JAARVERSLAG 2008
Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland 1999.
1
1. Inhoudsopgave
1. Inhoudsopgave
2
2. Accountantsverklaring
3
3. Het nazorgfonds
5
4. Ontwikkelingen
6
5. Heffing en Invordering
9
6. Vermogensbeheer
12
7. Balans+toelichting met staat van activa
18
8. Exploitatierekening + toelichting
21
9. Risicoparagraaf
23
Jaarverslag 2006
2
.
3
4
3. Het Nazorgfonds
Artikel 15.47 van de Wet milieubeheer (Wm) schrijft voor dat Gedeputeerde Staten een fonds oprichten, bestemd voor de in artikel 8.49 Wm bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen. Onder die zorg wordt verstaan het treffen van zodanige maatregelen dat wordt gewaarborgd dat die stortplaatsen geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken, dan wel, voorzover dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen. Met de fondsconstructie heeft de wetgever een tweeledig doel voor ogen gehad. Ten eerste om daarmee zeker te stellen dat de verkregen middelen alleen voor de nazorg worden bestemd. Ten tweede om met het fonds kapitaal op te bouwen om de uitgaven ter zake van de (eeuwigdurende) nazorg te kunnen bekostigen. Het fonds wordt gevoed door de opbrengsten uit de nazorgheffing en door de behaalde rendementen en beleggingsopbrengsten. Het fonds bezit op grond van artikel 15.47, derde lid Wm. rechtspersoonlijkheid. Op 12 november 1999 is het Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland (verder Nazorgfonds) door Gedeputeerde Staten opgericht. Het Nazorgfonds kent een eigen (meerjaren)begroting en jaarstukken. De jaarstukken zijn openbaar en moeten van een accountantsverklaring worden voorzien.
5
4. Ontwikkelingen in 2008 In 2007 is de herinrichting van het vermogensbeheer van het nazorgfonds en de daarmee samenhangende herziening van de belastingverordening afgerond. Om het vermogensbeheer nog verder te professionaliseren wordt in 2008 de instelling van een beleggingscommissie voorbereid. Eind 2008 is door de Rekenkamer Oost een onderzoek uitgevoerd naar het beheer van het nazorgfonds. In 2007 is een project gestart om - voor het eerst - de sluitingsverklaring af te geven aan een exploitant van een stortplaats en het beheer van de stortplaats over te dragen aan de provincie. Dit proces is in 2008 voortgezet. In april 2008 is een handboek verschenen waarin de procedures met betrekking tot de sluiting en het beheer van de stortplaats zijn vastgelegd. De voorlopige aanslagen 2008 zijn geheven op basis van de aangepaste belastingverordening. Omdat strategische uitgangspunten voor het vermogensbeheer door het Statenbesluit van 15 december 2005 zijn gewijzigd, ontstond de noodzaak het vermogensbeheer opnieuw aan te besteden. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan APG investment Services, een dochter van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Provinciale Staten hebben onder andere besloten dat de middelen duurzaam belegd moeten worden. Hiertoe heeft zij ethische en maatschappelijke criteria opgesteld, waaraan de aandelen en obligaties moeten voldoen. Om het vermogensbeheer verder te professionaliseren wordt de instelling van een beleggingscommissie voorbereid, die het fondsbestuur in het voorjaar van 2009 voornemens is te installeren. Naast provinciale ambtenaren zal in de commissie een externe deskundige op het gebied van duurzaam beleggen 6
worden benoemd. Tevens zal een vertegenwoordiger van de stortplaatsexploitanten zitting hebben in de commissie. De commissie zal worden voorgezeten door de Gedeputeerde Milieu. De commissie heeft een tweetal taken. De commissie zal de uitvoering van het beleggingsbeleid door de ambtelijke frontoffice en de vermogensbeheerder toetsen. Bovendien zal de commissie adviseren over de keuze van beleggingsstrategiën en het te voeren beleggingsbeleid. Een bijzonder aandachtpunt voor de commissie is het verder verduurzamen van het vermogensbeheer. In november 2008 is door de Rekenkamer Oost-Nederland een onderzoek uitgevoerd naar de treasuryfunctie van de