1
INTRODUCTIEBROCHURE voor studenten GDH1 Dagziekenhuis heelkunde CAMPUS SINT-JAN
Ziekenhuis Oost Limburg 2013
2
Inhoudstafel Voorwoord 1.
2.
3.
Voorstelling van de eenheid 1.1. Architectuur 1.2. Multidisciplinair team 1.3. Doelstellingen van de eenheid
4 6 8
Taakinhoud en –verdeling
9
2.1 Organisatie van de verpleegzorg 2.1.1 Verantwoordelijkheid in patiëntenzorg 2.1.1.1. Preoperatieve fase: 2.1.1.2. Postoperatieve fase Gang 1 Gang 2 2.1.2 Afdelingsgebonden taken in samenwerking met de verpleegkundigen en de logistieke assistenten
9 9 9 10 10 13
2.2. Dagindeling
15
2.3. Specifieke verpleegkundige interventies
17
15
Specifieke aandachtspunten op deze verpleegeenheid
19
3.1. Algemeen 3.1.1.1. MKA 3.1.1.2. NKO 3.1.1.3. Gynecologie 3.1.1.4. Orthopedie 3.1.1.5. Neurochirurgie 3.1.1.6. Abdominale chirurgie 3.2. Begeleiding van de patiënt 3.3. Observatie en rapportage
19 19 20 24 25 27
4.
Verwachtingen
29
5.
Manifest: onze zorg voor begeleiding
30
28 28
Versie 2013
3
INTRODUCTIEBROCHURE STUDENTEN GDH1 Dagziekenhuis heelkunde Z.O.L. CAMPUS SINT JAN
Voorwoord
Welkom in het dagziekenhuis heelkunde. Wij willen je graag als student opnemen op onze eenheid. Wij willen ons inzetten zodat je een aangename stageperiode tegemoet gaat. Met deze brochure willen we je wegwijs maken op onze eenheid. Het is een beknopte handleiding die je steeds kan raadplegen. Een brochure kan niet allesomvattend zijn, daarom staan zowel artsen, hoofdverpleegkundige en verpleegkundigen je graag bij indien je hulp of uitleg nodig hebt. Je hoeft niet te leren van vallen en opstaan. Vraag altijd op voorhand uitleg, zo kunnen misverstanden en fouten voorkomen worden. Wij gunnen je de nodige tijd om je aan te passen. We willen je aanmoedigen vaak feedback te vragen. Wij wensen je alvast een aangename stageperiode.
Namens de volledige equipe.
Versie 2013
4
1. VOORSTELLING VAN DE EENHEID
1.1 Architectuur Het dagziekenhuis heelkunde ligt in de H blok van het ziekenhuis, op niveau 1. De afdeling ligt vlak langs het operatiekwartier, waarvan er 3 zalen van de 14 hoofdzakelijk voor de dagklinische activiteiten gereserveerd worden. Het dagziekenhuis telt 30 aparte kamers, waarvan er 14 als privé gedefinieerd kunnen worden. De overige 16 hebben een gordijn als afscheiding aan de voorzijde. Alle kamers beschikken over aparte sanitaire voorzieningen. Verder beschikt de afdeling over een onthaal waar alle dagklinische patiënten worden ingeschreven. De wachtzaal is ruimschoots voorzien voor de opvang van de patiënten vooraleer zij geopereerd worden; ook de begeleiders kunnen hier wachten terwijl hun familielid geopereerd wordt. Er zijn 5 preoperatieve ruimten waar de effectieve voorbereiding van de patiënt voor zijn ingreep plaatsvindt. 3 van de 5 preoperatieve ruimten geven ook rechtstreeks toegang tot het OK-kwartier. De 2 eerste preoperatieve ruimten kunnen omgebouwd worden tot een grote zaal voor locale ingrepen: GZ15. Er is een recovery van 7 bedden enkel voor het dagziekenhuis voorzien. De 2 gangen met de 30 kamers waar de patiënten postoperatief verblijven, zijn identiek opgebouwd. Er zijn 3 desken voorzien: o 1 voor het verzorgingsmateriaal o 1 voor drank en koelmateriaal o 1 voor zuiver linnen, en administratie en PC. Verder beschikt de afdeling over een verpleegpost, keuken, utility.
Versie 2013
5
Versie 2013
6
1.2. Multidisciplinair team
Medisch team
Medisch coördinator Medisch diensthoofd
Keel-, neus-, en oorziekten Dr. P.Lemkens Hals en gelaatsheelkunde Dr. N.Lemkens Dr. F.Indesteege Dr.J.Indesteege Dr.W.Lemmens Dr.G.Laureyns
Mond, Kaak en Aangezichtschirurgie: MKA
Dr.Vrielinck Dr.Schepers Dr.Van Slycke
Orthopedie
Dr.Truyen Dr.Duerinckx Dr.Wierinckx Dr.Driesen Dr.Oosterbosch Dr.Witvrouw Dr.Oprins Dr.Lenskens
Abdominale Heelkunde
Dr. Dams Dr. Verhelst Dr. Van der Speeten
Gynaecologie
Dr.Ombelet Dr.De Jonge Dr.Mesens Dr.Gyselaers Dr.Hinoul Dr.Mestdagh Dr.Sieprath Dr.Van Holsbeke Dr.Vlasselaer Dr.Van de Putte Dr..Schobbens Dr.De Cuypere
Neurochirurgie
Dr. Weyns Dr. Wuyts Dr. Peuskens Dr.Engelborghs
Dr.Heylen Dr.De Vooght
Versie 2013
7
Verpleegkundig team
Radiologie
Dr.Stockx Dr.Smits
Plastische heelkunde
Dr.Van den Hof Dr.Verhelle
Manager Patiëntenzorg
Luc Van Camp
Zorgcoördinator
Katrien Liesens
Hoofdverpleegkundige
Lieve Pulinx
Stagementoren
Carla Vanhees Marielle Geraerts Heidi Velkeneers
Versie 2013
8
1.3.Doelstelling van de eenheid
Patiënten: De dagklinische patiënten op een zo goed mogelijke manier doorheen hun dagopname begeleiden. Hierbij zijn klantvriendelijkheid, patiëntveiligheid en kwaliteit prioritair.
