Sint-Rembertziekenhuis Torhout Introductiebrochure •
Voor studenten en nieuwe personeelsleden
Versie 2014 - 2015
Pediatrie
Welkom Het team van de dienst pediatrie heet je van harte welkom. Je bent als nieuwe collega of als student op onze afdeling terecht gekomen. Je zult snel merken dat het werken op deze afdeling niet is zoals op een gewone afdeling. Deze brochure biedt je daarom een eerste kennismaking met onze afdeling. Het is niet de bedoeling dat je deze brochure memoriseert voor je start, maar ze is wel bedoeld als naslagwerk. Iets waar je kunt op terugvallen. Een bron van informatie ….. die nooit volledig af is. Technieken evolueren continu en we moeten altijd blijven bijleren. Voor de stagiairs werken wij met mentoren die je zo veel mogelijk zullen begeleiden bij je stage. De mentor is je aanspreekpunt. Maar iedereen op dienst zal je zeker elk op zijn/haar gebied iets bijbrengen. Eigenlijk is iedereen ook een stukje mentor. Als je vragen hebt, problemen met wie of wat dan ook, aarzel niet en spreek ons aan! Formele en informele evaluaties dragen bij tot een gestructureerde opleiding. Zo kunnen we kort op de bal spelen, bijsturen en vlug en concreet ingrijpen …… Heb je problemen die niet direct op de dienst kunnen opgelost worden, neem dan gerust contact op met je mentor, de hoofdverpleegkundige of zo nodig de intreder-begeleider Geert Sabbe (tel. 2040). Voor de nieuwe personeelsleden is er een peter – meterschap. Deze personen zullen je begeleiden bij het stappenplan dat je krijgt bij aanvang van je nieuwe uitdaging. Het stappenplan zal een beeld geven van je evolutie op dienst. Er is een nulmeting; de gevraagde stappen worden afgeparafeerd door de “peter – meter” indien deze beheerst worden. Zo zul je zien dat wij binnen 11 maanden tot een volledige integratie kunnen komen. Op geregelde tijdstippen zal de intrederbegeleider van het ziekenhuis feedback vragen aan “peter – meter” en uzelf. Voor problemen kun je gerust bij hem terecht. Na 11 maanden wordt door jou een afspraak gemaakt om je afgewerkt stappenplan in te dienen bij de intrederbegeleider (tel. : 2040). Is het vroeger afgewerkt, aarzel niet om het vroeger in te dienen. Het afwerken ervan is in de eerste plaats jouw verantwoordelijkheid. Op de volgende pagina’s vind je een overzicht van de gebruiken, modaliteiten en afspraken zodat je je op een vlotte en aangename manier kan inwerken op onze afdeling. Uiteraard staan niet alle details in deze brochure. Als je nog vragen hebt of meer informatie wenst, kun je altijd bij een mentor, de hoofdverpleegkundigen of een andere collega terecht. Aarzel niet en kom bij ons aankloppen voor raad of een luisterend oor, want jouw opvang en begeleiding is voor ons een prioriteit. Alvast veel werk- en leergenot gewenst. Succes !!! Het pediatrieteam.
© Sint-Rembertziekenhuis 2014
Inhoudstafel Welkomstwoord .............................................................................
pg. 2
Inhoudstafel
pg. 3
.............................................................................
1. Voorstelling van de afdeling 1.1. Locatie ............................................................................. pg. 4 1.2. Plaats binnen de organisatie (management) .................... pg. 5 1.3. Multidisciplinair team - artsen en verpleegkundigen ........ pg. 5 1.4. Specialismen ......................................................................... pg. 7 1.5. Afdelingsopdrachten - verwachtingen ............................. pg. 8 1.5.1. Afdelingsopdrachten ........................................................... pg. 8 1.5.2. Organisatie van de verpleegkundige zorg.......................... pg. 8 1.5.3. Algemeen takenpakket ....................................................... pg. 9 1.5.4. Verwachtingen ...................................................................... pg. 10 2.
Een dag op de afdeling
3. 3.1. 3.2. 3.3.
Procedures, protocollen, standing orders en dienstspecifieke afspraken Procedures, protocollen en standing orders ..................... pg. 15 Dienstspecifieke afspraken .................................................. pg. 15 Patiëntveiligheid .................................................................. pg. 25
4.
Patiëntenvoorlichting .............................................................
pg. 26
5. Communicatie 5.1. Telefonie ................................................................................. 5.2. I.C.T. ...................................................................................... 5.2.1. Ecare ...................................................................................... 5.2.2. Mediweb ................................................................................ 5.2.3. Gebruik van elektronisch personeelspakket SAGA ......... 5.2.4. Gebruik van internet ............................................................. 5.2.5. Gebruik van ITransport ......................................................... 5.3. Buizenpost .............................................................................. 5.4. Mondelinge communicatie ................................................ 5.5. Schriftelijke communicatie ..................................................
pg. 27 pg. 27 pg. 28 pg. 28 pg. 29 pg. 29 pg. 29 pg. 30 pg. 30 pg. 30
6. 6.1. 6.2.
pg. 30 pg. 30
.
Personeelsinformatie Ziekenhuisbreed .................................................................. Dienstspecifiek ......................................................................
pg. 12
Bijlagen Organogram, deontologische code, risicoanalyse, werkpostfiche personeelsleden, kanbansysteem en ITransport .............. pg. 31
1. Voorstelling van de afdeling 1.1. Locatie De afdeling Pediatrie bevindt zich op het eerste verdiep van de Gvleugel. In het verlengde op de C-vleugel hebben we nog een aantal moeder-kind kamers.
Pediatrie - E1 K 100 - 115
G
C
1.2. Plaats binnen de organisatie De dienst chirurgie maakt deel uit van de zorgcluster “Chirurgie - Moeder - Kind”. De zorgcluster bestaat verder uit de volgende diensten: dienst chirurgie 2, pediatrie, materniteit en gemengd dagziekenhuis. Management
Dhr. J. Tally Algemeen directeur
Mevr. I. Luts Directeur patiëntenzorg
Mevr. A.-S. Saelen Zorgmanager
1.3. Multidisciplinair team Medisch team Pediaters;
Dr. H. Desimpel Dr. V. Deketelaere Diensthoofd
Dr. S. Machiels
Dr. A. Robeyst
Psychologen • mevr. Kelly Monteny • mevr. Katrien Devidt Sociale verpleegkundigen • mevr. Leen Delaere • mevr. Marieke Trybou Pastoraal medewerkster • mevr. Els Margodt Dieetist • mevr. Chantal Dhondt • mevr. Lies Petyt • mevr. Nele Delrue Spelbegeleidster • mevr. Martine Sap Andere specialiteiten kunnen ook indien nodig advies geven binnenin het multidisciplinair gebeuren : chirurgie, huidziekten, ... Verpleegkundig team Hoofdverpleegkundige Rik Dewulf Tel. : 050/232341
[email protected]
Op dienst zijn Ine Decorte en Trui Vancoillie de “meter en peter” van de nieuwe personeelsleden. Deze personen zullen de intreders niet enkel begeleiden, maar ook beoordelen aan de hand van het stappenplan pediatrie. Indien een techniek beheerst wordt zal deze techniek op het stappenplan van de intreder afgeparafeerd worden door deze “peter-meter”. Als mentoren hebben wij op de afdeling: Ine Decorte en Trui Vancoillie
1.4.