Provincie Gelderland. In dit onderzoek is ook het beheer van het nazorgfonds betrokken. In het onderzoek is onder andere gekeken naar het gevoerde beleggingsbeleid en het risicoprofiel van het fonds. Tevens is gekeken naar de wijze waarop de uitvoering van het vermogensbeheer is georganiseerd en hoe het toezicht, zowel intern als extern, is geregeld. De rekenkamer komt tot de conclusie dat er bij het nazorgfonds sprake is van een prudent en defensief vermogensbeheer. De bevindingen van de rekenkamer zijn bij brief van 12 december 2008 aangeboden aan Provinciale Staten. In 2007 is de eerste stortplaats in Gelderland in de sluitingsfase gekomen. De exploitant van de stortplaats, de gemeente Hattem, heeft de provincie verzocht een sluitingsverklaring af te geven. Na sluiting van een stortplaats en afgifte van een sluitingsverklaring wordt de provincie verantwoordelijk voor het beheer van de stortplaats teneinde te waarborgen dat de stortplaats in de toekomst geen schadelijke gevolgen voor het milieu heeft. Tijdens de sluitingsfase moeten een aantal technische, juridische en financiële processen worden doorlopen. Zo worden de bovenafdichtingsconstructie en technische installaties beoordeeld en aangevuld, worden lopende contracten en vergunningen van andere overheden beoordeeld en waar nodig herzien en worden 7
de kosten van de nazorg vastgesteld en door middel van een definitieve belastingaanslag in rekening gebracht bij de exploitant. Het doorlopen van deze processen moet er toe leiden dat de provincie met de afgifte van de sluitingsverklaring de “eeuwigdurende” zorg voor de stortplaats op een verantwoorde wijze op zich kan nemen. Ook in 2008 is gewerkt aan de sluitingsprocedure. De verwachting is dat medio 2009 de sluitingsfase voor de stortplaats te Hattem zal zijn afgerond en de sluitingsverklaring kan worden afgegeven. Ook voor de stortplaatsen “de Keijenberg” te Wageningen en “IJsseloord II” te Arnhem is inmiddels een verzoek tot sluiting gedaan. Ook de sluiting van deze stortplaatsen zal naar verwachting medio 2009 zijn beslag krijgen. Om een sluitingsverklaring te kunnen afgeven moeten diverse technische, juridische en financiële processen worden doorlopen. Deze processen hebben onderling een sterke samenhang en moeten in relatie met elkaar worden doorlopen. Omdat na afgifte van de sluitingsverklaring de provincie technisch, juridisch en financieel verantwoordelijk is voor de stortplaats en de provincie in beginsel niet meer kan terugvallen op de exploitant, zijn de processen met betrekking tot de sluitingsverklaring vastgelegd in een handboek om de kwaliteit van deze processen te waarborgen. Ook de processen met betrekking tot het beheer van een stortplaats zullen in het handboek worden vastgelegd. Het handboek is april 2008 verschenen en heeft inmiddels zijn weg gevonden naar de overige provincies en stortplaatsexploitanten Er heeft periodiek constructief overleg plaatsgevonden tussen medewerkers van de provincie en vertegenwoordigers van de exploitanten, verenigd in het Milieu Bedrijf Gelderland, over zaken met betrekking tot de nazorg van stortplaatsen die alle exploitanten betreffen. Bovendien wordt bilateraal overlegd over stortplaatsspecifieke zaken.
8
5. Heffing en invordering 2008
5.1 Algemeen Op 1 april 1998 zijn de in de Wet milieubeheer, Titel 8.3. ‘’Regels met betrekking tot gesloten stortplaatsen” en Titel 15.11 “Financiering
van
de
zorg
voor
gesloten
stortplaatsen”
opgenomen bepalingen van de Wet milieubeheer in werking getreden. Op grond van deze bepalingen
is de provincie
bestuurlijk, financieel en organisatorisch verantwoordelijk voor de (eeuwigdurende) nazorg van stortplaatsen die op of na 1 september 1996 nog afval hebben ontvangen. De bekostiging van die nazorg vindt plaats uit heffingen die de provincie aan de drijvers van de stortplaatsen oplegt. Daartoe hebben Provinciale Staten op 24 maart 1999 een belastingverordening vastgesteld. Voor het beheer van de gelden is een fonds in het leven geroepen.
