Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
—jaarverslag 2011—
— jaarverslag 2011 —
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
3 Voorwoord 4 Intern beleid bzb 4 BELFIN 4 Geregelde bijscholing 4 Communicatie en informatie 5 Zichtbaarheid 5 Uitbouw ledenvoordelen 6 Algemene belangenverdediging 6 1. Nationaal Toezicht op de zelfstandige financiële tussenpersonen 6 CBFA werd FSMA 6 Moratorium 7 Herziening regels geregelde bijscholing. 7 Nieuwe statuten 7 Overleg met de sector 8 Specifieke dossiers 9 En verder 10 2. Europa 10 Nieuwe regels voor meer efficiënte, veerkrachtige en transparante financiële markten in Europa 10 Internationaal Forum van CIFA 11 13 13 14
Geregelde bijscholingsplicht Relatie agent- principaal Algemene belangenverdediging Individuele belangenverdediging
15 Raad van bestuur 15 Dagelijks bestuur 15 Raad van bestuur 16 Secretariaat
2011
17 Bijlagen
—2—
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Voorwoord 2011 was andermaal een turbulent jaar voor de financiële tussenpersonen. Een belangrijk deel van de leden kreeg dit jaar af te rekenen met een strategiewijziging bij hun bank. Die kon zowel betrekking hebben op het profiel van de bank naar de klanten toe als op de structuur van het agentennetwerk. Ook leidden bepaalde overnames bij een aantal agenten tot bezorgdheid. Meer en meer zagen we verder dat financiële instellingen aanstuurden op fusies van agentschappen, om zo tot grotere kantoren te komen. Dit betekent dat agenten een stuk zelfstandigheid moeten inboeten en moeten samenwerken met collega-vennoten die ze in sommige gevallen niet eens goed kennen. Het runnen van een agentschap werd op die manier een heel andere bezigheid. Daarnaast merkten we dat van de financiële tussenpersonen steeds meer wordt verlangd. Zo wordt er een grotere kennis gevraagd, zowel wat de producten als de procedures betreft. Sommige van die vereisten hebben te maken met de verplichtingen die de wetgever oplegt, zoals MiFID. Andere procedures hebben betrekking op de strategie en/of de werkwijze van de bank. Die richtlijnen wijzigen nogal vaak. Elke dag wordt er wel iets doorgegeven via de interne website, zodat dit opvolgen een quasi onmogelijke taak wordt. Ook dit gaf onzekerheid en stress. Tevens zagen we dat de financiële instellingen meer investeringen eisen op het vlak van de inrichting van het kantoor, veiligheidsvereisten en de aanwerving van personeel. In de wetenschap dat heel wat financiële tussenpersonen geen zekerheid hebben over hun toekomst, zorgt dit voor nog maar eens extra stress. Komt daar nog bovenop dat de financiële crisis als een storm door het financiële landschap blijft razen. Wat ooit begon als een Amerikaanse Hypotheekcrisis, groeide uit tot een heuse bankencrisis en deinde vervolgens uit tot een landen- en zelfs een eurocrisis. Het vertrouwen in de financiële sector, maar ook in onze politieke leiders is gedaald tot een uniek dieptepunt. Als beroepsvereniging kunnen we niet anders dan vaststellen dat de tolerantiedrempel van veel zelfstandige financiële tussenpersonen bereikt is en dat velen onder hen ons laten weten dat ze – ware er niet de zware investeringen die nog moeten worden betaald – het beroep vaarwel zouden zeggen. Een deel van de agenten had het moeilijk om het afgelopen jaar zaken te doen. De productie kwam niet op gang. Hun bank kon of wou niet concurreren op het vlak van kredietverstrekking. We vinden dit erg verontrustend en ook een belangrijk signaal naar de toezichthouder. Bij zelfstandige bankagenten met daarnaast ook een activiteit als verzekeringsmakelaar stelden we vast dat deze in dat geval meer beleggingsverzekeringen via hun verzekeringsactiviteit plaatsten. Het luisteren naar bezorgdheden van de leden is een belangrijke taak van onze beroepsvereniging. Waar kunnen onze leden anders terecht met hun frustraties en twijfels? Daarnaast is het onze taak om bij problemen de tussenpersonen te informeren over de specifieke situatie bij hun bank, hun vragen te beantwoorden en de bezorgdheden van de agenten over te brengen naar de principaal en zonodig actie te ondernemen. In die context hoeft het ook niet te verbazen dat ons ledenaantal alsmaar groeit. Steeds meer zelfstandige financiële tussenpersonen zien er de noodzaak van in om lid te zijn van een beroepsvereniging.
Dhr Daniël Nicolaes, Voorzitter
—3—
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Intern beleid bzb De vereniging is in de loop der jaren uitgegroeid tot een volwaardige gesprekspartner zowel bij de FSMA, FEBELFIN en de meeste kredietinstellingen. Het ledenaantal is ondanks het slinkend aantal zelfstandige bankagenten gegroeid. Eind 2011 telden we 1338 leden ingeschreven bij de FSMA. We vertegenwoordigen intussen meer dan 3000 zelfstandigen actief in de bemiddeling van bank- en beleggingsdiensten. Slechts een kleine minderheid van de leden is exclusief als verzekeringsagent of- makelaar actief. Deze toename in het ledenaantal is mede te danken aan het intensifiëren van de contacten met vriendenkringen. Begin 2011 sloot FADB, de vriendenkring van de Dexiaagenten, aan bij BZB en midden 2011 werd een akkoord gesloten tot collectieve toetreding met VKC, de vriendenkring van de Centea-agenten. Op deze manier vergroot de representativiteit en de slagkracht van BZB. Voornaamste doel van deze samenwerking is een betere collectieve belangenverdediging.
FADB, de vriendenkring van de Dexia-agenten
VKC, de vriendenkring van de Centea-agenten
BELFIN In de marge van de overeenkomst met FADB richtten BZB en Fedafin, de beroepsvereniging van de Franstalige zelfstandige bankagenten, samen BELFIN op. Het is de bedoeling van beide beroepsvereniging om onder deze koepel samen op te treden met betrekking tot algemene belangenverdediging.
Daniel Nicolaes en Jean-Pol Guisset
Geregelde bijscholing
Er werd in 2011 verder gewerkt aan het uitbouwen van de beroepsvereniging. Meer dan ooit werd aandacht besteed aan opleidingen. De beroepsvereniging werkte daarvoor onder andere samen met Febelfin Academy en Artelex. Dankzij de samenwerking met Artelex kon voor deze opleidingen gebruik gemaakt worden van de KMO-portefeuille.
Communicatie en informatie Ook op het vlak van communicatie werd een sprong vooruit gemaakt door deze voornamelijk via de website te doen verlopen. Gezien het toenemend aantal leden was het communiceren per mail een noodzaak om efficiënt te kunnen werken. Leden wordt gevraagd hun account te activeren. Zowat de helft van de leden deed dit nog niet en mist op die manier belangrijke informatie. Dat dergelijke wijzigingen enige tijd vergen vooral ze algemeen
—4—
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
aanvaard zijn, is logisch. Ook is het zoeken naar een evenwicht tussen het informeren van de leden en het niet overbelasten van de mailbox. Daarom worden ook nog gewoon mails verstuurd. Het innen van de lidgelden en het verspreiden van de Nieuwsbrief gebeurt nog per post. De leesbaarheid van de Nieuwsbrief werd verbeterd door een nieuwe lay out. Ook de cover werd in een nieuw kleedje gestoken.
Zichtbaarheid Omdat we vaak vragen kregen van leden die toch op een of andere manier wilden kenbaar maken dat ze lid waren van de beroepsvereniging, werd besloten om een nieuwe sticker met het BZB-logo te creëren bedoeld om op het kantoorvenster te kleven. Deze werd samen met de lidkaart aan de leden bezorgd.
Uitbouw ledenvoordelen BZB krijgt nogal wat voorstellen tot samenwerking met betrekking tot kortingen voor de leden. Deze voorstellen worden steeds kritisch bekeken en er wordt geprobeerd enkel die voordelen aan te bieden die werkelijk verband houden met het beroep. In 2011 werden de ledenvoordelen uitgebreid met een korting op producten en abonnementen van Kluwer.
—5—
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Algemene belangenverdediging
Voor wat betreft de algemene belangenverdediging is vooral het secretariaat en het dagelijks bestuur actief. Voor het innemen van standpunten, het reageren op consultatiedocumenten wordt gewerkt via werkgroepen samengesteld uit leden van de raad van bestuur. Ook wordt in sommige gevallen beroep gedaan op advocaten uit gerenommeerde advocatenbureaus en andere specialisten om het standpunt voor te bereiden.
1. Nationaal Toezicht op de zelfstandige financiële tussenpersonen CBFA werd FSMA
Financial Services and Markets Authority, of kortweg FSMA, is de nieuwe naam van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. De naamswijziging is het gevolg van de opsplitsing van de controle tussen de Nationale Bank en de CBFA, in vakjargon ook bekend als het Twin Peaks-model. De ministerraad keurde op 25 februari 2011 het KB goed en het werd op 1 april van kracht. In het kader van de hervorming van het financiële toezicht in ons land heeft FSMA bepaalde bevoegdheden afgestaan aan de Nationale Bank, waaronder het prudentiële toezicht op de banken en de verzekeringsmaatschappijen. Als gevolg van de hervorming werd het directiecomité afgeslankt van zeven tot 4 directieleden. De wet geeft de FSMA ook een nieuwe reglementaire bevoegdheid met betrekking tot consumentenbescherming. Dit houdt onder andere in dat de FSMA beperkende voorwaarden kan opleggen met betrekking tot beleggingsproducten, in het bijzonder wanneer deze door hun complexiteit niet voor de doorsnee retailbelegger bestemd zijn. De FSMA kreeg ook een reglementaire bevoegdheid met betrekking tot de transparantievereisten inzake de kostenstructuur en de tarifering. Belangrijk hierbij is dat gestreefd wordt naar regels die voor alle instrumenten en producten gelijk zijn. Bij de FSMA werden hiervoor nieuwe diensten opgericht. Het werd in de loop van 2011 duidelijk dat dit voor de zelfstandige tussenpersonen voor een verstrengde controle zal zorgen. De FSMA begon met het verrichten van inspecties ter plaatse en het opvragen van informatie en documentatie. We zagen dit vooral gebeuren met betrekking tot de fout gelopen beleggingen in Life Settlements die werden verkocht door verzekeringsmakelaars. Een groot deel van die producten werden verkocht als private plaatsing en niet als beleggingsverzekering. Tal van tussenpersonen hadden niet door dat ze daarmee buiten hun statuut handelden.
