van de partij.
2. Lobbywerk Europa Aangezien financiële regelgeving meestal tot stand komt op Europees niveau, heeft BZB ook vaak overlegd met verschillende Europese spelers. De situatie in België met zijn talrijke zelfstandige financiële tussenpersonen is immers uniek. Zo werd bijvoorbeeld overleg gepleegd met Karel Van Hulle, Head of Unit Insurance and Pensions Financial Institutions, over de plannen op Europees niveau inzake verzekeringsbemiddeling en inzake PRIP's. Daarnaast is BZB ook langs geweest bij de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie om de belangen van de Belgische zelfstandige financiële tussenpersoon te verdedigen. Ten slotte hebben we ook overleg gehad met Europees Parlementslid Philippe De Backer. In 2013 zullen we verder lobbyen op Europees niveau.
—9—
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Voorstellen Europese Commissie tot verbetering van de consumentenbescherming in de financiële dienstverlening In 2012 heeft de Europese Commissie een pakket maatregelen aangenomen dat alleen op de consument is gericht, zodat hij financiële producten en diensten kan uitkiezen op basis van heldere en gezonde informatie en professioneel advies waarbij de belangen van de consument voorop staan. Het pakket bestaat uit drie wetgevingsvoorstellen: een voorstel voor een verordening betreffende essentiële informatiedocumenten voor pakketproducten voor retailbeleggingen (PRIPS), een herziening van de richtlijn verzekeringsbemiddeling (IMD) en een voorstel om de bescherming te bevorderen van degenen die beleggingsfondsen kopen (momenteel onderworpen aan de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)). Binnen BZB is er een werkgroep opgericht om deze voorstellen te bespreken, zodat kan worden geanticipeerd op een eventuele regelgeving met het nodige lobbywerk. Daarnaast hebben we ze ook uitgebreid toegelicht in onze nieuwsbrief om de financiële tussenpersonen op de hoogte te houden van de Europese plannen, aangezien die een grote impact kunnen hebben op hun beroep.
Consultatienota ESMA over richtlijnen inzake vergoedingsbeleid en praktijken (MiFID) Midden september heeft de Europese toezichthouder ESMA (The European Securities and Markets Authority) een consultatienota uitgebracht met betrekking tot de richtlijnen over vergoedingsbeleid en praktijken. Deze richtlijnen mogen niet verward worden met de richtlijnen die de CEBS eind 2010 heeft uitgevaardigd inzake het beloningsbeleid gericht op het topmanagement, risicoposities en controlefuncties (en dus niet de zelfstandige agenten). De wettelijke basis daarvoor zat vervat in de richtlijn Kapitaalsvereisten en de richtlijnen kwamen er voornamelijk vanuit prudentieel oogpunt. Het beloningsbeleid van de zelfstandige bank- en beleggingsagenten viel buiten het toepassingsgebied. Dit staat overigens uitdrukkelijk vermeld in de circulaire van de FSMA daaromtrent. Nu wil ESMA een complementaire set richtlijnen uitbrengen inzake vergoedingen om de belegger te beschermen. In hun beloningsbeleid moeten de beleggingsondernemingen ook niet alleen rekening houden met belangenconflicten (MiFID) die ontstaan door de dienstverlening aan hun klanten, maar ook met de MiFID-gedragsregels. Deze gedragsregels bevatten ook de overkoepelende verplichting dat ondernemingen loyaal, billijk en professioneel dienen te handelen in lijn met de belangen van de klanten. Een beloningsbeleid dat niet aan deze vereisten voldoet, is niet compliant met MiFID. Dan is het aan de toezichthouders om hierin tussen te komen. Deze richtlijnen focussen op de beloning van verstrekkers van beleggingsdiensten en nevendiensten. Dit kunnen personen zijn die contact hebben met het publiek, verkoopspersoneel of ander personeel dat onrechtstreeks betrokken is bij het verstrekken van beleggingsdiensten en van wie de beloning ongepaste incentives kan teweegbrengen om te handelen tegen het belang van hun klanten. Ook de zelfstandige agenten worden hier beoogd. De richtlijnen zijn vooral gericht op de verkoopsactiviteiten ten aanzien van retailklanten. ESMA streeft ernaar om in het tweede kwartaal van 2013 een definitief rapport en de definitieve richtlijnen te publiceren. BZB heeft de nota doorgenomen en haar opmerkingen overgemaakt. In de nieuwsbrief van december werd daarover een uitgebreid artikel geschreven.
Internationaal Forum van CIFA BZB nam naar jaarlijkse gewoonte met een ruime delegatie deel aan het tiende Internationaal Forum van CIFA (Convention of Independent Financial Advisors). BZB is sedert jaren een trouwe partner van de organisatie. Het thema van dit jaar was: “2012 Election year. What challenges for the international Financial system? Ethics, politics and finance”.
— 10 —
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
3. FSMA Naast specifieke vergaderingen over bepaalde topics heeft BZB ook regelmatig overleg gepleegd met de voorzitter en directieleden van de FSMA. Op deze momenten wisselen BZB en de FSMA informatie uit en brengt BZB de FSMA op de hoogte van de verschillende discussies of problemen die financiële tussenpersonen ondervinden met hun bank of verzekeringsmaatschappij.
Consultatienota over een voorontwerp van wet inzake de activiteit van Financial Planning In de zomer van 2012 lanceerde de FSMA een consultatienota over de invoering van een statuut voor financiële planners en de gedragsregels die van toepassing zouden zijn in het kader van Financial planning. Het nieuwe statuut zou de voorwaarden vastleggen om als onafhankelijk Financial planner te mogen optreden. Het bestuur van BZB heeft deze documenten grondig bestudeerd en in overleg met Fedafin heeft ze haar opmerkingen bezorgd aan de FSMA. De consultatie betrof alle financiële tussenpersonen en zou – indien ongewijzigd doorgevoerd –v een belangrijke impact gehad hebben op de activiteit van de zelfstandige financiële tussenpersoon, zeker op die van de bemiddelaars in bank- en beleggingsdiensten. De sector kreeg amper twee weken tijd om reacties door te geven. Dergelijke korte consultatietermijnen zijn hoogst ongebruikelijk en gezien de mogelijke impact onaanvaardbaar. In het najaar heeft de FSMA de verschillende partijen die hun standpunten hebben gegeven over de ontwerpteksten uitgenodigd voor een gesprek. BZB was erbij en was verrast dat de FSMA voor het overgrote deel rekening had gehouden met haar opmerkingen en die van de sector in het algemeen. Er staan nog enkele punten ter discussie. Zo vindt BZB dat er wel degelijk opleidingsvereisten moeten worden opgelegd aan de financiële planners en dat er een verplichte permanente vorming moet zijn. De FSMA stelt evenwel dat zij oordeelt of iemand geschikt is of niet. Aangezien er slechts een klein aantal echte financiële planners zullen zijn, wordt geopteerd voor dezelfde manier van werken als bij de banken, beleggingsondernemingen, vermogensbeheerders, enz. Deze beoordeling gebeurt los van diploma’s en is niet minder streng dan die van de tussenpersonen. Hetzelfde geldt voor permanente vorming. Het systeem zal worden aangepast aan het aantal financiële planners.
4. Overleg met andere beroepsverenigingen uit de sector Naar goede gewoonte heeft BZB ook overleg gehad met de andere beroepsverenigingen in de sector. Afhankelijk van de aard van de vergaderingen of dossiers, was dit overleg formeel of informeel. Naast overleg met Fedafin werd ook overlegd gepleegd met FVF, Febelfin, Febelfin Academy en Assuralia.
5. Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO De erkenning van BZB met het oog op de vertegenwoordiging in de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO voor 2011-2016 werd hernieuwd. Ondervoorzitter Albert Verlinden en bestuurslid Urbain Deeren vertegenwoordigen BZB in de sectorcommissie 1- andere vrije en intellectuele beroepen.
6. PC 307 BZB heeft in haar nieuwsbrief aandacht besteed aan het feit dat voor het tweede jaar op rij het pc 307 niet voldoende inspanningen heeft geleverd om opleidingen te bieden waardoor de werkgevers een extra bijdrage van 0,05% moeten betalen. Er wordt nagegaan of in het betreffende jaar een collectieve arbeidsovereenkomst inzake bijkomende opleidingsinspanningen van kracht is die jaarlijks de inspanning met 0,1%. verhoogt of die voorziet in een jaarlijkse toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met minstens 5%. Dit was in het pc 307 niet het geval. Gezien de wettelijke verplichting inzake geregelde bijscholing is dit moeilijk te begrijpen. BZB is op geen enkele manier nog vertegenwoordigd in dit paritair comité. BZB had haar kandidatuur gesteld om als representatieve beroepsvereniging vertegenwoordigd te zijn, omdat bijna alle leden ook actief zijn als verzekeringstussenpersoon. Begin 2013 kregen we antwoord dat onze kandidatuur werd geweigerd, niet omdat we niet-representatief zijn, maar wel omdat het niet toegestaan is dat meerdere werkgeversorganisaties dezelfde sector vertegenwoordigen. In dat geval wordt de meest representatieve aangeduid.
— 11 —
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Relatie agent- principaal De financiële tussenpersoon voelt nu meer dan ooit de gevolgen van de financiële en economische crisis. Het netwerk van agenten wordt voluit getroffen door de kostenbesparingen die de banken doorvoeren. Daarbovenop krijgen heel wat zelfstandige bankagenten af te rekenen met de overname van hun bank zodat hun toekomst er nog onzekerder uitziet. Tenslotte zijn financiële instellingen ook intensief bezig met het vernieuwen en het herbekijken van de relatie met hun klanten. De nieuwe technologie wordt vaak als een bedreiging gezien door de zelfstandige financiële tussenpersoon. Het BZB-congres heeft velen wakker geschud op dit vlak. Bovendien wordt meer en meer duidelijk dat de concurrentie ook wel eens van de niet-banken zou kunnen komen. Er zijn namelijk een aantal nieuwe spelers op de markt die geavanceerde betaalsystemen aanbieden.
Paritaire overlegorganen Dit alles en de lage rentes hebben ervoor gezorgd dat zowat elke financiële instelling zijn commissies naar beneden wilde trekken. De agentenvertegenwoordigers in de paritaire overlegorganen hebben een druk jaar achter de rug. Onderhandelen over commissieverlagingen is nooit een dankbare job. BZB heeft op verschillende momenten geprobeerd om de agentenvertegenwoordigers in de paritaire overlegorganen samen te brengen. Ze heeft intussen een hele expertise opgebouwd met betrekking tot de werking van de paritaire overlegorganen. Het meedelen van deze informatie en ervaring, zowel inhoudelijk als tactisch, kan een grote steun betekenen bij de onderhandelingen. Anderzijds is de ervaring van collega-agentenvertegenwoordigers een belangrijke bron van informatie. Voor BZB komt het er niet alleen op aan de vertegenwoordigers te wijzen op een goede vergadercultuur, maar ook hen te overtuigen om de vele mogelijkheden die de regelgeving biedt met betrekking tot de paritaire overlegorganen optimaal te benutten. De agentenvertegenwoordigers moeten het respect voor de regelgeving veel nauwgezetter afdwingen. Een belangrijk neveneffect van deze vergadering is netwerking. Het uitwisselen van ervaring legt ook de knelpunten en de tekorten in de regelgeving bloot. De gebrekkige werking van de paritaire overlegorganen wordt ook stelselmatig aangehaald wanneer er politiek gelobbyd wordt.
Agentenvergaderingen Bij drastische wijzigingen in het agentennet of bij overnames en fusies van financiële instellingen blijken de agentenvergaderingen een goede manier om de agenten te informeren over hun rechten en plichten. Tegelijkertijd is dit een belangrijke bron van feedback voor BZB met betrekking tot de bezorgdheden van de agenten. Zo hebben we bijvoorbeeld vergaderingen georganiseerd voor de zelfstandige agenten van OBK en BKCP om de gevolgen van de overname voor hen te bespreken. Ook voor de agenten van Centea en Landbouwkrediet heeft BZB in 2012 op twee plaatsen vergaderingen georganiseerd. Aanleiding hiervoor waren de vele vragen die BZB kreeg met betrekking tot overname en fusie tussen twee agentschappen. De bank had immers laten weten dat ze zo’n tweehonderd zelfstandige agenten kwijt wilde en dit voornamelijk door overnames en fusies tussen zelfstandige agenten. De vergaderingen werden georganiseerd in samenwerking met de twee vriendenkringen, nl. VKC (Centea) en De Valk (Landbouwkrediet). Bedoeling was om objectieve informatie te geven over de verschillende mogelijke formules van samenwerking. Meester Filip Willems en meester Marc De Boel hebben de verschillende mogelijke scenario’s van een fusie en een overdracht behandeld, met aandacht voor de fiscale en juridische aspecten. Met deze vergaderingen wil BZB vooral voorkomen dat er slechte overeenkomsten gesloten worden. De agenten die willen samenwerken, hebben er alle belang bij goede overeenkomsten te sluiten om conflicten op termijn te vermijden. Ook gebeurt het dat BZB ingaat op vragen van vriendenkringen om toelichting te geven met betrekking tot een bepaald topic. Zo heeft BZB aan de agenten van Delta Lloyd de voor- en nadelen van de oprichting van een paritair overlegorgaan toegelicht. Op basis daarvan konden ze dan zelf oordelen of ze de vraag tot oprichting al dan niet aan de bank zouden stellen.
— 12 —
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Overleg met de principaal Wanneer BZB op de hoogte wordt gebracht van een bepaald probleem bij een bank of verzekeraar, richt ze meestal een schrijven aan de principaal of verzekeraar met de vraag tot overleg. Deze wordt doorgaans ook aan de leden bezorgd. In veel gevallen wordt positief gereageerd op de brief en kan er een oplossing of compromis gevonden worden. Wanneer dit niet mogelijk is, zit er niets anders op dan de agenten te informeren en hun individuele belangen te verdedigen. Daartoe krijgen ze vaak een modelbrief toegestuurd. Met een aantal banken wordt op regelmatige basis overleg gepleegd om te vermijden dat problemen zich zouden opstapelen. Deze informele overlegmomenten zorgen voor een beter wederzijds begrip en maakt het zoeken naar een oplossing in geval van conflicten veel gemakkelijker. In 2012 hebben een aantal banken in bepaalde gevallen zelf onderhandeld met BZB over het nieuwe agentschapscontract. Dit was het geval bij Argenta en BKCP. Bij Record werd onderhandeld over een nieuwe bijlage.
Informatie aan de agenten Als BZB vragen krijgt over een bepaald dossier bij een bank of verzekeringsmaatschappij, probeert ze alle agenten van die instelling op de hoogte te houden van de vragen, de actie die BZB onderneemt en het antwoord of de reactie van de instelling. Deze mails leiden vaak tot een betere interactiviteit met de leden en geeft BZB ook betere feedback. Individuele belangenverdediging Hoewel de algemene belangenverdediging het meest effectief is, is de verdediging van de individuele belangen minstens even belangrijk voor onze leden. Het is niet verwonderlijk dat met de toename van het aantal leden het secretariaat meer vragen krijgt. Het afgelopen jaar waren er meer vragen van opgezegde agenten dan ooit tevoren. Enerzijds waren dit agenten die zelf hun activiteit willen stopzetten. Anderzijds ging het om agenten die moeten fusioneren. Daarnaast waren er ook de klassieke vragen over de inschrijving bij de FSMA, overnamedossiers, fusies, wetgeving, geregelde bijscholing, informatieplicht, nazicht van contracten, etc. De trend waarbij BZB vragen krijgt over verschillende beleggingsverzekeringen heeft zich in 2012 ook verder doorgezet. Ook de mogelijkheid die BZB biedt om gratis advies te krijgen van een gespecialiseerde advocaat twee keer per maand, is een groot succes gebleven.
— 13 —
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Raad van bestuur 2012 In februari 2012 zijn de bestuursfuncties van onze beroepsvereniging opnieuw ingevuld tijdens de vergadering van de raad van bestuur. Luc Colebunders werd de nieuwe secretaris. Daniel Nicolaes, Albert Verlinden en Frank De Brouwer bleven respectievelijk op post als voorzitter, ondervoorzitter en penningmeester.
Dagelijks bestuur Dhr. Daniel Nicolaes, voorzitter Dhr. Albert Verlinden, ondervoorzitter Dhr. Frank De Brouwer, penningmeester Dhr. Luc Colebunders, secretaris
Daniel Nicolaes Voorzitter
Alber Verlinden Ondervoorzitter
Frank De Brouwer Penningmeester
Raad van bestuur Dhr. Daniel Nicolaes - voorzitter Dhr. Albert Verlinden - ondervoorzitter Dhr. Frank De Brouwer - penningmeester Dhr. Luc Colebunders - secretaris Dhr. Bernard Busschaert Dhr. Kim De Meyst Dhr. Urbain Deeren Dhr. Guido Geuens Dhr. Marc Lambrecht Mevr. Regina Lenaers Dhr. Jean-Marie Paquet Dhr. Hugo Pint Dhr. Luc Spapen Dhr. Marc Vael Dhr. Didier Van Bossuyt Dhr. Denis Van Linthout Dhr. Marc Van Oerle Dhr. Dirk Vancraeyenest Dhr. Michel Vannijvel Dhr. Bart Verduyn Dhr. Stefan Vanluydt Dhr. Marc Guillmot Dhr. Tom Dero Dhr. Guido Van Werde
— 14 —
Luc Colebunders Secretaris
— jaarverslag 2012
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Secretariaat Carine Vansteenbrugge Els Van Beneden Ankie D'Hollander
Carine Vansteenbrugge
— 15 —
Els Van Beneden
Ankie D'Hollander
— jaarverslag 2012
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 1 Gedragsregels
—
FEDAFIN
20/04/2012
GEDRAGSREGELS VAN DE VERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSSECTOR1, ALSOOK VAN DE SECTOR IN BANK- EN BELEGGINGSDIENSTEN INZAKE GEREGELDE BIJSCHOLING VAN DE BEROEPSKENNIS
Voorwoord Aan de hand van deze gedragsregels, onderschreven door de respectievelijke beroepsorganisaties van de verzekeringssector (Assuralia) en van de banksector (Febelfin) alsook door de beroepsverenigingen van tussenpersonen van de verzekerings- en banksector (Feprabel, FVF, BVVM, BZB en Fedafin), willen beide sectoren uitvoering geven aan de hierna bedoelde wettelijke verplichting tot geregelde bijscholing van de beroepskennis van de tussenpersonen. Beide sectoren zijn van oordeel dat deze gedragsregels een passend antwoord bieden op de wettelijke vereisten van bijscholing van de beroepskennis van de tussenpersonen en als dusdanig ook een referentiekader en toetsnorm vormen voor alle geaccrediteerde opleidingsverstrekkers die vormingen aanbieden die in aanmerking komen voor de wettelijke verplichting tot geregelde bijscholing. Beide sectoren verbinden er zich toe uitvoering te geven aan deze gedragsregels zoals ze zijn voorgelegd aan de FSMA. De FSMA heeft deze gedragsregels verwelkomd en zal deze als referentiekader hanteren bij het toezicht op de naleving van de bijscholingsplicht en het accrediteren van opleidingsverstrekkers. De hierboven vermelde onderschrijvende beroepsverenigingen zullen deze gedragsregels bekendmaken aan hun leden en hen aanmoedigen deze na te leven. Zij zijn van toepassing op alle opleidingen die plaatsvinden na 1 september 2012.
1
Wordt hier en in de rest van de tekst mee inbegrepen: de herverzekeringsbemiddeling.
20/4/2012
1/9
Artikel 1: Wettelijke verplichting De geregelde bijscholing is een wettelijke verplichting voor: - de makelaar, agent, subagent en de verantwoordelijken voor de distributie, krachtens de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (art. 11, §4bis); - de makelaar, agent, en in het geval van rechtspersonen de effectieve leider(s) krachtens het koninklijk besluit van 1 juli 2006 tot uitvoering van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten. (art. 7, §2, laatste alinea). De FSMA is bevoegd om de bij wet voorziene bijscholing te erkennen. Geregelde bijscholing in de zin van deze gedragsregels betekent dat de verzekeringsmakelaar, -agent, - subagent, hun verantwoordelijke(n) voor distributie en de verantwoordelijke(n) voor de distributie werkzaam in de verzekeringsondernemingen, alsook de makelaar of agent in bankbeleggingsdiensten en in geval van rechtspersonen hun effectieve leiders zich op regelmatige basis bekwamen en bijscholen in respectievelijk het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf en de activiteit in bank- en beleggingsdiensten. Zij worden in deze huidige gedragsregels “de betrokkene(n) “ genoemd. Om aan de verplichting tot geregelde bijscholing te voldoen moeten de betrokkenen opleidingen volgen die punten opleveren. Deze opleidingen dienen om hun beroepskennis te actualiseren en zo hun beroepsbekwaamheid verder te ontwikkelen en hen toe te laten hun cliënten correct te informeren en te adviseren.
Artikel 2: Berekeningsprincipes en puntensysteem 2.1
Inhoud van de geregelde bijscholing De betrokkene voldoet aan zijn verplichting tot geregelde bijscholing: voor de verzekeringsmakelaar, - agent, zijn verantwoordelijke(n) voor de distributie en de verantwoordelijke(n) voor de distributie werkzaam in de verzekeringsondernemingen alsook voor de makelaar en agent in bank- en beleggingsdiensten en hun effectieve leiders: wanneer hij op het einde van elke opeenvolgende periode van 3 jaar, 30 opleidingspunten heeft verzameld, door het volgen van opleidingen of opleidingsactiviteiten die een actualisering van zijn kennis bewerkstelligen. voor de verzekeringssubagent en zijn verantwoordelijke(n) voor de distributie: wanneer hij op het einde van elke opeenvolgende periode van 3 jaar, 20 opleidingspunten heeft verzameld, door het volgen van opleidingen of opleidingsactiviteiten die een actualisering van zijn kennis bewerkstelligen.
20/4/2012
2/9
De opleidingen of opleidingsactiviteiten hebben voor de tussenpersonen in verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten en hun verantwoordelijke(n) voor de distributie betrekking op: a) de technische kennis m.b.t. de geldende wetgeving en m.b.t. bedrijfsbeheer overeenkomstig art. 11, §1, 1°, A, a, b, c en e en B van de wet van 27 maart 1995; b) de technische kennis m.b.t. de onderscheiden verzekeringstakken, overeenkomstig art. 11 §1, 1°, A, d van de wet van 27 maart 1995. De opleidingen of opleidingsactiviteiten hebben voor de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en hun effectieve leiding betrekking op: a) de technische kennis m.b.t. de geldende wetgeving en het bedrijfsbeheer, overeenkomstig art. 7, §1, 1°, A, a, d en B, a, b van het K.B. van 1 juli 2006; b) de technische kennis m.b.t. de financiële producten en bank- en beleggingsdiensten overeenkomstig art. 7, §1, 1°, b en c van het K.B. van 1 juli 2006.
2.2
Aanvang van de geregelde bijscholing
A. Voor de verzekeringsmakelaar en -agent, hun verantwoordelijke(n) voor de distributie, en voor de verantwoordelijke(n) voor de distributie werkzaam in de verzekeringsondernemingen, alsook voor de makelaars en agenten in bank- en beleggingsdiensten en hun effectieve leiders: De eerste periode van drie jaar vangt aan op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van inschrijving in het register van de tussenpersonen bij de FSMA of van de aanduiding in de lijsten van de verantwoordelijken voor de distributie van verzekeringsondernemingen of verzekeringstussenpersonen of in de lijsten van de effectieve leiders in bank- en beleggingsdiensten. Voor de betrokkenen die vóór 31 december 2008 ingeschreven zijn of aangeduid waren, ving de eerste driejaarlijkse periode aan op 1 januari 2009 en nam deze een einde op 31 december 2011. B. Voor de verzekeringssubagenten en hun verantwoordelijke(n) voor de distributie: De eerste periode van drie jaar vangt aan op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van inschrijving in het register van de verzekeringstussenpersonen of van de aanduiding in de lijsten als verantwoordelijke voor de distributie bij de FSMA. Voor de betrokkenen die vóór 31 december 2009 ingeschreven zijn of aangeduid waren, ving de eerste driejaarlijkse periode aan op 1 januari 2010 en zal deze een einde nemen op 31 december 2012.