5.2 Voorlopige aanslag Voor de wijze van heffing is gekozen voor een jaarlijkse voorlopige aanslag. De aanslag betreft een jaartermijn van het geraamde benodigde bedrag voor de nazorg. De definitieve aanslag wordt opgelegd op het moment waarop overeenkomstig artikel 8.47, derde lid, Wm. de stortplaats gesloten wordt verklaard. Het vermoedelijk totaal verschuldigde bedrag is afgeleid uit het zogenoemde doelvermogen. Dit doelvermogen is gebaseerd op het door de drijvers van stortplaatsen ingediende nazorgplan. Periodiek zullen de ramingen worden bijgesteld, hetgeen kan leiden tot aanpassing van het doelvermogen. In geval van aanpassing van het doelvermogen zal het verschuldigde bedrag door
middel
van
nadere
voorlopige
aanslagen
worden
gecorrigeerd. Het opleggen van nadere voorlopige aanslagen is geregeld in het besluit “Nadere regels heffing en invordering van voorlopige
9
aanslagen inzake de Verordening nazorgheffing Gelderland 1999". Dit besluit is in werking getreden op 15 november 1999. 5.3 Opslagen Ingevolge artikel 15.44, eerste lid sub c, Wm. moeten Provinciale Staten tevens een heffing instellen ter bestrijding van de kosten die gemoeid zullen zijn met de door de provincie uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd, en het onderzoek naar een systematische controle van aanwezigheid, aard en omvang van eventuele verontreiniging op die plaatsen. Interprovinciaal is de afspraak gemaakt om voor dit doel op de nog te storten tonnen afval
bij de niet-bedrijfsgebonden
stortplaatsen per 1 januari 1999 een opslag van € 0,90 ( f.2,--) per ton te leggen. Deze opslag is op grond van de wet gedurende 4 jaren in rekening gebracht. In 2000 is voor het eerst (over 1999) deze opslag in rekening gebracht; in 2003 de laatste keer. Het totaal van de opslag over de 4 heffingsjaren bedroeg € 2.945.214. Dit bedrag is in 2004 uit het fonds overgedragen aan de provincie. De gelden zijn gebruikt ter dekking van een deel van de kosten van bovenvermeld onderzoek. De overige kosten van dit onderzoek zijn gedekt uit rijksbijdragen in het kader van de Wet bodembescherming. Tevens wordt een opslag geheven ter bestrijding van de apparaatskosten die nazorg met zich brengt. In de nazorgbepalingen van de Wet milieubeheer wordt een onderscheid gemaakt tussen apparaatskosten die in de heffing kunnen worden doorberekend en apparaatskosten die uit de algemene middelen (moeten) worden bekostigd. In de heffing mogen uitsluitend de apparaatskosten worden doorberekend die verband houden met de oprichting en het beheer van het provinciale Nazorgfonds. De overige apparaatskosten worden door de wetgever geacht te worden bestreden uit de algemene provinciale middelen. De opslag voor apparaatskosten is per 1 januari 2006 verlaagd van € 10.200 naar € 5.000 per jaar. Aan apparaatskosten
is
doorberekend.
10
in
2008
in
de
heffingen
€
40.000
5.4 Rekenrente De nominale rekenrente is per 1 januari 2006 aangepast. De rekenrente is verlaagd van 6,7% naar 5,15%. Ook het percentage voor inflatie is verlaagd van 2,6% naar 2%. Evenals in 2007 zijn in 2008 de percentages voor de rekenrente en de inflatie hetzelfde gebleven.
