Jaarrekening 2014 Fonds Nazorg Stortplaatsen Fryslân
Gedeputeerde Staten van Fryslân 21 april 2015
Inhoudsopgave Blz.
1
2
3
Jaarverslag 2014 1.1
Algemeen
2
1.2
Programmaverslag 2014
4
1.3
Weerstandsvermogen
4
Jaarrekening 2014 2.1
Balans per 31 december 2014
6
2.2
Resultatenrekening 2014
7
2.3
Toelichting op de balans en de resultatenrekening
8
Overige gegevens 3.1
Voorstel resultaatsbestemming 2014
10
3.2
Accountantsverklaring
11
1
1
Jaarverslag 2014
1.1 Algemeen Wettelijk kader van de nazorgregeling Op 1 april 1998 is de in de Wet Milieubeheer (Wm) opgenomen regeling voor de nazorg van stortplaatsen, die op 1 september 1996 nog in werking waren, bij Koninklijk Besluit in werking getreden (Staatsblad 1997, 532). Deze regeling impliceert dat na sluiting van een stortplaats de verantwoordelijkheid voor de nazorg bij de provincie wordt gelegd. Om deze nazorg te kunnen bekostigen wordt een nazorgheffing aan de stortplaatsexploitant opgelegd. Deze heffing wordt door Gedeputeerde Staten geïnd en gestort in het Fonds Nazorg Stortplaatsen Fryslân. Dit provinciale nazorgfonds is een krachtens de wet Milieubeheer (Wm) ingestelde rechtspersoon, bestuurd door Gedeputeerde Staten. Het Fonds is opgericht op 10 februari 1999 en leidde tot 2002 een slapend bestaan. Dat het Fonds een aparte rechtspersoon vormt is door de wetgever zo bepaald, om te garanderen dat tot in lengte van jaren is zeker gesteld, dat de opgelegde nazorgheffingen alleen aan de nazorg van stortplaatsen zal worden besteed. Aparte begroting en jaarrekening Tot en met 2002 waren begroting en jaarrekening van het Fonds opgenomen in de provinciale begroting en jaarrekening en werd het Fonds beschouwd als bestemmingsreserve. Om het aparte rechtspositionele karakter van het Fonds te benadrukken is in overleg met de externe accountant besloten om vanaf 2003 een afzonderlijke begroting en jaarrekening op te stellen. In 2003 is de provinciale administratie hierop aangepast. Regels over het bestuur van het Fonds en betreffende de vormgeving van de jaarrekening zijn in 2004 vastgelegd in het reglement Nazorgfonds 2004. Vanaf 2004 is de administratie van het nazorgfonds volledig administratief gescheiden van de administratie van de provincie en ondergebracht in een apart “bedrijf”. Het Jaarverslag en de Jaarrekening zijn samengevoegd. De Jaarrekening is opgesteld conform de verslaggevingvoorschriften van Titel 9 Boek 2 BW. Voeding van het Fonds Op 1 januari 2013 vielen zeven stortplaatsen onder de nazorgregeling, waarvan 3 droge stortplaatsen, 3 kleinschalige baggerspeciestortplaatsen en 1 grote baggerspeciestortplaats. Aan vijf van de zeven stortplaatsen is een voorlopige heffing opgelegd en geïnd, bij één stortplaats is de heffing definitief vastgesteld en geïnd. Bij 1 stortplaats is nog geen voorlopige nazorgheffing vastgesteld. Voor al die stortplaatsen waar een voorlopige heffing is geïnd, is binnen het Fonds een afzonderlijke voorziening gevormd die voldoende moet zijn om de voorziene nazorgkosten te dekken. Deze voorzieningen worden periodiek geactualiseerd. Zie verder de toelichting op de balans. Met de exploitanten van de geluidswal, onderdeel van het project Drachtstervaart en van de baggerspeciestortplaats Trijehûs, zijn eerder gesprekken gevoerd omtrent het nazorgplan. Voor het nazorgplan Trijehûs is de behandeling opgeschort in afwachting van definitieve besluitvorming over de afwerking. Bij Drachtstervaart zijn gesprekken opgeschort en kunnen deze weer worden opgestart na initiatief daartoe door de gemeente Smallingerland. Voor 2 kleine baggerspeciestortplaatsen zijn in 2013 nadere metingen verricht. Aanvullende informatie omtrent achtergrondwaarden c.q. overleg met de exploitant, in dit geval de gemeente Smallingerland, heeft geleid tot de conclusie dat overdracht aan de provincie vooralsnog niet gewenst is.. De overdrachtsprocedure met het Wetterskip over baggerspeciestortplaats Polderhoofdkanaal is gestaakt. 2