2.3
Puntensysteem
Het volgen van één lesuur (= +/- 60 minuten) bij een geaccrediteerde opleidingsverstrekker levert in principe 1 opleidingspunt op.
20/4/2012
3/9
Komen eveneens in aanmerking: a) Afstandsonderricht (waaronder e-learning) waarvan de duur en de organisatie worden bepaald door de opleidingsverstrekker, die voorziet in een bewijs van deelname. Het aantal lesuren is gelijk aan het door de opleidingsverstrekker ingeschatte aantal studie-uren vereist om de opleiding door te nemen. b) Het doceren van een cursus of het geven van voordrachten op studiedagen levert, eenmalig, voor de lesgever twee punten op per lesuur (in compensatie van voorbereidingswerk). Een overschot van opleidingspunten met een maximum van 15 opleidingspunten kan slechts één keer worden overgedragen naar de daaropvolgende periode van 3 jaar. In afwijking van voorgaande alinea geldt, voor de verzekerings- en herverzekeringssubagent en zijn verantwoordelijke(n) voor de distributie, dat een overschot van opleidingspunten met een maximum van 10 opleidingspunten slechts één keer kan worden overgedragen naar de daaropvolgende periode van 3 jaar.
Artikel 3: Accreditatieprincipes 3.1
Alle opleidingsverstrekkers die geregelde bijscholingen organiseren, dienen te voldoen aan de organisatorische, de inhoudelijke, de vormelijke en de kwalitatieve criteria, bepaald onder artikel 5.
3.2
Door de onderschrijving van deze gedragsregels verbinden de leden van Assuralia, , Feprabel, FVF, BVVM, Febelfin, BZB en Fedafin en de daaraan verbonden opleidingsverstrekkers, zich ertoe om als geaccrediteerde organisatoren van opleidingen de organisatorische, de inhoudelijke, de vormelijke en de kwalitatieve criteria bepaald onder artikel 5 na te leven. Zij worden door de overeenkomstig artikel 4.1 bevoegde accreditatiecommissie geaccrediteerd om geregelde bijscholing te organiseren zolang zij deze criteria naleven.
3.3
Na de onderschrijving van deze gedragsregels en na de accreditatie krijgt elke organisator van bijscholing vanwege de sectorale accreditatiecommissie een uniek accreditatienummer , dat moet worden vermeld bij elke verwijzing naar opleidingen en opleidingsactiviteiten die opleidingspunten opleveren. De accreditaties verleend in toepassing van artikel 3.2 zijn geldig voor onbepaalde duur zolang zij niet door de sectorale accreditatiecommissies voor de opleidingsverstrekkers bedoeld onder artikel 3.2 ingetrokken worden.
3.4
De accreditatiecommissies zullen de lijsten van de in toepassing van artikel 3.2 geaccrediteerde opleidingsverstrekkers publiceren op internet.
20/4/2012
4/9
Artikel 4: Sectorale accreditatiecommissies 4.1
Opdracht
Er wordt een sectorale accreditatiecommissie opgericht voor de verzekerings- en herverzekeringssector en een sectorale accreditatiecommissie voor de sector van bank- en beleggingsdiensten. De accreditatiecommissies hebben als opdracht: zich uit te spreken over de aanvragen tot accreditatie; op te volgen of de geaccrediteerde opleidingsverstrekkers de organisatorische, de inhoudelijke, de vormelijke en de kwalitatieve criteria naleven waartoe zij zich hebben verbonden; het intrekken van door hen verleende accreditaties indien een opleidingsverstrekker niet langer beantwoordt aan de cumulatief van toepassing zijnde criteria van organisatie, inhoud, vorm en kwaliteit. De sectorale accreditatiecommissie van de verzekerings- en herverzekeringssector spreekt zich uit over de aanvragen tot accreditatie ingediend door de leden van Assuralia, Feprabel, FVF en BVVM die als opleidingsverstrekkers willen optreden, alsook over de aanvragen ingediend door de opleidingsverstrekkers verbonden aan deze beroepsverenigingen. De sectorale accreditatiecommissie van de sector van bank-en beleggingsdiensten spreekt zich uit over de aanvragen tot accreditatie ingediend door de leden van Febelfin, BZB en Fedafin die als opleidingsverstrekkers willen optreden, alsook over de aanvragen ingediend door de opleidingsverstrekkers verbonden aan deze beroepsverenigingen. Elke accreditatiecommissie is ertoe gerechtigd om aan de opleidingsverstrekkers die tot haar bevoegdheid behoren accreditaties toe te kennen zowel voor opleidingen betreffende verzekeringen ("accreditaties A") als voor opleidingen in bank- en beleggingsdiensten ("accreditaties B"). De behandeling van aanvragen tot accreditatie uitgaande van andere personen dan deze hiervoor genoemd, is wettelijk de bevoegdheid van het directiecomité van de FSMA. 4.2
Samenstelling
De accreditatiecommissie van de verzekerings- en herverzekeringssector is samengesteld als volgt: - drie vertegenwoordigers van Assuralia; - een vertegenwoordiger van Feprabel; - een vertegenwoordiger van FVF; - een vertegenwoordiger van BVVM.
20/4/2012
5/9
De accreditatiecommissie van de sector van bank-en beleggingsdiensten is samengesteld als volgt: - een vertegenwoordiger van Febelfin; - een vertegenwoordiger van Febelfin Academy; - een vertegenwoordiger van BZB; - een vertegenwoordiger van Fedafin. Bovendien zetelt in elk van de sectorale accreditatiecommissies een waarnemend lid, zonder stemrecht, aangeduid door de FSMA. De leden van de commissies worden aangesteld voor een periode van 3 jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar. Het mandaat van de leden van de accreditatiecommissies wordt niet vergoed.
4.3
Werking
De accreditatiecommissies vergaderen op de plaats bepaald in hun reglement van inwendige orde. Jaarlijks zal een activiteitenverslag worden opgesteld. De commissies vergaderen op vraag van de vertegenwoordigde beroepsverenigingen of van de FSMA en minstens drie maal per jaar. De accreditatiecommissies kunnen ook gebruik maken van de schriftelijke procedure tot besluitvorming. Het reglement van interne orde zal de regels hiervoor vastleggen. De accreditatiecommissies beslissen bij consensus. Zij kunnen slechts geldig beslissen wanneer de meerderheid van de leden aanwezig is. De leden van de accreditatiecommissie zijn gehouden tot discretie betreffende de aan de commissie verstrekte informatie. Ingeval geen consensus kan worden bereikt, wordt de aanvraag doorverwezen naar het intersectorale begeleidingscomité bedoeld in artikel 4.4, dat een oplossing zal nastreven. Indien het probleem hangende blijft, zal de aanvraag tot accreditatie voor beslissing overgemaakt worden aan het directiecomité van de FSMA. De leden van de accreditatiecommissie zijn gehouden tot discretie betreffende de aan de commissie verstrekte informatie. Na elke vergadering deelt de sectorale accreditatiecommissie haar beslissing schriftelijk mee aan de geïnteresseerde, te weten: - ofwel wordt de aanvraag tot accreditatie afgewezen met vermelding van de motieven van de beslissing; - ofwel wordt de aanvraag tot accreditatie aanvaard en ontvangt de opleidingsverstrekker zijn accreditatienummer.
20/4/2012
6/9
4.4
Intersectoraal begeleidingscomité
Het bestaande intersectorale begeleidingscomité zet haar opdrachten verder. Het intersectorale begeleidingscomité is samengesteld uit de leden van de sectorale accreditatiecommissies en drie vertegenwoordigers van de FSMA. Het voorzitterschap wordt waargenomen door een vertegenwoordiger van de FSMA. Elk lid mag worden begeleid door medewerkers. Het intersectorale begeleidingscomité vergadert op de zetel van de FSMA. Het vergadert minstens twee maal per jaar. Het begeleidingscomité heeft als opdracht: advies verlenen over de toepassing van de wettelijke verplichting tot geregelde bijscholing; het oplossen van vragen in verband met de interpretatie van de gedragsregels en de FAQ inzake bijscholing; waken over een uniforme toepassing van de accreditatieregels door de sectorale commissies. Het begeleidingscomité beslist bij consensus. Het begeleidingscomité accrediteert geen opleidingsverstrekkers.
Artikel 5: Organisatorische, inhoudelijke, vormelijke en kwalitatieve criteria 5.1
Organisatorische criteria de opleidingsverstrekker moet voor elke bijscholingsactiviteit de gegevens bijhouden vereist voor de opmaak van een opleidingsfiche die beantwoordt aan de vereisten van artikel 6; EN de opleidingsverstrekker legt voor elke bijscholingsactiviteit een deelnameregister aan. Hij dient daartoe per klassikale activiteit te beschikken over een gehandtekende lijst van aanwezige deelnemers en de aanwezige lesgever(s). Voor opleidingen die verlopen via elearning dient hij te beschikken over een evenwaardig (elektronisch) deelnameregister; EN de opleidingsverstrekker geeft aan elke deelnemer van een bijscholingsactiviteit een deelnameattest met vermelding van: de naam van de cursist; de identiteit van de opleidingsverstrekker; het unieke accreditatienummer van de opleidingsverstrekker; de titel van de opleiding; de datum van de opleiding; de duur van de opleiding;
20/4/2012
7/9
het aantal studiepunten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verzekeringen (A) en/of bank- en beleggingsdiensten (B); in verzekeringen de takken waarvan sprake in de opleiding of desgevallend de aanduiding dat het een algemene opleiding betreft; de datum waarop de attesten worden opgemaakt ; de handtekening van de opleidingsverstrekker of zijn verantwoordelijke. Dit attest kan in het kader van opleidingsprogramma’s gespreid over meerdere opleidingsactiviteiten, de vorm aannemen van een gesystematiseerde overzichtsfiche per kalenderjaar; EN de opleidingsverstrekker bewaart, per bijscholingsactiviteit, gedurende 7 jaar voor eventuele controle door de FSMA de aanwezigheidslijst, de opleidingsfiche(s), de syllabussen en een kopie van de afgeleverde aanwezigheidsattesten.. de opleidingsverstrekker bepaalt bij afstandsonderricht (waaronder e-learning) de duur en de organisatie en voorziet in een opvolgingssysteem dat een meetbaar resultaat aantoont.
5.2
Inhoudelijke criteria de opleiding heeft betrekking op algemene of technische kennis waaronder wetgeving en bedrijfsbeheer, overeenkomstig art. 11 § 1, 1°, A, a, b, c en e en B van de wet van 27 maart 1995; EN/OF de opleiding heeft betrekking op algemene of technische kennis met betrekking tot de onderscheiden verzekeringstakken, overeenkomstig art. 11 § 1, 1°, A, d van de wet van 27 maart 1995; EN/OF de opleiding heeft betrekking op algemene of technische kennis m.b.t. producten, de wetgeving en bedrijfsbeheer, overeenkomstig artikel 7,§ 1er, 1°, A, a, b, c, d et B, a, b van het KB van 1 juli 2006. EN de opleiding wordt regelmatig geactualiseerd.
5.3
Vormelijke criteria De opleiding wordt klassikaal verstrekt door een lesgever; EN/OF
20/4/2012
8/9
De opleiding kan worden gegeven via afstandsonderricht voor zover de deelname individueel geregistreerd wordt en het volgen ervan gecontroleerd kan worden EN/OF De opleiding kan worden gegeven via een lesopdracht, presentatie, voordracht in het kader van een beroepsmatig evenement, voor zover de inhoud ervan in overeenstemming is met punt 2.1 van de gedragsregels.
5.4
Kwalitatieve criteria
De geaccrediteerde opleidingsverstrekker maakt gebruik van gekwalificeerde lesgevers (zijnde in het bezit van technisch inhoudelijk expertise in de materie, alsook een zekere didactische vaardigheid). De geaccrediteerde opleidingsmateriaal.
opleidingsverstrekker
maakt
gebruik
van
kwalitatief
hoogstaand
Artikel 6: Opleidingsfiche 6.1
Voor elke bijscholingsactiviteit dient de geaccrediteerde opleidingsverstrekker een opleidingsfiche op te maken.
6.2
Deze opleidingsfiche (bijlage 1) vermeldt minstens de volgende gegevens: 1.
identiteit van de opleidingsverstrekker;
2. 3.
datum, uur en plaats van de opleiding; de duur van de opleiding;
4. 5.
onderwerp/titel van de opleiding; doelstelling van de opleiding;
6. 7.
samenvatting van de inhoud van de opleiding; identiteit van de spreker/lesgevers;
8. 9.
doelgroep; vorm;
10. lesmateriaal (syllabus, slides, boeken, documenten …); 11. het aantal punten dat wordt toegekend per type activiteit (verzekeringen, herverzekeringen en bank- en beleggingsdiensten) overeenkomstig het onder artikel 2.3 vermelde puntensysteem. Bijlagen: 1. gestandaardiseerde opleidingsfiche; 2. FAQ
20/4/2012
9/9
— jaarverslag 2012
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 2 FAQ
—
FEDAFIN
20/04/2012 FAQ:
Geregelde bijscholing inzake de bemiddeling en distributie van verzekeringen en bank- en beleggingsdiensten1
INLEIDING De gedragsregels en de FAQ inzake de bemiddeling en distributie van verzekeringen2 of bank- en beleggingsdiensten zijn tot stand gekomen in overleg met, en worden onderschreven door de respectievelijke beroepsorganisaties van de verzekerings- (Assuralia) en de banksector (Febelfin), de beroepsverenigingen van tussenpersonen van de verzekerings- en de banksector (FVF, Feprabel, BVVM, Fedafin, BZB), alsook de FSMA. Alle betrokken partners zijn van oordeel dat de combinatie van de gedragsregels van de bank- en de verzekeringssector en deze FAQ een passend antwoord bieden op de wettelijke vereisten, en als dusdanig ook het referentiekader en de toetsnorm vormen voor alle geaccrediteerde opleidingsverstrekkers die opleidingen aanbieden die in aanmerking komen voor geregelde bijscholing. Deze FAQ maken integraal deel uit van de gedragsregels en kunnen enkel worden gewijzigd na voorafgaand overleg tussen de voormelde beroepsverenigingen en de FSMA. Zij zijn van toepassing op alle opleidingen die plaatsvinden na 1 september 2012.
1
Tijdens zijn vergadering van 8 mei 2012 heeft het directiecomité van de FSMA kennisgenomen van deze FAQ, die een wezenlijk onderdeel zijn van de gedragsregels. Het directiecomité heeft positief gereageerd op de FAQ. Het meent dat ze een correcte interpretatie bevatten van de gedragsregels van de sector inzake bijscholing. Hun doel bestaat er immers in het professionalisme van de tussenpersonen te verhogen op het vlak van de kennis en het begrip van de producten alsook in andere wettelijke kennisdomeinen als door de wet gedefinieerd. De FSMA zal ernaar verwijzen in het raam van haar opdracht tot toezicht op de naleving van de wettelijke verplichting inzake bijscholing van de beroepskennis van de verzekeringstussenpersonen en van de tussenpersonen voor bank- en beleggingsdiensten. Niettemin meent het directiecomité eveneens dat het door de beroepsverenigingen uitgewerkte kader dient geëvalueerd te worden na elke toepassingsperiode van drie jaar. De FSMA behoudt zich dan ook het recht voor om dit kader te herzien op basis van het resultaat van die evaluatie. 2
Wordt hier en in de rest van de tekst mee inbegrepen: de herverzekeringsbemiddeling.
1/15
20/04/2012
INHOUDSOPGAVE A.
Wettelijke verplichting: ....................................................................................................... 4
B.
Inhoud van de opleidingen: ................................................................................................. 4 Vraag 1:
Wat is de inhoud van de opleidingen die in aanmerking komen in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing? .............................................................................4
Vraag 2:
Kunnen opleidingen die geen zuiver technische verzekerings- of bank- en beleggingsopleidingen zijn, in aanmerking komen in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing? ..............................................................................................5
Vraag 3:
Kan een cursus over materies waarvoor de deelnemer niet gemachtigd is om een bemiddelingsactiviteit uit te oefenen in aanmerking komen in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing? .............................................................................6
Vraag 4:
Kan een verzekeringstussenpersoon of een verantwoordelijke voor de distributie als bijscholing een erkende basiscursus volgen om hun kennis op te frissen (een opleiding tot subagent of persoon in contact met het publiek)? .....................................................6
Vraag 5:
Kunnen opleidingspunten worden toegekend voor een deelname aan een evenement of een congres? .................................................................................................................7
Vraag 6:
Kunnen opleidingen over materies als bedoeld in de wet en materies met een algemene draagwijdte zoals fiscaliteit en witwaspreventie, in aanmerking komen als bijscholing voor zowel de verzekeringstussenpersonen als de tussenpersonen in banken beleggingsdiensten? .....................................................................................................7
Vraag 7:
Is dubbeltelling mogelijk wanneer een opleiding in gelijke mate betrekking heeft op verzekeringen en op bank- en beleggingsdiensten? .........................................................7
Vraag 8:
Kan de tijd die besteed wordt aan de voorbereiding van een opleiding meetellen voor de lesgever? ......................................................................................................................7
Vraag 9:
Geeft het volgen van dezelfde cursus telkenmale recht op punten voor de tussenpersoon, de verantwoordelijken voor de distributie en de effectieve leider? ......8
Vraag 10: Wanneer kan afstandsonderricht in aanmerking komen als bijscholing? ........................8 C.
Organisatie: ........................................................................................................................ 8 Vraag 11: Wanneer vangt de eerste periode van 3 jaar aan? ...........................................................8 Vraag 12: Moeten de deelnameregisters van de opleidingen worden ondertekend en, zo ja, door wie? ...................................................................................................................................9 Vraag 13: Hoelang moeten de geaccrediteerde opleidingsverstrekkers de aanwezigheidslijsten, de opleidingsfiches, de presentaties en de slides bijhouden? ..........................................9 Vraag 14:
Welke gegevens moeten op het deelnameattest worden vermeld?...............................9
Vraag 15: Kan een overschot van opleidingspunten overgedragen worden naar de volgende periode van drie jaar? .................................................................................................... 10 Vraag16:
Hoelang moeten de deelnameattesten door de verzekeringstussenpersonen, hun verantwoordelijken voor de distributie, de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en hun effectieve leiders worden bijgehouden? ........................... 10
Vraag 17: Moet na elke opleiding een deelnameattest worden afgeleverd? ................................ 10 Vraag 18: Wat gebeurt er bij verandering van principaal/werkgever? .......................................... 10
2/15
20/04/2012
Vraag 19: Wat gebeurt er, in het kader van de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling, bij verandering van categorie in het register of bij aanduiding van een persoon in contact met het publiek tot verantwoordelijke voor de distributie? ......................................... 11 Vraag 20: Wat gebeurt er wanneer een persoon aangeduid is als verantwoordelijke voor de distributie of benoemd is als effectief leider bij twee ingeschreven tussenpersonen, of wanneer een persoon als natuurlijke persoon is ingeschreven en ook als verantwoordelijke voor de distributie is aangeduid of als effectief leider is benoemd bij een rechtspersoon?........................................................................................................ 11 Vraag 21: Wordt het aantal opleidingspunten beperkt wanneer de betrokkene slechts in bijkomende orde werkzaam is als tussenpersoon of wanneer hij slechts in één enkel domein actief is (bv. in één enkele verzekeringstak)? ................................................... 11 Vraag 22: Kan een persoon die ingeschreven is voor een bijscholing zich laten vervangen?........ 12 Vraag 23: Wat gebeurt er wanneer een persoon te laat aankomt op een bijscholing of een bijscholing te vroeg verlaat? .......................................................................................... 12 Vraag 24: Hoe kan het bewijs worden geleverd van de als lesgever verzamelde opleidingspunten? .......................................................................................................... 12 Vraag 25: Kunnen opleidingspunten worden toegekend aan een rechtspersoon? ....................... 12 Vraag 26: Kunnen opleidingspunten worden afgerond? ............................................................... 12 Vraag 27: Kan de periode van 3 jaar worden opgeschort in geval van langdurige afwezigheid of onderbreking van de activiteiten? ................................................................................. 13 Vraag 28: Wie controleert de naleving van de verplichting tot regelmatige bijscholing? ............. 13 Vraag 29: Wat gebeurt er wanneer de betrokkene er niet in slaagt het vereiste aantal opleidingspunten te behalen binnen de periode van 3 jaar? ........................................ 14 Vraag 30: Wie volgt de naleving van de accreditatiecriteria door de geaccrediteerde opleidingsverstrekker op? .............................................................................................. 14 Vraag 31: Wat gebeurt er wanneer een opleidingsverstrekker de in de gedragsregels vastgelegde criteria inzake inhoud, vorm, kwaliteit en organisatie niet naleeft? ............................. 14 Vraag 32: Komen opleidingen gegeven in het buitenland ook in aanmerking in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing? .......................................................................... 14 Vraag 33: Binnen welke termijn wordt een aanvraag tot accreditatie als opleidingsverstrekker in het kader van de wettelijke verplichting inzake bijscholing van de beroepskennis behandeld?..................................................................................................................... 15 Vraag 34: Tot wie moet ik mij wenden om een accreditatie te bekomen wanneer ik geen lid ben van één van de in de inleiding van deze FAQ vernoemde beroepsverenigingen? ........ 15 Bijlage 1: Definities. ........................................................................................................................... 15 Bijlage 2: Materies genaamd " Eindtermen". .................................................................................... 15
3/15
20/04/2012
A. WETTELIJKE VERPLICHTING: Wat houdt de wettelijke verplichting precies in? De wettelijke verplichting houdt in dat binnen een hernieuwbare periode van drie jaar opleidingspunten verzameld moeten worden door het volgen van opleidingen die worden gegeven door geaccrediteerde opleidingsverstrekkers. De makelaars en agenten, de verantwoordelijken voor de distributie (verzekerings-en herverzekeringsbemiddeling) en in het geval van rechtspersonen,hun effectieve leiders (bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten) moeten 30 opleidingspunten verzamelen binnen een periode van drie jaar. De verzekeringssubagenten en hun verantwoordelijken voor de distributie moeten in totaal 20 opleidingspunten behalen binnen een periode van drie jaar. (definities zie Bijlage 1). Andere personen die in contact staan met het publiek moeten geen opleidingspunten behalen door het volgen van vormingen georganiseerd door erkende opleidingsverstrekkers. Niettemin moet hun werkgever erop toezien dat ook zij hun professionele kennis regelmatig bijscholen.
B. INHOUD VAN DE OPLEIDINGEN: Vraag 1:
Wat is de inhoud van de opleidingen die in aanmerking komen in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing?
1. De inhoud van een dergelijke opleiding moet: betrekking hebben op verzekeringen of op bank- en beleggingsdiensten; georganiseerd zijn conform de gedragsregels; duidelijk verband houden met de volgende cumulatieve doelstellingen: * verhoging van de professionaliteit van de betrokkene op het vlak van kennis van de verschillende producten en kennis van de wetgeving en * de zorg voor correcte informatieverstrekking en raadgeving aan de cliënt. 2. Voor de bijscholing in verzekeringen dient de inhoud betrekking te hebben op de materies opgesomd in artikel 11, §1 van de wet van 27 maart 1995: de wetgeving op de verzekeringsovereenkomst; de wetgeving betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen wat het sluiten van de verzekeringsovereenkomsten betreft, met inbegrip van de belangrijke bepalingen van de Europese regelgeving; de wetgeving betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming; de reglementering, de techniek en de fiscale aspecten van de onderscheiden verzekeringstakken; de antiwitwaswetgeving; de grondbegrippen van boekhouding; de grondbegrippen van fiscaal en sociaal recht in verband met het beroep.