Moratorium De FSMA nam ook initiatief door een moratorium te lanceren met betrekking tot de commercialisering van gestructureerde producten die geacht worden bijzonder ingewikkeld te zijn. Doel hiervan is om de bank- en verzekeringssector aan te zetten geen gestructureerde producten op de markt aan te bieden die de gewone particuliere belegger onvoldoende kan begrijpen. Het moratorium heeft betrekking op alle gestructureerde producten, onder welke vorm die ook aan het publiek aangeboden worden (beleggingsproducten, verzekeringsproduct, note, ….).
—6—
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Het moratorium is toekomstgericht en heeft alleen betrekking op producten die na de inwerkingtreding van het moratorium op de markt komen. Distributeurs die het vrijwillig moratorium onderschrijven, verbinden zich ertoe geen nieuwe nodeloos ingewikkelde producten op de Belgische markt te commercialiseren die bestemd zijn voor particuliere beleggers. Het moratorium werd van kracht op 1 augustus 2011 en zal duren tot de FSMA een nieuw reglement uitvaardigt over de commercialisering van gestructureerde producten aan retailbeleggers. BZB werd samen met de andere beroepsverenigingen van de zelfstandige financiële tussenpersonen uitgenodigd om dit moratorium en de modaliteiten voor toetreding van de tussenpersonen te bespreken. Voor de tussenpersonen werd in samenspraak met de beroepsverenigingen beslist om de startdatum van het moratorium uit te stellen tot 15 september 2011. Het moratorium is een eerste stap in een proces dat moet leiden tot de goedkeuring van een reglement op de commercialisering van ingewikkelde producten. De FSMA organiseerde half augustus een open consultatie over de criteria die in het reglement zullen worden ingeschreven. Het spreekt voor zich dat BZB deze nota heeft bestudeerd en haar opmerkingen heeft overgemaakt aan de FSMA. U vindt dit standpunt in bijlage. BZB maakt er werk van om de waarschuwingen of mededelingen aan de tussenpersonen zo vlug mogelijk door te sturen aan de leden. Ook informeel is er veelvuldig overleg met de diensten van de FSMA met betrekking tot uiteenlopende kwesties. Anderzijds moeten we opmerken dat het formele overleg in 2011 te wensen over liet.
Herziening regels geregelde bijscholing. In het najaar liet de FSMA weten dat de regels voor de geregelde bijscholing van de tussenpersonen zouden worden aangescherpt in overleg met de sector. Ook BZB werd bij dit overleg betrokken. Op het voorstel tot bijsturing dat de FSMA uiteindelijk lanceerde, reageerden BZB en Fedafin in een gezamenlijke nota. Een belangrijke wijziging waar BZB zich wel kon in vinden betreft de oprichting van een accreditatiecommissie, gemeenschappelijk voor de sector van de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de sector van bank- en beleggingsdiensten. Deze commissie heeft als opdracht de accreditaties te verlenen aan de opleidingsverstrekkers die lid zijn van een beroepsvereniging en deze accreditaties, waar nodig, in te trekken. Zij heeft eveneens als opdracht om de interpretatieproblemen betreffende de gedragsregels en de FAQ’s op te lossen, teneinde een uniforme toepassing van de bijscholingsregels te garanderen.
Nieuwe statuten Verder bleven we op onze honger zitten wat betreft een statuut voor de hypothecaire kredietbemiddelaar, een statuut voor de financiële planner en de mogelijkheid voor bankmakelaars om beleggingsadvies te geven. Dit zijn zaken die reeds sedert 2010 in de pijplijn zitten doch waar in 2011 geen beweging in te zien was. BZB is nochtans vragende partij om hierover verder overleg te plegen. Met de uiteindelijke vorming van de nieuwe regering hopen we dat deze dossiers opnieuw worden opgenomen.
Overleg met de sector Accreditatiecommissie BZB maakt deel uit van de accreditatiecommissie die werd opgericht in de schoot van de sector met de bedoeling opleidingsverstrekkers die behoren tot de sector te erkennen. In de vergaderingen van de accreditatiecommissie wordt ook gediscussieerd over gedragsregels en een FAQ over de geregelde bijscholing inzake de bemiddeling en distributie van verzekeringsproducten of bank- en beleggingsdiensten. Begin 2011 peilden de organisaties uit de accreditatiecommissie naar de stand van zaken bij hun leden met betrekking tot de behaalde punten. Uit deze bevraging die in februari gebeurde, bleek dat er geen reden was om de periode van 3 jaar te verlengen. De accreditatiecommissie kwam in 2011 ook een aantal keren samen met de vertegenwoordigers uit de verzekeringssector met betrekking tot de geplande herziening van de FAQ. Zoals hierboven reeds aangehaald zou er één accreditatiecommissie worden opgericht voor bank- en verzekeringsbemiddeling. Dit zou een einde moeten stellen aan een verschil in interpretatie van de regels inzake geregelde bijscholing. BZB heeft te kennen gegeven daar voorstander van te zijn.
—7—
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Overleg met andere beroepsverenigingen uit de sector De contacten met Fedafin werden dit jaar intenser. Bij meer gelegenheden werd gezamenlijk opgetreden. Ook het informele overleg was intenser. Zowel met betrekking tot bepaalde probleemdossiers bij bepaalde banken als met betrekking tot dossiers van algemene belangenverdediging werd gezamenlijk opgetreden. Dit gebeurde nog niet onder de naam BELFIN, de koepel die sedert 2011 werd opgericht. Een andere natuurlijke gesprekspartner is Febelfin. Hier was het overleg dit jaar minder intensief. Er was wel informeel overleg onder andere met betrekking tot de dossiers geregelde bijscholing. Met Febelfin Academy wordt met betrekking tot de geregelde bijscholing wel intensief samengewerkt. Ook naar aanleiding van nota’s/ plannen van de FSMA wordt informeel overleg gepleegd. Daarnaast heeft BZB ook contacten en/of overlegmomenten met FPFP en FVF. De wijzigingen die in het vooruitschiet liggen, raken immers de diverse beroepsverenigingen van zelfstandige financiële tussenpersonen. Eind 2010 schreven we Assuralia aan met het verzoek om betrokken te worden in het sectoroverleg met betrekking tot verzekeringsbeleggingen gezien onze expertise en representativiteit op dat vlak. Assuralia liet weten open te staan voor overleg met BZB doch zou nog zoeken naar de juiste vorm waaronder dit zou kunnen gebeuren. Tevens op vraag van Assuralia hebben we hen onze representativiteit aangetoond en onze standpunten over gemaakt. Begin 2012 is een overleg gepland.
Specifieke dossiers Gemeentebelastingen We kwamen er ook al in het vorig jaarverslag en in verschillende Nieuwsbrieven op terug: gemeentelijke en provinciale belastingen op bank- en financieringsinstellingen zijn volgens BZB in strijd met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, omdat andere zelfstandige ondernemers zo’n taks niet hoeven te betalen. Bovendien gaat het vaak om aanzienlijke bedragen. BZB adviseerde haar leden deze aan te vechten en zich in dat kader de laten bijstaan door specialisten. Zo ontwikkelde BZB voor haar leden een modelbezwaarschrift tegen het aanslagbiljet van de gemeente of provincie. Heel wat leden dienden dergelijk bezwaarschrift in. Blijkt dat de gemeenten en de provincie Vlaams-Brabant daar altijd in dezelfde zin op antwoorden nl. dat zij niet bevoegd zijn om over de ongrondwettelijkheid van dergelijke belasting te oordelen. Dit bezwaarschrift is evenwel een noodzakelijke voorwaarde om deze belasting te kunnen aanvechten voor de rechtbank. Tal van leden startten intussen een procedure en de meeste uitspraken zijn in het voordeel van de agent. Probleem is dat dit dan enkel gevolgen heeft voor de persoon in kwestie die de procedure heeft gestart. Dergelijke uitspraken betekenen nooit de vernietiging van deze gemeente- of provinciale belasting. Intussen vroegen ook een aantal kredietinstellingen dat model van bezwaarschrift op. In sommige gemeenten wordt de belasting op de bank zelf geheven en rekent de bank die belasting dan door aan de agent. En blijkt dat enkele kredietinstellingen bereid zijn bezwaarschrift in te dienen op vraag van de agent. Dit is positief. We hebben evenwel geen zicht op eventuele procedures die door kredietinstellingen daarvoor zouden zijn gestart.
Life settlements De beleggingen in Life Settlements zullen nog wel een tijd actueel blijven. BZB heeft van meetaf aan de aandacht van de tussenpersonen getrokken op het risico dat deze producten inhielden en op het feit dat indien deze producten als private placement werden verkocht dit problemen met de principaal zowel als met de FSMA zou kunnen veroorzaken. De problemen met de beleggingen in Life Settlements zijn enkel toegenomen. Heel wat van de ondernemingen die deze producten aan de verzekeringsmakelaar aanboden dienden de boeken neer te leggen en onderzoek werd gestart naar hun praktijken. BZB bezorgde mededelingen of waarschuwingen van de FSMA in dit verband onmiddellijk aan de leden. Verzekeringsmakelaars die producten van die firma’s hebben verkocht worden aangeschreven door de FSMA met vragen om uitleg. BZB adviseert de vragen correct te antwoorden en het belang van de klant te verdedigen in dit dossier. Dit dossier zal ook in 2012 wellicht nog een serieuze nasleep hebben.
