jaarverslag O n d e r z o e k s i n s t i t u u t OT B
10
jaarverslag O n d e r z o e k s i n s t i t u u t OT B
10
Onderzoeksinstituut OTB - Technische Universiteit Delft - Jaffalaan 9, 2628 BX Delft - Postbus 5030 - 2600 GA Delft Tel (015) 2783005 - E-mail
[email protected] - http://www.otb.tudelft.nl
Inhoud 2010: OTB viert 25-jarig bestaan
5
Missie, uitvoering en resultaten
6
Onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and Housing
8
Onderzoeksprogprogramma Housing Quality
14
Onderzoeksprogramma Housing Systems
20
Onderzoeksprogramma GIS Technology
25
Onderzoeksprogramma Urban and Regional Development
30
Onderzoeksprogramma Transport Studies
35
Onderzoeksprogramma Governance of Geo-information and Land Development
38
Onderwijs
44
Bijlagen 1 Organisatiestructuur
48
2 Directie, management, bestuur en organisatie
49
3 Baten en lasten
51
4 Output onderzoeksecties
52
2010: OTB viert 25-jarig bestaan jaarverslag 2010
4
H
et jaar 2010 stond gedurende 12 maanden in het teken van de viering van het 25-jarig bestaan van ons instituut. Hoogtepunten waren het grote jubileumcongres Stedelijke ontwikkeling naar nieuwe perspectieven, in de aula van de TU Delft en een spetterend personeelsfeest in de vernieuwde sportkantine. Tijdens het breed opgezette congres, waarop alle onderzoeksecties zich presenteerden, werden de maatschappelijke relevantie en de deskundigheid van het onderzoeksinstituut door diverse prominente sprekers onderstreept en kreeg een aantal jonge OTB-onderzoekers de kans om in workshops in discussie te gaan met ervaren vertegenwoordigers uit de praktijk. Het OTB mocht op die dag meer dan vierhonderd belangstellenden verwelkomen.
Energie en de gebouwde omgeving op de Haagse Hogeschool. Bastiaan van Loenen werd beloond met de toekenning van de prof. J.M. Tienstra Onderzoeksprijs voor zijn modellering van de ontwikkeling van geografische informatie infrastructuren. Twee emeriti OTB-hoogleraren werden eveneens onderscheiden. Hugo Priemus ontving voor zijn gehele oeuvre de prestigieuze Hudig Penning van het NIROV. Deze prijs wordt slechts sporadisch toegekend. Ook is op de website van het NIROV een overzicht van het totale werk van Hugo Priemus opgenomen. Andreas Faludi ontving de prijs voor het beste paper van het internationale congres van 2010 van de Regional Studies Association. Een belangrijke erkenning voor ons wetenschappelijk werk vormde ook de toekenning van de aanvraag van het wetenschappelijk tijdschrift International Journal of Housing and the Built Environment tot toelating tot de social citation index. Dit onder verantwoordelijkheid van het OTB door Springer uitgegeven tijdschrift vierde in 2010 eveneens zijn 25-jarig bestaan. Maandelijks worden ongeveer vijfduizend artikelen uit HBE door belangstellenden gedownload. De opname in deze index betekent dat het voor nog meer onderzoekers uit binnen- en buitenland interessant wordt om hun artikelen aan HBE aan te bieden.
Het jaar 2010 was ook het eerste volledige jaar waarin het OTB zonder een aantal grote intern en extern gefinancierde onderzoeksprogramma’s moest functioneren. Daar bovenop legde het College van Bestuur voor de komende vier jaar het OTB – en de faculteiten – een forse bezuinigingstaakstelling op. Dit om de ontstane tekorten op de begroting van de universiteit terug te dringen en om nieuwe investeringsruimte te creëren. In het kader van deze universitaire herijking zal het OTB ook zijn status als zelfstandige beheereenheid verliezen. Vermoedelijk zullen we in de loop van 2011 onder de bestuursverantwoordelijkheid van de faculteit Bouwkunde komen te vallen. De belangrijkste reden voor deze bestuurlijke aanpassing is dat het OTB geacht wordt de onderzoekscultuur van Bouwkunde te versterken. Deze door het CvB verstrekte opdracht wordt door het OTB als een erkenning van de hoge kwaliteit van ons onderzoek beschouwd. Daarnaast ontstaan er mogelijkheden voor het OTB om in het onderwijsprogramma van Bouwkunde te participeren en eigen onderwijsmodules te programmeren. Een ontwikkeling dus die zowel voor de faculteit Bouwkunde als voor het OTB nieuwe kansen biedt.
In 2010 is het secretariaat van het European Network for Housing Research (ENHR) naar het OTB verhuisd. Het ENHR is een in 1988 opgericht netwerk van huisvestingsonderzoekers dat tot die tijd onderdeel uitmaakte van de Universiteit van Upp-sala (Zweden). Het OTB levert sinds 2008 de voorzitter. Met de komst van het secretariaat is het OTB uitgegroeid tot ’s werelds belangrijkste centrum voor huisvestingsonderzoek. Dit feit wordt onderstreept door het grote aantal gastonderzoekers dat jaarlijks het OTB aandoet. Evenals vorige jaren werd ook in 2010 de kroon op het wetenschappelijk werk gevormd door maar liefst acht met succes verdedigde dissertaties. Ditmaal behoorden Gwen van Eijk (cum laude), Wenda Doff, Olivia Guerra Santín, Wendy Bohte, Paul de Vries, Inge Blom, Joris Hoekstra en Nam Seok Kim tot de gelukkigen. Eva Bosch, Eva Heinen en Demetrio Muñoz Gielen ontvingen in 2010 het diploma van de Nadoctorale Beroepsopleiding die het OTB verzorgt.
De wetenschappelijke output bleef op een kwalitatief en kwantitatief zeer hoog niveau, zoals uit bijlage 4 kan worden opgemaakt, hoewel het aantal fte terugliep met 18 en het aantal personeelsleden daalde van 127 naar 106. Wel nam het aantal gastonderzoekers toe van 31 naar 36, waardoor het totaal aantal personeelsleden nog altijd op een respectabele 142 uitkomt. Ook internationaal gezien behoort het OTB nog tot de grootste onderzoeksinstituten op het gebied van stedelijk en huisvestingsonderzoek. De financiën zijn op orde en er werd ten opzichte van het geprognosticeerde resultaat zelfs een kleine plus behaald (zie bijlage 3).
Het OTB is de hierboven beschreven ontwikkelingen goed doorgekomen en heeft aangetoond volledig tegen zijn taken opgewassen te zijn. Ik wil dan ook alle medewerkers bedanken voor hun creatieve en grote inzet gedurende het afgelopen jaar en de externe opdrachtgevers bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen. De behaalde resultaten in 2010 geven alle vertrouwen dat het Onderzoeksinstituut OTB de opgaven die er voor de komende jaren liggen op een adequate wijze zal weten uit te voeren.
Het jaar 2010 was zeer succesvol wat betreft het aantal ontvangen prijzen en betekenisvolle onderzoekstoekenningen. Zo ontving Jantien Stoter een van de vijf door de TU Delft behaalde Vidi-subsidies van NWO voor een onderzoeksvoorstel op het gebied van de toepassing van geografische data in 5D. Laure Itard werd benoemd tot lector jaarverslag 2010
Peter Boelhouwer, wetenschappelijk directeur 5
Missie, uitvoering en resultaten
omgeving. De nadruk ligt hierbij op wetenschappelijk onderzoek dat specifiek gericht is op het realiseren en ontwerpen van systeeminnovaties. De wisselwerking tussen technische componenten en het openbaar bestuur neemt eveneens een belangrijke positie in het onderzoek in. Het zwaartepunt van het OTB-onderzoek ligt bij het strategisch onderzoek: onderzoek dat enerzijds een sterke maatschappelijke relevatie kent en anderzijds gebaseerd is op een wetenschappelijke benadering waarin theorievorming en toepassing van gestructureerde methoden een belangrijke rol spelen. De TU Delft spreekt in haar instellingsplan 2007-2010 in dit kader ook wel van ‘use-inspired basic research’. In 2010 heeft binnen de TU Delft een herijking plaatsgevonden. In deze herijking is voorzien dat het OTB in de toekomst deel gaat uitmaken van de faculteit Bouwkunde, waarbij de versterking van het onderzoek van deze faculteit een belangrijke overweging vormt. Hierbij zal het OTB als een zelfstandige eenheid blijven functioneren, maar zullen tegelijkertijd de banden met onderzoek en onderwijs binnen deze faculteit worden versterkt. Een en ander zal naar verwachting in 2011 worden uitgewerkt in concrete besluitvorming.
Het Onderzoeksinstituut OTB is een interfacultair onderzoeksinstituut van de TU Delft met een zelfstandige beheerstatus. Het instituut is gelieerd aan de faculteiten Bouwkunde, Techniek, Bestuur en Management (TBM) en de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG). Met deze faculteiten worden nauwe onderzoeks- en onderwijsrelaties onderhouden. Deze relaties komen onder meer tot uiting in de leerstoelverankering tussen het OTB en deze constituerende faculteiten. Omdat een onderzoeksinstituut binnen de TU-organisatie strikt genomen geen eigen leerstoelen kent, gaat het daar waar in dit jaarverslag melding gemaakt wordt van OTB-hoogleraren, om leerstoelen bij een van de constituerende faculteiten. Een aantal van deze hoogleraren is vanuit de constituerende faculteiten geheel of gedeeltelijk gedetacheerd bij het OTB. Daarnaast hebben een vijftal medewerkers van het OTB een leerstoel die buiten de TU Delft is verankerd. Een centraal kenmerk van het onderzoek van het instituut is de nauwe relatie tussen theorie en praktijk. Dat wordt gereflecteerd in het feit dat momenteel ongeveer zestig procent van de revenuen uit externe bronnen komt. Het object van onderzoek van het OTB is de gebouwde jaarverslag 2010
6
Missie
afdeling Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde uitgevoerd. Hoewel de programma’s sterk uiteenlopen, vindt er toch tussen diverse thema’s uit de onderzoeksprogramma’s onderlinge samenwerking plaats. De onderzoeksprogramma’s worden in aparte hoofdstukken toegelicht.
Het Onderzoeksinstituut OTB wil in de samenleving op een zichtbare wijze bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en problemen op het gebied van wonen, bouwen en de gebouwde omgeving. Dit doen wij als onderdeel van de TU Delft – in nauwe samenwerking met andere faculteiten – via ons specialistisch wetenschappelijk onderzoek op dit gebied. Het accent ligt op wetenschappelijke impact en maatschappelijke relevantie. Wij streven ernaar het gewicht van het wetenschappelijk onderzoek te vergroten, waarbij de wisselwerking met probleemgericht en praktisch toepasbaar onderzoek essentieel blijft. Over dit alles willen we publiceren in internationaal toonaangevende tijdschriften en de resultaten aanbieden in het vigerende onderwijs binnen de universiteit. Op basis van het missiestatement streeft het OTB naar een verhouding van ongeveer vijftig procent contract- en vijftig procent universitair georiënteerd onderzoek, met een bandbreedte van tien procent. Juist de wisselwerking van beide financieringsbronnen draagt in hoge mate bij aan de meerwaarde van het instituut.
Internationale oriëntatie Een deel van ons onderzoek heeft ook in 2010 een duidelijk wetenschappelijk karakter en een grote internationale oriëntatie. Dat uit zich onder meer in een twintigtal Europese programma’s en een aantal buitenlandse gastonderzoekers waarmee ook na hun vertrek samenwerking blijft plaatsvinden. Er is sinds drie jaar sprake van een omvangrijk aantal promotieonderzoeken en artikelen in buitenlandse wetenschappelijke tijdschriften. Deze internationalisering is mogelijk geworden dankzij diverse ontwikkelingen. Er zijn in 2010 verdere stappen ondernomen om onze ambitie te realiseren om ten minste één volledige hoogleraarplaats per onderzoeksprogramma te hebben.
Bedrijfsvoering
Onderwijs
In de bedrijfsvoering vraagt deze brede oriëntatie om een specifieke constellatie en om vaardigheden waarin zowel het acteren binnen de academische wereld (dissertaties, internationale tijdschriften, congressen, etc.) als het bedienen van maatschappelijke organisaties centraal staan. De afgelopen jaren is hier nog een derde oriëntatie en vaardigheid bijgekomen: het verzorgen van onderwijs bij de drie constituerende faculteiten. Deze activiteit sluit aan bij het onderwijsaanbod dat traditioneel al tot het takenpakket van het OTB behoort: het organiseren van studiedagen en cursussen (in het kader van valorisatie en kennisdisseminatie) en het verzorgen van de nadoctorale beroepsopleiding ‘Technische Bestuurskunde en Ontwerp-, Plannings- en Beheertechnieken voor Bouwen en Gebouwde Omgeving’ (NADO-opleiding). Ten opzichte van de TU-faculteiten neemt het onderwijs (nog) slechts een bescheiden positie in. Op verzoek van de leiding van de TU Delft is de participatie van OTB-medewerkers in de BSc- en MSc-programma’s van de drie constituerende faculteiten de afgelopen jaren overigens wel vergroot en maakt het OTB zich sterk voor het verrichten van meer onderwijstaken en de aanstelling van hoogleraren. Het OTB streeft naar een verhouding van 20 procent onderwijs (inclusief cursussen en studiedagen) en 80 procent onderzoek.
Naast onderzoek is onderwijs een van de kernactiviteiten van het onderzoeksinstituut geworden. Gepoogd wordt om in de nabije toekomst twintig procent van de werkzaamheden uit kennisoverdracht te laten bestaan. Het betreft eerste- en tweedefaseonderwijs, wetenschappelijk onderwijs buiten de TU Delft en postinitieel onderwijs. Onderwijs en samenwerking met de TU-faculteiten en daarbuiten worden toegelicht in het hoofdstuk Onderwijs.
Resultaten Financiën In 2010 was er sprake van een negatief jaarresultaat van € 284.700. Dit tekort was begroot en komt deels voort uit het restant van een omvangrijke investeringsimpuls die het OTB in de afgelopen jaren heeft verricht. In 2010 zijn grootschalige kennisinnovatieprogramma’s ondersteund door de rijksoverheid (zoals het Habiforumprogramma voor vernieuwend ruimtegebruik en Ruimte voor Geo-Informatie) beëindigd en is met succes ingezet op de werving van onderzoeksgelden in een fijnmaziger vorm. Personeel In 2010 is de personeelsbezetting (licht) teruggelopen tot 83,2 fte. Een deel van de medewerkers die speciaal voor de Bsik-programma’s of de reeds genoemde investeringsimpuls bij het OTB werkzaam zijn geweest, heeft het OTB verlaten. Ook enkele medewerkers in vaste dienst zijn vertrokken of in aanstelling teruggegaan, zonder dat in 2010 de capaciteit op een andere wijze is ingevuld.
Onderzoeksprogramma’s De onderzoeksactiviteiten zijn verdeeld over zeven onderzoeksprogramma’s die elk zijn ondergebracht bij een onderzoeksectie. Het betreft de programma’s: - Housing Systems - Housing Quality - Urban and Regional Development - Neighbourhood Change and Housing - GIS Technology - Transport Studies - Governance of Geo-information and Land Development. De programma’s zijn zeer uiteenlopend maar hebben de gebouwde omgeving als overeenkomst. De programma’s zijn multi- en interdisciplinair van opzet. Het programma Housing Quality wordt samen met de jaarverslag 2010
Promoties In 2010 hebben acht promoties plaatsgevonden. Gwen van Eijk (cum laude), Wenda Doff, Olivia Guerra Santin, Wendy Bohte, Paul de Vries, Inge Blom, Joris Hoekstra en Nam Seok Kim behaalden via het OTB hun doctorstitel. Mede op basis van het grote aantal huidige promovendi is onze verwachting dat het aantal promoties de komende twee jaar zal groeien.
7
Onderzoeksprogramma
Neighbourhood Change and Housing Programmaleider André Ouwehand
In het onderzoeksprogramma Neighbourhood Change and Housing wordt onderzoek gedaan naar de structuur en organisatie van stadswijken en het alledaagse leven in die wijken in een veranderende samenleving. Het programma gaat over de manier waarop veranderingen op verschillende niveaus een wijk of buurt beïnvloeden. Daarbij ligt het accent op het alledaagse leven in de buurt, de binding van de bewoners met hun wijk en de betekenis die de wijk voor hen heeft. Deze benadering – een wijk als onderwerp én plaats van onderzoek – is ontwikkeld langs drie invalshoeken, te weten de stratificatie van wijken en locaties binnen wijken, binding en betekenis van wijken en tot slot de interactie tussen overheid, betrokken partijen en bewoners bij het tot stand brengen van veranderingen in de buurt. Missie Het onderzoeksprogramma beweegt zich binnen het spanningsveld dat gevormd wordt door wetenschap, beleid en praktijk. Het wil een bijdrage leveren aan het internationale wetenschappelijke debat en een vooraanstaande bijdrage aan het nationale debat over de ontwikkelingen van stadswijken, zowel in de wetenschappelijke als maatschappelijke fora. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een meervoudige thematische benadering.
Het onderzoeksprogramma In dit onderzoeksprogramma kijken we naar de structurele processen die aan buurtverandering ten grondslag liggen en gaan we in op buurten als plekken die door menselijk handelen tot stand komen en continu van betekenis veranderen. We bestuderen niet alleen de betekenis van de buurt voor bijvoorbeeld sociale netwerken, sociale interacties en identificatie, maar kijken – omgekeerd – ook hoe sociale netwerken, processen van identificatie en disidentificatie, sociale interactie, institutionele en politieke veranderingen de betekenissen van plekken beïnvloeden. Onze focus op beleid heeft ook aandacht voor buurten als kruispunten van instituties en vindplaatsen voor verschillende vormen van collectiviteiten. In het programma zijn vijf deels overlappende ‘arena’s’ voor buurtverandering benoemd: verandering in sociale netwerken, openbare ruimte, gebouwde omgeving, institutionele verandering en verandering veroorzaakt door beleidsinterventies. In al deze arena’s zien we een mix van intentionele verandering door actoren en de onbedoelde gevolgen van individueel of collectief handelen. In het programma proberen we een goede balans te vinden tussen structurele en constructionistische elementen van buurtverandering. Het onderzoeksprogramma is gebaseerd op drie thema’s, waarbij de vijf arena’s in elk thema terugkomen. Het gaat om de stratificatie van buurten, de buurt als veranderend sociaal domein en de jaarverslag 2010
8
buurt als domein van governance. In het eerste thema gaat het om ontwikkelingstrajecten van buurten en hun positie in de lokale hiërarchie van plekken. We stellen ons de vraag welke sociale, economische en politieke processen, mechanismen en interventies de ruimtelijke, sociale en economische positie van buurten beïnvloeden. Het tweede thema richt zich op de relatie tussen mensen en buurten, door te kijken naar de buurt als de plek waar betekenisverlening door individuen en collectiviteiten zich manifesteren. De centrale vraag in dit thema is op welke manier mensen belang hechten en betekenis verlenen aan buurten en hoe buurten zich daardoor ontwikkelen tot betekenisvolle plekken. Niet de buurt zelf is hier de onderzoekseenheid, maar diegenen die relaties met de buurt onderhouden. Het derde thema beziet de buurt als een institutionele en politieke plek, waar partijen in verschillende samenstellingen proberen de kwaliteit van leven in de buurt te verbeteren. De centrale vraag is hoe structuren voor collectieve actie tot stand komen: hoe de rol van instituties, begrip van elkaars belangen, machtsverhoudingen en besluitvormingsprocessen van invloed zijn op hoe in de buurt verandering bewerkstelligd wordt.
woonruimteverdeling en het beheer. Partners in dit onderzoek zijn Platform Corpovenista, woningcorporatie Vestia, projectontwikkelaar ERA-Contour en de gemeenten Den Haag, Leeuwarden, Maastricht en Rotterdam. In 2010 is het veldwerk voor het eerste deeltraject en het derde deeltraject verricht. Het project loopt tot voorjaar 2012. Waterbedeffecten van herstructurering In de actuele discussies over herstructurering spelen waterbedeffecten – bedoelde of onbedoelde invloeden op een ander gebied dan waarop een beleidsmaatregel was gericht – een prominente rol. Vaak wordt gevreesd dat herstructurering een negatieve invloed heeft op de wijken waar juist geen herstructurering wordt uitgevoerd. Om meer inzicht te krijgen in deze effecten hebben Nicis Institute, Platform Corpovenista, de gemeenten Breda, Den Haag, Ede, Groningen en Rotterdam, de Universiteit Utrecht en het Onderzoeksinstituut OTB een onderzoeksproject ontwikkeld waarin twee kanten van herstructurering worden onderzocht. Als eerste gaat het onderzoek in op gedwongen verhuisbewegingen en hun effecten op de te herstructureren wijken en de wijken waar bewoners naartoe verhuizen. In het tweede deel staan de gevolgen van de herstructurering op de lokale voorraad sociale huurwoningen centraal. De analyses voor dit laatste deelonderzoek waren eind 2010 vergevorderd. Vroeg in 2011 zal een eerste deelrapportage verschijnen. Het gehele project zal naar verwachting begin 2012 afgerond worden.
Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties Een belangrijk deel van het onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd binnen het onderzoeksprogramma ‘Kennis voor krachtige steden’ van Nicis Institute, waarbij wordt samengewerkt met universiteiten, marktpartijen en gemeenten. Een deel van de financiering voor twee Nicis-onderzoeken is ingebracht door het Platform Corpovenista. Dit platform is in september 2008 van start gegaan en bestaat uit veertien woningcorporaties en Aedes. Het platform ontwikkelt kennis over en inzicht in vraagstukken waar wijkontwikkeling en wijkverbetering, emancipatie van bewoners en ontwikkeling van het vastgoed in onderlinge samenhang aan de orde zijn. De OTB-onderzoeksectie SVW levert de projectleider en de projectsecretaris voor het platform. Daarnaast onderhoudt het programma nauwe contacten met ministeries, gemeenten en woningcorporaties. Wetenschappelijke contacten zijn wereldwijd verspreid, met een nadruk op academische onderzoeksgroepen in West-Europa.
Conferentie De wijk: denken, doen en doorzetten In juni 2010 vond in Utrecht een grote conferentie plaats met ruim driehonderd deelnemers van het Platform Corpovenista waarin een veertiental woningcorporaties en Aedes samenwerken aan verdere kennisontwikkeling op het gebied van de wijkaanpak. In een negental workshops, waarvan drie handelden over onderzoek dat binnen dit onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd, zijn onderzoeksresultaten besproken. In de organisatie van de conferentie speelden Saskia Binken en André Ouwehand, die het platform ondersteunden, een belangrijke bijdrage. Internationale conferentie ‘Neighbourhood Restructuring and Resident Relocation’ Op 4 en 5 november organiseerden Reinout Kleinhans en Wenda Doff een conferentie op het OTB waarin uitgebreid is ingegaan op de gedwongen verhuizing als gevolg van herstructurering van wijken. Onder het dertigtal internationale deelnemers waren veel bekende en gerespecteerde onderzoekers die de gelegenheid namen om in een wat kleinere en intensieve setting dit onderwerp verder uit te diepen. Doel van de conferentie was om op een open en meer neutrale wijze de verhuizingen te benaderen en die niet te plaatsen in een bij voorbaat negatieve context van gentrificering. De conferentie werd afgesloten met een excursie in de Delftse herstructureringswijk Poptahof.
Thema: Neighbourhood stratification Themaleider: Reinout Kleinhans Themagroep: Carlinde Adriaanse, Eva Bosch, Reinout Kleinhans, Wenda Doff, Marco van der Land, André Ouwehand, Ton van der Pennen, Leeke Reinders en Mariska van der Sluis
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten ‘Branding’ en leefstijlen in de wijk In de afgelopen jaren heeft het leefstijlconcept een ware opmars gemaakt in de gebiedsontwikkeling, projectontwikkeling en recentelijk ook woonruimteverdeling. In dit onderzoek, geïnitieerd door het Platform Corpovenista en verder ontwikkeld door het OTB, staat de vraag centraal wat de betekenis is van deze sociaal-culturele segmentatiemethoden en wat de effecten zijn van toepassing ervan. Dat onderzoek is opgesplitst in drie deeltrajecten: bij het onderzoek van woonvoorkeuren, bij toepassing in de gebiedsontwikkeling en in de jaarverslag 2010
Belangrijkste publicaties Adriaanse, C.M.M., 2010, The importance of norms: behavioural game theory as a tool to understand neighbourhood events, in: Housing Theory and Society 27 (1), pp. 1-22. Doff, W. & R.J. Kleinhans, 2010, Residential outcomes of forced relocation: lifting a corner of the veil on neighbourhood selection, in:
9
Urban Studies 48 (4) pp. 661-680. Curley, A.M. & R.J. Kleinhans, 2010, Combining forced residential relocation with supportive services: what can Dutch housing associations learn from the American HOPE VI programme?, in: Journal of Urban Regeneration and Renewal 3 (4), pp. 370384.
