JAARVERSLAG 2013
Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland 1999.
1
1. Inhoudsopgave
1. Inhoudsopgave
2
2. Controleverklaring
3
3. Het nazorgfonds
5
4. Ontwikkelingen in 2013
6
5. Heffing en Invordering
12
6. Vermogensbeheer
15
7. Balans+toelichting met staat van activa
21
8. Exploitatierekening + toelichting
24
9. Risicoparagraaf
26
“de Ullerberg” te Ermelo
Jaarverslag 2006
2
3
4
3. Het Nazorgfonds
Artikel 15.47 van de Wet milieubeheer (Wm) schrijft voor dat Gedeputeerde Staten een fonds oprichten, bestemd voor de in artikel 8.49 Wm bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen. Onder die zorg wordt verstaan het treffen van zodanige maatregelen dat wordt gewaarborgd dat die stortplaatsen geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken, dan wel, voor zover dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen. Met de fondsconstructie heeft de wetgever een tweeledig doel voor ogen gehad. Ten eerste om daarmee zeker te stellen dat de verkregen middelen alleen voor de nazorg worden bestemd. Ten tweede om met het fonds kapitaal op te bouwen om de uitgaven ter zake van de (eeuwigdurende) nazorg te kunnen bekostigen. Het fonds wordt gevoed door de opbrengsten uit de nazorgheffing en door de behaalde rendementen en beleggingsopbrengsten. Het fonds bezit op grond van artikel 15.47, derde lid Wm. rechtspersoonlijkheid. Op 12 november 1999 is het Fonds Nazorg Stortplaatsen Gelderland (verder nazorgfonds) door Gedeputeerde Staten opgericht. Gedeputeerde Staten vormen het bestuur van het nazorgfonds. De Gedeputeerden Milieu en Financiën vormen het dagelijks bestuur van het fonds. Het nazorgfonds kent een eigen (meerjaren)begroting en jaarstukken. De jaarstukken zijn openbaar en moeten van een controleverklaring worden voorzien.
5
4. Ontwikkelingen in 2013
In 2013 heeft de beleggingscommissie, naast het uitvoeren van haar reguliere controle- en adviestaken een project gestart om het vermogensbeheer opnieuw aan te besteden en mogelijk een nieuwe vermogensbeheerder te selecteren. In 2013 is gewerkt aan de voorbereiding voor de afgifte van een sluitingsbeschikking aan een tweetal stortplaatsen. In 2013 heeft de provincie de nazorg uitgevoerd op 4 stortplaatsen en 6 depots voor baggerspecie. Er hebben zich bij de uitvoering geen bijzonderheden voorgedaan. Er zijn in 2013 7 voorlopige aanslagen opgelegd. 4.1 Beleggingscommissie Om het vermogensbeheer verder te professionaliseren is in 2009 een beleggingscommissie ingesteld. De commissie wordt voorgezeten door de Gedeputeerde Milieu. Naast provinciale ambtenaren maakt een externe deskundige op het gebied van duurzaam beleggen deel uit van de commissie. Tevens heeft een vertegenwoordiger van de stortplaatsexploitanten zitting in de commissie. De commissie heeft een tweetal taken. De commissie toetst de uitvoering van het beleggingsbeleid door de ambtelijke frontoffice en de vermogensbeheerder. Bovendien adviseert de commissie het fondsbestuur over de keuze van beleggingsstrategieën en het te voeren beleggingsbeleid. Een bijzonder aandachtpunt voor de commissie is het verder verduurzamen van het vermogensbeheer. De commissie is in 2013 tweemaal bijeengeweest. In haar eerste bijeenkomst heeft de commissie de jaarrekening 2012 en de uitvoering van het vermogensbeheer over 2012 besproken. In de tweede bijeenkomst van 2013 heeft de commissie gesproken over de mogelijkheid het vermogensbeheer opnieuw aan te besteden. De huidige vermogensbeheerder van het fonds APG-IS heeft begin 6
