Jaarverslag 2005 Stichting Pensioenfonds Interpolis
Voorwoord
Geachte lezer, Het doet ons genoegen u hierbij het jaarverslag over 2005 te kunnen aanbieden. Dit verslag geeft u inzicht in de financiële positie van het fonds en de ontwikkelingen in het verslagjaar. Ook het jaar 2005 was een jaar waarin veel gebeurde. Binnen Interpolis is weer een stap gezet om tot één pensioenregeling en één pensioenfonds te komen voor al het personeel. In 2004 is hiervoor de eerste grote stap gemaakt, namelijk de fusie tussen Stichting Personeelpensioenfonds (PPF) en Stichting Pensioenfonds Interpolis Groningen (SPIG). In het verslagjaar heeft de hoofddirectie aangegeven dat zij de deelnemers binnen de verzekerde regeling van Interpolis (Solidair Pensioen) wil overhevelen naar Stichting Pensioenfonds Interpolis (SPI). Hierover zijn de werkgever, het bestuur, de deelnemersraad en de Centrale Ondernemingsraad (COR) veelvuldig en intensief met elkaar in overleg geweest. Over enkele zaken is al overeenstemming gevonden en de verwachting is dat in de eerste helft van 2006 inderdaad sprake zal zijn van één pensioenfonds voor al het personeel van Interpolis. Daarnaast zijn er externe ontwikkelingen waarover u in dit jaarverslag kunt lezen. Een tweetal ontwikkelingen voert de boventoon. Het jaar 2005 stond vooral in het teken van het verdwijnen van de fiscale ondersteuning voor VUT en prepensioen. In de tweede helft van 2005 is aan de CAO-tafel overeenstemming bereikt over de gevolgen voor de pensioenregeling en hierna zijn gesprekken gestart tussen de werkgever en de COR. Eind 2005 waren de contouren voor de Interpolis-regeling inzichtelijk en is het fonds betrokken bij de aanpassingen van de pensioentoezeggingen. Daarnaast is gesproken over de consequenties van het nieuw Financieel Toetsingskader. Ook hier geldt dat er de nodige veranderingen op het pensioenfonds af komen. Dit betreft de waardering van de pensioenverplichtingen, de aan te houden solvabiliteitsbuffers, de formulering van de indexatietoezegging en, in relatie daarmee, de in rekening te brengen kostendekkende premie. Ook worden strengere eisen gesteld aan de communicatie door pensioenfondsen. De consequenties voor het fonds worden in kaart gebracht. Wij hopen dat de informatie in dit verslag u een goed beeld geeft van de gang van zaken binnen het fonds. Namens het bestuur,
R.M.J. van der Zant
W. Verhaak
werkgeversvoorzitter
werknemersvoorzitter
Groningen, 30 mei 2006
2
Inhoudsopgave
Voorwoord
2
Algemeen gedeelte
5
Stichting Pensioenfonds Interpolis
5
Interne ontwikkelingen
6
Externe ontwikkelingen
9
Omvang van het fonds
12
Beleggingen
13
Financiële resultaten
19
Actuarieel verslag
20
Jaarrekening
25
Balans per 31 december 2005
25
Rekening van baten en lasten over het boekjaar 2005
26
Kasstroomoverzicht 2005
27
Toelichting op de jaarrekening
28
Overige gegevens
38
Tienjarenoverzicht
42
Statutaire colleges
44
3
4
Algemeen gedeelte
•
Stichting Pensioenfonds Interpolis
•
Interne ontwikkelingen
•
Externe ontwikkelingen
•
Omvang van het fonds
•
Beleggingen
•
Financiële resultaten
Stichting Pensioenfonds Interpolis Algemeen Stichting Pensioenfonds Interpolis (SPI) is ontstaan per 1 oktober 2004 door een fusie van Stichting Personeelpensioenfonds (PPF) en Stichting Pensioenfonds Interpolis Groningen (SPIG). PPF is opgericht op 1 januari 1965. SPIG is gestart met ingang van 1 januari 1974. SPI is statutair gevestigd te Groningen. Doelstelling De doelstelling van SPI is om, in aanvulling op de wettelijke uitkeringen zoals de AOW en de ANW, een pensioenvoorziening bij ouderdom, invaliditeit en overlijden voor de deelnemers en hun nabestaanden te treffen. Het uitgangspunt is om de pensioentoezegging onder een breed scala van omstandigheden na te komen tegen stabiele premies en marktconforme uitvoeringskosten, met inachtneming van de bepalingen in de statuten en de (pensioen)reglementen. Deelname Alle medewerkers van Interpolis van 18 jaar of ouder met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd nemen deel aan de pensioenregeling van SPI. Dit met uitzondering van die medewerkers voor wie de pensioentoezegging is ondergebracht bij een aan Interpolis verbonden pensioenverzekeraar (Solidair Pensioen). Huidige stand Eind 2005 waren er 1.923 actieve deelnemers, 91 arbeidsongeschikte deelnemers, 2.716 gewezen deelnemers met premievrije rechten en 780 pensioengerechtigden (ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitspensioenen). Het fonds kent vijf aangesloten werkgevers, namelijk Interpolis Verzekeringen N.V., Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg N.V., Van Spaendonck Risk B.V., Meditel B.V. en Actor Sector Advies Bureau B.V. Vergaderingen bestuur/deelnemersraad Het bestuur van SPI kwam in 2005 negen keer bijeen, namelijk op 22 februari, 3 mei, 23 mei, 16 juni, 1 september, 5 oktober, 27 oktober, 8 november en 13 december. Op 15 april, 21 juni, 1 juli, 15 september, 8 november, 14 november en 20 december vergaderde het bestuur met de deelnemersraad. Vergaderingen bestuur, deelnemersraad, Centrale Ondernemingsraad (COR) en Vereniging Oud Medewerkers Interpolis (VOM) In verband met de voorgenomen overgang van de Interpolis-populatie vanuit Solidair Pensioen naar SPI heeft ook enkele keren overleg plaatsgevonden tussen het bestuur, de deelnemersraad, de COR en de VOM. Deze overleggen zijn als vruchtbaar ervaren.
5
Interne ontwikkelingen Voorgenomen overgang Interpolis-populatie Solidair Pensioen Eind 2003 is door de hoofddirectie meegedeeld dat zij wenste te komen tot één uitvoerder van één pensioenregeling voor alle medewerkers van Interpolis. De eerste stap hierin was de fusie tussen Stichting Pensioenfonds Interpolis Groningen (SPIG) en Stichting Personeelpensioenfonds (PPF). Op 1 oktober 2004 zijn beide fondsen gefuseerd tot Stichting Pensioenfonds Interpolis (SPI). Op 21 april 2005 heeft de hoofddirectie verzocht om de deelnemers van Interpolis uit Solidair Pensioen per 1 januari 2006 op te nemen in SPI. Het bestuur heeft op 3 mei 2005 laten weten akkoord te gaan met de overname van de Interpolis-populatie uit Solidair Pensioen, met enkele randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden betroffen onder andere het financiële aspect (het op peil houden van de gewenste dekkingsgraad) en de medezeggenschap (de rol van de deelnemersraad en de COR). Aan het eind van het jaar hebben het bestuur en de hoofddirectie overeenstemming bereikt over de overgang, onder voorbehoud van de nog komende adviezen en opmerkingen van de deelnemersraad en de COR. Naar verwachting zal de overname in 2006 worden geëffectueerd. Bestuur Het bestuur van SPI bestaat uit acht leden. De werkgeversleden worden benoemd door de werkgever. De werknemersleden worden gekozen uit de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden en worden benoemd door een benoemingscommissie. Het bestuur kent zowel een werkgeversvoorzitter als een werknemersvoorzitter. Jaarlijks wisselen zij het voorzitterschap van het bestuur af. Het bestuur is voornemens om, met het oog op de overgang van de Interpolis-populatie uit Solidair Pensioen, het aantal bestuurszetels in 2006 uit te breiden van acht naar twaalf. Commissies Het bestuur heeft een aantal bestuursonderwerpen in commissies belegd. Zo kent SPI een beleggingsadviescommissie, de klankbordgroep VUT, Prepensioen en Levensloop (VPL) en de DVO-commissie. Beleggingsadviescommissie In het verslagjaar heeft het bestuur gekozen voor een andere structuur ten aanzien van het vermogensbeheer. Voorheen werd periodiek verslag gedaan aan het gehele bestuur. In verband met de groei van het fonds door fusies en overnames is ook het vermogen gegroeid. Daarom heeft het bestuur besloten om een beleggingsadviescommissie in te stellen. In het verslagjaar is de beleggingsadviescommissie voor het eerst op 7 december bijeen geweest. De commissie bestaat uit vier bestuursleden, waaronder de voorzitters van het fonds, de vermogensbeheerder en de administrateur. Bespreekpunten in de vergadering zijn de beleggingsrapportage, ontwikkelingen op het gebied van de internationale conjunctuur, de vaststelling van de strategische assetmix en de ALM-studie. Van elke vergadering wordt schriftelijk verslag gedaan aan het voltallige bestuur. Klankbordgroep VUT, Prepensioen en Levensloop (VPL) De klankbordgroep VPL bestaat uit twee leden van het bestuur, twee leden van de deelnemersraad en één lid namens de COR. De klankbordgroep is ingesteld om de gevolgen van de gewijzigde wetgeving, de CAOafspraken en het resultaat van de afspraken tussen werkgever en COR te inventariseren en de daaruit voortvloeiende reglementswijzigingen voor te bereiden. DVO-commissie Het bestuur van SPI en Interpolis Pensioenbeheer B.V. hebben besloten tot beter inzicht te komen in, en nader invulling te geven aan, de aard en de kwaliteit van de dienstverlening door Interpolis Pensioenbeheer B.V. aan SPI. Daarnaast legt de beleidsregel uitbesteding pensioenfondsen van De Nederlandsche Bank (DNB), die op 1 februari 2004 in werking is getreden, het bestuur van SPI de verplichting op om bij de uitbesteding van zijn pensioenbeheer zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van het pensioenbeheer na te komen en zich daarbij in
6
staat te stellen om te kunnen sturen. Besloten is daarom de dienstverlening vast te leggen in dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) en een uitvoeringsovereenkomst. Er zijn drie DVO’s opgesteld, te weten voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Het bestuur heeft besloten om voor wat betreft de DVO’s en de uitvoeringsovereenkomst een commissie in te stellen. Deze commissie bestaat uit drie bestuursleden en de administrateur. De DVO’s en de uitvoeringsovereenkomst zijn begin 2006 door de betrokken partijen ondertekend. Deelnemersraad De deelnemersraad bestaat uit elf leden waarvan zes namens de actieve deelnemers, één namens de gewezen deelnemers en vier namens de gepensioneerden. Naast de gebruikelijke bevoegdheden heeft de deelnemersraad een zogenaamd verzwaard adviesrecht op de volgende onderdelen: •
fusie en liquidatie;
•
collectieve waardeoverdracht en -overname;
•
reglements- en statutenwijzigingen;
•
besluiten betreffende wijzigingen van rechten en plichten van belanghebbenden indien de financiële situatie dit vereist.