—8—
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
En verder Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO De erkenning van onze beroepsvereniging met het oog op de vertegenwoordiging in de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO voor 2011-2016 werd hernieuwd. Ondervoorzitter, Albert Verlinden en bestuurslid Urbain Deeren vertegenwoordigen BZB in de sectorcommissie 1- andere vrije en intellectuele beroepen. BZB werkte actief mee aan een aantal adviezen die door de Hoge Raad in 2011 werden uitgebracht. De adviezen die onze grootste aandacht genoten, waren: ^^Het advies over een wetsvoorstel voor een betere bescherming van de consumenten in de sector van het consumentenkrediet en een betere definitie van de financiële tussenpersonen. Het advies over de raadpleging van de Europese Commissie betreffende de herziening van de richtlijn inzake verzekeringsbemiddeling. ^^Het ontwerpadvies dat werd opgesteld over het groenboek “Modernisering van de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties”. ^^Het advies over de raadpleging van de Europese Commissie betreffende het groenboek over de toekomst van de BTW – naar een eenvoudiger, solider en efficiënter BTW-stelsel ^^Het advies over de hervorming van het Europees stelsel voor de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties door de lidstaten.
PC 307 Door haar kandidatuurstelling om rechtstreeks vertegenwoordigd te zijn als werkgeversorganisatie in het pc 307 heeft FVF besloten om de BZB-vertegenwoordiger te vervangen. Dit betekent dat BZB op geen enkele manier nog vertegenwoordigd is in dit pc. Daar BZB een erkende nationale beroepsorganisatie is wiens leden alle verzekeringstussenpersoon zijn, is deze kandidatuurstelling een logische stap. Het opnieuw samenstellen van het paritair comité kan wel op zich laten wachten. BZB betreurt het namens haar leden dat voor het tweede jaar op rij het pc 307 niet voldoende opleidingsinspanningen heeft gedaan waardoor de werkgevers een extra bijdrage van 0,05% moeten betalen. Er wordt nagegaan of in het betreffende jaar een collectieve arbeidsovereenkomst inzake bijkomende opleidingsinspanningen van kracht is die jaarlijks de inspanning met 0,1%. verhoogt of die voorziet in een jaarlijkse toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met minstens 5%. Dit was in het pc 307 niet het geval.
—9—
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
2. Europa Nieuwe regels voor meer efficiënte, veerkrachtige en transparante financiële markten in Europa BZB volgt de initiatieven op Europees niveau aandachtig met het oog op de belangenverdediging van de Belgische zelfstandige financiële tussenpersonen. Begin 2011 lagen drie consultatiedocumenten van diensten van de Europese Commissie voor. Dit betrof respectievelijk een herziening van de richtlijn met betrekking tot de verzekeringsbemiddeling (IMD, in bijlage), wetgevende stappen aangaande verpakte beleggingsproducten (PRIP’s, in bijlage) en een herziening van MiFID (in bijlage). BZB heeft over deze drie documenten een standpunt voorbereid en heeft geantwoord op de vragen in die consultatiedocumenten. Wat de PRIP’s betreft (verpakte beleggingsproducten) en de verzekeringsbemiddelingsrichtlijn wordt in het eerste kwartaal van 2012 een voorstel van de Europese Commissie verwacht. Inzake MiFID heeft de Europese Commissie op 20 oktober 2011 haar voorstellen gepubliceerd. Deze voorzien een aanpassing van MiFID-richtlijn zelf en een voorstel voor een nieuwe verordening, MiFIR genoemd, om de financiële markten efficiënter, veerkrachtiger en transparanter te maken én beleggers beter te beschermen. Deze voorstellen moeten voor bespreking en goedkeuring naar het Europees Parlement en de Europese Raad. Met het nieuwe kader zullen de toezichthouders meer bevoegdheden krijgen en komen er duidelijke spelregels voor alle handelsactiviteiten. In de Verenigde Staten en andere grote mondiale financiële centra vinden soortgelijke besprekingen plaats. Een groot deel van deze hervormingen was reeds langer gepland doch het is duidelijk dat de financiële crisis een belangrijke rol heeft gespeeld en nog speelt in de geplande hervormingen. Het opvolgen van de Europese plannen slorpt heel wat tijd en energie op doch als beroepsvereniging kunnen we niet anders dan dit goed opvolgen en daar waar mogelijk onze stem laten horen. BZB houdt in haar Nieuwsbrief of via webmail haar leden op de hoogte met betrekking tot de belangrijkste hervormingen. Het is duidelijk dat het beroep een andere invulling zal krijgen en dat de focus op de bescherming van de klant groter wordt. Het opvolgen van de evolutie op Europees niveau zorgt ervoor dat wanneer de plannen moeten worden uitgevoerd op nationaal niveau BZB beter voorbereid is en alerter kan reageren in het belang van de achterban.
Internationaal Forum van CIFA Van 27 april tot en met 29 april was het verzamelen geblazen in Monaco voor het negende internationale congres van CIFA (Convention of Independent Financial Advisors), een niet-gouvernementele organisatie van de Verenigde Naties. BZB is sedert jaren een partner en neemt steeds deel aan dit congres met een kleine delegatie. Thema dit jaar was: ‘financiële diensten: hervormen of sterven? BZB- voorzitter, Daniel Nicolaes, maakte deel uit van een panel dat het had over “Who can, or should regulate financial services? – The role of the state, professional associations, and supranational bodies?” Zijn pleidooi, weliswaar in het Engels, vindt u in bijlage.
— 10 —
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Geregelde bijscholingsplicht BZB zetelt in de accreditatiecommissie en zet zo samen met de sector de lijnen uit voor de geregelde bijscholing. Maar daarnaast is BZB zelf een erkend opleidingsverstrekker. Omdat voor het grootste deel van de tussenpersonen de eerste driejarige periode afliep, werden er in 2011 een hele reeks van opleidingen voorzien. We gingen er immers vanuit dat op de valreep nog tal van leden zich zouden willen bijscholen om hun 30 punten te behalen. Mede dankzij de samenwerking met Artelex en Febelfin Academy konden we onze leden heel wat opleidingen aanbieden. We geven hierna een kort overzicht: Eigen opleidingen: ^^In februari werd te Gent een seminarie georganiseerd met Prof. Steennot over de nieuwe wet op het consumentenkrediet en de gevolgen voor de kredietbemiddelaar. ^^Ook mensgerichte opleidingen kwamen bij ons aan bod. Zo was er in maart ook een 2-daagse interactieve workshop: ‘resultaat- en mensgericht leidinggegeven’ met Toon Cornelis. ^^In het verlengde van deze opleidingen werd in het najaar nog een workshop ‘medewerkers in beweging krijgen’ georganiseerd. ^^De herfst werd ingeleid door een avondseminarie met Koen Schoors, professor Economie aan UGent. Berichtgeving over kelderende beurskoersen, extra bezuinigingen, toenemende werkloosheid, omvallende overheden en grootbanken, de druk op de euro en dalend consumentenvertrouwen, zorgden voor een actueel en interactief publiekdebat. ^^Begin december werd het jaarlijks congres van de beroepsvereniging gehouden met als thema “Ethiek in de bemiddeling van financiële diensten.”
— 11 —
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
In samenwerking met Artelex werden volgende opleidingen gegeven: ^^een 2-daagse opleiding ‘grondige cursus successieplanning: een pragmatische aanpak’. ^^Verder was er in maart een drie halve daagse opleiding ‘de verzekering als instrument in de successieplanning: creatief maar met welk risico?’. Gezien het succes van deze 2 opleidingen i.s.m. Artelex werden deze herhaald in het najaar. ^^In de lente werd in samenwerking met Artelex nog een avondseminarie rond ‘schenkingen en vrijgevigheden’ aangeboden. Deze opleiding werd nog eens herhaald in december. ^^De nieuwe regels mbt tot de opheffing van het bankgeheim werden van toepassing sinds juli 2011. Daarom werd in samenwerking met Artelex een seminarie over ‘het bankgeheim: een stand van zaken’ georganiseerd. ^^December werd tot slot afgesloten met twee seminaries . Eén rond successieplanning in nieuwe samengestelde gezinnen en een ander met betrekking tot de overgang van eenmanszaak naar vennootschap: fiscale consequenties in de personen- en vennootschapsbelasting. Mede dankzij de samenwerking met Febelfin Academy was het mogelijk een interessante opleiding met zelfstudie aan te bieden aan ons leden. Gezien het grote succes van deze ‘Insurance Day: Boost Your Brain’, werden er 3 Insurance Day’s georganiseerd in 2011. Eén rond wetgeving, distributie en brandverzekering en twee rond ‘maximalisatie van het fiscaal voordeel van de individuele levensverzekeringen’. Deze opleidingen zullen ook in 2012 verder aangeboden worden. Naast deze opleidingen die voor zowel leden als niet-leden open stonden werd verschillende keren een opleiding georganiseerd specifiek gericht op de agenten van een bepaalde principaal. Dit gebeurde voor de Centeaagenten met het oog op de collectieve aansluiting. Daarnaast werden ook naar aanleiding van specifieke problemen bij bepaalde banken agentenvergaderingen georganiseerd met de bedoeling de agenten te informeren over hun rechten en over hun actiemogelijkheden. Deze vergaderingen bleken een goede en effectieve manier te zijn om de belangen van de agenten beter te kunnen verdedigen. Verder kregen de BZB-leden ook korting op diverse externe opleidingen. Eind 2011 vroegen heel wat kredietinstellingen de attesten met het aantal behaalde punten op bij hun agenten. Wij brachten onze leden op de hoogte dat kopies van attesten enkel moeten worden doorgegeven in geval van collectieve inschrijving. In geval van individuele inschrijving moet de tussenpersoon zelf ervoor zorgen dat hij voldoende punten heeft verzameld. Het is anderzijds niet onbegrijpelijk dat de kredietinstellingen dit naar aanleiding van een interne audit bijvoorbeeld controleren. Ze willen immers niet worden verrast door een schorsing van een agent omwille van het niet behalen van voldoende punten.
