CULTUURNETWERK_ nl Expertisecentrum cultuureducatie
Inventarisatieonderzoek Cultuur en School Deel 1: aanbod cultuureducatie
Deze uitgave is een oorspronkelijke uitgave van het voormalige LOKV Nederlands Instituut voor Kunsteducatie. Cultuurnetwerk Nederland stelt de inhoud van deze publicatie in PDF-formaat beschikbaar.
INVENTARISATIEONDERZOEK 'CULTUUR EN SCHOOL' DEEL 1: AANBOD CULTUUREDUCATIE
februari 1998
Marjo van Hoorn, LOKV Folkert Haanstra, SCO Kohnstamm Instituut Bert de Groot, Bert de Groot B.V.
INHOUD 1. Inleiding .............................................................................................................................. 3 1.1 Achtergrond ........................................................................................................................ 3 1.2 Doel van het onderzoek ...................................................................................................... 3 1.3 Uitvoering van het onderzoek ............................................................................................. 3 2. Infrastructuur voor cultuureducatie ................................................................................ 5 2.1 Kunsteducatieve instellingen .............................................................................................. 5 2.2 Onderwijsverzorgingsinstellingen ...................................................................................... 6 2.3 Overige onderwijsondersteuning ........................................................................................ 6 2.4 Instellingen op het gebied van cultureel erfgoed ................................................................ 6 3. Educatief aanbod van cultuurinstellingen ....................................................................... 8 3.1 Databank LOKV ................................................................................................................. 8 3.2 Projectenbank LOKV .......................................................................................................... 9 3.3 Marktverkenning professionele kunst ................................................................................. 9 3.4 Educatief aanbod van musea ............................................................................................. 11 4. Educatief aanbod van bemiddelingsinstellingen ........................................................... 13 4.1 Bereik van de bemiddelingsinstellingen ........................................................................... 13 4.2 Aanbod en afname van cultuurproducten ......................................................................... 13 4.3 Verdeling van aanbod en afname over de disciplines ....................................................... 14 4.4 Bemiddeling op het gebied van cultureel erfgoed............................................................. 15 4.5 Producten met een multicultureel karakter ....................................................................... 15 5. Instrumentarium ter stimulering van cultuureducatie ................................................ 16 5.1 Stimuleringsregeling Basisonderwijs ................................................................................ 16 5.2 Cultuurtraject voor het voortgezet onderwijs.................................................................... 16 6. Conclusies ......................................................................................................................... 18
Bijlage: Geraadpleegde literatuur ............................................................................................ 19
2
1.
INLEIDING
1.1
Achtergrond
In de notitie Cultuur en School (1996)van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wordt beleid beschreven om het draagvlak voor cultuureducatie in het onderwijs te versterken. Diegenen die werkzaam zijn in het onderwijs en de cultuurinstellingen krijgen de komende jaren nieuwe instrumenten ter bevordering van cultuureducatie. Het gaat daarbij om drie belangrijke thema's: de onderwijsinhoud, het klimaat op school en de oriëntatie op de omgeving. De instrumenten voor de cultuureducatie dienen zo goed mogelijk aan te sluiten bij het huidige onderwijsprogramma. Daarom, en op verzoek van de tweede Kamer wil het departement inventariseren wat er op cultuureducatief gebied momenteel in de acht zogenaamde convenantgebieden gebeurt in het primair en voortgezet onderwijs. Daarbij wil het ministerie vooral weten op welke wijze aandacht besteed wordt aan het culturele erfgoed en aan het multiculturele karakter van onze samenleving. Tegen deze achtergrond heeft het ministerie het LOKV opdracht gegeven om in samenwerking met het SCOKohnstamm Instituut en Bert de Groot B.V. een inventarisatieonderzoek uit te voeren. 1.2
Doel van het onderzoek
Het onderzoek heeft tot doel de huidige stand van zaken op het gebied van cultuureducatie in het Nederlandse primair en voortgezet onderwijs te inventariseren, en daarbij ook antwoord te geven op de volgende vijf vragen: 1. 2. 3. 4. 5.
1.3
Hoe groot is het aandeel 'cultureel erfgoed' in het totale aanbod cultuureducatie van culturele instellingen? Hoe groot is het aandeel 'cultuureducatie met een multicultureel karakter' in het totale aanbod cultuureducatie van culturele instellingen? Hoe groot is het aandeel 'cultuureducatie' in het totale onderwijsprogramma van scholen? Hoe groot is het aandeel 'cultuureducatie met een multicultureel karakter' in het totale onderwijsprogramma van scholen? Is er op scholen voor mavo en vbo minder cultuureducatie dan op scholen voor havo en vwo? Uitvoering van het onderzoek
Het inventarisatieonderzoek valt uiteen in twee fasen. De eerste fase betreft een inventarisatieonderzoek met als doel een overzicht op te stellen van de gegevens die bekend zijn over de aanbieders van cultuureducatie. De tweede fase van het onderzoek inventariseert de omvang van de cultuureducatie in het primair - en voortgezet onderwijs door middel van een steekproef onder de scholen. Over deze fase van het onderzoek wordt in een later stadium afzonderlijk gerapporteerd.
