Mentor module
Inhoud Introductie ............................................................................................................................................... 3 Materialenlijst ......................................................................................................................................... 5 Thema 1: Kennismaking ......................................................................................................................... 6 Thema 2: Energize-it!.............................................................................................................................. 8 Energize 2: In de rij! ............................................................................................................................. 9 Energize 3: Naambal .......................................................................................................................... 10 Energize 4: Elleboogje schudden ....................................................................................................... 10 Thema 3: Pesten.................................................................................................................................... 12 Thema 4: Samenwerken in een groep ................................................................................................. 15 Thema 5: Jij en ik ................................................................................................................................... 25 Thema 6: Ik-identiteit ........................................................................................................................... 32 Thema 7: Overige onderwerpen ........................................................................................................... 34 Bijlage 1: Overige kennismakingsoefeningen ...................................................................................... 41 Bijlage 2: Kaartjes bij de opdracht ‘Luisterpest’ ................................................................................... 44 Bijlage 3: Situaties bij ‘voor jezelf opkomen’ , ‘nee durven zeggen’ en ‘een verzoek doen’. ............... 45 Bijlage 4: Conflictsituaties. (Thema 5, Les 4) ....................................................................................... 46 Bijlage 5: Emotiemaskers ..................................................................................................................... 47
2
Introductie Voor u ligt de module ’peducatie’ voor mentorlessen. Deze module is ontwikkeld om u als mentor te ondersteunen tijdens het verzorgen van de mentorlessen. Deze module zal dienen als richtlijn om leerlingen verschillende (sociale) vaardigheden aan te leren. Opbouw De onderwerpen die u leest in de inhoudsopgave zullen in de vorm van een lesopzet naar voren komen. Een onderwerp kan meerdere lesopzetten hebben. Een lesopzet vult één mentorles van 45 minuten. Bij elke lesopzet is er rekening gehouden met een marge van vijf minuten. Elke lesopzet is als volgt opgebouwd: - Voorbereiding; - Doel; - Hulpmaterialen; - Lesopbouw (terugblik en opstart, individuele opdacht en/of groepsactiviteit); - Afsluiting. Voor de individuele opdrachten is er de mogelijkheid voor de leerlingen een map bij te houden. In deze individuele leerlingenmap staan opdrachten die bij bepaalde thema’s aan bod komen. Daarnaast hebben de leerlingen door middel van deze map de mogelijkheid om bij elke les te evalueren en aantekeningen te maken. Mocht u er voor kiezen om gebruik te maken van de leerlingenmap is het wenselijk om deze map op school te houden, zodat leerlingen deze map niet vergeten of om te zorgen dat gevoelige informatie ‘op straat’ komt liggen. Inhoud De module begint met de kennismaking. Voordat een groep leerlingen inhoudelijk met elkaar moeten werken, is het van belang dat de leerlingen vertrouwd worden met elkaar. Een goed verlopend kennismakingsproces is zeer van belang voor de veilige sfeer in een groep. Tijdens de kennismaking moeten leerlingen zichzelf openstellen voor anderen. (Tielemans, 2004) Het is belangrijk om aandacht te besteden aan het creëren van een veilige, ontspannen en vertrouwde sfeer in de klas. Na het thema ‘kennismaken’ zal het onderwerp ‘energize’ aan bod komen in hoofdstuk 2. Met ‘energize’ worden korte leuke oefeningen beschreven om de groep energie te geven of om het ijs te breken. Deze spellen kunnen te allen tijden toegepast worden en zijn gebaseerd op het boek ‘energize’ van E. Tielemans uit 2004. In hoofdstuk 3 zal het onderwerp ‘pesten’ aan bod komen. Hierin kan er ook teruggeblikt worden naar de pestdag. In hoofdstuk 4 zal ‘samenwerken in een groep’ centraal staan. Gevolgd door hoofdstuk 5 waarbij het onderwerp ‘jij en ik’ aan bod komt. Hierin zullen onderwerpen als ruzie, conflicten en complimentjes geven behandeld worden. In hoofdstuk 6 komt de ‘ik-identiteit’ aan bod, waar besproken zal worden wie iemand is en hoe je over bepaalde dingen denkt.Tot slot komt hoofdstuk 7 aan bod waarin overige zaken besproken worden zoals waaronder drugs, alcohol en werken met een planning. Zoals al eerder genoemd is, is deze module een richtlijn om bepaalde onderwerpen bespreekbaar te maken met uw mentorgroep. Dit zal door middel van praten, groepsopdrachten en individuele opdrachten aan bod komen. Toch is het van belang dat u als mentor een inschatting maakt welk onderwerp en welke opdracht passend is voor uw mentorgroep. Daarnaast is de module een uitnodiging om zelf creativiteit met de opdrachten om te gaan en uw eigen draai eraan te geven. Heel veel werkplezier! Groeten, Bart Hoesté en Anne Koenraadt
HAN Pedagogiek Nijmegen, 2011. 3
Tips voor de start! Tijdens de module zullen er verschillende onderwerpen aan bod komen. Sommige onderwerpen zullen uitnodigend zijn naar de leerlingen om een groepsgesprek of zelfs een discussie aan te gaan. Om dit proces in goede banen te laten leiden volgen hier een paar simpele tips: Tip 1: Zorg vanaf het begin al voor een groepsveiligheid tijdens het groepsproces. Hierdoor kunnen problemen beter aangepakt worden zoals pesten. Als er gepest wordt binnen een mentorklas is de enige remedie om dit bespreekbaar te maken in de groep zelf. Dit geldt ook voor andere klassikale problemen. Daarom is het van belang dat de nadruk ligt op het samenwerken in een groep en het bespreekbaar maken van onderwerpen. Tip 2: Elke klas heeft kenmerken van een groep, namelijk: een groepsproces, een sociaal patroon en onderlinge spanningen. Probeer hier als mentor altijd bewust van te zijn. Tip 3: Daag iedere leerling uit om te reageren op een stelling of op een casus Tip 4: Neem als mentor zelf de leiding in een groepsdiscussie, maar nodig wel alle leerlingen uit om deel te nemen aan de discussie. Tip 5: Zorg dat de leerlingen zich medeverantwoordelijk voelen voor het functioneren in de groep. Dit kan bereikt worden door bijvoorbeeld bij de kennismaking bepaalde gedragsregels of richtlijnen klassikaal gezamenlijk op papier te zetten. Tip 6: Als er problemen zijn in een groep wordt er aangeraden deze niet te verdoezelen, maar juist te bespreken! Tip 7: Als een bepaald onderwerp veel reacties uitlokt, laat de leerlingen dan eerst discussiëren in kleine groepjes en dan pas klassikaal. Dit is om te zorgen dat alle leerlingen hun zegje kunnen doen over een onderwerp. Tip 8: Stel je als mentor open over en discussieer (kritische vragen stellen) mee met de stellingen. Hierdoor brengt u het gesprek op gang en laat u zien dat het niet eng is om mee te praten of om een mening te geven die misschien niet het zelfde is als de leerlingen.