Beleggingen van het Fonds Voor het Nazorgfonds is in december 2001 door Provinciale Staten een Beleggingsstatuut vastgesteld. Hierin zijn de spelregels opgenomen waaraan Gedeputeerde Staten zich dienen te houden bij het beleggen van de middelen van het Fonds. De vanaf dat moment gevolgde beleggingsstrategie was gebaseerd op een advies van BNG Consultancy Services, uitgebracht in 2001. Vanaf januari 2008 zijn alle beleggingen afgestoten en zijn de middelen van het fonds tot aan 2015 uitgeleend aan de provincie tegen de rekenrente van 5,06% per jaar. Begin 2015 nemen GS een besluit over eventuele verlenging van deze overeenkomst. Omvang en organisatie van de nazorg Vanaf 1 januari 2014 wordt de uitvoering van de nazorg verzorgd door de FUMO en niet langer door de provincie zelf. De komende jaren moet duidelijk worden wat de consequenties zijn van het buiten de deur zetten, zowel qua afstemming, monitoring als kosten. Toekomstig gebruik van stortplaatsen Op en nabij de voormalige stortplaats Skinkeskâns zijn in het verleden ideeën geopperd voor een energiepark. Dergelijke activiteiten zullen effect hebben op de nazorg. Het kan zijn dat aanvullende maatregelen nodig zijn op het gebied van voorzieningen en/of beheer. Ook zou e.e.a. kostenconsequenties kunnen hebben. De initiatiefnemers zijn hierover geïnformeerd. Uitgangspunt voor het nazorgfonds is dat activiteiten op de voormalige stort bespreekbaar zijn mits voorzieningen niet worden beschadigd en de financiële consequenties voor de nazorg van activiteiten volledig voor rekening komen van externe partijen. Wettelijk doel van het nazorgfonds is immers alleen het dekken van uitgaven gericht op nazorg. Zo heeft de bouwcombinatie Elfstedenhal in 2014 aangegeven interesse te hebben in het voor eigen rekening en risico afvoeren en exploiteren van het aanwezige stortgas op Skinkeskâns ten behoeve van de Elfstedenhal in Leeuwarden. Op de nazorg heeft dit geen materieel effect omdat altijd nog een gasfakkelinstallatie als achtervang aanwezig moet zijn. Op het moment dat om wat voor reden dan ook de afvoer van gas stagneert moet de fakkelinstallatie de afvoer van gas over kunnen nemen. Overige informatie Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft naar aanleiding van een door hen geëntameerd onderzoek, modernisering en verduurzaming stortsector, aangekondigd de wettelijke nazorgregeling in de Wet Milieubeheer opnieuw te willen evalueren. Hierbij vormt het continueren van een duurzaam netwerk van stortvoorzieningen in een krimpende markt een van de uitgangspunten. Rijkswaterstaat heeft van het ministerie opdracht gekregen het eerste deel van deze evaluatie door middel van het formuleren van nadere onderzoeksvragen uit te voeren. Op zijn vroegst eind 2015 worden.de eerste resultaten verwacht.
3
1.2
Programmaverslag 2014
Doel Het financieren van de eeuwigdurende nazorg van gesloten stortplaatsen door de provincie.
Rapportage Ondanks de gedegen inschatting van de benodigde kosten met inschakeling van externe adviesbureau’s en onderzoek en overleg in IPOverband, wordt pas op lange termijn op grond van de ervaring duidelijk of de inschattingen van de kosten overeenkomen met de daadwerkelijke lasten (ca. 30 a 40 jaar).
Gewenste resultaten 1. Het opleggen van adequate nazorgheffingen per stortplaats door nazorgheffingen aan exploitanten op te leggen om voldoende startkapitaal te verkrijgen om hieruit de eeuwigdurende nazorg van een stortplaats te kunnen bekostigen uitgaande van geraamde beleggingsopbrengsten; 2. Een adequaat beheer van het nazorgfonds zodat de geraamde beleggingsopbrengsten op de lange termijn worden gerealiseerd.
Rapportage Geen activiteiten in 2014
1.3
Over 2014 is een rendement op het belegde vermogen verkregen van 5,06%.