3
Deze rapportage betreft de eerste fase van het onderzoek naar het aanbod van educatieve producten voor het primair en voortgezet onderwijs. Het beschrijft de resultaten van de secundaire analyses van bestaande onderzoeksrapporten en van de data in de LOKV Databank en LOKV Projectenbank. Daarnaast is in het kader van dit onderzoek een telefonisch onderzoek gehouden onder bemiddelingsinstellingen. Hiervan is een afzonderlijk verslag verschenen (Bemiddelingsinstellingen Cultuureducatie). De belangrijkste gegevens uit dit verslag zijn in deze rapportage samengevat. Hoofdstuk 2 van dit rapport beschrijft de infrastructuur op cultuureducatief gebied. Hoofdstuk 3 geeft, voorzover mogelijk, een overzicht van het kunsteducatief aanbod van kunstinstellingen. In hoofdstuk 4 worden de activiteiten van bemiddelingsinstellingen in beeld gebracht. Hoofdstuk 5 evalueert twee instrumenten die ingezet zijn om cultuureducatie in het onderwijs te stimuleren. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de in de voorafgaande hoofdstukken gepresenteerde informatie teruggekoppeld naar de vraagstellingen van het onderzoek.
4
2.
INFRASTRUCTUUR VOOR CULTUUREDUCATIE
Dit hoofdstuk beschrijft de infrastructuur van instellingen die een rol spelen bij het beleid en de uitvoering van de cultuureducatie in het primair - en voortgezet onderwijs. 2.1
Kunsteducatieve instellingen
-
De buitenschoolse instellingen voor kunsteducatie omvatten 150 muziekscholen, 66 creativiteitscentra en 46 'gecombineerde' centra voor kunstzinnige vorming (combinaties van muziekscholen en creativiteitscentra). Zij bieden cursussen en projecten op gebied van muziek, beeldende kunst, dans, drama en literatuur. Naast een aanbod waarbij cursisten zelf kunstzinnig actief zijn is er een 'receptief' aanbod met lezingen, bezoeken aan voorstellingen, kunsthistorische reizen en dergelijke. Deze uitvoerende of 'eerstelijns' instellingen vallen onder de beleidsverantwoorde- lijkheid van de gemeenten. De werkgeversorganisatie is de Vereniging Kunstzinnige Vorming (VKV).
-
De landelijke organisatie van openbare bibliotheken is het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum (NBLC). Het net van openbare bibliotheken bestaat uit 1.300 vestigingen en 2.000 mobiele voorzieningspunten.
-
Er zijn dertig steunpunten kunstzinnige vorming met consulenten die vooral het primair onderwijs ondersteunen met informatie, advisering, cursussen en begeleidingsprogramma's. Deze instellingen bemiddelen tevens bij theatervoorstellingen, concerten, films, tentoonstellingen en dergelijke tussen de aanbiedende culturele instellingen en het onderwijs. Naast deze dertig steunpunten is er een beperkt aantal instellingen die uitsluitend deze laatste taak verrichten. Zij worden bemiddelaars genoemd. Een klein deel van deze 'tweedelijnsinstellingen' is verbonden aan een centrum voor kunstzinnige vorming, maar de meerderheid is zelfstandig. De overheden van de provincies en van de vier grote steden hebben de verantwoordelijkheid voor de steunfunctieinstellingen en bemiddelaars kunstzinnige vorming in hun gebied. Tussen de provincies bestaan grote verschillen in structuur en volume van de steunfunctie. Een deel van de provincies heeft één instituut (zoals o.a. Friesland, Groningen, Drenthe, Noord-Brabant en Zeeland), andere provincies hebben een aantal regionale steunpunten. Naast de steunfunctie- en bemiddelingsinstellingen is er de landelijke stichting Schrijvers School en Samenleving die educatieve producten op literair gebied aanbied.
-
Het Nederlands Instituut voor Kunsteducatie (LOKV) is het nationaal ontwikkelingsen kennisinstituut voor kunsteducatie. Het instituut fungeert als expertisecentrum voor de steunpunten kunstzinnige vorming en is daarmee een derde lijnsorganisatie. Het LOKV ondersteunt daarnaast beroepskrachten in de buitenschoolse kunsteducatie.
5
-
De instellingen voor kunsteducatie uit de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht hebben een platform voor samenwerkingsactiviteiten in relatie tot grootstedelijke problematiek, genaamd Vier Grote Steden Kunsteducatie (4GS-ke).
-
Het Platform Kunsteducatie was een tijdelijk initiatief (1994-1998) van de overheid met als doel de verbetering van de samenwerking tussen culturele instellingen en het voortgezet onderwijs.
-
Een deel van de culturele instellingen zoals theater- en dansgezelschappen, muziekgroepen/bands/orkesten, filmhuizen, musea/galeries/kunstuitleen verzorgt educatieve begeleiding bij eigen producties en tentoonstellingen of afzonderlijke kunsteducatieve programma's en projecten.
2.2
Onderwijsverzorgingsinstellingen
-
Begeleiding van de basisscholen is een taak van de onderwijsbegeleidingsdiensten. Vakgerichte begeleiding voor de kunst en cultuur is voor veel begeleidingsdiensten geen belangrijke taak. Deze is op het gebied van de kunst veelal overgenomen door de steunfunctie-instellingen kunstzinnige vorming. Onderwijsontwikkeling, kwaliteitsverbetering, advisering zijn taken van de drie Landelijke Pedagogische Centra (LPC's): APS, CPS en KPC-groep. De vakken in het voortgezet onderwijs kennen een bepaalde verdeling over de pedagogische centra. Het KPC bijvoorbeeld is verantwoordelijk voor de voorlichting over en de uitvoering rond overheidsbeslissingen aangaande de gammavakken en de kunstvakken in het voortgezet onderwijs.
-
Leerplanontwikkeling is de taak van het Instituut voor Leerplanontwikkeling (SLO).
2.3
Overige onderwijsondersteuning
-
Educatieve uitgeverijen verenigd in de Groep Educatieve Uitgevers (GEU) produceren lesmaterialen en lesmethoden.
-
Nascholing van docenten wordt vooral door hogescholen (de lerarenopleidingen) verzorgd. Docentenverenigingen bewegen zich zowel op het gebied van belangenbehartiging als vakinhoudelijke en didactische ontwikkeling.