Organisatie: Vlotte transfer van de patiënt beogen door duidelijke communicatie en planning met de artsen, het operatiekwartier, de secretariaten, de afdelingen en het opnamebeheer.
Studenten: Collegiale samenwerking met de studenten o door duidelijke informatie te verstrekken o door frequente feedback uit te wisselen o door een open communicatiestijl en respect voor iedereen.
Versie 2013
9
2. TAAKINHOUD EN VERDELING
2.1. Organisatie van de verpleegzorg 2.1.1 Verantwoordelijkheid in patiëntenzorg Deze afdeling is in geen enkel opzicht te vergelijken met een klassieke verblijfsafdeling. Bij de dagelijkse verdeling van het werk wordt aan ieder verpleegkundige en student een takenpakket toegewezen waarvoor men verantwoordelijk is. Taakverdeling: 2.1.1.1. Preoperatieve fase: Om 07u starten 2 verpleegkundigen. Zij maken de hele afdeling gebruiksklaar, d.w.z. Alle pc’s opstarten met AS 400, operatiescherm, en scherm met tijdsregistraties voor OK. De infusen worden klaargemaakt. De eerste patiënten melden zich vanaf 07u10 i.f.v. het uur waarop zij in het operatiekwartier verwacht worden. De verpleegkundige bereidt de patiënten voor op hun ingreep. In deze functie is het heel belangrijk dat de verpleegkundige zich goed kan organiseren en plannen, want zij moet zorgen dat alle patiënten die in het OK worden verwacht ook tijdig voorbereid worden. Patiënt opnemen en hiervoor een actieve bevraging toepassen. Controle van de ingreep: aan de patiënt vragen waarvoor hij komt en dit vergelijken met onze gegevens; indien er een afwijking is, wordt dit met het OK en de geneesheer overlegd. Pas dan wordt er een ingreep op het verpleegdossier genoteerd. Patiënt wordt naar één van de 5 preoperatieve ruimten gebracht. De anamnese wordt nagekeken, informatie op het voorblad van het verpleegplan wordt genoteerd. Signalisatielampje aanzetten Er wordt aan de patiënt gevraagd om zich om te kleden, d.w.z.alle kleding uitdoen behalve de onderbroek (wel bij gynaecologische ingrepen). Alle patiënten krijgen een operatieschort aan. De kleding en de persoonlijke spullen van de patiënt mogen in een mandje in een locker geplaatst worden. De sleutel wordt in een kastje in de verpleegpost bewaard. Juwelen, piercings,haarspelden met metaal, bril, contactlenzen en losse tandprotheses moeten uit. Als de patiënt opgenomen wordt, wordt de kleding in een plastieken zak met patiëntenetiket onderin op de brancard gelegd. Ook het kussen wordt van de brancard verwijderd. Patiënt mag plaatsnemen op de brancard. Er worden 3 elektrodes voor monitoring tijdens de narcose aangebracht: linker clavicula, rechter clavicula, en linker flank. Er wordt een infuus geprikt. De zijde waar men prikt is afhankelijk van de ingreep. Hiervoor ligt er een lijst in de preoperatieve ruimten. De arm van de patiënt wordt wel eerst uit de mouw van het operatiehemd gedaan.
Versie 2013
10
Indien de patiënt aan de arm wordt geopereerd, wordt deze ook uit het operatiehemd gedaan. Terwijl de patiënt in de preoperatieve. fase is, gebeuren er ook nog registraties in het OK scherm, namelijk de tijd dat wij starten met het voorbereiden van de patiënt tot het moment dat hij ‘als volgende’ naar het OK gaat. Het is belangrijk om deze registraties juist uit te voeren omdat dit een directe en onmisbare communicatie is met het OK-kwartier. Het dossier wordt in het bakje aan de buitenzijde van het OK gelegd. Nadat de patiënt met brancard het operatiekwartier wordt binnengehaald, wordt er een nieuwe brancard ingereden voor de volgende patiënt.
2.1.1.2. Postoperatieve fase De verpleegkundige is tot aan het ontslag van de patiënt verantwoordelijk voor alle zorgen en begeleiding die hier aan de patiënten worden toegediend. Postoperatieve zorgen: Groen signalisatielampje van de box/kamer aanzetten toedienen van ijs bij tandheelkundige ingrepen, drank geven, d.w.z water, cola of appelsap, patiënt begeleiden naar het toilet, wanneer de verpleegkundige dit mogelijk acht, zorgen dat de patiënt pijnvrij is, bezoekers ophalen uit de wachtruimte, kleding teruggeven, wondzorg, draagverband, loopschoen, arts begeleiden bij ontslag van patiënten. Er zijn 2 gangen, de patiënten worden per pathologie verdeeld over de 2 gangen. Hiervoor zijn er vaste afspraken: Gang 1: RX - onderzoeken en behandelingen MKA-ingrepen Plastische heelkunde Gynaecologische patiënten Rusttijd na een nucleaire onderzoek Rusttijd na een myelografie
RX patiënten: DSA (= Distale Substractie Angiografie) Deze patiënten worden arterieel, meestal in de lies (mogelijks in de elleboogplooi) geprikt waarna er een contraststof wordt ingebracht om een diagnose te stellen van de vaatproblematiek. Embolisatie vena spermatica: Het droogspuiten van een spatader t.h.v. de teelbal. Discografie: diagnostisch onderzoek, inspuiten van contract in de zenuwbaan om oorzaak van pijn op te zoeken. .