Een verzwaard advies van de deelnemersraad moet door het bestuur worden opgevolgd tenzij zich daar zwaarwegende argumenten tegen verzetten. Het bestuur en de deelnemersraad zijn voornemens om in 2006 de deelnemersraad uit te breiden tot negentien leden, waarvan elf namens de actieve deelnemers, twee namens de gewezen deelnemers en zes namens de gepensioneerden. Reglementswijziging Op 22 februari 2005 is het bestuur akkoord gegaan met de voorgestelde wijzigingen in het pensioenreglement, onder voorbehoud van het advies van de deelnemersraad. De deelnemersraad heeft een positief advies op de voorgestelde wijzigingen uitgebracht. De wijzigingen in het pensioenreglement gaan met terugwerkende kracht in op 1 oktober 2004. Veel wijzigingen houden verband met de integratie van de regelingen van Beon, Relan en Commit, alsmede met de harmonisatie met het reglement van de verzekerde regeling van Solidair Pensioen. Voorts zijn enkele wijzigingen aangebracht naar aanleiding van opmerkingen van DNB. Indexatie Het fonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de aanspraken van arbeidsongeschikte en gewezen deelnemers jaarlijks per 1 januari te indexeren. Het fonds voert de indexatie uitsluitend door indien en voor zover de beschikbare middelen dit naar de mening van het bestuur toelaten danwel dat de werkgever hiervoor de middelen beschikbaar stelt. Voor de bepaling van de hoogte van de indexatie wordt uitgegaan van de ontwikkeling van een prijsindexcijfer (consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid, referteperiode september-september). Conform dit beleid heeft het bestuur besloten om de prijsontwikkeling volledig te compenseren door een toeslag van 1,54% toe te kennen. Ook is de grondslag van de arbeidsongeschikte deelnemers verhoogd met 1,54%. De opgebouwde rechten van de actieve deelnemers in de middelloonregeling worden jaarlijks onvoorwaardelijk verhoogd aan de hand van de desbetreffende CAO-verhoging. In verband met de CAO-loonontwikkeling in 2005 zijn de pensioenaanspraken van de actieve deelnemers per 1 januari 2006 met 1,25% verhoogd. Premie en franchise De premie bedroeg in 2005 25% van het 12-maandssalaris, de franchise bedroeg € 16.208,-. De franchise voor 2006 bedraagt € 16.514,-.
7
Eigen bijdrage Vanaf 1 januari 2005 geldt voor alle medewerkers van Interpolis een eigen bijdrage in de pensioenpremie. De afspraken zijn voor Interpolis Verzekeringen N.V. en Interpolis Mens & Werk Bedrijfszorg N.V. gelijk. Medewerkers die in dienst zijn gekomen op of na 1 januari 2004 betalen een premie van 6,67% van de pensioengrondslag. De premie wordt maandelijks op het salaris ingehouden. Voor medewerkers die vóór 1 januari 2004 al in dienst waren van Interpolis geldt de ingroeiregeling. De ingroeiregeling houdt in dat van elke collectieve salarisverhoging vanaf 1 juni 2003 (de eerste was een verhoging van 2,5% per december 2003) de helft wordt benut voor de eigen bijdrage in de pensioenpremie. Dit bedrag wordt vervolgens omgezet in een percentage van de pensioengrondslag. Het aanvangspercentage per 1 januari 2005 was 1,96%. Dit wordt met elke komende collectieve salarisverhoging verhoogd tot maximaal 6,67%. Kerstpakket In 2005 is aan de gepensioneerden en de nabestaanden een kerstpakket verstrekt. Reken- en marktrente Traditioneel hanteren pensioenfondsen voor het bepalen van de voorziening pensioenverplichtingen een rekenrente van 4% om de toekomstige verplichtingen contant te maken. Deze rekenrente werd beschouwd als een prudente benadering van het rendement dat het fonds zeker zou behalen. Door de structureel lage rentestand van de afgelopen tijd is de marktrente in 2005 echter beneden dit niveau terechtgekomen. In 2005 is om die reden ultimo jaar de voorziening omgerekend naar de lagere marktwaarde. Het effect hiervan is zichtbaar gemaakt in de toelichtingen. Collectieve waardeoverdracht Commit In 2003 is besloten dat het personeel van Commit (onderdeel van Mens & Werk Bedrijfszorg) opgenomen zou worden in het toenmalige PPF. Tot die tijd waren deze medewerkers verzekerd in een verzekerde regeling die werd uitgevoerd door Delta Lloyd. In 2005 is overeenstemming bereikt met Delta Lloyd over de overdracht van rechten en plichten per 1 januari 2004. In de jaarrekening 2005 is deze collectieve waardeoverdracht van € 27 miljoen verwerkt en zijn de verzekerde rechten opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De definitieve afwikkeling moet echter nog plaatsvinden, zodat op dit moment nog niet duidelijk is of de collectieve waardeoverdracht een overwaarde kent. Vanuit een eerder door Interpolis afgegeven dekkingsgraadgarantie dient een aanvulling van 30% te worden gewaarborgd. Het volledige bedrag van € 8 miljoen dat nodig is om de dekkingsgraad te waarborgen is opgenomen als vordering op Interpolis. Hierop zal na definitieve afwikkeling de van Delta Lloyd te ontvangen overwaarde in mindering gebracht worden. Inkoop werkgever VPL Op grond van de wet VPL zijn alle pensioenbepalingen die zich richten op pensioenopbouw vóór de 65-jarige leeftijd fiscaal niet meer gefacilieerd vanaf 1 januari 2006. Hetzelfde geldt voor bepalingen met een VUT-karakter, zoals de overgangsregelingen uit het pensioenreglement van Interpolis. Voor medewerkers voor wie de overgangsregelingen uit het pensioenreglement komen te vervallen, is in de CAO een compensatie afgesproken. Het betreft de medewerkers, geboren op of na 1 januari 1950, van oud-Beon, oud-Commit en oud-Relan die voor 1 januari 2003 in dienst zijn getreden. Deze medewerkers hebben aanspraak op een structureel budget van 1% van de voor hen geldende loonsom. De wijzigingen gelden niet voor de medewerkers die zijn geboren voor 1 januari 1950. Voor hen blijft de huidige pensioenregeling gelden. Met instemming van de COR is besloten het budget van 1% ter compensatie van de overgangsregelingen in te zetten voor een eenmalige inkoop van extra pensioenrechten. Daarmee worden deze overgangsmaatregelen ineens afgekocht en zal er in de toekomst geen bijdrage meer zijn. Ultimo 2005 is de eenmalige inkoop opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen van het fonds. De inkoopsom voor de werkgever is vastgesteld inclusief 30% opslag ter voorkoming van verwatering van de dekkingsgraad.
8
Externe ontwikkelingen Voor pensioenfondsen was 2005 een roerig jaar. Op allerlei fronten werden ze geconfronteerd met nieuwe wet- en regelgeving. De belangrijkste verandering is uiteraard de inperking van het fiscale kader voor pensioenopbouw, maar ook zaken als de nieuwe Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, het nieuw Financieel Toetsingskader en Pension Fund Governance zorgden voor beweging. Fiscale faciliëring van VUT en prepensioen Per 1 januari 2006 zijn regelingen voor VUT, prepensioen of overbruggingspensioen fiscaal niet meer gefacilieerd. De richtleeftijd voor ouderdomspensioen is opgeschoven naar 65 jaar. Er geldt wel een overgangsregeling. Kort gezegd komt deze erop neer dat voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder waren de fiscale ondersteuning blijft gelden, inclusief de mogelijkheid van VUT, prepensioen of overbruggingspensioen. Vervroeging van het ouderdomspensioen Hoewel de opbouw van het pensioen gericht moet zijn op een ingangsleeftijd van 65 jaar, mag het pensioen eerder ingaan dan op die leeftijd. Nu overbruggingspensioen niet meer is toegestaan, zou er bij vervroeging een inkomenstekort ontstaan, omdat tussen de ingangsdatum en de 65ste verjaardag geen AOW-uitkering wordt genoten. Om daaraan tegemoet te komen, staat de wet toe om een hoog-laagconstructie toe te passen. Naast de al bestaande mogelijkheid om de hoogte van het pensioen te laten variëren binnen een bandbreedte van 100:75, mag in de periode tot de 65ste verjaardag een bedrag ter grootte van de dubbele gehuwden-AOW onderdeel uitmaken van het vervroegde (tijdelijk) ouderdomspensioen. Levensloopregeling Met ingang van 2006 hebben werknemers de mogelijkheid om deel te nemen aan de levensloopregeling. Iedereen kan per jaar maximaal 12% van het bruto jaarsalaris belastingvrij sparen voor tussentijds verlof of voor verlof dat direct voorafgaat aan het ouderdomspensioen. Het maximum spaarsaldo bedraagt 210% van het bruto jaarinkomen. Werknemers die op 31 december 2005 51 jaar of ouder zijn, maar nog geen 56 jaar zijn, mogen meer dan 12% van het loon belastingvrij sparen. Indien het saldo niet wordt opgenomen, dan is omzetting van dit saldo naar het ouderdomspensioen mogelijk. Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen Op 29 december 2005 is de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) in werking getreden. Deze wet is de opvolger van de WAO en bestaat uit twee delen: de Regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Het nieuwe stelsel geldt alleen voor werknemers die ziek zijn geworden op of na 1 januari 2004. IVA Dit is de nieuwe regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten: zij die geen of maar een geringe kans hebben op herstel en ten hoogste nog 20% van hun oude loon kunnen verdienen. De uitkering bedraagt 70% van het laatstverdiende loon (gemaximeerd op het maximum dagloon) en duurt tot de 65-jarige leeftijd. Het percentage zal met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 tot 75% worden verhoogd, als blijkt dat de instroom in de IVA in 2006 minder dan 25.000 is geweest en sociale partners bovendien tijdens de eerste twee jaren van ziekte bovenop de wettelijke loondoorbetaling slecht beperkte bovenwettelijke aanvullingen zijn overeengekomen. WGA Dit is de regeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten: zij die minder dan 65% arbeidsgeschikt zijn (in WAO-termen: meer dan 35% arbeidsongeschikt), maar niet volledig en duurzaam. Omdat binnen deze regeling de nadruk ligt op het gebruiken van de resterende arbeidsmogelijkheden, wordt gesproken van arbeidsgeschiktheid. Centraal in de regeling staat dan ook het ‘belonen’ van aan de slag gaan en blijven door gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
9
Feitelijk kent de WGA vier soorten uitkeringen: •
een loongerelateerde uitkering voor de situatie dat gedeeltelijk wordt gewerkt;
•
een loongerelateerde uitkering voor de situatie dat niet wordt gewerkt;
•
een vervolguitkering voor de situatie dat de resterende verdiencapaciteit voor meer dan 50% wordt benut;
•
een vervolguitkering voor de situatie dat de resterende verdiencapaciteit voor minder dan 50% wordt benut.