5.5 Heffingen 2008 Het totale bedrag van de heffingen bedroeg in 2008: € 1.044.053 inclusief opslagen.
11
6. Vermogensbeheer
6.1 Inleiding Op 15 december 2005 hebben Provinciale Staten besluiten genomen over het vermogensbeheer van het fonds. Met deze besluiten zijn enkele strategische uitgangspunten rond het vermogensbeheer gewijzigd. Tevens was het om reden van efficiency wenselijk het vermogensbeheer onder te brengen bij één vermogensbeheerder. De selectieprocedure heeft de eerste helft van 2006 in beslag genomen. Na een uitvoerige selectie, waarbij 7 vermogensbeheerders is gevraagd te offreren, hebben wij besloten het vermogensbeheer per 1 augustus te gunnen aan Loyalis Financial Services, een dochter van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. De overgang van de portefeuille vastrentende waarden is per 1 augustus 2006 geëffectueerd. Om volledig te kunnen voldoen aan de duurzaamheidscriteria die door Provinciale Staten in het Statenbesluit zijn vastgelegd, heeft de overdracht van de aandelenportefeuille meer tijd gevraagd. Per 1 oktober 2007 is de portefeuille zakelijke waarden overgebracht naar Loyalis en is de herinrichting van het vermogensbeheer voltooid. Met ingang van 1 mei 2008 is de naam van Loyalis Financial Services N.V. gewijzigd in APG Investment Services N.V.
Het vermogensbeheer van het Nazorgfonds wordt uitgevoerd conform het Statenvoorstel 2005-886 van 15 december 2005. Het vermogensbeheer wordt door APG-IS uitgevoerd op basis van een mandaat. Dit mandaat past volledig binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden. Het mandaat bevat een aantal door Provinciale Staten in het beleggingsstatuut vastgestelde regels.
Deze regels houden kort samengevat in: •
maximaal 35% mag worden belegd in aandelen(fondsen); 12
•
het beleggen geschiedt risicomijdend;
•
de beleggingen zijn maatschappelijk/ethisch aanvaardbaar;
•
het beleggingsbeleid dient te voldoen aan wettelijke kaders;
•
er dient een goed inzicht te zijn in de kostenstructuur van beleggings- en beheervergoedingen;
•
de rapportages over het belegde vermogen dienen transparant te zijn en frequent te worden opgesteld.;
De bewaargeving van de waardepapieren wordt verzorgd door de Stichting Bewaarneming APG-IS. Met de N.I.B.C-bank is een Contract for Difference afgesloten. Het Global Sustainability Fund bevat een categorie aandelen die niet voldoen aan de duurzaamheidscriteria van het beleggingsstatuut. Door middel van dit contract wordt het rendement van deze categorie aandelen geneutraliseerd.
13
6.2 Vermogensbeheer in 2008 1. Inleg.
Per 1 januari 2008 is bij APG_IS een vermogen gestort van € 19.000.000,00 In 2008 zijn geen middelen bijgestort in de fondsen.
2. Rendement. Het rendement op het belegde vermogen van het Nazorgfonds bedraagt in het verslagjaar gemiddeld minus 8,7% 3. Samenstelling van de portefeuille. De belegde middelen waren per 31 december 2008 voor 78 % belegd in vastrentende waarden en 22 % in aandelen. De portefeuille vastrentende waarden is belegd in het APG-IS Rentefonds Europa 4-7 jaar en het APG-IS Rentefonds Europa 1-3 jaar. Deze fondsen bestaan vrijwel volledig uit staatsobligaties van landen in de eurozone. De aandelenportefeuille bestaat uit participaties in het APG-IS Global Sustainability Fund. Per 1 maart 2008 heeft een reallocatie van de middelen over de fondsen plaatsgevonden. Door de waardedaling van het aandelenfonds voldeed de beleggingsmix van het fonds niet meer aan de gewenste samenstelling. Om deze reden is € 300.000 uit het Rentefonds 1-3 en € 600.000 uit het Rentefonds 4-7 genomen en is € 900.000 toegevoegd aan het Global Sustainability Fund. 4. Het fondsrendement. In onderstaande tabel zijn de rendementen van de beleggingsfondsen weergegeven over het jaar 2008. De beleggingsresultaten zijn afgezet tegen de respectievelijke benchmarks. Alle waarden zijn weergegeven in procenten. De benchmark geeft de bewegingen van de (obligatie of aandelen) markt weer. De vermogensbeheerder heeft geen invloed op de benchmark, maar hij gebruikt hem als referentie voor zijn behaalde rendement. De benchmark houdt geen rekening met beheerskosten. Om een goede vergelijking te kunnen maken zijn de bruto fondsrendementen 14