Versie 2013
11
Belangrijk aandachtspunt: gevaar voor arteriële bloeding, vandaar verplichte bedrust, waarvan de 2 eerste uren platliggend, daarna eventueel halfzittend, maar tot 18u. Er wordt een controle van de bloeddruk, pols en de prikplaats gedaan bij aankomst op de afdeling na de ingreep. Na 2 u platte bedrust mag de patiënt een middagmaal eten. Het ontslag is voorzien omstreeks 18u na positief advies van de radioloog en/of vaatchirurg. Vertebroplastie’s:Deze ingrepen gebeuren op woensdag. De patiënten moeten strikt nuchter zijn, gezien ze onder volledige narcose worden gebracht. Een vertebroplastie bestaat uit een injectie van botcement ter versteviging van een wervel. De indicaties betreffen recente of chronische pijnlijjke wervelfracturen en pijnlijke werveltumoren of wervelmetastasen. Het doel is een versteviging van de wervel en een pijnvermindering MKA: De meest voorkomende ingrepen zijn vermeld in paragraaf 3.1.1.1. De verantwoordelijke verpleegkundige wordt door de recovery verwittigd wanneer de patiënt gerecupereerd is van zijn narcose. Patiënt wordt in een kamer/box geïnstalleerd:
het hoofdeinde van het bed wordt in halfzittende houding geplaatst er wordt ijs op de wangen gelegd patiënt wordt op klapper met overzicht van de patiënten geschreven (aan de desk), met uur van aankomst in de kamer het kamernummer wordt geregistreerd in AS 400 persoonlijke papieren van de patiënt: bloedonderzoek, attesten, en afsprakenkaartje worden op het nachtkastje gelegd Het mandje met de persoonlijke spullen van de patiënt wordt teruggebracht. Begeleider wordt afgehaald uit de wachtzaal.
Opvolging van de patiënt: Controle van pijn Controle van bloedverlies Controle infuus 1 uur na aankomst MKA tampons uit de mond verwijderen, en een beker Cola aanbieden 2uur na de ingreep patiënt begeleiden naar het toilet. Elke patiënt moet postoperatief geplast hebben voor het ontslag. Indien de patiënt reeds vroeger naar het toilet wil, kan dit , maar steeds met begeleiding. Patiënten die kort na de ingreep reeds willen plassen krijgen een urinaal of bedpan. Het infuus mag verwijderd worden, maar er wordt eerst nogmaals gevraagd of de patiënt pijnvrij is. De behandelende arts ontslaat de patiënt nadat deze procedures doorlopen zijn. Gynecologie-patiënten De meest voorkomende dagklinische gynecologische ingrepen zijn opgesomd in paragraaf 3.1.1.3. Bij vrouwen die een ‘zuigcurettage’ zullen ondergaan, worden préoperatief twee comprimé ‘Cytotec’ vaginaal ingebracht door een dr assistent gynaecoloog om
Versie 2013
12
een tijdelijke verweking van de baarmoederhals te bekomen. Deze vrouwen worden voorbereid in een kamer van de postoperatieve ruimten.
Postoperatief dragen de patiënten, waarbij via de vagina een ingreep is uitgevoerd, een netbroekje met maandverband. Er wordt een reserve aangereikt wanneer de patiënt mag opstaan om naar het toilet te gaan.
Bij een borstbiopsie wordt er vooraf een ‘harpoen’ in de borst ingebracht op de echografie van de radiologie. Ook deze mensen krijgen vooraf een brancard aangeboden. Dit kan ook een sentinelnode zijn die op de dienst nucleaire geneeskunde wordt geplaatst.
Gewoonlijk wordt een nacontrole-raadpleging georganiseerd.
Rusttijd na een nucleair onderzoek: Deze patiënten worden gedurende enkele uren in het dagziekenhuis opgevangen nadat ze een radioactieve stof toegediend hebben gekregen in afwachting van de opnamen. Deze patiënten kunnen eventueel een maaltijd krijgen op de afdeling.
Rusttijd na een myelografie: Bij dit onderzoek wordt meestal langs lumbale weg een contraststof, Omnipaque, toegediend. Na het onderzoek wordt de patiënt met een rolstoel naar de afdeling gebracht. Richtlijnen: De patiënt moet +/- 1uur in het dagziekenhuis blijven. Hij moet rechtop blijven zitten en 1l. Coca-Cola drinken Er kan hoofdpijn of misselijkheid optreden, deze symptomen dienen behandeld te worden In het totaal dient de patiënt 6 uur half rechtop te blijven zitten, dus deze periode loopt thuis verder. Hij moet thuis nog 2 à 3 liter water, koffie, thee of soep drinken. Na deze 6 uur moet de patiënt platte bedrust houden, er mag eventueel een hoofdkussen gebruikt worden. De patiënt mag ook gewone maaltijden gebruiken Er wordt een brief voor de huisarts meegegeven De patiënt mag niet zelf naar huis rijden Het ontslag van de patiënt moet niet door de radioloog gebeuren tenzij er klachten zijn.
Versie 2013
13
Gang 2: Alle kinderen van alle disciplines tot 12jaar KNO Orthopedie Neurochirurgie Kinderen Kinderen die geopereerd worden, vertrekken in principe vanuit een postoperatieve kamer, niet vanuit een preoperatieve ruimte. Zo kunnen de ouders bij hun kind in de kamer blijven, en worden lange wachttijden in de wachtkamer vermeden. De ouders mogen hun kind ook begeleiden tot na de inductie, maar er blijft steeds een verpleegkundige aan de deur van het OK staan, om de ouder terug mee naar de kamer te begeleiden. Buffer: Patiënten, waarvoor een geplande opname is voorzien, maar waarvoor wegens omstandigheden nog geen plaats is vrijgekomen op een hospitalisatieafdeling kunnen soms via het dagziekenhuis opgenomen en geopereerd worden. Postoperatief verhuizen ze naar een hospitalisatieafdeling.
KNO-patiënten De meest voorkomende ingrepen zijn beschreven in paragraaf 3.1.1.2.
In grote lijnen kunnen deze ingrepen ingedeeld worden in enkele subgroepen. Ingreep Postop. verloop Zorg Ontslag +/- na Oordrain en Oorpijn 1.5 uur adenoid Tonsillectomie bij Pijn en bloeding Aanmoedingen 4 uur kind tot drinken, Analgeticum Tonsillectomie bij Pijn en bloeding Aanmoedigen 5 uur volwassene tot drinken, Analgetica Neusfractuur 2 uur Neusingrepen Bloeding Neusdruppels 3 uur Neusverband Ooringrepen Duizeligheid, 4 uur misselijkheid, bloeding Laryngoscopie Stemrust 2 uur Gewoonlijk wordt een nacontrole-raadpleging georganiseerd.
Orthopedie-patiënten De meest voorkomende dagklinische orthopedische ingrepen zijn beschreven in paragraaf 3.1.1.4.