2.4
Instellingen op het gebied van cultureel erfgoed
De instellingen voor cultureel erfgoed betreffen in hoofdzaak musea, monumenten en architectuur, archeologie, regionale geschiedbeoefening en archieven. Het gaat om een groot aantal instellingen op plaatselijk, regionaal en landelijk niveau. Op landelijke niveau zijn er
6
voor deze gebieden een of meerdere koepelorganisaties en op het gebied van monumenten, archeologie en archieven zijn er rijksdiensten. Op provinciaal niveau zijn museumconsulenten en consulenten regionale geschiedbeoefening van belang. In enkele provincies zijn federaties voor cultureel erfgoed ontstaan. Het omvangrijkste educatieve aanbod op het gebied van cultureel erfgoed wordt gedaan door musea. Over hun educatieve activiteiten wordt in paragraaf 3.4 gerapporteerd. De infrastructuur voor cultureel erfgoed en educatie is beperkt in omvang en versnipperd. Per provinciale of landelijke instelling gaat het vaak om één persoon, die voor een beperkt deel van de tijd taken op het gebied van educatie en erfgoed vervult. De formatie voor erfgoededucatie per regio/provincie is gering in vergelijking met de personele inzet voor de steunfunctie kunstzinnige vorming. Daarbij gaat het vaak om tien tot twintig fte per provincie, wat neerkomt op tussen de dertig en vijftig basisscholen per formatieplaats. Erfgoed Actueel is een tijdelijk bureau dat door de Directie Cultureel Erfgoed van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in het leven is geroepen. In een periode van vier jaar wil het bureau een brug slaan tussen cultureel erfgoed en onderwijs c.q. educatie. Het cultureel erfgoed moet een vaste plaats krijgen in educatieve en onderwijsactiviteiten in Nederland. Het bureau bereidt momenteel een publicatie voor met een overzicht van de belangrijkste instellingen en hun activiteiten op het terrein (Haanstra F. 1998, Cultureel erfgoed en educatie).
7
3.
EDUCATIEF AANBOD VAN CULTUURINSTELLINGEN
Dit hoofdstuk analyseert de gegevens over het cultuureducatief aanbod voor het onderwijs uit de Databank en de Projectenbank van het LOKV. De Databank bevat beschrijvingen van het landelijke educatieve aanbod van cultuurinstellingen en kunstproducenten. De Projectenbank bevat informatie over praktijkmaterialen, les- en projectvoorbeelden. Het aanbod in deze bestanden is geanalyseerd op het multiculturele karakter van de cultuurproducten en op de mate waarin aandacht wordt besteed aan cultureel erfgoed. Het is niettemin moeilijk vast te stellen welke kunstproducten als multicultureel aangemerkt kunnen worden omdat in de onderwijspraktijk veel verschillende definities worden gehanteerd. Bij de analyse van de databestanden is gebruik gemaakt van de rubrieken die mogelijk wijzen op een multicultureel karakter. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk gegevens over het cultuureducatief aanbod opgenomen uit de Marktverkenning kunsteducatie-professionele kunst en het Trendrapport Museumeducatie. 3.1
Databank LOKV
De Databank van het LOKV bevat een bestand met 1.372 professionele kunstproducten voor kinderen en jongeren die te programmeren zijn in een educatieve situatie en landelijk beschikbaar zijn. Tabel 3.1
Kunsteducatieve producten met een multicultureel karakter in de LOKV Databank die landelijk beschikbaar zijn in seizoen 1997-1998
Rubriek Databank
aantal
Azië
49
Noord-Amerika
2
Midden-Amerika
20
Zuid-Amerika
22
Oceanie en Pacific
6
Afrika
26
multicultureel
20
wereldcultuur
36
totaal multicultureel (excl. dubbeltellingen)
146
totaal producten
1.372
8
Het kunstaanbod met een multicultureel karakter in de Databank is te vinden onder de rubrieken landenregio's, multicultureel en wereldcultuur. In het seizoen 1997-1998 zijn in totaal 146 kunsteducatieve producten in deze rubrieken beschikbaar. Dit is bijna elf procent van het totale aanbod in de Databank. Tabel 3.1 geeft een overzicht van het producten-aanbod per rubriek. Het totaal van de producten met een multicultureel karakter in deze tabel is niet gelijk aan de som van de afzonderlijke rubrieken. Dit komt omdat sommige producten in meer dan één van de afzonderlijke rubrieken zijn opgenomen. De Databank bevat geen afzonderlijke rubriek cultureel erfgoed. Nagegaan is of er producten op dit terrein te vinden zijn onder de rubriek wonen en de subrubrieken huizen, straten, buurten en steden die hiermee mogelijk raakvlakken hebben. Bij nadere analyse blijkt dat in deze subrubrieken zeven producten te vinden zijn waarvan er slechts één een raakvlak heeft met het cultureel erfgoed. Dat er geen educatieve producten rond cultureel erfgoed in dit bestand te vinden zijn, betekent niet dat deze niet bestaan. Dergelijke producten bestaan wel degelijk, maar bij de samenstelling van de Databank heeft het LOKV tot nu toe niet de bedoeling gehad om gegevens over producten rond cultureel erfgoed te registreren. 3.2