Specialismen
Onze afdeling is gericht op kinderen van 0 tot 15 jaar, met zowel heelkundige als geneeskundige aandoeningen. Uitzonderlijk kunnen er afhankelijk van de bezettingsgraad volwassenen op de afdeling terechtkomen in dagopname. Meest voorkomende aandoeningen: • • • • • • • • • • •
algemene observaties deshydratatie gedragsobservaties huidinfecties immuniteitsstoornissen neurologische aandoeningen problemen thv het ademhalingsstelsel, bovenste luchtwegen, R.S.V., pneumonie, bronchitis, .... sepsis/meningitis spijsverteringsstoornissen; gastro-enteritis, voedingsstoornissen, obstipatie, ...... urologische aandoeningen: pyelonefritis, hydrocoele, nefritis, ....... infecties
Meest voorkomende chirurgische ingrepen: • N.K.O.: oordrainage al dan niet met plaatsen van diabolo’s, adenoïdectomie, tonsillectomie, lipband, .... • Urologie: fimosis, hydrocoele, ureterreïmplantatie, varicocoele, ...... • Algemene heelkunde; pylorusstenose, appendectomie, wegname wratten, liesbreuk, navelbreuk ..... • Oogziekten: strabisme, sondage van traanwegen, ..... • Orthopedische ingrepen: osteosynthese, tractie, ..... Meest voorkomende onderzoeken: • R.X. abdomen en thorax, echografie van schedel of abdomen, CT, I.V.P., cystoscopie, lactosetest, toedienen van gammaglobulines, slaap E.E.G., diagnostisch E.E.G., 24 uurs opname voor PH-metrie, ........ Meest voorkomende behandelingen: • • • • •
Antibioticatherapie Intraveneuze vochttoediening Anti-pyreticatherapie observatie en monitoring .....
1.5. Afdelingsopdrachten - verwachtingen 1.5.1. Afdelingsopdrachten Binnen het verpleegkundig team wordt er gewerkt met patiëntentoewijzing. Elke verpleegkundige is verantwoordelijk voor een aantal van de patiënten. dEze worden toegewezen door de hoofdverpleegkundige. Dit zie je op “het werkverdeelboek” Er wordt meestal per twee verpleegkundigen gewerkt. Iedere verpleegkundige is verantwoordelijk voor het totale zorgenpakket van de toegewezen kinderen; • hygiënische zorgen • opschikken bed en kamer • wondverzorging • controle van de parameters • controle van de infusen • invullen van het verpleegplan/M.V.G. scores • orde op de kamer en het aanvullen van materiaal • toedienen van medicatie Deze manier van werken biedt een aantal belangrijke voordelen: • de patiënt/ouder weet tot wie hij/zij zich moet richten • ontstaan van een goede relatie tussen patiënt en verpleegkundige • minder verschillende personen aan het bed van de patiënt • de verpleegkundige kent de toegewezen patiënt beter Buiten de totaalzorg van de patiënt is de verpleegkundige ook verantwoordelijk voor andere taken; • hulp bieden aan andere verpleegkundigen • orde houden, o.a. in keuken en spoelruimte • hulp bieden aan de dagpatiëntjes • levering magazijn en apotheek in de kast ordenen • linnenkast aanvullen • orde in de dokterskamer • bestellingen doen • ambulante bloedafnames • ambulante R.S.V. afnames • opname nieuwe patiëntjes, infuus prikken, ..... Er zijn vaste verpleegkundigen die de bestellingen doen voor het magazijn. Het verpleegkundig patiëntendossier vormt een belangrijk werkinstrument zowel voor verpleegkundigen als voor de kinderartsen. De artsen doen hun zaalronde samen met de hoofdverpleegkundige. De artsen noteren verandering van behandeling in het patiëntendossier, waarna de hoofdverpleegkundige alles op een “boek” noteert.
1.5.2. Organisatie van de verpleegkundige zorg • • • • •
2 verpleegkundigen met vroegdienst (6u15-14u30) 2 verpleegkundige met late dienst (14u15-21u45) 1 dagdienst (hoofdverpleegkundige) (7u30-12u15 &13u45-17u) 1 of meerdere dagdienst (7u30-12u & 15u30-18u30) 1 nachtdienst (21u30-6u30)
De student krijgt op zijn eerste stagedag één of twee mentors toegewezen. Als nieuw personeelslid word je begeleid door “meter - peter”. De uren van de student worden door de hoofdverpleegkundige gegeven. De uren van de intreder worden afgesproken voor de start op de afdeling. Naast de totaalzorg van de patiënten mag de student ook : • De utility, keuken, linnenkar, verzorgingswagens opruimen en aanvullen • Zich kandidaat stellen om bepaalde onderzoeken en activiteiten te bekijken (endoscopie, ergotherapie, lumbale punctie, EEG, EP,… ). Steeds vragen stellen aan de verantwoordelijke. Als student eventueel gebruik maken van de mogelijkheid tot meemaakstage (nierdialyse, OK, RX, etc... ) .
1.5.3. Algemeen takenpakket • Begeleiding; • begeleiding van patiënt & ouders • medische- en/of verpleegkundige informatie geven aan patiëntjes en/ of ouders • Observatie en rapportage • braken (hoeveelheid, kleur, ...) • huilen van het patiëntje • stoelgangcontrole (consistentie, kleur, hoeveelheid, .... ) • toilettraining • neurologische observatie & rapportage • schriftelijke rapportage van parameters: voeding, stoelgang, temperatuur en gewicht. Dit zijn belangrijke pediatrische gegevens. • Administratie • noteren van observaties en parameters • invullen in het verpleegdossier • M.V.G. gegevens invullen • andere administratieve diversen zoals o.a.: opname, ontslag, bestelling apotheek, ...
1.5.4. Verwachtingen Het behandelen van een patiënt op de dienst pediatrie impliceert een deel vaardigheden. correct • verwerven van inzicht en verbanden leggen tussen pathologie en therapie • deskundige organisatie en coördinatie van toegewezen taken • oplossingen zoeken voor de noden van de patiënt, arts en familie • steeds handelen met gepaste attitude consequent • efficiënt werken (probleemoplossend) • verantwoordelijkheid dragen kordaat • met eigen inbreng (argumenterend) • stresssituaties aankunnen Motivatie en verantwoordelijkheidszin Zelfdiscipline – arbeidsdiscipline - collegialiteit - vakkennis en eerlijkheid zijn eigenschappen van een goede pediatrische verpleegkundige. Dynamiek uitstralen is een pluspunt. Orde
Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Werk af waaraan je begint. Probeer proactief het werk te zien. Alles heeft een plaats, zorg dat het er dan ook terug terechtkomt na gebruik.
Stiptheid t.o.v. • de te presteren werkuren • de opgedragen taken • de collega’s: geef een volledige overdracht Zelfstudie De meest voorkomende ingrepen worden beschreven in de proceduremap per discipline. Naast deze aanwezige nota’s is het aangewezen een eigen notaboekje aan te leggen. De eerste maanden word je overspoeld met informatie die je zeker niet allemaal kan onthouden. Werklust Van iedereen wordt ijver en tempo verwacht. Natuurlijk zijn er persoonlijke verschillen in aanpak. Via individuele bijsturingsgesprekken wordt het verwachtingspatroon duidelijk gemaakt en waar nodig bijgestuurd. Het is de taak van iedere collega om uit te leggen wat er specifiek van jou verwacht wordt. Van elke collega mag jij op jouw beurt verwachten dat hij/zij op een positieve en constructieve wijze feedback geeft.
Probleemoplossend vermogen Bij problemen kan je steeds terecht bij de meter of peter of als student bij de mentor. Ook de deur van de hoofdverpleegkundige staat steeds voor je open. Hij ziet erop toe dat je je ontwikkelt zoals van je wordt verwacht. Praat meningsverschillen met collega’s eerst samen uit. Is er echter geen overeenkomst, stap dan met je probleem naar de hoofdverpleegkundige. Iedereen op dienst is verantwoordelijk voor een correcte opvang van nieuwe medewerkers. Eerlijkheid Fouten maken is menselijk, maar ze moeten toegegeven kunnen worden. Zodoende kan men fouten herstellen. Verantwoordelijkheid en eerlijkheid vullen elkaar aan. Collegiaal Op een dienst pediatrie waar een hoge werkdruk heerst is collegialiteit een must. Het bevordert het arbeidsklimaat : wisselen van uren, elkaars zwakte en sterke punten erkennen. Organisatietalent Inzicht in de werkzaamheden/behandelingen/pathologie is nog altijd nodig. Hij weet hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden en weet prioriteiten te stellen. Kan snel beslissen en de juiste maatregelen treffen ( flexibilitieit). Moet rust uitstralen in levensbedreigende situaties. Vakkennis Door een basisopleiding van verpleegkundige en eventueel een voortgezette opleiding zal hij/zij deze kennis opdoen. Ook is men geïnteresseerd om jaarlijks bij te scholen zowel interne als externe opleidingen. Het vakgebied is zeer uitgebreid : anatomie, pathologie, medicatiekennis, technische vaardigheden,.....