14
Aandacht dient besteed te worden aan een veilige mobilisatie van de patiënt na een plexus of epidurale verdoving. Praktisch betekent dit minstens twee uur verplichte bedrust vooraleer de patiënt mag opstaan onder begeleiding van een verpleegkundige. Een plexusverdoving wordt preoperatief door een anesthesist aangebracht in de recovery-kamer na de standaard voorbereiding. Wanneer er een gipsverband is aangebracht aan de arm wordt er een draagband (comfortabel wanneer correct aangebracht) of draagdoek aangeboden aan de patiënt. Redons worden enkel verwijderd na toelating van de chirurg. Zolang een redon in het kniegewricht is aangebracht, blijft de patiënt te bed. Gewoonlijk wordt een nacontrole-raadpleging georganiseerd.
Neurochirurgie-patiënten Zij komen vaak binnen voor een release van nervus ulnaris en fibularis. Zij blijven doorgaans 3 uur, hebben een redon zitten voor die tijd en krijgen een controleraadpleging over enkele dagen.
Versie 2013
15
2.1.2. Afdelingsgebonden taken in samenwerking met de verpleegkundigen en de logistieke assistenten. Verpleegtechnisch: Opname administratief Opname verpleegkundig Wondzorg Parameters, pijnobservatie, glycemiecontrole, … Zorg aan de patiënt: Totaalzorg aan de patiënt: fysiek, psychisch, emotioneel, informatief Aandacht voor de begeleiders: ondersteunend, informatief Maaltijden en drankbedeling Verpleeg-organisatorisch: PC-inzicht : notie van de meest gebruikte programma’s Inzichten verwerven omtrent opnameplanning, opnameduur, bezettingscapaciteit, … Logistiek: Patiënttransport postoperatief Orde van de afdeling Materialen tijdig bestellen, uittasten in kasten en verbandwagens Keuken: koffie zetten, opruim keuken Opruim kamer bij ontslag, het in orde zetten voor volgende patiënt. Aanvoer van brancards, bedden en rolstoelen Onderhoud slob, serumstaanders
2.2. Dagindeling : informatief Een correcte timing maakt het mogelijk om de afdelingsactiviteiten en patiëntenverzorging op elkaar af te stemmen. Uiteraard is het de bedoeling om deze tijdsindeling zoveel mogelijk te respecteren om een zo hoog mogelijke optimalisatie en satisfactie te bereiken.
16
Dagindeling 07.00 – 07.30u
07.30u – 08.00
08.00u – 12.00u
09.30u – 10.45u 11.45- 12.15 12.15- 12.45 13.00- 13.30 12.00- 13.00 12.30u –19.00
+/- 19.00
Briefing via opnameboeken in de verpleegpost: enerzijds de taaktoewijzing aan het personeel, anderzijds de verwachte patiëntenpopulatie Opstarten van alle PC’s Infusen klaarmaken preoperatief Preoperatieve opnamen.: administratieve formaliteiten, patiënten voorbereiden, infusen prikken, monitoring elektrodes plaatsen, hoofdmuts, identificatiearmbandje aandoen, … Gang 2 opname van kinderen voor KNO Gang 1 opname DSA’s Preoperatief. operatieprogramma opvolgen Gang 1:, RX- en MKA-patiënten postoperatief en gynaecologie patiënten opvolgen Gang 2: Kinderen preoperatief. begeleiden naar OK, postoperatief patiënten afhalen uit recovery en opvolgen. Zowel vanuit gang 1 als gang 2 brancards aanvoeren naar berging OK voor bevoorrading van de preoperatieve ruimten. Er mogen echter niet meer als 4 brancards in deze berging staan. Dossiers voor ’s anderendaags afwerken nadat de coördinator-verpleegkundige deze heeft voorbereid koffiepauze groep 1 i.f.v. werk koffiepauze groep 2 middagpauze in 3 groepen
middageten voor RX-patiënten op- en afdekken verder patiënten postoperatief opvolgen ontslagronde van geneesheren begeleiden verdere administratie in orde maken vervoer patiënten kamers in orde brengen na ontslag patiënt opgelegde taken uitvoeren: kamers na ontslag in orde brengen voor volgende dag kinderbedden klaarzetten in gang 2 i.f.v. programma van ’s anderendaags afsluiten apotheek tijdig muteren van patiënten naar hospitalisatieafdeling na overleg met ‘opnameplanning’. Verlaten van de afdeling nadat alle patiënten ontslaan werden, alle beeldschermen werden uitgeschakeld en alle voorbereidingen voor ’s anderendaags werden uitgevoerd.
17
2.3. Specifieke verpleegkundige interventies 2.3.1. Ademhalingsstelsel : zuurstoftoediening via masker of zuurstofbril
2.3.2. Bloedsomloopstelsel bloedname, meestal capillair bij diabetici voorbereiding, toediening van en toezicht op IV-perfusies BD-meting indien nodig toezicht lies na verwijderen van sheet bij cathlab en DSA
2.3.3. Spijsverteringsstelsel Diabetici: regelmatige controle en eventuele bijsturing van glycemie tijdens dagklinisch verblijf. Bij operatie-patiënten wordt na overleg met de arts gewoonlijk 1l. Glucose 5% + 12 E Actrapid als een infuus aangehangen. Klein lavement bij anale ingrepen (Fleet)
2.3.4. Urogenitaal stelsel Blaaskatheterisatie : verwijderen van catheter (eerder zelden) Blaassondage bij urineretentie postoperatief, na controle met een bladderscan.
2.3.5. Huid en zintuigen droog aseptisch verband: na orthopedische ingreep, gynaecologische ingreep, redondrain postoperatief verwijderen na advies van de chirurg voor MKA: verwijderen van bijttampons na tandextracties voor KNO: neusverbandje maken
na
2.3.6. Medicamenteuze toediening Infuustherapie - perifeer infuus - toediening via zijleiding en in shot, IM ; IV; SC; PO; nasaal, rectaal.
2.3.7. Mobiliteit aanmoedigen mobiliteit, slikbewegingen bij tonsillectomie toezicht bij het eerste opstaan van de patiënt na de narcose draagband of draagdoek postoperatief aanleggen juist instellen van de hoogte van de krukken rolstoeltransport promoten bij ontslag
2.3.8. Hygiëne gedeeltelijk wassen
Versie 2013
18
2.3.9. Fysische beveiliging Zorgen voor een veilig transport en verblijf van geopereerde patiënt en kinderen, door de bedsponden omhoog te plaatsen. Verbod tot opstaan zonder medeweten van de verpleegkundige.