— 12 —
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Relatie agent- principaal Algemene belangenverdediging Zoals gewoonlijk heeft BZB voor agenten van de diverse kredietinstellingen aan algemene belangenverdediging gedaan. Er werd advies gegeven over contracten en bijlagen. Modelbrieven werden rondgestuurd aan de leden. Sommige kredietinstellingen werden door BZB aangeschreven met betrekking tot het probleem met de vraag tot overleg etc. De rol bestaat er dan in om grenzen te trekken en de rechten van de agenten gerespecteerd te zien. Het blijft een constante strijd om de zwakke positie van de bank – of verzekeringsagent niet nog verder te laten verzwakken. Belangrijk daarbij zijn die agenten die de reflex hebben om dergelijke zaken aan BZB door te sturen en advies te vragen. Deze agenten leveren een grote service aan hun collega’s en verdienen een speciaal dankwoord. Een aantal dossiers vroegen evenwel heel veel aandacht het afgelopen jaar. Voor heel veel agenten was 2011 een jaar van grote onzekerheid. Koplopers waren de Delta Lloyd agenten. Door de strategiewijziging en de massale opzeg van agentschappen, sloeg de onzekerheid bij heel veel agenten toe. Niet alleen zorgde de strategiewijziging op zich voor heel wat onzekerheid maar bovendien was het heel onduidelijk wat er nu precies zou wijzigen en wanneer. Er werden agentenvergaderingen georganiseerd, er was collectief verzet van de agenten, Bzb vroeg een overleg aan met de directie. Allemaal tevergeefs. Delta Lloyd zette door maar haalde wel de scherpste kantjes van haar beleid. Gevolg was dat BZB nogal veel te maken had met gedemotiveerde Delta Lloyd bankagenten waar bovendien de schrik toesloeg. In de meeste gevallen was Delta Lloyd niet bereid om een correcte vergoeding te betalen aan de opgezegde agenten. Eind 2011 was de nieuwe strategie in voege en was het opzeggen van agenten zo goed als afgelopen. Voor de resterende agenten bleek begin 2012 al dat de lijdensweg niet afgelopen is en dat er een enorme druk wordt gezet op de agenten. Een andere groep agenten die het jaar in grote onzekerheid bleef waren de Citibankagenten. Alhoewel het reeds langer gekend was dat de bank zou worden verkocht, werd het slechts helemaal eind 2011 bekend dat CMNE Citibank had gekocht. Gedurende het hele jaar waren er strubbelingen geweest tussen agenten en de bank. In elk geval was het duidelijk dat de agenten in 2011 nog maar eens een moeilijk jaar hadden met weinig commerciële mogelijkheden en dus zwaar inkomstenverlies tot gevolg. BZB heeft veelvuldig advies gegeven aan individuele agenten, aan IAC en aan de leden paritair overlegorgaan en is ook in overleg gegaan met de directie. Agenten tekenden voorbehoud aan tegen bepaalde strategiewijzigingen van de bank en eisten recuperatie van de door hen geleden schade. De overname door CMNE heeft dit conflict niet opgelost. Wordt vervolgd. Dan was er ook de overname van Centea door Landbouwkrediet. Het hoeft geen betoog dat ook hier de onzekerheid toeslaat. Het is immers duidelijk dat er zal gesnoeid worden in het aantal agentschappen. Mogelijks zal dit spontaan via fusies, overnames gebeuren maar hoe deze integratie echt zal verlopen is een bron van onzekerheid. Ook het feit dat Landbouwkrediet een ander beleid voert, is een aanpassing voor de Centea-agenten. BZB heeft in de loop van 2011 hier reeds meermaals haar rol moeten spelen. Van een heel andere orde maar toch een aparte vermelding waard, is het feit dat in het afgelopen jaar Argenta intensief met BZB heeft overlegd met betrekking tot het nieuwe contract dat Argenta aan de agenten wil voorleggen. Argenta heeft rekening gehouden met tal van opmerkingen van BZB bij het contract doch het resultaat van dat overleg heeft niet geleid tot een modelcontract. De bank is evenwel als een van de eerste zo slim geweest om gebruik te maken van de belangrijke invloed van BZB bij de agenten. Door BZB te consulteren nog voor het contract aan de agenten zou worden bezorgd, en een aantal belangrijke probleempunten uit het contract te halen, creëert de bank een andere dynamiek. BZB zal uiteraard haar resterende opmerkingen overmaken aan de agenten en hen erop wijzen dat ze niet verplicht zijn een nieuw contract te ondertekenen doch er kan niet ontkend worden dat Argenta hier zeer verstandig te werk is gegaan. Wat het afgelopen jaar bevestigd is geworden, is dat collectief optreden belangrijk is. Daar waar kan samengewerkt worden met een vriendenkring of daar waar de agenten op gezamenlijk reageren, kan meer resultaat behaald worden.
— 13 —
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Individuele belangenverdediging Blijft de algemene belangenverdediging het meest effectieve dan is voor onze leden de individuele belangenverdediging minstens even belangrijk. Het is niet verwonderlijk dat met de toename van het ledenaantal het BZB-secretariaat meer bevraagd wordt. Het afgelopen jaar waren er meer dan tevoren vragen van opgezegde agenten en van agenten die zelf hun activiteit willen stopzetten. Daarnaast bleven de klassiekers vragen met betrekking tot de inschrijving bij de FSMA, overnamedossiers, fusies, wetgeving, geregelde bijscholing, informatieplicht, nazicht van contracten, etc. De trend waarbij BZB bevraagd wordt inzake beleggingsverzekeringen blijft zich ook doorzetten. Ook de mogelijkheid die BZB biedt om advies te krijgen van een gespecialiseerd advocaat twee keer per maand, blijft een succes.
— 14 —
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Raad van bestuur 2011 Dagelijks bestuur Dhr. Daniel Nicolaes, voorzitter Dhr. Albert Verlinden, ondervoorzitter Dhr. Frank De brouwer, penningmeester Dhr. Eric Van Assche, secretaris
Raad van bestuur
Daniel Nicolaes Voorzitter
Alber Verlinden Ondervoorzitter
Frank De Brouwer Penningmeester
Dhr. Daniel Nicolaes - voorzitter Dhr. Albert Verlinden - ondervoorzitter Dhr. Frank De Brouwer - penningmeester Dhr. Eric Van Assche – secretaris Dhr. Bernard Busschaert Dhr. Luc Colebunders Dhr. Kim De Meyst Dhr. Urbain Deeren Dhr. Guido Geuens Dhr. Willy Jans – ere-bestuurslid Dhr. Andre Janssens – ere-bestuurslid Dhr. Marc Lambrecht Mevr. Regina Lenaers Dhr. Jean-Marie Paquet Dhr. Hugo Pint Dhr. Luc Spapen Dhr. Marc Vael Dhr. Didier Van Bossuyt Dhr. Denis Van Linthout Dhr. Daniel Van Meldert Dhr. Marc Van Oerle Dhr. Dirk Vancraeyenest Dhr. Michel Vannijvel Dhr. Bart Verduyn Dhr. Vanluydt Stefan Dhr. Guillmot Marc
— 15 —
Eric Van Assche Secretaris
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Secretariaat Carine Vansteenbrugge Els Van Beneden D’Hollander Ankie
Carine Vansteenbrugge Administratief-Juridisch directueur
— 16 —
Els Van Beneden Administratie
Ankie D'Hollander Communicatie en opleiding
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 1 Consultatienota over de invoering van een reglementair kader voor de commercialisering van gestructureerde producten bij retailbeleggers
CONSULTATIENOTA OVER DE INVOERING VAN EEN REGLEMENTAIR KADER VOOR DE COMMERCIALISERING VAN GESTRUCTUREERDE PRODUCTEN BIJ RETAILBELEGGERS
Daniel Nicolaes Voorzitter BZB
Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank- en verzekeringsbemiddelaars
Aalststraat 114, B0101 9700 Oudenaarde www.bzb.be
1. Doelstellingen van het reglement Vraag 1: wat is uw mening over de doelstellingen van het reglement? Meer specifiek: � vindt u dat alle gestructureerde producten te complex zijn om bij retailbeleggers gecommercialiseerd te kunnen worden of aanvaardt u complexiteit tot op zekere hoogte en onder welke voorwaarden, onder meer op het vlak van transparantie ? � bent u van mening dat er een specifiek regime voor kapitaalbeschermde gestructureerde producten zou moeten zijn en vindt u dat meer complexiteit aanvaardbaar is voor dit soort producten? � kan risico een uitgangspunt zijn voor de omkadering van de commercialisering van gestructureerde producten en, zo ja, welk onderscheid kan daarbij worden gehanteerd; zijn er risico’s die u te groot acht voor de retailbelegger ? � zou u het reglement uitbreiden tot andere producten dan gestructureerde producten die hetzij risicovol, hetzij ingewikkeld zijn? Neen. Complexiteit kan aanvaard worden onder volgende voorwaarden: o Transparantie met betrekking tot mechanismen, emittentenrisico, risico’s onderliggende waarden, garantieverstrekker. Neen. Voor kapitaalsbeschermende producten moet er geen specifiek regime zijn; Voor producten met kapitaalsgarantie daarentegen kan wel voorzien worden in een specifiek regime. Er moet wel even duidelijke transparantie zijn wat betreft de mechanismen. Ja. Risico kan een uitgangspunt zijn voor de omkadering van commercialisering in die zin dat dit risico heel duidelijk moet worden gecommuniceerd aan de belegger. Er zijn daarbij geen risico’s die te groot kunnen worden geacht. Neen.
2. Toepassingsgebied
Vraag 2: bent u het eens met dit toepassingsgebied en de voorgestelde definities van gestructureerd product, commercialisering, distributeur en retailbelegger ? Zo niet, waarom niet? Vraag 3: moet het reglement worden uitgebreid tot gestructureerde producten die geen voorwerp hebben uitgemaakt van een primair aanbod en die enkel via een gereglementeerde markt of een MTF kunnen worden verworven, of kan een verschillende aanpak verantwoord zijn? aan welke andere aanpak denkt u in laatstgenoemd geval ?
Vraag 2: Neen wat betreft “commercialisering”. Uit de FAQ met betrekking tot het moratorium blijkt dat de FSMA het begrip commercialisering te ruim omschrijft. De eigenlijke definitie waarbij “ aanzetten tot aankoop, …” is wel aanvaardbaar doch de interpretatie die de FSMA daaraan geeft
niet. Zo is het opnemen van gestructureerde producten op een website zonder dat dit als publiciteit is bedoeld niet als commercialisering te beschouwen. Ook wanneer een klant op eigen initiatief een product wenst aan te kopen kan dit ons inziens niet als commercialisering door de distributeur worden beschouwd. De definitie of het woord van “distributeur” vinden we ongeschikt. Bedoeling moet zijn die partijen te viseren die de financiële producten via de tussenpersonen verdelen aan de retailbeleggers. Het mag niet de bedoeling zijn om de bemiddelaars die enkel bemiddelen tussen de belegger en degene die het product op de markt brengt te viseren. Vraag 3: een verschil is niet verantwoord.