2.
Een dag op de dienst pediatrie
06u15 – 06u30
- Overdracht nachtdienst naar vroegdienst
06u30 - 07u30 07u30 – 08u30 08u30 – 10u40
- Verzorging van kinderen die om 7 u een flesvoeding krijgen -Toedienen van flesvoeding en medicatie van 7 uur.
10u40 - 11u 11u – 12u
- Koffiepauze
- Nalezen van het nachtverslag (“boek”) - Opdienen en afruimen van maaltijden & hulp bieden - Voedingskaarten (middagmaal) nazien - Verzorging, flesvoeding, observatie van de parameters, toe- dienen van medicatie van 9 uur - Nazorg aan de dienstruimten (keuken, utility, ......) - afhalen van patiëntjes van het operatiekwartier en van onderzoeken - voedingskaarten (avondmaal en ontbijt) nazien
- Opdienen & afdienen van maaltijden (ook flesvoeding) & hulp bieden bij het afdienen - Toedienen van medicatie van 11u. - Opnemen van temperaturen en verschonen
12u00 - 12u30 12u30 – 13u15
- Overdracht van de hoofdverpleegkundige naar de vroeg- diensten
14u15 – 14u30
- Overdracht vroegdienst naar laatdienst - Koffiepauze indien mogelijk
14u30 - 15u30 15u30 – 16u45
- Opdienen en afruimen van fruitpap en koek, eventueel helpen bij eten - Temperatuur opnemen, medicatie van 15u geven, kinderen verschonen - Als alle kamers gedaan zijn, IV-medicatie toedienen van 15u - Opruimen van de kamers van de ontslagen patiënten - Contacten onderhouden met de ouders - Administratie en klaarzetten van de bedden voor eventuele dagopnames voor de volgende dag
- Fruitpap maken - Medicatie doorschrijven voor de volgende dag - Toedienen van flesvoeding - Afwerken toerboek - Vrijgekomen kamers opruimen
16u30 – 16u45
- Overdracht van hoofdverpleegkundige naar laatdienst
16u45 - 18u30
- Op- en afdienen van avondeten - Toedienen van medicatie per os bij het afdienen - Toedienen van de IV-medicatie van 17 u. - Opnemen van de temperatuur & verschonen van de patiënt - infuuscontrole
18u30 – 21u00
- Avondverzorging van de patiëntjes - Toedienen van flesvoeding van 19u - 20u en medicatie geven - Opruimen van de dienst (utility, keuken, speelkamer, ...) - Toedienen van IV-medicatie van 21u
21u30 – 21u45
- Overdracht van avonddienst naar nachtdienst
21u45 – 06u00
- IV-medicatie geven 1u - 3u - flesvoeding en medicatie geven van 23u - 1u - 5u - 6u - Patiëntenronde doen, t° controle, infuuscontrole, - Verpleeglokaal, keuken, spoelkeuken, .... opruimen - Nachtverslag op boek schrijven
06u15 - 06u30
- overdracht van nachtdienst naar vroegdienst
° PATIENTENOVERDRACHT : 06u15 – 06u30 : overdracht van nachtdienst naar vroegdienst 14u15 - 14u30 : overdracht van vroegdienst naar laatdienst 21u30 – 21u45 : overdracht van laatdienst naar nachtdienst Het ‘toerboek’ ligt steeds in de bureau waarop er info over de patiënt staat + het nachtverslag. ° BEZOEKUREN AFDELING De algemene bezoekuren zijn van 14u tot 19u30. De ouders zijn onbeperkt welkom Rooming-in betekent dat slechts 1 persoon kan blijven slapen. ° ALGEMENE AFSPRAKEN • Bij medicatietekort wordt dit naar de “vanas-kast” gehaald. • Bij brand moet men bellen naar het nummer 2000 en de verdere richtlijnen volgen zoals afgesproken. • Voor eventuele medische bijstand kan beroep gedaan worden bij de dokter van wacht. Informatie over de betreffende dokter van wacht is te vinden op de afdeling zelf. Bij verdere problemen kun je terecht bij de spoedgevallen (2901). In geval van “interne M.U.G.” wordt de dringendemedische-bijstandknop gebruikt (paarse knop in elke kamer).
• Er kan beroep gedaan worden op de transportdienst. Bijvoorbeeld voor patiëntjes die naar OK of RX moeten of om materiaal af te halen van het centraal magazijn en apotheek.
3. Procedures, protocollen, standing orders en dienstspecifieke afspraken 3.1. Meest voorkomende medisch-verpleegkundige technieken • Bloedafname • Plaatsen van intraveneuze katheter • Sonderen • Hygiënische zorgen • Parametercontrole • Verpleegkundige observaties • Voedingsbeleid • Medicatie berekenen, voorbereiden en toedienen • Perfusietherapie • Pijnbestrijding via diverse toegangswegen • Toedienen van aërosols, neusspoeling, O2, etc... • Maagsonde plaatsen (voor o.a. PH-metrie) 3.2. Opnameprocedure en aandachtspunten • Bij opname stelt de verpleegkundige zich eerst voor. Daarna gaan zij naar de opnamekamer om de eerste zorgen te geven: bv. plaatsen van het infuus, wegen, temperatuurcontrole, ...... • De verpleegkundige installeert het kind op de kamer en gaat de verdere zorgen afwerken: vb. medicatie toedienen, infuus aanschakelen, monitor aansluiten, ..... • Hierna werkt de verpleegkundige het anamnesegesprek aan de hand van het verpleegkundig patiëntendossier af en doet het kind een identificatiebandje om met zijn/haar naam en het kamernummer erop. • Vervolgens legt de verpleegkundige de werking van de kinderafdeling uit: 1. De kamer, de afdeling • Werking van het spijlenbed/junior- en/of volwassenenbed • De verpleegundige legt uit dat de voeding van het kindje niet van thuis moet meegebracht worden. Ze mogen natuurlijk wel iets meebrengen dat het kind graag lust, dit gebeurt in overleg met de verpleegkundige. • Slabbetjes, pampers, stoffen luiers, verzorgingsproducten mogen van de afdeling gebruikt worden. • Handdoeken, washandjes en kledij worden van thuis meegebracht. • Indien het ‘rooming-in’ is, douche op de gang tonen (als er geen douche is op de kamer). • Bij opname ontvangt de ouder een telefoon- en internetcode. • Werking van belletje, TV, ..... wordt uitgelegd. 2. Dagindeling en werking van de kinderafdeling • In de voormiddag gebeuren hygiënische zorgen door de verpleegkundige. • In geval van ‘rooming-in’ ondersteunt de verpleegkundige de ouder tijdens de hygiënische zorgen, het bed wordt opgemaakt.