2013 aangegeven het vermogensbeheer voor het fonds te moeten beëindigen. Een Europese wetswijziging betreffende professioneel vermogensbeheer maakt dat APG in zijn huidige organisatie in het vervolg alleen de grote pensioenfondsen mag bedienen. De fondsen waarin het nazorgfonds belegt blijven bestaan maar met ingang van 1 oktober 2013 wordt het beheer overgedragen aan een andere vermogensbeheerder. Om genoemde reden is een natuurlijk moment ontstaan om het vermogensbeheer opnieuw aan te besteden. Eind 2013 is een start gemaakt met de aanbestedingsprocedure door het benoemen van de selectiecriteria en het selecteren van 4 vermogensbeheerders die worden uitgenodigd te offreren,
4.3 Rentevisie Indien het gerealiseerde rendement van het fonds structureel lager is dan de gehanteerde rentevoet bij de berekeningen dreigt op termijn een onderdekking. De eerste grote uitgaven voor het fonds vinden pas plaats pas over 75 tot 100 jaar. Dit betekent enerzijds dat de gehanteerde gemiddelde rentevoet ook over deze lange periode moet worden bekeken en er ruimschoots voldoende tijd is om te corrigeren. Het betekent anderzijds dat, indien tijdig wordt gecorrigeerd, de aanpassingen klein kunnen blijven en daarmee de lastenverzwaring die aanpassing van de rentevoet met zich meebrengt voor de stortplaatsexploitanten ook aanvaardbaar zijn. De rendementen van de fondsen laten per jaar een sterk wisselend beeld zien. ( Zie paragraaf 6.5 Historisch rendement. ) Het gemiddelde rendement van het jaar 2000 tot 31-12 2012 bedraagt 4,5% terwijl de berekeningen gebaseerd zijn op een gemiddeld rendement van 5,15%. In dit licht is eind 2011 opdracht gegeven aan een adviesbureau op basis van een reële rentevisie voor de komende jaren een rentepercentage te presenteren dat een degelijke basis vormt voor het fonds om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen en dat tevens de afdrachten van de stortplaatsexploitanten aan het fonds betaalbaar houdt. Deze studie heeft laten zien dat een te hanteren rentepercentage van 4,6% recht doet aan beide elementen. Provinciale 7
Staten hebben in juni 2012 besloten vanaf 1 januari 2013 4,6% te hanteren als rente voor het nazorgfonds. 4.3 Sluiting stortplaatsen Na sluiting van een stortplaats en afgifte van een sluitingsverklaring wordt de provincie verantwoordelijk voor het beheer van de stortplaats teneinde te waarborgen dat de stortplaats in de toekomst geen schadelijke gevolgen voor het milieu heeft. Tijdens de sluitingsfase moeten een aantal technische, juridische en financiële processen worden doorlopen. Zo worden de bovenafdichtingsconstructie en technische installaties beoordeeld en aangevuld, worden lopende contracten en vergunningen van andere overheden beoordeeld en waar nodig herzien en worden de kosten van de nazorg vastgesteld en door middel van een definitieve belastingaanslag in rekening gebracht bij de exploitant. Het doorlopen van deze processen moet er toe leiden dat de provincie met de afgifte van de sluitingsverklaring de “eeuwigdurende” zorg voor de stortplaats op een verantwoorde wijze op zich kan nemen. In december 2012 is stortplaats “de Ullerberg” te Ermelo gesloten verklaard. In 2013 is nog gewerkt aan de financiële afwikkeling van de sluiting van “de Ullerberg”. In 2013 is voortvarend gewerkt aan de sluiting van stortplaats “de Armhoede” te Lochem. Naar verwachting kan rond 1 juli 2014 de sluitingsbeschikking worden afgegeven. Eind 2013 is het overleg gestart met de Regio Achterhoek om de stortplaats ”de Langenberg” te Zelhem op termijn te sluiten. De verwachting is dat de voorbereidingen heel 2014 en een deel van 2015 in beslag zullen nemen. 4.4 Uitvoering nazorg Eind 2012 is stortplaats Ullerberg gesloten en aan de nazorgportefeuille toegevoegd, waarmee we in 2013 nazorg hebben uitgevoerd bij 4 stortplaatsen en 6 depots voor baggerspecie. De nazorgactiviteiten bij de gesloten stortplaatsen omvatten het inspecteren, controleren en onderhouden van de nazorgvoorzieningen, het uitvoeren van metingen en het toetsen op bodemverontreiniging.