3. Productkeuring
Vraag 4: bent u het eens met de verschillende aspecten van de productkeuring ? zijn er andere aspecten die in het proces aan bod moeten komen ? of niet aan bod moeten komen ?
Vraag 4: De FSMA stelt eigenlijk bijkomende eisen aan alle gestructureerde producten of ze nu bijzonder ingewikkeld zijn of niet. Bovendien kunnen we niet inschatten in hoeverre de FSMA met dit voorstel verder gaat dan wat in de EU-wetgeving is voorzien voor ICB’s of verzekeringsbeleggingen. Zeker is dat de voorgestelde productkeuring quasi onhaalbaar is voor verzekeringsmakelaars en zeker indien zij werken met buitenlandse maatschappijen. Verzekeringsmakelaars kunnen niet instaan voor productkeuring. Er moeten aangepaste voorschriften worden uitgewerkt wat betreft verzekeringsmakelaars. Het is niet aanvaardbaar dat de tussenpersonen die reeds moeten rekening houden met de voorschriften van de IMD en MiFID nu ook rekening zouden moeten houden met aparte bijkomende voorschriften met betrekking tot de verkoop van gestructureerde producten.
4. Transparantie van verschillende aspecten van het product
Vraag 5: � Welke kosten moeten transparant zijn? Hoe kan ervoor gezorgd worden dat deze kosten op een uniforme wijze worden berekend? Acht u transparantie over de bouwstenen en de verwachtingswaarde van het product zinvol? Hoe kunnen deze elementen op een begrijpelijke wijze aan de consument worden meegedeeld? � Wat is uw mening over de invoering van een classificatie van de belangrijkste risico's die uniform zou zijn voor de gehele sector? � Wat vindt u van de bepaling in het moratorium die stelt dat de naam van het product de naam van de uitgevende instelling moet bevatten? Wat als de emittent de vorm heeft van een special purpose vehicle, een ICB, enz., en zijn naam geen verwijzing bevat naar de naam van de tegenpartij waarop het werkelijke kredietrisico rust? � Zijn er nog andere aspecten (bv. beleggingsrationale) waarvoor transparantie naar de consument toe noodzakelijk is? Vindt u dat transparantie een voldoende antwoord kan zijn op complexiteit?
Vraag 5: wat betreft transparantievereisten, deze zouden zoveel als mogelijk moeten worden afgestemd op de reeds bestaande vereisten voor ICBE’s (KID) en beleggingsverzekeringen (infofiche) zodat hier geen verwarring kan ontstaan over de correctheid van de verstrekte informatie aan de klant. Bovendien zou moeten geanticipeerd worden op de werkzaamheden op Europees niveau met betrekking tot de PRIP’s. Het model van de KIID bij UCITS zou tevens als model voor deze producten kunnen worden gebruikt. Daarin worden de aangehaalde aspecten opgenomen. De verantwoordelijkheid moet hier rusten op degene die het product commercialiseert in België rechtstreeks of via tussenpersonen. Wat betreft de kosten is voor de klant vooral de total cost ratio van belang. Zicht op bv enkel de kost van de bemiddelaar kan een verkeerd beeld geven van de kosten van producten. Transparantie over de total cost ratio geeft bovendien meer kans op een uniforme toepassing. Verder kan transparantie alleen geen voldoende antwoord zijn op complexiteit cfr de prospectussen die nooit worden gelezen. Transparantie maakt producten niet minder complex maar kan ervoor zorgen dat complexe producten beter kunnen worden beoordeeld.
5. Toegankelijkheid van de onderliggende waarde
Vraag 6: gaat u akkoord met het principe dat de onderliggende waarde van het gestructureerde product voldoende observeerbaar moet zijn voor de retailbelegger, en met de invulling die het moratorium aan de toegankelijkheid geeft ? Vraag 7: vindt u aandelenkorven, huisindexen of andere samengestelde onderliggende waarden voldoende transparant en, zo niet, welke vereisten zouden kunnen worden opgelegd om daaraan te verhelpen? wat vindt u van de invulling die daaraan in het moratorium is gegeven ? Vraag 8: bent u van oordeel dat bepaalde onderliggende waarden per se als ontoegankelijk moeten worden beschouwd voor retailbeleggers ? zou u de opsomming daarvan in het moratorium veranderen? wat denkt u in het bijzonder over grondstoffen en edele metalen ?
Vraag 6: Ja, behalve wat betreft de op maat gemaakte selectie van individuele aandelen of een huisindex wanneer de zelfstandige tussenpersoon als distributeur zou worden aanzien. Vraag 7: Ja. We kunnen wel niet achter de invulling staan die daarvan in het moratorium wordt gegeven. Deze bevat namelijk één aspect die eigenlijk weinig of niets te maken heeft met toegankelijkheid. Een van de cumulatieve voorwaarden om te bepalen of deze als toegankelijk kunnen worden beschouwd is dat de selectie of de huisindex is samengesteld op basis van een economische grondslag en in het belang van de klant. Dit is een criterium dat veel verder gaat dan toegankelijkheid. Het bevat een bijkomende voorwaarde die moeilijk aan te tonen is nl. “ in het belang van de klant”. Achteraf gezien zou deze voorwaarde voor nogal wat problemen kunnen zorgen. Het laat ahw de opening voor een beoordeling van de belegging as such door de FSMA gezien de procedure die moet worden gevolgd.
Vraag 8: De opgesomde onderliggende waarden die per se als ontoegankelijk moeten worden beschouwd, kunnen enkel worden aanvaard indien commercialisering beperkend wordt geïnterpreteerd. We zijn van oordeel dat grondstoffen niet per se als ontoegankelijk moeten worden beschouwd.
6. Strategie van het gestructureerde product
Vraag 9: gaat u akkoord met de invulling die aan complexe strategie wordt gegeven in het moratorium ? Vraag 10: zijn er andere strategieën die u onaanvaardbaar vindt voor retailbeleggers ?
Vraag 9 : indien gebruik wordt gemaakt van een (in het product ingebouwde) teaser, zoals een vaste coupon die slechts het eerste jaar geldt. Het risico bestaat dat de consument door de teaser wordt misleid en onvoldoende aandacht besteedt aan de waarde die het product gedurende de rest van de looptijd biedt; bovendien kan een teaser de overstap van een klassiek spaarproduct naar een gestructureerd product in de hand werken, zonder dat de consument voldoende aandacht besteedt aan de specifieke kenmerken van en de risico's eigen aan gestructureerde producten; Akkoord. indien de consument in ruil voor een schijnbaar aantrekkelijke opbrengst blootgesteld wordt aan het neerwaartse risico van de onderliggende waarde gedurende de looptijd van het product (bv. reverse convertibles, autocallables); Niet akkoord. Indien dit transparant is, is dit niet per se complex. Indien de complexiteit in het belang van de klant is met het oog op kapitaalsbescherming dan moet dit wel toegelaten zijn. Een andere opmerking is dat “ een schijnbaar aantrekkelijke opbrengst” geen duidelijk begrip is. indien de consument een aanzienlijk kapitaalverlies of een aanzienlijke opbrengstderving kan lijden ingevolge een minimale, incrementele wijziging in de evolutie van de onderliggende waarde(n), zoals het bereiken van een drempel (bv. autocallables). Dit punt heeft te maken met de manier hoe zo’n product wordt aan de man gebracht of uitgelegd aan de belegger. Transparantie is belangrijk. Dit is niet per se een complexe strategie. Vraag 10: Neen.
7. Berekeningsformule Vraag 11: vindt u dat het aantal mechanismen beperkt moet worden en, zo ja, ook voor kapitaalbeschermde producten ? Vraag 12: Heeft het zin om in een uitzondering te voorzien voor bepaalde mechanismen in het
voordeel van de consument, zelfs indien dit bijkomende complexiteit oplevert ? Vraag 13: ziet u werkbare alternatieven om de complexiteit van de formule te beperken of het begrip ervan te bevorderen ? Vraag 11: Ja, behalve voor die mechanismen die rendementsverhogend zijn met behoud van het zelfde risico of die risicoverlagend zijn. Vraag 12: Ja. Vraag 13: Neen.
8. Opvolging na commercialisering
Vraag 14: wat is uw opinie over de voorgestelde opvolging na commercialisering ? zijn er andere aspecten die in dit kader van de nazorg zouden kunnen worden verwerkt ? Vraag 15: bent u van oordeel dat er minimale standaarden moeten gelden voor de organisatie van de secundaire markt die van toepassing zijn op gestructureerde producten die bij retailbeleggers worden gecommercialiseerd en, zo ja, aan welke standaarden denkt u meer bepaald ?
Vraag 14: Het is belangrijk dat de klant zicht heeft op waar hij de waarde van het product kan consulteren doch de verplichting op de distributeur om bij elke belangrijke wijziging van het risicoprofiel of van de waarde van het product de retailbelegger in te lichten is overdreven en niet werkbaar. Bovendien kan dit leiden tot een nog vergrootte aansprakelijkheid voor de distributeur. De indruk kan bij de retailbelegger gewekt worden dat de distributeur zijn product voor hem opvolgt, hetgeen niet het geval is. Ook de verplichting om op de website van de distributeur het uiteindelijke rendement van de gestructureerde producten die de distributeur de voorbije 10 jaar heeft gecommercialiseerd te publiceren, is overdreven. Dit kan eerder van belang zijn bij het KIID vooraleer het product wordt verkocht. Op het moment van opvolging van de commercialisering heeft dit weinig zin. Vraag 15: Neen.
9. Verschillende benaderingen bij niet-naleving van de nieuwe vereisten
Vraag 16: welke benadering draagt uw voorkeur weg en waarom ?