Werknemers die minder dan 35% loonverlies lijden door hun arbeidsongeschiktheid vallen niet onder de regeling van de WGA, maar blijven zoveel mogelijk in dienst van de werkgever. Bestaande WAO-gevallen De WAO blijft bestaan voor degenen die op 29 december 2005 een WAO-uitkering ontvingen. Degenen die op dat moment jonger waren dan 50 jaar moeten een herkeuring ondergaan, op basis van nieuwe, strengere keuringseisen. Pensioenwet Op 20 december 2005 is het wetsvoorstel voor de Pensioenwet ingediend bij de Tweede Kamer. Deze wet is de vervanger van de huidige Pensioen- en spaarfondsenwet. Uit het wetsvoorstel is af te leiden dat werkgever en pensioenfonds veel aandacht moeten gaan besteden aan pensioencommunicatie. Het pensioenfonds moet de deelnemer duidelijk en uitgebreid informeren over zijn pensioenrechten. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de transparantie van het pensioenfonds. Daarbij kan gedacht worden aan premiebeleid, indexeringsbeleid en het beleid ten aanzien van vermogensoverschotten en -tekorten. Ook komt er een leeftijdsbepaling in de wet: als een werkgever een pensioenregeling aanbiedt aan zijn personeel, moet hij deze openstellen voor iedere werknemer die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Financieel Toetsingskader In de Pensioenwet zal het kader worden opgenomen waarbinnen het financiële toezicht op pensioenfondsen door De Nederlandsche Bank (DNB) is vormgegeven. De belangrijkste punten uit het Financieel Toetsingskader (FTK) zijn: •
een kostendekkende premie, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van het fonds en de mogelijkheden tot premiestabilisatie;
• •
de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen op basis van marktwaardering; de vaststelling van het vereiste eigen vermogen en de bepaling van de vermogenspositie van het fonds. In 2005 is een indexatiematrix gepubliceerd, die onderdeel gaat uitmaken van de Pensioenwet. Daarin worden diverse vormen beschreven van mogelijk indexatiebeleid en de bijbehorende voorwaarden waaraan pensioenfondsen moeten voldoen. Daarbij geldt dat het indexatiebeleid een consistent geheel moet zijn van gewekte verwachtingen, financiering en het feitelijk toekennen van indexatie. DNB heeft, in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, besloten dat het FTK voor pensioenfondsen pas per 1 januari 2007 verplicht van toepassing zal zijn. In 2006 kunnen fondsen, net als in 2005, op vrijwillige basis kiezen voor een overstap naar het FTK-regime.
Pension Fund Governance De samenleving vraagt van bedrijven, instellingen en organisaties dat zij toezicht op hun eigen functioneren vormgeven en dat zij verantwoording afleggen aan hun kring van belanghebbenden. Ook de pensioensector zou consequenties moeten verbinden aan deze discussie over governance van de laatste jaren. Pensioenfondsen moeten een antwoord geven op de vanuit de samenleving en de politiek gestelde vraag op welke wijze het eigen functioneren kan worden verbeterd. Het gaat daarbij vooral om de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd aan hun belanghebbenden en de wijze waarop het interne toezicht is georganiseerd. De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft op verzoek van minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een rapport opgesteld, getiteld ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’. Deze principes zijn erop gericht de kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid van pensioenfondsbesturen en pensioenuitvoerders op een hoger plan te brengen.
10
De STAR roept de pensioenfondsen en pensioenuitvoerders op deze principes toe te passen en ze een invulling te geven die past bij het eigen fonds of de eigen regeling en daarmee zorg te dragen voor de invoering en vormgeving van een eigentijds systeem van Pension Fund Governance. Een noodzakelijke voorwaarde voor Pension Fund Governance is dat het pensioenfondsbestuur helder voor ogen heeft waarvoor het verantwoordelijk is, op welke wijze die verantwoordelijkheid wordt gedragen, hoe het interne toezicht is geregeld en op welke wijze en aan wie verantwoording wordt afgelegd. Naar de mening van de STAR dienen pensioenfondsbesturen en verzekeraars periodiek verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid aan alle belanghebbenden, te weten werknemers, pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgevers. Daarnaast moet sprake zijn van een adequaat en transparant intern toezicht op het eigen functioneren. De uiteindelijke bedoeling is om de principes voor goed pensioenfondsbestuur een wettelijke verankering te geven. FVP-regeling De stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft besloten dat werknemers die met ingang van 1 januari 2008 WW-gerechtigd worden, niet meer in aanmerking komen voor een bijdrage in de pensioenopbouw uit de FVP-regeling. Reden hiervoor is dat sinds 2000 de uitgaven van het FVP de inkomsten onafgebroken hebben overstegen. De uitgaven zijn toegenomen door oplopende werkloosheid en toegenomen pensioenkosten. Daartegenover staat dat door daling van het vermogen de beleggingsopbrengsten onvoldoende zijn geworden. De inkomsten van het FVP bestaan uitsluitend uit beleggingsopbrengsten op het belegde vermogen. Werknemers die nu WW-gerechtigd zijn en werknemers die dat worden vóór 1 januari 2008, worden zoveel mogelijk ongemoeid gelaten. Het FVP geeft voor deze werknemers echter geen harde garantie dat zij aanspraak kunnen maken op een FVP-bijdrage. Waardeoverdracht Op 30 maart 2005 werd het nieuwe besluit ‘Reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht’ van kracht. Gekoppeld daaraan is ook de regeling ‘Rekenregels waardeoverdracht’ effectief geworden. Voorheen moest iemand die gebruik wilde maken van de mogelijkheid tot waardeoverdracht binnen twee maanden bij de nieuwe pensioenuitvoerder een offerte aanvragen. Onder de nieuwe regeling is deze periode verlengd naar zes maanden. Hiermee wordt aangesloten bij de aanvraagtermijn die afgesproken was door het Circuit voor waardeoverdracht. In het nieuwe besluit zijn voorwaarden opgenomen voor waardeoverdrachten in geval van zogeheten ‘niet-reguliere regelingen’. In dergelijke regelingen zijn de aanspraken niet in geld uitgedrukt, maar in beleggingseenheden. In het nieuwe besluit is bepaald dat voor de afkoopwaarde uitgegaan moet worden van de waarde van de beleggingseenheden op de datum waarop de beleggingen contant gemaakt worden. Dit is de datum van de feitelijke overdracht. Tot het moment van de feitelijke overdracht ligt het risico van koersdalingen bij degene die van zijn recht op waardeoverdracht gebruik wil maken. Nadat de deelnemer heeft aangegeven dat hij waardeoverdracht wil plegen heeft de pensioenuitvoerder tien dagen de tijd om de feitelijke betaling aan de nieuwe uitvoerder te doen. Voorheen was dit drie maanden. Het beleggingsrisico voor de deelnemer wordt hierdoor beperkt. Het Circuit voor waardeoverdracht was van mening dat het door deze wijzigingen niet langer nodig is aanvullende bepalingen voor te schrijven ter versoepeling van de waardeoverdrachten. Om die reden heeft het Circuit zichzelf per 1 juni 2005 opgeheven. Het Plus-Circuit, dat ziet op waardeoverdrachten van voor de invoering van het wettelijk recht op waardeoverdracht op 8 juli 1994, zal worden opgeheven op de ingangsdatum van de nieuwe Pensioenwet. In de tussentijd verwijst het Plus-Circuit naar de wettelijke regels in plaats van naar de eigen regels. Zorgverzekeringswet Sinds 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet van kracht. Deze wet heeft ook gevolgen voor de administraties van pensioenfondsen. Het belangrijkste gevolg is dat er een inkomensafhankelijke bijdrage van 4,4% (in sommige gevallen 6,5%) ingehouden moet worden op de uitkeringen tot een maximum grondslag van € 30.015,-.