• Elke dag komt er een kinderarts langs om de gezondheidstoestand van het kind te evalueren. De verpleegkundige legt best uit aan de ouders dat op bepaalde ogenblikken vb. in het weekend het niet hun kinderarts, maar de kinderarts van wacht zal zijn. • De ouders kunnen vragen i.v.m. onderzoeksresultaten het best aan de artsen stellen. • De medicatie wordt steeds door de verpleegkundige toegediend. 3. Wanneer de ouders kiezen voor ‘rooming-in’ • Er wordt verwacht dat er 24u op 24 iemand aanwezig is. • Er mag één persoon blijven slapen. • Voor diegene die aanwezig is, is er ontbijt, middagmaal en avondmaal voorzien. Tenslotte vraagt de verpleegkundige aan de ouders of alles duidelijk was en of ze nog vragen hebben. Verder wordt er nog aan de ouders gevraagd om met de SIS-kaart naar de opname te gaan. Aandachtspunten Beleving, begeleiding • Het is belangrijk om te proberen je in te leven in de leefwereld van elk kind, met zijn specifieke niveau, interesses, angsten, fantasiëen,... • Ken steeds de voornaam van de kinderen, dit ook omwille van de veiligheid, bv. bij het toedienen van medicatie: een kind kent immers zijn ‘bednummer’ niet! Het aanbrengen van een identificatiebandje (armbandje) is wettelijk verplicht en wordt 1x/week gecontroleerd. • Uitingen van verdriet of pijn moeten toegelaten worden. Opvang en begeleiding spelen hier een grote rol. • Als verzorgende van het kind probeer je het af te leiden van het ‘ziek zijn’ of de ziekenhuisopname. • Pijnlijke of onaangename zorgen gebeuren zoveel mogelijk in de onderzoekskamer. Zo kan het kind zijn eigen kamer als ‘veilig terrein’ beschouwen. Het kan ook een manier zijn om schaamtegevoel van het kind t.o.v. kamergenootjes te vermijden. Je voorkomt zo eveneens dat andere kinderen angstig worden door het horen huilen van het kind dat behandeld wordt. Vervelende zorgen kunnen zijn: bloedafname, infuus prikken, wondverzorging, plaatsen van maag- of blaassonde,… Het is op de kinderafdeling de gewoonte dat de kinderen na deze zorgen als troost of beloning een klein speelgoedje mogen uitkiezen. • Het is belangrijk dat een kind, indien het niet om een onverwachte opname gaat, degelijk wordt voorbereid op de ziekenhuisopname. Deze voorbereiding geldt ook voor alle onderzoeken die het kind zal moeten ondergaan. Hou steeds rekening met de leeftijd en het bevattingsvermogen van het kind. • Elke ouder krijgt bij de opname een informatieboekje dat de werking van de afdeling verduidelijkt. • De houding t.o.v. ouders dient correct, tactvol, geduldig en rustgevend te zijn. Alleen ouders die zichzelf rustig voelen, kunnen deze rust overbrengen op hun kind.
• Spelbegeleiding kan een niet te onderschatten rol spelen in de beleving en bij de begeleiding van kinderen. Hygiëne op de afdeling wassen van • Het de handen en/of handontsmetting is, zeker op pediatrie, een belangrijke maatregel om kruisinfecties zoveel mogelijk te vermijden. Dit o.w.v. het feit dat je met pediatrische patiënten veelal meer ‘lijfelijk’ contact hebt dan met volwassen patiënten. Je handen komen dus met meer ‘kiemen’ in aanraking. • Kinderen die besmettelijk kunnen zijn voor anderen, worden geïsoleerd verpleegd. Het kan gaan om : diarree (Rota-virus), koorts zonder gekende oorzaak, eerste dagen van een pneumonie, meningitis, hepatitis A, RSV,... • Deze kinderen verblijven eventueel apart op een kamer en mogen niet naar de speelzaal gaan, om zo contact met de andere kinderen te vermijden. • Het is belangrijk deze isolatiemaatregelen goed op te volgen. Bij sommige isolaties moeten de verpleegkundigen bij het binnen gaan van de kamer zelf een overschort en soms ook handschoenen aantrekken en moet alle vuil materiaal (linnen, wegwerpmateriaal,...) op de kamer zelf in speciale zakken verzameld worden. De arts zal bepalen hoe lang en in hoeverre isolatie nodig is. • Prikongeval In de eerste plaats moet alles gedaan worden om een prikongeval te voorkomen. Recappen wordt voortaan uitdrukkelijk verboden. Naalden moeten onmiddellijk na gebruik zonder verdere manipulatie in de speciaal daartoe bestemde naaldcontainer geworpen worden (K.B. 3 mei 2013). In geval van een ‘Prikongeval’ is er een procedure van kracht. In feite betreft het niet alleen prikken, maar ook blootstelling aan bloed, bloederig vocht en ander potentieel besmettelijk lichaamsvocht. De blootstelling kan gebeuren met intacte huid, niet intacte huid, mucosa of percutaan. Contact met intacte huid wordt normaal beschouwd als een klein risico terwijl contact met mucosa en niet intacte huid een matig risico inhoudt. Voor percutane blootstelling maakt men een onderscheid tussen een minder ernstig risico en een ernstig risico. De algemene procedure is van toepassing op alle personeelsleden van het ziekenhuis. Voor personeel van het ziekenhuis dekt de arbeidsongevallenverzekering de kosten. De eerste zorg gebeurt op de afdeling zelf.
De procedure moet zo snel mogelijk gestart worden. Je brengt de hoofdverpleegkundige op de hoogte en meld je aan op de dienst spoedgevallen. Er wordt een meldingsformulier ingevuld en indien nodig gebeurt er een bloedname. De dienst arbeidsgeneeskunde zorgt voor de verdere afhandeling. Als student neem je na het opstellen van de E.H.B.O.-bon contact op met de school betreffende verzekering. De procedure staat uitgebreid omschreven op intranet. Hygiënische zorgen • Bij rooming-in (d.w.z. één van de ouders blijft bij het kind op de kamer overnachten) worden de patiëntjes door de mama of de papa gewassen. Soms is hulp nodig, bv. indien het kind een infuus heeft, gewogen moet worden, te ziek is,... • Eventuele baby’s zonder aanwezigheid van de moeder worden steeds door een verpleegkundige gewassen. Vóór het badje of toilet worden de baby’s gewogen en wordt de temperatuur gecontroleerd. • Peuters: -- Hygiënische zorgen eveneens door verpleegkundige. -- Bij deze zorgen horen ook het eventueel verschonen en de zindelijkheidstraining. Steeds letten op veiligheid • Kleuters: -- Aandacht besteden aan het poetsen van de tanden. Bij deze groep kan soms begonnen worden met stimulatie zelfzorg, zoals tanden poetsen, haren kammen, aan- en uitkleden. Afhankelijk van de situatie mag het kind in bad. • Lagere-school leeftijd: -- Deze kinderen hebben meestal nog (vrij veel) hulp nodig bij het wassen. Stimulatie zelfzorg is hier heel belangrijk. Extra aandachtspunt in deze groep is privacy. • Adolescenten: wassen zichzelf indien hun ziektetoestand dit toelaat. Hulp kan nodig zijn bij manipulaties infuus. Observatie blijft soms nodig, eventueel van op afstand, bv. tijdens de bedopschik. • Steeds handhygiëne na toediening hygiënische zorgen. • Algemene aandachts- en observatiepunten tijdens de hygiënische zorgen: -- Controle temperatuur -- Afkoeling vermijden: hoe kleiner het kind, hoe gevoeliger voor afkoeling. -- Controle gewicht vóór het babybad -- Observatie huid: droogte, uitslag,.... -- Infuus: steeds nauwkeurig controleren! ! D.w.z. insteekplaats, lidmaat, pijnreacties bij aanraken,... Kinderen die onophoudelijk blijven huilen, onrustig zijn ondanks dat ze gegeten hebben, iets tegen de pijn hebben gekregen,… moeten steeds verdacht worden van een infuusaccident! -- Ziektesymptomen bij de patiënt, bv. vermoeidheid, slapheid, koorts, ademhalingsfrequentie, hoest, duizelingen, pijn,.... -- Controle wondverbanden: zuiver, bebloed, losgekomen,....