Promotieonderzoek Carlinde Adriaanse: Succesfactoren van probleemloze wijken in problematische wijktypen Beschrijving en verklaring van de factoren die ervoor zorgen dat wijken van een problematisch type juist probleemloos of zelfs succesvol zijn. Het accent ligt op wijken met veel naoorlogse portiekflats. Dit promotieonderzoek is gericht op de vraag waarom sommige wijken in stedenbouwkundig gezien kwetsbare wijktypen meer succesvol zijn dan andere. In het onderzoek wordt onder andere gebruik gemaakt van een zelf ontwikkelde woontevredenheidsschaal (RESS) en een overlastschaal (RNS). Uit analyse van kwalitatieve en kwantitatieve data bleek dat het sociale klimaat in de buurt van groot belang is voor de mate van problemen in deze wijken. Het proefschrift was eind 2010 nagenoeg afgerond. Promotor: prof. dr. P.J. Boelhouwer André Ouwehand: Ingreep en instroom, de ontwikkeling van aangepakte wijken in de tijd De effecten van herstructurering staan centraal in dit promotieonderzoek. Uit eerder uitgevoerde vergelijkende casestudy’s bleek dat naast de ingrepen in de wijk, de instroom van nieuwe bewonersgroepen in de bestaande en vernieuwde woningen de waardering van de wijk door bewoners sterk beïnvloedde. Daarom is in het vervolg van het onderzoek gekozen voor het houden van interviews met bewoners in één wijk, Zuidwijk in Rotterdam, om de effecten van ingreep en instroom verder in beeld te brengen en te analyseren. In drie buurten zijn ruim tachtig interviews gehouden. Analyse van het rijke materiaal zal meer inzicht geven in de beleving van de bewoners van een wijk in verandering. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. J.W. Duyvendak (Universiteit van Amsterdam) Frank Wassenberg: Aanpak van grootschalige woonwijken De focus van de huidige stedelijke vernieuwing in Nederland en in sommige andere landen ligt bij de grootschalige naoorlogse woonwijken. Dat is opmerkelijk, want juist in deze wijken is meestal goed nagedacht over ontwerp, locatie van verschillende functies en de gewenste omgang van bewoners. ‘Ideale wijken voor moderne mensen’: deze maakbaarheidsgedachte culmineerde in de hoogbouwwijk, met de Bijlmermeer als hoogtepunt. Juist in deze ‘ideale’ wijken ontstonden veel problemen met leefbaarheid, gewildheid en beheer. Dit proefschrift gaat over de vraag hoe het kan dat juist in deze ideale wijken zoveel mis ging, welke – vaak ingrijpende – beleidsinterventies worden ondernomen en hoe effectief deze zijn. Het proefschrift zet de Nederlandse context in een breder internationaal kader. Promotor: prof. dr. ir. H. Priemus
Thema: Neighbourhoods as changing social sites Themaleider: Marco van der Land Themagroep: Carlinde Adriaanse, Saskia Binken, Eva Bosch, Gwen van Eijk, Reinout Kleinhans, Wenda Doff, Marco van der Land, Ton van der Pennen en Leeke Reinders
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Verval van buurten en de betekenis van sociale cohesie Gebrek aan sociale samenhang en onderlinge bekendheid van bewoners zijn zeer belangrijke voorspellers voor ervaren overlast, onveiligheidsgevoelens en verhuisplannen in woonbuurten. Zonder enige sociale samenhang zullen bewoners niet snel overlastgevers in de buurt aanspreken, omdat ze zich onvoldoende gesteund voelen door medebewoners. Een cruciale randvoorwaarde voor sociale samenhang is dat de buurt een zeker basisniveau van schoon, heel en veilig heeft bereikt. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het rapport ‘Vertrouwen houden in de buurt’ waarmee dit onderzoek, dat is meegefinancierd door Nicis Institute en de betrokken gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht, is afgesloten. De begrippen buurtverval en collectieve zelfredzaamheid staan daarin centraal, waarbij collectieve zelfredzaamheid is gedefinieerd als de sociale samenhang tussen buurtbewoners en hun bereidheid om sociale controle uit te oefenen en zich in te zetten voor gedeelde belangen in de buurt. Uit het onderzoek blijkt dat collectieve zelfredzaamheid positief uitwerkt op de ontwikkeling van buurten. De resultaten van de studie worden begin 2011 gepresenteerd op enkele studiedagen. Sociale relaties, lokale identiteiten en publieke ruimte in Zaanstad en Utrecht Deze studie richt zich aan de hand van antropologisch onderzoek op de manier waarop spanningen in de publieke ruimte van een buurt doorwerken in professionele beheer- en beleidsstrategieën en alledaagse tactieken van gebruik en toe-eigening door bewoners. Hoe gebruiken bewoners en professionals publieke ruimte om groepsgrenzen te definiëren, te behouden en aan te passen? En op welke wijze medieert zulk symbolisch ruimtegebruik in spanningen tussen groepen bewoners? Het onderzoek is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Zaanstad en Utrecht, Nicis Institute, het Onderzoeksinstituut OTB en de Universiteit van Amsterdam.
Belangrijkste publicaties Kleinhans, R.J., W. Doff & M. van der Land, 2010, Dealing with living in poor neighbourhoods, in: Journal of Housing and the Built Environment 25 (4), pp. 381-389. Reinders, L.G.A.J., 2010, Thuis en de cartografie van de alledaagse ruimte, in: Reijndorp, A. & L. Reinders (Eds.), De alledaagse en de geplande stad: over identiteit, plek en thuis, Amsterdam (SUN Trancity), pp. 47-74. Van Eijk, G., 2010, Exclusionary Policies Are Not Just About the ‘Neoliberal City’: A Critique of Theories of Urban Revanchism and the Case of Rotterdam, International Journal for Urban and
jaarverslag 2010
10
Regional Research, Published online 24 June, DOI 10.1111/j.14682427.2010.00944.x.
tie van ongelijkheid in mogelijkheden en hulpbronnen. Op basis van netwerkanalyse wordt onderzocht hoe de sociale samenstelling van buurten een rol speelt in de sociale samenstelling van netwerken en
Bosch, E.M. & W. Doff, 2010, Wijkweerbaarheid in Oss, MOSamenlevingsopbouw 225, pp. 10-14.
Meten en verklaren van buurtsucces
Promotieonderzoek Saskia Binken: The significance of urban public space: a study on how use of public space creates everyday experiences of in- and exclusion In dit promotieonderzoek staan de korte, toevallige ontmoetingen in de openbare ruimte centraal en hoe die ontmoetingen alledaagse, subtiele ervaringen van in- en uitsluiting creëren. Het onderzoek maakt onderdeel uit van het Nicisproject ‘De kracht van prachtige openbare ruimte’, dat in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit van Amsterdam wordt uitgevoerd. De juiste mensen en De deelnemende stedelijke partijen in dit project zijn Amsterdam, Carlinde Adriaanse Rotterdam en Utrecht. In 2010 is een aanvang gemaakt met het veldwerk en is onder meer met de andere universiteiten gewerkt aan de gezamenlijke conceptrapportage voor Nicis Institute over dit project. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en mw. prof. dr. T.V. Blokland (Humboldt-Universität zu Berlin)
Veel middelhoogbouwbuurten uit de jaren vijftig en zestig worden geherstructureerd omdat ze in de problemen kwamen. Er wonen veel huishoudens met lage inkomens, de sociale cohesie verbrokkelde en er trad verloedering van de omgeving op. Toch zijn er ook succesvolle buurten van dit type. Carlinde Adriaanse presenteert in haar proefschrift drie instrumenten waarmee gemeenten en woningcorporaties sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de tevredenheid van bewoners met hun woonomgeving kunnen (laten) doen. Daarmee onderzocht ze via een representatieve steekproef onder bewoners hoe het komt dat sommige buurten wel en andere niet problematisch functioneren. “Het sociaal woonklimaat bleek de meest significante component te zijn van woontevredenheid. Bewoners van vroeg-naoorlogse wijken blijken
organisaties koppelen
Wenda Doff: Puzzling neighbourhood effects. Spatial selection, ethnic concentration and neighbourhood impacts In zowel wetenschappelijke als beleidsmatige kringen is er veel discussie of de buurt ertoe doet voor de positie en het welbevinden van individuele bewoners. Veronderstellingen over negatieve gevolgen van het wonen in wijken en buurten waar veel allochtonen wonen, voeren daarbij de boventoon. Minder aandacht is er voor de oorzaken van segregatie en etnische concentratie. Dit promotieonderzoek richt zich enerzijds op de veronderstelde negatieve buurteffecten van etnische concentratie, maar roert anderzijds ook de oorzaken van segregatie aan die onlosmakelijk verbonden zijn met de woonkeuzes die mensen (kunnen) maken. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer, prof. dr. G. Galster en prof. dr. S. Musterd (Universiteit van Amsterdam) Gepromoveerd: 19 oktober Gwen van Eijk: Unequal networks. Spatial segregation, relationships and inequality in the city De centrale vraag in dit onderzoek is in hoeverre, hoe en voor wie ruimtelijke segregatie invloed heeft op sociale netwerken en sociaal kapitaal, hoe ruimtelijke segregatie samenhangt met de (re)producjaarverslag 2010
de uitwisseling van waardevolle hulpbronnen (sociaal kapitaal) zoals inkomen, invloed en informatie. In het onderzoek worden verschillende mechanismen bestudeerd via welke ruimtelijke segregatie samenhangt met relaties en netwerken, en brengt stadssociologische debatten over armoedeconcentratie, gentrification en multi-etnische buurten samen. Het onderzoek is gebaseerd op kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over de netwerken van bewoners van drie verschillend samengestelde buurten in Rotterdam. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en mw. prof. dr. T.V. Blokland (Humboldt-Universität zu Berlin) Gepromoveerd: 4 juni (cum laude) Leeke Reinders: De verbeelding van een nieuwe stad. Sociale productie en constructie van ruimte in een naoorlogse wijk Een antropologische studie naar de geplande en geleefde ruimte in Nieuwland, een multi-etnische herstructureringswijk in Schiedam. Het onderzoek werpt licht op zowel de professionele strategieën van ontwerp, beheer en beleid als op de alledaagse tactieken waarmee mensen zich deze geplande ruimte toe-eigenen en van betekenis voorzien. De relaties tussen geplande en alledaagse ruimte worden onderzocht aan de hand van de beelden, verhalen en symbolen die zowel professionals als bewoners inzetten om de vernieuwing van de wijk vorm te geven. Het onderzoek levert, zowel in de gekozen optiek (focus op de rol van beeldcultuur en symboliek, en op de relaties tussen geplande en geleefde ruimte) als in de gebruikte methodiek (antropologische methoden van cartografie) een nieuwe kijk op architectuur en ruimte als object en ‘setting’ van het sociale leven.
11
Promotoren: mw. prof. dr. T.V. Blokland (Humboldt-Universität zu Berlin) en prof. dr. P.J. Boelhouwer
significant minder vaak tevreden over het wonen in hun buurt en vaker overlast te ervaren dan bewoners van andere buurttypen.” Adriaanse vond verder dat buurten met kleine woningen, veel flats, gebouwd in de periode 19061960, met veel bewoners tussen de twintig en vierendertig jaar en met veel werklozen en een hoog percentage alleenstaanden, het risico in zich dragen dat ze problematisch functioneren. Van de zeer tevreden bewoners woont maar twee procent in een risicobuurt, van de zeer ontevreden bewoners is dat veertien procent. “De naoorlogse buurt Buitenveldert in Amsterdam moeten we op basis van haar score op de risicoschaal een risicobuurt noemen, maar de bewoners van Buitenveldert scoren echter significant lager op overlast en significant hoger op tevredenheid dan bewoners uit buurten in hetzelfde risicosegment. In Buitenveldert wonen aanzienlijk minder niet-westerse allochten, twintigers en dertigers en werkloze mensen en meer hoger opgeleiden dan in de meeste andere naoorlogse wijken.” Maar dit verklaart volgens Adriaanse nog niet dat er in deze buurt weinig problemen zijn en het sociaal klimaat er als prettig wordt ervaren. “Ik wilde een beter inzicht krijgen in hoe bewoners elkaar beïnvloeden als het gaat om het creëren en onderhouden van collectieve buurtgoederen zoals een schone en veilige entreehal en straat, een gemeenschappelijke tuin die er goed bij ligt
bevelingen over de speelruimte die het persoonlijk handelen vraagt, de organisatorische randvoorwaarden waaronder het optreden succesvol is en de wijze waarop leidinggevenden of bestuurders zich het beste kunnen opstellen. Het onderzoek zal in 2011 worden afgerond. en een prettig onderling burencontact. Uit mijn casestudy in Buitenveldert bleek dat het sociaal Leergang Platform Corpovenista klimaat van een woongebied bestaat uit een grote Nieuw in 2010 was de vierdaagse overeenstemming onder bewoners over wat de leergang, georganiseerd in samenongeschreven basisnormen in de buurt zijn. Verder werking met het Platform Corpovespelen sociale vaardigheden van bewoners en cornista (een samenwerkingsverband rigerende mechanismen van sociale controle een van veertien woningcorporaties en cruciale rol in de omgang van bewoners met elkaar Aedes). Het platform wordt al sinds en in relatie tot hun woonomgeving. de start in 2008 ondersteund door De basisnormen zijn bijvoorbeeld het rekening het OTB. In deze leergang van 4 x houden met de gedeelde buurtbelangen, met de 2 dagen zijn de resultaten van de privacy en het woongenot van buurtgenoten, ook diverse onderzoeksopdrachten van al ken je die vaak niet persoonlijk en ook al zijn de het platform verwerkt in een uitculturele achtergronden van bewoners verschilgebreide cursus voor medewerkers lend. Ook wederkerigheid in het elkaar helpen en van de bij het platform aangesloten het klaarstaan voor elkaar in noodsituaties zijn corporaties. Uitwisseling tussen zulke algemene basisnormen. Verder bleek dat onderzoek, beleid en praktijk stond een sociaal buurtklimaat als prettig wordt ervaren in de leergang centraal. Vanwege als buurtgenoten van elkaar vermoeden of weten het grote succes in 2010 zal de dat ze vergelijkbare omgangsnormen hanteren en leergang ook in 2011 weer worden zich daaraan zullen houden. Dát geeft een basaal georganiseerd. gevoel van vertrouwen en veiligheid en is doorslaggevend voor de woontevredenheid.” Adriaanse vindt het belangrijk om ook in toekomstig onderzoek in buurten de beleving en waardering van de bewoners als belangrijk uitgangspunt te nemen. “Ik wil de gedragseconomische invalshoek verder uitwerken in toekomstig onderzoek op het terrein van het wonen.”
Cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdeling Deze tweedaagse cursus is bedoeld voor diegenen die vanuit hun werksituatie al enige kennis en ervaring hebben met de praktijk van de woonruimteverdeling. In de cursus komen vernieuwende modellen en werkwijzen in de woonruimteverdeling aan de orde. Daarbij is aandacht voor de beleidsdoelstellingen en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de keuze voor een bepaald model.
Thema: Neighbourhoods as sites of governance Themaleider: André Ouwehand (waarnemend themaleider) Themagroep: Eva Bosch, Reinout Kleinhans, André Ouwehand, Ton van der Pennen, Leeke Reinders en Mariska van der Sluis
Belangrijkste publicaties Kleinhans, R.J. & M.Elsinga, 2010, ‘Buy your home and feel in control’ does home ownership achieve the empowerment of former tenants of social housing?, in: International Journal of Housing Policy 10 (1), pp. 41-61.
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten De beste krachten zoeken, vinden en … ook inzetten Dit onderzoek, gestart in 2009, gaat over professionals die slagvaardig optreden bij de uitvoering van de stedelijke vernieuwing in de zogenoemde krachtwijken. De onderzoekers (Universiteit van Tilburg en de TU Delft) laten deze geselecteerde professionals hun verhalen vertellen, beschrijven hun inzet en de wijze waarop de omgeving daarop reageert, om vervolgens de vraag te stellen welke persoonlijke kwalificaties en strategische kenmerken of overwegingen een rol spelen. Het doel van het onderzoek is inzicht te bieden in de ‘kracht’ van personen bij de beleidsmatig nagestreefde kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte, alsmede het formuleren van praktische aanjaarverslag 2010
Pennen, A.W. van der & E.M. Bosch, 2010, Ruimte voor bewoners?! Een bundel over participatie met een casestudy over wijkvernieuwing, Delft (Onderzoeksinstituut OTB). Reinders, L.G.A.J. & A.W. van der Pennen, 2010, Publieke kunst en de leemten in het stedelijk weefsel, in: Hekking, V., S. Lindemann & A. Meijer (Eds.), OpTrek in Transvaal. Over de rol van publieke kunst in de stedelijke ontwikkeling, interventies en onderzoek, pp. 222-239, Heijningen (Jap Sam Books).
12
Vooruitblik naar 2011 In 2011 zal, net als in 2010, een belangrijk deel van het contractonderzoek uit meerjarige onderzoeken bestaan die in samenwerking met Nicis Institute en andere partijen, waaronder het Platform Corpovenista, van de grond zijn gekomen. Daarnaast wordt contractonderzoek uitgevoerd voor diverse andere partijen. Financiering vanuit de eerste geldstroom zal worden ingezet als contrafinanciering om deel te kunnen nemen in onder andere Nicis-projecten, om promotieonderzoek af te ronden en internationaal te publiceren, en om onderzoeksvoorstellen te ontwikkelen die aanspraak kunnen maken op tweedegeldstroomfinanciering. De verwachting is dat in 2011 twee proefschriften worden afgerond.
jaarverslag 2010
13
Onderzoeksprogramma
Housing Quality
Programmaleider Henk Visscher
Housing Quality is een gezamenlijk onderzoeksprogramma van de OTB-sectie Duurzame Woningkwaliteit (DWK) en de sector Housing van de afdeling Real Estate & Housing van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Het bestaat uit vier thema’s: Duurzaam en gezond wonen, Voorraadbeleid, Beleidsinstrumenten en handhavingsprocedures en Innovatieve bouw- en onderhoudsprocessen.
Missie De missie is innovatie van processen voor het verbeteren en in stand houden van de kwaliteit van woningen in termen van veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en met name energiezuinigheid.
Het onderzoeksprogramma Het OTB-aandeel van het programma Housing Quality valt onder de leerstoel Housing Quality and Process Innovation (leerstoel van de faculteit Bouwkunde, maar voltijds gedetacheerd bij het OTB) die gericht is op verschillende aspecten van kwaliteitssturing van woningen. Het programma is uitgewerkt naar vier thema’s. De themagroep Duurzaam en gezond wonen richt zich enerzijds op het toetsen van efficiëntie, effectiviteit en neveneffecten van energiebesparingsbeleid en anderzijds op instrumentarium en beleid voor milieuvriendelijke en gezonde woningen. De themagroep Voorraadbeleid onderzoekt methoden en technieken voor voorraadbeleid van professionele woningbeheerders in Nederland en het buitenland. Bij de themagroep Beleidsinstrumenten en handhavingsprocedures zijn de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen publieke en private partijen voor de bouwregelgeving belangrijke thema’s. De themagroep Innovatie van bouw- en onderhoudsprocessen richt zich op vernieuwende vormen van samenwerking en ketenintegratie bij bouw- en onderhoudsprojecten, maar ook op de disseminatie van innovatieve oplossingen in de processen.
Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties Een belangrijk deel van het onderzoek is uitgevoerd in het programma Woningkwaliteit 2020 (WK2020). jaarverslag 2010
14
Dit samenwerkingsprogramma met een grote groep woningcorporaties en Aedes is gestart in 2009. Het richt zich op techniek, processen en beleid die een duurzame energietransitie van de woningvoorraad kunnen ondersteunen. Tevens is in 2010 verder gewerkt aan een groot project over particuliere woningverbetering, in samenwerking met Nicis, zeven gemeenten en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten.
Thema: Duurzaam en Gezond Wonen Themaleider: Laure Itard Themagroep: Marc Ammerlaan, Merve Bedir, Inge Blom, Olivia Guerra Santin, Evert Hasselaar, Arjen Meijer, Erwin Mlecnik en Kees Snepvangers. Van de faculteit Bouwkunde: Anke van Hal, Clarien van Oel en Sonja van Dam
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Integrale milieu-impact van concepten voor renovatie en onderhoud Dit onderzoeksproject (deel uitmakend van het programma WK2020) bestaat uit drie onderdelen. Het eerste deel bekijkt onder welke randvoorwaarden renovatie van woningen milieueffectiever kan zijn dan sloop en nieuwbouw. In het tweede deel wordt gekeken naar de mogelijkheden om de milieubelasting van renovatie en onderhoud van woningen te verminderen. In het derde deel wordt ingegaan op de vraag hoe milieueffectief de constructiemethoden zijn die worden toegepast in passiefhuizen. In alle onderdelen wordt de milieubelasting van de verschillende concepten vastgesteld aan de hand van milieugerichte levenscyclusanalyses, waarin niet alleen de woning zelf, maar de hele levenscyclus, vanaf de winning van grondstoffen tot afvalverwerking, op een breed scala aan milieueffecten wordt beoordeeld. Dit onderzoek heeft geleid tot de afstudeerscriptie van Emre Can Kara en de promotie van Inge Blom in 2010. Energiegebruik en binnenmilieukwaliteit In dit onderzoeksproject (dat deel uitmaakt van WK2020), ligt het accent op kennis over binnenmilieuaspecten en op sturingsmogelijkheden via maatregelen en gedrag om gezondheidsrisico’s te verminderen. Het onderzoek is gericht op luchtkwaliteit, geluidhinder, thermisch comfort en daglicht- en verlichtingskwaliteit. De samenhang met energiebesparing via technische maatregelen en gedrag is een belangrijk aandachtspunt. Het onderzoek richt zich specifiek op ventilatie en vocht.
sen belangrijk zijn. Een analysemodel wordt opgesteld, waarin verbetering met en zonder draagvlak van bewoners beide een plek hebben. Green Solar Cities Green Solar Cities wordt gesubsidieerd vanuit het EU Concerto programma. Het einddoel van dit project is om woningbouwprojecten te initiëren die gebruik maken van duurzame energiebronnen. Het OTB richt zich in dit project op de evaluatie van bestaande projecten in Denemarken, Oostenrijk en Nederland in termen van energiegebruik, bewonersparticipatie en -tevredenheid en kwaliteit van het binnenmilieu. Ecoheat4cities & Energie-infrastructuur op wijk- en blokniveau Wanneer en onder welke condities zijn collectieve energiesystemen technisch en economisch competitief met individuele energiesystemen? De nadruk in dit project ligt op warmtenetten in bestaande stedelijke gebieden. Een rekenmethode is ontwikkeld die woningcorporaties in staat stelt om zelf alternatieve energiesystemen op wijken buurtniveau op haalbaarheid te toetsen. Dit WK2020-project is in 2010 afgesloten en gecontinueerd in Europees verband met het Ecoheat4cities-project (Intelligent Energy Europe subsidieprogramma). Er wordt een Europees eco-label voor stadsverwarming ontworpen en geïmplementeerd. Met dit label wordt beoogd de milieuprestatie van stadsverwarming inzichtelijk te maken. Hierdoor wordt een directe vergelijking met andere technieken voor warmteopwekking mogelijk. De relatie tussen EPC, werkelijk energiegebruik en bewonersgedrag In dit project wordt onderzoek gedaan naar de factoren die bepalend zijn voor de verwarmingsenergie in de recente woningvoorraad. De verwarmingsenergie is sinds 1996 niet meer afgenomen en correleert niet met de EPC-aanscherpingen. Onderzoek naar het verwarmingsen ventilatiegedrag van bewoners laat zien dat gedrag mede wordt bepaald door de gebruikte technologie (type thermostaat, type ventilatiesysteem). Een complete analyse van de determinanten van het energiegebruik in de Nederlandse woningvoorraad is uitgevoerd. Tevens zijn meetsensoren getest in twee woningen om onder reële omstandigheden het energiegebruik en het bewonersgedrag in woningen te kunnen meten. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de promotie van Olivia Guerra Santin in 2010.
Belangrijkste publicaties Blom, I.S., 2010, Environmental impacts during the operational phase of residential buildings (proefschrift), Amsterdam (IOS Press). Guerra Santin, O., 2010, Actual energy consumption in dwellings: the effect of energy performance regulations and occupant behaviour (proefschrift), Amsterdam (IOS Press).
Draagvlakontwikkeling Het is van belang te begrijpen waarom een deel van de huurders bij woningcorporaties weinig interesse toont in energiebesparingsprojecten, en ook welke strategieën kunnen worden ingezet om het draagvlak voor woningverbetering en energiebesparingsplannen te vergroten. Hiervoor wordt inspiratie geput uit de gedragspsychologie, het begrip motivatie en zelfrealisatie en gedrag van mensen in groepen. Ook wordt naar de werkwijze van verhuurders gekeken, want draagvlak heeft relationele aspecten, waarbij vertrouwen in elkaars bedoelingen, transparantie in informatie en aandacht voor hindernisjaarverslag 2010
Guerra Santin, O. & L.C.M. Itard, 2010, Occupant’s behaviour: determinants and effects on residential heating consumption, in: Building Research and Information 38 (3), pp. 318-338. Blom, I.S., L.C.M. Itard & A. Meijer, 2010, Environmental impact of dwellings in use: maintenance of facade components, in: Building and Environment 45 (11), pp. 2526-2538.
15
Blom, I.S., L.C.M. Itard & A. Meijer, 2010, LCA-based environmental assessment of the use and maintenance of heating and ventilation systems in Dutch dwellings, in: Building and Environment 45 (11), pp. 2362-2372.
Themagroep: Ritske Dankert, Henk Heeger, Marnix Koopman, Robert Kroese en André Thomsen. Van de sectie VWM: Gerard van Bortel. Van de faculteit Bouwkunde: Kees van der Flier, Darinka Czischke, Reinier van der Kuij, Arne van Overmeeren en Sake Zijlstra
Itard, L.C.M. & M. van den Bogaard, 2010, Teaching environmental sustainability to higher education students: some reflections, in: Open House International 35 (2), pp. 6-14.
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten
Tambach, M., E. Hasselaar & L.C.M. Itard, 2010, Assessment of current Dutch energy transition policy instruments for the existing housing stock, in: Energy Policy 38 (2), pp. 981-996. Mlecnik, E., 2010, Adoption of highly energy-efficient renovation concepts, in: Open House International 35 (2), pp. 39-48. Mlecnik, E., H.J. Visscher & J.D.M. van Hal, 2010, Barriers and opportunities for labels for highly energy-efficient houses, in: Energy Policy 38 (8), pp. 4592-4603.
Promotieonderzoek Merve Bedir: Energy efficiency and health in buildings: the human factor In dit promotieonderzoek wordt specifiek nagegaan hoe ventilatiesystemen gebruikt worden door bewoners en hoe dit het energiegebruik en de binnenluchtkwaliteit beïnvloedt. Tevens wordt onderzocht welke systemen minder gevoelig zijn voor verkeerd gebruik. Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher Copromotor: mw. dr. ir. Laure Itard Inge Blom: LCA-based environmental assessment of the use phase of dwellings In dit promotietraject wordt onderzoek gedaan naar de milieueffecten van woninggebruik (onderhoud, energiegebruik en inrichtingen). Promotoren: prof. dr. ir. H. Priemus en prof. ir. N.A. Hendriks (TU Eindhoven) Copromotor: mw. dr. L.C.M. Itard Gepromoveerd: 24 november
Sturing geven aan energiebesparing in vastgoedbeleid en technisch beheer In dit onderzoek, dat deel uitmaakt van WK2020, staat de vraag centraal hoe woningcorporaties het energiebesparingsbeleid in de praktijk kunnen operationaliseren en kunnen combineren met andere beleidsvelden, zoals het huur- en verhuurbeleid en het reguliere onderhouds- en investeringsbeleid. Het onderzoek gaat in op de betekenis van de bovengenoemde methoden en instrumenten voor de inbedding in de reguliere werkzaamheden en werkprocessen. 4-daagse cursus Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties Rode draad door deze cursus is het procesmodel strategisch voorraadbeleid van het OTB. Alle belangrijke onderdelen uit het proces worden daarin uitgediept. Thema’s die aan de orde komen zijn onder andere het belang van een duidelijke corporatievisie en -strategie, het vervaardigen van wijkvisies, financieel en maatschappelijk rendement, werken met beleidslabels, uitwerking van voorraadbeleid naar concrete beheerplannen en implementatie van het beleid. 4-daagse cursus Technisch beheer van woningen In deze cursus staat beleidsvorming voor het technisch beheer van woningen door woningcorporaties centraal. Thema’s die aan de orde komen zijn onder andere de relatie tussen strategisch voorraadbeleid en onderhoudsbeleid, inkoopbeleid, mutatieonderhoud en keuzevrijheid van bewoners, VvE-beheer en duurzaam beheren.
Belangrijkste publicaties Overmeeren, A.J. van, V.H. Gruis & M.E.A. Haffner, 2010, Performance assessment of housing associations, in: Journal of housing and the Built Environment 25 (1), pp. 1-13.