Vraag 16: Voorkeur voor de optie waarbij beperkingen kunnen worden voorzien op de commercialisering in functie van vermogen of kennis bij de belegger. Hierbij is het essentieel dat met
betrekking tot het vermogen van de klant voor de opt out niet enkel het roerend vermogen per instelling moet worden berekend. Indien de klant verklaart te beschikken over een roerend vermogen van meer dan 500.000€ dan moet dit volstaan. In elk geval moeten de zelfstandige tussenpersonen ook de mogelijkheid hebben om te kiezen voor de opt out voor klanten met een roerend vermogen van meer dan 500.000€ via hun bemiddeling. Verder is het ook belangrijk dat ook ten aanzien van klanten die niet beschikken over het vereiste roerend vermogen maar beschikken over voldoende kennis er een opt out mogelijk is. De optie om de commercialisering toch toe te laten mits op het marketingmateriaal een label aan te brengen waaruit duidelijk blijkt dat het product niet geschikt is voor retailbeleggers is niet aangewezen. Degene die het product op de markt brengt, is daardoor wel safe doch de uiteindelijke tussenpersoon loopt een groot risico door de retailbelegger aansprakelijk te worden gesteld indien de belegging fout loopt.
10.Bijkomende vereisten inzake publiciteit
Vraag 17: � deelt u het standpunt van de FSMA dat de bijkomende transparantievereisten waarin het reglement kan voorzien, in de publiciteit moeten worden nageleefd ? � denkt u dat de standaardisering van de inhoud van de publiciteit volgens een vast stramien en de beperking van de omvang van de publiciteit het begrip van de belegger kunnen bevorderen ?
Vraag 17: De transparantievereisten moeten worden nageleefd in het KIID doch het is weinig realistisch om de vereisten inzake transparantie in het publiciteitsmateriaal na te leven. Specifieke richtlijnen voor publiciteit via website zijn wel mogelijk of aangewezen. Daar zou deze transparantie wel kunnen worden geboden. De standaardisering van de inhoud van de publiciteit kunnen het de belegger op termijn gemakkelijker te maken om producten te vergelijken en in te schatten. Of de omvang van de publiciteit een rol speelt , is niet duidelijk. Het is eerder van belang dat het informatiedocument dat inzicht geeft in de belegging , het KIID, volgens een bepaald stramien en beperkt in omvang is.
11.Andere commentaren
Vraag 18: wenst u nog andere opmerkingen te formuleren?
Vraag 18: Het reglementair kader dat de FSMA voorziet, houdt te weinig rekening met de eigenheid van de verzekeringsmakelaars die hier ook onder de omschrijving van distributeur vallen. We zijn van oordeel dat de verzekeringsmakelaar die beleggingsverzekeringen aanbiedt aan zijn klanten onmogelijk kan voldoen aan de vereisten die worden vooropgesteld. Het zijn die partijen die deze
beleggingsverzekeringen aanbieden of commercialiseren die moeten voldoen aan de voorwaarden. De verzekeringsmakelaars bemiddelen enkel tussen deze partij en de klant. Dit reglementair kader dat eigenlijk de producten in se betreft, dient daar dan ook te worden op afgestemd. Het is niet realistisch de verzekeringsmakelaars die eigen gedragsregels moeten volgen bij de bemiddeling in verzekeringsdiensten nu daar bovenop nog regels op te leggen met betrekking tot de producten zelf. De bestaande regelgeving met betrekking tot financiële producten die doorgaans via Europese richtlijnen is opgelegd, is niet op te volgen door de tussenpersonen. Het zou dan ook disproportioneel zijn om aan de verzekeringsmakelaars een reglement op te leggen dat hen gelijkaardige verplichtingen zou opleggen. Het lijkt er dus eerder op dat het de bedoeling is dat de verzekeringsmakelaars enkel werken met ondernemingen die onder het reglement vallen ( Belgische dus of met bijkantoor in België ) of buitenlandse ondernemingen die er zich vrijwillig aan houden. Voor de verzekeringsmakelaar is het dan een risico om te werken met een partij die zich niet houdt aan de Belgische wetgeving. Niet alleen rijst hier de vraag of dit wel toegelaten is onder het EU-recht maar bovendien vrezen we dat dit reglement het beroep van verzekeringsmakelaar met betrekking tot de tak leven sterk zal beperken. Dit reglement zal ertoe leiden dat in het segment leven meer en meer zal worden gewerkt met verzekeringsagenten al dan niet in combinatie met het statuut van tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten.
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 2 Consultation document on the Review of the insurance Medication Directive (IMD) Commission Staff Working Paper
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 3 Consultation by Commission Services on legislative steps for the Packaged Retail Investment Products initiative
ID number 03624315145-61
Consultation by Commission Services on legislative steps for the Packaged Retail Investment Products initiative
Daniel Nicolaes Chairman BZB
Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank- en verzekeringsbemiddelaars
Aalststraat 114, B0101 9700 Oudenaarde www.bzb.be
28.01.2011
BZB (Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank – en verzekeringsbemiddelaars) is the largest professional organisation of banking and insurance intermediaries in Belgium. Our members are almost all exclusively tied agents of credit institutions. Almost all of them are also active as insurance intermediary. Only a few are tied agents for investment firms or broker in banking and investment services.
If you require any clarification, please do not hesitate to contact us:
Daniel Nicolaes, Secretary General,
[email protected], +32 (057) 401 069 Carine Vansteenbrugge, Administrative and legal Director,
[email protected], +32(055)305989
As the professional organization of Banking and insurance intermediaries in Belgium we experience the lack of consistent approach concerning retail investment products. Our members at the same time self employed intermediary in banking and investment services and insurance intermediary have to comply with different information and sales rules according to the legal form of the product they sell. This can influence their advice. Since the tied agents / insurance intermediaries are familiar with investment products a lot of middle offices or masterbrokers are very active in the Belgian market to propose to these intermediaries investments packaged as life insurance policies. This creates a situation where the retail investor enjoys a different protection according to the product sold by his financial advisor because of the different rules. Often the retail investor doesn’t realize this. As professional organization we are aware of the problems this can create. Also the fact that insurance intermediaries who are not registered as intermediary in banking and investment services can offer quasi full service in investments with less strict obligations causes a non level playing field . Therefore we support the plans of the Commission on level – playing field and investor protection issues in the retail investment market. We also feel that the two key regulatory pillars of the PRIPS work are the rules on pre-contractual product disclosure and rules on sales.
Questions Q. 1: Should the PRIPs initiative focus on packaged investments? Please justify or explain your answer. Q. 2: Should a definition of PRIPs focus on fluctuations in investment values? Please justify or explain your answer. Q. 3: Does a reference to indirectness of exposure capture the 'packaging' of investments? Please justify or explain your answer. Q. 4: Do you think it is necessary to explicitly clarify that the definition applies to fluctuations in 'reference values' more generally, given some financial products provide payouts that do not appear to be linked to specific or tangible assets themselves, e.g. payouts linked to certain financial indices, the rate of inflation, or the overall value of a fund or business?
Q. 5: Do you have any other comments on the proposed definition? If you consider it ineffective in some regard, please provide alternatives and explain your rationale in relation to the criteria for a successful definition outlined above. Response Q.1. The focus on packaged investment products is not crucial. We consider it more important that all investment products sold to retail consumers should be treated in the same way and provide the consumer the same kind of protection. The focus on packaging leaves out a great deal of private placements. Also it is not clear whether under this definition the Life Settlements which are not wrapped in a life insurance are included. The definition should foresee also this kind of investment products. Q.2. Some very risk full products like Life Settlements give a fixed rate and guaranteed capital to the consumer. The definition does not cover these kind of products when they give a fixed rate an guaranteed capital. Since these products are not simple products these should be covered by the PRIPs regime. Q.3. It is not clear whether under this definition the Life Settlements which are not wrapped in a life insurance are included. Is the use of “ trusts” a form of packaging? The definition should foresee also this kind of investment products. Q.4. The definition should explicitly be clarified. However our remark concerning Life Settlements with a fixed rate should be taken in consideration.
Questions Q. 6: Should simple (non-structured) deposits be excluded from the scope of the initiative? Please justify or explain your answer. Q. 7: Do you consider option 1 or option 2 preferable for achieving this? Please explain your preference, and set out an alternative if necessary, with supporting evidence. Q. 8: Should such an exclusion be extended to financial instruments which might raise similar issues as deposits (e.g. bonds), and if so, how might these be defined? Please justify or explain your answer. Response Q.6. Simple deposits do not fall under the PRIPs regime. There is no reason to foresee an explicit exclusion for simple deposits. Q.7. The first option is preferable because it is more clear when a deposit should be seen as a PRIP. Q.8. An exclusion for bonds should not be considered. Simple bonds do not fall under the scope of PRIPs. An explicit exclusion is not necessary.
Questions Q. 13: Do you see benefits from such an indicative list being developed? If not, please provide alternative proposals and evidence for why these might be effective. Q. 14: Do you have any suggestions on the possible contents for such a list, including on how to define items placed on the list?
Response Q.13. Yes, an indicative list excludes doubts about products to which the regime of PRIPs would or would not apply. Q.14. NO.
Questions Note: specific questions related to possible MiFID and IMD changes as outlined here are not being raised in this consultation; for these areas please see the MiFID and IMD consultations, as set out above in section 1.3. You may of course respond on the approach outlined in general here. Q. 15: Should direct sales of UCITS be covered by means of including the relevant rules within the UCITS framework? Q. 16: Do you have any comments on the identified pros and cons of this approach, and any evidence on the scale and nature of impacts (costs as well as benefits)? Response Q.15. Yes. Q.16. Since our membres are almost all self employed intermediaries in banking and in insurances we agree with the general approach. For the intermediaries who already have to comply with IMD and MiFID this has the advantage that they don’t have to work according to new separate rules when selling PRIPs.
Questions Q. 17: Should the design of the KIID be focused on delivering on the objective of aiding retail investment decision making? If you disagree, please justify or explain your answer. Q. 18: Should the KIID should be a separate or 'stand alone' document compared with other information that might be necessary, e.g. background information, other disclosures, or contractual information? Please justify or explain your answer. Q. 19: What measures do you think will be necessary to ensure KIID remain streamlined and focused solely on key information? Response Q.17. We fully agree. Q.18. To make the comparison possible we feel that the KIID would best be a ‘stand alone’ document. It would be easier for the consumer to compare the key elements of the investment product. We have to avoid that the KIID disappears in the background when provided together with other information.