Projectenbank LOKV
De Projectenbank bevat projecten met kunsteducatieve praktijkmaterialen, les- en projectvoorbeelden. Het gaat in totaal om 1979 projecten. Ook voor de Projectenbank geldt dat het LOKV niet de bedoeling heeft gehad om gegevens over cultureel erfgoed te verzamelen. De Projectenbank kent evenwel de terminologie cultuur bezit en cultuur behoud. Van de 31 projecten in de rubriek cultuur bezit is er slechts één project dat een raakvlak heeft met cultureel erfgoed. De rubriek cultuur behoud telt slechts twee projecten: een over de Open Monumentendag Zwolle en een over het Groot Utrecht ontdekboek. In totaal zijn er dus drie projecten die raakvlakken hebben met cultureel erfgoed. Dit is 0,2 procent van het totaal aantal projecten in de Projectenbank. Ook hierbij geldt dat er mogelijk wel veel projecten rond cultureel erfgoed zijn, maar dat het LOKV nooit gegevens over deze projecten heeft geregistreerd en de Projectenbank dus niet de aangewezen plaats is om naar het aanbod op dit terrein te zoeken. Er zijn 424 projecten in de rubrieken wereldcultuur, -muziek, -dans en -literatuur die als multicultureel aangemerkt kunnen worden. Dat is 21 procent van het totaal aantal in het bestand opgenomen projecten. 3.3
Marktverkenning kunsteducatie-professionele kunst
Onderzoek naar het aanbod van kunsteducatieve of cultuureducatieve producten heeft zich in het verleden vooral geconcentreerd op de bemiddelings- en steunfunctieinstellingen. Er is slechts één onderzoek bekend dat het kunsteducatief aanbod direct onderzocht heeft bij de
9
producenten. Dat is de Marktverkenning kunsteducatie-professionele kunst van het LOKV. Deze verkenning had tot doel de markt voor diensten van het LOKV te lokaliseren, en bevat gegevens die enig zicht bieden op het aanbod aan kunsteducatieve activiteiten in Nederland. De gegevens over het aanbod zijn eind 1995 verzameld. Daarbij zijn tot het kunsteducatieve aanbod die producten voor kinderen en jongeren gerekend waarbij enige vorm van begeleiding geboden is. In de marktverkenning zijn naast concertzalen, schouwburgen, kleine podia en filmhuizen ook musea beeldende kunst en bibliotheken betrokken. Kunstproducenten zoals theater-, dans- en muziekgroepen en individuele musici zijn eveneens gevraagd naar hun educatief aanbod. Filmmakers, schrijvers en beeldende kunstenaars zijn niet onderzocht. De marktverkenning stelt vast dat 39 procent van alle professionele kunstinstellingen en producenten tezamen een kunsteducatief aanbod (in enige vorm) voor kinderen en jongeren hebben. In absolute aantallen betekent dit 55 landelijke en ongeveer 1.100 regionale aanbieders van kunsteducatie. Naast de acht rijksmusea beeldende kunst zijn onder landelijke aanbieders verstaan die instellingen of producenten die middelen uit het Kunstenplan van het toenmalige ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ontvingen. Onderstaande tabel geeft de verdeling van het kunsteducatief aanbod over de verschillende categorieën instellingen en producenten. Gezien de kleine omvang van de in het onderzoek gehanteerde steekproef dient de lezer zich te realiseren dat deze aantallen slechts grove indicaties zijn. Tabel 3.2
Aantal kunstinstellingen en -producenten met of zonder kunsteducatief aanbod, naar categorie met KE
zonder KE
podia
74
196
270
theaterproducenten
173
347
520
dansgezelschappen
23
155
178
muziekproducenten
333
864
1.197
filmhuizen
60
68
128
bibliotheken
358
193
551
musea beeldende kunst
133
-
133
totaal
1.154
1.823
totaal
2.977
De marktverkenning doet geen enkele uitspraak over het multiculturele karakter van de kunsteducatieve producten. Evenmin is gevraagd naar kunstproducten waarbij aandacht is voor cultureel erfgoed. Een uitzondering geldt misschien de onderzochte musea. Het gaat weliswaar om musea voor beeldende kunst maar het is waarschijnlijk dat bij hun educatief
10
werk ook de aandacht voor het cultureel erfgoed een belangrijke rol speelt. Opvallend is dat alle in het onderzoek betrokken musea voor beeldende kunst enige vorm van kunsteducatie zeggen aan te bieden. Naast de acht rijksmusea beeldende kunst is het onderzoek slechts gebaseerd op een steekproef van tien uit het totaal aantal van 125 regionale musea beeldende kunst.