weergegeven. In de tabel is tevens aangegeven welk percentage het fonds vertegenwoordigd in de totale portefeuille. . Rendement
Benchmark
APG-IS Rentefonds Europa 1-3
-/-7,4%
6,9%
% portefeuille per 31-12 17%
APG-IS Rentefonds Europa 4-7
8,9%
9,3%
61%
-/-38,4%
-/-37,6%
22%
APG-IS Global Sustainabiliy Fund Totaal
-/-8,7%
100%
APG-IS Rentefonds Europa 1-3: het fonds bevat vastrentende waarden met een korte (resterende) looptijd. Het rendement van het fonds is het resultaat van een positief couponrendement op jaarbasis van ruim 5% en een koersverlies door de stijgende credispreads van ruim 12%, per saldo een negatief rendement van 7,4 %. De creditspread, de risicotoeslag op de rentevergoeding bij leningen, is door de bancaire crisis sterk gestegen en is een belangrijke oorzaak voor de waardedaling van de obligaties. Hierdoor stijgt het rentepercentage echter en zal op termijn het couponresultaat toenenen. Het verschil met de benchmark wordt veroorzaakt doordat de benchmark geen rekening houdt met de oplopende creditspreads. APG-IS Rentefonds Europa 4-7: het fonds bevat staatsobligaties uit de EMU-landen. De gemiddelde looptijd van de obligaties bedraagt 6,2 jaar. Het rendement van het fonds bedraagt in totaal 8,9% en is opgebouwd uit enerzijds een positief couponrendement van 4,8% en anderzijds een positief koersresultaat van 4,1%. Het positieve koersresultaat is veroorzaakt door de dalende kapitaalmarktrente. De benchmark laat een licht hoger rendement zien. Dit verschil wordt verklaard doordat de samenstelling van de portefeuille in geringe mate afwijkt van de samenstelling van de benchmark. APG-IS Global Sustainability Fund: het fonds belegt in aandelen van bedrijven die voldoen aan de duurzaamheidscriteria die door 15
Provinciale Staten zijn vastgelegd in het beleggingsstatuut en de duurzaamheidscriteria die in het fondsreglement zijn vastgelegd. Het rendement van het fonds bedraagt 38,4% negatief. Het negatieve rendement is vooral in de tweede helft van 2008 ontstaan door de sterk verslechterende economische omstandigheden in de wereld. Het verschil met de benchmark wordt veroorzaakt doordat in de portefeuille enkele sectoren op grond van duurzaamheidscriteria zijn uitgesloten, maar wel zijn opgenomen in de benchmark. In totaliteit heeft de portefeuille een negatief rendement behaald van 8,7%. Door de behoudende beleggingsmix van de portefeuille, die tot uiting komt in het grote aandeel vastrentende waarden, heeft de totale portefeuille een zeer laag risicoprofiel. Daarmee is het negatieve rendement van het fonds beperkt gebleven. Voor het tijdelijke beheer van ontvangen gelden uit de heffingen tot aan het moment van beleggen en het aanhouden van kasgeld wordt gebruik gemaakt van een rekening courant met de provincie en een rentedragende bankrekening. De rentebaten worden toegevoegd aan het totale rendement van het fonds.
5. Historisch rendement.
De rendementen van de vermogensbeheerders over de afgelopen jaren staan vermeld in onderstaande tabellen. Het betreft de rendementen op jaarbasis. 2008 LOAM SNS APG-IS
2007*
2006*
0.7
4.3
2005 7.8 7.1
2004 7.5 7.3
2003 5.0 5.1
2002 1.1 0.1
2001 0.6 1.8
-/-8,7 * Omdat de samenstelling van de vermogensbeheerders tijdens het verslagjaar zijn gemuteerd zijn geen cijfers per vermogensbeheerder beschikbaar. Het percentage betreft het gemiddelde rendement van de drie beheerders samen, inclusief de rentebaten.