Olivia Guerra Santin: Actual energy consumption in dwellings. The effect of energy performance regulations and occupant behaviour In dit promotietraject wordt onderzocht op welke manier de huishoudenkarakteristieken en het bewonersgedrag statistisch gezien het energiegebruik in woningen beïnvloeden. Ook wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen EPC, woningontwerp, werkelijk energiegebruik en binnenluchtkwaliteit. Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher Copromotor: mw. dr. L.C.M. Itard Gepromoveerd: 19 oktober
Nieboer, N. & V.H. Gruis, 2010, Het lot van verkochte huurwoningen; beheer van verkochte sociale huurwoningen internationaal onderzocht, in: Vitale Stad 13 (5), pp. 47-50. Hooghiemstra, J., T. Berens, J. Vollaard & V.H. Gruis, 2010, Handvatten voor een beter intern toezicht op verbindingen, in: Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 5 (16), pp. 26-29. Bortel, G.A. van, D.W. Mullins & V.H. Gruis, 2010, Change for the better? Making sense of housing association mergers in the Netherlands and England, in: Journal of Housing and the Built Environment 25 (3), pp. 353-374.
Thema: Voorraadbeleid
Mullins, D.W. & G.A. van Bortel, 2010, Neighbourhood regeneration and place leadership: lessons from Groningen and Birmingham, in: Policy Studies Journal 31 (4), pp. 413-428.
Themaleider: Nico Nieboer (samen met Vincent Gruis van de Faculteit Bouwkunde) jaarverslag 2010
16
Gruis, V.H., G. Aaltink & A. Warnaar, 2009, Verbinding strategisch beleid en technisch beheer: beheerscenario’s en investeringslabels helpen de brug te slaan, in: Real Estate Magazine 12 (64), pp. 49-53.
Monitoren van energiebesparingsbeleid Dit project (onderdeel van WK2020) richt zich op het monitoren van het energiebesparingsbeleid van woningcorporaties, zowel van indivi-
Laure Itard en energie, in de ruimste zin des woords
Promotieonderzoek Marnix Koopman: Economic reflections on neighbourhood satisfaction, neighbourhood reputations and the housing market Dit onderzoek beweegt zich op het breukvlak van het meten van de maatschappelijke prestaties van corporaties en het bepalen van de economische effecten van de leefbaarheidsaanpak door corporaties. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. P. Rietveld (Vrije Universiteit)
Laure Itard begeleidt op het OTB enkele promovendi die onderzoek doen naar energieverbruik in woningen. In 2010 was zij als copromotor betrokken bij het onderzoek ‘Actual energy consumption in dwellings’ van haar collega Olivia Guerra Santin. Dit onderzoek liet zien dat aanscherping van de Energie Prestatie Coëfficiënt niet had geleid tot minder energiegebruik voor verwarming. De rekenmethodiek in de Energieprestatieregeling, de bouwtechnische kwaliteit van woningen en de leefstijl van bewoners bleken daarvoor verantwoordelijk. Op basis van die gegevens wordt nu verder onderzoek gedaan. Woningen worden in theorie steeds energiezuiniger gebouwd, deels door allerlei maatregelen in het kader van Europese wetgeving. Itard: “In 1995 werd de Energie Prestatie Norm geïntroduceerd, een voorschrift voor het maximale energiegebruik in nieuwe gebouwen. Deze maatregel leidde tot lager energiegebruik, maar de latere aanscherpingen in 1998, 2000 en 2006 sorteerden weinig effect. Dit kwam deels door de hantering van standaardwaarden voor huishoudkenmerken en gebruikersgedrag in de berekeningsmethode van de Energie
Ritske Dankert: Implementatie van strategisch voorraadbeleid door woningcorporaties Onderzoek naar de manier waarop implementatie van strategisch voorraadbeleid in de praktijk verloopt. Promotoren: prof. dr. ir. H.J. Visscher en prof. dr. ir. V.H. Gruis
Thema: Beleidsinstrumenten en handhavingsprocessen
Iedereen heeft met energie te maken Laure Itard
duele corporaties als van de gehele sector. De belangrijkste vraag in dit onderzoek is op welke wijze corporaties hun energiebesparingsbeleid gaan monitoren en hoe de wensen en behoeften van corporaties zich verhouden tot de inhoud en opzet van de landelijke monitor Energiebesparing Corporatiesector?
Themaleiders: Frits Meijer & Henk Visscher Themagroep: João Costa Branco De Oliveira Pedro, Winke Kloosterman, Lorraine Murphy, Olivia Guerra Santin en Milly Tambach
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Kwaliteitsimpuls particuliere woningvoorraad Dit project probeert de vraag te beantwoorden wat de kwaliteit is van de stedelijke particuliere woningvoorraad en welke maatregelen en stimulansen gemeenten kunnen nemen om de voorraad op het gewenste kwaliteitsniveau te houden. Het gaat in dit project niet alleen om het inhalen of voorkomen van achterstanden, maar ook om een verbetering van de kwaliteit (vooral van de energetische prestatie) en het vergroten van de ‘toekomstbestendigheid’ van dit deel van de voorraad. Het project wordt mede gefinancierd door Nicis Institute (kennisinstituut voor de steden), zeven gemeenten en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten die in het project participeren. jaarverslag 2010
Bouwregelgeving in Europa In een lopend internationaal vergelijkend onderzoek naar bouwregelgevingssystemen worden eerdere vergelijkende activiteiten in Europa voortgezet en beschikbare gegevens geactualiseerd en uitgebreid. De schaal waarop het huidige onderzoek wordt uitgevoerd is echter onvergelijkbaar met wat we tot nu toe hebben gedaan. Alle lidstaten van de Europese Unie (inclusief de drie kandidaat-leden) worden onder de loep genomen. Het gaat om in totaal 32 landen, inclusief Noorwegen en de landen die samen het Verenigd Koninkrijk vormen. Het is de bedoeling dat de resultaten worden gebundeld in twee boeken die in 2011 en 2012 zullen worden gepubliceerd. HOPUS – Strategies and policies for sustainable urban housing In dit Europese project uit het URBACT II-programma zijn strategieën
17
Milly Tambach: Municipal policy instruments for quality improvement of the home-owner housing stock Dit proefschrift wordt voornamelijk gebaseerd op het Nicis-onderzoek naar particuliere woningverbetering. De vraag staat centraal welke bemee te maken heeft. Dat maakt het voor mij zo leidsinstrumenten gemeenten kunboeiend. Hoe krijg je gebouwen die daadwernen inzetten om de kwaliteit van de kelijk energie en dus geld besparen? Vaak blijft particuliere woningvoorraad op peil het alleen bij mooie woorden. Effectief beleid te brengen en te houden. ontwerpen, gebouwen realiseren die daadwerkelijk Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher energiezuinig zijn, en gedragsverandering door-
en beleid voor de ontwikkeling van duurzame woningbouw in steden onderzocht.
Prestatie Coëfficiënt die niet representatief genoeg bleken voor het werkelijk gedrag.” Onderzoek wijst volgens Itard uit dat bewonersgedrag maximaal twintig procent van het energiegebruik kan beïnvloeden. Meer energiebesparing kan dus niet alleen worden behaald met betere controle, bouwuitvoering en monitoring, maar zeker ook met beïnvloeding van het stookgedrag. “Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek van Olivia richt een van onze promovenda’s zich op het effect van gedrag op elektriciteitsverbruik. Een andere promovenda gaat zich bezighouden met een derdegeldstroomopdracht van AgentschapNL. Haar onderzoek is een analyse van Energie Prestatie Advies labels van de woningvoorraad en een vergelijking daarvan met de gegevens van het CBS over het werkelijke energiegebruik van woningen.” Energie loopt inderdaad als een rode draad door Itards werkzame leven. “Hoe je het ook bekijkt, het is natuurlijk een onderwerp waar iedereen
voeren om een substantiële bijdrage te leveren aan energiebesparing, blijkt lastig.” Laure Itard is drie dagen per week Universitair Hoofddocent bij het OTB en geeft onderwijs bij de faculteit TBM en de afdeling Werktuigbouwkunde van de faculteit 3mE. Twee dagen per week is ze lector Energie en Gebouwde Omgeving bij de Haagse Hogeschool, waar ze een kleine onderzoeksgroep organiseert voor docenten. Ze streeft naar samenwerking op verschillende gebieden tussen het Onderzoeksinstituut OTB en de Haagse Hogeschool. Met haar eigen energie zit het wel goed, dat is duidelijk.
Belangrijkste publicaties Meijer, F.M., H.J. Visscher & J.A. Costa Branco De Oliveira Pedro, 2010, Building control systems of European Union countries: a comparison of tasks and responsibilities, in: International Journal of Law in the Built Environment 2 (1), pp. 45-60. Tambach, M., E. Hasselaar & L.C.M. Itard, 2010, Assessment of current Dutch energy transition policy instruments for the existing housing stock, in: Energy Policy 38 (2), pp. 981-996. Visscher, H.J., F.M. Meijer & L.C.M. Itard, 2010, Building regulations and control in the face of climate range, in: RICS/COBRA (Ed.), COBRA 2010, Londen (RICS Londen), pp. 1-10. Tambach, M. & H.J. Visscher, 2010, Towards energy neutral new housing developments. Municipal policy instruments in the Netherlands (Chapter 8), in: Clemente, C. & F. de Matteis (Eds.), Housing for Europe: Strategies for quality in urban space, excellence in design, performance in building, Rome (DEI - Tipografia del Genio Civile), pp. 145-165.
Promotieonderzoek Lorraine Murphy: Energy performance regulations and incentives for the existing housing stock Op basis van een internationale vergelijking van beleidsinstrumenten zal de vraag beantwoord worden welke instrumenten inzetbaar zijn om de energetische prestatie van de bestaande woningvoorraad naar een fors hoger niveau te tillen. Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher
jaarverslag 2010
Thema: Innovatie van bouwen onderhoudsprocessen Themaleider: Ad Straub (samen met Anke van Hal van de faculteit Bouwkunde) Themagroep: Robert Kroese, Erwin Mlecnik, Martin Roders, Baldiri Salcedo Rahola, André Thomsen en Henk Visscher. Van de faculteit Bouwkunde: Kees van der Flier
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten SHELTER: Social Housing organisations and European professionals Linked and acting together for Testing and promoting professional coordination in Energy Renovation Door EU gefinancierd onderzoek (Intelligent Energy Europe program) gericht op het bevorderen en faciliteren van nieuwe samenwerkingsmodellen voor de energierenovatie van sociale huurwoningen. Partners zijn woningcorporaties in Frankrijk, Engeland, Italië, België (Wallonië) en Bulgarije, 3 EU-beroepsfederaties en de TU Delft. Onderzoek Keteninnovatie bij woningrenovatie Om versneld ervaring op te doen en kennis uit te wisselen over keteninnovatie en -integratie bij woningrenovatieprojecten is door het Lectoraat Vernieuwend Vastgoedbeheer van de Hogeschool Utrecht een project opgezet waarin een consortium met woningcorporaties en vastgoedonderhoudsbedrijven gedurende twee jaar ervaring opdoet met ketenintegratie bij renovatieprojecten. Evaluatie pilot prestatiegericht renoveren complex Van Randwijcklaan, Amersfoort Evaluatie van de pilot prestatiegericht renoveren wat betreft de communicatie met de Klankbordgroep, klanttevredenheid, investeringskosten, onderhoudskosten en de kwaliteit van de woningen na renovatie en tijdens de exploitatieperiode. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van woningcorporatie Portaal Eemland. Levensduur van bouwproducten Dit onderzoek is een herziening van de SBR-levensduurcatalogus van bouwproducten uit 1998. Onderzocht is hoe de internationale gestandaardiseerde ‘factormethode’ (ISO 15686) in Nederland kan worden
18
toegepast om een bandbreedte in plaats van een gemiddelde waarde van de levensduur van bouwproducten te verkrijgen. Daarnaast is onderzocht of de bouwproducten en levensduren, vastgelegd in de SBR-publicaties uit 1995 en 1998, de praktijk nog weerspiegelen. De lijst met bouwproducten is aangepast en ook de levensduren zijn aangepast aan nieuwe praktijkinzichten. Het onderzoek in opdracht van de SBR wordt uitgevoerd in samenwerking met de BouwhulpGroep en Janssen REM Consulting.
Belangrijkste publicaties Mlecnik, E., 2010, Adoption of highly energy-efficient renovation concepts, in: Open House International 35 (2), pp. 39-48.
Vooruitblik naar 2011 In 2011 wordt het Europese onderzoek opnieuw uitgebreid. Vanaf januari start het FP7-project BEEM-UP waarin de optimalisatie van energierenovatie van woningen centraal staat. Het project bevat cases in Zweden, Frankrijk en Nederland. Het Nederlandse project is van Woonbron in Delft. Het aandeel van het OTB in het project betreft vooral de interactie met de bewoners, zowel wat betreft de renovatieingrepen als het ‘energiegedrag’. Dit project vormt ook de basis voor het aantrekken van Zeno Winkels die data uit verschillende EU-projecten als basis zal nemen voor internationale artikelen en een proefschrift. Tevens zal Dasa Majcen beginnen met een proefschrift over daadwerkelijk energiegebruik in woningen, onder meer gekoppeld aan een deelproject van WK2020.
Mlecnik, E., H.J. Visscher & J.D.M. van Hal, 2010, Barriers and opportunities for labels for highly energy-efficient houses, in: Energy Policy 38 (8), pp. 4592-4603. Straub, A., 2010, Competences of maintenance service suppliers servicing end-customers, Construction Management and Economics 28 (11), pp. 1187-1195. Straub, A., M.J. Koopman & H.J. van Mossel, 2010, Systems approach and performance measurement by social enterprises, in: Facilities 28 (5/6), pp. 321-331. Visscher, H.J., R.J. Kroese, F.M. Meijer & A. Straub, 2010, Opleveringskeuring installaties cruciaal, in: TVVL Magazine 39 (12), pp. 2-4.
Promotieonderzoek Erwin Mlecnik: The potential of passive house concepts and platforms to achieve energy transition in the building stock In dit promotietraject wordt de potentie bestudeerd om van passiefhuizen en passiefhuisrenovatie tot energieneutrale woningen te komen. Er wordt specifiek aandacht besteed aan marktdiffusiestrategieën in verschillende landen. Promotoren: prof. dr. ir. H.J. Visscher en mw. prof. dr. J.D.M. van Hal (faculteit Bouwkunde) Baldiri Salcedo Rahola: Process innovation for energy renovation in social housing Promotieonderzoek dat zijn basis vindt in het Europese SHELTERproject (zie boven), aangevuld met een Nederlandse casestudy. Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher Martin Roders: Governance of sustainable climate change adaptations in social housing by life-cycle conscious technical management Promotieonderzoek als deel van het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat (deel Climate Proof Cities) waarin de vraag naar de implementatie van de noodzakelijke aanpassingen in corporatiewoningen centraal staat. Promotor: prof. dr. ir. H.J. Visscher
jaarverslag 2010
19
Onderzoeksprogramma
Housing Systems
Programmaleiders Peter Boelhouwer & Marja Elsinga
Het onderzoeksprogramma Housing Systems richt zich op de ontwikkelingen op de woningmarkt, de werking van huisvestingssystemen en de interactie tussen huisvestingssystemen en hun omgeving. De belangrijkste vraag is hoe huisvestingssystemen gekarakteriseerd kunnen worden, hoe ze veranderen en of ze duurzaam de maatschappelijk gewenste uitkomsten opleveren. Leidraad vormen de doelstellingen van het woonbeleid: betaalbaarheid, beschikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van wonen. Hierbij gaat het zowel om de wijze waarop woningmarktprocessen andere maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden, als om de invloed van deze ontwikkelingen op het functioneren van het housing system. Missie Onderzoek verrichten naar het functioneren van huisvestingssystemen en de mate waarin deze, in de complexe constellatie van markt, instituties, regels en subsidies, bijdragen aan voldoende betaalbare en op de vraag aansluitende woningen en een vitale leefomgeving voor volgende generaties.
Het onderzoeksprogramma De komende jaren is spanning te verwachten tussen de ontwikkelingen op de woningmarkt en de ontwikkelingen van de verzorgingsstaat, het milieubeleid en het verstedelijkingsbeleid. We zien op de woningmarkten in Europa, ook in Nederland, dat overheden zich terugtrekken en meer overlaten aan de markt. Als gevolg van de financiële crisis vindt er echter een herbezinning plaats op de wijze waarop de overheid zich bemoeit met de woningmarkt: hoe en in hoeverre moet de overheid een rol spelen bij het bestrijden van de problemen met de bouwproductie? De invloed van de conjunctuur op de koopprijzen en de bouwproductie wordt door de onderzoekers van het programma gevolgd en gemodelleerd. Daarnaast is aandacht voor de herverdeling van de risico’s op de woningmarkt tussen overheid, commerciële marktpartijen, woningcorporaties en eigenaar-bewoners. De productie van woningen en het functioneren van de woningbouwmarkt nemen daarbij een belangrijke plaats in. Daarnaast heeft het programma de ambitie om de woningvraag beter in kaart te brengen. Speciale aandacht gaat uit naar het meten van woonvoorkeuren en het in kaart brengen van woonkeuzegedrag. Het doel is meer betrouwbare metingen van woonvoorkeuren te krijgen en de relatie met het woningmarktgedrag te kunnen aangeven. De ontwikkelingen op de woningmarkt kunnen verstrekkende gevolgen hebben op andere terreinen. Zo is de verwachting dat door het vergrijzingsproces het in de eigen woning opgebouwde vermogen steeds belangrijker wordt voor de pensioenen van huishoudens. Het programma onderzoekt de rol die de woning speelt in het sociale zekerheidsbeleid in acht verschillende landen. Ook de link met stedelijk beleid jaarverslag 2010
20
is helder. De woningmarkt is van grote invloed op de leefbaarheid in wijken. Woningcorporaties – private organisaties die een publiek belang dienen – spelen hierin een cruciale rol. Het programma bestudeert hoe deze corporaties concurreren met andere partijen op de woningmarkt en hoe zij samenwerken in het netwerk van de stedelijke vernieuwing.
Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties Door het onderzoeksprogramma wordt veel samengewerkt met onderzoeksgroepen binnen de TU Delft, met andere universiteiten in binnenen buitenland, de rijksoverheid en lokale overheden, koepelorganisaties en bedrijven. Een belangrijk deel van deze projecten wordt uitgevoerd in de vorm van contractonderzoek. In het kader van het ontwikkelen van monitorinstrumenten wordt samengewerkt met het ministerie van VROM, de NEPROM en Bouwend Nederland, Aedes, de NVB en de Vereniging Eigen Huis. In het Europese project DEMHOW (Demografische veranderingen en het vermogen in de woning) wordt samengewerkt met onderzoekers uit acht landen en in het kader van het opzetten van een Vlaams Steunpunt Ruimte en Wonen wordt intensief samengewerkt met de universiteiten van Leuven, Antwerpen, Gent en het adviesbureau SUM uit Brussel. In samenwerking met de faculteit TBM (TU Delft) wordt gewerkt aan een boek over ICT. Daarnaast wordt er geschreven aan een boek over methoden en technieken voor het meten van (woon)preferenties, waaraan bijdragen worden geleverd door de faculteit TBM (TU Delft), het Planbureau voor de Leefomgeving en de Stuurgroep Experimenten voor de Volkshuisvesting. Verder richt het onderzoeksprogramma zich steeds meer op kennisoverdracht, zoals het verzorgen van onderwijs bij de faculteiten Bouwkunde en TBM en een cursus over recente ontwikkelingen op de woningmarkt. Diverse leden van het programma maken deel uit van redacties van nationale en internationale tijdschriften en ook van diverse adviesraden op het terrein van wonen.
Steunpunt Ruimte en Wonen, Vlaanderen Housing Systems maakt deel uit van het Steunpunt Ruimte en Wonen dat werkt in opdracht van de Vlaamse minister van Wonen. Binnen het onderzoek worden vele grote en kleine onderzoeksprojecten uitgevoerd. De onderzoekers waren betrokken bij een project dat tot doel had een systeem te ontwerpen om de prestaties van de Vlaamse woningcorporaties en huisvestingsmaatschappijen te meten. Ook was Housing Systems betrokken bij een project waarin de betaalbaarheid van het wonen in Vlaanderen en Nederland is gemeten en vergeleken. Housing and social exclusion In opdracht van de Europese Commissie is een project uitgevoerd waarin de relatie tussen de welvaartstaat, de woningmarkt en de arbeidsmarkt centraal staat. Bijzondere aandacht gaat uit naar de oorzaken en oplossingen voor dakloosheid en de wijze waarop de woningmarkt en de arbeidsmarkt elkaar beïnvloeden. Het onderzoek maakt gebruik van het Europees databestand EUSILC en heeft focusgroepbijeenkomsten gehouden in de zes deelnemende landen: Duitsland, Hongarije, Nederland, Portugal, Verenigd Koninkrijk en Zweden. Visitaties woningcorporaties Een maatschappelijke visitatie brengt in kaart of een woningcorporatie prestaties levert die passen bij de opgaven in het werkgebied, de verwachtingen van belanghouders en de eigen ambities en doelen van de corporatie. Hierbij wordt ook beoordeeld of de organisatie naar behoren functioneert en belanghouders voldoende betrekt bij beheer en beleid. KWH, een onafhankelijk kwaliteitscentrum voor woningcorporaties, is geaccrediteerd om deze visitaties uit te voeren. Het OTB heeft de visitatiemethode van KWH geëvalueerd en opties voor verbetering aangegeven. Daarnaast zijn leden van het onderzoeksprogramma als visitator betrokken bij enkele door KWH uitgevoerde visitaties.
Belangrijkste publicaties
Thema: Housing institutions and governance
Choe, K., 2010, Housing regime in South Korea, in: Choe, K., (Ed.), Affordability, Sustainability and Livability: Towards a comparative approach, pp. 1-12.
Themaleider: Marja Elsinga Themagroep: Peter Boelhouwer, Gerard van Bortel, Marietta Haffner, Harry van der Heijden, Joris Hoekstra, Julie Lawson, KyungHo Choe, Michael Oxley, Christian Lennartz, Richard Ronald, Janneke Toussaint, Hugo Priemus en André Mulder (faculteit Bouwkunde)
Haffner, M.E.A. & H.J.F.M. Boumeester, 2010, The affordability of housing in the Netherlands: an increasing income gap between owning and renting?, in: Housing Studies 25 (6), pp. 799-820. Hoekstra, J.S.C.M., 2010, Divergence in European welfare and housing systems (proefschrift), Amsterdam (IOS Press).
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten
Lawson, J.M., 2010, Path dependency and emergent relations: explaining the different role of limited profit housing in the dynamic urban regimes of Vienna and Zurich, in: Housing Theory and Society 27 (3), pp. 204-220.
Demographic change and housing wealth Het eigenwoningbezit is toegenomen, de bevolking vergrijst en pensioenen staan onder druk door de vergrijzing, maar vooral ook door de kredietcrisis en de economische recessie. Dit zou ertoe kunnen leiden dat mensen het vermogen in hun huis steeds meer als een pensioen gaan beschouwen en ook hun pensioenstrategie hierop afstemmen. Zijn huishoudens ook steeds meer geneigd om vermogen uit hun woning vrij te maken door nieuwe hypotheekproducten zoals ‘reverse mortgages’? Deze vragen staan centraal in een Europees onderzoekproject waarin acht landen participeren.
jaarverslag 2010
Lennartz, C., 2010, The competitiveness of rental market structures and its effect on landlord behavior. A methodological approach, paper voor het ENHR-congres Urban Dynamics and Housing Change - Crossing into the 2nd Decade of the 3rd Millennium, 4-7 juli te Istanboel. Toussaint, J. & M. Elsinga, 2010, De woning als pensioenvoorziening, in: Economisch-Statistische Berichten 95 (4592), pp. 525-526.
21
Oxley, M.J., M. Elsinga, M.E.A. Haffner & H.M.H. van der Heijden, 2010, Competition and social rented housing, in: Housing Theory and Society 27 (4), pp. 332-350.
in de beleidspraktijk is concurrentie helder gedefinieerd. In dit project wordt een raamwerk ontwikkeld om concurrentie te meten en dit raamwerk zal worden toegepast op de sociale huursector in Nederland en Engeland. Promotoren: mw. prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. M. Oxley (De Montfort University) Copromotor: mw. dr. M.E.A. Haffner
Ronald, R. & M.Y. Jin, 2010, Home ownership in South Korea: examining sector underdevelopment, in: Urban Studies 47 (11), pp. 2367-2388.