4/15
20/04/2012
3. Voor de bijscholing in bank- en beleggingsdiensten dient de inhoud betrekking te hebben op de materies opgesomd in artikel 7,§1 van het KB van 1 juli 2006: de toepasselijke wetgeving; de financiële producten; de techniek met betrekking tot bank- en beleggingsdiensten; de antiwitwaswetgeving; de basisbeginselen van boekhouding; de basisbeginselen van fiscaal en sociaal recht in verband met het beroep; alsmede de materies opgenomen in de "eindtermen" gedefinieerd door de sector van bank- en beleggingsdiensten en door het directiecomité van FSMA op 12 september 2006 goedgekeurd (zie bijlage 2).
Vraag 2:
Kunnen opleidingen die geen zuiver technische verzekerings- of bank- en beleggingsopleidingen zijn, in aanmerking komen in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing?
Opleidingen over materies die onrechtstreeks verband houden met verzekeringen of met bank- en beleggingsdiensten kunnen in aanmerking komen voor zover zij beantwoorden aan de doelstellingen als geformuleerd in vraag nr. 1. 1) Niet-exhaustieve lijst van opleidingen die in aanmerking komen: de preventie van risico's; de preventie van overmatige schuldenlast; de presentatie van nieuwe producten buiten de marketing voor deze producten; de taalcursussen over het vakjargon inzake verzekeringen of bank- en beleggingsdiensten; de cursussen successieplanning die gericht zijn op verzekeringsproducten of producten bank- en beleggingsdiensten. 2) Voorbeelden van opleidingen die niet in aanmerking komen (niet-exhaustieve lijst): een uiteenzetting over managementtechnieken (bv. beheer en motivatie van teams, coaching, technieken inzake evaluatie van personeel,...); deelname aan een gespecialiseerde vakbeurs voor de promotie van producten; prospectie; de tijd besteed aan "naschoolse" taken; recepties en networking activiteiten; een opleiding informaticatoepassingen (bv. Excel, Word, …); een algemene taalcursus; een cursus marketing /verkoopstechnieken; de tijd vereist om een examen af te leggen.
5/15
20/04/2012
Vraag 3:
Kan een cursus over materies waarvoor de deelnemer niet gemachtigd is om een bemiddelingsactiviteit uit te oefenen in aanmerking komen in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing?
De opleidingen over activiteiten/verzekeringstakken waarvoor de deelnemer niet gemachtigd is om een bemiddelingsactiviteit uit te oefenen, komen in aanmerking voor zover zij een direct verband houden met de activiteiten/verzekeringstakken waarvoor hij wel gemachtigd is. 1) Komen bijvoorbeeld in aanmerking: opleidingen over beleggingsproducten voor een verzekeringstussenpersoon ingeschreven in het register voor tak 23, of opleidingen over takken 21 en 23 voor een tussenpersoon in banken beleggingsdiensten , voor zover de opleiding een toegevoegde waarde heeft betreffende de gelijkenissen en de verschillen tussen deze verzekeringsproducten en beleggingsproducten; een verzekeringstussenpersoon ingeschreven in monobranche of een verantwoordelijke voor de distributie aangeduid door deze tussenpersoon, kan, in het kader van de geregelde bijscholing ,opleiding in andere takken volgen, voor zover deze een verband hebben met de tak waarin ze actief zijn
2) Komen daarentegen bijvoorbeeld niet in aanmerking: Het volgen van een bijkomende opleiding BOAR door een makelaar, agent of verantwoordelijke voor de distributie die enkel is ingeschreven voor de takken leven komt niet in aanmerking in het kader van de verplichte bijscholing; Een opleiding gevolg door een subagent of zijn verantwoordelijke voor de distributie, in het kader van een upgrade tot makelaar of agent, komt niet in aanmerking als bijscholing. Voornoemde opleidingen passen immers niet in het kader van de bijscholing, maar in het kader van de toegang tot het beroep.
Vraag 4:
Kan een verzekeringstussenpersoon of een verantwoordelijke voor de distributie als bijscholing een erkende basiscursus volgen om hun kennis op te frissen (een opleiding tot subagent of persoon in contact met het publiek)?
Ja, op voorwaarde dat de opleidingsverstrekker van de erkende opleiding ook geaccrediteerd is en de cursus betrekking heeft op takken waarvoor de belangstellende is ingeschreven in het register van de tussenpersonen. De geaccrediteerde opleidingsverstrekker zal in dit geval aan de in het register ingeschreven tussenpersoon of aan de aangeduide verantwoordelijke voor de distributie een aanwezigheidsattest afleveren in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing, maar geen attest van slagen in een door de FSMA erkende cursus.
6/15
20/04/2012
Vraag 5:
Kunnen opleidingspunten worden toegekend voor een deelname aan een evenement of een congres?
Een deelname aan evenementen, nationale en internationale congressen, samenkomsten van kringen van verzekeraars of bankagenten, vergaderingen van inspecteurs en andere vergaderingen van tussenpersonen, kunnen in aanmerking komen als bijscholing voor zover deze deelname gelijk staat met een opleiding waarvan de inhoud in overeenstemming is met de beginselen die hierboven zijn vermeld in punt A en in vraag 1 van punt B. Als slechts een deel van de activiteit in aanmerking komt als bijscholing, kunnen slechts opleidingspunten worden toegekend à rato van het aantal opleidingsuren dat effectief besteed is aan bijscholing. De tijd die besteed wordt aan sociale contacten wordt niet in aanmerking genomen in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing.
Vraag 6:
Kunnen opleidingen over materies als bedoeld in de wet en materies met een algemene draagwijdte zoals fiscaliteit en witwaspreventie, in aanmerking komen als bijscholing voor zowel de verzekeringstussenpersonen als de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten?
Dergelijke opleidingen kunnen in aanmerking komen als bijscholing voor beide activiteiten indien de opleiding zowel handelt over verzekeringen als over bank- en beleggingsdiensten. De geaccrediteerde opleidingsverstrekkers moeten desgevallend op de opleidingsfiches en op de deelnameattesten aanduiden dat de opleiding zowel betrekking heeft op verzekeringen als op banken beleggingsdiensten.
Vraag 7:
Is dubbeltelling mogelijk wanneer een opleiding in gelijke mate betrekking heeft op verzekeringen en op bank- en beleggingsdiensten?
Ja, dubbeltelling is mogelijk in het voordeel van een tussenpersoon die zowel in het register van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen als in het register van tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten is ingeschreven. De geaccrediteerde opleidingsverstrekkers moeten desgevallend aparte opleidingsfiches per activiteit opstellen, maar geen aparte deelnameattesten afleveren. De deelnameattesten moeten wel vermelden dat het aantal opleidingspunten dat wordt toegekend voor deze opleiding zowel betrekking heeft op verzekeringen als op bank- en beleggingsdiensten.
Vraag 8:
Kan de tijd die besteed wordt aan de voorbereiding van een opleiding meetellen voor de lesgever?
De lesgever kan rekening houden met de tijd die nodig is om de opleiding voor te bereiden: in dat geval levert de opleiding hem het dubbel aantal opleidingspunten op als toegekend voor de opleiding (zie ook vraag 22). De vermeerdering van het aantal opleidingspunten die werden verworven in het kader van een gegeven opleiding is slechts 1 maal per periode van 12 maanden toegestaan. Indien in de opleiding belangrijke wijzigingen werden aangebracht (bv. ingevolge gewijzigde wetgeving of door het feit dat de opleiding in een ander gewest van het land gegeven wordt waar
7/15
20/04/2012
een andere wetgeving van toepassing is), dan wordt deze beschouwd als een nieuwe opleiding, waarvoor de lesgever opnieuw kan genieten van de dubbeltelling. De voorbereidingstijd voor een opleiding of voor zelfstudie (vrij en zonder omkadering) kan daarentegen niet in aanmerking worden genomen in het kader van een bijscholingscursus voor een tussenpersoon die geen lesgever is.
Vraag 9:
Geeft het volgen van dezelfde cursus telkenmale recht op punten voor de tussenpersoon, de verantwoordelijken voor de distributie en de effectieve leider?
Het volgen van dezelfde cursus (met identieke inhoud), zelfs in een andere taal, geeft slechts eenmaal recht op punten. Indien dezelfde cursus opnieuw wordt gevolgd in een andere regio en de cursus aangepast werd aan de in die regio van toepassing zijnde wetgeving, geeft elke cursus recht op opleidingspunten. Indien twee cursussen dezelfde titel dragen, maar inhoudelijk verschillen, geeft elke cursus recht op opleidingspunten.
Vraag 10: Wanneer kan afstandsonderricht in aanmerking komen als bijscholing? Afstandsonderricht, waaronder e-learning, kan enkel in aanmerking komen als bijscholing wanneer de duur en de organisatie ervan worden bepaald door de opleidingsverstrekker en als voorzien wordt in een bewijs van deelname. De deelname aan deze opleiding moet individueel geregistreerd worden en meetbaar zijn. Het aantal toegerekende lesuren is evenredig aan het aantal door de opleidingsverstrekker ingeschatte studie-uren die vereist zijn om de opleiding door te nemen.
C. ORGANISATIE: Vraag 11: Wanneer vangt de eerste periode van 3 jaar aan? Op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de verzekeringstussenpersonen en de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten in het door de FSMA bijgehouden register worden ingeschreven. Voor de verantwoordelijken voor de distributie (verzekeringen) en in het geval van rechtspersonen de effectieve leiders (bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten), vangt de eerste periode van 3 jaar aan op 1 januari van het jaar dat volgt op hun eerste aanduiding als verantwoordelijke voor de distributie of hun benoeming tot effectief leider. De opleidingen die werden gevolgd na de inschrijving in het register als tussenpersoon of na de aanduiding als verantwoordelijke voor de distributie (verzekeringen) of in het geval van rechtspersonen na de benoeming tot effectief leider (bank- en beleggingsdiensten), en vóór 1 januari van het jaar dat daarop volgt, worden nochtans mee in aanmerking genomen voor de berekening van het totaal aantal opleidingspunten in het kader van de verplichting tot bijscholing. Zie ook artikel 2.2 van de gedragsregels en vraag 29 hieronder.
8/15
20/04/2012
Vraag 12: Moeten de deelnameregisters van de opleidingen worden ondertekend en, zo ja, door wie? De deelnemers aan de opleiding moeten steeds bij aankomst een aanwezigheidslijst ondertekenen. Wanneer het gaat over een beroepsmatig evenement, moet het aanwezigheidsregister ook op het einde van de opleiding ondertekend worden. In plaats van een door de aanwezige deelnemers ondertekende lijst kan ook voor een elektronische handtekening, een scanning of een andere elektronische identificatiemethode worden geopteerd. Enkel nadat de betrokkene zich persoonlijk heeft geregistreerd, door zijn handtekening te plaatsen naast zijn naam op de aanwezigheidslijst, kan hem een deelnameattest worden afgeleverd, zelfs wanneer de betrokkene, van wie de naam niet op de aanwezigheidslijst voorkomt, achteraf beweert toch aanwezig te zijn geweest of zich voor de opleiding te hebben ingeschreven.
Vraag 13: Hoelang moeten de geaccrediteerde opleidingsverstrekkers de aanwezigheidslijsten, de opleidingsfiches, de presentaties en de slides bijhouden? Gedurende 7 jaar na de opleiding. Die stukken kunnen zowel elektronisch als op papier worden bewaard.
Vraag 14:
Welke gegevens moeten op het deelnameattest worden vermeld?
Het attest moet verplicht volgende gegevens vermelden: de naam van de cursist ; de identiteit van de opleidingsverstrekker ; het unieke accreditatienummer van de opleidingsverstrekker; de titel van de opleiding ; de datum van de opleiding ; de duur van de opleiding; het aantal opleidingspunten, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verzekeringen (A) en/of bank- en beleggingsdiensten (B) ; in verzekeringen de takken waarvan sprake in de opleiding of de aanduiding dat het een algemene opleiding betreft; de datum waarop de attesten worden opgemaakt ; de handtekening van de opleidingsverstrekker of zijn verantwoordelijke. Het staat de opleidingsverstrekker vrij bijkomende vermeldingen op het attest op te nemen. De attesten worden hetzij elektronisch in PDF-formaat, hetzij in originele versie op papier afgeleverd. Pas na de accreditatie van de opleidingsverstrekker kunnen opleidingspunten worden toegekend aan een opleiding.
9/15
20/04/2012
Wanneer de FSMA in publiciteit, op cursusmateriaal en op deelnameattesten van opleidingen wordt vermeld, mag die vermelding uitsluitend betrekking hebben op de accreditatie van de opleidingsverstrekker.
Het logo van de FSMA mag nooit gebruikt worden.
Vraag 15: Kan een overschot van opleidingspunten overgedragen worden naar de volgende periode van drie jaar? Makelaars, agenten, verantwoordelijken voor de distributie (verzekeringsbemiddeling) en in het geval van rechtspersonen, hun effectieve leiders (bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten) kunnen slechts één keer maximum 15 opleidingspunten overdragen naar de volgende periode van drie jaar (bijv. een agent verzamelt binnen een periode van 3 jaar 60 punten. Hij kan slechts één keer maximum 15 opleidingspunten overdragen naar de volgende periode van 3 jaar). Subagenten en hun verantwoordelijken voor de distributie kunnen slechts één keer maximaal 10 opleidingspunten overdragen naar de volgende periode van drie jaar.
Vraag16:
Hoelang moeten de deelnameattesten door de verzekeringstussenpersonen, hun verantwoordelijken voor de distributie, de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en hun effectieve leiders worden bijgehouden?
Gedurende 6 jaar na de opleiding. In het geval van overdracht van opleidingspunten naar een volgende periode van drie jaar, is het noodzakelijk om de deelnameattesten te bewaren gedurende een termijn van 9 jaar.
Vraag 17: Moet na elke opleiding een deelnameattest worden afgeleverd? De opleidingsverstrekker moet voor elke bijscholingsactiviteit een ondertekend deelnameattest ter beschikking stellen aan de deelnemer. Een opleidingsverstrekker kan er echter voor opteren periodiek, doch minimum één maal per jaar, een attest ter beschikking te stellen voor de opleidingen die een deelnemer bij hem in de voorbije periode heeft gevolgd. In geval van verlies van het originele deelnameattest, kan de opleidingsverstrekker hiervan (tot 7 jaar na de opleiding) een kopie bezorgen.
Vraag 18: Wat gebeurt er bij verandering van principaal/werkgever? De deelnemer moet de deelnameattesten zelf bijhouden om te kunnen aantonen dat hij aan de voor hem geldende verplichting tot bijscholing heeft voldaan. Punten worden persoonlijk toegekend. Bij verandering van principaal/werkgever behoudt de betrokkene de punten die hij voor de begonnen periode van 3 jaar al heeft behaald, en moet hij het resterende aantal punten voor die periode bij zijn nieuwe principaal/werkgever behalen.
10/15
20/04/2012
Vraag 19: Wat gebeurt er, in het kader van de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling, bij verandering van categorie in het register of bij aanduiding van een persoon in contact met het publiek tot verantwoordelijke voor de distributie? De punten zijn persoonlijk en blijven verworven bij verandering van categorie in het register of van werkgever wat betreft de verantwoordelijken voor de distributie. Personen in contact met het publiek zijn daarentegen niet verplicht om punten te verzamelen. Zelfs indien zij een door een geaccrediteerde opleidingsverstrekker verstrekte opleiding hebben gevolgd, kunnen zij dus geen totaal aan opleidingspunten opbouwen waarmee rekening zou kunnen worden gehouden wanneer zij later verantwoordelijke voor de distributie of tussenpersoon worden. Indien een verzekeringstussenpersoon van de categorie van makelaar of agent naar deze van subagent overstapt, moet hij in de lopende periode van 3 jaar slechts 20 opleidingspunten behalen. In dat geval moet het aanvatten van de eerste periode van drie jaar berekend worden in functie van zijn eerste inschrijving in het register in de categorie van makelaar of agent en ten vroegste vanaf 1 januari 2009.. Indien hij van de categorie van subagent naar deze van makelaar of agent overstapt, moet hij in de lopende periode van 3 jaar 30 opleidingspunten behalen. In dit geval vangt de eerste periode van drie jaar aan op 1 januari van het jaar volgend op zijn inschrijving als subagent en ten vroegste vanaf 1 januari 2010. Een tussenpersoon die in het register van de verzekeringstussenpersonen is ingeschreven als verzekeringstussenpersoon en als herverzekeringstussenpersoon moet niet het dubbel van de vereiste opleidingspunten behalen. De tussenpersoon die daarentegen is ingeschreven in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, moet het vereiste aantal opleidingspunten behalen in elk van deze inschrijvingen (register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen enerzijds en register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten anderzijds).
Vraag 20: Wat gebeurt er wanneer een persoon aangeduid is als verantwoordelijke voor de distributie of benoemd is als effectief leider bij twee ingeschreven tussenpersonen, of wanneer een persoon als natuurlijke persoon is ingeschreven en ook als verantwoordelijke voor de distributie is aangeduid of als effectief leider is benoemd bij een rechtspersoon? De opleidingspunten zijn verbonden aan de natuurlijke persoon. Voor die persoon wordt slechts met één periode van 3 jaar rekening gehouden, nl. de periode van zijn eerste inschrijving of aanduiding in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en in het register van de tussenpersonen in bank - en beleggingsdiensten.
Vraag 21: Wordt het aantal opleidingspunten beperkt wanneer de betrokkene slechts in bijkomende orde werkzaam is als tussenpersoon of wanneer hij slechts in één enkel domein actief is (bv. in één enkele verzekeringstak)? Neen, het aantal opleidingspunten wordt niet beperkt.
11/15
20/04/2012
Vraag 22: Kan een persoon die ingeschreven is voor een bijscholing zich laten vervangen? Wanneer een persoon zich, na de registratie van zijn inschrijving, door een collega/medewerker laat vervangen, zal enkel laatstgenoemde worden geregistreerd en het attest van deelname aan de bijscholing ontvangen. Er wordt geen rekening gehouden met de oorspronkelijke inschrijving.
Vraag 23: Wat gebeurt er wanneer een persoon te laat aankomt op een bijscholing of een bijscholing te vroeg verlaat? Aan personen die te laat aankomen op een bijscholing of die een bijscholing te vroeg verlaten, kan geen deelnameattest worden afgeleverd wanneer de duur van hun afwezigheid meer dan één derde van de totale opleidingsduur bedraagt. Er worden dus nooit aanwezigheidsattesten pro rata de aanwezigheidsduur bij de opleiding afgeleverd.
Vraag 24: Hoe kan het bewijs worden geleverd van de als lesgever verzamelde opleidingspunten? Een lesgever kan enkel opleidingspunten verzamelen voor opleidingen waarvoor een attest wordt afgeleverd in het kader van wettelijke verplichting tot geregelde bijscholing. Het bewijs wordt geleverd aan de hand van de gestandaardiseerde opleidingsfiche die de opleidingsverstrekker moet opstellen, en waarop de naam van de betrokkene als lesgever en het aantal betrokken opleidingspunten worden vermeld. Dit bewijs kan ook geleverd worden door de vermelding van de naam van de lesgever op de aanwezigheidsattesten die na de opleiding worden afgeleverd.
Vraag 25: Kunnen opleidingspunten worden toegekend aan een rechtspersoon? Neen. De verplichting tot bijscholing geldt voor natuurlijke personen, verantwoordelijken voor de distributie (verzekeringen) of effectieve leiders (bank- en beleggingsdiensten), en de opleidingspunten worden hun te persoonlijken titel toegekend aan de hand van een deelnameattest.
Vraag 26: Kunnen opleidingspunten worden afgerond? Fracties van opleidingspunten zijn toegestaan, maar enkel halve opleidingspunten. Opleidingspunten kunnen niet naar boven worden afgerond.
12/15
20/04/2012
Vraag 27: Kan de periode van 3 jaar worden opgeschort in geval van langdurige afwezigheid of onderbreking van de activiteiten? De periode van 3 jaar wordt uitsluitend opgeschort wanneer de langdurende afwezigheid wordt gestaafd met een medisch attest. In dat geval gelden volgende regels: Bij een onafgebroken afwezigheid: - van minder dan twaalf maanden is er geen opschorting van de periode van drie jaar; - van meer dan twaalf maanden, vangt een nieuwe periode van drie jaar aan op 1 januari van het jaar dat volgt op hervatting van zijn activiteiten. Indien de inschrijving als tussenpersoon (schrapping, verzaking), de aanduiding als verantwoordelijke voor de distributie (verzekeringen) of ingeval van rechtspersonen, de aanstelling tot effectief leider (bank- en beleggingsdiensten) gedurende meer dan 6 maanden wordt onderbroken, stopt de periode van 3 jaar en gaan de reeds behaalde opleidingspunten verloren. Wanneer de tussenpersoon opnieuw in het register wordt ingeschreven, de verantwoordelijke voor de distributie opnieuw wordt aangeduid of de effectief leider opnieuw wordt aangesteld, start een nieuwe periode van 3 jaar die aanvangt op 1 januari van het jaar dat daarop volgt.
Vraag 28: Wie controleert de naleving van de verplichting tot regelmatige bijscholing? De FSMA is bij wet belast met het algemeen toezicht op de naleving van de wettelijke verplichting tot bijscholing. Verzekeringsmakelaars of -agenten die samenwerken met verzekeringssubagenten die onder hun verantwoordelijkheid optreden, zien erop toe dat hun subagenten behoorlijk geïnformeerd zijn over de wettelijke verplichting tot bijscholing van de beroepskennis waaraan zij onderworpen zijn. Ditzelfde geldt voor de gereglementeerde ondernemingen ten overstaan van hun niet collectief ingeschreven agenten. De centrale instellingen moeten controleren of de in artikel 10 van de wet van 27 maart 1995 of in artikel 8 van de wet van 22 maart 2006 bedoelde verplichtingen worden nageleefd door de tussenpersonen die zij in het register van de tussenpersonen hebben laten inschrijven. (art. 5, vierde lid, van het KB van 25 maart 1996 of art. 5, vierde lid, van het KB van 1 juli 2006 ) De werkgevers zorgen ervoor dat hun verantwoordelijken voor de distributie het vereiste aantal opleidingspunten behalen. De personen in contact met het publiek, andere dan de verantwoordelijken voor de distributie, moeten geen opleidingspunten verzamelen. Hun werkgever zorgt er evenwel voor dat de beroepskennis van hun personen in contact met het publiek regelmatig wordt bijgeschoold door het volgen van relevante interne of externe opleidingen (niet noodzakelijk bij geaccrediteerde opleidingsverstrekkers).
13/15
20/04/2012
Vraag 29: Wat gebeurt er wanneer de betrokkene er niet in slaagt het vereiste aantal opleidingspunten te behalen binnen de periode van 3 jaar? Eén van de voorwaarden om in het register van de tussenpersonen te worden ingeschreven en om die inschrijving te kunnen behouden, is dat de betrokkenen het bewijs leveren dat zij over de vereiste beroepskennis beschikken (art. 10, 1°, van de wet van 27 maart 1995; art. 8, 1°, van de wet van 22 maart 2006). De tussenpersoon, de verantwoordelijke voor de distributie (verzekeringen) of in geval van rechtspersonen de effectief leider (bank- en beleggingsdiensten) die het vereiste aantal opleidingspunten niet heeft behaald, zal worden aangemaand om die tekortkoming binnen een extra periode van 1 jaar te verhelpen. Indien de betrokkene de verplichting na afloop van die extra regularisatieperiode nog steeds niet heeft nageleefd, loopt hij het risico dat zijn inschrijving in het register wordt opgeschort of zelfs dat hij uit het register wordt geschrapt. In het kader van de werkzaamheid als verzekeringstussenpersoon zal de betrokkene niet automatisch worden overgebracht naar de categorie van verzekeringssubagent of naar het statuut van persoon in contact met het publiek wanneer de makelaar of agent het vereiste aantal opleidingspunten niet heeft behaald binnen een periode van 3 jaar. De toekenning van een extra periode van 1 jaar verhindert de start van de volgende periode van 3 jaar niet.