Sinds de start van de beleggingsactiviteiten van het fonds op 1 juli 2000 tot 31 december 2008 heeft het fonds op jaarbasis een gemiddeld beleggingsresultaat geboekt van 2,25 %. 16
6. Kosten van het vermogensbeheer. De beheerskosten van APG-IS worden verrekend binnen de fondsen De kosten bedragen: Rentefonds Europa
0,21%
Rentefonds Europa 1-3 jaar
0,25%
Global Sustainability Fund
0,48%
De overige kosten van het vermogensbeheer hebben in 2008 bedragen: Transactiekosten N.I.B.C. Totaal
€ 2.437 € 20.000 € 22.437
17
7. Balans met toelichting en staat van activa.
2007
2008
Vaste activa
Fondsvermogen
Financieel
Reserve beheerskosten
▪ Vastrentende waarden ▪ Aandelen ▪ Liquiditeiten
13.712.900,85
13.332.794,72
5.224.660,88
3.823.661,86
Onverdeeld rendement 2007
20.351,40
29.260,47
Onverdeeld rendement 2008
18.957.913,13
58.433,57
64.015,14
-1.647.689,63
17.185.717,05
Vlottende activa
19.729.301,81
20.872.478,73
Kortlopende schulden
Liquide middelen
269.118,41
Rekening courant provincie
669.488,42
748.433,98
35.379,34
1.079.851,46
Totaal activa
2008
139.123,92
Voorzieningen nazorgvermogen
Nog te ontvangen
2007
283.441,75 Nog te betalen
973.986,17
2.111.727,19
19.931.899,30
19.297.444,24
Totaal passiva
18
5.040,00
8.640,00 5.040,00
8.640,00
19.931.899,30
19.297.444,24
Toelichting op de balans. Financiële vaste activa.
Reserve beheerskosten
De financiële vaste activa bestaan uit de middelen die in beheer zijn overgedragen aan de vermogensbeheerders LOAM, SNS en Loyalis. Per 1 oktober 2007 zijn alle fondsen in beheer overgedragen aan bij Loyalis. De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de actuele marktwaarde per 31-12-2008. De activa zijn als volgt verdeeld over LOAM, SNS en Loyalis:
Het positieve exploitatiesaldo van de beheerskosten van het boekjaar 2008 is opgenomen als bestemmingsreserve beheerskosten.
LOAM SNS Loyalis Totaal
Rendement. Na vaststelling van de jaarrekening zal het ( negatieve ) rendement naar rato aan de voorzieningen van het nazorgvermogen worden toegerekend.
€ 10.927,22 € 6.862,62 € 17.167.927,21 € 17.185.717,05
Nazorgvermogen. Aan de voorzieningen nazorgvermogen is toegevoegd:
Op de navolgende pagina is de staat van financiële vaste activa weergegeven. In 2008 is het belegde vermogen afgenomen met € 1.772.196,08 De portefeuille van Loyalis is opeisbaar op de eerste dag van de maand.
de opbrengst uit de heffing 2008 verdeeld rendement 2007 Totaal
Liquide middelen.
Rekening courant provincie.
De rentedragende ondernemingsrekening bij de ABN-AMRO wordt gebruikt om nog niet belegde middelen te beheren.
De kosten en opbrengsten, die gemoeid zijn met het beheer van het fonds, worden middels de rekening courant met de provincie verrekend.
Nog te ontvangen. Heffingen 2008 Rente 4ekwartaal NIBC Contract for Difference Te vorderen Btw Opslag apparaatskosten Totaal
Nog te betalen. Kosten administratie 2008 Accountantscontrole 2008 Advieskosten Totaal
€
€
1.044.053 1.121 21.359 838 12.480 1.079.851
19
€ 1.004.053,00 139.123,92 € 1.143.176,92
€ €
4.000 3.500 1.140 8.640
Staat van Activa
Kasbank Amsterdam Staat van Activa Provinciaal fonds gesloten stortplaatsen provincie Gelderland 31 december 2008 Naam
Aantal
Val.