11
Tabel 3.3
Kunstinstellingen en -producenten met of zonder kunsteducatief aanbod naar categorie, in procenten met KE
zonder KE
podia
27
73
100
theaterproducenten
33
67
100
dansgezelschappen
13
87
100
muziekproducenten
28
72
100
filmhuizen
47
53
100
bibliotheken
65
35
100
musea beeldende kunst
100
-
100
totaal
39
61
100
3.4
totaal
Educatief aanbod van musea
Het Trendrapport Museumeducatie (Haanstra & Oostwoud Wijdenes, 1996) heeft de stand van zaken van de museumeducatie in het midden van de jaren negentig in kaart gebracht. Het educatieve werk maakt deel uit van de publieksgerichte taak van het museum. Die taak omvat (1) de museale presentatie of museuminrichting (de 'passieve' presentatie); (2) de begeleiding van groepen of individuen door middel van rondleidingen, lezingen, groepsactiviteiten en dergelijke (de 'actieve' presentatie); (3) externe contacten, werving, voorlichting, public relations. Het educatieve werk beperkte zich in het verleden vooral tot de actieve presentatie, maar omvat tegenwoordig ook elementen van de passieve presentatie en de externe contacten. Doelgroepen De meeste educatieve activiteiten van musea zijn gericht op de individuele bezoekers, de geïnteresseerde leken. In het geval van het onderwijs richten musea zich het meest op het primair onderwijs en het minst op hoger onderwijs en volwasseneneducatie. Bij het groepsbezoek buiten schoolverband zijn kinderen en toeristen de belangrijkste doelgroepen. Naar verhouding richten weinig musea zich op allochtonen. Aanbod voor het onderwijs Van oudsher is de actieve presentatie van zowel de vaste collectie als van tijdelijke tentoonstellingen in sterke mate gericht op het onderwijs. De meest frequent voorkomende activiteit, namelijk bij 67 procent van de musea, is het leveren van materiaal voor scripties en werkstukken. Naar schatting van de musea worden midden jaren negentig jaarlijks 20.000 scriptie-aanvragen behandeld. Bijna de helft van de musea (45%) verzorgt museumlessen
12
voor het onderwijs en 30 procent maakt lesmateriaal dat in de school zelf te gebruiken is, de zogeheten kits. Ongeveer zeven procent organiseert meerdaagse schoolprojecten. Grote musea zijn actiever op educatief gebied dan de kleine musea. Die kleine musea zijn vaak eenmansbedrijfjes die voor hun activiteiten sterk afhankelijk zijn van vrijwilligerswerk. Museummedewerkers gaven in 1995 al aan dat onderwijsvernieuwingen (kerndoelen, basisvorming, tweede fase voortgezet onderwijs) nieuwe aanknopingspunten met het onderwijs bieden. In plaats van de lesbrieven of programma's aan te bieden die voortkomen uit de 'toevallige' tijdelijke tentoonstelling zou nu een meer structurele relatie mogelijk zijn. Voorwaarde is wel dat de collectie toegankelijk en beschikbaar is om relevante onderwerpen aan de orde te stellen en eigen onderzoekjes door leerlingen mogelijk te maken. Dit vereist aanzienlijke inspanningen die blijkens de onderzoeksgegevens in 1994/95 nog niet tot structurelere relaties hadden geleid. Volgens museummedewerkers belemmeren praktische obstakels als tijd, geld en afstand/vervoer een grotere deelname van scholen. Deze knelpunten komen ook naar voren uit de Marktverkenning kunsteducatie-professionele kunst. Het probleem ligt echter ook bij de musea zelf: 'Musea spannen zich in met allerlei materialen en activiteiten voor scholen (materialen en activiteiten) en vaak niet van slechte kwaliteit, maar ze gaan uit van wat ze zelf belangrijk vinden of op dat moment in de aanbieding hebben. Het is aanbodsmarketing en het rendement is niet hoog. Het museum stelt zich eigenlijk op als een bibliothecaresse die tegen de lener zegt: u kunt alleen dit boek lenen en u moet het zo lezen. Maar de lener wil misschien een heel ander boek. Leerkrachten zouden musea moeten gaan zien als vergelijkbaar met een echte bibliotheek, waar ze iets van hun gading kunnen vinden als zij dat willen en er aan toe zijn. Je moet je als museum bewuster zijn dat je het aanbod niet bepaalt voor het onderwijs.' De problemen rond museumbezoek zijn voor het voortgezet onderwijs groter dan voor het primair onderwijs. De redenen hiervoor - en die ook al in het verleden werden genoemd - zijn de lesroosters en duur van de lesuren in het voortgezet onderwijs die museumbezoek bemoeilijken. Een lesuur is vaak te kort en lesuitval benadeelt andere docenten. Het voortgezet onderwijs is ook grootschaliger dan het primair onderwijs en voor musea is het moeilijker de juiste contactpersonen te vinden. De basisschool is eenvoudiger te benaderen en een basisschoolleerkracht kan een museumbezoek flexibeler in het onderwijsprogramma inpassen. En als laatste knelpunt voor de musea geldt dat basisschoolleerlingen een gemakkelijker en dankbaarder publiek zijn dan leerlingen in de puberteitsfase.
13
4.
EDUCATIEF AANBOD VAN BEMIDDELINGSINSTELLINGEN
In het kader van dit inventarisatieonderzoek is een telefonische enquête gehouden onder 44 van de 49 bemiddelingsinstellingen cultuur- en kunsteducatie. De resultaten hiervan zijn in het rapport Bemiddelingsinstellingen Cultuureducatie vastgelegd. Doel van het telefonisch onderzoek was om de rol van de bemiddelaars in de cultuureducatie in het primair - en voortgezet onderwijs in beeld te brengen. Daarnaast is gepoogd de omvang en inhoud van het bemiddelde cultuureducatieve aanbod vast te stellen en met name van het productenaanbod cultureel erfgoed en cultuureducatie met een multicultureel karakter. 4.1
Bereik van de bemiddelingsinstellingen
Het bereik van de instellingen is de afgelopen drie jaren aanzienlijk toegenomen. Volgens het rapport Kunst-Aan-Bod bemiddelden zij in 1993/1994 voor 56 procent van de basisscholen. In het schooljaar 1996/1997 is dit percentage gestegen tot 71 procent. Bij het voortgezet onderwijs is het bereik van 31 procent in 1993/1994 toegenomen tot 46 procent in 1996/1997. Bij de percentages van het voortgezet onderwijs moet evenwel aangetekend worden dat het beeld over het aantal bereikte scholen mogelijk te positief is omdat door de fusiegolf van de laatste jaren in dit onderwijs voor bemiddelaars het zicht op de exacte aantallen scholen minder helder is geworden. 4.2
Aanbod en afname van cultuurproducten
Het verzamelen van onderling vergelijkbare gegevens over aanbod en afname van cultuurproducten bij bemiddelingsinstellingen is niet eenvoudig. De wijze waarop gegevens geregistreerd worden verschilt namelijk nogal. Bovendien zijn gegevens soms niet geautomatiseerd opgeslagen waardoor ordening anders dan gebruikelijk niet mogelijk is. Bij veel instellingen is niettemin bekend hoe vaak aangeboden cultuurproducten door het onderwijs zijn afgenomen, maar dit geldt niet voor alle instellingen. Sommige instellingen registreren alleen bereikte leerlingenaantallen. In het onderzoek Bemiddelingsinstellingen Cultuureducatie zijn gegevens verzameld over de aantallen aangeboden producten en het aantal keren dat deze producten zijn afgenomen. Dit resulteerde erin dat de aanbods- en afnamegegevens beschikbaar zijn van 31 van de 44 instellingen die voor het basisonderwijs bemiddelen en van 14 van de 26 bemiddelaars voortgezet onderwijs. In tabel 4 domineren de gegevens van de bemiddelaars in convenantgebied Noord- en ZuidHolland. De lezer dient zich dus te realiseren dat het aanbod en de afname van de bemiddelaars uit dit convenantgebied in deze tabel oververtegenwoordigd zijn. De cijfers over het aanbod in tabel 4 betreffen de som van alle door de bemiddelaars aangeboden producten. Sommige producten worden echter door meerdere instellingen aangeboden waardoor het productaanbod groter lijkt dan het in werkelijkheid is. De Stichting Schrijvers School en Samenleving maakte geen deel uit van het onderzoek, de producten op literair terrein die deze stichting aan het onderwijs aanbiedt zijn dan ook niet in tabel 4 opgenomen.