8
Op stortplaats De Keijenberg te Wageningen is viermaal een inspectie uitgevoerd. Naast regulier terreinonderhoud zijn de vijvers vrijgemaakt van begroeiing en is begroeiing binnen het hekwerk van de fakkel verwijderd. Aan het einde van het jaar is een monitoring uitgevoerd om de kwaliteit van het grondwater te controleren. De resultaten van monitoring hebben niet geleid tot aanvullende acties. Het stortgas wordt gewonnen en gebruikt om groene stroom op te wekken. Met een aanpassing in het systeem wordt verwacht dat het stortgas nog enkele jaren kan worden benut. Nadat stortplaats IJsseloord 2 te Arnhem in 2012 is verfraaid met het HERT, is er in 2013 ook een picknickbank gekomen, waardoor je na een zware klim naar boven lekker kan uitrusten en genieten van het uitzicht. In 2013 is regulier geïnspecteerd. De inspecties hebben niet geleid tot nadere acties in het kader van de nazorg. De eigenaar/beheerder van het terrein past voor het terreinonderhoud een combinatie toe van maaien en beweiding met schapen. Voor het gebruik van flexibele afrastering is al eerder ontheffing op de PmG verleend. Bij deze stortplaats is geen sprake van stortgas(verwerking). Halverwege het jaar is monitoring van het grondwater uitgevoerd. De grondwaterkwaliteit geeft geen aanleiding tot het nemen van maatregelen. Bij stortplaats Oranje Nassau te Hattem is vanwege de teruglopende hoeveelheid stortgas begin 2013 een kleine aanpassing aan de stortgasinstallatie uitgevoerd. De verwerking van het stortgas via een fakkel verloopt nu weer storingsvrij. De stortplaats is in 2013 driemaal geïnspecteerd. Door de ligging in een natuurlijk omgeving wordt het terrein ook bezocht door wilde zwijnen. De begroeiing wordt hierdoor plaatselijk aangetast en het terrein is door het “woelen” wat hobbelig geworden. Deze “schade” is echter zo oppervlakkig dat deze geen aanleiding vormt voor herstelwerkzaamheden aan de leeflaag. Bij de inspecties is geconstateerd dat het waterniveau in de percolaatverzamelput weer langzaam toeneemt. In overeenstemming met het nazorgplan zal dit in 2014 weer worden afgepompt. In oktober is het hele terrein geklepeld. In juni is een monitoring van het grondwater uitgevoerd. De resultaten hiervan hebben niet geleid tot nadere acties. 9
Stortplaats Ullerberg is relatief snel na het aanbrengen van de bovenafdichting voor gesloten verklaard. In deze fase is nog een intensieve inspectie nodig die in samenwerking met de beheerder van het landgoed is uitgevoerd. In 2013 zijn diverse controlemetingen om de goede werking van de nazorgvoorzieningen te verifiëren. Eind 2012 werd een beperkte emissie van stortgas aan de rand van de stortplaats geconstateerd. Deze stortgasemissie wordt nu op een adequate wijze afgevangen en verwerkt. Het merendeel van het stortgas wordt gewonnen en gebruikt om groene stroom op te wekken. Met een aanpassing in het systeem wordt verwacht dat het stortgas nog enkele jaren kan worden benut. Monitoring van het grondwater en de hemelwaterafvoer als ook de meting van maaiveldhoogte gaven geen aanleiding voor verdere acties. Naast regulier onderhoud aan de percolaatdrainage is een gedeelte van de hemelwaterdrainage doorgespoten. De hoeveelheid percolaat loopt gestaag terug. In 2013 is circa 1.750 m3 percolaat afgevoerd op de riolering. De nazorg kan net als bij de andere locaties volgens plan worden voortgezet. De depots voor baggerspecie, aangelegd in verband met rivierdijkverbetering, zijn tweemaal geïnspecteerd. Bij één locatie is onderzoek naar de kwaliteit van de deklaag gedaan omdat er graafwerkzaamheden waren uitgevoerd in verband met de aanleg van leidingen. De kwaliteit van de afdeklaag bleek niet aangetast. Bij de overige inspecties zijn geen bijzonderheden geconstateerd. Daarom was er geen aanvullend onderhoud nodig. 4.5 Overleg Er heeft periodiek constructief overleg plaatsgevonden tussen medewerkers van de provincie en vertegenwoordigers van de exploitanten, verenigd in het Milieu Bedrijf Gelderland, over zaken met betrekking tot de nazorg van stortplaatsen die alle exploitanten betreffen. Bovendien wordt bilateraal overlegd over stortplaatsspecifieke zaken.
10
In interprovinciaal verband vindt periodiek ambtelijk overleg plaats over alle zaken met betrekking tot de nazorg van stortplaatsen. Het platform treedt op als ambtelijk overlegpartner met de branchevereniging en vertegenwoordigt de provincies in diverse werkgroepen. Een aantal producten, waaronder checklisten, een rekenprogramma voor het bepalen van de nazorgkosten, en dergelijke worden landelijk toegepast door de branche, adviseurs en provincies.