Q.19. The limitation in length will be crucial. Approval by the national supervisor prior to publication is recommended. Questions Q. 20: While the same broad principles should be applied to all PRIPs, should detailed implementations of some of these principles be tailored for different types of PRIP? Please justify or explain your answer, and provide examples, where relevant, of the kinds of tailoring you might envisage. Q. 21: Do you foresee any difficulties in requiring the KIID to always follow the same broad structure (sequence of items, labelling of items)? Please justify or explain your answer. Q. 22: Do you foresee any difficulties in requiring certain parts of the key information and its presentation (e.g. on costs, performance, risks, and guarantees) to be standardised and consistent as possible, irrespective of tailoring otherwise allowed? Please justify or explain your answer. Q. 23: Can you provide examples and evidence of the costs and benefits from your experience that might be expected from greater standardisation of the presentation and content in the KIID? Q. 24: Should the content of the KIID be controlled so that there is no possibility for firms to add additional information unless expressly allowed for? Response Q.24. We consider it necessary that the content of the KIID should be controlled.
Questions Q. 25: Do you foresee and difficulties in applying these broad principles to the KIID for all PRIPs, as the building blocks on content and format for a 'level 1' instrument? Please justify or explain your answer. Q. 26: Are there any other broad principles that should be considered on content and format? Response Q.25. We fear that it is not sufficient to just require information on the costs of the product. It should be clarified which costs or how to present these costs. A standard should be developed for the presentation of the costs. Q.26. It should be required that the KIID is written in the language( s) of the country where the PRIP is marketed.
Questions Q. 27: Should product manufacturers be made generally responsible for preparing a KIID? Please justify or explain your answer. Q. 28: Are you aware of any problems that might arise in the distribution of particular products should responsibilities for producing the KIID be solely placed on the product manufacturer? Q. 29: If intermediaries or distributors might be permitted to prepare the documents in some cases, how would these cases be defined?
Response Q.27. Since the product manufacturers are best placed to provide the KIID. They have the necessary information to prepare the KIID. Q.28. The pre-contractual disclosures should be best left to the company that markets/ distributes the PRIP or to the intermediaries or directly to the retail investors. Since a lot of products are altered by the distributors and the product originator does not always have sight on these alterations it seems logical that the one that finally distributes the product to the intermediaries would have the responsibility to produce a KIID. Q.29. When a distributor alters the product then he should prepare the KIID. Questions Q. 32: Should the summary prospectus be replaced by the KIID for PRIPs? Please outline the benefits and disadvantages you see with respect to such an approach. Q. 33: Should Solvency II disclosures provided prior to the investment decision be replaced by the KIID for PRIPs? Please outline the benefits and disadvantages you see with respect to such an approach. Q. 34: Do you agree with the suggested approach for UCITS KIIDs? Q. 35: Are there any disclosures, e.g. required by the existing regimes, which you believe the PRIPs KIID should not include, but which should still be disclosed, e.g. separately to the KIID? Do you have any practical examples for such elements? Response Q.32. Yes, we notice that consumers rarely read or even require the summary prospectus. Replacing the summary prospectus by the KIID for PRIPs would have the advantage that the consumer would be better informed concerning the key features of the product. Q.33. Yes. Q.34. Yes. Questions Q. 36: What in your view will be the main challenges that will need to be addressed if a single risk rating approach is to work for all PRIPs? Q. 37: Do you consider there are any other techniques that might be used to help retail investors compare risks? Response Q.36. There will have to be sufficient attention to the guidelines on how the risks should be rated. Also we feel that there should be guidelines on the use of the right terminology. Q.37. No.
Questions Q. 38: What in your view will be the main challenges that will need to be addressed in developing common cost metrics for PRIPs? Q. 39: How can retail investors be aided in making 'value for money' comparisons
between different PRIPs? Response Q.38. The main challenge in our view will be how to define the costs and how to include all costs. There are a lot of costs that now stay hidden. In order to be able to compare PRIPs it’s essential that all costs are included in the KIID. For this purpose a standard should be developed. Q.39. Consumers could be aided in making ‘value for money’ comparisons with a graphical presentation showing which part of the money is really invested. Questions Q. 40: Do you consider that performance information should always be included in a KIID? Q. 41: What in your view will be the main challenges that will need to be addressed in ensuring performance information can be compared between different PRIPs? Response Q.40. Yes, because it makes it easier for the consumer to compare PRIPs. Relevant information for the consumer would also be the worst possible performance and the best possible performance. Q.41. It will be necesarry to develop guidelines to make sure that the KIID shows the performance of the PRIP and for instance not of the underlying fund.
Questions Q. 42: Do you agree that a consistent approach to the description of guarantees and capital protection in the KIID should be sought, e.g. through detailed implementing measures, for different PRIPs? Q. 43: What information should be provided to retail investors on the cost of guarantees? Response Q.42. Yes, because we have seen in Belgium (e.g. Lehman products)that consumers had the wrong idea about how their investment was protected. In our view the guidelines on guarantees and capital protection should be the same for all PRIPs. Q.43. The cost of guarantee should be included in the disclosure of the costs.
— jaarverslag 2011
—
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 4 Review of the Markets in Financial Instruments Directive (MiFID)
ID number 03624315145-61
Public Consultation Review of the Markets in Financial Instruments Directive (MiFID)
Daniel Nicolaes Chairman BZB
Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank- en verzekeringsbemiddelaars
Aalststraat 114, B0101 9700 Oudenaarde www.bzb.be
01.02.2011
BZB (Beroepsvereniging van Zelfstandige Bank – en verzekeringsbemiddelaars) is the largest professional organisation of banking and insurance intermediaries in Belgium. Our members are almost all exclusively tied agents of credit institutions. Almost all of them are also active as insurance intermediary. Only a few are tied agents for investment firms or broker in banking and investment services.
If you require any clarification, please do not hesitate to contact us:
Daniel Nicolaes, Chairman,
[email protected], +32 (057) 401 069 Carine Vansteenbrugge, Administrative and legal Director,
[email protected], +32(055)305989
As professional organization of self employed tied agents and multi-tied agents we are not well placed to comment on many of the chapters in the consultation document. We only commented on some of the questions in chapter 7 and chapter 8. Question (84) What is your opinion about limiting the optional exemptions under Article 3 of MiFID? What is your opinion about obliging Member States to apply to the exempted entities requirements analogous to the MiFID conduct of business rules for the provision of investment advice and fit and proper criteria? Please explain the reasons for your views. Response (84) We see no reason to limit the optional exemptions under article 3 of MiFID but we do agree that these firms should be subject in national legislation, to requirements analogous to the MiFID ones in the areas stated in the consultation document. In Belgium this is already the case for the multi-tied agents in banking and investment services. However we want to stress that these requirements should be proportionate since it mostly concerns smaller firms or even natural persons.
Question (86) What is your opinion about applying MiFID rules to credit institutions and investment firms when, in the issuance phase, they sell financial instruments they issue, even when advice is not provided? What is your opinion on whether, to this end, the definition of the service of execution of orders would include direct sales of financial instruments by banks and investment firms? Please explain the reasons for your views.
Response (86) Yes. We are in favor of applying MiFID rules to credit institutions and investment firms when, in the issuance phase, they sell financial instruments they issue. We have seen in Belgium that credit institutions have been issuing perpetual bonds and consumers felt misled because of the nature of the bonds.
Question (87) What is your opinion of the suggested modifications of certain categories of instruments (notably shares, money market instruments, bonds and securitised debt), in the context of so-called "execution only" services? Please explain the reasons for your views. Response (87) We agree with option A namely the supplementing of Artcile 19(6) with the elements stated in the consultation documents. We experience that sometimes products are sold on an execution only basis while it is not always clear if these products are non-complex, certainly to the investor.
Question (88) What is your opinion about the exclusion of the provision of "execution-only" services when the ancillary service of granting credits or loans to the client (Annex I, section B (2) of MiFID) is also provided? Please explain the reasons for your views.
Response (88) We agree with the arguments in the consultation document. Because of the greater risk involved for the consumer we consider that in these situations execution only services should be excluded. Question ( 89) Do you consider that all or some UCITS could be excluded from the list of non-complex financial instruments? In the case of a partial exclusion of certain UCITS, what criteria could be adopted to identify more complex UCITS within the overall population of UCITS? Please explain the reasons for your views. Response (89) We consider that all UCITS should be excluded from the list of non-complex products. It would be difficult to manage , certainly for tied agents to determine which UCITS could be sold on execution – only basis and which not.
Question (90) Do you consider that, in the light of the intrinsic complexity of investment services, the "execution-only" regime should be abolished? Please explain the reasons for your views. Response (90) No. We are not in favor of abolishment of the “execution-only” regime. In Belgium there are about 4000 tied agents in banking and investment services. Most of them are tied agents of credit institutions. This means that they offer a lot of simple banking products and non-complex investment products. Many clients just pass orders to these tied agents and do not expect any advice. These consumers should be able to keep this possibility. On the other hand the abolishment of the “execution – only “ regime would increase the administrative burden for the tied agents and would at the same time increase their civil liability. It’s true that clients of intermediaries always expect a higher standard of service but this doesn’t always mean that they expect that the intermediary interferes with their decisions.