Weerstandsvermogen
De volgende risico's kunnen worden onderscheiden, die van invloed zijn op het weerstandsvermogen: Debiteurenrisico: Er kunnen situaties ontstaan dat de door de exploitanten op te brengen heffingen niet volledig kunnen worden geïnd, doordat stortplaatsen voortijdig sluiten (b.v. faillissement of surseance van betaling als gevolg van verslechterde marktomstandigheden). Risico van kostenstijgingen: De provincie heeft pas een beperkt aantal jaren ervaring met nazorg. Dit vormt een risico voor de raming van de uitgaven. De berekening van het vermogen benodigd voor de nazorg is gebaseerd op een in IPO-verband opgestelde checklist en rekenmodel, waar zo goed mogelijk met allerlei onvoorziene omstandigheden rekening is gehouden. De uitgaven worden beïnvloed door externe ontwikkelingen als de inflatie op lange termijn, technische ontwikkelingen van invloed op aard en kosten van te nemen maatregelen en door wijziging op lange termijn van regelgeving op het gebied van het milieubeleid. Een actualisatie van de checklist wordt in 2015 afgerond. Risico van aansprakelijkheidsstelling: In het rekenmodel dat gehanteerd wordt voor de bepaling van de nazorgheffing is een risicoopslag opgenomen. Risico van onvoldoende rendement op termijn: Doelstelling van het Nazorgfonds is dat op lange termijn een rendement wordt verkregen dat gemiddeld 3% boven de inflatie ligt. Gerekend wordt op dit moment met een lange termijn rendement van 5,06%. Belangrijkste beïnvloedingsinstrument is het gevoerde beleggingsbeleid.
4
Risico van falen van de aangebrachte voorzieningen: Het kan voorkomen dat ondanks regulier onderhoud en monitoring onverwacht voorzieningen niet of in onvoldoende mate functioneren, waardoor grondwaterverontreiniging en/of schade bij derden ontstaat. Genomen maatregelen ter afdekking van risico's: Debiteurenrisico: Dit risico is grotendeels afgedekt bij de huidige stortplaatsen door de voorlopige heffing vooraf op te leggen en te innen. Mocht bij onverhoopte sluiting blijken dat een aanvullend bedrag nodig is, dan zal maatwerk gepleegd moeten worden. Niet op voorhand staat vast, dat de voortijdige beëindiging van de exploitatie van een nog niet gesloten stortplaats leidt tot overdracht aan de provincie. Afweging van de diverse belangen en navenante financiële inbreng zal dan tot een oplossing moeten leiden. Risico van kostenstijging: Bij de toetsing van de nazorgplannen wordt een extern bureau ingeschakeld. Tevens worden de in IPO-verband gehanteerde eenheidsprijzen periodiek geactualiseerd.of geïndexeerd. Dit gebeurt opnieuw in 2015. Bij de eerstvolgende bijstelling van de nazorgplannen (tenminste bij sluiting en overdracht) wordt met deze actualisering rekening gehouden. Door periodieke herijking van de plannen (5 jaarlijks na sluiting en overdracht) wordt dit risico verder beperkt. Risico van aansprakelijkheidsstelling: Mogelijkerwijs kunnen deelrisico's via pooling van risico's met andere provincies of door dekking via verzekeringen worden afgedekt. Dit is een proces van lange adem. Verder zullen de opgestelde nazorgplannen op basis van de ervaringen per stortplaats periodiek worden geactualiseerd. Risico van onvoldoende rendement: Via het beleggingsbeleid wordt getracht veilig te stellen dat op lange termijn de rekenrente wordt veilig gesteld en voldoende buffer ontstaat om inflatierisico's eveneens af te dekken. Het gevoerde beleggingsbeleid wordt periodiek geëvalueerd. Door de beleggingen kunnen (tijdelijke) vermogensverliezen ontstaan. Tot en met 2014 is de opbrengst gegarandeerd door het uitlenen van de middelen aan de provincie tegen de rekenrente. Begin 2015 nemen GS een beslissing over het eventueel verlengen van deze lening. Tevens kan een onderscheid worden gemaakt in de voorziene inflatie op de korte en op de lange termijn. Op grond van vooruitzichten van het CPB voor de prijsontwikkeling op middellange termijn kan een correctie op de berekende reserves reëel worden. In de rekenrente is een inflatiecomponent van 2% opgenomen. De afgelopen jaren is de inflatie hieronder gekomen. Het gaat echter om de ontwikkeling op de lange termijn. Risico van falen van de aangebrachte voorzieningen: Dit risico wordt zo klein mogelijk gehouden door het periodiek herijken van de nazorgplannen op grond van de nieuwste inzichten en door een intensief monitoringsprogramma. Tevens is sprake van een voorziening voor onvoorziene risico's en aansprakelijkheid jegens derden. Ondanks alle genomen maatregelen is er sprake van enig restrisico. Dit restrisico belandt uiteindelijk bij de provincie, als het nazorgfonds onvoldoende middelen bevat.