11
Omvang van het fonds 2005
2004
851
927
1.072
1.198
1.923
2.125
Mannen
35
32
Vrouwen
56
43
91
75
Mannen
1.129
913
Vrouwen
1.587
1.230
2.716
2.143
Ouderdomspensioen
371
378
Nabestaandenpensioen
288
295
Wezenpensioen
30
25
Invaliditeitspensioen
91
76
780
774
41.291
29.886
9.291
9.550
Deelnemers
90.259
60.874
Arbeidsongeschikte deelnemers
11.120
9.111
Gewezen deelnemers
53.306
34.401
Pensioengerechtigden
81.979
82.915
236.664
187.301
10.665
-
247.329
187.301
261.966
222.001
Aantallen per 31 december Deelnemers Mannen Vrouwen
Arbeidsongeschikte deelnemers
Gewezen deelnemers
Pensioengerechtigden
Bijdragen (x € 1.000,-) Uitkeringen (x € 1.000,-) Voorziening pensioenverplichtingen (x € 1.000,-)
Omrekening van 4% rekenrente naar marktwaarde
Beleggingen (x € 1.000,-)
12
Beleggingen Terugblik 2005 Macro Mondiaal ontwikkelde de economie zich goed in 2005. De groei van de Amerikaanse economie bedroeg 3,5% en bleef daarmee onverminderd hoog. De economie in Japan trok aan en verraste positief met een groei van 2,4%. Alleen de economische groei in Europa bleef met 1,5% achter, waarbij opgemerkt dient te worden dat de groei later in het jaar leek aan te trekken. Dit alles terwijl het jaar gekenmerkt werd door omstandigheden die niet positief zijn voor de ontwikkeling van de economische groei. Immers, grondstofprijzen (o.a. olie en staal) stegen gedurende het jaar aanzienlijk, hetgeen zorgde voor een aanhoudende angst voor een toename van de inflatie. Bovendien werd het monetaire beleid verder verkrapt. De Federal Reserve Bank (Fed) zette het in 2004 ingezette beleid van renteverhogingen onverminderd voort, terwijl ook de Europese Centrale Bank (ECB) in de tweede helft van het jaar de rente met 25 basispunten verhoogde. De economische groei in de Verenigde Staten werd opnieuw voor een belangrijk deel gedragen door de consument. Naast consumentenbestedingen bleven ook de investeringen op niveau, zodat producenten mede hun steentje bijdroegen. Negatieve invloed op de Amerikaanse groei hadden de orkanen Rita en Katrina. De enorme schade die deze orkanen aanrichtten, zullen echter zorgen voor een positieve impuls in 2006, aangezien dit voor de Amerikaanse overheid zal leiden tot het doen van extra uitgaven. Binnen het eurogebied bleef de consument in eerste instantie afwachtend. Dat de economische groei uiteindelijk meeviel, had vooral te maken met een aantrekkende export. De export werd positief beïnvloed door een afzwakkende euro en een herstel van investeringen als gevolg van een toenemend producentenvertrouwen. Hoewel de consument de zwakste component van de economische groei blijft, gloort ook hier hoop. De bijdrage van de consument liet in het tweede halfjaar van 2005 al een fractionele verbetering zien. Bovendien vertonen zowel de werkgelegenheid als het aantal vacatures een stijgende trend, hetgeen een positieve invloed kan hebben op het consumptieve bestedingspatroon in 2006. De economische groei in Japan werd in 2005 niet alleen gedragen door export. Ook de binnenlandse vraag liet een duidelijke verbetering zien. Verbeteringen op de arbeidsmarkt en het begin van een nieuwe investeringscyclus dragen hieraan bij. Daarnaast kan het beleid van de herkozen premier Koizumi, het overhevelen van diensten van de overheid naar de private sector, een impuls betekenen voor de groei. Belangrijk vanuit structureel oogpunt is bovendien dat de banken zich hebben bevrijd van hun enorme schuldenlast. Uit dit alles kan geconcludeerd worden dat de groei robuuste vormen begint aan te nemen. Aandelen Het jaar 2005 was een fantastisch jaar voor aandelen. Een mondiaal florerende economie met lage inflatie en rentes vormde samen met goed presterende ondernemingen een vruchtbare bodem voor stijgende aandelenkoersen. In euro’s gemeten stegen de koersen van de volwassen markten met ruim 26%. De beurzen van de zogenaamde emerging markets sloten het jaar af met een gemiddelde koersstijging van maar liefst 54%. Absolute koploper van de volwassen markten was de Japanse beurs met een rendement van 45%. De huidige ontwikkelingen in de economie, het bedrijfsleven en bankwezen overtuigden steeds meer beleggers dat Japan nu in staat is de malaise in economie en bedrijfsleven sinds het begin van de jaren negentig definitief achter zich te laten. Ook de Amerikaanse aandelenmarkt presteerde goed met een rendement van 21%. Echter gemeten in Amerikaanse dollars bevond deze markt zich met een performance van slechts 5% in de achterhoede. Renteverhogingen van de Fed en de sterke dollar zetten een rem op de koersontwikkelingen in de lokale valuta. De Europese markten lieten een rendement zien van 26,1%, de Nederlandse markt een rendement van 31,2%. 13
Rente De Fed zette haar ingezette beleid van het wegnemen van de monetaire stimulering voort door de rente in 2005 in acht stappen van 25 basispunten te verhogen tot 4,25%. Ook in Europa is de ECB in de tweede helft van het jaar gestart om de monetaire stimulering gedeeltelijk weg te nemen door de rente met 25 basispunten te verhogen. Deze verhogingen van de korte rente worden tot op heden nog niet of nauwelijks weerspiegeld in de langer lopende tarieven. Omdat de handelsoverschotten uit Azië en de oliedollars voor een aanzienlijk deel weer terugvloeien naar de Verenigde Staten, is een verhoging van de obligatierente moeilijk te realiseren. De 10-jaars rente in de Verenigde Staten steeg van 4,2% aan het begin van het jaar tot 4,4% ultimo 2005. In Europa daalde de obligatierente van 3,7% aan het begin van 2005 tot 3,3% eind december 2005. Toch lijkt de trend van dalende rentes op middellange termijn inmiddels doorbroken. De opwaartse druk op de rente werd in het vierde kwartaal veroorzaakt door de aanhoudende renteverhogingen door de Fed en de groeiende verwachtingen voor verdere renteverhogingen door de ECB. De angst voor inflatie en de voldoende hoge economische groei gaven de Fed en de ECB de ruimte om de rente daadwerkelijk te verhogen. De gevolgen hiervan waren het duidelijkst te zien in de korte looptijden, waardoor zowel de Amerikaanse rentecurve als de rentecurve van de eurozone verder konden vervlakken. De aanhoudend grote vraag naar obligaties met een lange looptijd heeft dit effect versterkt. Het rendement op bedrijfsobligaties was over het gehele jaar bezien lager dan het rendement op staatsobligaties. Belangrijke oorzaak voor het uitlopen van creditspreads is het feit dat er een kentering lijkt te komen in het positieve sentiment voor bedrijfsobligaties. Na jaren van herstructurering van de balans van de onderneming lijken bestuurders nu meer en meer het accent te leggen op het creëren van aandeelhouderswaarde. Eén en ander vertaalt zich in een toename van fusies en overnames en zogenaamde Leveraged Buy Outs. Aangezien dit soort ontwikkelingen veelal ten koste gaat van de positie van de verschaffers van vreemd vermogen, betekent dit impliciet dat de belegger in bedrijfsleningen gecompenseerd wil worden voor het extra risico dat hierdoor wordt gelopen. Gevoerd beleid Portefeuillebeleid Het vermogensbeheer van het fonds wordt uitgevoerd door drie vermogensbeheerders, Interpolis Pensioenen Vermogensbeheer B.V., Beon Vermogensbeheer N.V. en Interpolis Vastgoed B.V. De strategische portefeuille was als volgt verdeeld. Zakelijke waarden:
50%
Vastrentende waarden:
50%
In onderstaande tabellen worden de werkelijke portefeuilleverdeling en de vermogensopbouw weergegeven voor de jaren 2001 tot en met 2005.
Portefeuilleverdeling per jaar over de periode 2001-2005 (in % van de marktwaarde) 2005
2004
2003
2002
2001
Zakelijke waarden
53
50
48
48
53
Vastrentende waarden
47
50
52
52
47
100
100
100
100
100
Totaal
14
Vermogensopbouw over de jaren 2001-2005
2005
2004
2003
2002
2001
Aandelen
32
29
29
29
36
Vastrentende waarden
44
48
43
45
43
5
5
4
2
2
16
16
15
17
15
3
2
9
7
4
100
100
100
100
100
87,5
67,1
56,6
75,8
99,8
in %
Niet-beursgenoteerde aandelen Onroerend goed Liquiditeiten
Totaal
marktwaarde in mln €*) Aandelen Vastrentende waarden
120,2
108,5
85,7
115,4
119,2
Niet-beursgenoteerde aandelen
13,3
11,1
7,5
6,2
6,3
Onroerend goed
43,0
36,6
30,4
43,6
41,0
8,0
5,0
18,0
17,2
11,8
272,0
228,3
198,2
258,2
278,1
Liquiditeiten Totaal
*) inclusief opgelopen intrest en aan de betreffende beleggingscategorie toe te rekenen liquiditeiten Beleggingsbeleid en performance Over het hele jaar 2005 bedroeg het rendement van de portefeuille van het fonds 13,2% ten opzichte van het benchmarkrendement van 12,4%. Onderstaande tabel geeft de performance weer, uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin wordt belegd, ten opzichte van de benchmark.
Liquide middelen Aandelen Vastrentende waarden Niet-beursgenoteerde aandelen
2005
Benchmark 2005
3,4%
2,2%
27,5%
27,4%
5,1%
5,1%
20,3%
3,1%
Direct onroerend goed
10,4%
10,2%
Indirect onroerend goed
35,3%
31,5%
13,2%
12,4%
Totaal
Gedurende het jaar 2005 is er voortdurend sprake geweest van een onderwogen positie in vastrentende waarden en een lichte overweging in aandelen. Dit gevoerde tactische allocatiebeleid heeft per saldo een positieve bijdrage geleverd aan de performance. Binnen de aandelenportefeuille werd het afgelopen jaar een beleid gevoerd waarbij de meest aantrekkelijke ‘value’ en ‘growth’ aandelen in het beleggingsuniversum geselecteerd en opgenomen zijn in de beleggingsportefeuille. Dit betekent dat een selectie heeft plaatsgevonden van kwaliteitsbedrijven met goede groeivooruitzichten enerzijds en van aantrekkelijk gewaardeerde aandelen anderzijds. Dit beleid lijkt zijn vruchten af te werpen, aangezien de performance van de aandelenportefeuille vooral de laatste kwartalen een aanzienlijke verbetering liet zien. 15
In 2006 zal dit beleid worden voortgezet. Op jaarbasis liet de aandelenportefeuille een outperformance noteren ten opzichte van de benchmark van 0,1%. Het totale rendement op de aandelenportefeuille bedroeg 27,5%. Op de beleggingscategorie niet-beursgenoteerde aandelen is over het gehele jaar een aanzienlijk rendement gerealiseerd. De beleggingscategorie niet-beursgenoteerde aandelen betreffen certificaten Relan N.V., die minderheidsaandeelhouder in Interpolis (7,44%) was. In het kader van de fusie tussen Achmea en Interpolis is dit minderheidsbelang met boekwinst verkocht en de opbrengst hiervan in de vorm van een dividend voor het grootste deel uitgekeerd aan de certificaathouders van Relan. De rest zal de komende jaren uitgekeerd worden. De portefeuille vastrentende waarden was gedurende de eerste helft van 2005 voorbereid op een stijging van de rente, gebaseerd op het aantrekken van de groei in Europa. De rente is echter verder gedaald, waarmee de belangrijkste oorzaak voor het tegenvallende resultaat op vastrentende waarden is genoemd. Ook in de rest van het jaar werd binnen de vastrentende portefeuille een merendeels onderwogen duration positie aangehouden. Bedrijfsleningen namen gedurende de eerste helft van het jaar een licht overwogen positie in binnen de vastrentende portefeuille. Deze positie werd in de laatste twee kwartalen teruggebracht tot onderwogen, vanwege de minder goede vooruitzichten voor de markt van bedrijfsleningen. Aangezien het vastrentend beleid gedurende de tweede helft van het jaar beter uitpakte, kon het jaar worden afgesloten met een rendement op de vastrentende portefeuille dat enigszins hoger was dan dat van de benchmark. Onderverdeling totale portefeuille vastrentende waarden periode 2001-2005 (in % van de marktwaarde)
Obligaties
2005
2004
2003
2002
2001
94
91
73
77
78
Onderhandse leningen
3
5
10
10
13
Liquide middelen
3
4
17
13
9
100
100
100
100
100
Totaal
Valutaire verdeling obligatieportefeuille 2005 (in % van de marktwaarde) 2005 Eurogebied
98,8
Rest Europa
1,2
Totaal
100,0
Onroerend Goed De portefeuille onroerend goed bestaat voornamelijk uit directe investeringen in onroerend goed in Nederland. De waarde van deze directe investeringen eind 2005 bedroeg € 41,6 miljoen. In 2005 is voor € 3,6 miljoen geïnvesteerd in direct onroerend goed. De desinvestering betreft woningverkopen en bedraagt € 0,2 miljoen. De waardestijging door herwaardering van het direct onroerend goed bedroeg in 2005 € 3,0 miljoen. De netto inkomsten uit direct onroerend goed bedroegen € 1,6 miljoen.