Question (91) What is your opinion of the suggestion that intermediaries providing investment advice should: 1) inform the client, prior to the provision of the service, about the basis on which advice is provided; 2) in the case of advice based on a fair analysis of the market, consider a sufficiently large number of financial instruments from different providers? Please explain the reasons for your views. Response (91) We agree that the client should be informed prior to the provision of the service about the basis on which advice is provided. In Belgium intermediaries already have to mention on all documents if they operate as a tied agent and if so for which principal they act. In the case of advice based on a fair analysis of the market we agree that a sufficiently large number of financial instruments from different providers should be considered. However it should be clear that there is always the possibility to give advice that is independent but not based on a fair analysis of the market. In Belgium the multi – tied agents can give independent advice but it will not necessarily be based on a fair analysis of the market. Question (92) What is your opinion about obliging intermediaries to provide advice to specify in writing to the client the underlying reasons for the advice provided, including the explanation on how the advice meets the client's profile? Please explain the reasons for your views. Response (92) We have experienced how this obligation was met in the insurance mediation sector. In Belgium to comply with this obligation a format was developed and the underlying reasons to provide advice were standardized. This created a huge administrative burden for the intermediaries without adding any real value to the consumer. This document often is signed by the consumer without reading and
leaves the consumer with less opportunity to hold the intermediary liable for bad advice. On the other hand this would lead to a huge administrative burden for intermediaries causing liability for intermediaries for forgetting to specify in writing the underlying reasons for the advice provided even when the advice was conform the investment profile of the client. Question (94) What is your opinion about introducing an obligation for intermediaries providing advice to keep the situation of clients and financial instruments under review in order to confirm the continued suitability of the investments? Do you consider this obligation be limited to longer term investments? Do you consider this could be applied to all situations where advice has been provided or could the intermediary maintain the possibility not to offer this additional service? Please explain the reasons for your views.
Response (94) Such an obligation is not acceptable. This would not only create a huge administrative burden but would also lead to an unacceptable risk of liability. It is the client’s responsibility to make an informed decision when he buys an investment product. The intermediary or tied agent gives advice taking in consideration the client’s personal circumstances at that time. When these circumstances change it’s the responsibility of the client to ask the intermediary or tied agent advice concerning his investments. It cannot be an obligation for the intermediary to keep the situation of clients and financial instruments under review . Question (95) What is your opinion about obliging intermediaries to provide clients, prior to the transaction, with a risk/gain and valuation profile of the instrument in different market conditions? Please explain the reasons for your views.
Response (95) We agree that intermediaries should be obliged to provide clients , prior to the transaction with a risk/gain and valuation profile of the instrument in different market conditions. This together with other information would give the client the opportunity to make an informed decision. Question (102) Do you consider that additional ex-post disclosure of inducements could be required when ex-ante disclosure has been limited to information methods of calculating inducements? Please explain the reasons for your views.
Response (102) This would be useful in order to be transparent to the investor and in order to prevent mistrust to arise.
Question (103) What is your opinion about banning inducements in the case of portfolio management and in the case of advice provided on an independent basis due to the specific nature of these services? Alternatively, what is your opinion about banning them in the case of all investment services? Please explain the reasons for your views.
Response (103) Banning inducements in the case of portfolio management and in the case of advice provided on an independent basis and on basis of fair analysis we can agree with banning inducements. However banning of inducements in the case of all investment services is not preferable. In Belgium for instance there is no culture of paying fee for investment advice. Only for portfolio management this is widely accepted. Almost all tied agents from credit institutions deliver investment services. These tied agents work exclusively on commission basis. If banning inducements for investment services would mean that no commissions could be paid this would have an enormous impact on the business of tied agents of credit institutions active in Belgium and perhaps even lead to the end of the distribution model of tied agents. This system with tied agents paid on commission basis causes no problems in Belgium. Banning inducements in the case of all investment services is not proportionate to the problems inducements cause in general taking in consideration that inducements would be banned in the case of portfolio management and in the case of independent advice based on a fair analysis. Question (107) What is your opinion on introducing a principle of civil liability applicable to investment firms? Please explain the reasons for your views.
Response (107) In Belgium civil liability is established for investment services providers. We agree with the introduction of this principle in MiFID in order to obtain an equal level playing field.
Question (115) Do you consider that organisational requirements in the implementing directive could be further detailed in order to specifically cover and address the launch of new products, operations and services? Please explain the reasons for your views.
Response (115) Yes. As professional organization of self employed financial intermediaries ( tied agents in banking en investment services and insurance intermediaries) we believe this would be an improvement. Tied and multi-tied agents have to rely on the products their investment firm lets them distribute. It’s not sufficient that the tied and multi-tied agents comply with rules of conduct. It is equally important to impose requirements at the stage when firms design and shape their general policies and decide the products, operations and services that will be offered. Sometimes credit
institutions put commercial pressure on the tied agents to sell the products that fit in the profile of the client instead of leaving it to the tied agent to sell the product that is best suited for the client. This commercial pressure is possible because of the imbalance of power in the relationship between tied agents and the credit institutions. Moreover if the principle of civil liability would be introduced, it would be preferable that the organizational requirements would be further specified. It should be clear who is responsible for what. Question (116) Do you consider that this would imply modifying the general organisational requirements, the duties of the compliance function, the management of risks, the role of governing body members, the reporting to senior management and possibly to supervisors?
Response (116) Yes. Question (125) What is your opinion of Member States retaining the option not to allow the use of tied agents?
Response (125) We don’t see any reason why this option should be allowed. Question (126) What is your opinion in relation to the prohibition for tied agents to handle clients' assets?
Response (126) We agree but it should be stressed at the same time that there should not be a level playing field between tied agents of investment firms and tied agents of credit institutions. Tied agents in Europe are an important distribution channel for credit institutions that handle clients’ money and financial instruments, with no reported problems. Credit institutions employ robust procedures to ensure that tied agents comply with high standards of integrity. It is also clear that the credit institutions remain fully and unconditionally responsible for any action or omission on the part of tied agents used by them.
Question (128) Do you consider that the tied agents regime require any major regulatory modifications? Please explain the reasons for your views.
Response No. The MiFID regime for tied agents has been working well. The potential risks that this distribution channel poses can be appropriately managed. In Belgium tied agents have to comply with high standards of integrity as well as legal requirements and internal guidelines. But nevertheless we would like to stress that this was already the case before the implementation of MIFID.
— jaarverslag 2011
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Bijlage 5 CIFA Conference – Regulation and Supervision
—
CIFA Conference – Regulation and Supervision Panelgesprek “Who can, or should regulate financial services? – The role of the state,professional associations, and supranational bodies?” Tussenkomst Daniel Nicolaes Who can or should regulate Financial Services ? The role of the State , professional associations and supranational bodies ? Obviously there is no simple answer to this question. As a professional association , we have seen and experienced a tremendous evolution since the financial crisis. The current Financial crisis has spreaded rapidly around the world. Unfortunately it has not led to a sufficient debate on the structure of Financial supervision at the EUlevel. We are in favour of an independent European Financial Services Authority which should be responsible for the supervision of the entire financial sector in the EU , which is , by the way , not the same as the High Level Working Group ( chaired by Mr. Delarosière ) stated . In Belgium lots of self employed intermediaries are active and are already heavily regulated ( i.e. registered , professional knowledge , permanent training , codes of conduct , standardized forms on rules on sales etc… ) So indeed we see no need for more regulation concerning the intermediaries. However what we do see is a lack of regulation concerning the investment products which are offered to the consumers. So more regulation and supervision is needed to guarantee the quality of the investment products. Allow me to explain why we take this point of view : -
-
Our members , self-employed intermediaries need to be able to rely on the products they are offering. We are in favour of requiring a KIID for all investment products , even in the case of private placements On top of that we demand that the competent supervisory authority would control this KIID a priori. Without this control the quality of the KIID or the product cannot be guaranteed. It is equally important to impose requirements on the Financial institutions and investment firms at the stage when firms design and shape their general policies and decide the products , operations and services that will be offered. We therefore support the plans of the European Commission to specify the organizational requirements for investment firms.
Our ambition should be not to prevent future crises , but to make them less likely , and to ensure that the tax payers will never again be asked to pay for saving the banks. Banks too big to fail , or too big to save ?
Hello Europe ?? Wake up please !
This is unsustainable ! They say that the crisis was caused by bad regulation , it was not ! It was caused by greed ! The regulators promise us that they will do better next time ( living wills , higher and better capital requirements etc… ) Too big to fail : too dumb an idea to keep
In Belgium there are people who believe that better and coordinated regulation can prevent failures? There are also some people who believe that pigs might fly … It is impossible for regulators to prevent business failures , but we can hold them accountable. Therefore the supervisor recommendations should be made enforceable! Similar to a referee who must be able to draw a card during a football game. A new regulation can only be successful if the loopholes are closed as much as possible , knowing that it will never be 100% waterproof. One must install fire doors in a dwelling ( Adam Smith 1776 ) , ok , it restricts the freedom of the people , but more importantly it avoids that any fire burns down the entire house. We have seen that during the crisis entire cities were burned in the absence of a descent supervision! Therefore this is an unique opportunity for everyone to work constructively to achieve these goals. We support the demand fora n external and independent regulator to oversee all investments ( banking and Insurance ). Supervision should focus on risk , transparency and documentation of investments. BZB advocates a prior independent oversight of all Financial products offered to retail customers ( including Life Settlements , private placements , Insurance investments etc… ) Our Key Focus lies on Retail Investor Protection PRIP’s =>
Legal framework
MIFID as a benchmark Financial Literacy needs improvement ( consumers but also the people in the sector ) Advice is becoming more and more complex Behavioural research : consumers don’t react rationally , they trust their feelings , their guts .. To summarize my contribution , I have prepared a five letter word which should be the main focus of everyone working in our sector , and that five letter word is FIRST
FIRST Fairness : We will engage in practices that provide a benefit and promote fairness to our customers , employees or other partners
Integrity : As an industry everything we do is built on trust. That trust is earned and renewed base don every customer relationship.
Respect and Responsability : We will treat the people on whom our businesses depend with the respect they deserve in each and every interaction. We have a responsability not only to comply with all laws and regulations , but to set high standards for our behaviour and to hold ourselves accountable to live up to those standards.
Stability : We are committed to building long term stability for the Financial system , and our actions will emphasize long term instead of short term gains.
Transparency : We will provide information in straightforward , accurate and understandable language.
I would like to thank you all for your kind attention and I wish you all a pleasant and interesting convention.
— jaarverslag 2011 —
Beroepsvereniging van zelfstandige bank- en verzekeringsbemiddelaars
Tel. 055/305989 Tel. 055/312029 Fax. 055/206109 e-mail:
[email protected] Secretariaat: Aalststraat 114, bus 0101 9700 Oudenaarde Website: www.bzb.be