Vraag 30: Wie volgt de naleving van de accreditatiecriteria door de geaccrediteerde opleidingsverstrekker op? De sectorale accreditatiecommissie die de opleidingsverstrekker heeft geaccrediteerd , volgt de naleving op van de accreditatiecriteria die door deze opleidingsverstrekker werden onderschreven . Ingevolge zijn toezichtsopdracht op de naleving van de wet, heeft de FSMA een onderzoeksbevoegdheid bij elke opleidingsverstrekker. De lijsten van de opleidingsverstrekkers die door de sectorale accreditatiecommissies geaccrediteerd werden, worden op internet gepubliceerd.
Vraag 31: Wat gebeurt er wanneer een opleidingsverstrekker de in de gedragsregels vastgelegde criteria inzake inhoud, vorm, kwaliteit en organisatie niet naleeft? In dat geval kan zijn accreditatie worden ingetrokken door de accreditatiecommissie voor wat betreft de opleidingsverstrekkers die zij geaccrediteerd heeft. De opleidingspunten toegekend voor opleidingen die reeds plaatsvonden, blijven verworven voor de deelnemers aan die opleidingen.
Vraag 32: Komen opleidingen gegeven in het buitenland ook in aanmerking in het kader van de wettelijke verplichting tot bijscholing? Relevante opleidingen in het buitenland aangeboden door een door de FSMA of de accreditatiecommissies geaccrediteerde opleidingsverstrekker komen in aanmerking.
14/15
20/04/2012
Andere opleidingen verstrekt in het buitenland door een niet geaccrediteerde opleidingsverstrekker kunnen in aanmerking komen in het kader van de bijscholingsplicht, indien de betrokkene de FSMA in kennis stelt van het gedetailleerde vormingsprogramma en voor zover deze opleiding betrekking heeft op de materies die zijn opgenomen in vraag 1. De FSMA zal opleidingspunten toekennen op basis van het gedetailleerde programma en de effectieve aanwezigheid van de betrokkene bij de opleiding. De FSMA zal daarbij ook rekening houden met het feit dat deze cursus niet in België wordt georganiseerd.
Vraag 33: Binnen welke termijn wordt een aanvraag tot accreditatie als opleidingsverstrekker in het kader van de wettelijke verplichting inzake bijscholing van de beroepskennis behandeld? De aanvragen tot accreditatie als opleidingsverstrekker moeten bij de accreditatiecommissie minstens twee maanden vóór de eerste opleiding ingediend worden. De accreditatiecommissie behandelt de aanvraag binnen de 60 dagen na het indienen van een volledig dossier van aanvraag tot accreditatie. Het aanvraagdossier dient de volgende documenten te bevatten: het vereiste ondertekende aanvraagformulier; het curriculum vitae van de opleiders, om de kwaliteit van het onderricht te kunnen beoordelen; twee gestandaardiseerde opleidingsfiches om te kunnen nagaan of de opleidingsverstrekker de inhoudelijke criteria van de opleidingen begrijpt. Het uitblijven van een antwoord van de accreditatiecommissie binnen de termijn van 60 dagen, houdt geen goedkeuring van de aanvraag tot accreditatie in.
Vraag 34: Tot wie moet ik mij wenden om een accreditatie te bekomen wanneer ik geen lid ben van één van de in de inleiding van deze FAQ vernoemde beroepsverenigingen? Indien u geen lid bent van één van de in de inleiding van deze FAQ vernoemde beroepsverenigingen, moet u uw aanvraag voor accreditatie rechtstreeks richten aan het directiecomité van de FSMA (Congresstraat 12-14, 1000 Brussel; website: www.fsma.be)
Bijlage 1: Definities. Bijlage 2: Materies genaamd " Eindtermen".
15/15
20/04/2012
— jaarverslag 2012
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 3 Memorandum
—
Over BZB BZB is een wettig erkende beroepsvereniging die de belangen van de zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars behartigt. We tellen meer dan 1350 leden die als zelfstandige tussenpersonen zijn ingeschreven bij de FSMA als bankagent en/of verzekeringstussenpersoon. Vandaag vertegenwoordigt BZB de algemene belangen van meer dan 3.000 zelfstandigen actief in de bemiddeling van financiële diensten. Met zo’n 10.000 werknemers actief voor deze groep is BZB bijgevolg een belangrijke vertegenwoordiger in de financiële sector. We zijn de enige representatieve beroepsvereniging met een spreiding van de leden onder zowel grootbanken, de middenspelers, de kleinere spaarbanken als beursvennootschappen en enkele bankmakelaars. Ook de belangen als verzekeringstussenpersoon worden verdedigd. BZB ondersteunt zijn leden op heel wat manieren. Zo kunnen onze leden bij ons terecht met allerhande professionele vragen. Daarnaast bieden we heel wat actuele informatie aan, niet alleen met onze driemaandelijkse nieuwsbrief, maar ook in het kader van opleidingen, roadshows, infosessies en ons jaarlijks congres. Onze vormingen zijn overigens perfect afgestemd op de specifieke behoeften van onze leden. Op die manier wil BZB ervoor zorgen dat zijn leden voortdurend een doorgedreven professionaliteit aan de dag kunnen leggen. De Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank- en Verzekeringsbemiddelaars heeft tot doel de belangen van de professionele Belgische zelfstandige bank- en verzekeringsagent te verdedigen. Wij richten ons tot de professionele, deontologisch handelende zelfstandige financiële tussenpersoon die persoonlijk advies en vertrouwen hoog in het vaandel draagt. Er wordt gestreefd naar het verenigen van zelfstandige financiële tussenpersonen die een toekomstige visie op hun beroep hebben en die gezamenlijke belangen gemeenschappelijk aanpakken.
Dagelijks Bestuur
Daniel Nicolaes, Voorzitter
Albert Verlinden, Ondervoorzitter
Luc Colebunders, Secretaris
Frank De Brouwer, Penningmeester
Secretariaat
Carine Vansteenbrugge, Administratief-Juridisch Directeur
Els Van Beneden, Secretaresse
Ankie D'Hollander, Communicatie / Opleidingen
Politiek memorandum 2012 Het Regeerakkoord voorziet een hele rits maatregelen mbt de financiële regulering en het toezicht op de financiële sector. Als beroepsvereniging wensen we bij te dragen door ook onze visie te brengen met betrekking tot bepaalde van de opgesomde maatregelen. Maar vooral wensen we te benadrukken dat we als representatieve organisatie van zelfstandige financiële tussenpersonen graag betrokken wensen te worden.
I. Regeerakkoord Regelgeving hypothecaire krediet o
o
Onze leden zijn zelfstandige tussenpersonen die quasi alle hetzij als bankagent hetzij als verzekeringsmakelaar actief zijn op het vlak van bemiddeling in hypothecair krediet. Om die reden vragen we betrokken te worden bij eventuele consultaties of hoorzittingen met betrekking tot de herziening van deze regelgeving. In elk geval pleiten we ervoor de zelfstandige tussenpersonen ingeschreven als bank- of verzekeringstussenpersoon geen extra registratie- en beroepsvereisten op te leggen.
FSMA als sterke en onafhankelijke regulator ten dienste van de consument van financiële diensten - Bankmobiliteit: we zijn voorstander van een uitbreiding van de bankoverstapdienst naar andere bancaire producten zoals spaarrekeningen en effectendossiers. - Vergunning van de tussenpersonen voor financiële producten en diensten: met betrekking tot de plannen voor een statuut van financiële planner wensen we betrokken te worden. Veel van onze leden profileren zich immers als financiële planner. - Versterking van de voorafgaande controles van elk product en de aanduiding van hun risicograad van uitgifte: we zijn voorstander van deze controles. De emittent of degene die de producten op de markt brengt, moet verantwoordelijk worden gesteld. De zelfstandige financiële tussenpersoon moet kunnen vertrouwen op de producten die worden verdeeld. De zelfstandige bemiddelaar kan onmogelijk de deugdelijkheid van de producten zelf gaan screenen. BZB is ook voorstander van uniformiteit in de aanduiding van het risico van producten. - Financiële opvoeding: De beroepsvereniging vraagt hier aandacht voor de rol die de zelfstandige financiële tussenpersoon hier kan spelen. We verwijzen naar onze reactie op de open consultatie door de CBFA met betrekking tot het verslag over het bevorderen van de financiële kennis in België (zie bijlage). - Als beroepsvereniging zijn we vragende partij voor een meer alerte toezichthouder die preventief optreedt en die zowel de klanten als de zelfstandige financiële tussenpersonen waarschuwt voor bepaalde praktijken of producten.
Verloningsbeleid in de financiële sector gelinkt aan langetermijnresultaten Als beroepsvereniging hebben we regelmatig de sturing door middel van commissielonen aangeklaagd. De nadruk moet op de commissionering van de portefeuille komen te liggen en niet op de productie of aangroei. De aanbevelingen van de bijzondere commissie belast met het onderzoek naar de financiële en bancaire crisis - Verbetering van de mechanismen ter bescherming van de consumenten van financiële diensten: De zelfstandige financiële tussenpersonen die een lange termijnrelatie met hun klanten beogen zijn evenzeer gebaat met een betere bescherming van de consument. In dat opzicht ondersteunen we de aanbevelingen in dat kader van de bijzondere commissie. o een versterking van de regelgevende en prudentiële instrumenten, wat de emittent van de financiële producten betreft. BZB staat hier volledig achter. Immers de zelfstandige financiële tussenpersonen krijgen de perceptie dat hun verantwoordelijkheid alsmaar toeneemt- de nadruk ligt immers op gedragsregels – en dat deze van de producenten beperkt is. Zelfstandige financiële tussenpersonen hebben niet de expertise noch de mogelijkheden om de vele producten die worden op de markt gebracht te beoordelen of de risico’s te kunnen inschatten. We hebben vastgesteld dat zeker verzekeringsmakelaars actief worden benaderd met producten waarvan het risico moeilijk in te schatten was. Het is van het allergrootste belang dat de producten die voor retailbeleggers op de markt worden gebracht vooraf zijn gescreend en beoordeeld. o Een versterking van de regelgevende en prudentiële instrumenten, wat de tussenpersonen in de verdeling van financiële producten betreft. Het is niet duidelijk wat hier wordt bedoeld. Het toezicht op de zelfstandige financiële tussenpersonen door de FSMA en wat betreft de bankagenten door de kredietinstellingen zelf is reeds bijzonder streng. De gedragsregels en verplichtingen voor de zelfstandige financiële tussenpersonen zijn de laatste jaren enorm toegenomen. Vandaar ook onze vraag om het toezicht op de kwaliteit van de producten te verscherpen. Wat betreft verzekeringsbemiddeling wensen we betrokken te worden in de herziening van de informatieplicht voor verzekeringstussenpersonen. o De toepassingssfeer van de MiFID-richtlijn veralgemenen: BZB is voorstander van een LPF met betrekking tot beleggingsproducten. Onze leden zijn actief zowel als bankals verzekeringstussenpersoon een LPF met betrekking tot beleggingsproducten is iets waar wij als beroepsvereniging kunnen achter staan. Er moet daarbij uiteraard rekening worden gehouden met de eigenheid van de activiteit. Focus moet liggen op zij die beleggingsproducten op de markt brengen. In dit kader zijn we ook vragende partij voor uniformiteit met betrekking tot de vragenlijsten met het oog op het opstellen van een beleggersprofiel. Voor de klant die vaak klant is bij verschillende kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of verzekeraars heeft dit het voordeel van de duidelijkheid.
o Invoeren van een summiere informatiefiche met uniforme berekeningsmethodes: ook hier zijn wij vragende partij. In het kader van de functie als vertrouwenspersoon heeft de zelfstandige financiële tussenpersoon baat bij uniformiteit en duidelijkheid met betrekking tot de producten. BZB is voorstander van een grotere transparantie van de kosten ten aanzien van de klant doch BZB meent dat de klant vooral gebaat is met zicht op de totale kostprijs van de beleggingsproducten. De transparantie
moet erin bestaan dat in de infofiche naast de beheersvergoeding, de taks en de instapkosten de total cost ratio dient te worden opgenomen. Immers wat betreft transparantie naar de klant toe is het belangrijker dat deze weet wat de totale kosten zijn van de belegging die hij doet dan dat hij weet wat de tussenpersoon ontvangt. Immers op die manier worden ook de retrocessies en de verdoken vergoedingen bij de kosten gerekend. De klant kan dan vergelijken op basis van de totale kost van een belegging. o Kwaliteit van de verdelers van de financiële producten ( onafhankelijker worden van hun producten ( salariëringsbeleid) en moeten hun competenties worden versterkt ( strenge eisen inzake de beheersing van de technische eigenschappen van de producten): BZB wenst te benadrukken dat de zelfstandige financiële tussenpersonen enkel gebaat zijn met een lange termijnrelatie met hun klant. De sturing naar bepaalde producten door kredietinstellingen of verzekeraars is vaak eerder een hinderpaal dan een zegen. De beroepsvereniging pleit daarom sedert jaren voor meer vergoeding op de portefeuille en minder vergoeding via productie of groei. Het is correct dat aan de competenties moet worden gewerkt en dit gebeurt ook via de bijscholingsplicht. Doch het is zeker wat betreft beleggingsproducten eerder aan de kant van de producenten dat regelgevend moet worden ingegrepen. De crisis heeft aangetoond dat zelfs de leidinggevenden van belangrijke financiële instellingen niet de nodige kennis hadden om de producten die ze zelf kochten en verkochten te begrijpen. Zelfs als de financiële tussenpersonen als verdelers van producten competent zijn dan nog wordt het moeilijk om de steeds ingewikkelder wordende producten te begrijpen. o Prudentiële controle vooraf op de verzekeringsproducten ( Eur. Wetgeving) en op de bankproducten: BZB onderschrijft dit cfr supra. De zelfstandige verzekeringstussenpersoon moet erop kunnen rekenen dat de producten OK zijn. Dit zeker wat betreft verzekeringsbeleggingen nu niet het geval.
II. Met betrekking tot de commissionering van de bank- en verzekeringsagenten vraagt BZB een wijziging van het Koninklijk Besluit van 20 september 2002 betreffende de oprichting, organisatie en werking van de paritaire overlegorganen in de sector van het verzekeringswezen, van de kredietinstellingen en van de gereglementeerde effectenmarkten: In de wet op de handelsagentuur wordt toegelaten dat in de sectoren van het verzekeringswezen, van de kredietinstellingen in een paritair overlegorgaan overeenkomsten worden gesloten met betrekking tot de wijziging van commissies. Deze wijzigingen binden alle agenten en de principaal. Na evaluatie van de werking van de huidige paritaire overlegorganen ziet BZB een aantal noodzakelijke
aanpassingen. Een groot deel kan via overleg binnen de sector gerealiseerd worden doch voor volgende punten vraagt BZB een wijziging van het Koninklijk Besluit van 20 september 2002 betreffende de oprichting, organisatie en werking van de paritaire overlegorganen in de sector van het verzekeringswezen, van de kredietinstellingen en van de gereglementeerde effectenmarkten: -
-
-
Overeenkomsten kunnen slechts geldig zijn indien ze worden goedgekeurd door een meerderheid van de vertegenwoordigers van de agenten en een meerderheid van de vertegenwoordigers van de principaal. Nu wordt bepaald dat een goedkeuring door de helft voldoende is. In het KB wordt het secretariaat, het opstellen van het verslag bepaald als een verantwoordelijkheid van de principaal doch dit blijkt bron van discussies. Ofwel moet in het KB verslag vervangen worden door notulen ( + mogelijkheid van bandopname) ofwel moet worden voorzien dat de agentenvertegenwoordigers de eerste kans krijgen om het verslag op te stellen. BZB stelt voor om zoals het geval is voor de verkiezingen van ondernemingsraad en het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk waarnemers toe te laten bij de telling. Voorzien van de mogelijkheid om bij betwisting over de geldigheid van de gesloten overeenkomsten deze aan te vechten bij de stakingsrechter Voorzien van een termijn van bescherming na beëindiging van het mandaat als vertegenwoordiger in het paritair overlegorgaan.
III. Als beroepsvereniging wier leden quasi zonder uitzondering verzekeringstussenpersoon zijn vragen we om vertegenwoordigd te zijn in de commissie voor verzekeringen.
IV. In de verzekeringssector werd een adviescommissie ingesteld nl. de Commissie voor Verzekeringen, met opdracht overleg te plegen omtrent alle vragen die haar door de Minister of door de FSMA worden voorgelegd. Deze Commissie kan ook uit eigen beweging adviezen geven over alle problemen betreffende de verzekeringsverrichtingen. We zijn vragende partij voor de instelling van een adviescommissie voor bank– en beleggingsdiensten met secretariaat door de FSMA met vertegenwoordiging van de tussenpersonen. Opdracht van deze commissie zou zijn overleg te plegen omtrent alle vragen die haar door de Minister of door de FSMA worden voorgelegd. De Commissie zou ook uit eigen beweging adviezen kunnen geven over alle problemen betreffende de bank– en beleggingsdiensten. V.
Het nieuwe wettelijke kader voor financiële tussenpersonen ( wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten) zorgt voor een erkenning van het statuut van de zelfstandige bankagent en de bankmakelaar doch er zijn een aantal zaken die een oplossing vergen: o Wie reeds een zelfstandige activiteit heeft en een bijkomende activiteit van bankagent wil starten, moet een jaar beroepservaring aantonen doch het is momenteel niet voorzien om als zelfstandige deze ervaring op te bouwen. Daarom zijn we vragende partij voor het creëren van stagemogelijkheid op zelfstandige basis gedurende de duur van één jaar met het oog op het bekomen van de noodzakelijke ervaring voor de inschrijving als zelfstandig bankagent of bankmakelaar in het register van de FSMA.
o
o
o
Zelfs in geval van een gewone opzeg is het voor de zelfstandige bankagent quasi onmogelijk om binnen de maand te kunnen herstarten met zijn activiteit als bankagent. De goedkeuring door de FSMA van de herinschrijving voor een andere principaal laat te lang op zich wachten. Dit betekent in de praktijk inactiviteit voor de betrokken persoon. Daarom vragen we zeker in geval van een gewone opzeg een soepeler regeling voor herinschrijving van de bankagent na opzeg. De wet voorziet de mogelijkheid dat bij KB wordt voorzien dat de bankmakelaar beleggingsadvies voor eigen rekening zou kunnen geven. We zijn vragende partij dat dit bij KB zou worden geregeld. De tussenpersonen moeten verplicht een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afsluiten doch de minimumvoorwaarden van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering worden niet vastgelegd. Momenteel is er geen controle op de polisvoorwaarden zelf. We stellen vast dat in veel polissen het verhaal van de principaal op de agent is uitgesloten. Dit betekent dat de agent in geval van fout die op hem wordt verhaald er naar de klant toe wel tussenkomst is doch enkel de hoogte van de dekking wordt gecontroleerd.
VI. Met betrekking tot het toezicht op de kredietinstellingen o
o
Controle op de bankagenten. BZB is vragende partij voor een code voor de interne audit waarin de rechten en plichten van de bank en de bankagent zijn verwoord. Het kan in elk geval niet langer aanvaard worden dat de interne audit als strategisch instrument gebruikt wordt. Schijnzelfstandigheid. Nogal wat kredietinstellingen zitten met betrekking tot de manier waarop ze hun agenten aansturen, verplichtingen opleggen, verplicht CRM-gebruik, verplichte rapportage, eisen ten aanzien van het personeel, openingsuren op het randje van de schijnzelfstandigheid. We vragen aandacht voor dit probleem temeer daar dit belangenconflicten bij de zelfstandige bankagenten creëert. Het wordt bijzonder moeilijk om zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van het cliënteel wanneer men in een strak keurslijf zit waarbij men de belangen van de kredietinstelling moet dienen.
— jaarverslag 2012
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 4 Open brief Hans Bonte
—
— jaarverslag 2012
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 5 Reactie BZB op consultatienota MiFID
—
Consultation paper Guidelines on remuneration policies and practices ( MiFID)
Daniel Nicolaes Chairman BZB
Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank- en verzekeringsbemiddelaars
Aalststraat 114, B0101 9700 Oudenaarde www.bzb.be
03.12.2012
BZB (Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank – en verzekeringsbemiddelaars) is the largest professional organisation of banking and insurance intermediaries in Belgium. Our members are almost all exclusively tied agents of credit institutions. Almost all of them are also active as insurance intermediary. Only a few are tied agents for investment firms or broker in banking and investment services. If you require any clarification, please do not hesitate to contact us: Daniel Nicolaes, Chairman,
[email protected], +32 (057) 401 069 Carine Vansteenbrugge, Administrative and legal Director,
[email protected], +32(055)305989
….. In Belgium for a large extent credit institutions make use of tied agents for the distribution of banking and investment products. They mediate in banking services as well as in investment services. The independent agents receive commissions for all these activities. Not at all clear is in how far these guidelines apply for intermediation in banking services. Intermediation in banking services and bank products are not covered by MiFID. On the other hand, remuneration policies usually include both banking and investment products and have to been seen as a whole. Sometimes or often there are stimuli to persuade clients to transfer funds from banking products to investment products. It must be clear to what extent these guidelines should apply to the whole of the remuneration policy. Q1 Do you agree that firm’s remuneration policies and practices should be aligned with effective conflicts of interest management duties and conduct of business risk management obligations so as not to create incentives that may lead relevant persons to favour their own interest, or the firm’s interests, to the potential detriment of clients? Please also state the reasons for your answer. Response Yes. This is the only way to reinstall consumer confidence. If remuneration isn’t aligned with effective conflicts of interest management duties and conduct of business risk management obligations, it is hypocritical to impose conduct of business rules. Q2 Do you agree that, when designing remuneration policies and practices, firms should take into account factors such as the role performed by relevant persons, the type of products offered, and the methods of distribution (e.g. advised or non-advised, face-to-face or through telecommunications)? Please also state the reasons for your answer. Response No. The channel through which a product is sold shouldn't make a difference when designing remuneration policies and practices. It is in the best interest of the client that firms when designing products take into account that there is a cost for remuneration regardless of the distriubution channel.
Q3 Do you agree that when designing remuneration policies and practices firms should ensure that the fixed and variable components of the total remuneration are appropriately balanced?