Koers
Marktwaarde
Liquiditeiten mandaat Lombard Odier Darier Hentsch
EUR
10.927,22
Liquiditeiten mandaat SNS Asset Management
EUR
6.862,62 17.789,84
Loyalis Financial Services Staat van Activa Provinciaal fonds gesloten stortplaatsen provincie Gelderland 31 december 2008 Naam
Aantal
Val.
Koers
Marktwaarde
LFS Rentefonds Europa
905.891,62
EUR 11,25017 10.386.710,34
LFS Rente Plus Fonds Europa 1-3 jaar
320.020,71
EUR 11,00388
2.946.084,38
Loyalis Global Sustainability Fund
348.659,52
EUR 14,98499
3.823.661,86
Liquiditeiten
EUR
11.470,63 17.167.927,21
20
8. Exploitatierekening + toelichting.
Begroting 2008
Rekening 2008
Lasten 1.874.318
1.004.053
Te verdelen rendement 2008
1.072.316
-1.647.690
Totaal
1.072.316
-1.647.690
50.000
50.000
4.000 22.437 7.981 5.582 40.000
2.996.634
-603.637
Totaal generaal
Rekening 2008
1.874.318 65.000 1.939.318
1.004.053 40.000 1.044.053
1.072.316
613.207 -2.271.061 10.164 -1.647.690
3.011.634
-603.637
Baten
Toevoeging aan voorzieningen doelvermogens
Beheerskosten: Personele lasten Kosten vermogensbeheer Overige lasten Saldo beheerskosten
Begroting 2008
15.000
Opbrengst heffingen Opbrengst opslag voor beheerskosten
Beleggingsrendement obligaties Beleggingsrendement aandelen Overige opbrengsten Beleggingsopbrengsten
21
Toelichting op de exploitatierekening. Toevoeging aan voorzieningen doelvermogens. De opbrengsten van de heffingen zijn volledig toegevoegd aan de voorzieningen voor de stortplaatsen en depots voor baggerspecie.
Opbrengst opslag voor beheerskosten. Dit betreft de in de heffing opgenomen toeslag ter dekking van de beheerskosten.
Kosten vermogensbeheer. Het betreft de beheersvergoeding en de neutralisatiekosten van de aandelen van de tabaksindustrie conform de wens van Provinciale Staten inzake duurzaam beleggen. De kosten voor het beheer van de fondsen van APG Loyalis worden direct verrekend met het rendement.
Beleggingsrendement. Het beleggingsrendement betreft het totale bruto rendement van het belegde vermogen. Het benodigde fondsvermogen en ook de geraamde rendementen zijn gebaseerd op de rekenrente. De rekenrente bedroeg in 2008 5,15 % Het verschil tussen de rekenrente en het in werkelijkheid lagere rendementspercentage veroorzaakte het lagere rendement in 2008. Een gedetailleerde analyse van de beleggingsresultaten is opgenomen in hoofdstuk 6.
Te verdelen rendement 2008. Na vaststelling van de jaarrekening zal het rendement, na aftrek van de directe kosten voor vermogensbeheer, naar rato aan de voorzieningen voor de stortplaatsen en baggerspeciedepots worden toegevoegd. Toelichting exploitatie beheerskosten. Dit zijn kosten die gemaakt worden t.b.v. de bedrijfsvoering van het fonds. De beheerskosten zijn lager dan geraamd, met name omdat in 2008 nog geen daadwerkelijke uitvoering van de nazorg heeft plaatsgevonden. Saldo exploitatie. In 2008 heeft het fonds een voordelig exploitatiesaldo op de beheerskosten van € 5.582 Het voordelig saldo wordt toegevoegd aan de reserve beheerskosten. Hieruit kunnen eventuele toekomstige tekorten in de beheerskosten worden gedekt. Opbrengst heffingen. Dit betreft de ontvangst van de in 2008 op aanslag betaalde heffingen. Het nazorgplan vormt de grondslag voor de hoogte van de heffingen. Voor enkele stortplaatsen wordt momenteel een nieuw nazorgplan opgesteld, onder andere vanwege het vernieuwen van de vergunning. Dit kan leiden tot een aanzienlijke verhoging of verlaging van het doelvermogen, afhankelijk van capaciteitswijziging, exploitatieperiode en het toepassen van nieuwe technieken. Om deze reden is het opleggen van de aanslagen voor deze stortplaatsen uitgesteld en zal de heffing worden opgelegd na het gereedkomen van het nazorgplan, naar verwachting medio 2009.