16
Op 30 december 2005 heeft de feitelijke splitsing van het in onroerend goed belegd vermogen tussen SPI en Stichting Pensioenfonds UWV plaatsgevonden. Tot dan werd het direct onroerend goed in een gezamenlijke portefeuille met UWV gehouden.
Normportefeuille
Beleggingscategorie*)
Weging
Aandelen
Benchmark
30,0%
Interpolis Pensioenen Vermogensbeheer Nederland
24,5%
AEX All Share
Europa (excl. Nederland)
24,9%
MSCI Europa ex Nederland
Amerika
20,3%
MSCI USA
Japan
2,7%
MSCI Japan
Zuidoost Azië
3,4%
MSCI AC Azië vrij ex Japan
Wereldwijd
0,7%
MSCI World
Beon Vermogensbeheer EMU
16,4%
MSCI EMU
Verenigd Koninkrijk
1,8%
MSCI VK
Zwitserland
1,2%
MSCI Zwitserland
Amerika
2,4%
MSCI USA
Japan
1,7%
MSCI Japan
Niet-beursgenoteerde deelnemingen
3,2%
Euribor 1-week + 1%
Onroerend Goed
16,5%
Direct
100,0%
Vastrentende waarden
ROZ/IPD Index
47,7%
Interpolis Pensioenen Vermogensbeheer Euro staat
43,7%
iBoxx € Sovereigns
Euro staat-gerelateerd
6,7%
iBoxx € Sub-Sovereigns
Collateralized
6,7%
iBoxx € Collateralized
Corporates AAA
1,7%
iBoxx € Corporates AAA
Corporates AA
3,4%
iBoxx € Corporates AA
Corporates A
5,0%
iBoxx € Corporates A
32,8%
EFFAS EMU Bond Index
Beon Vermogensbeheer Eurogebied Liquiditeiten
2,6%
Interpolis Pensioenen Vermogensbeheer
68,5%
Euribor 1-week
Beon Vermogensbeheer
31,5%
3-maands Euribor
Totaal
100,0%
*) onderverdelingen per beleggingscategorie tellen op tot 100%
17
Verwachtingen De vooruitzichten voor 2006 zijn goed. De Amerikaanse economie, die het verst gevorderd is in de economische cyclus, zal terugvallen naar een iets lager groeitempo, voornamelijk door een lagere groei van de consumentenbestedingen. De Europese economie zal juist kunnen versnellen, omdat investeringen toenemen en zelfs de consument aan de groei zal gaan bijdragen. De risico’s ten aanzien van deze verwachtingen blijven de ontwikkelingen op de grondstoffenmarkten en de onevenwichtigheden in de Amerikaanse economie. De vooruitzichten voor de renteontwikkeling worden voornamelijk bepaald door de grote vraag naar obligaties aan de ene kant en ontwikkelingen op macro gebied in combinatie met verwacht monetair beleid aan de andere kant. Deze laatste hebben het eerste kwartaal van 2006 de druk op de rentemarkten voldoende hoog op weten te voeren, waardoor de balans uiteindelijk naar een renteverhoging is doorgeslagen en de renteniveaus meer in lijn kwamen met wat op basis van de huidige groei en inflatie verwacht kon worden. Ons basisscenario gaat vooralsnog uit van een verwacht renteniveau voor de Duitse 10-jaars rente rond de 3,8% met risico richting de 4,0%. Dit beeld kan worden verstoord als de vraag naar obligaties als gevolg van liability hedging en valutabeleid van Aziatische landen, weer opbloeit.
Ondanks de enorme koersstijgingen op de aandelenmarkt gedurende het jaar 2005, blijven de vooruitzichten voor 2006 goed. Een evenwichtige mondiale groei, lage inflatie en een overvloed aan liquiditeiten blijven naast een gezonde winstgroei een impuls vormen voor markten, terwijl waarderingen over het algemeen aantrekkelijk blijven, zeker gegeven de lage renteniveaus. Overigens kunnen kortstondige en technische correcties niet worden uitgesloten.
18
Financiële resultaten Het voordelig saldo bedraagt in het verslagjaar € 29.555.000,- ten opzichte van € 22.614.000,- over het boekjaar 2004. De toename van € 6.941.000,- wordt in onderstaand overzicht nader gespecificeerd. Vergelijkend overzicht van baten en lasten over de laatste twee boekjaren Mutatie 2005 2005
2004
t.o.v. 2004
Bijdragen
41.291
29.886
11.405
Inkomende waardeoverdrachten
29.008
2.158
26.850
Directe beleggingsopbrengsten
21.134
7.939
13.195
9.606
8.955
651
629
649
-20
101.668
49.587
52.081
9.291
9.550
-259
Baten (x € 1.000,-)
Koersresultaat beleggingen Uitkering herverzekering Totaal baten Lasten (x € 1.000,-) Uitkeringen
1.190
642
548
60.158
14.689
45.469
843
1.513
-670
36
35
1
595
544
51
Totaal lasten
72.113
26.973
45.140
Saldo
29.555
22.614
6.941
Uitgaande waardeoverdrachten Toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen Toevoeging aan de overige voorzieningen Premie herverzekering Kosten
19
Actuarieel verslag
•
Algemeen
•
Ontwikkeling voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening
•
Ontwikkeling voorziening grondslagverzwaring
Algemeen De franchise voor deelnemers bedraagt per 1 januari 2006 € 16.514,-. Voor een aantal actieve deelnemers gelden overgangsbepalingen, waaronder een pensioengrondslaggarantie, op basis waarvan de geldende pensioengrondslag niet lager zal worden vastgesteld dan de ultimo 2002 geldende pensioengrondslag, jaarlijks te verhogen met de CAO-loonontwikkeling. De vakantietoeslag en eindejaarsuitkering waarmee rekening is gehouden bedraagt 8% van twaalf maal het maandsalaris respectievelijk één maandsalaris. Voor medewerkers van Mens & Werk Bedrijfszorg is geen eindejaarsuitkering van toepassing. De berekening van de voorziening pensioenverplichtingen heeft post voor post plaatsgevonden. De voorziening pensioenverplichtingen (onder aftrek van de elders verzekerde pensioenaanspraken) is berekend volgens de netto methode en is gelijk aan de contante waarde van de per 31 december 2005 verkregen aanspraken op pensioen, inclusief de toegekende verbeteringen per 1 januari 2006 (31 december 2005). De voorziening voor uitgesteld wezenpensioen is gelijk aan de contante waarde van de doorsneepremie gerelateerd aan 2% van de verkregen aanspraken wezenpensioen voor alle (gewezen) deelnemers voor wie een nabestaandenpensioen is verzekerd. De financiering van de pensioenen vindt plaats op basis van de overeenkomst tussen het fonds en de aangesloten werkgevers. Het fonds ontvangt vanaf 2004 een bijdrage ter grootte van 25% van het 12-maandssalaris. Deze bijdrage is voldoende om de volgende onderdelen te financieren: • •
de jaarlijkse koopsom voor de in dat jaar op te bouwen aanspraken; de toekomstige aanpassing van de met de premie gefinancierde aanspraken van actieve deelnemers aan de CAO-ontwikkeling en de backservicekoopsom voor zover deelnemers nog recht hebben op een eindloonregeling;
•
de kosten voor de uitvoering van de regeling;
•
de risicopremies betreffende arbeidsongeschiktheid en overlijden;
•
een opslag voor het in stand houden van de reserves.
Daarnaast ontvangt het fonds een bijdrage ter grootte van de koopsommen in het kader van de financiering van de overgangsmaatregelen op basis van rentedekking en de koopsom voor de eventuele extra of de minimum indexatie ten laste van de werkgever. De premie is kostendekkend. De premie komt voor rekening van de werkgever. Het bestuur streeft ernaar om een kostendekkend premiebeleid te voeren. Een korting op de premie zal slechts worden verleend als het fonds voldoende buffers heeft om alle onvoorwaardelijke en voorwaardelijke toezeggingen voor een reeks van jaren te waarborgen. De risico's verbonden aan de reglementaire vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid, alsmede het te verzekeren invaliditeitspensioen, worden in eigen beheer gehouden. Hiervoor is door het fonds een reserve voor toekomstige invaliditeitsrisico’s gevormd. Als norm wordt een reserve ter grootte van de totale schadelast over de voorlaatste tien jaar aangehouden. 20
In de voorziening pensioenverplichtingen is een voorziening premievrijstelling opgenomen ter grootte van de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw voor de per balansdatum aanwezige (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemers. Bovendien is de contante waarde van de lopende invaliditeitspensioenen verwerkt in de voorziening pensioenverplichtingen. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen en technische voorzieningen is gebruik gemaakt van de volgende actuariële grondslagen. Sterfte Mannen De sterftekansen zijn ontleend aan de Overlevingstafel van de Gehele Bevolking Mannen, waarnemingsperiode 1995 - 2000, uitgegeven door het Actuarieel Genootschap en toegepast met twee jaar leeftijdsterugstelling voor alle voorkomende verzekeringsvormen. Vrouwen De sterftekansen zijn ontleend aan de Overlevingstafel van de Gehele Bevolking Vrouwen, waarnemingsperiode 1995 - 2000, uitgegeven door het Actuarieel Genootschap en toegepast met één jaar leeftijdsterugstelling voor alle voorkomende verzekeringsvormen. Kinderen Met de sterftekansen van de kinderen aan wie wezenpensioen is toegekend is geen rekening gehouden. Rente De voorziening in de jaarrekening is gebaseerd op de voorschriften van de Actuariële Principes Pensioenfondsen, die door DNB eind negentiger jaren zijn gepubliceerd. Volgens deze principes moet de voorziening op een prudente wijze worden vastgesteld en mag bij de vaststelling van de voorziening een rekenrente van maximaal 4% worden gebruikt. Indien de marktrente echter lager is dan 4%, moet uit hoofde van de genoemde prudentie de voorziening op de marktrente worden gebaseerd. Omdat de lange termijn marktrente tot medio 2005 hoger was dan 4%, is de voorziening steeds gebaseerd geweest op een rekenrente van 4%. De marktrente is in de loop van 2005 echter aanzienlijk gedaald. Voor alle looptijden geldt dat de marktrente ultimo 2005 lager is dan 4%. Een prudente vaststelling van de voorziening in de jaarrekening 2005 vereist dan ook de toepassing van de marktrente. Aan de hand van de geschatte looptijd van de verplichtingen komt dit voor het fonds eind 2005 neer op een rekenrente van gemiddeld 3,75%. Overige grondslagen Voor de uitvoering van de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is verondersteld dat: •
de pensioenuitkeringen continu geschieden;
•
alle mannelijke deelnemers en gewezen deelnemers gehuwd zijn met een drie jaar jongere vrouw;
•
alle vrouwelijke deelnemers en gewezen deelnemers gehuwd zijn met een drie jaar oudere man.