Promotieonderzoek Gerard van Bortel: Social housing governance in complex networks De Nederlandse sociale huursector is internationaal gezien uitzonderlijk. Niet alleen vanwege de omvang van de sociale woningvoorraad, maar ook vanwege de grote financiële en bestuurlijke zelfstandigheid. De rol van woningcorporaties in het beleidsnetwerk, de wijze van besluitvorming en de inrichting van de organisatie staan in het onderzoek centraal. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de Nederlandse en de Engelse situatie aan de hand van twee casestudy’s, een in Groningen en een in Birmingham. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer, mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga, prof. dr. D. Mullins (University of Birmingham) Harry van der Heijden: Verschillen en overeenkomsten tussen de volkshuisvestingssystemen in zeven West-Europese landen Dit is een onderzoek naar de bruikbaarheid van diverse bestaande wetenschappelijke inzichten en theorieën voor het beschrijven en verklaren van verschillen en overeenkomsten tussen de volkshuisvestingssystemen in een aantal West-Europese landen. Het proefschrift zal bestaan uit een bundeling van internationale artikelen en in 2011 worden afgerond. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. ir. H. Priemus Joris Hoekstra: Verzorgingsstaat en volkshuisvestingssysteem Analyse van de relatie tussen de kenmerken van de verzorgingsstaat en de kenmerken van het volkshuisvestingssysteem in een aantal Europese landen. In dit project zijn bijvoorbeeld aan de hand van het European Community Household Panel de huursectoren in diverse Europese landen vergeleken en getypeerd. Ook is een uitgebreide vergelijking gemaakt tussen het Nederlandse en het Vlaamse woonbeleid. Promotoren: prof. dr. P.J. Boelhouwer en prof. dr. ir. H. Priemus Gepromoveerd: 26 november KyungHo Choe: Housing regimes in Korea and the Netherlands Woonbeleid kan onderdeel zijn van het welzijnsbeleid, het planningsbeleid en het economisch beleid. KyungHo onderscheidt deze invalshoeken en ontwikkelt een nieuwe benadering om housing regimes in Zuid-Korea en Nederland te typeren en te vergelijken. In de beschrijving van Korea maakt hij duidelijk dat de Koreaanse overheid de woningmarkt vooral gebruikte als instrument in de economische ontwikkeling. Promotoren: mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga en prof. dr. P.J. Boelhouwer Christian Lennartz: Social housing and competition In de afgelopen decennia zijn sociale verhuurders in verschillende landen door overheden en de Europese Commissie gestimuleerd om meer te concurreren. Echter, noch in de literatuur over housing, noch jaarverslag 2010
Janneke Toussaint: Homeownership and income insecurity: a new financial strategy? Dit project gaat in op de vraag in hoeverre een eigen woning financiële zekerheid dan wel een financieel risico inhoudt voor huishoudens. Het proefschrift wil een bijdrage leveren aan het wetenschappelijk debat over de opkomst van zogenaamd ‘asset-based welfare’. Wordt de eigen woning in de toekomst een steeds belangrijker vorm van zekerheid in een maatschappij waarin oude zekerheden, zoals die van de welvaartsstaat, steeds meer onder druk staan? Promotoren: mw. prof. dr. ir. M.G. Elsinga en prof. dr. P.J. Boelhouwer
Thema: Housing preferences and choice Themaleider: Harry Boumeester Themagroep: Peter Boelhouwer, Henny Coolen, Marja Elsinga, Roland Goetgeluk, Joris Hoekstra, Sylvia Jansen, Gust Mariën en Janine Meesters
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Woonvoorkeuren van huishoudens met een inkomen vanaf modaal In 2010 is de elfde editie van Huizenkopers in Profiel uitgevoerd. Dit onderzoek naar de woonvoorkeuren van huishoudens met een inkomen vanaf modaal loopt inmiddels gedurende een periode van 15 jaar en wordt uitgevoerd in opdracht van de NVB. De verzamelde data uit dit onderzoek beginnen zeer bruikbare tijdreeksen te vormen, waarmee ontwikkelingen in de mate van verhuisgeneigdheid en in woonpreferenties van woonconsumenten in kaart kunnen worden gebracht. De data worden gebruikt voor secundaire analyses ten behoeve van wetenschappelijke projecten, contractonderzoek en presentaties. (Lokaal) Woningmarktonderzoek Lokaal en regionaal woningmarktonderzoek, in de vorm van contractonderzoek, vormt al sinds de oprichting van het OTB een van de activiteiten. Eind 2010 is een grootschalig woonwensenonderzoek gestart voor de regio Waalboss. Voor zeven gemeenten in de omgeving van ’s-Hertogenbosch worden in het najaar van 2010 en het voorjaar van 2011 ruim 8.000 huishoudens geënquêteerd door middel van een internet-, een schriftelijke en een telefonische vragenlijst. Op basis van de verzamelde informatie kunnen per deelnemende gemeente analyses worden uitgevoerd voor diverse groepen woonconsumenten en groepen potentiële verhuizers. Handboek onderzoeksmethoden woonpreferenties en woningkeuze In 2010 zijn door diverse onderzoekers (intern en extern) geschreven
22
Jansen, S.J.T. & H.C.C.H. Coolen, 2010, What is the worth of lifestyle variables in the prediction of preferences for private and public green spaces?, paper voor het ENHR-congres Urban
bijdragen voor de publicatie ‘Housing Preference and Choice: Measurement and Analysis Methods’ definitief gemaakt en opgeleverd aan de uitgeverij. Deze publicatie zal verschijnen in 2011 en is bedoeld als handboek voor onderzoek en onderwijs en bevat beschrijvingen van diverse meetmethoden en analysetechnieken die gebruikt kunnen worden bij het bestuderen van woonpreferenties en woningkeuze. Rol van de makelaardij In het kader van het 25-jarig jubileum van de VBO Makelaar is een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de ervaringen met en de verwachtingen ten aanzien van de rol van de makelaar in het zoek- en keuzegedrag van woonconsumenten. Hiervoor is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd: focusgroepen met enkele recent verhuisde of verhuisgeneigde woonconsumenten en diepte-interviews met diverse professionals op de Nederlandse (koop)woningmarkt. De onderzoeksresultaten vormden de basis voor het VBO-congres ‘De juiste snaar’ in september 2010.
Het Onderzoeksinstituut OTB had een paar jaar terug een vacature openstaan voor een junior onderzoeker die mee zou gaan doen aan een Europees project over zekerheden en onzeker-heden van eigenwoningbezit. Janneke Toussaint solliciteerde, in eerste instantie vooral omdat ze benieuwd was of onderzoek doen iets voor haar zou zijn. Dat bleek gelukkig het geval. “Ik kreeg er lol in en heb me de ingewikkelde materie van de woningmarkt eigen gemaakt en uitgezocht hoe mensen zich op de woning- en hypotheekmarkt gedragen en hoe zich dat verhoudt tot de bredere context van sociale zekerheid en arbeidsmarkt. Ik had niet alleen Nederland in het vizier, maar heb op internationaal niveau met collega-onderzoekers kunnen samenwerken. Dat was bijzonder inspirerend.”
Genoten van intensief onderzoek Janneke Toussaint
Leefstijlen en wonen De rol van leefstijl in het onderzoek naar voorkeuren en keuzegedrag houdt de themagroep al enkele jaren bezig. Ook in 2010 is er nader literatuurstudie verricht naar het toepassen van het concept ‘leefstijlen’ bij het verder sociaal-cultureel segmenteren van de vraag en het aanbod op de woningmarkt.
Belangrijkste publicaties Boumeester, H.J.F.M., A.A.A. Marien, L.D. Meijers & N. Rietdijk, 2010, Huurders in profiel 2010, Voorburg (NVB Vereniging voor ontwikkelaars en bouwondernemers). Boumeester, H.J.F.M. & S.J.T. Jansen, 2010, Wat wil de consument? En waarom?, in: Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 15 (2), pp. 16-21. Boumeester, H.J.F.M. & P. de Vries, 2010, 25 jaar dienstverlening van de makelaar/taxateur, Nootdorp (VBO Makelaar). Coolen, H.C.C.H. & J. Meesters, 2010, Private and public green spaces meaningful but different settings, paper voor het ENHRcongres Urban Dynamics and Housing Change - Crossing into the 2nd Decade of the 3rd Millennium, 4-7 juli te Istanboel. Jansen, S.J.T., 2010, MAU-methode geeft nuances aan woonwensen, in: Tijdschrift voor de Volkshuisvesting 16 (6), pp. 48-54.
jaarverslag 2010
Een eigen huis: plek onder de zon, maar geen oudedagsvoorziening
Dynamics and Housing Change - Crossing into the 2nd Decade of the 3rd Millennium, 4-7 juli te Istanboel.
Promotieonderzoek 1 vacature.
Thema: Housing prices and supply Themaleider: Harry van der Heijden Themagroep: Peter Boelhouwer, Harry Boumeester, Kees Dol, Cor Lamain, Michael Oxley en Paul de Vries
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Ontwikkelingen in het aanbod, de afzet en de oplevering van nieuwe koopwoningen Elk kwartaal worden in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Projectontwikkelingsmaatschappijen (NEPROM) en het ministerie van VROM ontwikkelingen op de markt van nieuwe koopwoningen in beeld gebracht. Resultaten van dit project zijn beschikbaar via mnw. datawonen.nl. Thermometer van de koopwoningmarkt In opdracht van de NVB is een marktsignaleringssysteem ontwikkeld
23
Boelhouwer, P.J. & P. de Vries, 2010, How economic growth affects the price-quality relationship in housing, in: Boelhouwer, P.J. & P. de Vries, pp. 1-24, Istanboel (Istanbul Technical University).
dat inzicht verschaft in de ‘gezondheid’ van de koopwoningmarkt: de zogenaamde thermometer van de koopwoningmarkt. De thermometerstand wordt samengesteld op basis van een aantal indicatoren,
Na een jaar werd haar gevraagd of zij zou willen promoveren. “Naast mijn andere onderzoekwerkzaamheden ben ik toen met een proefschrift over dit onderwerp aan de slag gegaan. De bestaande theorie suggereert dat het eigenwoningbezit als een pensioenvoorziening kan worden beschouwd. De uitkomsten van mijn onderzoek ondersteunen dat het eigenwoningbezit in de toekomst steeds belangrijker zal worden voor gepensioneerden. Als de hypotheek is afbetaald hebben mensen lagere woonlasten op hun oude dag. Daarnaast kunnen eigenaar-bewoners het vermogen in de woning te gelde maken door hun huis te verkopen of door gebruik te maken van een ‘opeethypotheek’. Maar het blijkt dat dit veel minder vaak gebeurt dan op basis van de theorie werd verwacht. De financiële producten zijn complex en het vertrouwen in financiële instellingen heeft een deuk opgelopen.” Toussaint ziet het eigenwoningbezit zeker niet als dé oplossing voor het pensioenvraagstuk. “Een koopwoning heeft vooral emotionele waarde, als een veilige plek en een stabiel onderkomen voor een huishouden. Vooral voor lagere inkomens is een eigen woning niet dé oplossing voor het pensioenvraagstuk. Verschillende onderzoeken hebben namelijk aangetoond dat huishoudens met lagere
inkomens meer risico’s lopen als zij een koopwoning bezitten. Ze wonen bijvoorbeeld vaker in een woonomgeving waar prijzen minder stijgen en hebben vaker moeite met sparen voor onderhoud en om dalingen in het inkomen op te vangen.” Toussaint kijkt met een goed gevoel terug op haar jaren als universitair onderzoeker: “Ik heb ervan genoten dat ik me heel intensief bezig heb kunnen houden met één onderwerp, om te proberen iets in al zijn facetten te begrijpen. Om de tijd te krijgen erover te lezen, mijn eigen gedachten te kunnen ontwikkelen en erover te kunnen schrijven. Dat was heel waardevol. Met alle bagage die ik bij het OTB heb opgedaan, ben ik nu, na mijn promotieonderzoek, aan het werk bij de Autoriteit Financiële Markten, als medewerker Strategie, beleid en internationale zaken. Via de ministeries van Financiën en Sociale Zaken ben ik betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe Europese hypotheek- en pensioenrichtlijnen. En ik leer het Nederlandse speelveld nu ook heel goed kennen. Er gaat een nieuwe wereld voor me open en er valt wederom veel te leren over hoe het nou allemaal echt werkt, en daar hou ik wel van.”
Particulier opdrachtgeverschap in Nederland, Duitsland en België In opdracht van het ministerie van VROM is onderzocht hoe het particulier opdrachtgeverschap in België (Vlaanderen) en Duitsland (Nordrhein Westfalen) is georganiseerd. De achterliggende vraag is waarom deze vorm van opdrachtgeverschap in onze buurlanden veel vaker voorkomt dan in Nederland.
Belangrijkste publicaties
Dol, C.P., C. Lennartz & H.M.H. van der Heijden, 2010, Particulier opdrachtgeverschap in België en Duitsland: de cases Vlaanderen en Nordrhein Westfalen, Delft (Onderzoeksinstituut OTB).
Promotieonderzoek
Vooruitblik naar 2011 De samenwerking met het Steunpunt Ruimte & Wonen in Vlaanderen wordt voortgezet, net als die met De Montfort University in Leicester en het Australian Housing and Urban Research Institute. Housing Systems blijft betrokken bij het onderwijs op de faculteiten TBM en Bouwkunde. In het najaar wordt een congres georganiseerd over massale waardebepaling aan de hand van modellen. In de loop van 2011 zal de groep de cursussen ‘Recente ontwikkelingen in de volkshuisvesting’ en ‘Risico’s en perspectieven op de koopwoningenmarkt’ organiseren. Ten slotte zal in het najaar de ‘Leergang Maatschappelijk ondernemen in wonen en wijken’ van start gaan.
Vries, P. de, 2010, Measuring and explaining house price developments (proefschrift), Amsterdam (IOS Press).
jaarverslag 2010
Dol, C.P. & H.M.H. van der Heijden, 2010, Regels, regels en regels, in: Tijdschrift voor de volkshuisvesting 15 (2), 22-27.
Paul de Vries: Measuring and explaining the house price In de afgelopen vijftien jaar is door onder meer Paul de Vries binnen het onderzoeksprogramma Housing Systems veel onderzoek verricht naar de ontwikkeling van de prijs van koopwoningen. Naast deze verklarende modellen is – in samenwerking met het CBS – de woningprijsindex ontwikkeld die het CBS en het Kadaster nu maandelijks publiceren. Promotor: prof. dr. P.J. Boelhouwer Gepromoveerd: 24 november
zoals de gemiddelde verkooptijd, de hypotheekrente, de leencapaciteit en het consumentenvertrouwen. Tweemaal per jaar wordt er door de NVB een Thermometer koopwoningen uitgebracht. Economische crisis, woningmarkt en beleidsinterventies; een internationale vergelijking In dit internationaal vergelijkende project wordt onderzocht wat de impact is van de economische crisis op de woningmarkt in een aantal West-Europese landen en wat de relatie is met structuurkenmerken van deze woningmarkten. Een inventarisatie van op de woningmarkt gerichte crisismaatregelen maakt deel uit van de studie.
Dol, C.P., H.M.H. van der Heijden & M.J. Oxley, 2010, Crisis and policy interventions in Western European housing markets: do specific housing systems reduce the impact of the crisis?, paper voor het ENHR-congres Urban Dynamics and Housing Change - Crossing into the 2nd Decade of the 3rd Millennium, 4-7 juli te Istanboel.
24
Onderzoeksprogramma
GIS Technology
Programmaleider Peter van Oosterom
In dit programma staan de technologische ontwikkelingen van de geografische informatieinfrastructuur (GII) in binnen- en buitenland centraal. In een steeds complexer georganiseerde maatschappij neemt de behoefte aan hoogwaardige geo-informatie gestaag toe. Samen met andere onderzoekscentra en deskundigen verkennen wij nieuwe wegen.
Missie De sectie, die het onderzoeksprogramma GIS Technology uitvoert, heeft de ambitie de agendabepalende partij in een R&D-technologienetwerk te zijn, waarin organisaties uit de private en de publieke sector en universiteiten werkzaam op het terrein van de geo-informatie wetenschappen, participeren.
Het onderzoeksprogramma Primair doel is het verrichten van onderzoek en verzorgen van onderwijs op het gebied van de technologie ten behoeve van geo-informatie verwerkende systemen, in de context van de informatie-infrastructuur. Dit ‘gereedschapsgericht’ onderzoek kan alleen zinvol gebeuren door de ‘tools’ met de praktijk te confronteren. Door concrete GIS-toepassingen te analyseren, sporen onze onderzoekers gebreken in de huidige technologie op en signaleren zij kennislacunes. Via wetenschappelijk onderzoek worden verbeteringen en oplossingen ontwikkeld, die in de praktijk worden getoetst. Met de realisatie van de geo-informatie infrastructuur (GII) neemt het aantal gebruikers, zowel met als zonder GIS-expertise, sterk toe. Het geo-ICT onderzoek is georganiseerd in twee toepassingsgerichte onderzoeksthema’s, te weten Crisis management en Spatial Information Infrastructure. Crisis management houdt zich bezig met het ontwikkelen van oplossingen en het bouwen van prototypen, die het besluitvormingsproces in geval van urgente situaties ondersteunen met de op kennistechnologie gebaseerde inzet van geo-informatie. GII omvat de technologische ontwikkeling van authentieke registraties, zoals topografische of kadastrale informatie. Beide delen het gemeenschappelijke onderzoek naar de basis geo-ICT technologie. De onderzoeksambitie op lange termijn is het realiseren van een 5D-model (volledige integratie van 3D + tijd + schaal) voor zowel de discrete objecten (door de mens gemaakt) als de meer continue natuurlijke ruimtelijke fenomenen (bijvoorbeeld lucht en licht). Dit model zal de basis vormen voor alle toekomstige jaarverslag 2010
25
modellen. Om dit uiteindelijk te bereiken zullen de modellen meer en meer formeel moeten worden, onder andere door een toenemende nadruk op ontologie. De belangrijkste kenmerken van de op een data base management system (DBMS) gebaseerde GII met het 5D overall model als kern, die op de langere termijn gerealiseerd zullen moeten worden, zijn de integratie van kaarten met uiteenlopende actuele gegevens. Voorbeelden zijn ruimtelijke gegevens binnen/buiten, oppervlakte/ondergrond, ontworpen/opgemeten, in combinatie met plaatsbepaling en draadloze communicatietechnologie (om het voor het systeem mogelijk te maken met bewegende objecten om te gaan).
Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties Maatschappelijke relaties zijn er met Kadaster, Geonovum, RWS-DID, Oracle, Bentley, TeleAtlas, Queensland Government (Australië), JRC (EU-INSPIRE) en UN-Habitat. Wetenschappelijke relaties: Universiteit Twente (faculteit Geo-Informatie Wetenschappen en Aardobservatie (ITC)), TNO, CWI (Amsterdam), Wageningen Universiteit, University of Aveiro (Portugal), Universidad de Jaén (Spanje), University of Glamorgan (Wales), Wuhan University (China) en diverse faculteiten van de TU Delft.
Thema’s: Crisis management en Spatial Information Infrastructure Themaleider: Peter van Oosterom Themagroep: Elfriede Fendel (projectmanager), Hugo Ledoux, Tjeu Lemmens, Liu Liu, Martijn Meijers, Wilko Quak, Jantien Stoter (themaleider Spatial Information Infrastructure), Wiebke Tegtmeier, Theo Tijssen, Edward Verbree, Marian de Vries, Shen Ying (research fellow Wuhan University), Sisi Zlatanova (themaleider Crisismanagement), João Paulo Hespanha en Rod Thompson
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Vidi-aanvraag gehonoreerd In oktober kreeg Jantien Stoter een Vidi-beurs toegekend op het terrein van het modelleren van geografische informatie in 5D door NWO/STW gehonoreerd is. Dit is de eerste Vidi-subsidie die op het geo-informatievakgebied wordt toegekend en ook de eerste voor het OTB. 3D-Pilot en testbed In opdracht van het Kadaster, Geonovum, de Nederlandse Commissie voor Geodesie en het (huidige) ministerie van Infrastructuur en Milieu zijn we belast met de inrichting van een testomgeving van de 3D-pilot. In de pilot zijn vier werkgroepen actief: 3D aanbod, 3D standaarden en uitwisseling (CityGML), 3D testbed en Vraagkant en toepassingen. Het inrichten van het testbed past binnen activiteit 3, maar heeft ook belangrijke relaties met de andere activiteiten. De doelstellingen van het testbed zijn een omgeving te bieden waarin 3D-geo-informatie gedeeld kan worden met de betrokken partijen (en zelfs daarbuiten), en een voorbeeld te geven van hoe een basisvoorziening voor 3D-geo-informatie en de bijbehorende 3D-beheeromgeving eruit zou kunnen zien. jaarverslag 2010
Rusland in 3D Sinds medio 2010 werken we met het programma Governance of Geoinformation and Land Development en het Kadaster samen met het Russische Kadaster. Het gaat hierbij om een advies over een 3D-registratie van vastgoedobjecten en het maken van een prototype. Er is een pilotproject gestart in de stad Nizhny Novgorod. Verschillende typen objecten worden in 3D geregistreerd, zoals gebouwen (met complexe situaties als ondergrondse parkeergarages, bebouwing deels boven weg) en pijpleidingen. Het lijkt erop dat Rusland waarschijnlijk het eerste land ter wereld zal zijn met een operationeel 3D-Kadaster. Dit project zal medio 2012 worden afgerond. STW In het verslagjaar is bij het STW Open Technology Programme het voorstel Vario-scale geo-information ingediend. Aangevraagd zijn een postdoc voor drie jaar en een promovendus voor vier jaar. Dit voorstel sluit naadloos aan bij het eerder door NWO goedgekeurde Vidi-voorstel ‘5D Geo-information’. EU De EU-projectvoorstellen die in oktober 2009 ter evaluatie zijn ingediend bij het programma ‘FP7-ICT-2009-5-4.3 – Intelligent Information Management’, te weten MIRACLE, POINTWISE en GeoKnow hebben de eindstreep helaas niet gehaald Eind 2010 is MIRACLE opnieuw ingediend onder de naam AWE (location) Aware Web Entities – Enabling the Internet of places, met als trekkers Graphitech (Italië) en 1Spatial (UK). Het betreft de call ‘FP7-2011ICT-FI – Future Internet’. Daarnaast is medewerking verleend aan het voorstel PETROSINO: monitoring and enhancing security in urban areas. Ook dit voorstel onder de call ‘SEC-2011.6.1 – Best practices for enhancing security policy in urban zones’ is door de trekker Università degli Studi di Roma ‘La Sapienza’ eind 2010 ingediend. De activiteiten in het kader van de het EU FP6 project ‘HUMBOLDT: Development of a framework for data harmonisation and service integration’ en de EU COST action TU0801 ‘Semantic enrichment of 3D city models for sustainable urban development’ zijn in het verslagjaar voortgezet. Advies Queensland Government Op verzoek van het Queensland Department of Environment and Resource Management is onderzoek verricht naar de mogelijkheid om het Resource Information Management Environment (RIME) te combineren met het Spatial Information Resource (SIR) system. Daarbij ging het met name om een analyse van de toepassings/ gebruikersbehoeften, het creëren van dataproductspecificaties en het ontwerpen van een systeemarchitectuur (software). INSPIRE Incompany Cursus Data-ICT Dienst-RWS Gezien de enorme belangstelling bij Rijkswaterstaat (RWS), al met al meer dan 90 aanmeldingen, is in het afgelopen najaar een incompanyvariant van de INSPIRE-cursus verzorgd op de locatie van de DID-RWS. Op vier cursusdagen (tweemaal INSPIRE basiscursus, eenmaal verdiepingscursus data en eenmaal verdiepingscursus netwerkdiensten) zijn de verschillende aspecten van INSPIRE overgebracht.
26
Geonovum De samenwerkingsovereenkomst met Geonomum is gecontinueerd en de adviseurs hebben hun activiteiten voortgezet. In 2010 is Wilko Quak tot editor voor de INSPIRE TWG Landgebruik benoemd. In deze werkgroep wordt een Europees model gemaakt voor huidig grondgebruik en geplande toekomstige bestemmingen. Jantien Stoter heeft deze samenwerking ingevuld met onderwerpen als IMGEO, BGT en 3D-geo-informatie. Op basis van de geslaagde eerste drie jaar samenwerking is besloten een nieuwe samenwerkingsovereenkomst voor de periode 2011-2013 aan te gaan.
gehouden wordt, in gang gezet. Het symposium staat in het teken van de 40ste verjaardag van UDMS. Traditiegetrouw levert de sectie GIS-t zowel inhoudelijk als organisatorisch een bijdrage.
Van 3D naar 5D
IMGEO/BGT Op basis van het Informatiemodel Grootschalige Topografie (IMGeo 1.0) is in 2010 een informatiemodel voor Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) 1.0 gedefinieerd. Bij het vaststellen van het informatiemodel is getracht om zo veel mogelijk afTechniek inzetten voor stemming met de Basisregistratie Topografie (TOP10NL) te realiseJantien Stoter ren. Dit had als doel om BGT 1.0 voor te bereiden op een mogelijke BRT-afleiding in de toekomst. Toch is een groot aantal verschillen tussen beide informatiemodellen niet verdwenen. De voornaamste reden hiervan is dat BGT 1.0 alleen gewijzigd is ten behoeve van BRT voor zover dit past binnen de belangen van BGT. Daarom is in 2010 ook een initiatief gestart met TOP10NL-producerende gemeenten (Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam) om na te denken over een nieuwe visie op een Basisregistratie basistopografie die de BRT en de BGT integreert als de BGT in 2015 praktijk is. 3D Kadaster werkgroep Tijdens het FIG Congres 2010 in Sydney is besloten om een nieuwe 3D Kadaster werkgroep voor de periode 2010-2014 op te richten. Dit is een gezamenlijke activiteit van de commissies 3 (Spatial Information Management) en 7 (Cadastre and Land Management). De werkgroep staat onder leiding van Peter van Oosterom. Tijdens het verslagjaar is een vragenlijst uitgezet om de status van 3D Kadasters wereldwijd te onderzoeken. Inmiddels hebben 36 landen gereageerd. De resultaten zullen gepresenteerd worden tijdens de FIG Working Week (mei 2011). Het afgelopen decennium is er steeds meer belangstelling voor het onderwerp 3D Kadaster ontstaan. In 2010 zijn de voorbereidingen voor de tweede internationale workshop, die van 16 t/m 18 november 2011 in Delft gehouden zal worden, van start gegaan.
In 2010 kreeg GIS-specialist Jantien Stoter (Onderzoeksinstituut OTB en het Kadaster) een Vidi-beurs toegekend voor onderzoek naar het beheren en presenteren van geografische data in vijf dimensies. De beurs, toegekend door NWO, omvat een subsidie van €800.000 en is bestemd voor excellente onderzoekers die na hun promotie een paar jaar succesvol onderzoek hebben verricht. Vijf jaar lang kunnen Jantien, een post-doc en twee promovendi met hun onderwerp aan de slag. “Gebruikers van digitale kaarten hebben op sommige momenten overzicht nodig en op andere momenten gedetailleerde gegevens. Een brandweerwagen moet met een overzichtskaart de weg kunnen vinden naar een melding, maar heeft ter plekke detailinformatie nodig. Als je inzoomt en uitzoomt op kaarten zie je gegevens uit verschillende bronnen die bovendien verzameld zijn op verschillende tijdstippen. De gebruikers merken
fundamentele oplossingen van praktische problemen
Geo-Database Management Center (GDMC) Het OTB is de thuisbasis van het GDMC. Er is gekozen voor een open onderzoeksmodel met participatie van de industrie en een onderzoeksprogramma geconcentreerd rond het thema geo-DBMS. Het is een onderzoeks- en ontwikkelcentrum voor het modelleren, opslaan, selecteren, analyseren, presenteren en distribueren van geo-informatie. Het GDMC biedt partners uit de geo-ICT-industrie, waaronder Bentley, Oracle en TeleAtlas, de mogelijkheid om in dit belangrijke onderzoeksveld te participeren.
Belangrijkste publicaties Altan, O., R. Backhaus, P. Boccardo & S. Zlatanova, 2010, Geoinformation for disaster and risk management: examples and best practices, Copenhagen (Joint Board of Geospatial Information Societies - United Nations Office for Outer Space Affairs). Stoter, J.E., B. Baella, C. Blok, D. Burghardt, C. Duchêne, M. Pla, N. Regnauld & G. Toya, 2010, State-of-the-art of automated generalisation in commercial software, Dublin (EuroSDR). Fatih Döner, Rod Thompson, Jantien Stoter, Christiaan Lemmen, Hendrik Ploeger, Peter van Oosterom & Sisi Zlatanova, 2010, 4D cadastres: First analysis of legal, organizational, and technical impact - With a case study on utility networks, in: Land Use Policy 27, pp. 1068-1081.
UDMS 2011 In het verslagjaar zijn de voorbereidingen voor het Urban Data Management Symposium dat van 28 t/m 30 september in Delft jaarverslag 2010
27
formation in government - A conceptual framework, in: Computers, Environment and Urban Systems 34 (1), pp. 70-78.