Stortgasfakkel, stortplaats Oranje Nassau te Hattem
11
5. Heffing en invordering 2013 5.1 Algemeen Op 1 april 1998 zijn de in de Wet milieubeheer, Titel 8.3. ‘’Regels met betrekking tot gesloten stortplaatsen” en Titel 15.11 “Financiering van de zorg voor gesloten stortplaatsen” opgenomen bepalingen van de Wet milieubeheer in werking getreden. Op grond van deze bepalingen is
de
provincie
bestuurlijk,
financieel
en
organisatorisch
verantwoordelijk voor de (eeuwigdurende) nazorg van stortplaatsen die op of na 1 september 1996 nog afval hebben ontvangen. De bekostiging van die nazorg vindt plaats uit heffingen die de provincie aan de drijvers van de stortplaatsen oplegt. Daartoe hebben Provinciale Staten op 24 maart 1999 een belastingverordening vastgesteld. Voor het beheer van de gelden is een fonds in het leven geroepen. 5.2 Aanslagen Voor de wijze van heffing is gekozen voor een jaarlijkse voorlopige aanslag. De aanslag betreft een jaartermijn van het geraamde benodigde bedrag voor de nazorg. Het vermoedelijk totaal verschuldigde bedrag is afgeleid uit het zogenoemde doelvermogen. Dit doelvermogen is gebaseerd op het door de drijvers van stortplaatsen ingediende nazorgplan. Periodiek zullen de ramingen worden bijgesteld, wat kan leiden tot aanpassing van het doelvermogen. In geval van aanpassing van het doelvermogen zal het verschuldigde bedrag door middel van nadere voorlopige aanslagen worden gecorrigeerd. Het opleggen van nadere voorlopige aanslagen is geregeld in het besluit “Nadere regels heffing en invordering van voorlopige aanslagen inzake de Verordening nazorgheffing Gelderland 1999". Dit besluit is in werking getreden op 15 november 1999.
12
De definitieve aanslag wordt opgelegd op het moment waarop overeenkomstig artikel 8.47, derde lid, Wm. de stortplaats gesloten wordt verklaard. Met de definitieve aanslag worden de nazorgkosten, de in de exploitatieperiode betaalde voorlopige aanslagen, en het fondsrendement dat aan de inleg is toegekend afgerekend.
5.3 Opslagen
In de voorlopige aanslagen wordt een opslag geheven ter bestrijding van de apparaatskosten die het beheer van het nazorgfonds met zich brengt. In de nazorgbepalingen van de Wet milieubeheer wordt een onderscheid gemaakt tussen apparaatskosten die in de heffing kunnen worden doorberekend en apparaatskosten die uit de algemene middelen (moeten) worden bekostigd. In de heffing mogen uitsluitend de apparaatskosten worden doorberekend die verband houden met de oprichting en het beheer van het provinciale Nazorgfonds. De overige apparaatskosten worden door de wetgever geacht te worden bestreden uit de algemene provinciale middelen. De opslag voor apparaatskosten bedraagt € 5.000 per jaar. 5.4 Rekenrente De nominale rekenrente bedraagt in 2013 4,6%. In juni 2012 hebben Provinciale Staten besloten de rekenrente met ingang van 1 januari 2013 te verlagen van 5,15% naar 4,6%. Een belangrijke reden voor de verlaging van het rentepercentage is de verwachting dat de rente op Europese staatsobligaties nog langere tijd laag zal blijven. De beleggingsportefeuille van het nazorgfonds bestaat voor een belangrijk deel uit deze obligaties. Het percentage voor inflatie bedraagt in 2013 evenals in voorgaande jaren 2%. In verband met de verlaging van de rekenrente zijn de doelvermogens en de termijnen voor de voorlopige aanslagen herrekend.
13
5.5 Heffingen 2013 Op aanslagen is € 344.167 ontvangen. In 2013 zijn 1 definitieve aanslag en 6 voorlopige aanslagen opgelegd. Na afgifte van de sluitingsverklaring is aan 1 stortplaatsexploitant een definitieve aanslag opgelegd. Met deze aanslag zijn alle tijdens de exploitatieperiode opgelegde voorlopige aanslagen verrekend. De definitieve aanslag heeft geleid tot een teruggave. De teruggave samen met de 6 voorlopige aanslagen heeft geleid tot een totaal heffingsbedrag over 2013 van € 344.167. Zoals in paragraaf 5.2 al is vermeld worden op grond van nieuwe inzichten de doelvermogens periodiek aangepast. In een tweetal gevallen zijn deze aanpassingen voorzien. Bovendien hadden deze aanpassingen grote invloed op de omvang van de heffingen en hebben daarom geleid tot het verlenen van uitstel van betaling van de voorlopige aanslagen. Het omzetten van het verleende uitstel van betaling tot een verlaging van de voorlopige aanslagen heeft geleid tot een afboeking van € 679.618 van de heffingsopbrengsten bij de twee betreffende stortplaatsexploitanten. Ook zonder bijzondere oorzaken dalen de heffingsopbrengsten gestaag. Deels wordt
de daling
van de heffingsopbrengsten
veroorzaakt doordat stortplaatsen zijn gesloten of het volledige bedrag inmiddels hebben afgedragen. Ook van de nog in exploitatie zijnde stortplaatsen daalt de heffingsopbrengst. Het aanbod van de te storten hoeveelheden afval neemt gestaag af, onder andere door het succes van recycling. Deze afname van het aanbod van afval leidt er onder andere toe dat stortplaatsen langer in exploitatie blijven. De nazorgheffing wordt als gevolg daarvan over een langere periode verdeeld en leidt dus tot een lagere jaarlijkse heffing.