Response In Belgium tied agents are an important distribution channel. These tied agents are commercial agents who are fully if not totally remunerated through commissions. It is not possible to ensure for this group of tied agents that fixed and variable components of the total remuneration are appropriately balanced. It would however be possible and useful to ensure an appropriate balance between portfolio commissions ( management of the portfolio) and commissions for growth of the portfolio or sales commissions. Potential of conflicts of interest are more likely when commission depends on sales or growth. Q4 Do you agree that the ratio between the fixed and variable components of remuneration should therefore be appropriate in order to take into account the interests of the clients of the firm? Please also state the reasons for your answer. Response Yes, only if portfolio commissions are seen as fixed components of remuneration. What’s missing now is focus on long term results. Q5 Do you agree that the performance of relevant persons should take account of non-financial (such as compliance with regulation and internal rules, market conduct standards, fair treat-ment of clients etc.), as well as financial, criteria? Please also state the reasons for your answer. Response No. The use of these criteria could give rise to subjective assessment. In Belgium tied agents already depend heavily on the firm they work for. If performance should take into account also non-financial criteria it would push tied agents who are self employed into bogus self-employment. We also doubt if taking into account non-financial criteria for tied agents would be compliant with the regulations relating to self-employed commercial agents. On top of that, compliance with regulation and internal rules is always required. Q6 Do you agree that the design of remuneration policies and practices should be approved by senior management or, where appropriate, the supervisory function after taking advice from the compliance function? Please also state the reasons for your answer. Response Yes. Advice from the compliance function should guarantee that other interests than short term commercial interests of the firm would prevail. Q7 Do you agree that senior management should be responsible for the implementation of remuneration policies and practices, and for preventing and dealing with any the risks that remuneration policies and practices can create? Please also state the reasons for your answer. Response Yes. Senior management should be responsible because they also take the decisions on strategy. If senior management is not responsible for remuneration policy and practices it would well be possible that sales management would develop a remuneration that is solely focused on sales rather than taking into account the interests of the clients.
Q8 Do you agree that the organisational measures adopted for the launch of new products or services should take into account the remuneration policies and practices and the risks that the new products or services may pose? Please also state the reasons for your answer. Response Yes. Current remuneration policies and practices are already taken into account for the launch of new products but only to stimulate sales. Having to take into account the interests of clients and compliance with MiFID would only improve product quality. Q9 Do you agree that the process for assessing whether the remuneration features related to the distribution of new products or services comply with the firm’s remuneration policies and practices should be appropriately documented by firms? Please also state the reasons for your answer. Response Yes. This is important in order to avoid that this would become just a formality. Q10 Do you agree that firms should make use of management information to identify where potential conduct of business and conflict of interest risks might be occurring as a result of specific features in the remuneration policies and practices, and take corrective action as appropriate? Please also state the reasons for your answer. Response Yes. But it should be clear that corrective action does not mean that earned remuneration should be reduced. Corrective action should be at the level of the design of the remuneration policy. Q11 Do you agree that firms should set up controls on the implementation of their remuneration policies and practices to ensure compliance with the MiFID conflicts of interest and conduct of business requirements, and that these controls should include assessing the quality of the service provided to the client? Please also state the reasons for your answer. Response Yes, but only with the intention to evaluate the implementation of the remuneration policies and practices and not with the intention to sanction relevant persons. Q12 Do you agree that the compliance function should be involved in the design process of remuneration policies and practices before they are applied to relevant staff? Please also state the reasons for your answer. Response Yes. It’s when the remuneration policies and practices are being designed that can be prevented that other interests than those of the client are taken into account. Therefore we believe that it is important that the compliance function is involved in the design process. Q13 Do you agree that it is difficult for a firm, in the situations illustrated above in Annex I, to demonstrate compliance with the relevant MiFID rules? Response Yes.
— jaarverslag 2012
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 6 Nieuwsbrief december
—
België-Belgique P.B. GENT 3/6221
4
De zelfstandige financiële tussenpersoon in 2020 Uitgebreid verslag van het BZB-congres 14e jaargang
driemaandelijks
december 2012
afgiftekantoor Gent X
P2A8099
Inhoud 4 Editoriaal 4 De zelfstandige financiële tussenpersoon in 2020
Uitgebreid verslag van het BZB-congres
16 Consultatienota ESMA over richtlijnen inzake
vergoedingsbeleid en praktijken (MiFID)
11 Consultatienota over een voorontwerp van wet inzake de
activiteit van Financial Planning
19 De Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA)
waarschuwt particuliere beleggers voor de valkuilen
van online beleggen
20 Budget 2013 22 Europees Parlement keurt rapport
over schaduwbankieren goed
23 Strengere eisen voor management en sleutelfuncties
bij kredietinstellingen
23 AG Insurance wijzigt drastisch portefeuillecommissie
op Tak 21-23 beleggingen
24 Het relancebeleid van de banken
Verantwoordelijke uitgever: Nicolaes Daniel Zwartestraat 34a 8647 Reninge “Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank- en Verzekeringsbemiddelaars, nieuwe naam van Beroepsvereniging van Zelfstandige Bankagenten, wettig erkende beroepsvereniging.” De uitgever is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de advertenties.
Sectornieuws
24 BZB overlegt met AG Insurance over commissiewijzigingen
met betrekking tot beleggingsverzekeringen
27 BKCP 27 Crelan dunt aantal kantoren uit [ 3 ]
Edito verschillende sprekers allen tot dezelfde conclusie komen. Het gaat drastisch veranderen, zoveel is duidelijk. Diverse maatregelen om kosten te besparen, nieuwe regelgeving, andere marktomstandigheden, nieuwe technologische mogelijkheden en ‘last but not least’ een gewijzigd behoeftepatroon van onze toekomstige klant. Dat zijn de elementen die onvermijdelijk zullen leiden tot een nieuw businessconcept voor de financiële sector.
Daniel Nicolaes
B
este lezer,
Namens het ganse BZB-team wil ik, als trotse voorzitter, iedereen van harte die aanwezig was tijdens ons fantastisch jaarcongres van harte bedanken. Wij hebben massaal veel felicitaties en positieve reacties mogen ontvangen! Hoe ziet de financiële dienstverlening eruit in 2020? Het is opvallend dat de
BZB anticipeert hierop en helpt haar leden al in de voorbereiding van deze nieuwe omgeving. Inzetten op kennis en gespecialiseerd advies, gekoppeld aan de lokale ‘warme contacten’, daar zit de bijzondere toegevoegde waarde van de zelfstandige financiële tussenpersoon. We merken dat sommige banken met de grove borstel door hun netwerk gaan. Het gevolg is dat veel opgezegde agenten komen aankloppen met hun vaak onwaarschijnlijk verhaal. Ook deze taak is voor BZB weggelegd, een strijdvaardige verdediging van de individuele belangen van elk van onze leden.
Intussen geeft de regelgever flink gas in zijn hervormingsbeleid. Zowel op Europees als nationaal niveau wordt uitgebreid gewerkt aan nieuwe financiële regulering. BZB doet lobbywerk op de diverse niveaus. Zo hadden we een zeer inzichtelijk gesprek met Karel Van Hulle van de Europese Commissie en pleegden we overleg met Europarlementslid Philippe De Backer. Tevens hebben we onze grieven overgemaakt aan het FSMA en aan minister van Financiën Steven Vanackere. Kortom, ook al is de winter ingezet, wij gaan de komende weken/maanden nog veel warme dagen beleven telkens we ons inzetten voor het belang van onze leden. Collectief of individueel, daar maken wij geen onderscheid in! Wij wensen jullie alvast prettige feestdagen, een spetterend eindejaar en een succesvol 2013 toe.
Daniel Nicolaes
De zelfstandige financiële tussenpersoon in 2020 Uitgebreid verslag van het BZB-congres et haar negende congres heeft BZB werkelijk een bom doen inslaan bij veel aanwezigen. Wie erbij was, zal een andere kijk gekregen hebben op de toekomst van de zelfstandige financiële tussenpersonen in de bemiddeling in financiële diensten. Zowel het thema ‘De zelfstandige financiële tussenpersoon in 2020’ en hoe de dienstverlening aan de klant daarin te kaderen als het nieuwe concept zorgden voor een record aantal inschrijvingen. Meer dan 600 professionals uit de financi-
M
ële sector verzamelden in Kinepolis Event Center in Antwerpen. Evenwicht Wie er finaal niet bij kon zijn, was minister van Financiën Steven Vanackere. Door de actualiteit met betrekking tot Ford Genk moest hij eerder dan voorzien aanwezig zijn in het parlement. Gelukkig kon BZB rekenen op Vanackere zijn politiek adviseur, Dries Cools. Deze nam de speech namens de minister voor zijn rekening. “Beeldt u zich in dat het vandaag 22 oktober 2006 zou zijn … Geen 5% van mijn toespraak zou over[ 4 ]
lappen met deze van vandaag. Van een financiële crisis was nog geen sprake, de economische vooruitzichten waren goed en de sector van de financiële tussenpersonen deed het naar behoren. Een jaar later volgden de eerste tekenen van een financiële crisis. Ford Genk herinnert er ons vandaag aan dat het zelfs geen louter financiële crisis meer is.” Volgens de minister is het zaak om de wortels van het probleem aan te pakken. “Zo moeten de risico’s correct ingeschat worden en dient er een sterke regulering te komen. Maar die regule-
december 2012
emittent verantwoordelijk is. Wel vindt BZB de huidige regelgeving met betrekking tot gedragsregels al streng genoeg en vraagt de beroepsvereniging in de eerste plaats een alerte toezichthouder. Wat meer transparantie over de kosten aangaat, is BZB niet tegen, zolang het maar betrekking heeft op de totale kostprijs van het product.
Dries Cools
ring moet slim zijn en niet in een risicoaversie, het andere uiterste, vervallen. Bovendien moet een goede regulering Europees zijn. En het gaat snel op dat vlak: de huidige MiFID-regels zijn nog niet verteerd of Europa staat al te zwaaien met een nieuwe MiFID, een herziening van de Richtlijn Verzekeringsbemiddeling (IMD2), de PRIPs-verordening … IMD2 stelt minimumnormen op inzake consumentenbescherming voor verkopers van financiële producten. Zeg nu zelf: transparantie en consumentenbescherming, wie kan daar tegen zijn? Maar er moet wel een juist evenwicht gevonden worden tussen de belangen van de sector en consumentenbescherming. En er is ook de Belgische specificiteit: 21.000 ingeschreven tussenpersonen, 4.000 zelfstandige agenten en 17.300 verzekeringstussenpersonen. Zij spelen alle een cruciale rol in onze economie. De roep naar meer transparantie
Dries Cools: “Meer transparantie mag niet gepaard gaan met een administratieve overlast die de financiële tussenpersonen verstikt.” mag dan ook niet gepaard gaan met een administratieve overlast die de financiële tussenpersonen verstikt.” Met zijn korte toespraak stak de politiek adviseur van de minister de aanwezige tussenpersonen dan ook een hart onder de riem.
Daniel Nicolaes
Daniel Nicolaes: “De impact van de nieuwe Europese regelgeving op de sector is enorm.”
Wat met transparantie van de vergoedingen? In zijn voorwoord had BZB-voorzitter Daniel Nicolaes het zowel over de bank van de toekomst als over de nieuwe Europese regelgeving. Over deze laatste citeerde hij Europees Commissaris Barnier:“In de nasleep van de grootste financiële crisis in de recente geschiedenis moet de financiële sector de consumenten centraal stellen. Retailproducten moeten veiliger zijn, informatieverstrekkingsnormen moeten duidelijker worden en de verkopers van die producten moeten altijd aan de strengste normen onderworpen zijn. Daarom hebben wij een pakket aangenomen dat alleen op de consumenten is gericht, zodat zij financiële producten kunnen uitkiezen op basis van heldere en gezonde informatie en professioneel advies waarbij de belangen van de consument voorop staan." Met betrekking tot de voorstellen van de Europese Commissie inzake PRIP’s stelde de voorzitter dat BZB voorstander is van een voorafgaandelijke screening van de productinformatie, waarbij de [ 5 ]
Ligt de klemtoon bij PRIP’s op productinformatie, dan gaat het bij de Verzekeringsbemiddelingsrichtlijn (IMD2) over verkoopsmethoden. “Als het voorstel ongewijzigd goedgekeurd zou worden door het Europees Parlement, dan zijn de gevolgen voor de sector enorm”, aldus Nicolaes. “Vooral de regels op het vlak van de transparantie van commissielonen en het verbod op het ontvangen van commissie bij onafhankelijk advies zijn in de ogen van BZB veel te zwaar.” De voorzitter drukte de bereidheid en de wens uit om met andere beroepsverenigingen (Assuralia, FVF, Fedafin, Febelfin en Feprabel) op Europees niveau te lobbyen tegen deze veel te verregaande voorstellen. Wat brengt de toekomst? Freddy Van den Spiegel, economisch adviseur bij BNP Paribas Fortis, liet verstaan dat het momenteel nog moeilijk in te schatten is wat de impact zal zijn van de nieuwe regelgeving en de financiële crisis op banken, verzekeraars en de distributie. Reden is dat de nieuwe regels nog in onderhandeling zijn en de crisis nog niet achter de rug is. Wel is er
Freddy Van den Spiegel
december 2012
een toegenomen focus op consumentenbescherming, informatie en transparantie. “Dit is een maatschappelijk zeer brede crisis. De jongste twintig jaar is de hele wereld in een stroomversnelling terechtgekomen, verweven met de nieuwe technologie. Maar die globalisering brengt ook onaangename gevolgen mee, zoals multinationals die de wereld afschuimen om te kijken waar ze kunnen landen en werelddelen tegen elkaar kunnen opzetten, omdat iedereen aan het vechten is voor jobs. En dat heeft niets met de ‘banken’crisis te maken. Banken en de financiële sector hebben in die veranderende wereld een niet zo fraaie rol gespeeld en dat moeten we in de toekomst vermijden. Maar alles herleiden tot de banken is niet slim. De verzekeraars doen er overigens alles aan om te tonen dat ook zij de dupe zijn van de crisis, veroorzaakt door de bankiers. De toenemende polarisering tussen banken en verzekeraars zal een invloed hebben op de distributienetten.”
Freddy Van den Spiegel: “De kwaliteit van de dienstverlening zal het verschil maken.” Volgens Van den Spiegel is ‘vertrouwen’ het centrale woord voor bankiers. “Een professioneel advies, louter in het belang van de klant, is fundamenteel: een oplossing bieden waarbij er geen verrassingen uit de bus komen. De eigen verloning van de bank en de tussenpersoon mag geen doorslaggevende factor zijn. Op dat vlak hebben de bankiers gefaald. Dat heeft ook het vertrouwen van de klanten in hun bank ondermijnd. Producten die er zo mooi uitzagen, bleken uiterst toxisch en zelfs tools voor massadestructie. Bankiers moeten zo snel mogelijk het vertrouwen van de klant herwinnen, maar dat zal een langetermijnproject worden.” Van den Spiegel schetste ook een aantal dimensies waarmee banken rekening moeten houden. “Zo is de Basel III-regelgeving een stevige brok. Zich conformeren aan die nieuwe regels kan niet zomaar eventjes snel gedaan worden.
Heel wat banken verliezen een pak eigen vermogen door de nieuwe regelgeving: sommige 30%, anderen zelfs tot 60%. En dat is opmerkelijk. Banken moeten gewoon méér eigen vermogen hebben. De kapitaalsratio van 8% moet omhoog. De Europese Commissie droomt er zelfs van dat die ratio in de toekomst zal evolueren naar 20%. Banken dienen dus eigenlijk drie keer zoveel eigen vermogen te hebben, maar een derde van het eigen vermogen wordt afgeschreven ... De vraag is dan ook hoe banken daaraan zullen voldoen. Een andere factor is de economische context. Van den Spiegel: “Wat moet je vandaag aan je klant zeggen als die vraagt of de euro een veilige munt is?“Ja, want Draghi en Van Rompuy zeggen het”? Maar eigenlijk weet je dat niet, en als adviseur zeg je dan “ik weet het niet”. Als je dat echter te dikwijls zegt, dan kom je niet geloofwaardig over. Hoe ga je daarmee om? Dat is een moeilijke vraag.” Vanuit de invalshoek van de klant bekeken, wordt multibanking volgens Van den Spiegel de standaard. Voor elke belangrijke aankoop van diensten zal de klant gaan shoppen. “Voor alles de goedkoopste zijn, is geen mogelijkheid, maar hoe gaan de distributeurs daarmee om? Ook selfbanking wordt de norm: een anonieme relatie tussen klant, tussenpersoon en bank. Wat is de waarde die de klant hecht aan persoonlijk contact? Een distributienetwerk van financiële tussenpersonen kan daar een meerwaarde bieden door een stabiele langetermijnrelatie met de klant op te bouwen. Ook de klant heeft immers zijn financiële uitdagingen, zoals pensioensparen.” De druk op de rentabiliteit zal een impact hebben op de distributie, net als eventuele bijkomende concurrentie en de nieuwe regels voor consumentenbescherming. “Eenvoudigere producten drukken op de inkomsten, al zijn enkele nieuwe financiële noden van gezinnen een opportuniteit. De kwaliteit van de dienstverlening zal het verschil maken.” Wat mogen tussenpersonen verwachten de komende jaren? We zijn intussen allemaal vertrouwd met het multichannel-verhaal bij de banken, [ 6 ]
Wouter De Ploey
maar wat is de plaats van de zelfstandige tussenpersoon in dat verhaal? Wouter De Ploey, Director bij the Business Technology Office van McKinsey & Company,lichtte daar zijn visie over toe. Zo gaf hij een overzicht van wat wordt verwacht van de banken in de EU. De banken doen volgens De Ploey vier dingen: -- een radicale shift in de verkoop van producten: er wordt verwacht dat 70% van de verkoop van eenvoudige producten via digitale kanalen zal verlopen. -- experimenteren met andere formats: open spaces, adviseurs die naast de klant zitten met een tablet en paperless office … -- een reductie van het aantal kantoren: verwacht wordt dat er in 2015 400 kantoren zullen zijn per miljoen inwoners (dat komt neer op een daling met 16% in vergelijking met 2010) -- Er wordt ten slotte verwacht dat het gemiddeld aantal fulltime equivalenten (FTE’s) per kantoor tegen 2015 met 33% zal dalen. De banken gaan evolueren naar expertgedreven kantoren die kleiner zijn. Kantoren met drie FTE’s zouden voldoende efficiënt en groot zijn voor de verkoop in 2015. Wouter De Ploey: “In België gebeurt 12% van de cashafhalingen in het bankkantoor. In Europa is dat nog 29%. Transacties verlopen in het algemeen in België veel meer via digitale netwerken en via het ATM-netwerk dan in de andere Europese landen. Dat heeft tot gevolg
dat het fysieke distributiepunt voor die producten minder nuttig is dan in het buitenland. De verkoop van eenvoudige producten verloopt voor zowat 90% nog steeds via het kantorennetwerk. Daarmee lopen we achter op Europa, waar dit percentage merkelijk lager ligt. Voor meer gesofisticeerde producten is het kantorennetwerk zowel in België als in het buitenland belangrijk, net als voor de dienstverlening.” Verwacht wordt, volgens De Ploey, dat de frequentie van de bezoeken aan het bankkantoor verder zal verminderen. Wat de verkoop van moeilijke producten betreft, gaan zowel de klant als de bank ervan uit dat die nog via fysieke netwerken zal gebeuren. “In de eerste plaats zal het bezoek aan het bankkantoor dalen met 11%”, stelt De Ploey. “In Zuid-Europa denkt men aan een daling van 20%, in het noorden van ons conti-
nent zelfs aan 50%, en daar is het bankbezoek al laag. Voorts zullen er nieuwe distributieconcepten ontstaan. In 2011 waren 81% van de kantoren full-service kantoren (dienstverlening, eenvoudige producten, advies …), slechts 13% verzorgden puur sales en services. De verwachting is dat dit zal stijgen tot 26%. Ook zullen in kantoren meer experten zitten en minder generalisten. Enkele specifiek Belgische factoren zullen deze veranderingen wat afzwakken. De spaaren beleggingscomponent is belangrijk in het Belgische netwerk (proximiteit blijft belangrijk), daar waar in andere landen de kredietcomponent belangrijker is. De talrijke aanwezigheid van de zelfstandige agenten en hun betere performantie zorgen ervoor dat banken niet zo vlug besluiten tot een consolidatie van hun netwerk, gezien de belangrijke sociale rol van de zelfstandige agent. 57% van de agentschappen in België
december 2012
wordt gerund door zelfstandige agenten. Zelfstandige agenten presteren overigens beter: ze tellen meer klanten en verkochte producten per kantoormedewerker. En eveneens belangrijk: ze lijden minder klantenverlies.” Om de vier grote veranderingen bij de banken in hun distributiestrategie aan te pakken, moet de agent een strategie hebben. Hoe dient hij om te gaan met de digitale omgeving? Welke nieuwe formats zijn gepast? Het experimenteren met formats zal moeten gebeuren met steun van de principaal. Hoe zullen zelfstandige agenten deelnemen aan consolidatie? Hoe kunnen ze verder inkrimpen en toch de nodige expertise behouden? De zelfstandige agenten hangen hiervoor af van hun principaal. Volgens De Ploey is het tijd om bij de banken op tafel te kloppen. Een belangrijke uitdaging voor de tussenpersoon
Hilde & Johan kozen voor de persoonlijke aanpak van Fintro. Maak kennis met uw nieuwe buur, bankagent en verzekeringsmakelaar in Beveren!
www.fintro.be
Gaat ver, bliJFt dicHtbiJ
Fintro is een afdeling van Fortis Bank nv (RPR Brussel – BT W BE 0403.199.702) - De Fintro-agenten zijn bij de FSMA als verzekeringsmakelaar ingeschreven. V.U.: Jürgen Smout, Fortis Bank nv, Warandeberg 3, 1000 Brussel 18796
18796_021647047051_FINTRO_ADV_13x18.indd 1
13/11/12 14:33
[ 7 ]
december 2012
Zolang een beroepsgroep zich laat treiteren door idiote regeltjes, waardoor ze steeds meer administratie moet verwerken, blijft ze ter plaatse trappelen.”
bestaat er volgens hem in om aan gekwalificeerd personeel te geraken. “Een tweede uitdaging is hoe die transacties uit het kantoor te krijgen en te begrijpen welk traject de klant aflegt vooraleer hij besluit een adviseur te zien. Er is immers duidelijk een evolutie naar advies.” Als het ware om de aanwezige agenten wat gerust te stellen eindigde Wouter De Ploey met de bedenking dat het kanaal van de zelfstandige agenten in België sterk staat, waardoor verwacht mag worden dat de evolutie zich in België minder snel zal voltrekken dan in de rest van de EU.
‘Bankieren in 2020’ John Goedee, die zelf een bancaire achtergrond heeft, is de auteur van het boek ‘Bankieren in 2020’. Hij legde in zijn toespraak meer de nadruk op de vraag hoe de zelfstandige bank – en verzekeringsbemiddelaar een toegevoegde waarde kan betekenen voor zijn klant. “De afgelopen jaren merk je een enorme verschuiving in de voorkeur van de consument. Door de individualisering van de samenleving vallen trends steeds moeilijker te voorspellen. Er wordt nu dan ook onderzoek gedaan vanuit heel andere invalshoeken, door antropologen, geschiedkundigen …, om op die manier producten te ontwikkelen die nauwer aansluiten bij wat de mensen willen. Slechts 18% van de marketeers meent met zijn marketing goed te scoren. Maar amper 10% legt de focus bij de klant. Dat maakt dat grote instellingen, zoals banken, te weinig van hun klanten weten. Tijdens vergaderingen wordt slechts 10% van de tijd gespendeerd aan de klant, de overige 90% behandelt onder andere interne aangelegenheden. Op dit vlak kan de zelfstandige tussenpersoon soelaas brengen.” Belangrijk is de voorkeuren van de klant te kennen, aldus Goedee. “CRM is daarbij een belangrijke tool. We weten vrij nauwkeurig wat klanten willen betalen voor producten, maar de psychische en sociale factoren zijn ons vaak onbekend. Een zelfstandig adviseur moet hiervan
John Goedee
op de hoogte zijn als hij zijn plaats op de markt wil veroveren. Bij een klantenrelatie wordt vaak de term ‘trouw’ gebruikt. Welnu, trouw vind ik een afgrijslijk woord. Het is eigenlijk een containerbegrip geworden. Wantrouwen
Klantgerichtheid is binnen de bancaire sector volgens Goedee maar in beperkte mate mogelijk. “Die systemen zijn daar totaal niet op gericht. Een bank die roept dat ze klantvriendelijk is, dat bestaat niet. Daar liggen kansen voor de zelfstandige tussenpersoon. Zeker omdat we eigenlijk al een beetje een deïnstitutionalisering meemaken van die grote bedrijven die eigenlijk niet meer te besturen zijn. Daar moet de zelfstandige tussenpersoon zich afvragen: “wil ik klanten bedienen die ik in bulk kan servicen of klanten die ik maatwerk kan bieden? Eerlijkheid, de klant begrijpen en transparant zijn: dat zijn de sleutelwoorden voor de tussenpersoon.”