-- Ontwikkeling van het kind: begrijpt het je vragen, doet het goed mee, hoe gaat het met de motoriek,...? -- Algemene hygiënische toestand van het kind: goed verzorgd, abnormaal vuil, onfrisse kleding,.... -- Hoe voelt het kind zich? Uitgelaten, stil, spraakzaam, verdrietig,... Spijsverteringsstelsel A. Flesvoeding • Baby’s op de dienst krijgen flesvoeding, bereid in de centrale melkkeuken. • Het toedienen van medicatie gebeurt vlak voor de voeding. • Na opwarmen (microgolf in de dienstkeuken) steeds controle van de temperatuur! • Rapportage van de hoeveelheid gedronken voeding (melk, O.R.S.,...) is zeer belangrijk: volgblad op de kamer en verpleegdossier. • Goede houding geven aan de baby. • Speentje van de fles aanpassen aan de baby: speen met 3 snelheden, eigen speen, speen open trekken bij oudere baby’s of dikke melk, ..... • Flessen of tutjes van de mama niet verloren laten gaan. • Observaties tijdens en na de flesvoeding: bv. drinkt vlot, is vlug moe, boert veel, geeft melk terug (veel, weinig, vóór, tijdens of na de voeding, uitzicht), is rustig en voldaan, weent, is nerveus,... B. Voeding peuters, kleuters, grotere kinderen • Hulp bieden waar nodig • Vaak is stimulatie nodig • Samen eten kan stimuleren om beter te eten, bv. in de speelzaal. • Sommige kinderen willen alleen eten in aanwezigheid van de ouders. Indien de ouders in de voormiddag worden verwacht, worden de boterhammetjes van het ontbijt soms verpakt in plastiekfolie en op de kamer gelaten na het afruimen. • Zorgvuldig en nauwkeurig noteren wat het kind eet: bv. 3/4 boterham met confituur, halve tas melk, 1 kommetje cornflakes,... Dit is belangrijke informatie voor de arts en voor de ouders! • Nooit op eigen initiatief andere dingen aanbieden: informeer bij de verantwoordelijke van de keuken of de verpleegkundige. • Dieetvoeding: wordt bepaald door de arts en besteld in de keuken. De ouders krijgen hulp van de diëtiste indien het dieet thuis moet worden verder gezet of moet worden aangepast. • Dagelijks navragen bij grotere kinderen wat ze willen eten. • Bij opname kunnen ouders specifieke inlichtingen doorgeven i.v.m. de voeding van hun kind, bv. voorkeur, afkeur, bepaalde gewoonten,... • Bij kleine kinderen geen glazen of mesjes op de kamer meegeven zonder toezicht van de ouders. • Nooit cola aanbieden zonder toelating van de verantwoordelijke verpleegkundige.
C. Stoelgangtraining • Een veel voorkomende reden van opname is obstipatie: faecalomen, functioneel megacolon, stoelgangtraining,... • Deze kinderen krijgen als behandeling o.a. laxantia toegediend. Het is van groot belang het resultaat hiervan te controleren. Dit houdt in dat deze kinderen niet gewoon stoelgang mogen maken op het toilet, maar hiervoor een ‘potje’ of de toiletstoel moeten gebruiken. Als ze toch op het toilet gaan, dien je als verpleegkundige steeds te kijken in het toilet wat het resultaat is. • Tijdens en na de toediening van laxantia is het belangrijk de kinderen af te leiden of te motiveren opdat de vloeistof voldoende lang opgehouden kan worden. Omdat dit voor kinderen vaak heel moeilijk is, moet het potje of de toiletstoel vlakbij klaarstaan. De inhoud moet nadien gecontroleerd worden op hoeveelheid, kleur en consistentie. Deze gegevens moeten nauwkeurig genoteerd worden in het patiëntendossier . • Stoelgangstraining houdt in dat je het kind 3x dag minstens 10 min. op de WC /potje laat zitten om te proberen. Dit doe je best na iedere maaltijd. D. Diarree • Diarree is op pediatrie vaak een reden van opname en kan symptoom zijn van verschillende ziektebeelden. Altijd is het nodig kinderen met diarree te isoleren. • Observatiepunten: stoelgang (zie stoelgangtraining), acetonurie, gewicht. Ademhalingsstelsel • Het controleren van de ademhalingsfrequentie gebeurt minder systematisch in de pediatrie, enkel op vraag van de arts. Dit kan bv. nodig zijn bij observatie na een commotio of na een intoxicatie. • Bij infecties van de luchtwegen wordt wel gelet op de ademhaling: snelheid, geluid, slijmen, hoest, oppervlakkigheid, benauwdheid,... • Deze infecties komen frequent voor (zie ook: patiëntenpopulatie). • Aërosoltherapie wordt veel toegepast in de pediatrie. • Afhankelijk van het kind en de toe te dienen medicatie zal een gepaste methode worden gezocht: gewone aërosol, puffs, puffs via aerochamber of kidspacer. Indien mogelijk wordt er uitleg gegeven aan het kind, en zeker ook aan de ouders, die de behandeling soms thuis zullen moeten verder zetten. Toezicht houden is soms nodig om na te gaan of de toediening correct gebeurt. Soms zal de verpleegkundige zelf de aërosol moeten toedienen. • Bij zuurstoftherapie gelden dezelfde maatregelen en aandachtspunten als bij volwassenen.
Cardiovasculair stelsel en infuustherapie • Infuustherapie wordt binnen de pediatrie vaak toegepast. • Omwille van veiligheid en nauwkeurigheid gebeurt dit bijna uitsluitend m.b.v. infuuspompen en soms met troussen met een metriset. Informeer je op dienst over de werking van de pompen. • De kinderen mogen met hun pomp naar de lavabo of speelzaal gaan, waar de stekker terug moet worden ingestoken omwille van het opgeladen houden van de batterij. Deze batterij laat toe dat de pomp korte tijd zonder elektriciteit kan verderwerken, bv. om naar een onderzoek te gaan, om naar het toilet te gaan,... • Infuuscontrole (debiet, vulling van zak of fles en vooral insteekplaats) is op pediatrie heel belangrijk. Kinderen uiten zelf immers minder vlug hun klachten (pijn, zwelling, roodheid,...) en fouten kunnen vlugger ernstige gevolgen hebben (oedeem, necrose). Deze controle moet zonder fout gebeuren voor I.V.-medicatie, maar ook tijdens de hygiënische zorgen. Soms moet hiervoor de zwachtel worden losgemaakt. Deze controle moet vermeld worden in het observatieverslag van het verpleegkundig dossier .