14
Eerder werd vooral gestuurd op het uitsluiten van bedrijfssectoren. Op basis van het Statenbesluit van 27 juni 2012 wordt duurzaam beleggen gerealiseerd door selectie van de best in class bedrijven in een sector en door actieve stimulering van deze bedrijven vanuit de belegger. De aanpassingen verhogen de transparantie ten aanzien van de uitvoering van opdracht tot duurzaam beleggen en sluiten tevens beter aan bij de moderne invulling van het begrip duurzaamheid bij vermogensbeheerders. Het Contract for Difference heeft na het Statenbesluit van juni 2012 geen functie meer en is beëindigd bij het aflopen van het contract. De wijze waarop na het besluit invulling wordt gegeven aan duurzaamheid staat beschreven in de navolgende paragraaf 6.2. 6.2 Duurzaamheid Provinciale Staten hebben besloten dat de middelen van het nazorgfonds ethisch en duurzaam moeten worden belegd. Hiertoe zijn criteria opgenomen in het beleggingsstatuut. De vastrentende waarden waarin het nazorgfonds belegt, bestaan vrijwel uitsluitend uit obligaties van de Europese EMU-landen. Een selectie op duurzaamheid is bij deze categorie obligaties naar hun aard niet van toepassing. De fractie zakelijke waarden van het nazorgfonds bestaat uit participaties in het Global Sustainability Fund van APG-IS. Dit fonds selecteert zijn aandelen uit de groep aandelen die zijn opgenomen in de MSCI Word-index. Als eerste stap in het selectieproces worden alle aandelen van bedrijven uitgesloten die niet voldoen aan de criteria, genoemd in het Global Compact van de Verenigde Naties, bijvoorbeeld producenten van clusterbommen. Vervolgens worden de bedrijven beoordeeld op ethische waarden, sociale factoren en duurzaamheid. Op basis van deze beoordeling krijgen de bedrijven een rating van AAA voor de beste bedrijven tot C voor de laagst beoordeelde bedrijven. De beoordeling wordt uitgevoerd door het onafhankelijke ratingbureau MSCI ESGiRatings, gespecialiseerd in duurzaamheidsratings. 16
Op basis van hun rating worden de beste bedrijven geselecteerd voor het fonds. Behalve door de selectie van aandelen draagt de fondsbeheerder ook actief bij aan het verduurzamen van de bedrijfsvoering van de bedrijven waarin wordt belegd. Door het deelnemen aan aandeelhoudersvergaderingen roept hij, vaak samen met andere beheerders van duurzame fondsen, bedrijven ter verantwoording en doet voorstellen voor verdere verduurzaming. Door deze wijze van selecteren voldoen de aandelen in de portefeuille van het nazorgfonds aan de uitsluitingscriteria die in het beleggingsstatuut zijn opgenomen en worden bovendien de beste bedrijven geselecteerd die wel aan de criteria voldoen. De actieve houding van de fondsbeheerder draagt hier aan bij. 6.3 Vermogensbeheer in 2013 1. Inleg.
Er is in 2013 niet bijgestort in de fondsen.