14
Tabel 4
Aanbod en afname van cultuurproducten in het gehele land in schooljaar 1996/1997, naar discipline en onderwijsvorm
producten
primair onderwijs n=44 missing=13
v.o. basisvorming n=26 missing=12
v.o. bovenbouw n=26 missing=12
aanbod beeldende kunst afname beeldende kunst
220 1491
24 51
13 12
aanbod muziek afname muziek
284 1883
37 71
6 16
aanbod theater afname theater
359 2386
73 160
30 63
aanbod dans afname dans
203 1015
18 40
6 11
aanbod film/video/foto afname film/video/foto
235 1049
78 47
67 13
aanbod literatuur afname literatuur
214 1046
43 109
12 14
aanbod cult.erfgoed afname cult.erfgoed
25 181
5 29
1 0
aanbod mengvorm kunst afname mengvorm kunst
55 173
19 40
4 2
2 2
1 0
0 0
1597 9226
297 547
139 131
aanbod gemengd met erfgoed afname gemengd met erfgoed aanbod totaal afname totaal
4.3
Verdeling van aanbod en afname over de disciplines
In het primair onderwijs is de afname van beeldende-kunst-producten ten opzichte van de andere disciplines sinds het schooljaar 1993/1994 toegenomen. Dit, zonder dat het aandeel van het aanbod is gegroeid. Het aandeel theaterproducties in de cultuureducatie is zowel in aanbod als afname aanzienlijk kleiner geworden. Het aandeel aangeboden dansproducties is weliswaar toegenomen, maar de afname is relatief geringer geworden. Het aandeel literaire producten is in het primair onderwijs de afgelopen jaren zowel wat betreft aanbod als wat betreft afname gegroeid. In het voortgezet onderwijs is het aandeel van beeldende-kunstproducten en van muziek zowel wat het aanbod als de afname betreft sinds het schooljaar
15
1993/1994 aanzienlijk kleiner geworden. Sterk toegenomen is de afname van educatieve, literaire producten. In zijn algemeenheid is het aanbod de afgelopen drie jaar aanzienlijk breder geworden. Meer bemiddelingsinstellingen bieden producten in verschillende disciplines aan. 4.4
Bemiddeling op het gebied van cultureel erfgoed
Ruim de helft van de bemiddelingsinstellingen (52%) zegt producten te bemiddelen rond cultureel erfgoed. Opvallend is dat tot deze groep de bemiddelaars in oude steden zoals Delft, Dordrecht en Leiden behoren. In groeigemeenten zoals Zoetermeer, Almere en Amstelveen wordt niet bemiddeld rond cultureel erfgoed omdat daar ter plaatse weinig van te vinden zou zijn. Het aanbod rond cultureel erfgoed wordt veelal in samenwerking met musea of stichtingen cultureel erfgoed aangeboden. Het aanbod bestaat uit bezoeken aan gemeentearchieven, musea, monumenten, archeologische vindplaatsen en stadswandelingen. Vijftien procent van de instellingen bemiddelt geen educatieve producten rond cultureel erfgoed, maar overweegt wel, of treft al voorbereidingen, om cultureel erfgoed in hun aanbod op te nemen. De overige instellingen (33%) zeggen niet van plan te zijn om hierin te gaan bemiddelen. De meest genoemde reden om dit niet te doen is het feit dat andere, zoals musea of een stichting omgevingseducatie dit doen. Soms is het echter omdat cultureel erfgoed geen prioriteit heeft of buiten het taakgebied valt. En zoals reeds gezegd bemiddelen sommige niet omdat in hun omgeving geen cultureel erfgoed is. Voor het primair onderwijs hebben de bemiddelaars in het schooljaar 1996/1997 slechts 25 producten op dit terrein aangeboden. Daarvan is in totaal 181 keer door het primair onderwijs gebruik gemaakt. Voor de basisvorming in het voortgezet onderwijs hebben de bemiddelaars 19 producten aangeboden die in totaal 40 keer zijn afgenomen. Voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is slechts één product aangeboden dat geen enkele keer is afgenomen. Cultuureducatieve producten waarin cultureel erfgoed op een of andere wijze gemengd met een van de kunstdisciplines voorkomt, zijn in 1996/1997 nauwelijks aangeboden. De rol van de bemiddelaars op dit terrein is derhalve zeer bescheiden te noemen. Waarschijnlijk worden deze producten rechtstreeks aan het onderwijs aangeboden en niet via bemiddelingsinstellingen. 4.5
Producten met een multicultureel karakter
Over wat onder multiculturele producten verstaan moet worden is geen eenduidig beeld bij de bemiddelaars. Hantering van een eenduidige definitie bleek niet mogelijk. Daarom is onder multicultureel verstaan 'multicultureel in de ogen van de respondent'. Van de 9.226 cultuurproducten die in 1996/1997 door basisscholen zijn afgenomen had minder dan één procent een multicultureel karakter. Van de 547 producten die in voor de basisvorming in het voortgezet onderwijs zijn afgenomen had nog geen drie procent een multicultureel karakter. In de onderwijsfase na de basisvorming is geen enkel multicultureel product afgenomen. Deze geringe afname van producten met een multicultureel karakter wekt verbazing omdat er wel degelijk multicultureel aanbod is. In de LOKV Databank zijn immers 146 van de 1.372 landelijk beschikbare producten, dat wil zeggen bijna elf procent, als
16
multicultureel aan te merken.