De voorziening voor uitgesteld partnerpensioen wordt als volgt vastgesteld: •
tot de pensioendatum op basis van het onbepaalde partnersysteem met een gehuwdheidsfrequentie van 1 voor alle leeftijden;
•
vanaf de pensioendatum op basis van het bepaalde partnersysteem;
•
voor de vóór 1 januari 2002 vertrokken deelnemers of gepensioneerden geldt het bepaalde partnersysteem.
In verband met de gevolgde methode van berekening treedt geen negatieve voorziening op. Met mogelijke toekomstige winsten en verliezen tengevolge van toetreding c.q. uittreding is bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen geen rekening gehouden. Verschuldigd pensioen of pensioentegoed komt niet voor. Voor 21
deelnemers voor wie de pensioeningang op een later tijdstip dan de normale pensioendatum plaatsvindt, wordt een voorziening gevormd voor de, conform het pensioenreglement, verhoogde pensioenrechten. De leeftijden van de verzekerden zijn in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld, waarbij de geboortedatum is gesteld op de eerste dag van de maand, waarin de geboortedatum valt. Het aantal toekomstige dienstjaren respectievelijk de uitsteltijd is gelijk aan de pensioenleeftijd minus de op bovenomschreven wijze vastgestelde leeftijd. Kosten Ter dekking van de toekomstige beheerskosten is in de voorziening pensioenverplichtingen een opslag ter hoogte van 2% van de netto voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. In de jaarlijks benodigde inkoopsom, risicopremies en backservicekoopsom is deze 2% opslag begrepen. De opslag voor administratiekosten bedraagt 5% van de ontvangen premie.
22
Ontwikkeling voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening (x € 1.000,-) Omschrijving
Lasten / Baten
Voorziening
Resultaat
pensioenverplichtingen eigen rekening Voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening per 1 januari 2005
184.511
Rendement Directe beleggingsopbrengsten
21.622 9.606
Indirecte beleggingsopbrengsten
-488
Beleggingskosten Benodigde intrest (4%)
8.393 10.665
Omrekening naar marktwaarde Resultaat
11.682
Premies en koopsommen Ontvangen premies
17.878
Actuarieel benodigde premies en koopsommen
12.605
Resultaat
5.273
Kosten Kosten van administratie en beheer
-595 -1.086
Vrijgevallen kostenopslag
491
Resultaat Koopsom indexatie
2.224
-2.224
Sterfte Saldo mutatie wegens kansstelsel
2.083
Saldo mutatie wegens overlijden
-1.645
Beschikbaar uit premies
-393
Premie herverzekering
-36
Uitkering herverzekering (risicokapitaal)
260
Resultaat
179
Invaliditeit -745
Toename voorziening i.v.m. invaliditeit Beschikbaar uit premies
-1.505
Resultaat
2.250
Uitkeringen en afkoop -9.013
Uitkeringen Uitkering herverzekering
369
Vrijval
-8.642
Resultaat
-2
23
Omschrijving
Lasten / Baten
Voorziening
Resultaat
pensioenverplichtingen eigen rekening Waardeoverdrachten Ontvangen wegens inkomende waardeoverdrachten
29.008
29.501
Uitgekeerd wegens uitgaande waardeoverdrachten
-1.190
-1.226
Resultaat
-457
Overige mutaties 0
Overige
-25
Resultaat
25
Eenmalige bijdrage
23.394
Mutatie voorziening grondslagverzwaring
-1.102
9.954
13.440 -1.102
Totaal resultaat
29.555
Voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening per 31 december 2005
244.669
Ontwikkeling voorziening grondslagverzwaring Vanaf 2003 wordt de voorziening in vijf jaar opgebouwd. Per 31 december 2004 bedroeg deze voorziening € 1.100.000,-. Per 31 december 2005 bedraagt de voorziening grondslagverzwaring € 2.202.000,-.
24
Jaarrekening
•
Balans per 31 december 2005
•
Rekening van baten en lasten over het boekjaar 2005
•
Kasstroomoverzicht 2005
•
Toelichting op de jaarrekening
•
Overige gegevens
Balans per 31 december 2005 (na resultaatbestemming)
Activa (x € 1.000,-) 2005
2004
261.966
222.001
2.660
2.790
63.967
10.539
9.098
13.637
337.691
248.967
2005
2004
86.147
56.592
247.329
187.301
Overige voorzieningen
2.682
1.839
Schulden
1.533
3.235
337.691
248.967
Beleggingen Herverzekering Vorderingen Liquide middelen Totaal activa
Passiva (x € 1.000,-)
Kapitaal en reserves Voorziening pensioenverplichtingen
Totaal passiva
25
Rekening van baten en lasten over het boekjaar 2005 Baten (x € 1.000,-) 2005
2004
Bijdragen
41.291
29.886
Inkomende waardeoverdrachten
29.008
2.158
Directe beleggingsopbrengsten
21.134
7.939
9.606
8.955
629
649
101.668
49.587
2005
2004
Uitkeringen
9.291
9.550
Uitgaande waardeoverdrachten
1.190
642
61.001
16.202
36
35
595
544
Totaal lasten
72.113
26.973
Voordelig saldo
29.555
22.614
101.668
49.587
Koersresultaat beleggingen Uitkering herverzekering Totaal baten
Lasten ( x € 1.000,-)
Toevoeging aan de voorzieningen Premie herverzekering Kosten
26
Kasstroomoverzicht 2005 2005
2004
Verkopen en aflossingen beleggingen
86.595
51.528
Directe beleggingsopbrengsten
19.048
8.245
105.643
59.773
117.011
67.851
488
403
117.499
68.254
-11.856
-8.481
2005
2004
18.670
26.840
1.478
2.158
-
827
20.148
29.825
Pensioenuitkeringen
9.296
8.953
Uitgaande waardeoverdrachten
1.190
642
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten (x € 1.000,-) Ontvangsten
Uitgaven Aankoop beleggingen Kosten van vermogensbeheer
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Kasstroom uit uitvoering pensioenreglement (x € 1.000,-) Ontvangsten Bijdragen Inkomende waardeoverdrachten Storting Sociaal Plan BV Bakkers
Uitgaven
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
578
2.176
1.767
-
12.831
11.771
Totaal kasstroom uit uitvoering pensioenreglement
7.317
18.054
Mutatie liquide middelen
4.539
9.573
Overige
27
Toelichting op de jaarrekening •
Waarderingsgrondslagen
•
Toelichting op de balans
•
Toelichting op de rekening van baten en lasten
Waarderingsgrondslagen Algemeen De in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening is opgesteld overeenkomstig Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijn pensioenfondsen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Voor zover niet anders vermeld, geschiedt de waardering van activa en passiva tegen nominale waarde. Posten in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers op balansdatum. Aldus ontstane valutaverschillen worden onder koersresultaat beleggingen verantwoord. Beleggingen Onroerend goed Het onroerend goed is gewaardeerd tegen de waarde in het economisch verkeer. Effecten Obligaties en aandelen zijn gewaardeerd op actuele waarde (naar beurskoers). Valutaverschillen worden onder koersresultaat beleggingen verantwoord. Gerealiseerde en ongerealiseerde koersverschillen worden als koersresultaten verantwoord in de rekening van baten en lasten. Niet-beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen geschatte actuele waarden op basis van de netto vermogenswaarde van de ondernemingen waarin wordt deelgenomen. Uitleen effecten Er worden effecten uitgeleend waarvoor een leenvergoeding wordt ontvangen. Hierbij wordt de juridische eigendom van de betreffende effecten tijdelijk overdragen aan externe partijen. Onderhandse leningen De leningen u/g zijn gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde is berekend op basis van de in de toekomst te ontvangen rente en aflossingen van de uitstaande leningen, contant gemaakt tegen de actuele rentepercentages. Gerealiseerde en ongerealiseerde koersverschillen worden verantwoord in de rekening van baten en lasten. Valutatermijntransacties De valutatermijntransacties zijn afgesloten ter afdekking van valutarisico’s voor de aandelenportefeuille in vreemde valuta. Gerealiseerde en ongerealiseerde valutaresultaten worden verantwoord in de rekening van baten en lasten. Reserves Algemene reserve De Algemene reserve is berekend op 5% van de voorziening pensioenverplichtingen, de voorziening grondslagverzwaring en de reserve voor toekomstige invaliditeitsrisico’s.