2.3.10. Verpleegkundige activiteiten die verband houden met het stellen van de diagnose Inzichtelijke synthese opbouwen i.f.v. verkregen info. Bij vermoeden van een ongewone situatie steeds een verpleegkundige contacteren.
2.3.11. Assistentie bij medische handelingen Locale ingrepen: mee volgen en eventueel assisteren.
2.3.12. Administratief Het elektronisch operatieprogramma inzichtelijk begrijpen en de basisfuncties kunnen uitvoeren; opgelet voor ongeoorloofde clicks verpleegdossier: noteren van observaties en parameters MVG registreren van parameters in het nieuwe elektronische dossier van het dagziekenhuis. Via de PC elektronisch afspraken kunnen vastleggen 2.3.13. Actieve bevraging Er wordt doorheen heel het patiëntencircuit aan actieve bevraging gedaan om fouten in de identificatie en ivm de ingreep te vermijden. Dit gebeurt aan het onthaal, bij het inschrijven, bij een opname, maar ook bij het toedienen van medicatie, onderzoeken en behandelingen. Voorbeeld: Hoe is uw naam? Wat is uw geboortedatum? Wat is uw adres? Wie is uw huisarts? Kan u ons uw telefoonnummer zeggen?... 2.3.13. Accreditatie: De missie van Joint Commission International (JCI) is het verbeteren van de veiligheid en kwaliteit van de zorg binnen de internationale gemeenschap door middel van voorlichting, publicaties, consultatie en evaluatie. • Accreditatie zorgt voor samenhang en systematiek • Objectiveren van proces en resultaatindicatoren • Evalueren wat goed is en bijsturen waar nodig
Versie 2013
19
3. Specifieke aandachtspunten op deze verpleegeenheid 3.1. Algemeen 3.1.1 Meest voorkomende heelkundige ingrepen 3.1.1.1. Mond-kaak- en aangezichtschirurgie (MKA) De meest voorkomende dagklinische MKA-ingrepen zijn
extracties, extracties van wijsheidstanden (=8/8/8/8 of 18/28/38/48), totale extracties van bovenkaak/ onderkaak (=BK/OK), transplantaties (= TAT), apex-behandeling, Caldwell Luc, behandelen van tumoren, …
Versie 2013
20
3.1.1.2. Keel-, neus- en oorziekten Hals- en gelaatsheelkunde(KNO)
De meest voorkomende KNO-ingrepen zijn:
Oordrain plaatsen: Bij kindjes met slijmoren wordt er een klein buisje geplaatst, ongeveer 2mm/1,5mm. Dit wordt in de vooronderhoek van het trommelvlies geplaatst om het middenoor te verluchten, om slijmophoping tegen te gaan. Dit voorkomt oorinfecties. Het kind zal beter horen wanneer het middenoor goed verlucht is. Paracentese :Het maken van een kleine snede in het trommelvlies, in het vooronderkwadrant. Dit om etter bij een middenoorontsteking te laten afvloeien zodat het oor sneller kan genezen. Kiesselbach :Vooraan op het neustussenschot bevinden zich kleine bloedvaatjes die soms aanleiding geven tot neusbloedingen.Deze worden dan aangestipt met zilvernitraat ofwel gecauteriseerd met een galvanocauter. Frenulotomie:Zowel ter hoogte van de bovenlip als ter hoogte van de tong bevindt zich het frenulum. Wanneer dit te dik of te kort is wordt dit gecorrigeerd zodanig dat er opnieuw een goede mobiliteit ontstaat van de tong. Adenoïdectomie of wegname vanpoliepen:De neusamandel of adenoïd of in de volksmond ook wel poliepen genoemd bevindt zich achteraan in de neuskeelholte. Wanneer deze vergroot is, vaak ontstoken is, geeft dit aanleiding tot neusobstructie, etterige neusloop en ook tot een verminderde verluchting van de Buis van Eustachius die het middenoor verlucht. Alzo ontstaan dan ook gemakkelijk oorontstekingen. De ingreep bestaat erin om dit vergroot adenoïd weg te pellen. Zo ontstaat er als het ware een schaafwonde in de neuskeelholte die de eerste uren nog een beetje kan nasijpelen. Een nabloeding na een adenoïdectomie is zeldzaam. Laryngoscopie:Hier wordt een buisje van ongeveer 12 cm aangebracht in de mond zodanig dat men rechtstreeks kan kijken naar de stembanden. Met de microscoop worden de stembanden dan goed gevisualiseerd zodanig dat een aantal ingrepen kunnen plaatsvinden zoals het verwijderen van stembandknobbels, stembandpoliepen, Rheinke-oedeem, leucoplacie of het nemen van een biopsie bij een verdacht letsel. Het ZOL heeft o.l.v. Dr.Griet Laureyns ook een stembandkliniek opgericht om zich te focussen op deze problematiek. Tonsillectomie of amygdalectomie:Dit is het verwijderen van de keelamandelen. Er ontstaat dan ook beiderzijds in de keel een grote schaafwonde. Belangrijkste verwikkeling hier is een nabloeding die wanneer ze massief is een revisie vereist onder algemene anesthesie.