Halil Ibrahim Inan, Valentina Sagris, Wim Devos, Pavel Milenov, Peter van Oosterom & Jaap Zevenbergen, 2010, Data model for the collaboration between land administration systems and agricultural dit doordat de gegevens niet consistent zijn. Voor databeheerders is het moeilijk om de gegevens zinvol te combineren. Van elk schaalniveau zou je het liefst gegevens van eenzelfde tijdstip beschikbaar willen hebben.” Het 5D-model is een fundamentele oplossing waarin volgens Stoter 3D-datastructuren van geoinformatie en schaalaspecten geïntegreerd worden met de tijd-dimensie. Hierbij worden bestaande wiskundige theorieën toegepast. Jantien was al een paar jaar bezig met het idee om een voorstel voor deze subsidie in te dienen, maar in 2010 ontstond een goed moment om dit ook echt te doen. “Ik had een aanzienlijk aantal internationale artikelen gepubliceerd, ik werkte zowel op een technische universiteit als in de praktijk én ik had een netwerk opgebouwd. De aanvraag heb ik tijdens mijn aanstelling bij het OTB geschreven, eerst ten behoeve van onderzoek naar 3D-data, maar we wilden er een vernieuwend aspect bij, waar we zelf al ideeën over hadden, te weten tijd en schaal als vierde en vijfde dimensie. Vidi-subsidies zijn immers bedoeld voor vernieuwend onderzoek op een nieuw onderzoeksdomein.” Van huis uit is Jantien fysisch geograaf, maar het is haar passie om techniek te kunnen inzetten voor fundamentele oplossingen van praktische
problemen. “Mij fascineert vooral het puzzelen, het zoeken naar een oplossing voor een probleem. Soms is de kloof tussen de wetenschap en de praktijk te groot of sluit onderzoek niet precies aan op de dagelijkse problemen. Het frustreert me dan dat resultaten van onderzoek beperkt blijven tot rapporten of publicaties. Ik wil daarom de wetenschap en de praktijk verbinden. Dat doe ik door samen te werken met mensen uit de praktijk. Op het OTB werk ik aan 3D-modellering, schaalproblemen en automatische generalisatie van data en bij het Kadaster stuur en begeleid ik collega’s die doorgaan met de implementatie van de resultaten. Het Kadaster test en valideert hiermee de onderzoeksresultaten. De uitkomsten daarvan kunnen we weer gebruiken in ons wetenschappelijk onderzoek op de universiteit.” Over vijf jaar moeten een prototype en de uitgangspunten voor de uitbouw ervan beschikbaar zijn. “Dat moet een basis zijn voor verder onderzoek en toepassing in ons vakgebied. De tussenliggende resultaten die verschillende combinaties van de drie aspecten – 3D-geometrie, tijd en schaal – in 3D- en 4D-modellen implementeren, zullen al eerder beschikbaar komen voor toepassing in de praktijk.”
land parcel identification systems, in: Journal of Environmental Management 91 (12), pp. 2440-2454. Stoter, Jantien, Thomas Visser, Peter van Oosterom, Wilko Quak & Nico Bakker, 2010, A semantic-rich multi-scale information model for topography, in: International Journal of Geographical Information Science, iFirst, 29-102010, DOI: 10.1080/13658816.2010.490218), p. 1-25. Foerster, Theodor, Jantien Stoter & Menno-Jan Kraak, 2010, Challenges for Automated Generalisation at European Mapping Agencies: A Qualitative and Quantitative Analysis, in: The Cartographic Journal 47 (1), pp. 41-54. Zhizhong Kang, Liqiang Zhang, Sisi Zlatanova & Jonathan Li, 2010, An automatic mosaicking method for building façade texture mapping using a monocular close-range image sequence, in: ISPRS Journal of Photogrammetry and Remote Sensing 65 (3), pp. 282-293. Umit Isikdag & Sisi Zlatanova, 2010, Interactive modelling of buildings in Google Earth: A 3D tool for Urban Planning, in: Neutens, T., P. De Maeyer (Eds.), Developments in 3D Geo-Information Sciences (Springer), pp. 52-70.
Zlatanova Sisi, Laure Itard, Mahmud Shahrear Kibria & Machiel van Dorst, 2010, A user requirements study of digital 3D models for urban renewal, in: Open House International 35 (3), pp. 37-46. Serkan Kemec, Sisi Zlatanova & H. Sebnem Duzgun, A Framework for Defining a 3D Model in Support of Risk Management, 2010, in: Konecny, M., S. Zlatanova and T.L. Bandrova (Eds.), Geographic Information and Cartography for Risk and Crisis Management Towards Better Solutions (Springer), pp. 69-82.
Promoties in voorbereiding
Marian de Vries: Ontsluiting van geo-informatie via netwerken Geo-informatie kan worden ontsloten via netwerken, zoals internet of mobiele netwerken. Zij onderzoekt onder meer hoe het principe ‘data bij de bron’ gerealiseerd kan worden in web-GIS-toepassingen zonder dat er concessies worden gedaan aan geboden functionaliteit, gebruiksgemak, beveiliging en prestatie. Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom Wilko Quak: Performance-vraagstukken in ruimtelijke DBMSen Onderzoek dat een overzicht tracht te geven van alle aspecten die voor de prestaties van een ruimtelijk DBMS van belang zijn. Verder wordt ook aandacht besteed aan het topologisch en temporeel modelleren van ruimtelijke gegevens en het standaardiseren van ruimtelijke gegevens. Promotoren: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom en prof. dr. ir. M.L. Kersten (Universiteit van Amsterdam) Edward Verbree: Driedimensionale topografische terreinmodellering Toepassing van zogenaamde triangulated irregular networks (TIN’s) en tetrahedron networks (TEN’s). De vraag is of de veelvuldig toegepaste Delaunay-triangulatie in dit opzicht de beste 2.5D-terreinmodellering afdwingt. Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom
Yola Georgiadou & Jantien Stoter, 2010, Studying the use of geo-injaarverslag 2010
Foerster, Theodor, Lassi Lehto, Tapani Sarjakoski, L. Tiina Sarjakoski & Jantien Stoter, 2010, Map generalization and schema transformation of geospatial data combined in a Web Service context, in: Computers, Environment and Urban Systems 34 (1), pp. 79-88.
28
João Paulo da Fonseca Hespanha de Oliveira: Development methodologies for an integrated legal cadastre Er wordt een analyse gemaakt van de technische, juridische, administratieve en institutionele aspecten van een kadaster. Op basis van het LADM worden met name de juridische en administratieve aspecten van het model verder uitgewerkt (met als casestudy Portugal). Via de principes van de modelgedreven aanpak wordt vervolgens een prototypesysteem gerealiseerd. Ter evaluatie van de onderzoeksdoelen wordt deze met testdata gevuld. Dit promotieonderzoek is een samenwerking met de sectie GiGb. Promotoren: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom en prof. mr. dr. ir. J.A. Zevenbergen (Universiteit Twente) Wiebke Tegtmeier: Harmonization of geo-information related to the lifecycle of civil engineering objects Er wordt onderzocht hoe de geo-informatievoorziening rondom civieltechnische werken verbeterd kan worden. Hierbij spelen een aantal complicerende factoren: de aard van de ruimtelijke informatie is zeer heterogeen en rondom de ondergrondse waarnemingen heerst interpretatieonzekerheid. Dit promotieonderzoek is een samenwerking met de Universiteit Twente. Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom Martijn Meijers: Variabele schaal geo-informatie Het doel van dit promotieonderzoek is om dynamische variabele schaalkaartoplossingen mogelijk te maken. De onderzoeksvraag is hoe we een paradigmaverschuiving richting minimaal redundante, dynamische, variabele schaal geo-informatie tot stand kunnen brengen. De start van het onderzoek is de variabele schaal datastructuur, tGAP (topologische Gegeneraliseerde Vlakken Partitie) genaamd. Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom Chrit Lemmen: A domain model for land administration Dit promotieonderzoek heeft als doel een generiek model te ontwikkelen voor grondadministratie. Gestreefd wordt naar een model dat in zoveel mogelijk situaties toegepast kan worden, zo nodig met enige aanpassingen voor een lokale situatie. Grondadministratie is van belang voor rechtszekerheid, toegang tot krediet (hypotheken), ruimtelijke planning en als basis voor grondbelasting. Promotoren: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom en prof. ir. P. van der Molen (Universiteit Twente)
exacte schaduweffecten uit 3D-stadsmodellen ontwikkeld worden. Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom Copromotoren: prof. dr. V. Coors (University of Applied Sciences Stuttgart) en mw. dr. S. Zlatanova
Vooruitblik naar 2011 Begin 2011 werd bekend dat het NWO/STW-projectvoorstel Vario-scale geo-information is goedgekeurd. Gezien het feit dat dit project en het eerder goedgekeurde NWO/STW-Vidi-projectvoorstel 5D geo-information elkaar mooi aanvullen, zal in overleg met NWO/STW worden nagegaan hoe deze projecten bij de uitvoering kunnen samenwerken in de periode 2011-2015 (de Vidi zal nog een jaar langer doorlopen). Er zullen 3 promovendi en 1 postdoc voor worden aangetrokken. Naast het wetenschappelijke onderzoek, wordt er bij het Kadaster gewerkt aan het opzetten van een innovatieteam van enkele fte’s op dit terrein. Het is verder de bedoeling dat er met het Kadaster ook op andere onderwerpen zal worden samengewerkt (en deze samenwerking ook een meerjarenkarakter zal krijgen). De onderhandelingen voor de nieuwe vierjarige samenwerkingsovereenkomst met RWS zijn nog in volle gang, maar op basis van de tussenresultaten is de verwachting dat deze medio 2011 getekend zal zijn en het onderzoek kan aanvangen op gebieden als efficiënt omgaan met de massale AHN2-data, generalisatie, sensor-web enablement, informatieinfrastructuur RWS en INSPIRE. Natuurlijk wordt ook de eerder genoemde nieuwe samenwerkingsovereenkomst met Geonovum ingevuld (in lijn met de onderwerpen die hier eerder in dit jaarverslag genoemd zijn: standaardisatie en organisatie van geo-informatie). De TU Delft is in mei 2011 mede-gastgever van de ‘32nd plenary and associated meetings ISO TC211 Geo-information’. In het kader van het Bsik-programma Next Generation Infrastructures (NGInfra) zal de sectie GIS-technologie onderzoeksvoorstellen indienen op het raakvlak van GIS en asset management voor projecten met partijen als Alliander (energienetbeheerder), Havenbedrijf Rotterdam (specifiek in het kader van de Tweede Maasvlakte) en ProRail. Veel, zo niet alle, projectvoorstellen zullen hierbij worden opgesteld in samenwerking met de faculteit TBM. Daarnaast zijn er verkennende gesprekken met de faculteit Bouwkunde over zowel onderwijs als onderzoek. De sectie zal blijven (mee)werken aan nieuwe NWO/STW- of EU FP7(8)onderzoeksprojecten. Concreet speelt het voorstel ‘Feature-based simplification of terrain models’.
Lui Lui: 3D indoor ‘door-to-door’ navigation approach to support first responders in emergency response Zijn promotieonderzoek richt zich vooral op het ontwikkelen van een nieuwe ‘indoor’ navigatieaanpak voor hulpverleners tijdens noodsituaties, die zal bestaan uit een 3D-navigatiemodel en bijbehorende ‘indoor’ navigatie-algoritmen. Promotor: prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom Copromotor: mw. dr. S. Zlatanova. Md. Nazmul Alam: Shadow effect on 3D city modeling for photovoltaic cells Tijdens dit onderzoek zal een langetermijn-simulatiemodel voor het berekenen van de uit fotovoltaïsche cellen geproduceerde energie ontwikkeld worden. De kwaliteit van het resultaat van dit model hangt af van het schaduweffect, dat moeilijk te detecteren is. Om die reden zal ook een geautomatiseerde procedure voor het meten van jaarverslag 2010
29
Onderzoeksprogramma
Urban and Regional Development Programmaleider Wil Zonneveld
Binnen het programma Urban and Regional Development wordt onderzoek gedaan naar veranderende stedelijke structuren en de mogelijkheden om sturing aan deze verandering te geven. Het onderzoeksprogramma heeft twee thema’s met een zeer sterke onderlinge samenhang: ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke sturing. Sleutelbegrippen zijn onder meer territoriale herschaling, fragmentatie van ruimte, governance en Europeanisering. Missie Het versterken van de positie in het nationale en internationale wetenschappelijke debat over stedelijke en regionale ontwikkeling. De nadruk in het onderzoek ligt op de ontwikkeling richting herconfiguratie van zowel stedelijke structuren als de onderliggende activiteitenpatronen. Hierbij wordt een relatie gelegd met het steeds meer pluricentrisch worden van besluitvormingsstructuren, van lokaal tot Europees niveau. Het onderzoek is strategisch van aard, dat wil zeggen dat het een sterk maatschappelijk gestuurde thematiek kent maar tegelijkertijd een wetenschappelijke aanpak volgt.
Het onderzoeksprogramma De themagroep Ruimtelijke ontwikkeling richt zich op die veranderingen van het stedelijk systeem die het gevolg zijn van de ruimtelijke keuzes van overheden, huishoudens en bedrijven. De nadruk ligt hierbij op de nationale en regionale schaalniveaus. Zo wordt bijvoorbeeld onderzocht hoe de stedelijke structuur van invloed is op verplaatsingsgedrag en hoe dit gedrag op zijn beurt bijdraagt aan de verandering van stedelijke structuren. Ook wordt bezien welke agglomeratievoordelen en -nadelen zich voordoen in polycentrische stedelijke regio’s als de Randstad of de Randstadvleugels en hoe het stedelijk patroon van invloed is op economische concurrentiekracht, met name in termen van kennisvalorisatie en creativiteit. De themagroep Ruimtelijke sturing richt zich sterk op wat we aanduiden als de herschaling van sturing: het opbreken en opnieuw institutionaliseren van sturingsvermogen over de verschillende schaalniveaus. We bekijken hoe beleid- en planningssystemen veranderen: inhoudelijk (doelstelling, concepten), maar ook organisatorisch en instrumenteel (hoe worden projectbeslissingen ingekaderd in ruimtelijke gebiedsvisies?). We bekijken ook welke mate van Europeanisering van ruimtelijk beleid zich voordoet, bijvoorbeeld als gevolg van Europese regelgeving. We doen tevens aan internationaal vergelijkend onderzoek: we proberen te komen tot een beter begrip van de veranderingen van planning- en beleidssystemen door landen en stelsels met elkaar te vergelijken en we ontwikkelen onderzoeksbenaderingen om een dergelijke vergelijking uit te voeren.
Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties Wetenschappelijke relaties worden onderhouden met Onderzoekschool NETHUR (Netherlands Graduate School of Housing and Urban Research). Mede hierdoor wordt veelvuldig samengewerkt met overige universiteiten binnen Nederland, zoals de VU (faculteit Economie), UvA (Amsterdam Institute for Social Science Research AISSR), Universiteit Utrecht (faculteit Ruimtelijke Wetenschappen), TU Eindhoven jaarverslag 2010
30
singsonderzoek. Het is daarom een van de doelen binnen dit onderzoekscluster om methoden die leiden tot accurate data steeds verder te verbeteren. In de afgelopen jaren zijn onder meer activiteitendag-
(faculteit Bouwkunde), de RU Groningen (faculteit Gedrags- & Maatschappijwetenschappen) en de Radboud Universiteit. In het kader van Europese onderzoeksprojecten wordt veelvuldig samengewerkt met buitenlandse instituten, zoals Nordregio (Stockholm), de universiteiten van Liverpool, Birmingham en Newcastle, HafenCity Universität Hamburg en het Österreichisches Institut für Raumplanung (ÖIR). Binnen de TU Delft wordt samengewerkt met de faculteit Techniek, Bestuur en Management. Een zeer hechte vorm van samenwerking is aan het ontstaan met de faculteit Bouwkunde, in het bijzonder met de afdeling Urbanism. Dit is mede een gevolg van het gegeven dat de leerstoel Stedelijke en Regionale Ontwikkeling organisatorisch is gekoppeld aan de leerstoel Ruimtelijke Planning en Strategie die in deze afdeling is gesitueerd. In de loop van 2010 zijn discussies gestart over gezamenlijke onderzoeksprogrammering en gezamenlijke onderzoeksprojecten. Voorlopig zijn drie velden geïdentificeerd: (1) polycentrische stedelijke regio’s, Grote liefde voor het vak (2) regionale planning en ontwerp en (3) internationaal vergelijkend Andreas Faludi onderzoek. Deze onderwerpen zullen in de loop van volgend jaar verder worden uitgewerkt. Gaandeweg is sprake van een verschuiving van het uitvoeren van afzonderlijke projecten naar de deelname in meerjarige programma’s, met name in het kader van NWO, ESPSON en INTERREG. Hierdoor kan een bedrijfsmatige continuïteit worden bereikt, maar ook een wetenschappelijke continuïteit. Als het lukt om een aantal jaren vast te houden aan een duidelijke onderzoekslijn kan wetenschappelijke verdieping bereikt worden. Ook beleidsgericht onderzoek zoals binnen ESPON en INTERREG krijgt aldus een wetenschappelijke betekenis.
Een grensoverschrijdende blik Andreas Faludi staat bekend als een productieve wetenschapper met een grensoverschrijdende blik. Inmiddels is hij zes jaar emeritushoogleraar Ruimtelijke beleidsstelsels in Europa op het OTB, waarvan nu één jaar onbezoldigd. In die periode ontving hij onder andere een eredoctoraat in Zweden, het erelidmaatschap van de Association of European Schools of Planning (AESOP) en een prijs voor het beste international conference paper van de Regional Studies Association. Zijn meest recente boek verscheen in 2010. What keeps you going, lijkt hier een terechte vraag. Andreas Faludi: “Mijn wetenschappelijke leven begon aan de Technische Universiteit van Wenen. Daar volgde ik een studie architectuur en stedenbouw. In 1967 promoveerde ik, maar echt helemaal tevreden met die promotie was ik niet. Dat
boekjes, internetenquetering, dataverzameling met behulp van Global Positioning Systems (GPS) en longitudinaal onderzoek met behulp van internet als methoden ontwikkeld. Met behulp van GIS-technologie en gedetailleerde geodata zijn indicatoren over de gebouwde omgeving ontwikkeld. Analyse vindt plaats met behulp van een breed scala aan statistische technieken. Het onderzoekscluster participeert tevens in het NWO-onderzoek naar de relatie tussen mobiliteit en recreatie ‘The value of recreation: now, and in a completely different future’, geleid door de TU-faculteit TBM. Een nieuwe onderzoeksrichting die in 2010 van start is gegaan, is die naar elektrische mobiliteit. Het bestaat uit twee NWO-programma’s die nauw bij elkaar aansluiten: ‘Energy Transitions’ (over ‘early adopters’ van elektrisch vervoer) en het programma binnen ‘Duurzame Bereikbaarheid Randstad’ (over de fase daarna: de grootschalige introductie van elektrisch vervoer). De betrokken onderzoekers werken bij het OTB, de faculteit TBM, de VU en de RUG. Zij willen weten in welke mate consumenten bereid zijn over te stappen op elektrisch vervoer en hoe die overstap het autobezit, het autogebruik en de bereikbaarheid van de Randstad zal beïnvloeden. Ook bestuderen de onderzoekers de positie van andere partijen, zoals overheden, automobielindustrie en energiebedrijven. Een van de vragen is hoe deze partijen tot samenwerking kunnen worden gestimuleerd, zodat zij meewerken aan de succesvolle introductie van elektrische voertuigen. Het OTB levert twee postdocplekken. Het cluster zal dan ook in 2011 met enkele medewerkers worden uitgebreid.
Thema: Ruimtelijke ontwikkeling Themaleider: Kees Maat Themagroep: Wendy Bohte, Eva Heinen, Erik Louw, Evert Meijers, Arie Romein, Jan Jacob Trip en Wil Zonneveld
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Drie studies naar verplaatsingsgedrag Een belangrijk cluster van onderzoeksprojecten binnen dit thema is gericht op verplaatsingsgedrag. Zowel wetenschappers als planners zijn doorlopend op zoek naar mogelijkheden om de ruimte zodanig in te richten dat verplaatsingen zo efficiënt mogelijk uitgevoerd kunnen worden, met zo min mogelijk neveneffecten. Het thema draagt aan dit onderzoek bij, deels in de vorm van promotieonderzoek. Bestaande gegevensbronnen zijn vaak niet toereikend voor verplaatjaarverslag 2010
Agglomeratievoordelen en -nadelen in polycentrische regio’s In het kader van de Vernieuwingsimpuls heeft NWO aan Evert Meijers
31
een persoonlijke subsidie toegekend om drie jaar lang innovatief onderzoek te kunnen doen naar de wijze waarop de ruimtelijke structuur en organisatie van een metropolitane regio van invloed zijn op had meer te maken met het intellectuele klimaat in Oostenrijk dan met het onderwerp waarop ik promoveerde. Datzelfde jaar vertrok ik met een postdoctorale beurs naar Engeland om me daar te gaan verdiepen in de sociale wetenschappen. Het intellectuele milieu was anders dan in Oostenrijk. Er werd veel meer gediscussieerd en dat sprak me erg aan; ik voelde me als een vis in het water. Binnen enkele weken was het voor mij duidelijk: hier wilde ik blijven.” Op intellectueel vlak kreeg zijn carrière een oppepper: hij had geluk en kon de plek innemen van iemand die bezig was met zijn proefschrift. Zo rolde hij het onderwijs in. En dat tegenover de universiteit een uitgever woonde heeft er mede toe bijgedragen dat de redactie van een reeks boeken over urbanisme bij hem terecht kwam. “In 1974 ging ik aan de slag als hoogleraar Stedenbouw op de TU Delft. Door de verwetenschappelijking van de bouwkunde werden planning en procedureel doceren steeds belangrijker. Drie en een half jaar later was ik hoogleraar Planologie in Amsterdam en in die functie ben ik 21 jaar werkzaam geweest. Mijn werkveld richtte zich op het empirisch onderzoek naar procedures en processen. Na twee publicaties over planning en
methodologie verschoof de focus naar nationale planologie. Dat was absoluut uniek want er was toen een vrij eenduidige opvatting over hoe het land eruit zou moeten zien. Die zienswijze werd onderwerp van onderzoek en discussie. Eind jaren tachtig kwam ik in contact met een bevlogen groep mensen met onder andere VROM-ministers Pieter Winsemius en Ed Nijpels die het nut onderzochten van Europese ruimtelijke ordening voor Nederland.” Vanaf de dag dat in 1999 zijn gedeeltelijke FPU inging tot 2004, was Faludi deeltijdhoogleraar in Nijmegen. In opdracht van de Rijksplanologische Commissie stortte hij zich samen met Bas Waterhout op het project ‘The making of European Spatial Development’. “Daar kwam veel empirisch onderzoek aan te pas. Discussies tussen voor- en tegenstanders van Europese integratie en een groeiend euroscepticisme maakten het onderwerp alleen maar boeiender.” Uit de honderden artikelen en lezingen en vele gasthoogleraarschappen blijkt dat het vooral de liefde voor het vak is that keeps him going en de overtuiging dat mede door zijn inbreng ruimtelijke beleid en ruimtelijke planning een stap verder gebracht kunnen worden. Liefst een grensoverschrijdende stap.
haar concurrentiekracht. Dit onderzoek is in 2008 gestart. Daarin is onder meer aangetoond dat de ruimtelijke structuur van een metropolitane regio inderdaad van grote invloed is op het presteren ervan. Deze invloed werd tot op heden nauwelijks onderkend, maar Meijers laat zien dat een netwerk van kleinere steden niet de urbanisatievoordelen van een enkele grote stad biedt. Toch is de arbeidsproductiviteit in stedelijke netwerken groter. De kracht van stedelijke netwerken ten opzichte van metropolitane regio’s die worden gedomineerd door een enkele grote stad lijkt te liggen in een betere balans tussen agglomeratievoordelen en -nadelen. In een internationaal vergelijkend onderzoek is nagegaan hoe deze balans zich ontwikkelt en of de mate van netwerkvorming tussen steden verklaart waarom het ene stedelijk netwerk beter presteert dan het andere. Mede ten behoeve hiervan was Meijers gedurende vier maanden gastonderzoeker bij Cornell University (Ithaca, New York). In de loop van 2011 zal het onderzoek worden afgerond.
Belangrijkste publicaties Bohte, W., 2010, Residential self-selection and travel. The relationship between travel-related attitudes, built environment characteristics and travel behaviour (proefschrift), Amsterdam (IOS Press). Heinen, E., G.P. van Wee & C. Maat, 2010, Commuting by bicycle: an overview of the literature, Transport Reviews 30 (1), pp. 59-96. jaarverslag 2010
Meijers, E.J. & M.J. Burger, 2010, Spatial structure and productivity in US metropolitan areas, in: Environment and Planning A 42 (6), pp. 1383-1402.