28
Beleggingsreserve Deze reserve wordt aangehouden om fluctuaties in de waarde van de beleggingen, die op marktwaarde zijn gewaardeerd, op te kunnen vangen. Er wordt gestreefd naar een reserve die is bepaald op 35% van de beleggingen in zakelijke waarden en 10% van de overige activa. Reserve voor toekomstige invaliditeitsrisico's Deze reserve is bedoeld om ten laste van het fonds komende premies voor de pensioenopbouw van toekomstige invalide deelnemers, alsmede de jaarlijks nieuw ingegane invaliditeitspensioenen te kunnen financieren. De reserve is gelijk aan de som van de schades in de tien aan het verslagjaar voorafgaande jaren. Beleidsreserve De beleidsreserve is de vrije reserve van het fonds. Het saldo van de rekening van baten en lasten wordt hieraan toegevoegd dan wel onttrokken, nadat de bovengenoemde bestemmingsreserves op het gewenste peil zijn gebracht. Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is actuarieel berekend op basis van de Overlevingstafels van de Gehele Bevolking Mannen en van de Gehele Bevolking Vrouwen met een waarnemingsperiode van 1995 - 2000, toegepast met een leeftijdsterugstelling van twee jaar voor mannen en één jaar voor vrouwen. Volgens de Actuariële Principes Pensioenfondsen moet de voorziening op een prudente wijze worden vastgesteld en mag bij de vaststelling van de voorziening een rekenrente van maximaal 4% worden gebruikt. Indien de marktrente echter lager is dan 4%, moet uit hoofde van de genoemde prudentie de voorziening op de marktrente worden gebaseerd. Omdat de lange termijn marktrente tot medio 2005 hoger was dan 4%, is de voorziening steeds gebaseerd geweest op een rekenrente van 4%. De marktrente is in de loop van 2005 echter aanzienlijk gedaald. Voor alle looptijden geldt dat de marktrente ultimo 2005 lager is dan 4%. Een prudente vaststelling van de voorziening in de jaarrekening 2005 vereist dan ook de toepassing van de marktrente. Aan de hand van de geschatte looptijd van de verplichtingen komt dit voor het fonds eind 2005 neer op een rekenrente van gemiddeld 3,75%. De kosten van de indexatie per 1 januari 2006 zijn in de voorziening begrepen. Voorziening grondslagverzwaring Deze voorziening is gevormd om de periodieke aanpassing van de overlevingstafels te kunnen financieren. De voorziening groeit in vijf jaar aan tot 1,5% van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening. Voorziening overgenomen VUT-verplichtingen Deze voorziening is bestemd voor de van Stichting Vervroegde Uittreding SGG overgenomen ingegane VUTuitkeringen. Voorziening Sociaal Plan BV Bakkers Deze voorziening is bestemd voor de van het UWV overgenomen uitkeringen die worden gedaan aan exwerknemers van de Bedrijfsvereniging voor het Bakkersbedrijf. Bepaling van het resultaat Met inachtneming van de voorgaande waarderingsgrondslagen is het resultaat bepaald als het verschil tussen enerzijds de opbrengsten van premies, beleggingsopbrengsten en overige baten en anderzijds de kosten van toevoegingen aan de voorzieningen, uitkeringen en overige lasten. Toelichting op het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De bedragen zijn bepaald aan de hand van de tot de betreffende post behorende baten of lasten en de bijbehorende balansposities primo en ultimo boekjaar. 29
Toelichting op de balans (x € 1.000,-) 2005
2004
35.277
29.994
Beleggingen Onroerend goed Balanswaarde per 1 januari Investeringen Desinvesteringen Gerealiseerde koersverschillen Niet gerealiseerde koersverschillen Totaal onroerend goed
3.555
4.750
38.832
34.744
-231
-380
38.601
34.364
50
112
38.651
34.476
2.969
801
41.620
35.277
De aanschafwaarde van het onroerend goed bedraagt ultimo 2005 € 28.197.000,-. Effecten
Aandelen
Obligaties
Totaal
Totaal
Balanswaarde per 1 januari
79.097
100.603
179.700
141.809
Aankopen
23.898
76.758
100.656
63.101
102.995
177.361
280.356
204.910
-20.700
-64.056
-84.756
-33.319
82.295
113.305
195.600
171.591
2.162
441
2.603
882
84.457
113.746
198.203
172.473
4.009
-24
3.985
7.227
88.466
113.722
202.188
179.700
Verkopen en uitlotingen Gerealiseerde koersverschillen Niet gerealiseerde koersverschillen Totaal effecten
De aanschafwaarde van de aandelen bedraagt ultimo 2005 € 111.471.000,-. De aanschafwaarde van de obligaties bedraagt ultimo 2005 € 92.472.000,-. Onderhandse leningen Balanswaarde per 1 januari Aflossingen Gerealiseerde koersverschillen Niet gerealiseerde koersverschillen Totaal onderhandse leningen
30
5.011
9.872
-1.595
-4.829
3.416
5.043
-58
-119
3.358
4.924
-
87
3.358
5.011
Vervolg toelichting op de balans 2005
2004
13
13
-13
-
-
13
14.800
2.000
261.966
222.001
2005
2004
2.660
2.790
2005
2004
2.508
2.730
76
127
2
-
2.586
2.857
-
7
460
200
De aanschafwaarde van de onderhandse leningen bedraagt ultimo 2005 € 2.779.000,-. Hypotheken Balanswaarde per 1 januari Aflossingen Totaal hypotheken
Callgeld Totaal beleggingen
Herverzekering
Vorderingen Lopende intrest Obligaties Onderhandse leningen Overige Totaal lopende intrest Vorderingen inzake beleggingstransacties Overige vorderingen Uitkering herverzekering Inkomende waardeoverdrachten
725
-
Premies en koopsommen
16.367
6.563
Bijdrage dekkingsgraad
12.817
-
12
5
Dividend Dividendbelasting
3.557
85
26.805
-
638
822
Totaal overige vorderingen
61.381
7.675
Totaal vorderingen
63.967
10.539
Collectieve waardeoverdracht Delta Lloyd Overige
De vorderingen zijn kortlopend van aard.
31
Vervolg toelichting op de balans 2005
2004
44
10.244
2.477
100
274
339
6.287
2.858
16
96
9.098
13.637
2005
2004
Stand per 1 januari
9.645
4.180
Uit resultaatbestemming
3.075
5.465
12.720
9.645
Stand per 1 januari
42.432
28.579
Uit resultaatbestemming
23.861
13.853
Totaal beleggingsreserve
66.293
42.432
4.515
1.219
373
3.296
4.888
4.515
Liquide middelen Rabobank ABN AMRO Bank N.V. ING Bank N.V. Beleggingsbanken Postbank N.V. Totaal liquide middelen
Kapitaal en reserves Stichtingskapitaal Het stichtingskapitaal bedraagt ongewijzigd € 45,-. Algemene reserve
Totaal algemene reserve Beleggingsreserve
Ultimo 2005 heeft de beleggingsreserve het streefniveau bereikt. Reserve voor toekomstige invaliditeitsrisico’s Stand per 1 januari Uit resultaatbestemming Totaal reserve voor toekomstige invaliditeitsrisico’s Beleidsreserve -
-
Uit resultaatbestemming
Stand per 1 januari
2.246
-
Totaal beleidsreserve
2.246
-
86.147
56.592
Totaal kapitaal en reserves
32
Vervolg toelichting op de balans 2005
2004
184.511
169.822
60.158
14.689
244.669
184.511
2.660
2.790
247.329
187.301
2005
2004
Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening Stand per 1 januari Actuarieel berekende toevoeging Totaal voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening Voorziening pensioenverplichtingen herverzekering Totaal voorziening pensioenverplichtingen In de voorziening pensioenverplichtingen is geen reservering opgenomen voor de indexatiegarantie zoals vermeld in artikel 21 lid 3b van het pensioenreglement. Het pensioenfonds indexeert voorwaardelijk zolang de middelen het toelaten. Als de middelen het niet toelaten, wordt een beroep op de werkgever gedaan. De werkgever is gehouden aan de minimale indexatie van de consumentenprijsindex minus 1½ procentpunt. Als de werkgever niet meer bestaat, is de genoemde garantie dan ook niet meer aan de orde en wordt teruggevallen op het feit dat het fonds slechts indexeert als er voldoende middelen zijn. Bovenstaande is op basis van de interpretatie door het bestuur van het reglement van SPI. Momenteel wordt nog overleg gevoerd met de toezichthouder over deze interpretatie. Mocht deze interpretatie anders zijn dan leidt dit mogelijk tot een substantiële verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen, dan wel tot verduidelijking van de tekst van het pensioenreglement.
Overige voorzieningen Voorziening grondslagverzwaring Stand per 1 januari
1.100
121
Dotatie
1.102
979
Totaal voorziening grondslagverzwaring
2.202
1.100
133
205
-
138
133
343
-108
-210
25
133
Voorziening overgenomen VUT-verplichtingen Stand per 1 januari Correctie voorgaande jaren
Onttrekking Totaal voorziening overgenomen VUT-verplichtingen
33
Vervolg toelichting op de balans 2005
2004
606
-
Voorziening Sociaal Plan BV Bakkers Stand per 1 januari Overgenomen van het UWV Onttrekking Totaal voorziening Sociaal Plan BV Bakkers Totaal overige voorzieningen
-
827
-151
-221
455
606
2.682
1.839
2005
2004
1.115
-
De overige voorzieningen hebben een looptijd van maximaal 5 jaren.
Schulden Schulden inzake beleggingstransacties Overige schulden Stichting Pensioenfonds UWV
165
341
Ziekenfondspremie
-34
-27
Loonheffing
161
159
Actuaris en accountant
45
28
Crediteuren
78
335
UWV inzake Sociaal Plan BV Bakkers
-
611
Stichting VUT UWV inzake premie
-
1.690
Overige
3
98
418
3.235
1.533
3.235
Totaal overige schulden Totaal schulden De schulden zijn overwegend kortlopend van aard.
34
Toelichting op de rekening van baten en lasten (x € 1.000,-) 2005
2004
Premie
17.878
17.536
Eenmalige bijdrage werkgever
23.394
11.505
-
827
19
18
41.291
29.886
2005
2004
2.203
2.158
Collectieve waardeoverdracht Delta Lloyd
26.805
-
Totaal inkomende waardeoverdrachten
29.008
2.158
2005
2004
14.961
1.724
4.573
3.917
Intrest onderhandse leningen
269
457
Intrest callgeld
134
203
Intrest diversen
102
417
18
23
1.565
1.601
21.622
8.342
Kosten vermogensbeheer
-442
-377
Overige beleggingskosten
-46
-26
21.134
7.939
Bijdragen
Bijdragen UWV inzake Sociaal Plan BV Bakkers FVP Totaal bijdragen
Inkomende waardeoverdrachten Individuele waardeoverdrachten
Het resultaat op inkomende waardeoverdrachten bedraagt € 493.000,- negatief.
Directe beleggingsopbrengsten Dividend Intrest obligaties
Vergoeding uitleen effecten Netto opbrengst onroerend goed
Totaal directe beleggingsopbrengsten
35
Vervolg toelichting op de rekening van baten en lasten 2005
2004
Koersresultaat beleggingen 50
112
Niet gerealiseerde boekwinst onroerend goed
Gerealiseerde boekwinst onroerend goed
2.969
801
Gerealiseerd koersverschil effecten
2.603
882
Niet gerealiseerd koersverschil effecten
3.985
7.227
-58
-119
-
87
-54
86
Gerealiseerd koersverschil onderhandse leningen Niet gerealiseerd koersverschil onderhandse leningen Gerealiseerd koersverschil termijntransacties Niet gerealiseerd koersverschil termijntransacties
-59
-14
Gerealiseerd resultaat valutatransacties
170
-107
9.606
8.955
2005
2004
Totaal koersresultaat beleggingen
Uitkering herverzekering Pensioenen
369
433
Risicokapitaal
260
200
Winstaandeel
-
16
629
649
2005
2004
Ouderdomspensioen
5.070
5.215
Nabestaandenpensioen
3.236
3.253
71
54
Invaliditeitspensioen
516
452
ANW-hiaat
120
134
VUT
127
208
Sociaal Plan BV Bakkers
151
234
9.291
9.550
2005
2004
1.190
642
Totaal uitkering herverzekering
Uitkeringen
Wezenpensioen
Totaal uitkeringen
Uitgaande waardeoverdrachten Het resultaat op uitgaande waardeoverdrachten bedraagt € 36.000,- positief.