21
Adenotonsillectomie:Dit is het uitvoeren van een adenoïdectomie samen met een tonsillectomie. Ook hier moet men bedacht zijn op een nabloeding. Ingrepen neus : Reductie neusfractuur: Bij een klap op de neus kan het neusbeen breken en de neus scheef komen te staan. Onder algemene anesthesie kan de neus gereduceerd worden. Select Sutter :Bij patiënten die hevig snurken waarbij de oorzaak een te week verhemelte is, kan men een naaldje inbrengen op verschillende plaatsen in het weke verhemelte en hier een hoogfrequente stroom door laten lopen. Op die manier ontstaat er een fibrose (verstijving) van de spier van het weke verhemelte zodanig dat dit minder makkelijk trilt en alzo de patiënt minder makkelijk snurkt. Postoperatief pijnlijk, waarvoor analgetica een oplossing bieden. Schelpplastie: In de neus bevinden zich neusschelpen met neusslijmvlies dat kan gaan zwellen waardoor de neus te vaak verstopt is. Bij een schelpplastie wordt een gedeelte van de neusschelp verwijderd zodanig dat er meer ruimte ontstaat in de neus om te ademen. Neusseptum operatie :Dit is het tussenschot van de neus. Bij scheefstand kan dit ook de ademhaling belemmeren. De operatie bestaat erin eerst het neusslijmvlies los te maken van het benige en kraakbenige neustussenschot waarna de afwijkende delen terug in het midden worden geplaatst zodanig dat er twee even brede neusgangen ontstaan en de patiënt rustig kan ademen. Neusplastie: Bij een uitwendige vervorming van de neus kan men zowel de beenderige als de kraakbeenderige delen van de neus aanpassen zodanig dat de vorm van de neus verandert, bv. een overdreven haakneus, ingevallen neustop. Ethmoïd operatie:Ethmoïd of zeefbeen. Dit is een één van de neusbijholten die ligt boven de maxillaire sinus, onder de frontale sinus. Hij vormt als het ware het kruispunt van deze verschillende sinussen. Wanneer zich hier poliepen of een chronische infectie bevindt kunnen ook de andere sinussen worden aangetast. De ingreep bestaat eruit om het zeefbeen open te maken zodanig dat het goed verlucht wordt en er geen ophoping meer plaats vindt van etter. Bij het uitruimen van het zeefbeen wordt ook de afvoer van de maxillaire sinussen verbreed en van de frontale sinus. Fess: Functionele Endoscopische Sinuschirurgie. Hierbij wordt door middel van een endoscoop een sinuschirurgie uitgevoerd. Caldwell-Luc: Hierbij wordt de maxillaire sinus geopereerd maar dan via een luik in de voorwand van de sinus. Dit betekent dat men via de mondholte gaat, m.n. boven de tandenboog wordt een sneetje gemaakt waarna via de fossa canina in de voorwand van de maxillaire sinus een opening wordt gemaakt en de sinus goed gevisualiseerd wordt. Tot slot wordt dan ook nog een bijkomende brede verbinding aangelegd naar de neus zelf waarna in de mondholte de sinus terug gesloten wordt.
Versie 2013
22
UPPP: Uvulopalatopharyngoplastie. Dit is een ingreep die uitgevoerd wordt bij patiënten die overdreven snurken en waarbij er vergrote amandelen zijn, een te grote huig en een teveel slijmvlies afhangt over het spierige weke verhemelte. De amandelen worden hierbij verwijderd. De huig wordt ingekort en ook het slijmvlies dat overhangt wordt ingekort. Pijnlijk postoperatief.
Ingrepen Oor : Otoplastie : Dit is een ingreep waarbij flaporen gecorrigeerd worden. Postop kan de eerste 24 uren een hematoom ontstaan dat dan gedraineerd dient te worden. Baha : Hierbij plaatst men een klein schroefje in de schedel achter het oor. Op dit schroefje kan dan een hoorapparaat worden bevestigd dat de trillingen via de schroef doorgeeft aan de schedelplaat en zo verder naar de cochlea en gehoorszenuw. Tympanoplastie: Dit behelst ingrepen waarbij een defect is ontstaan ter hoogte van het trommelvlies of de gehoorbeentjesketen. Voor het herstellen van het trommelvlies wordt vaak een greffe genomen van de fascia van de musculus temporalis achter het oor. Mastoïdectomie: Bij chronische infecties waarbij ook het mastoïd is aangetast wordt een mastoïdectomie uitgevoerd. Via een insnede achter het oor wordt het bot met de luchthoudende ruimtes die in verbinding staan met het middenoor opengeboord. Zodoende wordt het aanwezige ontstekingsmateriaal verwijderd. Stapedotomie: Bij otosclerose (vastzitten van de stijgbeugel) kan een stapedotomie worden uitgevoerd. Hierbij wordt de bovenstructuur van de stapes verwijderd. Er wordt een gaatje gemaakt in de voetplaat en er wordt een kleine piston geplaatst in het gaatje dat verbinding heeft met het lange been van het aambeeld zodanig dat de trilling van het trommelvlies terug overgebracht wordt tot het middenoor. Ingrepen Hals : Verwijderen van thyreoglossuscyste: Dit behelst een cyste die aanligt tegen het tongbeen. De cyste wordt verwijderd samen met het middelste stukje van het tongbeen. Men dient postoperatief aandachtig te zijn op bloedingen met zwellen van de hals. Verwijderen van branchiogene cyste: Het betreft hier een cyste die als embryonale rest is achtergebleven in de hals en die dan ook wordt gereseceerd. Ook hier dient men postoperatief bedacht te zijn op nabloeding met zwellen van de hals. Verwijderen van submandibulaire speekselklier: Bij chronische infecties of steenvorming in de submandibulaire speekselklier dient deze ook gereseceerd te worden. Postop dient men bedacht te zijn op bloedingen waarbij de hals gaat zwellen. Adenopathie:Bij aanwezigheid van een verdachte klier in de hals wordt deze gereseceerd en verstuurd voor anatomo-pathologisch nazicht. Ook hier weer bedacht zijn op nabloedingen met zwellen van de hals.
Versie 2013
23
Thyroïdectomie : schildklier. Bij bepaalde aandoeningen van de schildklier dient deze gedeeltelijk of geheel te worden verwijderd. Ook hier bedacht zijn op nabloedingen met zwelling van de hals. Parathyroïdectomie :Bij de schildklieren bevinden zich ook kleine parathyroïden, kleine kliertjes die bij bepaalde ziektebeelden apart dienen verwijderd te worden. Ook hier postop weer bedacht zijn op het ontstaan van bloedingen met zwelling van de hals. Verwijderen van de parotis:Of grote speekselklier in de wang. Deze dient in bepaalde gevallen (gezwellen) verwijderd te worden. Ook hier bedacht zijn op bloedingen met zwelling van de wang, hals. Zenkerdivertikel operatie: Dit is een kleine uitstulping op de slokdarm. Hierin kunnen resten van eten blijven zitten waar patiënt dan veel last van ondervindt. De operatie bestaat erin om deze divertikel ofwel ondersteboven op te hangen ofwel te reseceren. Postop ook bedacht zijn op bloedingen in het halsgebied met zwelling van de hals.