5
2.
Jaarrekening 2014
2.1
Balans per 31 december 2014 (na resultaatsbestemming)
Balans Activa 31-12-2014 Vaste activa Financiële vaste activa Vlottende activa Liquide middelen r.c. provincie bank
11.022.761
31-12-2013
0
0
11.022.761
10.527.394
0
10.527.394 0
----------------Totaal activa
11.022.761
10.527.394
1.520.298
1.416.715
9.502.463
9.110.679
Passiva Eigen Vermogen Voorzieningen Voorzieningen nazorgkosten Polderhoofdkanaal Grietmansrak Kromme Ee Skinkeskâns De Wierde fase I Trije hûs
27.436 27.031 34.222 3.460.779 4.981.733 971.262
27.436 27.031 34.222 3.460.779 4.981.733 971.262
-----------------
Totaal passiva
11.022.761
6
26.115
26.115
25.729
25.729
32.574
32.574
3.359.979
3.359.979
4.741.798
4.741.798
924.483
924.483
---------------
10.527.394
2.2
Resultatenrekening over 2014 Realisatie 2013
Begroot 2014
Realisatie 2014
Verschillen 2014
€
€
€
€
Baten: Rente op de RC Provincie à 5,06%
508.478
535.000
532.131
-2.869
totaal baten
508.478
535.000
532.131
-2.869
Lasten: mutaties voorzieningen nazorg stortplaatsen: kosten nazorg Beheerkosten
373.231 41.100 1.856
392.000 45.000 5.000
391.785 33.836 2.928
- 215 -11.164 -2.072
totaal lasten
416.187
442.000
428.549
-13.451
92.291
93.000
103.583
10.583
Resultaat
7
2.3
Toelichting op de balans en resultatenrekening:
Grondslagen voor de waardering van activa en passiva Algemeen Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders wordt vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Vlottende activa De beschikbare middelen van het Fonds zijn tot 1 januari 2015 uitgeleend aan de provincie Fryslân tegen een vaste rentevergoeding. Eigen Vermogen Het eigen vermogen geeft aan hoe het Fonds er feitelijk financieel voorstaat en bestaat uit: 3 componenten: een algemene reserve; een reservering voor de beheerkosten van het fonds; de geschatte benodigde risicoreserve Voorzieningen Per stortplaats zijn de benodigde middelen op termijn geraamd. Deze zijn als voorzieningen nazorgkosten opgenomen. De voorzieningen voor nog open stortplaatsen worden afgezien van herijking jaarlijks verhoogd met de rekenrente. De hoogte van deze voorzieningen wordt periodiek herijkt (tenminste bij sluiting van de stortplaats, eventueel tussentijds voordien ook nog). Ook in de nazorgfase worden de hoogte van deze voorzieningen periodiek herijkt via vijfjaarlijkse herziening van de vastgestelde nazorgplannen. Bij herijking wordt gekeken naar financiële gegevens zoals de werkelijke ontwikkeling van de inflatie tot op dat moment en de verwachte prijsontwikkeling op de middellange termijn (CPB prognoses) en op de lange termijn. Ook wordt bij herijking bezien of inhoudelijk nog tot aanpassing van het nazorgplan moet worden overgegaan en wordt de benodigde voorziening hierop aangepast. Herziening van het in IPO-verband gehanteerde rekenmodel en eenheidsprijzen kunnen aanleiding vormen tot herberekening van de benodigde reserves. In 2010 de nazorgvoorziening voor Skinkeskâns tussentijds geactualiseerd aan de hand van het vastgestelde rekenmodel en ervaringscijfers betreffende de kosten van maatregelen. In 2015 zal dit opnieuw plaats vinden n.a.v. de geactualiseerde checklists. Omdat de reguliere nazorgkosten voor Skinkeskâns direct ten laste van het resultaat worden gebracht, behoeft deze nazorgvoorziening alleen nog maar verhoogd te worden met een beperkt % om incidentele investeringen af te kunnen dekken. In 2012 zijn de benodigde voorzieningen voor Grietmansrak en Kromme Ee ietwat verlaagd omdat verwacht wordt dat bij de definitieve vaststelling een lager bedrag volstaat. In overleg met de exploitant (gemeente Smallingerland) zijn de kosten voor het verrichten van actuele metingen in 2012 en 2013 ten laste van de gevormde voorziening gebracht. Grondslagen voor de bepaling van het resultaat Algemeen De jaarrekening is opgesteld op basis van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