2. Rendement. Het rendement op het belegde vermogen van het Nazorgfonds bedraagt in het verslagjaar gemiddeld 9,2%. Na aftrek van beleggingskosten resteert een rendement van 8,8% 3. Samenstelling van de portefeuille. De belegde middelen waren per 31 december 2013 voor 64 % belegd in vastrentende waarden en 36 % in aandelen. In het beleggingsstatuut is vastgelegd dat het fonds is samengesteld uit 30% aandelen en 70% vastrentende waarden met een bandbreedte van plus of min 5%. Het aandelenfonds ligt met de genoemde samenstelling 1% buiten de bandbreedte. In verband met de aanbesteding van het vermogensbeheer in maart 2014 is besloten samenstelling van beleggingsportefeuille niet aan te passen. De portefeuille vastrentende waarden is belegd in het APG-IS Rentefonds Europa 4-7 jaar en het APG-IS Rentefonds Europa 1-3 17
jaar. Deze fondsen bestaan vrijwel volledig uit staatsobligaties van landen in de eurozone. De aandelenportefeuille bestaat uit participaties in het APG-IS Global Sustainability Fund. 6.4 Het fondsrendement. In onderstaande tabel zijn de rendementen van de beleggingsfondsen weergegeven over het jaar 2013. De beleggingsresultaten zijn afgezet tegen de respectievelijke benchmarks. Alle waarden zijn weergegeven in procenten. De benchmark geeft de bewegingen van de (obligatie of aandelen) markt weer. De vermogensbeheerder heeft geen invloed op de benchmark, maar hij gebruikt hem als referentie voor zijn behaalde rendement. De benchmark houdt geen rekening met beheerskosten. Om een goede vergelijking te kunnen maken zijn de bruto fondsrendementen weergegeven. In de tabel is tevens aangegeven welk percentage het fonds vertegenwoordigt in de totale portefeuille. . Rendement
Benchmark
APG-IS Rentefonds Europa 1-3 APG-IS Rentefonds Europa 4-7
0,7%
1,8%
% portefeuille per 31-12-2013 13%
2,2%
2,2%
51%
APG-IS Global Sustainability Fund Totaal
22,1%
21,2%
36%
9,2%
100%
APG-IS Rentefonds Europa 1-3: het fonds bevat vastrentende waarden met een korte (resterende) looptijd. Het rendement van het rentefonds is het resultaat van een positief couponrendement op jaarbasis van 3,3% en een negatief koersresultaat van 2,6%, per saldo een positief rendement van 0,7%. Er hebben geen cashtrades plaatsgevonden. APG-IS Rentefonds Europa 4-7: het fonds bevat staatsobligaties uit de EMU-landen. De gemiddelde looptijd van de obligaties bedraagt 6,4
18
jaar. Het rendement van het rentefonds bedraagt in totaal 2,2% en is opgebouwd uit enerzijds een positief couponrendement van 3,4% en een negatief koersresultaat van 1,2%. Er hebben geen cashtrades plaatsgevonden. APG-IS Global Sustainability Fund: het fonds belegt in aandelen van bedrijven die zijn opgenomen in de MSCI-Wordindex en die voldoen aan de duurzaamheidscriteria die door Provinciale Staten zijn vastgelegd in het beleggingsstatuut. Het positieve rendement van het aandelenfonds bedraagt 22,1 %. Het verschil met de benchmark wordt mogelijk veroorzaakt doordat de benchmark wordt bepaald op basis van alle bedrijven die zijn opgenomen in de MSCI-Worldindex en in het aandelenfonds alleen de op duurzaamheid geselecteerde bedrijven zijn opgenomen. In totaliteit is op de beleggingsportefeuille een bruto positief rendement behaald van 9,2%. Na aftrek van alle beleggingskosten is een rendement behaald van 8,8% Voor het tijdelijke beheer van ontvangen gelden uit de heffingen tot aan het moment van beleggen en het aanhouden van kasgeld wordt gebruik gemaakt van een rekening courant met de provincie en een rentedragende bankrekening. De rentebaten worden toegevoegd aan het totale rendement van het fonds. 6.5 Historisch rendement. De rendementen van de vermogensbeheerders over de afgelopen 11 jaren staan vermeld in onderstaande tabel. Het betreft de rendementen op jaarbasis. 2013 2012 2011 2010 LOAM SNS APG-IS
9,2
10,7
0,4
7,4
2009
11.7
2008
2007*
2006*
0.7
4.3
2005 7.8 7.1
2004 7.5 7.3
2003 5.0 5.1
-/-8,7
* Omdat de samenstelling van de vermogensbeheerders tijdens het verslagjaar zijn gemuteerd zijn geen cijfers per vermogensbeheerder beschikbaar. Het percentage betreft het gemiddelde rendement van de drie beheerders samen, inclusief de rentebaten.
19
Sinds de start van de beleggingsactiviteiten van het fonds op 1 juli 2000 tot 31 december 2013 heeft het fonds op jaarbasis een gewogen gemiddeld beleggingsresultaat geboekt van 5,0 %.
6.6 Kosten van het vermogensbeheer.
De beheerskosten van APG-IS worden verrekend binnen de fondsen De kosten bedragen: Rentefonds Europa 4-7 jaar
0,21%
Rentefonds Europa 1-3 jaar
0,25%
Global Sustainability Fund
0,48%
De overige kosten van het vermogensbeheer hebben in 2013 bedragen: Contract for Difference N.I.B.C. Overdracht rendement tabaksaandelen Transactiekosten herbeleggen dividend Totaal