• De gegevens i.v.m. infuustherapie (soort vloeistof, debiet) en I.V.medicatie worden dagelijks aangepast op het verpleegplan. • Om de katheter zo lang mogelijk ter plaatse te houden, wordt bij jonge kinderen het handje/de voorarm vaak geïmmobiliseerd door fixatie op een ‘spalk’. Soms wordt er nog een extra verbandje rondgezwachteld om de katheter te beschermen: regelmatig losdoen om te controleren! • De pijnlijkheid van het prikken van een infuus of van een bloedafname kan verminderd worden door op voorhand een verdovende pleister aan te brengen en deze een half- tot driekwartuur ter plaatse te laten alvorens te prikken. • Voor het gemak krijgen kinderen met een infuus soms een operatiehemdje aan. Urinestelsel • Indien thuis reeds begonnen werd met zindelijkheidstraining, moet dit in het ziekenhuis verder worden gezet. • Kleine kinderen moeten steeds een plaspotje binnen bereik (onder het bed) hebben klaarstaan, omdat zij hun urine soms niet lang genoeg kunnen ophouden om nog op een potje te wachten bij ‘plasdrang’. • Indien een kind ‘s nachts of overdag nog wegwerpluiers draagt, staat dit vermeld in het verpleegdossier. Zenuwstelsel- neurologie - bewustzijn • Klachten van obstipatie, problemen i.v.m. zindelijkheid,... berusten vaak op psychogene of neurologische factoren. • Aandachtspunten: zie ook: ‘Spijsverteringsstelsel en Urinestelsel’. • Bewustzijnscontrole is van belang bij commotio, intoxicatie of bij ernstig zieke kinderen, bv. meningitis, convulsies,... • Deze observatie omvat: -- de hart- en ademhalingsfrequentie: via cardiorespiratoire monitor -- bewustzijn -- bloeddruk: ev. m.b.v. automatische bloeddrukmeter -- pupilreacties -- 02-saturatie van het bloed • De frequentie van de controles hangt af van de ernst van de situatie en kan variëren van elk halfuur tot enkele malen per dag. • Soms moeten extra prikkels (licht, geluid) bij deze patiënten vermeden worden. Operatiepatiënten A. Preoperatieve voorbereiding • Anamnese afnemen. • OP-schortje aangepast aan de leeftijd (grootte) voor alle patiënten die een narcose ondergaan. • Controle gewicht: van belang voor narcose. • De kinderen hoeven hiervoor niet bloot te zijn. Uittrekken van zwaardere kleding zoals schoenen, jas volstaat. De automatische weegschaal staat
in de onderzoekskamer en in zaal (K 113). • Het aandoen van een identificatiebandje is verplicht, alsook aan het bed van het patiëntje. B. Premedicatie • Dosis is afhankelijk van leeftijd en gewicht. • Vanaf 1 jaar : siroop Dormicum-Atropine, hoeveelheid afhankelijk van gewicht en leeftijd. Lijst op de dienst raadplegen. • Steeds soort, hoeveelheid en uur van de premedicatie noteren op het preoperatief blad. Ook duidelijk vermelden wanneer de patiënt geen premedicatie heeft gehad. • Voor het toedienen van de premedicatie wordt de “Safe surgery checklist” ingevuld en moet het patiëntje naar het toilet gaan. Erna mag hij niet meer rondlopen i.v.m. mogelijke duizeligheid, sufheid t.g.v. de premedicatie (veiligheid!). • I.M. premedicatie wordt op pediatrie zoveel mogelijk vermeden o.w.v. de pijnlijkheid. C. Wegbrengen naar het OK • Steeds weten voor welke operatie of behandeling je patiënt werd opgenomen. • Verder vind je op het persoonlijk kleefvignet de naam van de behandelende arts terug. • Bij het wegbrengen naar het OK mag één van de ouders meegaan tot in de wachtruimte van het OK. (in het najaar 2013 na aanpassing van de kinderwachthruimte en kinderrecovery wordt voorzien dat de ouders de inductie kunnen bijwonen). • Eventueel informatie omtrent de duur van de ingreep meedelen aan de ouders. D. Afhalen uit het OK • Voor het ontwaken uit de narcose wordt soms reeds een suppo Perdolan of paracetamol I.V. toegediend tegen de postoperatieve pijn en koorts. • Er moet steeds een gediplomeerde meegaan om een kind terug te halen uit het OK. Vragen naar een eventuele pijnstilling, bijzonderheden. • Controle van het bewustzijn, pijn, verband, infuus. • Info geven aan de ouders: is alles naar wens verlopen? Heeft het kind iets gehad tegen de pijn? Wanneer mag er iets gedronken worden? Is de dokter nog van plan langs te komen? Duidelijk zeggen dat het kind niet te vlug alleen mag rondlopen omwille van de mogelijke nawerking van de narcose. • Lastigheid, wenen is meestal eerder een reactie op de narcose dan een uiting van pijn. Nadat het kind wat geslapen heeft, gaat dit over het algemeen al veel beter. • Bel binnen het bereik van de kinderen leggen indien de ouders niet aanwezig zijn. • Gordijnen sluiten om nog wat te kunnen slapen. • Opgewonden kinderen worden soms rustiger op de schoot van de ouders: eventueel een beschermlaag voor de kleding voorzien, bv. cellulosedoek.
• Uur van terugkomst noteren in het dossier: hier hangt o.a. van af wanneer de patiënt postoperatief iets mag drinken. Medicatie A. Per os • Veel gebruikt op pediatrie, bv. premedicatie, koortswerende siroop, antibioticasiroop. • Bij zuigelingen: vragen hoe een bepaalde medicatie wordt toegediend, bv. mengen met een beetje voeding, geven met een spuit of lepeltje,... B. Intramusculair • Zelden, zie ook: Premedicatie C. Intraveneus • Vaak voorkomend : antibiotica, pijnstillende en koortswerende medicatie • Wijze van oplossen, verdunnen, debiet,... = afhankelijk van de medicatie • 2de en 3de jaars leerlingen mogen medicatie I.V. toedienen onder begeleiding • Bij twijfel controle insteekplaats! • Berekenen van de toe te dienen hoeveelheid dient zeer nauwkeurig te gebeuren, bij sommige medicaties tot op 1/100 ml. D. Aërosol • Vaak voorkomend. • Potje na verstuiving steeds uitspoelen en laten drogen. • Indien er gebruik wordt gemaakt van perslucht of zuurstof: instellen van het debiet: +5 liter/min. • Info geven aan de ouders. • Indien er ook kiné wordt gegeven: best de aërosol vlak voor de kiné toedienen . • Indien het kind flesvoeding krijgt: best aërosol toedienen vóór de fles om overgeven t.g.v. het hoesten te vermijden. • Het kind begeleiden gedurende de volledige duur van de aërosol toediening! E. Intrarectaal • Komt vaak voor, meestal onder de vorm van suppo’s. • Voordelen: meestal gemakkelijke toediening, niet pijnlijk, snelle resorptie. • Zie ook: premedicatie, bij operatiepatiënten. Spelbegeleiding • Pediatrie beschikt over een speelzaal. De speelzaal wordt slechts geopend indien er toezicht is. • Alle kinderen, die niet besmettelijk zijn en geen koorts hebben, mogen indien hun algemene toestand dit toelaat, naar de speelzaal gaan. • Soms mag het materiaal van de speelzaal gebruikt worden door de kinderen die op hun kamer moeten blijven. Steeds eerst navragen en
duidelijk aan de verantwoordelijke meedelen wat je meeneemt (bv. 5 boeken van Suske en Wiske), voor welke patiënt en op welke kamer: duidelijke afspraken maken. • De speelzaal wordt geopend om 08u00 of 09u00. De kinderen die toelating hebben, mogen naar de speelzaal vanaf het moment dat deze open is, ook al werden ze nog niet geholpen met hun hygiënische zorgen. Ook hier worden afspraken rond gemaakt. • Medicatie (per os, I.V.) kan ook in de speelzaal worden toegediend: je patiënten kennen bij naam! • Bezoek (ouders, familie) wordt eveneens in de speelzaal toegelaten. Linnen - bedopschik - kleding • Vuil linnen wordt steeds vervangen. Er bestaat geen vaste dag voor het volledig afhalen van de bedden. • De bedden van de kinderen en de ouders worden door de verpleegkundige opgemaakt. • Er zijn operatiehemdjes per leeftijd voor alle kinderen die een narcose moeten ondergaan en eventueel voor de kinderen met een infuus. • Het is de afspraak dat de ouders zorgen voor voldoende eigen kleding. • Bij sommige besmette patiënten wordt het bedlinnen in speciale zakken voor besmet linnen op de kamer zelf verzameld. • Linnenkamer: uitleg op dienst. 3.3. Patiëntveiligheid Het oplopen van onbedoelde schade is een reëel probleem in de gezondheidszorg. Vandaar dat er zeer veel aandacht geschonken wordt aan een cultuur van patiëntveiligheid. Ook in het AZ Sint-Rembert is dit de hoogste prioriteit. Het optreden van onbedoelde schade wordt benoemd als een ‘incident’. Voorbeelden hiervan kunnen zijn: een valongeluk bij een patiënt, een medicijn toedienen bij de verkeerde patiënt, het niet correct identificeren van een labostaal, de glycemie meten bij de verkeerde patiënt… Belangrijk is om een (bijna-)incident altijd te melden aan de hoofdverpleegkundige of verantwoordelijke, zelfs als de patiënt hier geen directe schade van ondervindt. Hij of zij zal dit melden in het incidentmeldsysteem van het ziekenhuis. Incidenten worden verder geanalyseerd door de patiëntveiligheidscoördinator. Belangrijk hierbij is niet wie iets fout heeft gedaan maar wat er in het proces kan worden verbeterd zodat het risico op een gelijkaardig incident in de toekomst kan worden vermeden! In het ziekenhuis wordt veel aandacht besteed aan identificatie. Dit betekent o.a. dat patiënten op elke ogenblik geïdentificeerd moeten kunnen worden aan de hand van een polsbandje. Deze controle moet gebeuren vóór elke handeling die bij de patiënt wordt uitgevoerd (bv. toedienen medicatie, bloedafname uitvoeren, patiënt afhalen voor transport naar een onderzoek…). Tenslotte wordt de patiënt zelf gevraagd om mee te helpen in zijn eigen veilige behandeling. Hiervoor krijgt elke patiënt bij opname een brochure met de volgende tips.