John Goedee: “Het komt er voor zelfstandige bemiddelaars op aan om een gemeenschappelijke ‘taal’ te creëren en te tonen dat je als groep nooit iets zal doen om de klant te benadelen. Waarom wordt een arts of dokter wel betaald voor advies en een zelfstandig tussenpersoon niet?” Koen van Den Brandt
leidt tot een betere kwaliteit dan vertrouwen. Want geef toe, de hele rotzooi is ontstaan omdat mensen elkaar ontzettend vertrouwden. Belangrijker is het een gedrag te vertonen waarbij de klant ervan uitgaat dat hij niet wordt benadeeld. Dat is de essentie! Kijk meer naar wat de mensen doen en luister minder naar wat ze zeggen. Het komt er voor zelfstandige bemiddelaars op aan om een gemeenschappelijke ‘taal’ (body of knowledge) te creëren en te tonen dat je als groep nooit iets zal doen om de klant te benadelen. Waarom wordt een arts of dokter wel betaald voor advies en een zelfstandig tussenpersoon niet? [ 8 ]
Na een zware, maar zeer boeiende namiddag kreeg Koen van Den Brandt, ‘growhow coach’ bij het opleidingsbureau Atlas, de zaal op zijn hand door op een uiterst ludieke maar zeer efficiënte wijze zeven adviezen te geven voor de toekomst. We twijfelen er niet aan dat de aanwezigen de volgende dag bij het schrijven van hun eerste mail of het eerste klantengesprek, eventjes aan Koen Van den Brandt zullen hebben gedacht. Dat de congresdeelnemers met een grote glimlach de zaal konden verlaten, vormde een perfecte afsluiter voor een geslaagd congres.
Vertrouwen is geen handelswaar.
Het is onbetaalbaar. Als een zeldzame parel.
december 2012
Zoekt u een betrouwbare partner? Een ervaren en deskundig team? Loyaal, integer en flexibel? Median biedt u visie, knowhow en expertise in beleggingsverzekeringen. Met oog voor evenwicht tussen risicobeheersing, rendement en innovatie. Median staat voor u klaar. Met inspiratie en inzet voor een succesvolle samenwerking. Wij staan u graag te woord.
grow together
Median. Uniek in tak 23. . Meer info? Tel. 02 245 01 01
[email protected]
.
www.median.be
www.YANAGIFTS.be uw partner in promotiematerialen gespecialiseerd in kalenders, agenda’s, notablokken, balpennen, automappen, parkeerschijven, spandoeken, fluo vestjes, enz...
Johan Declercq 0495 10 39 72 Laurent Declercq 0475 28 31 95 Wim Van den Bulck 0498 29 07 34
- Kasterlee - Ninove - Kasterlee
email:
[email protected] [ 9 ]
december 2012
BZB
BZB CONGRES 2012 [ 10 ]
CONGRES 2012
[ 11 ]
december 2012
december 2012
BZB bedankt alle sponsors en
[ 12 ]
december 2012
deelnemers voor het grote succes!
BZB CONGRES 2012 [ 13 ]
december 2012
BZB bedankt alle sponsors en
BZB CONGRES 2012 [ 14 ]
december 2012
deelnemers voor het grote succes!
[ 15 ]
december 2012
Consultatienota ESMA over richtlijnen inzake vergoedingsbeleid en praktijken (MiFID) alf september bracht ESMA (The European Securities and Markets Authority), de Europese toezichthouder, een consultatienota uit met betrekking tot de richtlijnen over vergoedingsbeleid en praktijken. Het is de bedoeling van ESMA om in het tweede kwartaal van 2013 een definitief rapport en de definitieve richtlijnen te publiceren. BZB heeft de nota doorgenomen en haar opmerkingen overgemaakt. Vooraleer u gaat denken dat dit een vervan-uw-bed-show is, leggen we in grote lijnen uit waarover het gaat en welke opmerkingen BZB heeft doorgegeven.
H
Achtergrond Deze richtlijnen mogen niet verward worden met de richtlijnen die de CEBS eind 2010 heeft uitgevaardigd met betrekking tot het beloningsbeleid gericht op het topmanagement, risicoposities en controlefuncties (en dus niet de zelfstandige agenten). De wettelijke basis daarvoor zat vervat in de richtlijn Kapitaalsvereisten en de richtlijnen kwamen er vooral vanuit prudentieel oogpunt. Het beloningsbeleid van de zelfstandige bank- en beleggingsagenten viel hier buiten het toepassingsgebied. Dit staat overigens uitdrukkelijk vermeld in de circulaire van de FSMA daaromtrent. Nu wil ESMA een complementaire set richtlijnen uitbrengen inzake vergoedingen vanuit het perspectief van beleggersbescherming. In hun beloningsbeleid moeten de beleggingsondernemingen ook rekening houden met belangenconflicten (MiFID) die ontstaan in het verlenen van diensten aan hun klanten, evenals met de MiFID- gedragsregels. Wanneer over MiFID-vereisten wordt gesproken, dan gaat het hier om de bestaande vereisten. ESMA zal de impact van de herziening van MiFID in aanmerking nemen indien nodig. Deze gedragsregels bevatten ook de overkoepelende verplichting voor ondernemingen om loyaal, billijk en pro-
fessioneel te handelen in overeenstemming met de belangen van de klanten. Een beloningsbeleid dat niet compatibel is met deze vereisten, is niet compliant met MiFID, en toezichthouders moeten op dat vlak tussenkomen wanneer ze hun toezichtstaken uitoefenen. De ESMA wil met deze richtlijnen tot een consistente toepassing en verbeterde implementatie van de bestaande MiFID- vereisten inzake belangenconflicten en gedragsregels met betrekking tot beloning tussen de Lidstaten bekomen. Tegelijkertijd zou dit de beleggersbescherming versterken. Focus van deze richtlijnen is de beloning van alle personen die beleggingsdiensten en nevendiensten daarvan verstrekken. Relevante personen kunnen onder andere zowel personen in contact met publiek zijn, verkoopspersoneel en ander personeel dat onrechtstreeks betrokken is bij het verstrekken van beleggingsdiensten en van wie de beloning ongepaste incentives kan teweegbrengen om te handelen tegen het belang van hun klanten in. Ook de zelfstandige agenten worden hier beoogd. De richtlijnen zijn vooral gericht op de verkoopsactiviteiten ten aanzien van retailklanten. In het licht van deze richtlijnen moet als beloning worden beschouwd: alle vormen van betalingen of voordelen rechtstreeks of onrechtstreeks verstrekt door de onderneming aan relevante personen in het verstrekken van beleggingsdiensten of nevendiensten daarvan. Ook de vergoeding verstrekt aan ‘tied agents ’, moet als beloning aanzien worden. De commissies aan de bankagenten worden dus ook geviseerd. En meer nog, de ondernemingen moeten verzekeren dat de “tied agents” een beloningsbeleid hebben dat gelijkwaardig is aan of even effectief is als de eigen regelingen van de onderneming in het aanpakken en vermijden van mogelijk risico’s inzake gedragsregels en belangenconflicten. Dit betekent dat ook de zelfstandige agenten, als ze variabele vergoedingen toekennen aan hun medewerkers, zelf [ 16 ]
een beloningsbeleid voor hun personeel moeten ontwikkelen dat conform de richtlijnen van de principaal is. In juli 2011 heeft ESMA een vragenlijst bezorgd aan de toezichthouders van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen met betrekking tot de vergoeding van personeel betrokken in het verstrekken van beleggingsdiensten en meer bepaald de compliance met de gedragsregels en de regels met betrekking tot belangenconflicten. Bedoeling van de vragenlijst was om informatie te bekomen van de verschillende lidstaten op het vlak van het beloningsbeleid én om informatie te verzamelen over hoe de toezichthouders in de diverse lidstaten dit beloningsbeleid aanpakken in het licht van deze risico’s. Uit de antwoorden bleek het volgende: -- Het zou nuttig zijn om duidelijk en begrijpelijk de MiFID-organisatorische en -gedragsregels uit te zetten die ondernemingen moeten naleven wanneer ze hun beloningsbeleid uittekenen. -- Sommige ondernemingen schieten tekort in het beheer van hun beloningsbeleid en slagen er niet in hun verantwoordelijkheden te nemen wanneer bijvoorbeeld doelstellingen en incentives bijzondere risico’s creëren die aangepakt moeten worden. -- Uit de antwoorden bleek dat er sprake is van hoog risico bij een beloningsbeleid dat moeilijk kan worden beheerd door de ondernemingen. Algemeen Ongepaste incentives in beloningsbeleid worden wijdverspreid aanzien als één van de oorzaken van de financiële crisis. Deze richtlijnen willen zowel het beloningsbeleid op hoog niveau als de dagdagelijkse praktijken aanpakken die het resultaat zijn van beloningsbeslissingen en –procedures waardoor beloningsbeleid ingevoerd wordt vanuit een perspectief van beleggersbescherming. Door deze richtlijnen wil de ESMA verzekeren dat met alle types van incentives rekening wordt gehouden, zowel
inducements (betalingen tussen ondernemingen) als beloning (betalingen binnen een onderneming). Het is niet de bedoeling om de bestaande regels met betrekking tot inducements te kopiëren, maar wel om het regelgevende kader van beloningsbeleid te benadrukken door te focussen op betalingen binnen een onderneming. De richtlijnen bevatten voorbeelden van goede en slechte praktijken. De richtlijnen moeten samen met het evenredigheidsbeginsel gelezen worden. Dit geeft ondernemingen de nodige flexibiliteit om de richtlijnen na te leven in overeenstemming met de aard, de schaal en complexiteit van hun onderneming. Beheer en ontwerp van beloningsbeleid in de context van de MiFID – gedragsregels en vereisten inzake belangenconflicten ESMA ziet de identificatie, preventie, beheer en controle van potentiële risico’s met betrekking tot gedragsregels en belangenconflicten als sleutel. Robuuste beheersregelingen en controles op het vlak van het ontwerpen, goedkeuren en beheren van beloningsbeleid zijn essentieel om te verzekeren dat de belangen van de klanten beschermd zijn. Centraal staat een goed begrip van de rol die het senior management of de toezichtfunctie speelt in het bepalen en bewaren van de cultuur van de onderneming. Het beloningsbeleid moet de verplichtingen van de onderneming inzake een billijke behandeling van haar cliënten weerspiegelen en moet gepast bedrijfsgedrag bij de relevante personen bewerkstelligen. BZB heeft de aandacht getrokken op het feit dat de zelfstandige agenten commissies ontvangen, zowel voor de verkoop van bankproducten als voor de verkoop van beleggingsproducten of de verstrekking van beleggingsdiensten. Het is evenwel niet duidelijk in hoeverre die richtlijnen door kredietinstellingen ook voor de bankproducten moeten worden toegepast, aangezien de bankproducten niet onder MiFID vallen. Daartegenover staat dat het commissiesysteem meestal zo opgebouwd is dat de commissionering van bancaire en be-
leggingsproducten door elkaar loopt. Zo kan er een stimulans zijn om gelden uit bancaire producten over te zetten naar beleggingsproducten. BZB wil dat ESMA hier de nodige aandacht aan besteedt. Richtlijnen -- Wanneer ze het beloningsbeleid ontwerpen of bijsturen, moeten ondernemingen rekening houden met de gedragsregels en de belangenconflicten die kunnen ontstaan (zowel op korte, middellange en lange termijn). -- Het beloningsbeleid moet worden ontworpen op een manier die geen incentives creëert die relevante personen ertoe kunnen aanzetten om hun eigen belangen of de belangen van de onderneming te bevoordelen ten nadele van de klanten. -- Bij een gedeeltelijke variabele verloning moet het beloningsbeleid gepaste criteria definiëren voor het beoordelen van de performantie van de relevante personen. Dit zou gebaseerd moeten zijn op zowel financiële (kwantitatieve) en niet-financiële (kwalitatieve) criteria die de relevante personen aanmoedigen om te handelen in het belang van de klant. Voorbeelden van kwalitatieve criteria zijn compliance met de wettelijke vereisten en de interne procedures, marktstandaarden, billijke behandeling van de klanten en behoud van zaken. -- Als het beloningsbeleid voorziet in een variabele vergoeding, dan moet de onderneming maatregelen nemen die haar toelaten om direct te identificeren waar de relevante persoon niet handelt in het belang van de klant en om remediërende actie te ondernemen. -- Relevante personen moeten duidelijk geïnformeerd worden over de criteria die gebruikt zullen worden om het bedrag van hun vergoeding te bepalen evenals over de stappen en de timing van hun performantiebeoordeling. De criteria, die gebruikt worden om de performantie van de relevante personen te beoordelen, moeten toegankelijk en begrijpbaar zijn en vastgelegd worden. -- Ondernemingen moeten vermijden een onnodig complex beloningsbeleid te voeren (zoals combinaties van ver[ 17 ]
december 2012
schillende beleidsopties, of schema’s met meerdere facetten). Dit kan leiden tot een inconsistente aanpak en tevens een goede kennis of controle van het beleid door de compliancefunctie beletten. -- Ondernemingen dienen een uitgeschreven beloningsbeleid te hebben dat regelmatig herzien zou moeten worden. -- Als het beloningsbeleid de vergoeding rechtstreeks koppelt aan de verkoop van specifieke financiële instrumenten of een specifieke categorie van financiële instrumenten, dan is het onwaarschijnlijk dat de betrokken onderneming in deze situatie kan aantonen dat ze in overeenstemming met MiFID handelt. -- Ondernemingen moeten verzekeren dat de organisatorische maatregelen bij de lancering van een nieuw product of dienst rekening houden met het beloningsbeleid en de risico’s die deze producten of diensten kunnen stellen. -- Wanneer het ondernemingsbeleid een variabele verloning toelaat, dan moet het bedrijf alle nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat zulke praktijken de plicht om loyaal, billijk en professioneel te handelen bemoeilijken. -- Het is enkel door de juiste cultuur te vestigen dat het senior management, of waar gepast, de toezichtsfunctie, goede intenties kan omzetten naar billijke en duurzame resultaten voor de klanten. -- Ook kwalitatieve criteria moeten gehanteerd worden om individuele performantie te beoordelen. Deze beoordeling mag niet enkel gebeuren op basis van verkoopsvolumes of andere financiële criteria. In antwoord op de vragen in de consultatienota over deze richtlijnen heeft BZB erop gewezen dat de zelfstandige agenten in bank- en beleggingsdiensten quasi uitsluitend worden vergoed via commissies. ESMA wil dat er een evenwicht verzekerd wordt tussen het vaste deel en de variabele delen van de totale vergoeding. BZB wijst erop dat dit voor de zelfstandige agenten bijgevolg niet mogelijk is maar dat het wel mo-
december 2012
Voorbeelden van goede praktijk • Het variabele deel van de uitbetaalde vergoeding wordt berekend en toegekend op een lineaire basis, eerder dan afhankelijk te zijn van het bereiken van een “alles of niets”-doel. In sommige gevallen beslist de onderneming om de variabele vergoeding uit te betalen in verschillende schijven over een gepaste periode om te kunnen aanpassen en rekening te kunnen houden met de langetermijnresultaten. • Een onderneming heeft de ratio tussen vaste en variabele verloning gewijzigd. De variabele component is sterk verminderd en het vaste deel van de vergoeding werd verhoogd. De nieuwe ratio reflecteert beter het gewenste gedrag van de werknemers om in het belang van de klanten te handelen. • Wanneer bijkomende incentivebetalingen worden uitgevoerd omdat een vereist verkoopsniveau behaald werd, dan houdt de onderneming er rekening mee dat de relevante persoon de kwaliteitsstandaard of de standaard van compliance- zoals percentage van zakenbehoud ( of – verlies)haalt of niet, of er klachten zijn over het advies, etc. • Referenties die gebruikt worden in de variabele verloning van personeel zijn dezelfde over de verkochte producten heen en bevatten ook kwalitatieve criteria.
gelijk is een evenwicht te vragen tussen commissie op portefeuille en commissie op aangroei of commissie op productie. Verder heeft BZB ook geantwoord dat voor de vergoeding geen niet-financiële criteria gehanteerd zouden mogen worden. BZB vreest immers dat de zelfstandige agenten in het andere geval echt naar schijnzelfstandigheid zouden worden geduwd. Bovendien heeft BZB aangehaald dat het meenemen van niet-financiële criteria voor het bepalen van de vergoeding wellicht strijdig zou zijn met
Voorbeelden van slechte praktijk • Een onderneming biedt haar adviseurs een specifieke bijkomende vergoeding aan om klanten aan te zetten om nieuwe fondsen te kopen waarin de onderneming een specifiek belang heeft. Dit houdt vaak in dat de relevante persoon zijn klanten moet suggereren producten te verkopen waarvan hij anders zou hebben aanbevolen die te houden opdat zij zouden kunnen investeren in deze nieuwe producten. • Een onderneming verkoopt beleggingsproducten met een ongepaste balans van risico en belang voor de klanten in kwestie. Waarschuwingen van de risicomanager worden genegeerd omdat de beleggingsproducten een hoge return voor de onderneming geven. Managers en werknemers verdienen daardoor een hoge bonus. Wanneer de risico’s werkelijkheid worden, zijn de bonussen al uitbetaald.
de bepalingen in de wet op de Handelsagentuur. Ten slotte is het de visie van BZB dat steeds gehandeld moet worden in overeenstemming met de regelgeving en interne regels. De nota van ESMA bevat ook richtlijnen die ondernemingen ertoe verplichten om de risico’s die het beloningsbeleid kan meebrengen op te volgen en te beheersen. BZB heeft erop gewezen dat, als blijkt dat een beloningsbeleid mogelijk belangenconflicten creëert, correcties zouden
moeten gebeuren op het niveau van het beloningsbeleid en dit niet mag betekenen dat uitgekeerde commissies zouden moeten worden terugbetaald. Daar waar ESMA vraagt of deze controles ook mogen betrekking hebben op de kwaliteit van de dienst die werd geleverd aan de klant, heeft BZB geantwoord dat dit enkel kan met de bedoeling het beloningsbeleid te evalueren en niet met de bedoeling de zelfstandige agenten te sanctioneren.
FSMA-voorzitter Jean-Paul Servais werd opnieuw verkozen tot voorzitter van de werkgroep Investor Protection and Intermediaries bij ESMA. "Als voorzitter van de FSMA ben ik zeer verheugd en bijzonder vereerd met de benoeming voor een tweede voorzittersmandaat voor de ESMA-werkgroep IPISC. Dit is een erkenning op internationaal niveau van het werk dat de FSMA verricht en betekent dat de initiatieven die zij heeft genomen ondersteund worden. Dankzij IPISC kon op Europees niveau een opmerkelijke vooruitgang worden geboekt op het vlak van de consumentenbescherming, onder meer door het uitwerken van MiFID-gedragsregels om erover te waken dat de financiële instellingen hun klanten op loyale, billijke en professionele wijze behandelen", aldus Jean-Paul Servais. Naast het opstellen van aanbevelingen over de geldende MiFID-gedragsregels voor financiële beleggingen, verschaft het IPISC technisch advies aan de Europese Commissie en stelt het richtlijnen op voor de distributie van beleggingsproducten en het toezicht op de Europese financiële tussenpersonen.
[ 10 18 ]
De Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) waarschuwt particuliere beleggers voor de valkuilen van online beleggen e Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) is een onafhankelijke regelgevende autoriteit van de EU. Eén van de doelstellingen van ESMA is om de beleggersbescherming in de financiële sector te bevorderen. Recentelijk bracht ESMA een gids voor beleggen uit en pakte het uit met een mededeling over de valkuilen van online beleggen. BZB heeft beide doorgestuurd naar haar leden. Beide kunnen immers nuttig zijn in gesprekken met klanten.
D
Valkuilen van online beleggen Volgens ESMA is het internet een legitiem kanaal dat steeds vaker gebruikt wordt door aanbieders om hun beleggingsproducten aan de man te brengen bij particuliere beleggers. Persoonlijk contact laat toe risico’s beter in te schatten De ESMA en de financiële autoriteiten in de lidstaten stelden een toename vast van het aantal klachten van beleggers over ongeoorloofde activiteiten van aanbieders op het internet. Niet alle aanbieders die via internet opereren, hebben een vergunning om beleggingsproducten aan te bieden. Soms hebben ze wel een vergunning, maar enkel voor andere, specifieke activiteiten. Het is ook mogelijk dat ze illegaal opereren en riskante of niet-bestaande producten aan argeloze beleggers verkopen. Veel van deze aanbieders geven misschien de indruk serieus en betrouwbaar te zijn, maar zijn dat wellicht niet. Door naar het kantoor van een aanbieder te gaan en persoonlijk contact te hebben met een adviseur, kan de klant de risico's beter inschatten. Een internetsite daarentegen is een marketinginstrument dat snel gemaakt is, maar niet per se met de werkelijkheid overeenstemt. Ergens fysiek naartoe gaan en zelf een overeenkomst ondertekenen, mag dan soms onhandig zijn, het behoedt klanten wel voor het overhaast afsluiten van een transactie. Belangrijk om te weten! Wie zaken doet met een aanbieder die geen vergunning heeft om beleggingsdiensten en -activiteiten aan te bieden, loopt een grote kans om zijn geld kwijt te raken, ongeacht het resultaat van de uitgevoerde transactie. De klant kan in dat geval ook geen beroep doen op de in zijn land geldende beschermingsregelingen voor beleggers die zaken doen met geregistreerde beleggingsfirma's. Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten voor klanten met betrekking tot online beleggen? --Wees u bewust van de potentiële gevaren van online beleggen. --Controleer of de beleggingsfirma een vergunning heeft. --Wees op uw hoede wanneer er hoge rendementen beloofd worden. --Kijk uit voor software die automatisch transacties voor u uitvoert. --Wees extra voorzichtig wanneer u gevraagd wordt om uw creditcardgegevens. --Als u niet begrijpt wat er wordt aangeboden, beleg dan niet. Gids voor beleggen De gids is bedoeld voor consumenten die ofwel belegd hebben of van plan zijn om te beleggen in financiële producten.
[ 19 ]
december 2012
20 JAAR
CRM Group Gentseweg 203, 8792 Waregem T. +32 (0)56 37 28 75 F. +32 (0)800 21 180 www.crm.be |
[email protected]
CRM Group bestaat 20 jaar Gedurende de laatste 20 jaar wist de CRM Group als IT-facilitator met totaaloplossingen zoals Insusoft, paperless office software, geïntegreerde website/telefonie & telecom alsook volledige hardware ondersteuning zich een prominente plaats in de markt van de verzekeringssector te veroveren. Reeds 1.200 kantoren en 4.800 licentienemers nationaal maken dagelijks gebruik van onze oplossingen. En dit nog steeds tegen de scherpste prijzen op de markt... Vroeger en nu. Op ons kunt u rekenen!
INSUSOFT ON THE ROAD: INSUSOFT APP Wij stellen u met trots de ‘INSUSOFT APP’ voor, en ondersteunen daarbij alle gangbare platformen (IOS/ Apple, Android, Microsoft, …). Deze ‘app’ is een mobiele applicatie die u ogenblikkelijk Insusoft toegang biedt via eender welke smartphone of tablet. Zo kan bij uw klant snel alles opzoeken wat u nodig hebt.