Promotieonderzoek Wendy Bohte: Effects on activity and travel patterns of preferences and attitudes concerning urban form and travel behaviour Lukt het huishoudens om een woonlocatie te vinden die bij hun verplaatsingsvoorkeuren past of zullen ze hun verplaatsingsgedrag moeten aanpassen aan de ruimtelijke inrichting van hun nieuwe woonlocatie? Uit de analyses blijkt dat door woonlocatiekeuzes en verplaatsingsgedrag te relateren aan attitudes inderdaad zelfselectie geïdentificeerd kan worden. Andersom kunnen ruimtelijke kenmerken van een nieuwe locatie ook verplaatsingsattitudes beïnvloeden. Promotor: prof. dr. G.P. van Wee (faculteit TBM) Copromotor: dr. C. Maat Gepromoveerd: 2 november
Eva Heinen: Bicycle use for commuting De invloed van werkkenmerken, de sociale omgeving en individuele attitudes op de keuze om te fietsen naar en van het werk staan in dit onderzoek centraal. Met data van een internetenquête, die gedurende een jaar is afgenomen onder mensen die soms wel en soms niet naar het werk fietsen, is deze dagelijkse keuze onderzocht. In 2010 is het onderzoek nagenoeg afgerond; de promotiedatum is 15 juni 2011. Promotor: prof. dr. G.P. van Wee (faculteit TBM) Copromotor: dr. C. Maat
Thema: Ruimtelijke sturing Themaleider: Dominic Stead Themagroep: Andreas Faludi, Kees Maat, Evert Meijers, Jody Milder , Marjolein Spaans, Jan Jacob Trip, Bas Waterhout en Wil Zonneveld
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Europa en ruimtelijke ontwikkeling De relatie tussen de Europese Unie en ruimtelijke ontwikkeling is een thematiek die de laatste jaren binnen de themagroep Ruimtelijke Sturing erg belangrijk is geworden. Dit komt tot uitdrukking in de deelname aan internationale onderzoeksprojecten, adviezen aan het Rijk en het verzorgen van publicaties. Zo is in 2010 voor het ministerie van VROM onderzocht wat de gevolgen zouden kunnen zijn van
32
verschillende interpretaties van territoriale cohesie, een belangrijke doelstelling van de EU. Vijf varianten van territoriale cohesie zijn onderzocht en per variant is aangegeven wat de geografische scope is en welke verhoudingen tussen de bestuursniveaus kunnen ontstaan voor wat betreft sturing en implementatie. In het najaar is een begin gemaakt met een onderzoek naar de knelpunten voor gebiedsontwikkeling als gevolg van Europese milieurichtlijnen, ditmaal voor het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu, waarin het directoraat-generaal Ruimte van VROM is opgegaan. Twee typen casussen zullen worden onderzocht: twee richtlijncasussen (de Habitatrichtlijn en de Luchtkwaliteitsrichtlijnen) en twee gebiedscasussen: de Peel en Waterfront Harderwijk. Een belangrijke hypothese in het onderzoek is dat de problemen die Europese richtlijnen voor gebiedsontwikkeling met zich meebrengen niet zozeer het gevolg zijn van de inhoud van die richtlijnen zelf, maar van keuzes die in Nederland zijn gemaakt. Europees beleid en de analyse van de impact daarvan In 2010 zijn twee zogeheten ESPON-onderzoeken (European Observation Network for Territorial Development and Cohesion) van start gegaan die exclusief in het teken staan van het ontwikkelen van methodes om greep te krijgen op de ruimtelijke impact van Europees beleid. Aan beide projecten wordt door het OTB deelgenomen. Het ESPON ARTS-project wil handreikingen geven aan de Europese Commissie om met name in het kader van de bestaande integrated impact analysis de ruimtelijke dimensie van beleidsimpact boven tafel te krijgen. Het ESPON EATIA-project heeft een vergelijkbare ambitie, maar is gericht op de lidstaten van de EU: hoe zouden zij ruimtelijke impact op het spoor kunnen komen en hiervan melding maken bij de Europese Commissie? Aan dit project wordt – naast universitaire onderzoeksgroepen – deelgenomen door beleidsvertegenwoordigers van drie landen: het Verenigd Koninkrijk, Portugal en Slovenië. Nederland (het ministerie van I&M) is waarnemer. Het OTB brengt algemene expertise in over met name de ruimtelijke dimensie van impact analysis. Europese uitwisseling Zowel Bas Waterhout als Dominic Stead zijn voor vier maanden ‘visiting professor’ geweest bij HafenCity Universität Hamburg, afdeling Stadtplanung und Regionalentwicklung. Zij waren daar op uitnodiging van prof. dr.-ing. Jörg Knieling en hun verblijf werd gefinancierd door DAAD (Deutscher Akademischer Austauschdienst). Beide organiseerden een wetenschappelijk seminar. Dat waren respectievelijk Soft Spatial Planning – Territorial governance in a borderless Europe (2122 januari 2010) en Territorial Governance in Europe: Convergence, Divergence or Constancy? (21-22 juni 2010). SUME: Sustainable Urban Metabolism in Europe Het gaat hier om een driejarig project, gestart in 2008, en ondersteund door het prestigieuze Zevende Kaderprogramma van de Europese Unie. In dit project wordt de problematiek van duurzame stedelijke ontwikkeling onderzocht vanuit het perspectief van de stad, opgevat als een metabolisme. De bedoeling is om een model te ontwikkelen dat planners en besluitnemers in staat stelt in te schatten wat de gevolgen zijn van veranderingen in de stedelijke structuur voor allerlei stromen en kringlopen met betrekking tot grondstoffen en energie. Het OTB is partner in dit project, dat wordt getrokken door het Österreichisches Institut für Raumplanung (ÖIR) uit Wenen.
jaarverslag 2010
Creative City Challenge Er wordt geparticipeerd in het project Creative City Challenge (CCC) dat deel uitmaakt van het Interreg IVB-programma North Sea Region. In dit project wisselen lokale overheden, ontwikkelingsmaatschappijen en kennisinstellingen in tien steden in zes landen rond de Noordzee kennis en ervaring uit op het gebied van de creatieve stad. Een belangrijk doel is het dichten van het gat tussen conceptuele inzichten en lokale beleidspraktijk. Centraal in het project staat een serie lokale, concrete pilot projects op het gebied van ondernemerschap, netwerkvorming en gebiedsontwikkeling. Het OTB is verantwoordelijk voor het onderdeel Research-based Strategy Development. Dit betekent onder meer het waarborgen van de wetenschappelijke basis van het project, het uitvoeren van een SWOT-analyse voor alle partnersteden en het initiëren en structureren van discussie en kennisuitwisseling. In 2010 heeft het OTB daartoe een drietal teksten geschreven die tijdens projectbijeenkomsten zijn bediscussieerd: een overkoepelend Framework Document voor het gehele project, een SWOT-rapportage en een discussiepaper over de mogelijke effecten van de huidige economische crisis op creatievestadbeleid. Rond dit laatste paper is in oktober tevens een expertmeeting georganiseerd met gasten van buiten het project.
Belangrijkste publicaties Faludi, A.K.F., 2010, Cohesion, coherence, cooperation: European spatial planning coming of age?, London, New York (Routledge). Veen, M. van der, M. Spaans & L. Janssen-Jansen, 2010, Using compensation instruments as a vehicle to improve spatial planning: challenges and opportunities, in: Land Use Policy 27 (4), pp. 10101017. Stead, D., 2010, Integrated transport policy: A conceptual analysis, in: Givoni, M. & D. Banister (Eds.), Integrated Transport: From Policy to Practice, London (Routledge), pp. 15-32. Zonneveld, W., 2010, Governing a Complex Delta, in: Meyer, H., I. Bobbink & S. Nijhuis (Eds.), Delta Urbanism, Chicago (American Planning Association), pp. 100-113.
Promotieonderzoek Jan Vogelij: Spatial concepts and the effectiveness of spatial planning processes Ruimtelijke planning op regionaal niveau wordt geconfronteerd met een toenemende mate van complexiteit. De ruimtelijke organisatie wordt steeds ingewikkelder en de besluitvorming rond ruimtelijke planning wordt steeds complexer. Dit heeft niet alleen te maken met de organisatie van de overheid zelf, maar meer nog met de interactie tussen maatschappelijke actoren en de wijze waarop de overheid zichzelf als actor in dit speelveld positioneert. Ruimtelijke concepten, principes over de inrichting van de ruimte en de wijze van handelen ten aanzien van ruimtelijke processen, worden vanouds geacht bij te dragen aan de effectiviteit van besluitvormingsprocessen. In dit internationaal vergelijkend onderzoek wordt geprobeerd de vraag te beantwoorden of dit nog steeds het geval en zo ja, onder welke condities. Een van de aannames is dat de mate van effectiviteit mede
33
wordt beïnvloed door kenmerken van het nationale planningssysteem en de planningscultuur en de doorwerking van planningstradities. In 2010 is gewerkt aan de uitwerking van de probleemstelling, het theoretisch kader en het ontwikkelen van principes voor de keuze van nationale cases. Promotoren: prof. dr. W.A.M. Zonneveld en prof. dr. E.F. ten Heuvelhof (faculteit TBM)
Vooruitblik naar 2011 In 2011 verdedigt Eva Heinen haar promotieproject over fietsgebruik. Twee postdocplekken op het terrein van elektrisch vervoer zullen worden ingevuld . Tevens zal een nieuw INTERREG-project naar elektrisch vervoer in Noordwest-Europa een aanvang nemen. Het INTERREG-onderzoek naar creative city-ontwikkelingen wordt voortgezet. Het ESPON ARTS-project zal in de loop van het jaar worden afgerond en een ander ESPON-project (RISE-project Regional Integrated Strategies in Europe) zal van start gaan. Onderzocht gaat worden hoe in vier Europese regio’s gewerkt wordt aan de integratie van beleid in het ruimtelijke domein. Het project wordt samen met stakeholders van beleid uitgevoerd. De regio’s zijn Västerbotten in Zweden, Sjælland in Denemarken, een van de Local Enterprise Partnership regio’s waarin Birmingham deelneemt, en de Randstad. Voorts zullen twee gastonderzoekers van het Rural Research Institute van de Korea Rural Community Corporation en van de Universiteit van Alicante bij de onderzoeksgroep onderdak vinden.
jaarverslag 2010
34
Onderzoeksprogramma
Transport Studies
Programmaleider Milan Janic
De themagroep houdt zich bezig met onderzoek en advisering op het gebied van goederen- en personenvervoer. Er wordt onderzoek gedaan naar vervoer over de weg, het water, het spoor en via de lucht. Hierbij wordt vooral gekeken naar hoe transportsystemen duurzamer gemaakt kunnen worden. Hoewel er op dit terrein zeker vooruitgang is geboekt, ligt er nog een scala van methodologische en inhoudelijke vragen op antwoord te wachten. De groep houdt zich met name bezig met een optimalere opbouw van vervoersnetwerken en een optimaler gebruik daarvan. Daarbij speelt betrouwbaarheid uiteraard ook een rol van betekenis. Het onderzoek naar duurzaamheid omvat ook ruimtegebruik door verkeer en vervoer en de invloed van economische factoren. Missie Het primaire onderzoeksdoel is het bij beleidsmakers binnen de overheid en het bedrijfsleven en ook bij het wijdere publiek vergroten van inzicht in welke systeemverbeteringen er te behalen zijn, in hoeverre deze verbeteringen bijdragen aan een duurzamer vervoer hoe deze te implementeren zouden zijn. Vanzelfsprekend is daarbij ook aandacht voor de consequenties van zulke aanpassingen voor particulieren, bedrijven en de overheid.
Het onderzoeksprogramma Afhankelijk van de beschikbare onderzoekscapaciteit (promovendi, studenten en postdocs) en financieringsmogelijkheden wordt binnen een of meerdere van de volgende vier onderzoeksthema’s gewerkt. Binnen Thema 1 wordt het gedrag van aanbieders van transportdiensten onder veranderende omstandigheden bestudeerd. Hiervoor is cofinanciering vanuit het TU-programma Towards Reliable Mobility (TRM) en het Bsik-programma Transition towards Sustainable Mobility (Transumo) verkregen. Thema 2 gaat in op duurzaamheid en betrouwbaarheid van multimodale transportnetwerken. Ook hiervoor is cofinanciering vanuit TRM en Transumo ontvangen. Thema 3 gaat in op de optimalisatie van vervoersnetwerken. Hiervoor is cofinanciering van het Delftse speerpunt Design and Management of Multifunctional Infrastructure en de Bsik-programma’s Next Generation Infrastructures en Transumo verkregen. Binnen Thema 4 wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen economische structuren, landgebruik en verkeer en vervoer. Ook hiervoor kan gebruik gemaakt worden van cofinanciering door het Bsik-programma.
Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties Op het gebied van onderzoek, onderwijs en acquisitie wordt binnen de TU Delft samengewerkt met de sectie Transportbeleid en Logistieke Organisatie van de faculteit TBM en de sectie Transport Planning van jaarverslag 2010
35
costs may hide substantial impacts, in: Aravossis, K. & C.A. Brebbia (Eds.), Environmental Economics and Investment Assessment, WIT Transactions on Ecology and the Environment, vol. 100,
de faculteit CiTG. De sectie participeert in de Onderzoekschool TRAIL en de TopTech-opleiding Master of Business in Railsystems.
Thema: Improvements of freight and passenger transport systems contributing to a more sustainable society
Zeven uur tijdverschil In 2009 kwam Mo Zhang uit China naar Nederland en sindsdien maakt ze deelt uit van het OTB. Ze doet onderzoek naar de mogelijkheden om transport te verplaatsen van de weg naar rails en rivier. Haar drijfveer? “Ik houd ervan om dingen te verbeteren.” In 2005 rondde Mo Zhang in China haar bachelor Mechanical Engineering af. “Mijn onderzoek richtte zich op pompen voor schepen. Daarna ben ik naar Nederland gekomen om bij de faculteit Techniek Bestuur en Management mijn Master te doen. Daar was ik in 2007 mee klaar waarna ik ben teruggegaan naar China. Daar ben ik aan de slag gegaan voor een Engelse consultancy firma op het gebied van branding en marketing.” In China was haar thesisproject ‘How to invest in Chinese inland water transport’. “Dit onderwerp sprak me erg aan, maar helaas kon ik geen werk vinden wat er op aansloot. Ik ging op zoek naar
Themaleider: Milan Janic Themagroep: Nam Seok Kim, Rob Konings, Ekki Kreutzberger, Jaap Vleugel, Bart Wiegmans, Mo Zhang en Julie Lee
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten
Updatable intermodal freight transport database Binnen dit meerjarige project is in Praten en kennisoverdracht zijn essentieel opdracht van Transport Research Centre Delft (TRC-D) gewerkt aan Mo Zhang het aanleggen van een intermodale goederenvervoerdatabase ter WIT Press, pp. 17-26. ondersteuning van huidig en toekomstig onderzoek. In deze database worden met name financiële en transportprestaties van individuele Janic, M., 2010, Developing an Indicator System for Monitoring, (intermodale) goederenvervoerbedrijven opgenomen. Analysis, and Assessment of Sustainability of Airports, in: European Journal of Transport and Infrastructure Research (EJTIR) 10 CREAM (Customer-driven Rail-freight services on a European (3), pp. 206-227. mega-corridor based on Advanced business and operating Models) In dit (inmiddels) vijfjarige project werkt een internationale groep van dertig partijen (bestaande uit spoorwegmaatschappijen, logistieke dienstverleners, terminalbeheerders, universiteiten en consultants uit vijftien landen) samen aan de verbetering van bestaande en de introductie van nieuwe goederenvervoerdiensten tussen West-Europa en Turkije-Griekenland. V&I is een van de projectleiders. Wij hebben in het afgelopen jaar een aantal modules afgerond: de beschrijving van de demonstratieprojecten en trainingsactiviteiten samenhangend met de ingebruikstelling van de Betuweroute, een milieu-assessment van nieuwe spoordiensten en de jaarlijkse wetenschappelijke evaluatie.
Janic, M., 2010, True Multimodalism for Mitigating the Airport Congestion: Substitution of Air Passenger Transport by High-Speed Rail, in: Transportation Research Record (TRR) 2177, pp. 78-87. Kim, N.S., 2010, Intermodal Freight Transport on the Right Track? Environmental and economic performances and their trade-off, Trail Thesis Series T2010/11, Delft (TU Delft). Kim, N.S. & G.P. van Wee, 2010, Toward a better methodology for assessing CO2 emissions for intermodal and truck-only freight systems:
a European study, in: Kim, N.S. & G.P. van Wee (Eds.), Compendium of papers. TRB 89th annual meeting, pp. 1-13, Washington DC (Mira Digital Publishing).
Belangrijkste publicaties Baggen, J.H., J.M. Vleugel & J.A.A.M. Stoop, 2010, European experiences with ERTMS implementation: the case of the high-speed railway Amsterdam-Antwerp, in: Ning, B. (Eds.), Advanced Train Control Systems, Southampton (WIT Press), pp. 123-132.
Konings, R., M. van der Horst, N. Hudson & J. Kruse, 2010, Comparative strategies for developing container barge hinterland transport: A SWOT-analysis for US ports and Rotterdam, Transportation Research Record, Washington (The National Academies Press).
Bos, E.J. & J.M. Vleugel, 2010, Infrastructure and ecology: ‘Limited’
Potoglou, D., N. Robinson, C.-W. Kim, P. Burge & R. Warnes, 2010,
jaarverslag 2010
36
Quantifying individuals’ trade-offs between privacy, liberty and security: the case of rail travel in UK, in: Transportation Research, Part A - Policy and Practice 44, pp. 169-181.
iets anders en kwam toen terecht bij een consulting bureau. Omdat mijn hart nog steeds bij transport lag, bleef ik zoeken naar een onderzoeksproject waarin transport een grote rol speelde. Op internet kwam ik een vacature op het OTB tegen. Eigenlijk was de deadline om te reageren al voorbij, maar gelukkig zit er zeven uur tijdverschil tussen Nederland en China. Ik heb dus de stoute schoenen aangetrokken en gereageerd. Binnen een maand kreeg ik een reactie. In China volgde een interview met iemand van TBM, want daar werkt mijn promotor, een tweede interview vond plaats in Nederland. De uitkomst van de gesprekken heb ik in China afgewacht en in 2009 kon ik aan de slag bij het OTB.” Mo Zhang heeft voor dit onderzoek gekozen omdat zij ervan houdt om dingen te verbeteren. “Mijn onderzoek behelst het ontwerpen en verbeteren van multimodale netwerken voor vrachttransport in de Randstad? Een van de problemen in deze tijd is dat de hoeveelheid auto’s in Nederland eigenlijk te groot is in relatie tot het wegennet. Met mijn onderzoek probeer ik oplossingen te vinden door transport te verplaatsen van de weg naar rails en rivier om zo filevorming te vermijden.” Over vier jaar hoopt Mo Zhang klaar te zijn. “Daarna wil ik graag bij de TU Delft blijven werken. Op mijn verlanglijstje staat lesgeven op de eerste plaats, op de voet gevolgd door consultancy. Praten en kennisoverdracht zijn bij beide essentieel en laat ik die vaardigheden nu tot in de puntjes beheersen….” Robinson, N. & D. Potoglou, 2010, Security, at what cost? A stated preference approach toward understanding individuals’ privacy and civil liberties trade-offs regarding security measures, conference paper (Springer). Shintani, K., R. Konings & A. Imai, 2010, The impact of foldable containers on container fleet management costs in hinterland transport, in: Transportation Research, Part E, pp. 750-763.
baarheid) zo groot mogelijk zijn. Promotoren: prof. dr. B. van Wee (faculteit TBM) en prof. dr. ir. M. Janic (Universiteit van Belgrado) Gepromoveerd: 2 december Mo Zhang: Multimodal freight transport network optimization in the Randstad area In haar onderzoek richt Zhang zich op het ontwerp en de optimalisatie van een multimodaal vrachtnetwerk ten bate van een meer duurzame Randstad. Dit complexe onderzoek vereist een goed begrip van zowel goederenvervoer als ruimtelijke en milieuvraagstukken. Zhang is nu bezig om het methodologisch kader van haar onderzoek vorm te geven. Promotor: prof. dr. L. Tavasszy (faculteit TBM) Jianli (Julie) Lee: Trade-off between economic performance and environmental performance in port capacity expansion and analysis of its influential factors Dit onderzoek richt zich op de afweging van economische en milieueffecten van zeehavenontwikkeling. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan belangrijke beïnvloedende en beperkende factoren zoals innovatieve technologie, milieurandvoorwaarden en ruimtelijke beperkingen, met daarbij aandacht voor de vraag hoe deze factoren havenuitbreidingen in de toekomst zullen beïnvloeden. Promotor: prof. dr. B. van Arem (faculteit CiTG)
Vooruitblik naar 2011 In het nieuwe jaar zal er veel veranderen bij de sectie V&I die het onderzoeksprogramma Transportation Studies uitvoert. Naar verwachting zal in de tweede helft van 2011 het grootste deel van de onderzoekers naar de TU-faculteit CiTG overgaan en daar gaan werken binnen een nieuwe sectie die zich met goederenvervoer(modellering) zal gaan bezighouden. Twee onderzoekers zullen aan de OTB-sectie SRO worden toegevoegd, dat het onderzoeksprogramma Urban and Regional Development uitvoert. Dit betekent dat de sectie V&I na circa 12 jaar wordt opgeheven.
Wiegmans, B. & E. Louw, 2010, Changing port-city relations at Amsterdam: A new phase at the interface?, in: Journal of Transport Geography (in press). Wiegmans, B., 2010, The freight transport portfolio: a new way to analyze intermodal freight transport as compared to single-mode road transport, in: Transportation Journal 49 (2), pp. 44-52.
Promotieonderzoek Nam Seok Kim: Assessment of sustainability and reliability of intermodal transport systems within logistics chains In zijn dissertatie is Kim ingegaan op het beoordelen en vergelijken van de CO2-emissies van verschillende goederenvervoersystemen (rail, binnenvaart en truck) in de context van een life cycle assessment. Hij heeft geprobeerd om voor een specifiek transportnetwerk het optimum te vinden waarbij de milieunadelen zo klein mogelijk en de voordelen voor de transportsector (transportkosten en betrouwjaarverslag 2010
37
Onderzoeksprogramma
Governance of Geoinformation and Land Development Programmaleider Willem Korthals Altes
Vanaf 2009 is het onderzoeksprogramma ingedeeld in een drietal thema’s: Land development, Land tenure and property rights en Geo-information studies.
Missie De missie van dit programma is tweeledig, namelijk hoe strategieën en instrumenten om te interveniëren in de grondmarkt ingezet en verbeterd kunnen worden en hoe de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatievoorziening over grond en de daarbij behorende rechten op bijvoorbeeld gebruik en vervreemding, verbeterd kunnen worden.
Het onderzoeksprogramma In veel landen is grond schaars en zeker in de verstedelijkte gebieden is er een grote druk op de ruimte. Veel overheden kiezen bewust voor interventie op de grondmarkt ter bevordering van een wenselijke ruimtelijke ontwikkeling. In Nederland is de context waarin het grondbeleid wordt vormgegeven aan het veranderen. In plaats van een sterk leidende rol van de overheid is er bij locatieontwikkeling steeds meer interactie met marktpartijen. Ook de wet- en regelgeving is de laatste jaren aanzienlijk gewijzigd, zoals de Wet voorkeursrecht gemeenten, de Grondexploitatiewet en de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening. Aan de andere kant worden er, mede door de verdere doorwerking van de Europese regelgeving, zoals op het gebied van aanbesteding en staatssteun, meer randvoorwaarden gesteld aan een mee-ontwikkelende overheid. Nieuwe ruimtelijke opgaven stellen andere eisen aan het grondbeleid dan voorheen. Denk aan samenhangende gebiedsontwikkeling van stad en land, maar ook aan het zoeken naar een beter gebruik van binnenstedelijke ruimte, bijvoorbeeld door de herstructurering van bedrijventerreinen en ondergronds ruimtegebruik. Het onderzoek op het thema Land development is gericht op verbetering van marktinterventie in deze veranderende situatie. Bestaande grondbeleidsinstrumenten worden geëvalueerd, maar daarnaast gaan jaarverslag 2010
38
wij ook op zoek naar innovatieve werkwijzen en nieuwe instrumenten. Geo-information studies betreft de beschikbaarheid en toegankelijkheid van ruimtelijke informatie, met name vastgoedinformatie. Belangrijke onderwerpen van onderzoek zijn hoe een goed functionerende geoinformatie infrastructuur kan worden bereikt, zodat gebruikers niet steeds opnieuw geo-informatie hoeven op te sporen of in te winnen, hoe daarbij kan worden samengewerkt en onder welke voorwaarden en tegen welke kosten geo-informatie van anderen gebruikt kan worden. Het nieuwe thema Land tenure and property rights bouwt voort op het onderzoek dat in de afgelopen jaren werd verricht naar de relatie tussen het gebruik van de grond, de juridische instrumenten voor dit gebruik en de informatievoorziening over percelen plus rechten en beperkingen daarop. Het thema zal zich in de komende jaren vooral richten op de Europese dimensie, zoals de rol van fundamentele rechten, verankerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de invloed van de Europese Unie. Europeanisering is een gemeenschappelijk onderwerp bij alle thema’s van het programma.
Maatschappelijke en wetenschappelijke relaties Binnen het programma wordt samengewerkt met diverse andere partijen. Ook wordt onderzoek met en in opdracht van derden gedaan: onder meer het Rijk (ministerie van VROM), provincies, gemeenten en andere kennisinstituten (waaronder het Instituut voor Bouwrecht). Op het gebied van geo-informatievoorziening liggen er bijvoorbeeld relaties met Geonovum, in 2007 opgericht om de afstemming en coördinatie van de publieke geo-informatie in Nederland te versterken. De relaties met het Kadaster, Rijkswaterstaat (Data-ICT Dienst), de VNG en het ministerie van VROM zijn voortgezet.
Thema: Land development Themaleider: Willem Korthals Altes Themagroep: Daniëlle Groetelaers, Jitske de Jong, Hendrik Ploeger, Tuna Taşan-Kok, Herman de Wolff en Jaap Zevenbergen
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Buitenlandse voorbeelden stedelijke herverkaveling zakelijke rechten In samenwerking met het Instituut voor Bouwrecht is in 2010 gewerkt aan de afrondende rapportage voor een project dat in opdracht van het ministerie van WWI (thans BZK) werd uitgevoerd naar buitenlandse voorbeelden van het innovatief omgaan met herverkaveling van zakelijke rechten bij stedelijke vernieuwing.
en planologisch perspectief’ geleverd aan een door de VU Amsterdam samengesteld handboek voor de omgang met cultureel erfgoed. Handboek Wijkeconomie Samen met het adviesbureau Seinpost is door een OTB-breed team van onderzoekers in opdracht van het ministerie van Economische Zaken een handboek Wijkeconomie geschreven, gericht op de gemeentelijke praktijk. SUA-project staatssteun en grond voor woningbouw In samenwerking met het programma Housing Systems is een door het DRC SUA gefinancierd project uitgevoerd over lage grondprijzen, corporatiewoningen en staatssteun. Er is over dit thema gepubliceerd in het Franstalige tijdschrift Etudes Foncières. Daarnaast is over dit thema een artikel voor een wetenschappelijk tijdschrift geschreven en ingediend. Resilient Cities Binnen het URBANET-programma wordt samen met het programma Urban and Regional Development in een internationale coalitie (Middle East Technical University te Ankara, Universidade do Porto, Technical University of Lisbon en Nordregio, Nordic Centre for Spatial Development te Stockholm) gewerkt aan het project Sustainable Land Use Policies for Resilient Cities. In dit project worden casestudy’s geanalyseerd en vergeleken op toepassing van beleidsinstrumenten, successen en mislukkingen op het gebied van een duurzaam ruimelijk beleid voor de stad. Vereveningsfonds Amsterdam Herman de Wolff is lid van de onafhankelijke Commissie-Wijntjes die een onderzoek heeft uitgevoerd naar het functioneren van het Vereveningsfonds Amsterdam. In 2010 heeft deze commissie een advies uitgebracht over een nieuw planeconomisch stelsel voor ruimtelijke plannen. Zuidas Amsterdam In 2010 is in samenwerking met de onderzoekers van de OTB-secties VWM en SRO een start gemaakt van een in 2011 gereed te komen onderzoek naar de potentiële vastgoedopbrengsten van de Dokzone in de Zuidas. Er wordt gekeken naar alternatieve configuraties van de infrastructuur, zoals ondertunneling van de A10 en trein- en metrosporen al dan niet boven de grond).
Belangrijkste publicaties Korthals Altes, W.K., 2010, Europeanization as discontinuous adjustment: a Düsseldorf court’s impact on land development practice, in: European Planning Studies 18 (5), pp. 815-832. Korthals Altes, W.K., 2010, The financial estimates and results of servicing land in the Netherlands, in: Environment and Planning B: Planning & Design 37 (5), pp. 929-941.
Grondbeleid Almelo In opdracht van de gemeente Almelo zijn mogelijke strategieën en instrumenten voor het grondbeleid van de gemeente Almelo verkend en is hierover gerapporteerd naar de opdrachtgever.
Korthals Altes, W.K. & M.T. Taşan-Kok, 2010, The impact of European public contract law on networks of governance: a relational approach, in: European Planning Studies 18 (6), pp. 971-988.