Geef alle informatie over uw gezondheidstoestand
Geef het aan als u iets niet begrijpt
Bespreek vooraf het verloop van uw operatie
Schrijf op welke medicijnen u gebruikt
Stel vragen als de medicijnen er anders uitzien dan verwacht
Volg de instructies en adviezen goed op
4. Patiëntenvoorlichting Volgende patiëntenbrochures zijn ter beschikking op de kinderafdeling • • • • • • • • • • •
Informatiebrochure kinderafdeling Ik word geopereerd (informatiebrochure voor patiëntjes) Informatiebrochure “Rotavirus” Infofolder “Aerolizer” Infofolder “Turbohaler” Infofolder “Vortex” Inlichtingsfiche voor patiëntje over het E.E.G.-onderzoek Inlichtingsfiche voor patiëntje over het krijgen van een prikje Inlichtingsfiche voor patiëntje over het krijgen van een RX-foto Inlichtingsfiche voor patiëntje over het krijgen van een CT-scan Inlichtingsfiche voor patiëntje over het krijgen van een Echografie
5. Communicatie 5.1. Telefonie De telefoonnummers binnen het ziekenhuis bestaan uit 4 cijfers. Alle nummers kan je vinden in de telefoongids van het ziekenhuis of via intranet. Als men iemand buiten het ziekenhuis wil opbellen, moet men eerst telefoneren naar de centrale (11) en een buitenlijn aanvragen. Als je een lijn wil doorverbinden naar een ander toestel, dien je eerst op de ‘R’toets te drukken en daarna het nummer van het ander toestel vormen. Het gebruik van eigen privé-GSM op dienst is verboden. Hiervoor wordt verwezen naar vroegere dienstnota. Dects op de afdeling De meeste artsen, assistenten en verantwoordelijken dragen een persoonlijke dect. Elke dect heeft een nummer met 4 cijfers. Wanneer het toestel aan de andere kant van de lijn bezet is kan je de ‘ring back’ functie instellen door op de toets ‘2’ te drukken. Bel je iemand op en heb je oorspronkelijk een gewoon oproepsignaal gevolgd door een ‘snelle bezettoon’ dan betekent dit dat de dect van deze persoon in de lader zit. Wil je een arts thuis opbellen dan kan dit via verkorte code **2+ ‘drie laatste cijfers van het dectnummer’. Dan word je automatisch doorgeschakeld met de huistelefoon van deze arts. Gebruik je **5+’drie laatste cijfers van het dectnummer’ dan word je doorverbonden met de persoonlijke GSM van deze arts, voor zover zijn/haar verkorte code geprogrammeerd is. Het noodnummer van het ziekenhuis is 2000 (brand of andere noodsituaties) Telefoonnummers voor de dienst pediatrie Hoofdverpleegkundige 3341 Bureel verpleging 2341 Keuken 2342 Bureel geneesheer 2344 Dr. H. Desimpel Dr. V. Deketelaere Dr. S. Machiels Secretariaat pediatrie
2431 2433 2435 2434
Zorgmanager Maarten Casier
2611
5.2. ICT Op pediatrie is er één computer beschikbaar. Het ziekenhuis beschikt over een eigen intranet. Via intranet kan je alle mogelijke informatie vinden over het ziekenhuis, procedures,….
5.2.1. Ecare Op één van de PC’s staat Ecare. Dit is een elektronisch operatieprogramma. Dit programma wordt gebruikt voor boeken, opvolgen en registreren van iedere ingreep. Tevens biedt dit programma de mogelijkheid om alle procedures van mogelijke ingrepen te raadplegen. In het operatiekwartier wordt er sinds november 2012 met dit planningspakket gewerkt. Hoe werkt het ? 1. Op consultatie wordt de ingreep van een patiënt gepland in de agenda van Ecare. Om dit mogelijk te maken werden voor alle specialismen samen ongeveer 1000 ingrepen vooraf gedefinieerd in Ecare. 2. In het operatiekwartier, op de consultaties en op de verpleegdiensten kunnen alle geplande ingrepen gevolgd worden in een overzicht. Hierop zijn per dag alle geplande ingrepen te zien, geschikt volgens uur van ingreep. De kleuren bepalen de status van de ingreep. De verpleegdiensten kunnen van iedere ingreep preoperatieve en andere informatie opvragen door een dubbelklik op het ingreepvakje. 5.2.2. MEDIWEB (elektronisch medisch dossier) * Gebruik Via intranet vind je onder ’toepassingen’, de ‘medische portaalsite’ terug. Deze toepassing is een databank met patiëntengegevens die door artsen, verpleegkundigen en paramedici wordt gebruikt. Iedere dienst of arts heeft een aparte login. Studenten verpleegkunde kunnen dit bestand enkel inzien in het bijzijn van een verpleegkundige.
* Functies • Beddenlijst. Voor de arts bestaat dit uit zijn toegewezen patiënten per dienst. Voor de verpleegafdeling gaat dit om alle opgenomen patiënten binnen de eigen afdeling. • De elektronische registratie van opname, transfer en ontslag van de patiënt. • Elektronische aanvraag patiëntenklevers en/of identificatiebandje • Administratieve gegevens van een patiënt raadplegen vb. telefoonnr. • Opvragen van protocollen en verslagen van onderzoeken • Elektronische aanvraag voor kinesitherapie / voedingsdeskundige • Gebruik van visuele herkenningspunten voor ziekenhuishygiëne / interne liaison. 5.2.3. Gebruik van elektronisch personeelspakket: SAGA. SAGA HCPS is een Windowstoepassing voor de opmaak van dienstroosterplanning . Het diensthoofd gebruikt deze toepassing voor zijn/ haar personeelsadministratie. Met SAGA is het mogelijk om de planning van dienstroosters te realiseren, rekening houdend met mogelijke wensen, het contractueel aantal uren, alle mogelijke tellers zoals verlof, feestdagen, aantal nachten, enz. Saga wordt gebruikt als een planningspakket. Het uurrooster voor de personeelsleden van de dienst wordt hierin opgemaakt en gecorrigeerd. De personeelsleden kunnen via een persoonlijke login het uurrooster en hun eigen urenpakket consulteren. Deze gegevens worden maandelijks verwerkt door de personeelsdienst. Aan de hand van deze gegevens worden de loonprestaties berekend. 5.2.4. Gebruik van internet Internetgebruik is enkel toegestaan voor professionele doeleinden. 5.2.5. Gebruik van itransport Wat is ITransport® ITransport® is een real-time communicatie en informatie systeem voor het intern vervoer in ziekenhuizen. ITransport® geeft automatisch taken aan de medewerkers van deze dienst. De taak wordt op het display van een mobiel device weergegeven. De medewerker kan de taak accepteren via een code. Verstoringen in het proces (patient niet klaar / lift bezet / goederen niet aanwezig) kunnen eenvoudig via een code worden teruggekoppeld. Als de medewerker klaar is meldt hij/zij dit en krijgt automatisch een volgende opdracht die bij zijn/haar profiel past en zo dichtbij mogelijk is. De gebruikers (Verpleegafdelingen / Behandelafdelingen / Servicedesk / e.d.) hebben overzicht van de status van alle voor hen van toepassing zijnde taken. Zij kunnen onder andere zien welke taken onderweg zijn en hoe laat verwacht wordt dat de taak klaar is. (in bijlage 7 vind je hoe je een transportaanvraag moet ingeven).