WWW.CRMDEV.BE - WWW.INSUSOFT.BE
CRM.dev is het softwarehuis achter grote merken zoals het toonaangevend verzekeringspakket Insusoft en Insudoc. CRM.dev ontwikkelt maatsoftware voor de sector inzake CRM Dynamics, fleet management software en verregaande paperless office toepassingen.
WWW.CRMART.BE - WWW.INSUSIT.BE
CRM.art is een full service communicatiebureau met een sterke specialisatie in internet marketing. We bouwen open source webshops, websites en ontwerpen huisstijlen en logo’s op maat van de verzekeringsmakelaar en -maatschappij.
december 2012
Budget 2013
N
voorheffing van 15%. Het lijkt er ook op dat liquidatiebonussen – voorlopig althans – belastbaar blijven aan 10%.
a langdurig onderhandelen heeft de Regering Di Rupo I eindelijk een akkoord bereikt over het budget voor 2013!
Misschien even belangrijk als de nieuwe maatregelen die worden ingevoerd, zijn ook de maatregelen die uiteindelijk niet worden ingevoerd (zoals een drastische wijziging aan het notionele interestaftrek regime, een algemene meerwaardebelasting voor natuurlijke personen, een vermogensbelasting, etc.). De afgelopen weken klonken er tal van (wilde) geruchten dat dergelijke nieuwe maatregelen op tafel zouden liggen, maar uiteindelijk heeft de Regering dan toch geopteerd voor fiscale stabiliteit. België blijft dus een aantrekkelijk toevluchtsoord voor vermogende particulieren (de meerwaardevrijstelling voor privaat aangehouden aandelen blijft behouden) en vennootschappen (gezien de vrijstelling van dividenden en aandelen, notionele interestaftrek, etc.). Gelieve hierna een overzicht te willen vinden van de fiscale maatregelen die wel zullen worden geïntroduceerd, zoals aangekondigd door de Eerste Minister. Het is nu wachten op concrete wetteksten.
1. Roerende voorheffing De roerende voorheffing op spaarproducten zal stijgen van 21% naar 25%. Deze maatregel beëindigt (eindelijk) de bestaande ongelijke fiscale behandeling van dividendinkomen en interesten. Positief is dat de roerende voorheffing opnieuw “bevrijdend” wordt, zodat de belastingplichtigen niet langer al hun roerende inkomsten dienen aan te geven in hun jaarlijkse belastingaangifte. De fiscale maatregelen ingevoerd in 2012 hadden het “bevrijdend” karakter van de roerende voorheffing principieel afgeschaft, wat in de praktijk echter leidde tot tal van moeilijkheden en tot heel wat administratieve rompslomp. Vanaf 2014 zal de roerende voorheffing dus weer gewoon “bevrijdend” zijn en de eindbelasting vormen.
De stijging van de roerende voorheffing zal vooral de “defensieve” spaarders treffen (aangezien voornamelijk de belasting op zogeheten “lage risico” producten toeneemt). Dit leidde intussen al tot heel wat commotie in de pers, waarbij de oppositiepartijen kritiek uitten op de nieuwe maatregelen die vooral de Belgische middenklasse zouden treffen, zonder dat er evenwel enige substantiële of structurele hervorming wordt doorgevoerd.
In overeenstemming met deze maatregelen zou 2013 een overgangsjaar worden waarin iedereen zijn roerende inkomsten zou moeten aangeven. Minister van Financiën Steven Vanackere wil deze aangifteplicht echter afschaffen om chaos te vermijden. Een verklaring op erewoord zou volstaan indien men minder dan 20.020 euro verdient. Wordt ongetwijfeld vervolgd…. (zie kaderstukje).
2. Vennootschapsbelasting Meerwaarden op aandelen gerealiseerd door “holdings” en “grote vennootschappen” zullen belastbaar worden aan een afzonderlijk tarief van 0,4%. KMO’s zullen echter buiten schot blijven. Het is nog afwachten geblazen wat er dient te worden verstaan onder “holdings” en “grote vennootschappen” en wat de exacte modaliteiten van de belasting zullen zijn. Het voordelige regime van de notionele interestaftrek (“NIA”) blijft behouden, ofschoon het NIA-tarief van 3% naar 2,74% daalt en dit vanaf aanslagjaar 2014 (inkomstenjaar 2013). Voor KMO’s zal het tarief worden teruggebracht naar 3,24%.
Aangezien het tarief van de roerende voorheffing wordt vastgesteld op 25% vervalt ook de bijkomende heffing van 4% die eveneens in 2012 werd ingevoerd. Voor het inkomen behaald in 2012 blijft de heffing van 4% echter wel toepasselijk, maar zullen speciale overgangsmaatregelen worden voorzien.
Volledigheidshalve vermelden we ook dat het systeem van overdraagbaarheid van NIA-overschotten of verliezen zeer waarschijnlijk zal worden aangepast of zelfs worden afgeschaft in de nabije toekomst. Het Wetsontwerp dat deze maatregelen zou invoeren, wordt momenteel in het Parlement besproken.
Interesten uit gereguleerde spaardeposito’s beneden een bepaalde belastingvrije grens (EUR 1.830,00 voor 2012) worden niet getroffen door de nieuwe maatregelen. Ook de zogenaamde “Leterme” staatbons uitgegeven in november en december 2011 blijven genieten van een verlaagd tarief in de roerende
3. Indirecte belastingen De accijnzen op tabak zullen stijgen met 20 cent per pakje sigaretten. Bovendien zullen ook de accijnzen op alcohol toenemen (+4 cent per fles wijn). De stijging zal echter niet van toepassing zijn op bier.
[ 20 ]
4. Andere fiscale maatregelen De verzekeringstaksen op levensverzekeringsproducten stijgen van 1,1% naar 2%. Schuldsaldoverzekeringen en stortingen in het kader van het pensioensparen blijven hierbij echter buiten schot. Ook de vrijstelling voor Tak 21 en 23 verzekeringsproducten met een mi-
december 2012
nimale contractsduur van 8 jaar of overlijdensdekking van minstens 130% zou behouden blijven.
crete informatie hierover. We hebben wel vernomen dat de amnestie maar mogelijk zou zijn tot eind 2013.
5. Fiscale amnestie Tenslotte wordt voorzien in een nieuwe en “allerlaatste” fiscale amnestie. Op dit moment ontbreekt echter nog elke con-
Geert De Neef, advocaat-vennoot Lydian
betaald (wat aanleiding kan geven tot de toepassing van verwijlintresten voor de periodes augustus-oktober; wel kon worden gebruik gemaakt van het voorschottensysteem waarin de FOD Financiën had voorzien). -- In principe moeten de inhoudingen voor december 2012 tegen 15 januari 2013 worden betaald (overeenstemming met de termijn voor aangifte van de roerende voorheffing).
BZB vroeg Febelfin wat de terugkeer vanaf 2013 naar een stelsel van eenmalige en bevrijdende inhouding aan de bron in de praktijk zal betekenen. Het stelsel voor de inkomsten 2012 zal nog worden aangepast voor de overgang naar het nieuwe systeem. Ten gronde (soort inkomsten waarop de bijkomende heffing kan worden toegepast, wijze van berekening van de drempel van 20.020 EUR, enz.) verandert er echter niets aan de regels. In essentie, en volgens de informatie die momenteel beschikbaar is (meer bepaald na een aantal contacten met de overheid), gaat het om de volgende wijzigingen. ‘Late kiezers’ • Wie nog niet heeft gekozen voor een inhouding van 4% aan de bron, kan dat nog doen uiterlijk 31 december 2012. Het betreft de ‘late kiezers’. • ‘Late kiezers’ moeten aankloppen bij de instelling die de ‘heffing’ moest betalen op het ogenblik waarop de inkomsten werden betaald of toegekend ⇒ eerstdaags mogen de banken en beursvennootschappen zich dus aan dergelijke verzoeken verwachten. • De keuze kan niet worden gespreid in de tijd (wel heffing voor de ene maand, maar niet voor de andere, enz.): als de keuze eenmaal is gemaakt, geldt ze voor de volledige periode 2012. • Wat de ‘late kiezers’ betreft, zullen de schuldenaars van de bijkomende heffing, het ingehouden bedrag uiterlijk 31 maart 2013 aan de fiscus moeten betalen. Voor wie al een keuze heeft gemaakt, liggen de zaken anders (zie hieronder). Personen die al een keuze hadden gemaakt vóór de bekendmaking van de regeringsbeslissingen • De keuze is onomkeerbaar voor wie al had gekozen voor een inhouding van 4% aan de bron. Die heffing kan dus niet worden ‘terugbetaald’. • De betaaltermijnen blijven voor hen ongewijzigd: -- De inhoudingen voor de periodes januari-november 2012 moeten tegen 15 december 2012 worden
Aangifte in de personenbelasting • Het principe van een verplichte aangifte van de roerende inkomsten blijft behouden, maar er komt wel een belangrijke modulering. • De roerende voorheffing van 21% of 25% wordt inderdaad bevrijdend, op voorwaarde dat het totale bedrag aan roerende inkomsten dat de belastingplichtige heeft verworven, niet meer in aanmerking kan komen voor een bijkomende heffing van 4%. In dat geval moet de belastingplichtige een verklaring op erewoord indienen waaruit blijkt dat hij geen inkomsten heeft verkregen waarop nog 4% aan bijkomende heffing kan worden toegepast. In de praktijk gaat het om het geval waarin: -- de begunstigde onder de drempel blijft; maw. het bedrag van de betrokken roerende inkomsten is in totaal minder dan 20.020 EUR. -- of waarin hij meer dan 20.020 EUR verkrijgt, maar ervoor heeft gezorgd dat zijn inkomsten onder de bijkomende heffing vallen, zodat er geen 4% meer zal worden ingekohierd wanneer hij al zijn inkomsten aangeeft.
Die informatie moet nog worden vastgelegd in wetteksten waaraan nu wordt gewerkt. De verwachting is dat die teksten helemaal op het einde van december 2012 bekend zullen worden gemaakt, en dus zou de overheid normaal gezien eerstdaags een officiële aankondiging doen die als leidraad zal dienen voor de wijze waarop de financiële instellingen moeten omgaan met ‘late kiezers’.
[ 21 ]
december 2012
Europees Parlement keurt rapport over schaduwbankieren goed chaduwbankieren heeft betrekking op financiële instanties die financiële werkzaamheden verrichten zonder onderworpen te zijn aan standaard bancaire regelgeving. Hoewel dit geleid heeft tot financiële innovatie en een beter rendement, zorgde het gebrek aan toezicht tot bezorgdheid over systeemrisico’s en ongepaste praktijken.
S
Wat is schaduwbankieren? De Raad voor financiële stabiliteit (FSB) heeft vorig jaar in oktober een rapport uitgebracht om schaduwbankieren te behandelen. In dat rapport definieerde de FSB het schaduwbanksysteem als het systeem van kredietbemiddeling waarbij entiteiten en activiteiten van buiten het reguliere banksysteem betrokken zijn. Die definitie impliceert dat het schaduwbanksysteem gebaseerd is op twee verbonden pijles. Allereerst op entiteiten die buiten het reguliere banksysteem opereren en een van de volgende activiteiten verrichten: -- het aanvaarden van financiering met depositoachtige kenmerken; -- het uitvoeren van looptijd- en/of liquiditeitstransformaties; -- het overdragen van kredietrisico; en -- het gebruiken van directe of indirecte financiële leverage. In de tweede plaats op activiteiten die zouden kunnen fungeren als belangrijke bron van financiering van niet-bankentiteiten. Doe activiteiten omvatten securisatie, uitlening van effecten en repoovereenkomsten (“repo’s”). Mogelijke schaduwbankentiteiten en –activiteiten waarop de Commissie momenteel haar analyse focust Tegen deze achtergrond focust de Commissie in haar Groenboek haar analyse op de volgende mogelijke schaduwbankentiteiten en –activiteiten.
Entiteiten: -- entiteiten voor bijzondere doeleinden die liquiditeitstransformaties en/ of looptijdtransformaties uitvoeren; bijvoorbeeld securitisatievehikels zoals doorstroomlichamen voor door activa gedekt commercieel papier (ABCP conduits), vehikels voor bijzondere beleggingen (Special Investment Vehicles (SIV)) en andere vehikels voor bijzondere doeleinden (Special Purpose Vehicles (SPV)); -- geldmarktfondsen (Money Market Funds (MMFs)) en andere soorten beleggingsinstellingen of beleggingsproducten met depositoachtige kenmerken, waardoor deze kwetsbaar zijn voor massale geldopvragingen (“runs”); -- beleggingsinstellingen, inclusief trackers, die krediet verstrekken of geleveraged zijn; -- financieringsmaatschappijen en entiteiten voor effecten die krediet of kredietwaarborgen verstrekken, of liquiditeittransformaties en/of looptijdtransformaties uitvoeren zonder zoals een bank gereguleerd te zijn; en -- verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die kredietproducten aanbieden of waarborgen.
Saïd el Khadraoui (SP.A), Belgisch Europarlementslid, hield de pen vast van een uitgebreid Europees rapport over schaduwbankieren, met voorstellen om de gevaren ervan in kaart te brengen en de risico’s in te dammen. Hij schreef zijn rapport als reactie op een Groenboek van de Commissie over schaduwbankieren. Het Europees parlement heeft in plenaire vergadering met een ruime meerderheid het rapport van Saïd El Kadraoui goedgekeurd.
Activiteiten: -- securitisatie; -- uitlenen van effecten en repo’s.
Dit rapport bevat de volgende krijtlijnen: -- Een limiet op de blootstelling van reguliere banken aan schaduwbanken. Een betere consolidatie van de relaties met schaduwbanken op bankbalansen. -- Striktere regels voor securitisering, met een limiet op het aantal keren dat een financieel product gesecuritiseerd of ‘herverpakt’ mag worden. -- Meer transparantie en regelgeving rond repotransacties om duidelijk te weten wie wat bezit van wie en wanneer. -- Een strikt regelgevend kader voor geldmarktfondsen, om hen structureel sterker te maken en te wapenen tegen runs. -- Een strikter kader voor indexfondsen, voornamelijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de consument.
En nu? 46.000 miljard euro. Dat is wereldwijd de geschatte omvang van de zogeheten schaduwbanken.
Begin volgend jaar zal Europees commissaris Barnier al een eerste golf maatregelen voorstellen.
[ 22 ]
december 2012
Strengere eisen voor management en sleutelfuncties bij kredietinstellingen ekortkomingen in het beleid van verschillende kredietinstellingen hebben ertoe geleid dat er buitensporige en onverantwoorde risico’s werden genomen. Hierdoor kregen heel wat kredietinstellingen structurele problemen.
leden van het directiecomité agerend in hun beleidsfuncties, maar strekken zich ook uit tot de leden met een toezichthoudende functie.
T
Om de zwakke punten die aan het licht kwamen tijdens de financiële crisis inzake de werking van het leidinggevende orgaan en de kwalificaties van het management te voorkomen, heeft EBA (European Banking Authority) richtlijnen ontwikkeld. Deze bepalen het proces, de criteria en de minimumvereisten om de geschiktheid van de leden van het directiecomité en de sleutelfiguren van een kredietinstelling te beoordelen. De richtlijnenadvertentie zijn dus niet beperkt tot de def.pdf 1 27/08/12
De geschiktheid van de leden van het directiecomité wordt beoordeeld in functie van de mate waarin zij een goede reputatie en voldoende ervaring (inbegrepen vaardigheden en kennis) hebben om hun taken als lid van het directiecomité te vervullen. De richtlijnen geven ook nadere toelichting bij deze criteria. De richtsnoeren omvatten verder ook maatregelen die van toepassing zijn in gevallen waarin die personen niet geschikt bevonden worden voor de betreffende functie. 11:39
Zeker van elkaar.
Consultancy & Training
Begeleiding Begeleiding Ontwikkeling Ontwikkeling Strategie Strategie Vooruitzichten
VIVIUM N.V., Maatschappelijke Zetel - Koningsstraat 153 - 1210 Brussel Verzekeringsonderneming toegelaten onder codenummer 0051 - RPR Brussel - BTW BE 0404.500.094
Vooruitzichten
Uw partner voor een succesvolle aanpak T: 053 83 68 51 · F: 053 83 02 81 · E:
[email protected] · W: www.gfp.be
[ 23 ]
VIVIUM VAPZ Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen Verkozen tot beste product van 2012
2012
Het relancebeleid van de banken
De beste manier om geld te investeren, is eerst tijd investeren.
F
Febelfin, de Vlaamse regering en verschillende andere partners bereikten een consensus over een resem maatregelen die de economie moeten stimuleren en de pijn van een bedrijfssluiting verzachten. Het gaat volgens Vlaams minister-president Kris Peeters om een bijzonder zorgtraject voor werknemers die in de toekomst het slachtoffer worden van een bedrijfssluiting. De werknemers van bedrijven die met een sluiting geconfronteerd worden, zullen in de toekomst kunnen rekenen op een bijzondere begeleiding door de financiële instellingen.
Het is niet makkelijk om in de huidige economische context te weten welke spaar- en investeringsformules het best bij u passen. U wenst ongetwijfeld een helpende hand bij het verkennen van de complexe nanciële wereld. Maak daarom een afspraak met een van onze BKCP adviseurs. Zij nemen de tijd om u te leren kennen. Om u uitleg te geven, uw pro el te bepalen en om u oplossingen voor te stellen die perfect bij u en uw situatie passen. Zelfstandig, particulier of bedrijfsleider, u bent bij ons altijd van harte welkom voor een goed gesprek. De kof e staat alvast klaar. www.bkcp.be
BZB vindt het engagement van de banken heel sympathiek, maar heeft toch zo zijn bedenkingen. In de wetenschap dat er in de financiële sector zelf ernstige kostenbesparingen aan de gang zijn en dat het aantal verkooppunten drastisch naar omlaag gaat, zou BZB het op prijs stellen dat de banken bij het uitdunnen van hun agentennet eveneens correct de wet zouden naleven. Het is immers al jaren common practice om één of andere drogreden te vinden om de agenten éénzijdig op te zeggen zonder enige vergoeding. Nog al te vaak stellen wij vast dat agenten jarenlang moeten procederen om een correcte opzeg-en/of uitwinningsvergoeding 016_BKCP_001_Annonce-Semaine-Argent-148x105_NL.indd te bekomen. Ook hier gaat het over honderden agenten dieProcess CyanProcess MagentaProcess YellowProcess Black op hun beurt duizenden mensen tewerkstellen…
1
Verantwoordelijke uitgever : cvba BKCP - Koen Spinoy - Waterloolaan 16 – 1000 Brussel - FSMA 016758A
december 2012
11/10/12 14:31
Sectornieuws BZB overlegt met AG Insurance over commissiewijzigingen met betrekking tot beleggingsverzekeringen Tal van onze leden hebben BZB bevraagd met betrekking tot het bericht dat zij ontvingen van AG Insurance met betrekking tot de nieuwe portefeuillecommissie Invest vanaf 1/1/2013. AG Insurance meldt daar dat de vergoeding op de portefeuille Leven wordt aangepast omwille van twee belangrijke redenen nl de moeilijke situatie op de financiële markten en de betrachting voldoende aantrekkelijke rendementen te kunnen
bieden aan de klanten. De verzekeringsmakelaars hebben volgens AG Insurance de mogelijkheid om de gevolgen van de wijziging op hun remuneratie te beperken of te neutraliseren door hun productie te activeren en eventueel te diversifiëren. BZB maakte juridische bezwaren bij de commissiewijziging voor bestaande contracten. BZB heeft hierover over[ 24 ]
leg gepleegd met AG Insurance en de maatschappij deelde net voor het drukken van deze Nieuwsbrief mee dat aanpassingen in het voordeel van de makelaars in de maak zijn. Alhoewel we momenteel nog geen zicht hebben op de aanpassingen, zijn we verheugd dat de maatschappij oor heeft gehad naar de bezwaren van BZB. De leden ontvingen hierover een Nieuwsflash.
FVF Bekroont D.A.S. D.A.S. wint met het totaalconcept “Mijn bedrijf goed verzekerd?!“ de Gulden regel 2012
FVF, de Beroepsfederatie van Verzekeringsmakelaars en Financiële tussenpersonen, reikt op de Dag van de Makelaar de Gulden regel 2012 uit aan D.A.S.-rechtsbijstand.
Het totAAlconcept VAn D.A.S. ■
Lancering van een innovatieve makelaarstool: de verzekeringsmindmap
■
Het nieuw boek “Mijn bedrijf goed verzekerd?!“ (LannooCampus, Bert De Paep - Geert Dehouck)
■
2.000 verzekeringsmakelaars aanwezig op D.A.S.-meetings
■
Het boek is vertaald: Mon entreprise bien assurée?!
■
De kernboodschap is Mijn bedrijf goed verzekerd?! Vraag het uw makelaar.
Training Institute Sterk merk, sterke opleidingen een afdeling van Global Financial Planning nv
Een overzicht van opleidingen die binnenkort bij ons op de agenda staan:
De nieuwe fiscaliteit personenbelasting
12 opleidingspunten FSMA Bank 12 opleidingspunten FSMA Verzekeringen
De docenten nemen U mee in de huidige wetgeving en lichten de meest voorkomende items uit dit vakgebied toe. We staan stil bij de onderwerpen die nuttig zijn om een optimaal advies te kunnen geven aan particulieren en zelfstandigen op het vlak van gezinsfiscaliteit, vastgoedfiscaliteit, de vele belastingverminderingen en de roerende inkomsten. Aan het einde van deze opleiding zal de deelnemer een noodzakelijk inzicht verwerven in de spelregels van de personenbelasting, de aangifte personenbelasting kunnen begrijpen, advies kunnen geven over de gevolgen in de personenbelasting van aankoop en verkoop van onroerend goed, samenlevingsvormen, ed.
Successie- en vermogensplanning
6 opleidingspunten FSMA Bank 6 opleidingspunten FSMA Verzekeringen
De docenten nemen U mee in de huidige wetgeving en lichten de meest voorkomende items uit dit vakgebied toe. We staan stil bij de onderwerpen die nuttig zijn om een optimaal advies te kunnen geven omtrent de successieplanning Aan het einde van deze opleiding zal de deelnemer de belangrijkste principes van het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht onder de knie hebben. Hij zal kennis hebben van technieken om van het wettelijk erfrecht af te wijken en hij zal een persoonlijke analyse kunnen maken van de situatie van zijn klant op persoonlijk, familiaal en juridisch vlak.
Beleggingen en beleggingsverzekeringen
3 opleidingspunten FSMA Bank 3 opleidingspunten FSMA Verzekeringen
De docenten bespreken alle mogelijke vormen van beleggingen en geven de deelnemers inzichten inzake risicometing en opvolging van beleggingen. Aan het einde van deze opleiding zal de deelnemer een noodzakelijk inzicht verwerven inzake de verschillende mogelijkheden inzake beleggingen. Hij zal tevens zijn klant kunnen begeleiden inzake de keuze tussen en bankbelegging of een verzekeringsbelegging.
De sociale zekerheid - pensioenbehoefte
6 opleidingspunten FSMA Bank 6 opleidingspunten FSMA Verzekeringen
De docenten bespreken de verschillende pensioenstelsels alsook de oplossingen in de 2e pijler en 3e pijler inzake de opbouw van het aanvullend pensioen en bescherming van het inkomen. Aan het einde van deze opleiding zal de deelnemer een noodzakelijk inzicht verwerven inzake de verschillende mogelijkheden inzake oplossingen m.b.t. aanvullend pensioenopbouw.