Aanleg afdichting IJsseloord 2 te Arnhem
20
€ 15.000 10.160 2.570 € 27.730
7. Balans met toelichting en staat van activa.
2012
2013
Vaste activa Financieel Vastrentende waarden Aandelen Liquiditeiten
Reserve beheerskosten 19.318.599,21
19.541.494,75
9.270.434,14
11.072.694,15
Onverdeeld rendement 2012
0,00
0,00
Onverdeeld rendement 2013
28.589.033,35
Vlottende activa
Rekening courant provincie Nog te ontvangen
Totaal activa
2013
34.854,19
25.583,35
2.672.389,35 2.329.745,84
30.614.188,90 Voorzieningen nazorgvermogen
Liquide middelen
2012 Fondsvermogen
28.253.501,61
30.450.243,64
63.243,00
68.552,00
31.023.988,15
32.874.124,83
Kortlopende schulden 314.122,81
314.826,05
2.100.831,99
1.940.109,88
20.000,00
Nog te betalen
5.000,00 2.434.954,80
2.259.935,93
31.023.988,15
32.874.124,83
Totaal passiva
21
Toelichting op de balans.
Reserve beheerkosten
Financiële vaste activa.
Het negatieve exploitatiesaldo van de beheerkosten van het boekjaar 2013 ten bedrage van € 9.270,84 is in mindering gebracht op de bestemmingsreserve beheerkosten.
De financiële vaste activa bestaan uit de middelen die in beheer zijn overgedragen aan de vermogensbeheerder APG Investment Services. De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de actuele marktwaarde per 31-12-2013.
Rendement. Na vaststelling van de jaarrekening zal het rendement naar rato aan de voorzieningen van het nazorgvermogen worden toegerekend.
Op de navolgende pagina is de staat van financiële vaste activa weergegeven. De beleggingen zijn toegenomen met € 2.025.155,55 Deze toename is volledig ontstaan door waardestijging, er is niet bijgestort.
Nazorgvermogen.
De portefeuille van APG Financial Services is opeisbaar op de eerste dag van de maand.
Aan de voorzieningen nazorgkosten is toegevoegd: de opbrengst uit de heffing 2013 € 344.167,00 verrekening eerdere aanslagen -/- 679.618,00 nog te verdelen rendement 2012 2.672.389,35 onttrekking t.b.v. uitvoering nazorg -/- 140.196,32 Totaal € 2.196.742,03
Liquide middelen. De rentedragende ondernemingsrekening bij de ABN-AMRO wordt gebruikt om nog niet belegde middelen te beheren. Rekening courant provincie.
Nog te betalen. Apparaatskosten 2013 € 28.016,00 Vooruit ontvangen apparaatskosten 20.000,00 Afwikkeling administratiekosten 4.157,00 Kosten nazorg 2013 16.379,00 Totaal € 68.552,00
De kosten en opbrengsten, die gemoeid zijn met het beheer van het fonds, worden middels de rekening courant met de provincie verrekend. Nog te ontvangen. Nazorgheffingen apparaatskosten Totaal
€ €
5.000 5.000
22
Staat van Activa
APG-Investment Services Staat van Activa Provinciaal fonds gesloten stortplaatsen provincie Gelderland 31 december 2013 Naam LFS Rentefonds Europa
Aantal 4-7 jaar
1.368.798,89
Val.
Koers
Marktwaarde
EUR 11,36568 15.557.342,57
LFS Rente Plus Fonds Europa 1-3 jaar
447.437,73
EUR
Loyalis Global Sustainability Fund
756.346,96
EUR 14,63970 11.072.694,15
Liquiditeiten
EUR
8,90437
3.984.152,18
0,00 30.614.188,90
23
8. Exploitatierekening + toelichting.
Begroting 2013
Rekening 2013
Lasten Toevoeging aan voorzieningen doelvermogens
Nog te verdelen rendement 2013
Kosten uitvoering nazorg
Beheerkosten: Personele lasten Kosten vermogensbeheer Overige lasten Saldo beheerskosten
Totaal generaal
Begroting 2013
Rekening 2013
737.430 48.978 786.408
344.167 -/-679.618 45.000 -/-290.451
1.372.669
223.058 1.804.668 302.020 2.329.746
125.166 20.000
120.196 20.000
145.166
140.196
2.304.243
2.179.491
Baten 737.430
1.372.669
125.166
21.224 31.836 15.918
-/-335.451
2.329.746
120.196
68.978
28.016 27.730 18.524 -/-9.271 65.000
2.304.243
2.179.491
Opbrengst heffingen 2013 Verrekening eerdere voorlopige aanslagen Opbrengst opslag voor beheerskosten
Beleggingsrendement obligaties Beleggingsrendement aandelen Overige opbrengsten Beleggingsopbrengsten
Onttrekking t.b.v. dekking uitvoering nazorg Onttrekking t.b.v. dekking beheerkosten Onttrekking aan voorziening doelvermogens
24
Toelichting op de exploitatierekening. Toevoeging aan voorzieningen doelvermogens. De opbrengsten van de heffingen zijn toegevoegd aan de voorzieningen voor de stortplaatsen en depots voor baggerspecie.