Versie 2013
24
3.1.1.3. Gynaecologie De meest voorkomende dagklinische gynecologische ingrepen zijn: Laparoscopie: kijkoperatie in de buik Toepassing: stellen van een diagnose, vb. kinderwens of pijn. operatief ingrijpen, vb. wegname van cyste sterilisatie
Hysteroscopie: bekijken van de baarmoederwand langs vaginale weg.
Conisatie / Lletz: Bij een ontsteking of positief uitstrijkje van de baarmoederhals wordt het aangetaste stukje verwijderd.
Curettage: Zuigcurettage: zuiveren van de baarmoeder na een miskraam. Curettage: het reinigen van de baarmoeder om diverse redenen, vb bij abnormaal vaginaal bloedverlies. Vulvoplastie: Toepassing correctie van de schaamlippen verwijderen van littekenweefsel herstel van het maagdenvlies verbreding van de vagina-ingang
Bartholincyste: ontsteking van de Bartholinklier die ligt zijdelings van de vagina in de kleine schaamlippen. Er wordt een marsupialisatie verricht. Dit is het openleggen van de cyste zodat de cyste kan draineren.
Condylomata: Wratjes ter hoogte van de uro-genitale streek. Dit is een SOA (= seksueel overdraagbare aandoening) Borstbiopsie:
Bij een goedaardige aandoening zal de gynaecoloog enkel het letsel wegnemen, via een zo klein mogelijke incisie. Bij vermoeden van een kwaadaardig letsel wordt er onder echografie en RX begeleiding een harpoen(naald) geplaatst op het verdacht letsel. De gynaecoloog zal via een kleine huidinsnede een breed weefselfragment wegnemen ronde de harpoen, om zo het verdacht letsel volledign te kunnen verwijderen.
25
Na de ingreep kan er in sommige gevallen een plastieken buisje of mini-drain geplaatst worden om bloed en /of wondwocht te draineren. Dit kan meestal na 1 of 2 dagen worden verwijderd op doktersadvies (evt. bij huisarts).
Versie 2013
26
3.1.1.4. Orthopedie
Arthroscopie van de knie: Een arthroscopie is een kijkoperatie in een gewricht. Deze wordt uitgevoerd in de operatiezaal onder algemene anesthesie (volledige slaap) of onder locoregionale verdoving. Tijdens deze ingreep kan een correctie van de meniscusschijven uitgevoerd worden. Tevens kan men een evaluatie maken van het kraakbeen en de kruisbanden. Bij een locoregionale verdoving worden alleen de benen en een deel van het onderlichaam verdoofd via een prik in de rug. Deze verdoving kan, afhankelijk van de gebruikte dosis, tot zes uur aanhouden. Na de operatie komt er een drukverband om de knie. Dit wordt meestal voor het ontslag verwijderd, en vervangen door een lichter verband, de knie wordt daarbij ook even nagekeken door een verpleegkundige. Hechtingen mogen verwijderd worden na 10 dagen. Het verband moet de eerste 10 dagen droog blijven. Douchen mag, er werden immers waterdichte klevers op de wonden aangebracht. De chirurg geeft de patiënt informatie over wat er bij de arthroscopie is gezien en wat er is gecorrigeerd. Ook geeft de chirurg instructies over de nabehandeling van het gewricht en soms een voorschrift voor oefeningen bij een kinesist, om zo snel mogelijk de functie en spierkracht te herwinnen. Soms mag de knie een tijd niet belast worden. In dat geval moet de patiënt een tijd krukken gebruiken. Regelmatig omwikkeld ijs op de knie leggen heeft een ontzwellende en pijnverminderende functie, ook na de oefeningen. Hiervoor kan ook medicatie ingenomen worden. Op voorschrift van de chirurg kan een ‘laag moluculair gewicht heparine’ (Clexane, Fraxiparine) voorgeschreven worden om klontervorming in het been te voorkomen (flebitis / thrombose). Dit medicament wordt via een kleine onderhuidse inspuiting toegediend.
Carpaal tunnel syndroom. Door een ingreep wordt de druk op deze polszenuw verminderd. Dit gebeurt met een mini-huidinsnede net voorbij de pols aan de palmzijde van 1 tot 1,5cm. De zenuw die door het handwortelkanaal onder een ligament loopt, wordt vrijgelegd (gedecomprimeerd) door het te strak of te dik ligament in te snijden. Dit noemt men een "carpaal tunnel release" of vrijleggen van het handwortelkanaal. Het is een eenvoudige ingreep met goed resultaat. De Quervain tendinitis Het betreft een kleine ingreep. Via een mini-huidinsnede van 1,5cm worden de pezen vrijgelegd door het te strakke ligament -waaronder ze lopen - te ontspannen. Dit noemt men een "De Quervain release".
27
Trigger- of springvinger Het betreft een kleine ingreep via een mini-huidinsnede van 1cm. De buigpees wordt vrijgelegd door het te strakke ligament dat dwars over de peesschede loopt(de zogenaamde A1 poulie) te lossen. Dit noemt men een "springvingerrelease". Het is een eenvoudige ingreep met goed resultaat.
Dupuytren contractuur Een operatie dient te gebeuren bij: -storende pijn -hinderlijke stijfheid van de vinger(s) -vergevorderde vorm zodat bij langer wachten nog enkel een amputatie zal mogelijk zijn. Bij de ingreep worden via mini-huidinsnedes de bindweefselknobbels en strengen verwijderd. Dit kunnen dwarse, zig-zag vormige of boogvormige huidinsnedes zijn afhankelijk van het patroon van de knobbels en strengen. De huid in de handpalm geneest goed, maar het kan wel enkele weken duren voor het er mooi uitziet. Geduld is de boodschap.