Waarom kozen verzekeringsmakelaars en bankiers de voorbije jaren voor onze opleidingen? ∙ Onze externe trainers zijn mensen met expertise en minstens 10 jaar praktijkervaring ∙ Onze opleidingen zijn erkend in kader van bijscholingspunten FSMA Bank en Verzekeringen ∙ 50% tussenkomst in de deelnameprijs via de KMO-portefeuille ∙ De thema’s en onderwerpen spelen in op de actualiteit ∙ De opleidingen gaan door in verschillende provincies in Vlaanderen
BZB leden ontvangen 15% korting op onze opleidingen, kortingcode aan te vragen via
[email protected] Inschrijven voor een opleiding? www.gfp.be
Volg ons op twitter #GFPnv
Uw partner voor een succesvolle aanpak! Maatschappelijke zetel (Correspondentieadres) · Bosstraat 60 · 9420 Erpe-Mere Bijkantoor · Diamantstraat 8 bus 302 · 2200 Herentals T: 053 83 68 51 · F: 053 83 02 81 · E:
[email protected] · W: www.gfp.be
december 2012
BKCP BZB heeft de afgelopen tijd heel wat reacties gekregen van zelfstandige OBK-agenten. Onze beroepsvereniging organiseerde enkele maanden terug, op verzoek van de agenten zelf, een agentenvergadering voor OBK/BKCP-agenten. BZB heeft naar aanleiding van de overname van OBK door BKCP regelmatig overleg gehad met BKCP. Zo werd het nieuwe agentschapscontract besproken met BZB vooraleer het aan de agenten werd voorgelegd en voerde de bank heel wat aanpassingen door naar aanleiding van de opmerkingen van BZB. De resterende opmerkingen heeft BZB aan de leden overgemaakt.
Ook naar aanleiding van het nieuwe commissiebarema waar BZB niet over heeft onderhandeld, werd toch nog overleg gepleegd naar aanleiding van opmerkingen en vragen van BZB. BZB heeft vervolgens de leden geïnformeerd over de afloop van dit overleg en over hun rechten en plichten met betrekking tot de voorstellen van de bank. Het is duidelijk dat BKCP met minder agenten of verkooppunten wil verder gaan. Een aantal van de agenten – doorgaans omwille van de grootte van de portefeuille - kregen zelfs geen voorstel meer voor
een nieuw contract. BZB heeft van BKCP de belofte gekregen dat de agenten die opgezegd worden, ook correct vergoed zullen worden. Op het eerste gezicht lijkt alles erop te wijzen dat de agenten ook op het vlak van commissies moeten inleveren. Alles hangt uiteraard af van de strategie en de commerciële politiek van de bank. BZB volgt dit verder op en ziet het als haar taak om de belangen van de agenten bij de bank te verdedigen en tegelijkertijd de leden zo goed mogelijk te informeren over hun mogelijkheden.
Crelan dunt aantal kantoren uit Landbouwkrediet en zusterbank Centea gaan vanaf 4 april 2013 samen verder onder de nieuwe naam Crelan. CEO Luc Versele liet in interviews verstaan dat het de bedoeling is om in twee jaar tijd 200 kantoren te sluiten. Het zou daarbij vooral de bedoeling zijn om kleinere kantoren uit dezelfde buurt te laten samengaan. De beslissing zou evenwel bij de zaakvoerders liggen, dixit de CEO. BZB kreeg in elk geval de jongste maanden heel wat vragen van agenten die door hun regiomanager gevraagd of aangeraden worden om samen te gaan met een collega-agent in de buurt. Andere agenten nemen zelf initiatief en zien opportuniteit in een eventuele fusie met een collega. De vele vragen brachten BZB ertoe om twee infovergaderingen te organiseren specifiek voor Centea- en Landbouwkredietagenten over een eventuele samenwerking met een collega. Dit gebeurde in samenwerking met de twee vriendenkringen, nl. VKC (Centea) en De Valk (Landbouwkrediet). Bedoeling was objectieve info te geven over de verschillende mogelijke formules van samenwerking. Meester Filip Willems en meester Marc De Boel behandelden de scenario’s van een fusie en een overdracht, met aandacht voor de fiscale en juridische aspecten.
BZB wilde met deze infovergaderingen vooral voorkomen dat er slechte overeenkomsten gesloten zouden worden. De agenten die willen samenwerken, hebben er alle belang bij goede overeenkomsten te sluiten om conflicten op termijn te vermijden. Aangezien de agenten die willen samenwerken doorgaans bij BZB lid zijn, heeft ook BZB er alle belang bij dat haar leden zo goed mogelijk geïnformeerd zijn. Intussen zwelt de ongerustheid of het ongenoegen bij vooral de Centea-agenten [ 27 ]
aan met betrekking tot hun toekomst. Een aantal van hen ventileerden hun frustraties zelfs in de pers. De bezorgdheden van de agenten waren bij BZB gekend doch de bank heeft van meetaf aan duidelijk gemaakt dat BZB voor hen geen gesprekspartner was. Dit betekent ook dat de bezorgdheden en frustraties niet open en onafhankelijk kunnen worden aangekaart. BZB heeft zijn bereidheid tot overleg aan de directie laten weten.
BZB-lidmaatschap zorgeloos bemiddelen
BZB-lidmaatschap De Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank- en verzekeringsbemiddelaars (BZB) verdedigt de belangen van de professionele zelfstandige financiële tussenpersoon. BZB werkt daartoe ook samen met andere beroepsverenigingen uit de sector. Er wordt gestreefd naar het verenigen van zelfstandige financiële tussenpersonen die een professionele en toekomstgerichte visie op hun beroep hebben en die gezamelijke belangen gemeenschappelijk wensen aan te pakken. belangenverdediging het gaat ook om uw belangen, wees solidair met uw collega-zelfstandige financiële tussenpersonen informatie goede objectieve opleidingen in het kader van de geregelde bijscholing seminaries rond actuele vragen informatievergaderingen bijstand juridisch advies in uw beroep als financieel tussenpersoon elke eerste maandagnamiddag en derde vrijdagnamiddag juridisch advies door onze raadsmannen ten laste van BZB financiële voordelen een rechtsbijstandsverzekering aan onklopbare tarieven een aantrekkelijke beroepsaansprakelijkheidsverzekering 4 maanden De Belegger gratis bij een jaarabonnement 10% korting op alle software en webdevelopment CRM & Atelier Design en vele andere belangrijke kortingen...
Dit formulier opsturen naar BZB, Aalststraat 114 bus 0101, 9700 Oudenaarde of faxen naar 055 20 61 09 of mailen naar
[email protected]
info: tel. 055 30 59 89
Naam Kantoor: ..................................................................................................................................................................................................................................... Naam en voornaam: .......................................................................................................................................................................................................................... Kantooradres: ........................................................................................................................................................................................................................................ Tel. + Fax: ............................................................................................................ E-mail:
...................................................................................................................
Kredietinstelling / Maatschappij: ................................................................................................. FSMA-nummer:.................................................................. Het basislidgeld bedraagt 245,50 € per kalenderjaar voor zaakvoerder en echtgen(o)t(e). Per extra persoon wordt bijkomend 27,28 € aangerekend met een maximum lidgeld van 545,58 €. Ik schrijf het gewenste heden over op rek. BE24 8289 9854 3738. Basislidgeld + 1 pers. + 2 pers. + 3 pers.
245, 50 € 272, 78 € 300,06 € 327,34 €
+ 4 pers. + 5 pers. + 6 pers. + 7 pers.
354,62 € 381, 91 € 409,18 € 436,46 €
+ 8 pers. + 9 pers. + 10 pers. Vanaf 11 pers.
463,74 € 491,02 € 518,30 € 545,58 €
Indien noodzakelijk voor het verkrijgen van ledenvoordelen kunnen deze gegevens worden doorgegeven aan derden. Kruis aan indien u dit niet wenst.
Datum, Handtekening,
— jaarverslag 2012
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 7 Consultatienota Financial planning
—
Consultatienota over een voorontwerp van wet inzake de activiteit van financial planning1 Toepassingsgebied: De consultatie richt zich tot alle partijen die belangstelling hebben voor de activiteit van financial planning of vermogensadviesverlening. Vermogensadviesverlening omvat elk gepersonaliseerd advies, waaronder beleggingsadvies (in de betekenis van dat woord volgens de MiFID-richtlijn), dat tot doel heeft de verdere ontwikkeling en de samenstelling van het vermogen te plannen met het oog op een of meerdere van de volgende doelstellingen: sparen, fiscale optimalisatie, verwerving van vastgoed, pensioen en erfopvolging. Het advies moet voorts volledig of gedeeltelijk betrekking hebben op beleggingen of op strategieën voor beleggingen in financiële producten in de ruime zin van het woord. Onder financiële producten worden zowel de spaarrekeningen als de effecten en de meest gesofisticeerde beleggingsinstrumenten verstaan, alsmede de verzekeringsproducten van tak 21 of 23, goud en deviezen en de contracten voor pensioensparen. Samenvatting/Doelstelling: In navolging van de aanbevelingen van de bijzondere parlementaire commissie belast met het onderzoek van de financiële crisis en in het ruimere kader van de recente hervorming van de toezichtsstructuren van de financiële sector (de zogenaamde "Twin Peaks"hervorming) en van het regeringsakkoord is de noodzaak aangekaart om de activiteit van de financial planners te reglementeren. Op deze wijze moet worden bijgedragen tot een betere bescherming van spaarders en beleggers. Omwille van het feit dat de FSMA al bevoegd is voor het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, op de agenten en de makelaars, en op de naleving op de gedragsregels door de financiële instellingen is het de bedoeling om haar deze toezichtsbevoegdheid toe te vertrouwen. 1
Voorontwerp van wet (en koninklijk besluit) inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk vermogensadviseurs en inzake de vermogensadviesverlening door gereglementeerde ondernemingen.
De FSMA heeft bijgevolg vanuit technisch oogpunt voorontwerpen van teksten opgesteld die beogen de vermogensadviesverleners aan een statuut en aan gedragsregels te onderwerpen. Zij wenst een consultatie te organiseren over deze voorontwerpen. De consultatie loopt tot 5 juli 2012. ____________________
— jaarverslag 2012
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 8 Reactie op consultatienota Financial Planning
—
CONSULTATIENOTA OVER EEN VOORONTWERP VAN WET INZAKE DE ACTIVITEIT VAN FINANCIAL PLANNING 4 juli 2012
Daniel Nicolaes Voorzitter BZB Jean-Pol Guisset Président Fedafin
Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank- en verzekeringsbemiddelaars Aalststraat 114, B0101 9700 Oudenaarde www.bzb.be Fédération des agents financiers indépendants francophones Avenue Adolphe Lacomblé, 29 1030 Bruxelles www.fedafin.be
Algemene opmerkingen 1. De consultatie betreft alle financiële tussenpersonen en zou indien zo doorgevoerd een belangrijke impact hebben op de activiteit van de zelfstandige financiële tussenpersonen, zeker op de bemiddelaars in bank- en beleggingsdiensten. De sector krijgt nauwelijks twee weken tijd om reacties door te geven. De beroepsverenigingen krijgen daardoor niet de tijd om de plannen te analyseren, de gevolgen in te schatten en zeker niet om deze geplande regelgeving intern te bespreken. Dergelijke korte consultatietermijn is hoogst ongebruikelijk en gezien de mogelijke impact onaanvaardbaar. Onze reactie op deze consultatienota is dan ook niet als definitief of volledig te beschouwen. 2. Tweede alinea van artikel 5 §2 moet worden geschrapt. Voor de toepassing van deze wet wordt de definitie van vermogensadvies verengd tot advies rond beleggingen of beleggingsstrategieën. In de memorie van toelichting staat “Het doel is met deze definitie alle types van advies te bestrijken die betrekking hebben op beleggingen of strategieën voor beleggingen in financiële producten (in de ruime zin van het woord, gaande van spaarrekeningen tot de meest gesofisticeerde beleggingsinstrumenten, over verzekeringsproducten van tak 21 of 23, goud en deviezen alsook contracten voor pensioensparen) …”. Dit betekent dat de wet slechts een deel van de financiële planning betreft. Immers financiële planning is veel meer dan advies inzake beleggingen, sparen en levensverzekeringen. Ook advies inzake bedrijfsopvolging, belastingsplanning, vermogensplanning, opleiding, pensioen, successie,kredieten, huwelijksvermogensrecht, etc. De formulering van vermogensadvies op deze manier heeft belangrijke gevolgen: - Vermogensadvies door andere beroepsgroepen wordt hier niet geviseerd tenzij deze wel adviseren inzake beleggingen. Dit betekent ook dat zij niet de beschermde titel van “ onafhankelijk vermogensadviseur”, “independant Financial planner” of “onafhankelijk financieel planner” mogen gebruiken. - Vermogensadvies is anderzijds met betrekking tot de manier waarop ze geformuleerd is zo ruim en allesomvattend dat quasi alle financiële tussenpersonen vermogensadvies verlenen. Immers er kan ook sprake zijn van vermogensadvies als het advies enkel betrekking heeft op bepaalde financiële producten (bv. uitsluitend op levensverzekeringsproducten). De bepaling in artikel 5 §2 waardoor gereglementeerde ondernemingen de activiteit van vermogensadvies van rechtswege mogen uitoefenen mits de gedragsregels na te leven die bij de verstrekking van beleggingsadvies van toepassing zijn betekent eigenlijk dat de zelfstandige financiële tussenpersonen plots voor het grootste deel van hun adviesverlening nu de gedragsregels die van toepassing zijn bij de verstrekking van beleggingsadvies moeten naleven. Dit is onaanvaardbaar. Niet alleen worden de strenge en administratief zware regels met betrekking tot beleggingsadvies van toepassing op quasi de volledige activiteit van de financiële tussenpersonen maar bovendien blijkt verder dat hier een serieuze ongelijkheid wordt gecreëerd. Immers wat betreft verzekeringen zullen deze gedragsregels niet moeten worden gevolgd tot de inwerkingtreding daarvan bepaald wordt bij KB. Daar er Europese regelgeving nodig is om dit toe te laten, betekent dit dat gedurende jaren de zelfstandige financiële tussenpersonen die een activiteit van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefenen aan veel zwaardere verplichtingen zullen moeten voldoen dan de zelfstandige financiële tussenpersonen die enkel de activiteit van verzekeringsbemiddeling uitoefenen. Daar het de bedoeling van de wetgever is om een LPF te creëren is deze bepaling onaanvaardbaar. Immers
hier wordt net het tegenovergestelde geïnstalleerd. De tweede alinea in art. 5 §2 moet worden geschrapt. Wie beleggingsadvies geeft, is sowieso al onderworpen aan die MiFID-gedragsregels. We zijn van oordeel dat de creatie van een nieuw statuut van “onafhankelijk financiële planner” niet mag worden gebruikt om de financiële tussenpersonen – en gedurende de eerste jaren dan nog enkel de financiële tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten- aan strengere regels te onderwerpen. Voor de verzekeringstussenpersonen zou de inwerkingtreding worden uitgesteld tot een nader te bepalen datum. De Europese regelgeving legt hier immers beperkingen op. Vraag is of de Europese regelgeving het toelaat om strengere eisen op te leggen met betrekking tot de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten.
Opmerkingen met betrekking tot het statuut van onafhankelijk vermogensadviseur o Daar bepaald wordt dat de onafhankelijke financiële planner volledig los van andere actoren in de financiële sector moet opereren en enkel mag worden vergoed door zijn klanten, vinden we de vergunningsvoorwaarden te hoogdrempelig. Zo menen we dat er geen reden is om een minimumkapitaal te eisen, om de rechtsvorm van een handelsvennootschap te eisen, een gedetailleerde financiële staat volgens de rapporteringsfrequentie die de FSMA bepaalt te vragen of om strenge eisen te stellen met betrekking tot het financieel plan. o Er wordt de financiële planner opgelegd een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten doch de voorwaarden worden niet bepaald. Enkel de vereiste minimumdekking, maximale franchise etc worden bepaald. Bovendien is het niet duidelijk of er momenteel verzekeraars zijn die deze aansprakelijkheid wensen te dekken. Vooraleer dit als vereiste in te schrijven, moet er zekerheid bestaan of er voldoende spelers zijn die dit willen verzekeren. o Anderzijds worden geen voorwaarden gesteld op het vlak van beroepskennis. Dit is voor ons onbegrijpelijk. Met betrekking tot vermogensadvies, financiële planning is net de beroepskennis cruciaal. Voor tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en voor verzekeringstussenpersonen worden minimale eisen op het vlak van beroepskennis gesteld en wordt bovendien de verplichting van geregelde bijscholing opgelegd. Dit geldt ook voor de personen in contact met het publiek actief voor de tussenpersoon. Daar het de bedoeling is van de nieuwe regelgeving om de consument te beschermen menen we dat zonder deze vereiste van beroepskennis de regelgeving zijn doel voorbij schiet. Het is ook niet correct om deze beoordeling volledig over te laten aan de FSMA zonder daar objectieve vereisten of criteria in de wet in te schrijven. o Met betrekking tot de onafhankelijkheid van de financiële planner wordt de cumul met bepaalde beroepsactiviteiten verboden. We zijn van oordeel dat de vereisten in art. 22 §1 voldoende zijn en dat het niet a priori moet verboden worden aan de onafhankelijke financiële planners om de activiteit van tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten of verzekeringstussenpersoon uit te oefenen. Er wordt immers in §1 bepaald dat deze andere activiteit op organisatorisch en boekhoudkundig gebied volledig gescheiden moet zijn van de vermogensadviesverlening, geen
belangenconflict mag doen ontstaan en zijn reputatie niet in het gedrang mag brengen. Verder zijn er heel wat bepalingen met betrekking tot het voorkomen van , beheersen van of informeren ivm belangenconflicten. Tenslotte zijn er ook de gedragsregels die moeten worden gerespecteerd. Met betrekking tot de onafhankelijkheid staat in art. 23 dat de onafhankelijke financiële planners hun werkzaamheden moeten verrichten “…. buiten elke andere juridische verbintenis waardoor zij ertoe verplicht zouden zijn om aan hun cliënten producten van bepaalde emittenten of gereglementeerde ondernemingen aan te raden.” Het moet expliciet duidelijk worden gemaakt dat een andere juridische verbintenis om de beleggingen van de klant te kunnen opvolgen wel mogelijk moet zijn vb via een informatievolmacht of een studiemandaat. Indien dit niet mogelijk zou zijn dan zou het beroep van onafhankelijk financiële planner beperkt worden tot het opstellen van een plan zonder verdere opvolging mogelijk.
Vermogensadviesverlening door gereglementeerde ondernemingen o Zoals hierboven reeds aangehaald zijn we het fundamenteel oneens met het feit dat indien gereglementeerde ondernemingen vermogensadvies verlenen ( in de ruime zin zoals beschreven in dit voorstel) zij daarbij de gedragsregels die gelden voor beleggingsadvies moeten volgen. Igv beleggingsadvies zijn deze gedragsregels sowieso reeds van toepassing op de ondernemingen die de MiFID-regels moeten volgen. Voor de verzekeringssector zou men de inwerkingtreding van deze alinea uitstellen. In onze visie moet de tweede alinea van artikel 5 §2 geschrapt worden. In elk geval moet de inwerkingtreding van art.5§ 2 op zijn minst ook worden uitgesteld voor de kredietinstellingen en de tussenpersonen in bank – en beleggingsdiensten en niet zoals nu bepaald is in het voorstel van KB enkel een uitstel voor de verzekeringssector. Zoniet wordt een nieuw ongelijk speelveld gecreëerd. Er zijn nog andere argumenten om deze alinea te schrappen. De uitbreiding van de gedragsregels voor beleggingsadvies naar elke vorm van advies met betrekking tot beleggingen of beleggingsstrategieën in ruime zin zal tevens andere nefaste gevolgen hebben. Banken zullen de vergaarde informatie inzake het totaal vermogen en profiel van hun klanten gebruiken voor commerciële doeleinden. Ze zullen de commerciële druk opdrijven op hun medewerkers en zelfstandige tussenpersonen om meer in productverkoop te gaan waar mogelijk potentieel ligt. Verder zullen er natuurlijk cliënten zijn die geen begrip hebben voor deze maatregel, zijnde dat ze gans hun vermogenstoestand moeten voorleggen alvorens een spaarrekening of pensioenspaarplan te kunnen afsluiten. Zij zullen deze informatie niet doorgeven en dus geen beroep meer kunnen doen op een advies. Dit kan toch niet de bedoeling zijn. Van ondergeschikt belang en enkel indien niet op onze vraag wordt ingegaan om de tweede paragraaf van artikel 5 §2 te schrappen of de inwerkingtreding ervan uit te stellen ook voor kredietinstellingen en de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten. o Er ontbreekt aandacht voor die tussenpersonen die de activiteit van tussenpersoon in banken beleggingsdiensten cumuleren met de activiteit van verzekeringsbemiddeling. En hier is
het belangrijk te weten dat quasi alle tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten hun activiteit cumuleren met de activiteit van verzekeringsbemiddeling, in vele gevallen via een andere rechtspersoon. Een groot deel doet dit als verzekeringsagent voor dezelfde principaal of voor een aan deze principaal gelieerde onderneming. De rest doet dit als verzekeringsmakelaar. Tussenpersonen in bank – en beleggingsdiensten verstrekken vermogensadvies in naam en voor rekening van de kredietinstellingen of beleggingsondernemingen waarvoor ze optreden. Deze zouden igv vermogensadvies de gedragsregels voor beleggingsadvies moeten volgen voor elk vermogensadvies dat wordt gegeven. Verzekeringsmakelaars verstrekken vermogensadvies in eigen naam en voor eigen rekening. Voor verzekeringen zouden de gedragsregels voor beleggingsadvies nog niet van toepassing worden. Er is evenwel geen aandacht voor de realiteit. Welke regels moeten deze tussenpersonen die beide activiteiten cumuleren nu volgen? Moet een bankagent tevens verzekeringsagent voor dezelfde principaal voor vermogensadvies met betrekking tot verzekeringsbeleggingen vb pensioenspaarverzekering nu ook de gedragsregels voor beleggingsadvies volgen? Moet een bankagent tevens verzekeringsmakelaar voor het vermogensadvies dat hij geeft met betrekking tot verzekeringsbeleggingen vb pensioenspaarverzekering, tak 23 de gedragsregels voor beleggingsadvies volgen zelfs indien deze bepalingen nog niet zijn in werking getreden? Kan een bankagent die tevens verzekeringsmakelaar is vermogensadvies in eigen naam en voor eigen rekening geven? Zoja, welke gedragsregels gelden er? Zoniet, is er dan geen grote ongelijkheid tussen verzekeringsmakelaars die wel actief zijn als tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten en verzekeringsmakelaars die enkel als verzekeringsmakelaar actief zijn? We zijn van oordeel dat indien wordt besloten de tweede paragraaf van artikel 5§2 niet te schrappen, dit een punt is die de nodige aandacht verdient en vooral dat hier moet worden vermeden dat bankagenten/ verzekeringsmakelaars zouden worden verhinderd voor eigen rekening vermogensadvies te geven daar waar verzekeringsmakelaars dit wel nog zouden kunnen . o
Definitie van gereglementeerde onderneming. We vinden het verwarrend dat onder de definitie van gereglementeerde onderneming in het voorstel ook de tussenpersonen in banken beleggingsdiensten en de verzekeringstussenpersonen vallen. Dit is verwarrend daar in andere financiële wetgeving deze twee categorieën daar nooit onder begrepen zijn.
o
Er moet dringend werk gemaakt worden van het KB dat de bankmakelaar de mogelijkheid geeft beleggingsadvies voor eigen rekening te geven met betrekking tot effecten en rechten in ICB’s. De bankmakelaar zou op dit moment door het nieuwe voorstel minder mogelijkheden hebben dan de onafhankelijke financiële planner die dat wel kan.
— jaarverslag 2012 —
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Tel. 055/305989 Tel. 055/312029 Fax. 055/206109 e-mail:
[email protected] Secretariaat: Aalststraat 114, bus 0101 9700 Oudenaarde Website: www.bzb.be