Opbrengst heffingen 2013. Dit betreft de ontvangst van de in 2013 op aanslag betaalde heffingen. Het nazorgplan vormt de grondslag voor de hoogte van de heffingen.
Te verdelen rendement 2013. Na vaststelling van de jaarrekening zal het rendement naar rato aan de voorzieningen voor de stortplaatsen en baggerspeciedepots worden toegevoegd.
In december 2013 is de definitieve aanslag opgelegd aan stortplaats De Ullerberg te Ermelo. Deze aanslag heeft geleid tot een terugbetaling van eerder tot een te hoog bedrag opgelegde voorlopige aanslagen. Het totaal van de in 2013 opgelegde heffingen bedraagt € 344.169
Kosten uitvoering nazorg. Het betreft de onderhouds- en monitoringskosten voor 4 stortplaatsen en 6 (kleine) depots voor baggerspecie.
Van 2 stortplaatsen zijn de eerder opgelegde voorlopige aanslagen herrekend. Dit heeft geleid tot een afboeking van totaal € 679.618
Toelichting exploitatie beheerkosten. Dit zijn kosten die gemaakt worden t.b.v. de bedrijfsvoering van het fonds.
Opbrengst opslag voor beheerkosten. Dit betreft de in de heffing opgenomen toeslag ter dekking van de beheerkosten. De stortplaatsen die gesloten zijn dragen bij in de dekking door een onttrekking uit hun nazorgvoorziening.
Kosten vermogensbeheer. Het betreft de beheervergoeding en de neutralisatiekosten van de aandelen van de tabaksindustrie inzake duurzaam beleggen. Het contract is per 1 oktober beëindigd conform het statenbesluit van 27 juni 2012. De kosten voor het beheer van de fondsen van APG Loyalis worden direct verrekend met het rendement.
Beleggingsrendement. Het beleggingsrendement betreft het totale bruto rendement van het belegde vermogen. Het benodigde fondsvermogen en ook de geraamde rendementen zijn gebaseerd op de rekenrente. De rekenrente bedroeg in 2013 4.6 %. In 2013 is een werkelijk rendement gehaald van 9,2%. Een gedetailleerde analyse van de beleggingsresultaten is opgenomen in hoofdstuk 6.
Overige lasten. Naast kosten voor administratie en accountant bevat deze post advieskosten. Met name de advieskosten voor de beleggingscommissie waren hoger dan begroot vanwege het opstellen van een rentevisie. Saldo exploitatie. In 2013 heeft het fonds een nadelig exploitatiesaldo op de beheerkosten van € 9.271 Het nadelig saldo wordt onttrokken aan de reserve beheerkosten. Hieruit kunnen ook eventuele toekomstige tekorten in de beheerkosten worden gedekt.
25
9. Risicoparaaf In een bijlage van het Statenvoorstel E - 285, Uitvoering Leemtewet, is nader ingegaan op de risico’s van het Nazorgfonds. Onder risico wordt in dit verband verstaan "het gevaar op schade of verlies". De volgende risico's kunnen worden onderscheiden. 1. Debiteurenrisico. Dit risico houdt in dat de exploitanten de nazorgkosten van hun eigen stortplaats niet kunnen opbrengen. Het systeem van de objectgebonden heffing houdt in dat voor de sluiting van de stortplaats het benodigde bedrag moet worden opgebracht. Als de exploitant daartoe niet in staat is - bijvoorbeeld er is te weinig gereserveerd en/of te weinig restcapaciteit - kan het tekort niet op andere stortplaatsen worden verhaald; het fonds zal een tekort krijgen. Er zijn momenteel geen aanwijzingen dat dit risico zich zal voordoen. 2. Renterisico Dit risico doet zich voor als het fondsvermogen onvoldoende rendeert, wegens bijvoorbeeld te hoge inflatie of te lage rendementen. In geval van objectgebonden heffen kunnen deze tegenvallers steeds worden verrekend met de stortplaats, zolang die nog open is; overigens geldt dit ook voor meevallers. Na de sluiting van de stortplaats is het risico volledig voor het fonds. 3. Calamiteitenrisico Dit risico kenmerkt zich door een kleine kans met zeer grote gevolgen bijvoorbeeld aardbevingen of overstromingen. 4. Risico van onverwachte kostenstijgingen Bij dit risico wordt niet uitsluitend gedacht aan niet-voorziene prijsstijgingen van de te nemen maatregelen; ook valt hierbij met name te denken aan niet-voorziene aanvullende maatregelen. In de nazorgplannen worden maatregelen voorgesteld die wellicht ontoereikend zullen blijken.
26