Hamertenen Hamertenen komen frekwent voor van de tweede tot de vijfde teen. Het betreft een typische misvorming met strekstand van eerste teengewricht en buigstand van het tweede teengewricht. Bij klauwtenen kan ook de grote teen aangetast zijn. Typisch is de strekstand van het eerste teengewricht en de buigstand van het tweede en derde teengewricht. De misvorming kan soepel of moeilijk te corrigeren zijn. Dit hangt af van de duur van de kwaal. Het eerste gewricht kan deels of volledig ontwricht zijn. Hamertenen worden zowel bij doorgezakte platvoeten als bij holvoeten gezien, vaak bij reuma. Klauwtenen zijn frekwent bij holvoeten. De patient heeft last van pijnlijke drukpunten al dan niet met eeltvorming op de voetrugzijde aan het tweede teengewricht of aan de voetzoolzijde aan het eerste teengewricht waar druk is op de kop van het middenvoetsbeen. Gesloten, smalle schoenen met hak zijn het moeilijkst te verdragen. De diagnose wordt gesteld aan de hand van het klinisch onderzoek. Een radiografie is nodig om andere oorzaken van pijn uit sluiten of wanneer een operatie gepland wordt. Schoudermanipulatie:
Versie 2013
28
De schouder is pijnlijk bij het bewegen en is sterk beperkt in de beweeglijkheid. Daarom heeft de arts voorgesteld om een mobilisatie onder verdoving te laten uitvoeren. De oorzaak van de verminderde beweeglijkheid en stijfheid in de schouder is soms moeilijk te achterhalen, meestal zijn er verklevingen in het gewricht. Deze kunnnen veroorzaakt worden door bvb.: een ontsteking van de pezen rond het gewricht (bvb. door overbelasting), een kleine kwetsuur in de schouder, een trauma van de schouder of arm waardoor de schouder een tijdje gespaard wordt…. De ingreep. Tijdens de ingreep zal de arts de schouder terug beweeglijk maken door de arm te mobiliseren tot de verklevingen breken. Aansluitend wordt er een inspuiting in het gewricht gegeven met een plaatselijk verdovend middel en/of cortisone. Andere ingrepen zijn ‘Nervus ulnaris release, heupinfiltratie, pipfusie, hallux valgus,.verwijdering van intern of extern osteosynthese-materiaal, tenniselleboog, nagelbedextractie, …
Versie 2013
29
5. Neurochirurgie
6. Abdominale chirurgie
30
3.2. Begeleiding van de patiënt
Pre - en postoperatieve begeleiding gebeurt in samenspraak met de verpleegkundige.
Begeleiding van en ondersteuning, informatieverstrekking aan de ouders, familie of begeleider.
Correct aanspreken
Voor het binnen gaan op een kamer, eerst aankloppen
Correct zelfzekere houding is belangrijk, omdat er weinig tijd beschikbaar is om het vertrouwen te winnen.
3.3. Observatie en rapportage
Verpleegkundig: verpleegkundige.
alle
relevante
observaties
doorgeven
aan
de
31
4. Verwachtingen 4.1. Eigen leerproces in handen nemen, afhankelijk van de doelstellingen. stagecontract aanbieden; feedback vragen; eigen initiatief nemen voor het aanleren van technieken. 1stejaars-studenten niet van toepassing 2dejaars-studenten Organisatie van de afdeling leren kennen omgang met patiënten aangeleerde technieken correct uitvoeren de nieuwe verworven technieken eigen maken om te komen tot een totaalzorg. 3dejaars-studenten idem als voorgaande volledige integratie in het afdelingsgebeuren 4.2. Evaluatie van de studenten De evaluatie van de studenten gebeurt door de stagebegeleidster aan de hand van het stagebegeleidingformulier. Voor eventuele toelichtingen kan de stagebegeleidster de stagementoren raadplegen. Daar de studenten altijd samenwerken met een verpleegkundige is het wenselijk dat zowel de hoofdverpleegkundige, als de stagebegeleidster inlichtingen krijgen omtrent het functioneren van de studenten, dit zowel in positieve als in negatieve zin. Het zijn immers de verpleegkundigen die het beste zicht hebben op het leerproces van de studenten. Door die informatie zal de eindbeoordeling correcter zijn. De student legt dagelijks een overlegmoment vast met zijn toegewezen verpleegkundige om feedback uit te wisselen / in te winnen en vult zijn begeleidingsformulier dagelijks in. Het initiatief hiervoor is de verantwoordelijkheid van de student. Wij onderstrepen het belang van deze akte, niet alleen om snelle bijsturing te bekomen en laattijdige crashes te voorkomen, maar ook om de student zichzelf een groeiend zelfvertrouwen aan te meten.
Versie 2013
32 5. Manifest: onze zorg voor begeleiding
De eerste dag zal (bij voorkeur) een stagementor een globaal beeld schetsen van de afdeling. Tijdens dit onthaal krijgt de student de gelegenheid zichzelf, zijn persoonlijke interesses, verwachtingen, drempelvrees, moeilijkheden, enz. te kaderen. Na akkoord van de student kan deze informatie opgenomen worden in het stagebegeleidingformulier. Het team spreekt de student aan met zijn/haar voornaam. Bij de rondleiding krijgt de student een duidelijke structuur mee. ‘Overloading’ wordt vermeden. De equipe is bereid om informatie meerdere keren te verduidelijken. Verdere uitdieping is sowieso gewenst ifv het niveau van de student. Wij moedigen de student aan om initiatieven te nemen op vlak van communicatie, informatievergaring, verpleegtechnische en logistieke activiteiten. Wij passen onze verwachtingen naar de student aan ifv zijn niveau. Onze nauwkeurigheid in het werk, voorbeeldfuncties voor de student.
onze
communicatiestijl,
onze
uitstraling
zijn
Wij helpen de student de eerste dagen over zijn drempelvrees . Wij onderstrepen het belang om gestructureerd te leren denken en handelen. Wij geven op een constructieve wijze zo snel mogelijk feedback aan de student. Het betreft zowel positieve (bekwaamheid, inleving, leergierigheid, ….) als negatieve feedback (fouten, vergeetachtigheid, slordigheid, gebrekkige kennis, …). Wij zijn ons ervan bewust dat het uitstellen van negatieve feedback enkel schade toebrengt aan onszelf en de student. Wij trachten in de student het wel en wee van ons eigen zoon/dochter te herkennen. Wij willen dat de student op het einde van zijn stage ‘verrijkt’ verder gaat.
Januari 2013 De equipe van het dagziekenhuis heelkunde St.Jan
Versie 2013