5.3. Buizenpost Wat kan opgestuurd worden: • aanvragen van onderzoeken • apotheekvoorschriften • bloedtubes of stalen Hoe bloedtubes of stalen opsturen: • bloedbuisjes in een kangoeroezakje plaatsen • aanvraagformulier in de buitenkant van de zak plaatsen • de zak in een cartouche steken • de bestemming programmeren • cartouche in de buis plaatsen • het verzenden gaat verder automatisch Het opsturen van formulieren volgt dezelfde procedure, maar ze moeten niet in een kangoeroezakje.5.4. Mondelinge communicatie Op dienstniveau • Er is drie maal per dag patiëntenoverdracht • Er is drie maal per jaar dienstvergadering • Er zijn bijscholingen door verpleegkundigen, artsen en firma’s, ... • Er is dagelijks overleg met de behandelende artsen (meerdere malen indien toestand van de patiënt kritisch is) • Dagelijks overleg met diëtiste • Overleg met de opnamecoördinator Op ziekenhuisniveau • Overleg met de zorgmanager • Maandelijkse clustervergadering moeder-kind diensten • Vergadering hoofdverpleegkundigen • Participatie in diverse werkgroepen (door hoofdverpleegkundige) 5.5. Schriftelijke communicatie Wij hebben ons magneetbord, waar dienstnota’s en directe info op komen.
6. Personeelsinformatie 6.1. Ziekenhuisbreed Op intranet vind je: • algemene personeelsinformatie • verschillende malen per jaar verschijnt er een nieuwsbrief • een groot deel van deze informatie vind je ook in de infomap die je ontvangt bij je aanwerving 6.2. Dienstspecifiek De opgehangen info aan het magneetbord wordt bijgehouden in de map dienstnota’s.
Bijlagen 1. Organogram departement patiëntenzorg 2. Deontologische code voor verpleegkundigen in België Deze code geeft de leidraad die moet gevolgd worden binnen ons ziekenhuis. 3. Risicoanalyse Deze risicoanalyse werd door de arbeidsgeneesheer opgemaakt en geeft een overzicht van de risicoposten binnen het ziekenhuis. Er wordt verwacht d a t ieder nieuw personeelslid en iedere student de gepaste maatregelen neemt. Hiervoor kun je terecht bij uw meter-peter of mentor. Voor studenten die voor de eerste maal in het ziekenhuis komen wordt een brochure van hef- en tiltechnieken voorzien. 4. Werkpostfiche Deze werkpostfiche moet door iedere student afgeprint worden. Bij het begin van de stage wordt deze getekend afgegeven. Bij eventuele vragen kun je deze gerust bij de verwelkoming stellen. 5. Personeelsleden van de dienst 6. Uitleg kanbansysteem 7. ITransport
5. Personeelsleden van de dienst.
Ariane Aertssen
Ann Bogaert
Lien Cappelle
Ine Decorte
Beatrijs Denoo
Jorieke Jaques
Kathy Lievens
Ann Malfroidt
Marleen Ramon
Katrien Sap
Nicole Van Raefelghem
Trui Vancoillie
Lies Vansevenant
Stephanie Vandamme
Martine Sap
Chris Bostyn
An-Sofie Simoen
Nancy Deblauwe
6. Werking van het kanban-systeem
7. Itransport; een transportaanvraag ingeven: Voor patiëntentransport kan een aanvraag enkel via de beddenlijst in Mediweb. 1. Open Mediweb. 2. Open de beddenlijst. 3. Zet een vinkje voor de patiëntnaam waarvoor je een aanvraag wil aanmaken. 4. Klik op het icoontje “Itransport” in de menubalk.
5.
Vul de volgende velden aan:
•
Naar: het adres van bestemming. Het veld “Van” wordt automatisch ingevuld.
•
“Geen retourtransport nodig”: enkel aanvinken als er geen retourtransport nodig is. Dit wordt bij correct aangevraagde retouraanvragen automatisch aangevinkt. Indien niet, zelf aanvinken bij retourtransporten naar de verpleegafdeling! De regel verdwijnt dan automatisch uit de lijst na afwerken transport.
•
“Voorlopig”: niet aanvinken tenzij de aanvraag door de dienst van bestemming zal worden geactiveerd.
Bij de volgende bestemmingen wordt “Voorlopig” automatisch aangevinkt: o Radiologie en Operatiekwartier o Endoscopie o Consultaties
• “Plandatum” = standaard vandaag. Er kan ook op latere datum gepland worden. Klik hiervoor op het icoontje “agenda” naast het veld.
• “Plantijd” = uur van aankomst op bestemming. Een klik op het icoontje opent de time picker.
Belangrijk: vul indien mogelijk een tijd in die 10 minuten vroeger ligt dan het gewenste uur van aankomst. Op die manier wordt geanticipeerd op vertragingen in het transport. Dit kan uiteraard enkel voorzover de toestand van de patiënt het toelaat om 10 minuten vroeger op de afspraak toe te komen. Voorbeeld: Afspraak op consultatie NKO om 10:00. Vul in als aankomsttijd 9:50. Voor de bestemmingen waarbij “Voorlopig” automatisch is aangevinkt vul je 7:30 in (RX, OK, Endoscopie…). Als het uur van afspraak wel al gekend is, vink dan “Voorlopig” uit en vul het uur van afspraak in (– 10 min indien mogelijk).
Belangrijk: wijzigt het uur van afspraak, wijzig dit dan ook in ITransport! • M/V of taakcode: kies Man of Vrouw. Bij materialentransport: kies “Diversen”. • Patiëntnaam of taakomschrijving: De naam wordt automatisch ingevuld. Transportaanvragen voor patiënten dienen steeds te gebeuren via de beddenlijst. Komt de patiënt niet voor in de beddenlijst dan kan nog geen aanvraag aangemaakt worden!
Het is belangrijk dat aanvragen gebeuren via de beddenlijst in Mediweb. Enkel zo kan ITransport meerdere aanvragen voor dezelfde patiënt herkennen als zijnde van dezelfde patiënt! Bij een correcte aanvraag staat de naam in hoofdletters en het patiëntnummer achter de naam. • Transportwijze of taaksoort: Bed met PTS: met gebruik van een bedmover (mechanische hulp). Urgentie: dit veld hoogst uitzonderlijk invullen! Wanneer bij meerdere aanvragen “Urgentie” wordt ingevuld gaat het effect ervan volledig verloren. Integendeel, ITranport kan dan minder efficiënt plannen waardoor een tegengesteld effect kan optreden. Om misbruik te voorkomen moet de naam van de aanvrager ingevuld worden. Bij vertragingen verhoogt ITransport de prioriteit stelselmatig. Urgentie invullen is daarom zelden aangewezen. Beter is om op tijd de aanvraag aan te maken of te activeren en de aankomsttijd 10 minuten vroeger in te plannen dan het afspraak uur.
Opmerkingen:
1. 2.
Veld Opmerking = een vrij tekstveld. Aanvinken van voorgedefinieërde opmerkingen
6.
De aanvraag opslaan:
Klik op de knop Opslaan linksboven. De aanvraag sluit.
Klik op de knop IItransport aanvragenoverzicht om te controleren of de aanvraag correct en met de correcte status werd aangemaakt.
TIP: hou het aanvragenoverzicht continu geopend onderaan in de taakbalk. Zo kan je meteen na een wijziging kijken of alles correct werd ingebracht. Belangrijk: aanvragen minimum 30 min. vóór uur van aankomst activeren! Alleen zo kan ITransport voldoende vooruit kijken en efficiënt plannen. Voorbeeld: Afspraak om 10 uur. Aanmaak of activering transporttaak ten laatste om 9:30. Plantijd: 09:50