Handboek voor de omgang met cultureel erfgoed Samen met Wageningen Universiteit en Research Centrum is een bijdrage ‘Ruimtelijke ordening en cultuurhistorie: een instrumenteel jaarverslag 2010
Rij, H.E. van & W.K. Korthals Altes, 2010, Looking for the optimum
39
relationship between spatial planning and land development, in: Town Planning Review 81 (3), pp. 283-306. Taşan-Kok, M.T., 2010, Entrepreneurial governance: challenges of large-scale property-led urban regeneration projects, in: Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 101 (2), pp. 126-149.
zoensgebonden rechten, tijdelijke leases en erfpacht en eigendomsgrenzen die de verplaatsing van rivieroevers volgen. In het project 4D-kadaster, waarin wordt samengewerkt met het programma GIS Technology worden de juridische en organisatorische aspecten van een 4D-kadaster onderzocht.
Belangrijkste publicaties
Taşan-Kok, M.T. & Y. Sungu-Eryilmaz, 2010, Challenges of waterfront development in European cities: any room for socially innovative instruments?, in: Desfor, G., J. Laidley, Q. Stevens & D. Schubert (Eds.), Transforming waterfronts: fixity and flow, pp. 278-299, Florence, USA (Routledge).
Ali, Z., A.M. Tuladhar & J.A. Zevenbergen, 2010, Developing a framework for improving the quality of a deteriorated land administration system based on an exploratory case study in Pakistan, in: Nordic Journal of Surveying and Real Estate Research 7 (1), pp. 3057.
Turk, S.S. & W.K. Korthals Altes, 2010, How suitable is LR for renewal of inner city areas? An analysis for Turkey, in: Cities 27 (5), pp. 326-336.
Döner, F., R.J. Thompson, J.E. Stoter, C. Lemmen, H.D. Ploeger, P.J.M. van Oosterom & S. Zlatanova, 2010, 4D cadastres: first analysis of legal, organizational and technical impact - With a case study on utility networks, in: Land Use Policy 27, pp. 1068-1081.
Turk, S.S. & W.K. Korthals Altes, 2010, Institutional capacities in the land development for housing on greenfield sites in Istanbul, in: Habitat International 34 (2), pp. 183-195.
Inan, H.I., V. Sagris, W. Devos, P. Milenov, P.J.M. van Oosterom & J.A. Zevenbergen, 2010, Data model for the collaboration between land administration systems and agricultural land parcel identification systems, in: Journal of Environmental Management 91 (12), pp. 2440-2454.
Thema: Land tenure and property rights Themaleider: Hendrik Ploeger Themagroep: Paul van Asperen, Jaap Besemer, Daniëlle Groetelaers, Jitske de Jong, Willem Korthals Altes, Bastiaan van Loenen, Diego Rodrigues Lopes, Herman de Wolff en Jaap Zevenbergen
Een selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten Herontwikkeling van bedrijventerreinen In het kader van herstructurering van bedrijventerreinen is splitsing van een bedrijventerrein in appartementsrechten een van de instrumenten om tot goed beheer (parkmanagement) te komen. In 2010 is in het verlengde van eerder verricht onderzoek een artikel voor een internationaal publiek tot publicatie gebracht. 3D-kadaster In 2010 is in samenwerking met onder meer het Nederlandse Kadaster en het programma GIS Technology een onderzoek begonnen dat moet leiden tot de ontwikkeling van een model voor een 3D-kadaster voor het Russische kadaster (Rostreestr). Door de themagroep is de Russische regelgeving op het gebied van eigendom van onroerende zaken en kadaster onderzocht. Voorts is op basis van een enquête door de Working Group on 3D Cadastre van de International Federation of Surveyors (FIG) een analyse gemaakt van reeds bestaande systemen in de wereld waarbij 3D-registratie van rechten plaats vindt. Een presentatie van de eerste gegevens vond plaats op een workshop in Delft in december 2010. 4D-kadaster Een 3D-registratie van vastgoedgegevens biedt meer rechtszekerheid door het verbeteren van inzichtelijkheid van vastgoed en bijbehorende rechten en/of belemmeringen dan de huidige registratie. Inmiddels blijkt steeds vaker ook het temporele aspect belangrijk in de kadastrale registratie, bijvoorbeeld als gevolg van timesharing, seijaarverslag 2010
Groetelaers, D.A. & H.D. Ploeger, 2010, Management of redeveloped industrial areas with mixed use in the Netherlands, in: Journal of Legal Affairs and Dispute Resolution in Engineering and Construction 1 (1), pp. 73-81.
Promotieonderzoek Paul van Asperen: Assessment of pro-poor land registration tools in African peri-urban areas De laatste jaren worden in veel Afrikaanse landen nieuwe methodieken van grondboekhouding geïntroduceerd. Doel van het onderzoek is het bepalen van het effect van die nieuwe methodieken op de gewenste verbetering van de rechtszekerheid van grondrechten en de daarop verwachte welvaartstijging voor de mensen in de laagste inkomensgroepen. Het onderzoek beperkt zich tot de randstedelijke gebieden in zuidelijk Afrika, waar de markt de meeste dynamiek vertoont. In 2010 is veldwerk verricht in Botswana, de derde en laatste casestudy. Promotoren: mw. prof. mr. dr. J. de Jong en prof. mr. dr. ir. J.A. Zevenbergen (ITC Enschede) Anthony Arko-Adjei: Towards the re-engineering of land administration models within dynamic customary system In Afrika, zeker bezuiden de Sahara, is het traditionele gewoonterecht nog steeds van grote invloed, ook op de rechten die mensen op grond hebben. In de randstedelijke gebieden is een soort mengvorm aan het ontstaan van gewoonterecht en geschreven recht. Het onderzoek kijkt naar de veranderende rol van stamoudsten bij het uitgeven en beheren van grond, en hoe dat werk met een goedkoop en toegesneden kadastraal systeem te ondersteunen. In 2010 is de dissertatie in een afrondende fase gekomen. Promotoren: mw. prof. mr. dr. J. de Jong en prof. mr. dr. ir. J.A. Zevenbergen (Universiteit Twente)
40
Bertine Mouthaan: Erfpacht en opstal als alternatief voor appartementsrechten Bij het juridisch vormgeven van meervoudig grondgebruik lijkt splitsing in appartementsrechten het meest voor de hand liggend instrument. In de praktijk worden echter bezwaren gevoeld, die in hoofdzaak zijn terug te voeren op de aard van gemeenschappelijkheid, waardoor betrokken partijen beperkt zijn in hun autonomie. In dit onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre de rechten van opstal en erfpacht fungeren als alternatief. Nadat eerder het literatuuronderzoek is afgerond, is in 2010 aan de hand van casestudy’s de Nederlandse praktijk geanalyseerd. Promotoren: prof. mr. dr. H.D. Ploeger en mw. prof. mr. dr. M. Chao-Duivis (faculteit Bouwkunde)
NGIIs in internationaal verband Het programma heeft een bijdrage geleverd aan de organisatie van het Global Spatial Data Infrastructure (GSDI) 12 congres Realising
Hoge beoordeling In 2010 is het OTB-onderzoeksprogramma Governance of Geo-information and Land Development gevisiteerd over de periode 2003-2009, samen met de Bouwkundefaculteiten van de TU Delft en de TU Eindhoven. Dit programma heeft een zeer hoge beoordeling gekregen. De commissie noemt het “een kleinood van de TU Delft: klein in omvang, maar met thema’s van groot nationaal en internationaal belang”. “Een mooie beloning voor onze inspanningen vanaf 2003, toen we de overstap maakten van de Afdeling Geodesie naar het OTB”, vindt programmaleider en OTB-directeur Willem Korthals Altes. “In die nieuwe omgeving hebben we in korte tijd interdisciplinaire samenwerking kunnen creëren. Toen we deel uitmaakten van Geodesie waren we vooral actief in onderwijsprogramma’s. We zijn bij het OTB gekomen om ons onderzoek te ontwikkelen, waarin vooral governance voorop staat. We wilden daarmee internationaal goed voor de dag komen.” De drie onderwerpen van het programma – grondbeleid, vastgoedrecht en -rechthebbenden en geo-informatiestudies – vormen samen een synergie, iets waarvan de commissie met name gecharmeerd bleek. Uit het rapport: “De kleine groep onderzoekers die nu het team vormen, vullen elkaar zeer goed aan en worden elk beschouwd als presterend op hoog niveau. Dat blijkt bijvoorbeeld
Thema: Geoinformation studies Themaleider: Jaap Zevenbergen/ Bastiaan van Loenen Themagroep: Jaap Besemer, Michiel Jellema, Jitske de Jong, Henk Koerten, Willem Korthals Altes, Bas Kok, Hendrik Ploeger en Frederika Welle Donker
Selectie van onderzoeksprojecten en overige activiteiten
OTB ‘kleinood van de TU Delft’ Willem Korthals Altes
Tienstraprijs Bastiaan van Loenen heeft op 10 november 2010 de Tienstraprijs uitgereikt gekregen voor zijn internationaal georiënteerd bestuurlijkjuridisch onderzoek op het gebied van geo-informatie, waarbij naast theorieontwikkeling oog voor de realiteit van de praktijk centraal staat. De jury verwacht dat de prijs een aanmoediging zal zijn voor Van Loenens verdere onderzoekswerk. Het is de derde keer sinds 1998 dat de prijs is uitgereikt. Samenwerking Geonovum In opdracht van Geonovum is verder gewerkt aan de harmonisering van gebruiksvoorwaarden die gelden voor publieke geografische informatie, ‘het geo-gedeeld raamwerk’. Het GI-beraad heeft in september besloten dat deze geharmoniseerde voorwaarden moeten worden toegepast op alle geografische informatie van de overheid. Daarnaast heeft de themagroep bijgedragen aan de monitoring van de voortgang van GIDEON, het strategiedocument voor de Nederlandse geografische informatie-infrastructuur (GII). jaarverslag 2010
Spatial Enabled Societies. Naast lidmaatschap van de programmacommissie en het verzorgen van diverse congrespapers, is een workshop voor PhD-studenten mede-georganiseerd. Tevens zaten we in de programmacommissie van de Geovalue 2010 workshop. Daarnaast hadden we in het Europese e-content plus project (eSDInet+) zitting in de Advisory board, maakt het Europese project INSPIRE State of Play gebruik van onze expertkennis op het gebied van de beoordeling van SDIs, en adviseren we het Amerikaanse Quantify Public Value project. Ten slotte is Bastiaan van Loenen benoemd tot vicevoorzitter van de Legal and socio-economic committee van de GSDI association.
Belangrijkste publicaties Welle Donker F., B. van Loenen & J. Zevenbergen, 2010, Geo Shared licences: a base for better access to public sector geoinformation for value-added resellers in Europe, in: Environment and Planning B: Planning and Design 37 (2), pp. 326-343.
41
Rajabifard, A., J. Crompvoets, M. Kalantari & B.C. Kok, 2010, Spatially enabled societies, in: Rajabifard, A., J. Crompvoets, M. Kalantari & B.C. Kok (Eds.), Spatially enabling society; research, emerging uit het grote aantal hoogwaardige wetenschappelijke publicaties, de externe fondsen die ze weten aan te boren en hun contacten met internationale organisaties die ook op het gebied van grondbeleid actief zijn.” Het programma sluit volgens de commissie goed aan bij zowel lokale grondbeleid-onderwerpen als de internationale stand van zaken. De groep heeft met onderzoek en advies goed ingespeeld op de beleidswijzigingen in Nederland en de vele vragen die uit die wijzigingen voortkwamen. Deze kennis is goed te vertalen naar de internationale wetenschappelijke gemeenschap. Het universele belang van de onderwerpen waaraan de onderzoeksgroep werkt, biedt de mogelijkheid om haar internationale positie te verstevigen. De visitatiecommissie ziet de inbedding van het programma in de faculteit Bouwkunde met vertrouwen tegemoet. De drie thema’s zullen voor Bouw-
lyseerd hoe concepten die gehanteerd worden bij het denken over infrastructuur veranderd zijn en hoe die het huidige denken bepalen. Daarmee wordt geprobeerd aanbevelingen voor de toekomst te doen die bruikbaar zijn voor beleidsmakers bij het vormgeven en het kunde zeker hun waarde kunnen bewijzen. Anderverder realiseren van de Nederzijds kan de groep meer internationale studenten landse Geo Informatie Infrastrucbereiken, waardoor de onderzoekagenda zich tot tuur (NGII). De promotiedatum is buiten Europa zou kunnen gaan uitstrekken. vastgesteld op 21 januari 2011. Indien alle genoemde mogelijkheden worden aanPromotoren: prof. mr. J.W.J. gegrepen, zal het onderzoeksprogramma volgens Besemer, prof. dr. M. Veenswijk de visitatiecommissie internationaal kunnen uit(Vrije Universiteit) en prof. mr. dr. groeien tot een van de toonaangevende interdisciir. J.A. Zevenbergen (Universiteit plinaire centra op het gebied van grondbeleid. Twente). Korthals Altes blijft nuchter onder de complimenten. “Ik vermoed dat we met Bouwkunde een brug kunnen slaan op onderzoeksgebied, vooral op het terrein van gebiedsontwikkeling.” Wat Korthals Altes’ persoonlijk drijfveer betreft: “Het is mijn ambitie om grondbeleid te ontwikkelen, vooral gericht op Europa, en het onderzoek op dat terrein verder te brengen, onder meer met het begeleiden van onderzoekers.”
Michiel Jellema: Dynamiek tussen overheidsorganisatie en geoinformatievoorziening Een groot aantal overheidsorganisaties, zowel lokale als nationale, is betrokken bij geo-informatie, vaak als producent én gebruiker. Al deze organisaties kennen hun eigen dynamiek en bevinden zich in verschillende stadia van organisatieontwikkeling. Nationale beleidsvoornemens en projecten ter bevordering van de geo-informatievoorziening hebben hiervoor weinig oog. Het onderzoek richt zich op het voor de geosector geschikt maken van een organisatieontwikkelingsmodel, op wederzijdse beïnvloeding van de organisatieontwikkeling van de betrokken organisaties, en op de Nederlandse ontwikkelingen op het gebied van de geo-informatievoorziening. In 2009 is op basis van een eerder ontwikkeld theoretisch kader de eerste casestudy uitgevoerd. Promotoren: prof. mr. J.W.J. Besemer, mw. prof. mr. dr. J. de Jong en prof. mr. dr. ir. J.A. Zevenbergen (Universiteit Twente)
trends and critical assessment, pp. 15-25, Leuven (Leuven University Press). Loenen, B. van & J. Zevenbergen, 2010, Assessing Geographic Information Enhancement, in: International Journal of Spatial Data Infrastructures Research (IJSDIR) 5, pp. 244-266. Onsrud, H.J., J. Campbell & B. van Loenen, 2010, Towards Voluntary Interoperable Open Access Licenses for the Global Earth Observation System of Systems (GEOSS), in: International Journal of Spatial Data Infrastructures Research (IJSDIR) 5, pp. 194-215. Loenen, B. van, J.A. Zevenbergen & J. de Jong, 2010, Balancing location privacy with national security: a comparative analysis of three countries through the balancing framework of the European court of human rights, in: Patten, N.J. & B.C. Nugent (Eds.), National security: institutional approaches, policy models and global impacts, pp. 61-97, Hauppauge, NY (Nova Science Publishers). Welle Donker, F.M., 2010, Public sector information access policies in Europe, in: Fitzgerald, B. (Ed.), Access to Public Sector Information: Law, Technology and Policy, Volume 1, pp. 251277, Sydney (Sydney University Press).
Promotieonderzoek Henk Koerten: Succes- en faalfactoren van geoloketten Dit onderzoek is in het najaar van 2005 gestart in het kader van het RGI-project Geoloketten. Het stelt de rol die het Geolokettenproject heeft gespeeld bij het streven van de geoinformatiesector om te komen tot een geoinformatie-infrastructuur centraal. Er wordt geanajaarverslag 2010
Frederika Welle Donker: Impact of the European Union framework on a free flow of geo-information and geo-services Verschillende Europese richtlijnen moeten de toegankelijkheid en het hergebruik van publieke geo-informatie vergroten. Op deze manier wordt bevorderd dat informatie beschikbaar komt in de gehele EU en dat producten worden ontwikkeld die waarde toevoegen aan deze informatie. Tot op heden blijft de ontwikkeling van deze producten achter bij de ambities. Er zijn kennelijk juridische, financiële en organisatorische belemmeringen voor de marktsector. Dit project onderzoekt deze belemmeringen in het licht van de bedoelde en onbedoelde effecten van de Europese regelgeving. In 2010 is de Nederlandse case afgerond en zijn de internationale cases voorbereid. Promotor: mw. prof. mr. dr. J. de Jong
Vooruitblik naar 2011 In 2011 zal de rapportage beschikbaar komen van de onderzoeksvisitatie waarin het onderzoeksprogramma samen met het OTB-programma Housing Quality en programma’s van de faculteiten Bouwkunde van de TU Delft en TU Eindhoven door een internationaal samengestelde commissie tegen het licht is gehouden. Een drietal prominente medewerkers zal in 2011 afscheid nemen: Jitske
42
de Jong, Jaap Zevenbergen en Jaap Besemer. Eind maart zal ter gelegenheid hiervan een afscheidssymposium worden georganiseerd met als titel ‘Basisregistraties, wat komt ervan terecht?’. Op dezelfde dag zullen de professoren Besemer en De Jong hun afscheidsredes uitspreken. Samen met het geo-informatieveld zal worden gewerkt aan de aanstelling van een nieuwe hoogleraar Governance of Geographical Information in Europe, wat mede moet leiden tot de oprichting van een gelijknamig kenniscentrum. Op dit gebied zal de sectie haar adviserende rol richting Geonovum blijven vervullen, zal in opdracht van Kadaster Internationaal advies worden uitgebracht over de inbedding van INSPIRE in Macedonische wet- en regelgeving, en zal de groep adviseren over de geodata policy van Rijkswaterstaat. Ook op het gebied van grondbeleid zal onderzoek voor derden plaatsvinden, zoals naar de grondwaarde die resulteert uit de ontwikkeling van vastgoed op de Zuidas en onderzoek voor de rekenkamercommissie van de gemeente Enschede. In 2011 zullen verschillende promoties tot een afronding komen. Voor het eerste half jaar worden promoties voorzien van Henk Koerten en Anthony Arko-Adjei. Er zullen daarnaast weer verschillende publicaties verschijnen. Op diverse congressen zal er aandacht zijn voor samenwerkingsprojecten die in dit programma worden uitgevoerd. Zo zal begin 2011 een workshop worden georganiseerd getiteld ‘Hergebruik van hydrografische informatie’ en zal eind 2011 een workshop gericht op het delen van ervaringen met OpenGeoInfo-initiatieven mede worden georganiseerd. Met de sectie GIS-technologie zal worden samengewerkt in een project gericht op de ontwikkeling van een 3D-kadaster te Rusland en met de sectie SRO in een project gericht op de invloed van Europese regelgeving op gebiedsontwikkeling. De banden met de faculteit Bouwkunde zullen worden versterkt.
jaarverslag 2010
43
Onderwijs
Hoewel de naam van het Onderzoeksinstituut OTB wellicht anders doet vermoeden, beschouwt het instituut kennisoverdracht door het geven van onderwijs als een van de kernactiviteiten. Sinds het meerjarenplan 2006-2009 is als streven aangegeven dat 20 procent van de werkzaamheden zal bestaan uit onderwijs, en dat is nog steeds het beleid. Het Onderzoeksinstituut verzorgt onderwijs voor verschillende doelgroepen. Het gaat zowel om onderwijs voor studenten als om onderwijs voor derden. In dit hoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen eerste- en tweedefaseonderwijs binnen de TU Delft – onderwijs dat voor een belangrijk deel plaatsvindt bij opleidingen van de drie constituerende faculteiten, wetenschappelijk onderwijs buiten de TU Delft en postinitieel onderwijs. Het eerstefaseonderwijs staat (mede) in het verlengde van de leerstoelen; voor een overzicht van deze leerstoelen wordt verwezen naar bijlage 2. Naast het onderwijs dat rechtstreeks vanuit het OTB wordt verzorgd, zijn enkele medewerkers deels verbonden aan een andere werkplek waar onderwijs wordt verzorgd. Dit onderwijs valt buiten de bespreking in dit jaarverslag.
Eerstefaseonderwijs binnen de TU Delft Het OTB heeft aan verschillende opleidingen binnen de TU Delft in 2010 een bijdrage verleend. Daarbij zijn zeven verschillende faculteiten betrokken: Techniek, Bestuur en Management, Bouwkunde, Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, Civiele Techniek en Geowetenschappen, Technische Natuurwetenschappen en 3mE.
Techniek, Bestuur en Management (TBM) Binnen de faculteit TBM wordt een bijdrage geleverd aan de BSc-opleiding Technische Bestuurskunde en de MSc-opleiding Systems Engineering, Policy Analysis and Management. Studenten binnen deze opleidingen kiezen vanaf het eerste jaar een toepassingsdomein; naast het algemene onderwijs wordt in de eerste jaren ruim een zesde deel van de tijd met domeinspecifiek onderwijs gevuld. Vanuit het OTB gaat het om twee domeinen: Ruimte: Gebruik en Ontwikkeling (RGO) en Transport, Infrastructuur en Logistiek (TIL). Het onderwijs van TBM is in 2010 gevisiteerd; zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding voldoen aan de vereisten, en voor wat betreft de ‘consistency of the curriculum’ scoren beide programma’s ‘goed’. jaarverslag 2010
44
Domein Ruimte: Gebruik en Ontwikkeling (RGO) Sinds 2004 kunnen studenten, naast drie al bestaande toepassingsdomeinen, kiezen voor het domein RGO in de MSc onder de naam Land Use and Development (LUD). Van de lichting 2009-2010 hebben in 2010 25 studenten voor dit toepassingsdomein gekozen. Het onderwijs binnen dit domein wordt gecoördineerd door het OTB en grotendeels verzorgd door medewerkers van het instituut. Clustercoördinator van dit onderwijs is Herman de Wolff; Willem Korthals Altes is de verantwoordelijke hoogleraar. Aan dit onderwijs is in 2010 een bijdrage geleverd door de secties GiGb, VWM, DWK, SVW, SRO en GIS-t. Het OTB heeft in 2010 de volgende vakken verzorgd: • eerste jaar BSc: spm1720: Grond en ruimtelijke ontwikkeling (modulemanager: Hendrik Ploeger); • eerste jaar BSc: spm1730: Omgevingsfactoren bij ruimtelijke ontwikkeling (modulemanager: Hendrik Ploeger); • tweede jaar BSc: spm2971: Onderzoeksmethoden en dataverwerking op het RGO-domein (modulemanager: Kees Maat); • tweede jaar BSc: spm2710: Ruimtelijke planning en ruimtelijke modellen (modulemanager: Kees Maat); • tweede jaar BSc: spm2720: Ruimtelijke ontwikkeling en openbare voorzieningen (modulemanager: Daniëlle Groetelaers); • derde jaar BSc: spm3710: Bouwrijp maken, bouwen en beheer (modulemanager: Evert Hasselaar); • derde jaar BSc: spm3730: Beleid, economie en recht op het RGOdomein (coördinatie voor het domeindeel: Marja Elsinga en Herman de Wolff). Verder is aan een aantal projectvakken in de BSc een bijdrage geleverd door docenten van het OTB (Project Inleiding Technische bestuurskunde en Bachelorproject). In 2010 zijn hiernaast de vakken van de specialisatie Land Use and Development binnen de MSc-opleiding SEPAM verzorgd. Deze vakken zijn ook door studenten van buiten de opleiding TBM als keuzevak gevolgd. Aan dit onderwijs is in 2010 een bijdrage geleverd door de secties GiGb, DWK, SVW en SRO. De volgende vakken zijn verzorgd: • spm9755: Regional land development (modulemanager: Herman de Wolff); • spm4370: LUD Systems Engineering (modulemanager: Wil Zonneveld); • spm9750: Environmental sustainability in the built environment (modulemanager: Laure Itard); • spm9760: Urban restructuring (modulemanager: Evert Hasselaar). In 2010 zijn de eerste studenten afgestudeerd met RGO/LUD als toepassingsdomein. Domein Transport, Infrastructuur en Logistiek (TIL) Een van de andere toepassingsdomeinen binnen de opleiding Technische Bestuurskunde (SEPAM) is Transport, Infrastructuur en Logistiek (TIL). Ook dit domein wordt vanaf het eerste jaar binnen de BSc-Technische Bestuurskunde en MSc-SEPAM aangeboden. Binnen bestaande vakken uit dit domein, dat vanuit de faculteit TBM wordt gecoördineerd, zijn in 2010 diverse colleges verzorgd. Vanuit het Onderzoeksinstituut is de sectie V&I betrokken bij dit onderwijs.
Bouwkunde Binnen de opleiding Bouwkunde wordt vanuit het OTB onderwijs verzorgd rond de thema’s huisvestingsbeleid en woningmarkt. Bij het onderwijs in de bacheloropleiding zijn de secties VWM en DWK jaarverslag 2010
betrokken. Binnen bestaande vakken zijn in 2010 enkele gastcolleges verzorgd en projecten begeleid. Het onderzoeksinstituut is intensief betrokken bij het vak BK3050 Programma en haalbaarheid 2, waar vanuit de secties VWM en DWK door vijf docenten werkgroepen worden begeleid. Ook aan de MSc-opleiding Architecture, Urbanism and Building Sciences is een bijdrage geleverd. Peter Boelhouwer is medeverantwoordelijk voor het ‘housing’-onderwijs in de mastervariant van deze afdeling. Bij dit onderwijs zijn de secties VWM, DWK, M&I, GiGb en SRO betrokken. Het OTB heeft in 2010 de volgende vakken verzorgd: • AR2Rh030: Housing Policy: Lectures and workshops (coördinatie: o.a. Peter Boelhouwer); • AR2Rh040: Housing Policy: Projectbased teaching (coördinatie: o.a. Peter Boelhouwer). Verder is aan een groot aantal bestaande vakken in 2010 weer bijgedragen in de vorm van gastcolleges. Ook zijn in 2010 weer diverse afstudeerders (mede) begeleid door medewerkers uit de secties SVW en VWM.
Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R) Met de faculteit L&R wordt op het terrein van het onderwijs samengewerkt in de interfacultaire Masteropleiding Geomatics, waarvan deze faculteit penvoerder is. MSc Geomatics Deze opleiding vindt sinds 2005 plaats onder verantwoordelijkheid van het OTB, de faculteit CiTG en de faculteit L&R. In 2010 zijn zeven studenten met deze opleiding gestart. Aan dit onderwijs is in 2010 een bijdrage geleverd door de secties GiGb en GIS-t. Het OTB heeft in 2010 opnieuw de volgende vakken verzorgd: • GM1020: 3D Geo-Information Systems (coördinatie: Sisi Zlatanova); • GM1041: Introduction to GIS (coördinatie: Hugo Ledoux); • GM1050: GIS Principles: advanced level (coördinatie: Hugo Ledoux); • GM1080: GeoDBMS (coördinatie: Peter van Oosterom); • GM1110: Geo-Information Technology for Crisis Management (coördinatie: Sisi Zlatanova); • GE4622: Quality of Geo-information (coördinatie: Tjeu Lemmens); • GE4612: Geoinformation Infrastructure Technology (coördinatie: Theo Tijssen); • GE4662: Organisational and Legal Aspects of Geo-Information (coördinatie: Bastiaan van Loenen). In 2010 was de sectie GIS-t verantwoordelijk voor GM2100: Geomatics Synthesis Project Geomatics for Climate City Campus (coördinatie: Edward Verbree). Verder is een bijdrage geleverd aan enkele andere vakken. In 2010 zijn twee afstudeerders begeleid door medewerkers uit de sectie GIS-t.
Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI) Voor de minor 3D Virtual Earth, die vanuit het OTB wordt gecoördineerd door Hugo Ledoux, en waarin wordt samengewerkt tussen het OTB en de faculteiten EWI (penvoerder), L&R en CiTG, hebben zich in 2010 10 studenten ingeschreven. De minor is mede bedoeld als voorbereiding op de MSc-opleiding Geomatics. Voor deze minor worden geen nieuwe vakken verzorgd, maar wordt gebruik gemaakt van bestaande vakken.
45
Wel wordt een projectvak aangeboden: • GM1130: Casestudy (coördinatie: Hugo Ledoux).
Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) Binnen de MSc-opleiding Civil Engineering wordt vanuit de sectie GiGb een bijdrage geleverd aan een enkel vak. Er zijn in 2010 door de sectie DWK twee afstudeerders (mede)begeleid.
Technische Natuurwetenschappen Binnen de interuniversitaire MSc-opleiding Industrial Ecology wordt vanuit de sectie DWK een bijdrage geleverd aan enkele vakken.
3mE Voor de faculteit 3mE wordt een masterkeuzevak verzorgd: • WB 4426: Indoor climate control fundamentals (coördinatie: Laure Itard).
Tweedefaseonderwijs binnen de TU Delft Voor promovendi en voor junior onderzoekers verzorgt het OTB een nadoctorale beroepsopleiding Housing, Urban and Mobility Studies (Nado-opleiding). Alle secties binnen het instituut zijn daarbij betrokken (coördinatie: Harry Boumeester). In 2010 is er een vak intern verzorgd: Research Skills II: Quantitative Data Collection and Analysis. In 2010 hebben de voormalige OTB’er Demetrio Muñoz-Gielen en de OTB’ers Eva Heinen en Eva Bosch deze opleiding afgerond. Sinds 1989 hebben 93 onderzoekers dit programma met goed gevolg afgelegd. Verder worden vanuit het OTB ook geregeld promovendi van andere Delftse faculteiten (mede)begeleid; in 2010 waren dat Bouwkunde en TBM.
Wetenschappelijk onderwijs buiten de TU Delft Opleiding GIMA In 2010 was Wageningen Universiteit penvoerder van de in 2003 gestarte interuniversitaire MSc-opleiding Geographical Information Management and Applications (GIMA). Het OTB is een van de partijen in het samenwerkingsverband waaraan naast de Universiteit Wageningen en de TU Delft ook de Universiteit Utrecht en het International Institute for Geo-Information Science deelnemen. In 2010 zijn 21 studenten met deze opleiding gestart. Aan dit onderwijs is in 2010 een bijdrage geleverd door de secties GiS-t, GiGb en Beheer en zijn opnieuw de volgende vakken mede gecoördineerd: • Module 3: Management in organisations (coördinatie: Bastiaan van Loenen); • Module 8: Thesis (coördinatie: Sisi Zlatanova). Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan enkele andere vakken. In 2010 zijn ook weer diverse afstudeerders begeleid door medewerkers van de secties GIS-t en GiGb.
jaarverslag 2010
Onderwijs elders, gastcolleges en begeleiding afstudeerders: Nederland Door diverse medewerkers zijn in 2010 weer gastcolleges verzorgd binnen vakken aan andere universiteiten, zijn afstudeerders van andere universiteiten begeleid en is een bijdrage geleverd aan onderwijsmateriaal. Dit betreft onder andere in Nederland gastcolleges aan: • Erasmus Universiteit Rotterdam; • Universiteit van Amsterdam; • Hogeschool van Amsterdam; • Haagse Hogeschool; • Hogeschool Rotterdam. en begeleiding van afstudeerders bij: • ITC Enschede; • Erasmus Universiteit Rotterdam. Onderwijs elders, gastcolleges en begeleiding afstudeerders: buiten Nederland Door diverse medewerkers zijn in 2010 weer gastcolleges verzorgd binnen vakken aan andere universiteiten buiten Nederland, waaronder: • University of Birmingham (VK); • Osaka University, Japan; • Kyoto Prefectural University, Japan; • Department of Land Science, Beijing, China; • SDAU, Taian, China; • Summer Student Seminar, Novosibirsk, Rusland.
Post-initieel onderwijs Het OTB verzorgt ook onderwijs voor mensen die al in de praktijk werken, het zogenaamde post-initieel onderwijs. Deels betreft dit eigen onderwijs, deels betreft dit bijdragen aan cursussen, studiedagen en congressen van derden. Voor zover het eigen onderwijs betreft, wordt de organisatie daarvan ondersteund door het Bureau Opleidingen en Kennisoverdracht van het OTB onder leiding van Eveline Vogels.
OTB-cursussen en -studiedagen Het OTB heeft ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan in 2010 het jubileumcongres ‘Stedelijke ontwikkeling: naar nieuwe perspectieven’ georganiseerd. Verder initieert het OTB jaarlijks een aantal cursussen en studiedagen over actuele thema’s op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke inrichting en ruimtelijk beheer. In 2010 waren dat: • Tweedaagse cursus Actuele thema’s in de woonruimteverdeling (trekker: Wenda Doff); • Tweedaagse cursus De markt van koopwoningen (trekker: Harry van der Heijden); • Vierdaagse cursus Technisch beheer van woningen (trekkers: Henk Heeger en Ad Straub); • Vierdaagse cursus De wijkaanpak: sociaal, fysiek en economisch (trekker: André Ouwehand); • Vierdaagse cursus Strategisch vastgoedbeleid en beheerplannen bij woningcorporaties – twee keer verzorgd in 2010 (trekker: Henk Heeger); • Studiedag Waardecreatie woningportefeuille (trekkers: Paul de Vries en Marja Elsinga); • Studiedag Hervorming van de woningmarkt? (trekker: Harry van der Heijden);
46
• Studiedag Stedelijke vernieuwing en particulier eigendom (trekker: Herman de Wolff). Incompanycursussen • Strategisch voorraadbeleid en beheerplannen, bij Woonstad Rotterdam (trekker: Henk Heeger); • Afronding van de zevende editie van de 11-daagse cursus Vastgoedeconomie voor de rijksoverheid (trekkers: Herman de Wolff, Willem Korthals Altes en Daniëlle Groetelaers); deze cursus is in opdracht van de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid verzorgd (het secretariaat valt onder het ministerie van Financiën); • Eendaagse cursus Woningmarkt voor CBS (trekker: Harry van der Heijden); • Tweedaagse cursus Financieel woonbeleid voor VNG (trekker: Marietta Haffner); • Vierdaagse INSPIRE-cursus voor de Data-ICT Dienst-RWS (trekkers: Peter van Oosterom en Elfriede Fendel). Platform Corpovenista In het kader van het onderzoeksprogramma Platform Corpovenista heeft in 2010 de eerste van een reeks 8-daagse leergangen plaatsgevonden (trekker: André Ouwehand). TOPTech-studies In het kader van de Master of Business in Energy Systems wordt de volgende module verzorgd: • Binnenklimaat en energiesystemen voor gebouwen (coördinatie: Laure Itard). Ook is in 2010 een afstudeerder begeleid door de sectie DWK. Internationale bijeenkomsten • Tweedaagse internationale Conference Neighbourhood Restructuring & Resident Relocation, Delft (trekker: Reinout Kleinhans); • Mede-organisatie PhD-workshop voorafgaand aan GSDI12-congres in Singapore (o.a. Bastiaan van Loenen); • Conference Comparative Housing Research: Approaches and Policy Challenges in a new international era, ENHR working group on comparative housing policy and Asia-Pacific network for housing Research (trekkers: Marja Elsinga en Richard Ronald); • ESF Exploratory Workshop on Planning for Soft Spaces Across Europe, Delft (trekker: Bas Waterhout).
jaarverslag 2010
47
Bijlagen
Bijlage 1. Organisatiestructuur College van Bestuur
Bestuur
Directie
Programmaraad
Coördinatieteam
Beheer
Methodologie en Informatica
Stedelijke en Regionale Ontwikkeling
Stedelijke Vernieuwing en Wonen
Duurzame Woningkwaliteit
jaarverslag 2010
Vervoer en Infrastructuur
Geo-informatie en Grondbeleid
48
Volkshuisvesting en Woningmarkt
Geografische Informatie Systemen technologie
Bijlage 2. Directie, management, bestuur en organisatie Het Onderzoeksinstituut OTB is een interfacultair onderzoeksinstituut van de TU Delft, met een zelfstandige beheerstatus. Het instituut is gelieerd aan de zogeheten ‘constituerende’ faculteiten, te weten: de faculteit Bouwkunde, de faculteit TBM en de faculteit CiTG. Met deze faculteiten worden nauwe onderzoeks- en onderwijsrelaties onderhouden. Deze relaties komen onder meer tot uiting in de leerstoelverankering tussen het OTB en de constituerende faculteiten. Omdat een onderzoeksinstituut binnen de TU-organisatie strikt genomen geen eigen leerstoelen kent, gaat het daar waar in dit jaarverslag melding gemaakt wordt van OTB-hoogleraren, om leerstoelen bij een van de constituerende faculteiten. Een aantal van deze hoogleraren is vanuit deze faculteiten geheel of gedeeltelijk gedetacheerd bij het OTB.
Bestuur Het OTB-bestuur bestaat uit de decanen van de drie constituerende faculteiten: - prof. ir. W. Patijn (faculteit Bouwkunde), voorzitter - prof. mr. dr. E.F. ten Heuvelhof (faculteit TBM) - prof. ir. L. de Quelerij (faculteit CiTG) Mw. C.H.W. Swarttouw-Hofmeijer is secretaris van het bestuur.
Managementteam Het Managementteam behartigt lopende zaken en bereidt beslissingen ten behoeve van het Coördinatieteam voor. Het team bestaat uit: - prof. dr. P.J. Boelhouwer (wetenschappelijk directeur), voorzitter - prof. dr. W.K. Korthals Altes (directeur) - P.J. van Zinnen (directeur Bedrijfsvoering) - dr. H.C.C.H. Coolen Mw. K. Scheffelaar is secretaris van het Managementteam.
Coördinatieteam In het Coördinatieteam worden beslissingen aangaande het OTB genomen. De directie en de coördinatoren van de zeven onderzoeksecties en de ondersteunende afdelingen maken deel uit van dit team: - prof. dr. P.J. Boelhouwer (wetenschappelijk directeur), voorzitter - prof. dr. W.K. Korthals Altes (directeur) - P.J. van Zinnen (directeur Bedrijfsvoering) - dr. H.C.C.H. Coolen - drs. H.J.H. van der Heijden - dr. M. van der Land (tot 1-5-2010) - dr. C. Maat - prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom - ir. A.L. Ouwehand (vanaf 1-5-2010) - prof. dr. ir. H.J. Visscher - dr. B. Wiegmans Mw. K. Scheffelaar is secretaris van het Coördinatieteam.
Leerstoelen Binnen het instituut werken per 31 december 2010 verschillende hoogleraren waarvan de leerstoelen bij een van de TU Delft-faculteiten zijn gepositioneerd of die een hoogleraarschap elders hebben. Bouwkunde - prof. dr. P.J. Boelhouwer (sectie Beheer), hoogleraar Housing Systems bij de faculteit Bouwkunde; voor 0,4 fte verbonden aan de faculteit Bouwkunde en voor 0,6 werkzaam bij het OTB jaarverslag 2010
- prof. ir. A.F. Thomsen (sectie Duurzame Woningkwaliteit), emeritus hoogleraar Woningverbetering en woningbeheer aan de faculteit Bouwkunde en nu werkzaam bij het OTB - prof. dr. ir. H.J. Visscher (sectie Duurzame Woningkwaliteit), hoogleraar Woningkwaliteit en Proces Innovatie bij de faculteit Bouwkunde; volledig gedetacheerd bij het OTB - prof. dr. W.A.M. Zonneveld (sectie Stedelijke en Regionale Ontwikkeling, hoogleraar Stedelijke en Regionale Ontwikkeling bij de faculteit Bouwkunde; volledig gedetacheerd bij het OTB. Techniek, Bestuur en Management - prof. mr. J.W.J. Besemer (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), praktijkhoogleraar Geo-informatie Infrastructuur bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB - mw. prof. dr. M.G. Elsinga (sectie Volkshuisvesting en Woningmarkt), hoogleraar Housing institutions and governance bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB - prof. dr. A. Faludi (sectie Stedelijke en Regionale Ontwikkeling), hoogleraar Ruimtelijke Beleidsstelsels in Europa bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB - mw. prof. mr. dr. J. de Jong (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), hoogleraar Onroerend-goedrecht bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB - prof. dr. W.K. Korthals Altes (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), hoogleraar Grondbeleid bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB - prof. dr. ir. P.J.M. van Oosterom (sectie GIS-technologie), hoogleraar GIS technologie bij de faculteit TBM; voor de volledige aanstelling gedetacheerd bij het OTB - prof. dr. ir. H. Priemus (sectie Beheer), emeritus hoogleraar Systeeminnovatie Ruimtelijke Ontwikkeling aan de faculteit TBM en nu werkzaam bij het OTB. Andere universiteiten - prof. M. Oxley (sectie Volkshuisvesting en Woningmarkt), professor of Housing aan de De Montfort University te Leicester - prof. dr. H.D. Ploeger (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), hoogleraar Privaatrechtelijke aspecten van het onroerend goed, inclusief de hypothecaire en kadastrale boekhouding aan de Vrije Universiteit te Amsterdam - prof. dr. ir. M. Janic (sectie Vervoer en Infrastructuur), hoogleraar Verkeers- en transportwetenschappen aan de Universiteit van Belgrado - prof. dr. J.A. Zevenbergen (sectie Geo-informatie en Grondbeleid), hoogleraar Land administration systems aan het ITC te Enschede (vanaf 2010 onderdeel van de Universiteit Twente).
Programmaraad De OTB-programmaraad bestaat uit vooraanstaande collega-onderzoekers en uit personen die een belangrijke rol spelen in het contractonderzoeksveld. De Programmaraad heeft een adviserende en meedenkende rol. De leden adviseren over belangrijke strategische lijnen die op programmaniveau worden uitgezet. Hun advies richt zich dus niet op afzonderlijke projecten, maar omvat de gehele onderzoeksportfolio. De leden van de Programmaraad hebben tevens zitting in de SUA-gebruikersraad. Leden van de Programmaraad: - prof. dr. P. Hooimeijer (Universiteit Utrecht, faculteit Geowetenschappen), voorzitter - ir. G.M.M. Alink (Transumo) - prof. mr. dr. J.A. de Bruijn (TU Delft, faculteit TBM) - drs. R. van der Ent (ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) - prof. dr. A.C. Hordijk (Raad van Onroerende Zaken)
49
- mw. drs. M.E.H. Koop - mr. ir. P. Laarakker (Kadaster) - mw. dr. D. Manting (Planbureau voor de Leefomgeving) - ir. H. Pluckel - mr. drs. A.J.M. van der Putte (Rijkswaterstaat) - ir. C.E.C. de Reus (Synchroon BV) - drs. N. Rietdijk (NVB Vereniging voor Ontwikkelaars & Bouwondernemers) - drs. R. Scherpenisse (Portaal) - drs. J.G.C.M. Schuyt (De Alliantie, Huizen) - mw. drs. G.M. Smid-Marsman (Provincie Zuid-Holland) - drs. H.B.H.G. Wilke (Aedes vereniging van woningcorporaties) Mw. C.H.W. Swarttouw-Hofmeijer is secretaris van de Programmaraad.
Ondersteunend personeel Beheer - P.J. van Zinnen (directeur Bedrijfsvoering en hoofd Beheer) - mw. K. Scheffelaar Bureau Opleidingen en Kennisoverdracht - mw. E.M. Vogels - mw. A.D. Dersjant - mw. C.H.W. Swarttouw-Hofmeijer Finance and Control - I. Mikkelsen (gedetacheerd vanuit F&C) - E. Nieuwenhout (gedetacheerd vanuit F&C) Personeel en Organisatie - mw. C.A. Moualed (gedetacheerd vanuit P&O) - mw. M. de Gier-de Wolff Publicatiebureau - drs. D.J. Dubbeling - mw. drs. I. Lasa Epelde - J.M.A. Ruigrok (gedetacheerd vanuit FM) Secretariaat - mw. M.J. Voskuil (coördinator) - mw. E.J.M.H. van Deurzen (coördinator) - mw. J.E.B. Bentem - mw. M.E.H.L. Boen - mw. A.C. van den Bos - mw. C.W. Groeneveld - mw. L. Halve (tot 1-2-2010) - mw. M.M.M. de Jong-Lansbergen - mw. J.A.M. Koopman-Schuurs - mw. M. Pronk (tot 1-9-2010) - mw. G. Waaijer Marketing & Communicatie - mw. E.M. Vogels - mw. A.D. Dersjant - mw. H. Jager (gedetacheerd vanuit M&C) Methodologie en Informatica - dr. H.C.C.H. Coolen - mw. dr. S.J.T. Jansen Onderdeelcommissie (OdC) De OTB-onderdeelcommissie is wettelijk onderdeel van de Ondernemingsraad TU Delft. - mw. dr. ir. D.A. Groetelaers (voorzitter, tot 1.3.2010) jaarverslag 2010
- mw. dr. S.J.T. Jansen (voorzitter per 1.3.2010) - ir. H.W. de Wolff (vicevoorzitter) - dr. ir. B. van Loenen (per 12.5.2010) - mr. dr. H.D. Ploeger - drs. C.W. Quak - mw. dr. M.T. Taşan-Kok (tot 1.6.2010) - dr. J.M. Vleugel (per 17.3.2010) Namens de OR: - dr. ir. J.H. Baggen Ambtelijk secretaris: - mw. E.J.H.M. van Deurzen Bedrijfshulpverlening - mw. E.J.M.H. van Deurzen - drs. D.J. Dubbeling - mw. drs. E. Heinen - A.A.A. Mariën - dr. A. Meijer - mw. drs. M. van der Sluis - ir. E. Verbree - mw. M.J. Voskuil Personeelscommissie - mw. E.M. Bosch, MSc - mw. E.M. Fendel - ir. R.J. Kroese - mw. K. Scheffelaar - dr. B. Waterhout - mw. ir. M. Zhang
Mutaties In dienst per - T.B. Salcedo Rahola 1.7.2010 - ir. M.J. Roders per 1.9.2010 Uit dienst per - D. van Beekum 1.1.2010 - mw. D. Majcen 1.1.2010 - drs. M.J. Koopman 1.1.2010 - dr. R.W. Goetgeluk 1.1.2010 - mw. dr. G. van Eijk 1.2.2010 - mw. L. Halve 1.2.2010 - mw. dr. ir. J. Meesters 1.2.2010 - drs. F.A.G. Wassenberg 1.2.2010 - ir. M.M.F. Ammerlaan 1.3.2010 - ing. C.A.M. Snepvangers 1.3.2010 - R. Ronald, MPhil 1.4.2010 - dr. M. van der Land 1.5.2010 - mw. dr. J.M. Lawson 1.5.2010 - mw. dr. W. Bohte 1.7.2010 - J. Milder, MSc 1.7.2010 - mw. dr. ir. I.S. Blom 16.7.2010 - prof. mr. J.W.J. Besemer 1.8.2010 - mw. mr. dr. O. Guerra Santin 1.8.2010 - dr. N.S. Kim 1.9.2010 - mw. M. Pronk 1.9.2010 - drs. ing. R. Dankert 15.9.2010 - dr. H. Koerten 1.10.2010 - mr. dr. ir. J.A. Zevenbergen 1.10.2010 - mw. Z. Fan, MSc 8.10.2010
50
Stagiaires/trainees - B. Schalker (tot 15.2.2010) - mw. drs. B. Hooiveld (tot 15.10.2010) - D.O.J. Wattjes (van 1.3.2010 tot 1.7.2010) - E.C. Kara (van 5.3.2010 tot 5.10.2010) Gasten Ruim 40 gasten uit binnen- en buitenland verbleven in 2010 korte of langere tijd op het onderzoeksinstituut.
Bijlage 3. Baten en lasten
Baten (x € 1.000) Eerstegeldstroom Tweedegeldstroom Derdegeldstroom Interne TU Rente Totaal
2000 1.496 54 2.126 289 129 4.094
2001 1.977 47 2.365 308 110 4.807
2002 1.973 68 2.101 330 109 4.581
2003 1.988 42 2.346 461 80 4.917
2004 3.412 53 3.732 682 50 7.929
2005 4.108 174 3.354 506 98 8.240
2006 4.971 190 4.231 386 122 9.900
2007 4.086 140 4.546 177 144 9.093
2008 4.450 216 3.963 484 125 9.238
2009 3.562 125 4.130 623 102 8.542
2010 3.913 212 3.312 528 117 8.082
In % Eerstegeldstroom Tweedegeldstroom Derdegeldstroom Interne TU Rente Totaal
2000 37 1 52 7 3 100
2001 41 1 49 7 2 100
2002 43 1 46 7 2 100
2003 40 1 48 9 2 100
2004 43 1 47 8 1 100
2005 50 1 41 6 2 100
2006 50 2 43 4 1 100
2007 45 2 50 2 1 100
2008 48 2 43 5 2 100
2009 42 1 48 7 2 100
2010 48 3 41 7 1 100
Lasten (x € 1.000) Personeel Personeel van derden Duurzame goederen Verbruikslasten Totaal
2000 2.970 447 22 999 4.438
2001 3.339 481 196 772 4.788
2002 3.725 507 292 995 5.519
2003 3.832 439 196 852 5.319
2004 5.276 508 176 1.482 7.442
2005 5.546 613 173 1.472 7.804
2006 5.747 1.093 353 2.017 9.210
2007 6.061 1.294 288 1.995 9.638
2008 6216 1223 256 2.160 9.955
2009 6.020 1.919 150 1.103 9.192
2010 5.437 1.654 178 1.098 8.367
In % Personeel Personeel van derden Duurzame goederen Verbruikslasten Totaal
2000 67 10 0 23 100
2001 70 10 4 16 100
2002 68 9 5 18 100
2003 72 8 4 16 100
2004 71 7 2 20 100
2005 71 8 2 19 100
2006 62 12 4 22 100
2007 63 13 3 21 100
2008 62 12 3 23 100
2009 65 21 2 12 100
2010 65 20 2 13 100
jaarverslag 2010
51
Bijlage 4. Output onderzoeksecties (in aantallen)
2003 Volkshuisvesting & Woningmarkt Promoties 15 Wetenschappelijke artikelen 1 Wetenschappelijke boeken en boekdelen 23 Wetenschappelijke proceedings op conferenties 27 Vakartikelen
2004 1 12 1 25 26
2005 1 15 8 18 44
2006
2003 Duurzame Woningkwaliteit Promoties 8 Wetenschappelijke artikelen 4 Wetenschappelijke boeken en boekdelen 17 Wetenschappelijke proceedings op conferenties 20 Vakartikelen
2004 10 6 18 18
2005 1 3 1 30 25
2003 Stedelijke en Regionale Ontwikkeling Promoties 16 Wetenschappelijke artikelen 16 Wetenschappelijke boeken en boekdelen 23 Wetenschappelijke proceedings op conferenties 12 Vakartikelen
2004
2007
2009 2 31 ,5 11 46 94 ,5
2010 2 18 16 29 87
per fte 2010
17 10 29 51
2008 2 16 ,5 12 ,5 49 90 ,5
2006 3 6 6 34 28
2007 1 12 5 27 ,5 54
2008 1 11 18 ,5 30 ,5 40
2009 2 12 ,5 7 25 ,5
2010 2 17 ,5 4 38 24
per fte 2010
2005
2006
19 10 22 30
13 3 33 18
2008 2 15 ,5 14 ,5 31 ,5 17
2009 1 16 ,5 15 26 ,5 18 ,5
2010 1 9 10 22 32 ,5
per fte 2010
10 8 17 23
2007 2 22 11 41 ,5 29 ,5
2003 Stedelijke Vernieuwing en Wonen 1 Promoties 3 Wetenschappelijke artikelen 3 Wetenschappelijke boeken en boekdelen 11 Wetenschappelijke proceedings op conferenties 31 Vakartikelen
2004
2006
2007
2008
2009
2 6 21 42
9 8 ,5 13 ,5 49 ,5
5 ,5 8 15 17 ,5
2010 2 17 ,5 6 6 14 ,5
per fte 2010
7 6 22 39
2005 1 2 2 17 35
2003 Vervoer en Infrastructuur Promoties 10 Wetenschappelijke artikelen 1 Wetenschappelijke boeken en boekdelen 19 Wetenschappelijke proceedings op conferenties 0 Vakartikelen
2004
2005
2007
7 1 14 4
19 3 20 8
2008 1 14 12 33 6 ,5
2009 1 11 5 22 10
2010 1 14 ,5 4 15 6
per fte 2010
6 6 7 7
2006 1 3 3 14 1
2003 Geo-informatie en Grondbeleid 1 Promoties 3 Wetenschappelijke artikelen 8 Wetenschappelijke boeken en boekdelen 9 Wetenschappelijke proceedings op conferenties 16 Vakartikelen
2004 1 3 11 16 22
2005
2006 1 9 3 35 27
2007 1 10 15 ,5 21 ,5 53
2008 1 13 10 30 37
2009 1 8 15 ,5 21 ,5 19 ,5
2010
per fte 2010
17 ,5 7 26 ,5 9
1,7 0,7 2,6 0,9
2003 GIS-technologie Promoties 7 Wetenschappelijke artikelen 0 Wetenschappelijke boeken en boekdelen 21 Wetenschappelijke proceedings op conferenties 9 Vakartikelen
2004 3 2 4 33 15
2005
2007 1 4 8 22 23
2008 1 7 17 ,5 22 46
2009
2010
per fte 2010
6 8 19 19
2006 1 6 3 40 19
13 9 ,5 12 33 ,5
11 12 20 ,5 40
1,0 1,1 1,9 3,7
2003 Totaal OTB 2 Promoties 62 Wetenschappelijke artikelen 33 Wetenschappelijke boeken en boekdelen 123 Wetenschappelijke proceedings op conferenties 115 Vakartikelen
2004 5 50 42 138 150
2005 3 57 33 147 184
2006 6 55 33 208 166
2007 5 92 61 156 268
2008 8 97 112 210 278
2009 7 98 71 168 ,5 219 ,5
2010 8 105 59 157 213
per fte 2010
jaarverslag 2010
5 3 27 27
52
16 9 31 31
20 27 14 41
1,2 1,1 2,0 5,9
1,0 0,2 2,2 1,4
0,8 0,9 2,1 3,1
1,8 0,6 0,6 1,5
2,0 0,5 2,0 0,8
1,3 0,7 1,9 2,6
jaarverslag 2010
53
jaarverslag 2010
54