17
5.
INSTRUMENTARIUM TER STIMULERING VAN CULTUUREDUCATIE
Het project Cultuur en School wil het onderwijs instrumenten aanreiken om de educatie over cultuur te bevorderen. Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van twee succesvolle instrumenten die door de landelijke overheid zijn ingezet ter bevordering van cultuureducatie. Het gaat om de Stimuleringsregeling Verzorgingsstructuren ten behoeve van de bemiddeling Basisonderwijs en het Cultuurtraject voor het voortgezet onderwijs. 5.1
Stimuleringsregeling Basisonderwijs
De Stimuleringsregeling ten behoeve van de bemiddeling voor het basisonderwijs geeft tijdelijk een financiële injectie aan de samenwerking tussen basisscholen, professionele kunstaanbieders en bemiddelende instellingen zoals steunfunctie-instellingen, maar ook gemeenten en provincies. Doel van de regeling is om gedurende meerdere jaren een structureel en evenwichtig kunstaanbod voor kinderen te realiseren op plaatsen waar dat nog niet het geval is. De regeling bestaat uit een driejarige premie die per gemeente bij het LOKV aangevraagd kan worden op basis van een gezamenlijk plan van aanpak dat minimaal vier schooljaren betreft. De premie bestaat uit respectievelijk dertig, twintig en tien procent (tot een maximum van f4,- per leerling) van alle daadwerkelijk gemaakte kosten die met de kunstconfrontaties te maken hebben zoals de uitkoopsom voor de kunstenaars en de huur van instrumenten of film. Een voorwaarde voor het verkrijgen van een premie is dat in de betreffende gemeente die het plan indient, zestig procent van de scholen of minimaal vijf scholen meedoen. Per leerling moet verder minimaal vijftig procent van het Londo-bedrag worden besteed. Bovendien is een intentieverklaring vereist waarin verklaard wordt dat de gemeente/provincie de afbouw van de LOKV-premie zelf zullen opvangen of door derden te laten overnemen. Overigens richt de regeling zich uitsluitend op de receptieve component van de kunsteducatie. Onderzocht is of de stimuleringsregeling daadwerkelijk tot gevolg heeft dat scholen die dat eerder niet deden, kunstbezoek zijn gaan aanbieden. Een achtste van alle basisscholen in het land maakten in 1993 gebruik van de stimuleringsregeling. Het blijkt dat de stimuleringsregeling aan haar doel beantwoordt: op regelmatige basis komen meer leerlingen in aanraking met kunstuitingen en vaak ook met meer verschillende kunstuitingen. Dit geldt voor de periode waarin de premie wordt gegeven, maar ook na het beëindigen van de stimuleringsregeling blijven de samenwerkingsverbanden in overgrote meerderheid in stand. Op de deelnemende scholen blijkt kunstbezoek dankzij de regeling verankerd te zijn in het onderwijs. Geconcludeerd kan worden dat met een tijdelijke investering zoals deze stimuleringsregeling, het mogelijk is permanent de onderwijspraktijk te beïnvloeden. 5.2
Het Cultuurtraject voor het voortgezet onderwijs
In 1995 is het project Cultuurtraject gestart om een stimuleringsmethode voor de ontwikkeling van kunsteducatieve programma's voor leerlingen in de basisvorming uit te testen. In het
18
kader van dit project zijn op zeven plaatsen in het land proeven met het ontwikkelen van cultuurtrajecten uitgevoerd en is een tijdelijke stimuleringsregeling voor steunfunctieinstellingen ingesteld. Onderzocht is welke problemen zich voordoen bij de realisatie van de cultuurtrajecten en welke antwoorden daar in de praktijk op gevonden worden. Het blijkt dat de hoofddoelstelling van de cultuurtrajecten: ’het vergroten van het aanbod aan kunsteducatieve programma's voor de basisvorming van het voortgezet onderwijs' realiseerbaar is door de samenwerking tussen steunfunctie-instellingen en instellingen voor kunst en cultuur te stimuleren. De doelstellingen van de ontwikkelde cultuurtrajecten zijn echter niet overal in gelijke mate gerealiseerd. Verbreding van kunsteducatie in de basisvorming en de verbetering van het culturele klimaat op de scholen zijn in alle proefprojecten bereikt, het stimuleren van een culturele hobby en het creëren van vaste relaties tussen onderwijs en kunstinstellingen zijn door enkele gerealiseerd en werkelijk problematische subdoelen zijn in alle proefprojecten de aansluiting met de basisvorming en de zelfstandige participatie door leerlingen geweest. Het project Cultuurtraject had het karakter van een proef. Zoals gezegd zijn niet alle doelstellingen van dit stimuleringsinstrument zijn gerealiseerd. Maar er zijn voldoende succesvolle elementen in het traject aanwezig om deze aanpak verder uit te werken en te gebruiken bij het stimuleren van cultuureducatie in het voortgezet onderwijs.