36
Vervolg toelichting op de rekening van baten en lasten 2005
2004
60.158
14.689
1.102
979
Voorziening overgenomen VUT-verplichtingen
-108
-72
Voorziening Sociaal Plan BV Bakkers
-151
606
61.001
16.202
2005
2004
36
35
2005
2004
493
377
Toevoeging aan de voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening grondslagverzwaring
Totaal toevoeging aan de voorzieningen
Premie herverzekering
Kosten Interpolis Pensioenbeheer B.V. Bestuur en deelnemersraad
37
41
Actuaris
15
41
De Nederlandsche Bank
15
13
Accountant
27
17
8
55
595
544
Overige Totaal kosten
37
Overige gegevens
•
Verklaring van de actuaris
•
Financieringsovereenkomst
•
Resultaatbestemming
•
Accountantsverklaring
Verklaring van de actuaris Opdracht Ingevolge de mij door het bestuur van Stichting Pensioenfonds Interpolis te Groningen toevertrouwde opdracht tot certificering is de financiële positie per 31 december 2005 van het fonds door mij beoordeeld, en zijn de overige taken, voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet, door mij vervuld. Gegevens De gegevens, waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door het pensioenfonds. De administratieve basisgegevens, die aan de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen ten grondslag liggen, waaronder begrepen de opgebouwde pensioenrechten, zijn door de accountant van het pensioenfonds, in het kader van diens controle van de jaarrekening, gecontroleerd. Overeenkomstig de richtlijn “Samenwerking tussen accountants en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant mij geïnformeerd over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de noodzakelijke basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens uit de jaarrekening, waarbij een goedkeurende accountantsverklaring is verstrekt. Werkzaamheden Bij de beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en spaarfondsenwet expliciet de aangehouden voorziening pensioenverplichtingen (VPV) en de overige verzekeringstechnische voorzieningen gecontroleerd. Voorts zijn de uitgangspunten, grondslagen en methoden, die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de fondsmiddelen, beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze controles zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de betreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Daarnaast heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld. De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen is door mij geëvalueerd. Naar mijn mening vormen de beschreven controles en toetsen een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel. Oordeel De informatie die door de accountant is verstrekt bij de administratieve basisgegevens, is zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard.
38
Voorzieningen Hiermede verklaar ik mij te kunnen verenigen met de in het jaarverslag vermelde methoden en grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in jaarrekening genoemde verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, per balansdatum afdoende. Daarbij maak ik echter een voorbehoud met betrekking tot de interpretatie van de indexatieregeling. De tekst van het reglement maakt de interpretatie mogelijk dat de toezegging van de minimum indexatietoezegging, in tegenstelling tot de interpretatie van het bestuur, als onvoorwaardelijk moet worden beschouwd. In dat geval moet de voorziening aanzienlijk hoger worden vastgesteld dan thans het geval is. In 2006 zal duidelijkheid over de aard van de indexatieregeling moeten worden verkregen. Toetsing van de fondsmiddelen aan criteria van DNB De toets conform de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op balansdatum aanwezige middelen van het pensioenfonds ten minste gelijk zijn aan de voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, dus sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn per balansdatum ten minste gelijk aan de daartoe door DNB gestelde norm. Jaarlijkse affinanciering van tijdsevenredige aanspraken Aan artikel 9a, lid 1, van de Pensioen- en spaarfondsenwet is naar mijn oordeel voldaan. Financiële positie van het pensioenfonds De financiële positie van Stichting Pensioenfonds Interpolis is naar mijn mening voldoende. Bij handhaving van het tot dusverre gevoerde beleid zal het pensioenfonds waarschijnlijk – uitgaande van de door mij op het beoordelingsmoment relevant en realistisch geachte veronderstellingen – kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum.’ Daarbij moet in aanmerking worden genomen mijn voorbehoud inzake het aan verzekerden gespecificeerde algemeen beleid inzake indexatie.
Amstelveen, 30 mei 2006
R. van Dam AAG verbonden aan de Unit Certificering van Mercer Human Resource Consulting
39
Financieringsovereenkomst Stichting Pensioenfonds Interpolis heeft financieringsafspraken gemaakt met de aangesloten werkgevers. Jaarlijks zijn de werkgevers aan Stichting Pensioenfonds Interpolis een pensioenpremie en eventueel aanvullende koopsommen verschuldigd ter financiering van de volgens het pensioenreglement in het vooruitzicht gestelde pensioenen aan de deelnemers en/of andere rechtverkrijgenden. De premie voor het jaar 2005 is vastgesteld op 25% van het 12-maandssalaris. Over de over en weer verschuldigde bedragen (waaronder een bij de definitieve afrekening ten opzichte van het voorschot blijkend tekort of overschot) zullen de werkgevers en het fonds intrest vergoeden. Deze intrest zal worden berekend naar de op 1 januari van het betreffende jaar geldende gepubliceerde herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank, verhoogd met 3%. De intrest zal worden voldaan tegelijkertijd met de definitieve afrekening.
Resultaatbestemming (x € 1.000,-) Het resultaat is, conform het beleid ten aanzien van het vormen en in stand houden van reserves, als volgt bestemd. 2005 Resultaatbestemming 373
Reserve voor toekomstige invaliditeitsrisico's Algemene reserve
3.075
Beleggingsreserve
23.861
Beleidsreserve
2.246
Totaal resultaatbestemming
29.555
40
Accountantsverklaring Opdracht Wij hebben de jaarrekening 2005 van Stichting Pensioenfonds Interpolis te Groningen gecontroleerd. De jaarrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de jaarrekening te verstrekken. Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken van de jaarrekening zijn toegepast en van belangrijke schattingen die het bestuur van het pensioenfonds daarbij heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Oordeel Wij zijn van oordeel dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen op 31 december 2005 en van het resultaat over 2005 in overeenstemming met in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en voldoet aan de wettelijke bepalingen inzake de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW. Tevens zijn wij nagegaan dat het jaarverslag voorzover wij dat kunnen beoordelen verenigbaar is met de jaarrekening.
Groningen, 30 mei 2006
Ernst & Young Accountants
41
Tienjarenoverzicht
(Bedragen x € 1.000,-) 2005
2004
2003
2002
2001
261.966
222.001
196.688
238.692
261.847
86.147
56.592
33.978
34.348
73.501
247.329
187.301
172.757
224.452
207.316
9.291
9.550
8.309
7.952
7.483
41.291
29.886
10.625
5.239
4.600
21.134
7.939
7.282
11.001
11.343
- deelnemers
1.923
2.125
2.263
2.423
2.378
- gewezen deelnemers
2.716
2.143
2.084
2.036
1.839
Beleggingen Kapitaal en reserves Voorziening pensioenverplichtingen *) Uitkeringen Bijdragen Directe beleggingsopbrengsten
Aantallen:
- pensioengerechtigden
780
774
843
805
759
5.419
5.042
5.190
5.264
4.976
1,41
1,30
1,20
1,35
1,45
1,34
-
-
-
-
Dekkingsgraad **) op basis van 4% rekenrente Dekkingsgraad **) op basis van marktwaarde
*) Tot en met 2004 is de Voorziening pensioenverplichtingen gebaseerd op 4% rekenrente. **) De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen de activa minus schulden enerzijds en de voorziening pensioenverplichtingen en overige voorzieningen anderzijds.
42
(Bedragen x € 1.000,-) 2000
1999
1998
1997
1996
268.725
261.882
241.239
216.267
96.742
99.683
87.762
71.278
49.225 Kapitaal en reserves
187.603
172.521
163.687
153.542
144.028 pensioenverplichtingen*)
7.283
7.098
6.945
6.823
6.603 Uitkeringen
4.302
4.441
4.252
4.160
4.131 Bijdragen
175.603 Beleggingen
Voorziening
Directe 11.601
11.938
11.957
11.309
14.637 beleggingsopbrengsten
2.242
2.192
2.077
1.988
2.009
1.679
1.508
1.326
1.168
995
- gewezen deelnemers
774
761
750
758
752
- pensioengerechtigden
4.695
4.461
4.153
3.914
3.756
Aantallen: - deelnemers
Dekkingsgraad **) op 1,46
1,57
1,54
1,46
1,34 basis van 4% rekenrente Dekkingsgraad **) op
-
-
-
-
- basis van marktwaarde
43
Statutaire colleges (per 31 december 2005)
•
Bestuur
•
Deelnemersraad
•
Administrateur
•
Vermogensbeheerders
•
Actuaris
•
Accountant
•
Compliance officer
Bestuur Werkgeversleden
R.P.S. van Rijn H. Schaacke M. Simon R.M.J. van der Zant
Werknemersleden
werkgeversvoorzitter
E. Bakker H.B.G. Gelling T. Roorda W. Verhaak
werknemersvoorzitter
Per 1 maart 2005 is de heer G.A.J. Verhoeven afgetreden in verband met het verlaten van Interpolis Pensioenbeheer B.V. Deelnemersraad Actieve deelnemers
G.W. de Boer J. van Dijk M. Klok
voorzitter
R.O. Kluiver
secretaris
P.W. Lowies
plaatsvervangend voorzitter
Vacature Gewezen deelnemers
J.L. Eckhardt
Gepensioneerden
W. Derksen B. Henssen C. Stuiver Vacature
Op 11 maart 2005 is de heer H.M.A. van Heuveln afgetreden als lid van de deelnemersraad namens de actieve deelnemers. Per deze datum zijn drie nieuwe leden namens de actieve deelnemers benoemd, te weten mevrouw G.W. de Boer en de heren J. van Dijk en P.W. Lowies. Namens de gewezen deelnemers is de heer J.L. Eckhardt aangesteld als lid van de deelnemersraad. In verband met het verlaten van Interpolis Pensioenbeheer B.V. is
44
mevrouw J. Haan op 1 oktober 2005 afgetreden als lid van de deelnemersraad namens de actieve deelnemers. Op 1 oktober 2005 is de heer C. Stuiver benoemd als lid van de deelnemersraad namens de gepensioneerden.
Administrateur Interpolis Pensioenbeheer B.V.
Groningen
Vermogensbeheerders Beon Vermogensbeheer N.V.
Groningen
Interpolis Pensioenen Vermogensbeheer B.V.
Zoetermeer
Interpolis Vastgoed B.V.
Zoetermeer
Actuaris Mercer Human Resource Consulting B.V.
Rotterdam
Accountant Ernst & Young Accountants
Groningen
Compliance officer Internal Audit Interpolis
Tilburg
45
Colofon Verslaglegging en vormgeving Interpolis Pensioenbeheer B.V.
46