22
9. Risicoparaaf In een bijlage van het Statenvoorstel E - 285, Uitvoering Leemtewet, is nader ingegaan op de risico’s van het Nazorgfonds. Onder risico wordt in dit verband verstaan "het gevaar op schade of verlies". De volgende risico's kunnen worden onderscheiden. 1. Debiteurenrisico. Dit risico houdt in dat de exploitanten de nazorgkosten van hun eigen stortplaats niet kunnen opbrengen. Het systeem van de objectgebonden heffing houdt in dat voor de sluiting van de stortplaats het benodigde bedrag moet worden opgebracht. Als de exploitant daartoe niet in staat is - bijvoorbeeld er is te weinig gereserveerd en/of te weinig restcapaciteit - kan het tekort niet op andere stortplaatsen worden verhaald; het fonds zal een tekort krijgen. Er zijn momenteel geen aanwijzingen dat dit risico zich zal voordoen. 2. Renterisico Dit risico doet zich voor als het fondsvermogen onvoldoende rendeert, wegens bijvoorbeeld te hoge inflatie of te lage rendementen. In geval van objectgebonden heffen kunnen deze tegenvallers steeds worden verrekend met de stortplaats, zolang die nog open is; overigens geldt dit ook voor meevallers. Na de sluiting van de stortplaats is het risico volledig voor het fonds. 3. Calamiteitenrisico Dit risico kenmerkt zich door een kleine kans met zeer grote gevolgen bijvoorbeeld aardbevingen of overstromingen. 4. Risico van onverwachte kostenstijgingen Bij dit risico wordt niet uitsluitend gedacht aan niet-voorziene prijsstijgingen van de te nemen maatregelen; ook valt hierbij met name te denken aan niet-voorziene aanvullende maatregelen. In de nazorgplannen worden maatregelen voorgesteld die wellicht ontoereikend zullen blijken.
23
Wij hebben de ingediende nazorgplannen zorgvuldig laten bestuderen door een extern adviesbureau; ook zij zijn de mening toegedaan dat de in de plannen voorgestelde maatregelen het risico van toekomstige, aanvullende maatregelen niet uitsluiten. 5. Risico van aansprakelijkheidsstelling Dit risico betreft de mogelijkheid dat het fonds aansprakelijk wordt gesteld voor schade aan derden. 6. Het risico van koersdaling Wanneer een deel van het fondsvermogen belegd wordt in aandelen, is het risico van koersdaling aanwezig. 7. Het falen van de aangebrachte voorzieningen Het is denkbaar, dat de in het nazorgplan voorgestelde voorzieningen niet of niet geheel functioneren. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat grondwaterverontreiniging optreedt. Interprovinciaal is
een model
ontwikkeld waarin de kans op verontreiniging per locatie kan worden berekend. Vanwege enkele bezwaren bij de toepassing van dit model heeft de provincie Gelderland er vooralsnog voor gekozen een vaste risico-opslag van 10% te hanteren. In het algemeen is de provincie op grond van de Wet milieubeheer aansprakelijk voor eventuele tekorten in het Nazorgfonds. Daarnaast zijn de volgende maatregelen genomen ter beperking/afdekking van de genoemde risico’s. •
Uitstel van betaling van de opgelegde termijnen is slechts toegestaan indien financiële zekerheid omtrent de kredietwaardigheid wordt verstrekt.
•
Voor onvoorziene kostenstijgingen is een opslag in de berekeningen opgenomen van 10%.
•
Voor het afdekken van niet nader gekwantificeerde risico’s is een opslag opgenomen van 10%.
24