19
5.
CONCLUSIES
De beschikbare gegevens over het cultuureducatieve aanbod zijn in de voorgaande hoofdstukken gepresenteerd. Ter afsluiting kunnen nu de eerste twee vragen die in de inleiding zijn geformuleerd, worden beantwoord: Hoe groot is het aandeel cultureel erfgoed in het totale aanbod cultuureducatie van culturele instellingen? De infrastructuur voor ondersteuning van de educatie over cultureel erfgoed is beperkt en versnipperd. Per provinciale of landelijke instelling gaat het vaak om één persoon die hiermee is belast. Bij de steunfunctieinstellingen kunsteducatie zijn weliswaar vaak tien tot twintig personen per provincie werkzaam, maar niet specifiek belast met ondersteuning op dit terrein. Hoewel 52 procent van de bemiddelingsinstellingen zegt producten rond cultureel erfgoed zegt te bemiddelen, maakt dit slechts een klein deel van het aanbod van de bemiddelingsinstellingen uit. Dit blijkt ook uit de gegevens in de Databank en de Projectenbank van het LOKV. De aan- of afwezigheid van cultureel erfgoed in de omgeving blijkt een belangrijke rol bij de omvang van het aanbod te spelen. De musea zijn wel actief op educatief gebied en dat vaak al geruime tijd. Dikwijls bieden zij hun educatief aanbod rechtstreeks aan de onderwijsinstellingen in hun omgeving. Op veel plaatsen in het land ontbreekt (nog) samenwerking tussen musea en bemiddelingsinstellingen op dit terrein. De tweede fase van het onderzoek zal wellicht een duidelijker beeld geven van de rol die erfgoededucatie speelt in het onderwijs. Hoe groot is het aandeel cultuureducatie met een multicultureel karakter in het totale aanbod cultuureducatie van culturele instellingen? In de Databank LOKV heeft elf procent van het landelijk beschikbare aanbod een multicultureel karakter. In de Projectenbank LOKV heeft maar liefst 21 procent van de daarin opgenomen praktijkmaterialen, les- en projectvoorbeelden een multicultureel raakvlak. Bij bemiddelaars worden nauwelijks producten met een multicultureel karakter afgenomen. Misschien heeft dit te maken met omschrijving van wat bemiddelaars onder multicultureel verstaan. In de tweede fase van het onderzoek waarbij de scholen worden ondervraagd, kan mogelijk iets over de achtergrond hiervan duidelijker worden.
20
BIJLAGE: GERAADPLEEGDE LITERATUUR CBS (1995) Cultuurbeheer 1993. Musea. Sociaal-culturele berichten 1995-15. Voorburg/Heerlen. Dijst, T. (1994). Inventarisatie kunstaanbod. LOKV: Utrecht Haanstra, F. (1998). De infrastructuur cultureel erfgoed en educatie. Amsterdam, SCOKohnstamm Instituut. Haanstra, F., W. Oud, A. Veen (1988). De samenwerking tussen voortgezet onderwijs en culturele instellingen. SCO rapport 165, Amsterdam: SCO. Haanstra, F. en J.D. Oostwoud Wijdenes (1996). Trendrapport Museumeducatie. SCO rapport 426. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Hoorn, M. van (1993). Marktonderzoek Diskette Kunstaanbod Kinderen en Jongeren. Utrecht: LOKV. Hoorn, M. van en B. de Groot (1996). Marktverkenning kunsteducatie - professionele kunst. LOKV: Utrecht LOKV (1995). Kunsteducatie: trend en behoeften. LOKV: Utrecht Oostwoud Wijdenes, J.D. en F. Haanstra (1994). Een premie op cultuur -een onderzoek naar de stimuleringsregeling basisonderwijs van het LOKV - Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Oostwoud Wijdenes, J.D. en F. Haanstra (1997). Vervolgonderzoek stimuleringsregeling LOKV Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Oostwoud Wijdenes, J.D. en M. van Hoorn (1996). Probleemverkenning Kunst-Aan-Bod. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. Oostwoud Wijdenes, J.D. en M. van Hoorn (1998). Onderzoek Cultuurtrajecten: een nieuwe benadering van de kunsteducatie. SCO-Kohnstamm Instituut/LOKV Oostwoud Wijdenes, J.D. en W. Oud (1992). Interculturele elementen in de kunstzinnige vakken. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
21
Cultuurnetwerk Nederland is het landelijk expertisecentrum voor de cultuureducatie. Cultuureducatie is de verzamelnaam voor alle vormen van educatie waarbij kunst en cultuur als doel of als middel worden ingezet. De medewerkers van Cultuurnetwerk Nederland verzamelen en verspreiden informatie en kennis over theorie, beleid en praktijk van cultuureducatie in Nederland en het buitenland. Zij maken deze informatie en kennis toegankelijk en toepasbaar voor iedereen die werkt in of voor de cultuureducatie in instellingen voor kunst en cultuur, de amateurkunst, het onderwijs, de centra voor de kunsten en bij de verschillende overheden. Cultuurnetwerk Nederland heeft een studiecentrum met een gespecialiseerde bibliotheek, organiseert studiedagen, debatten, trainingen en congressen, geeft publicaties uit en onderhoudt een uitgebreide internetsite.
Expertisecentrum cultuureducatie Ganzenmarkt 6 _ Postbus 61 _ 3500 AB Utrecht _ T 030 236 12 00 F 030 236 12 90 _ E
[email protected] _ www.cultuurnetwerk.nl