8
Baten en lasten Belangrijkste inkomstenbron vormen de opgelegde heffingen. Over het totale vermogen in de rekening-courant bij de provincie ondergebracht, wordt tot en met 2014 een vaste vergoeding verstrekt van 5,06% per jaar. Toelichting op onderscheiden posten van de balans: Liquide middelen: Onder deze post is opgenomen de rekening courant verhouding met de kas van de provincie Fryslan. De rekening-courant fungeert als werkkapitaal voor het fonds om de lopende uitgaven te financieren. Eigen vermogen: In dit eigen vermogen is naast de algemene reserve tevens opgenomen de vergoeding voor de te maken beheerkosten en de risicoreserve voor onvoorziene risico’s. Deze worden op dezelfde wijze berekend als de benodigde voorzieningen per stortplaats voor nazorgkosten. Tot slot wordt het restant van het resultaat toegevoegd aan de algemene reserve. Hieruit kan direct worden afgeleid in hoeverre het fonds in de plus of min staat. Daarbij moet tevens in ogenschouw worden genomen dat de risicoreserve ons inziens voorlopig nog een onvoldoende omvang kent. Op termijn achten wij een groei van de risicoreserve tot een bedrag tussen de € 2 en € 3 miljoen wenselijk. De afgelopen jaren zijn extra toevoegingen aan deze reserve gerealiseerd voor zover het resultaat dit toeliet en geen sprake was van een negatieve algemene reserve. Naast de risicoreserve maakt ook een reserve voor beheerkosten deel uit van het eigen vermogen. Door het niet langer zelfstandig beleggen van de middelen zijn de benodigde beheerkosten voor het fonds sterk afgenomen. De reserve beheerkosten is gemaximeerd op een bedrag van € 200.000. De toegerekende rente over een dergelijke reserve is ruim voldoende om de beheerkosten van de afgelopen jaren te dekken. Regulier zou tenminste een bedrag van € 36.200 aan de risicoreserve zijn toegevoegd. Vanwege het positieve resultaat over 2014 kan een groter bedrag aan de risicoreserve worden toegevoegd, waardoor sneller de gewenste omvang wordt bereikt. De ontwikkeling van het eigen vermogen is als volgt: Eigen vermogen ( in €) 31-12-2013 risicoreserve reserve beheerkosten algemene reserve Totaal Eigen Vermogen
Bestemming resultaat 103.583 0 0 103.583
1.216.716 200.000 0 1.416.715
31-12-2014 1.320.298 200.000 0 1.520.298
Voorzieningen: De benodigde voorzieningen voor nazorgkosten zijn verhoogd met de rekenrente ad 5,06%. De nazorgvoorziening voor Skinkeskâns is verhoogd met 3,0%. Toelichting op de exploitatie: Baten De baten bestaan uit de vaste rentevergoeding op de rekening-courant zoals die wordt aangehouden bij de provincie. Vallen de lasten respectievelijk mee dan wel tegen, dan komt de rentevergoeding hoger respectievelijk lager uit dan begroot. Lasten De lasten betreffen de werkelijk gemaakte kosten voor nazorg en een bedrag aan beheerkosten waaronder begrepen kosten zoals apparaatskosten, drukkosten, kosten van de accountant en overige advieskosten. Als gevolg van het onderbrengen van het vermogen bij de provincie zijn de kosten van beheer sterk afgenomen. 9
3.
Overige gegevens
3.1
Voorstel resultaatsbestemming 2014
Voorgesteld wordt om het resultaat van 2014 ten gunste te brengen van het eigen vermogen. Daarbij wordt de reserve ten behoeve van onvoorziene risico’s versneld opgehoogd conform de eerdere toelichting. Dit voorstel is als zodanig in de jaarrekening verwerkt. Eigen vermogen ( in €) 31-12-2013 risicoreserve reserve beheerkosten algemene reserve Totaal Eigen Vermogen
Bestemming resultaat 103.583 0 0 103.583
1.216.716 200.000 0 1.416.716
10
31-12-2014 1.320.298 200.000 0 1.520.298
3.2
Accountantsverklaring 2014
11
12
13