4
Materialenlijst Voordat er gewerkt wordt met de module is het handig om te weten welke materialen aan bod kunnen komen tijdens verschillende lesopzetten. Het is een aanrader om een gezamenlijke kast of ruimte in te richten waar de volgende materialen terug te vinden zijn:
- Ballen (tennisballen of groter) - Blinddoeken - Fluitje - Krant - Lijm - Papier (A4 formaat en groter) - Pennen - Plakband - Potloden - Scharen - Staf (stok, paraplu, of iets dergelijks) - Stickers (voor naamstickers) - Stopwatch - Tape -Touw
5
Thema 1: Kennismaking Introductie en kennismaking Voorbereiding: Zorg ervoor dat er voldoende ruimte beschikbaar is. In het lokaal worden de stoelen in een kring gezet om een ontspannen sfeer te creëren. Daarnaast geeft het rust als de stoelen al goed neergezet zijn. De leerlingen zullen dan gaan zitten en de les kan dan meteen beginnen. Zorg er daarnaast voor dat de hulpmaterialen aanwezig zijn. Doel: Na deze les hebben de leerlingen met elkaar kennis gemaakt op een leuke en speelse manier om zodoende te zorgen voor een gezellige sfeer in de klas. Hulpmaterialen: - kring van stoelen - A4 papier en pennen/potloden - pagina 3 van individuele map leerlingen voor de evaluatie Lesopbouw: Terugblik en opstart (15 minuten) De leerlingen zitten in een kring. Als eerste stelt de mentor zich voor. Vervolgens wordt er kort uitgelegd hoe de les er uit gaat zien. Daarnaast kan er gekozen worden om regels vast te leggen voor de mentorlessen. Geef elke leerling een A4 papier en een pen of potlood. Laat de leerlingen eerst zelf regels bedenken en opschrijven die zij belangrijk vinden. Bespreek vervolgens deze regels en schrijf ze op het bord. Leg de nadruk op het feit dat alles wat tijdens de mentorlessen gezegd wordt, binnen de groep moet blijven en dus niet verder wordt verteld. Groepsopdracht: Kennismakingsoefening (15 minuten) Iedereen is nieuw op de school. Daarom is het van belang dat al vanaf het begin van het jaar kennismakingsoefeningen worden gedaan. Hierdoor leren de leerlingen elkaar beter kennen. Daarnaast maakt de mentor ook kennis met de groep. In bijlage 1 staan verschillende kennismakingsoefeningen. De keuze is afhankelijk van hoe goed de groep elkaar kent, de samenstelling van de groep en de persoonlijke voorkeur van u als mentor. Naast deze zijn er natuurlijk nog meer alternatieve kennismakingsoefeningen die u in het programma kunt verwerken. De onderstaande opdracht is een suggestie: Spel: ‘praatje maken?’ (10 minuten) Deel de leerlingen in tweetallen in. In deze oefening wordt er informatie uitgewisseld door middel van kleine gesprekken tussen twee personen. Als de tijd het toe laat, kunnen er minstens vier korte gesprekken plaatsvinden. Om de beurt moet er een bepaald thema aan bod komen. De ene verteld, de ander probeert zo goed mogelijk te luisteren. Na een minuut wisselen de rollen om. Om te bepalen wie er begint met praten kan het volgende gezegd worden: - degene die het eerste uit bed was van de twee - wie het verste weg woont - persoon met de langste duim Thema’s die aan bod kunnen komen: -Mooie vakantieherinneringen -Hobby’s
-Wat je van het schooljaar verwacht -Wat je blij maakt 6
Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Aan de leerlingen wordt er gevraagd wat ze van deze les vonden. Ook wordt nagevraagd wat er goed ging en wat er minder goed ging. Er kan ook gekozen worden om de leerlingen individueel te laten evalueren. Hierbij kan er gebruik gemaakt worden van pagina 3 van de leerlingenmap.
7
Thema 2: Energize-it! Handige ijsbrekers, kennismakingsoefeningen en spellen die energie geven! Aan de hand van het boek ‘Energize 2’ van Erwin Tieleman zullen er in dit hoofdstuk verschillende energizers aan bod komen . Energizers zijn (korte) oefeningen om sfeer en ‘power’ te creëren binnen een groep. Ze zorgen voor vreugde, humor, inspiratie en open communicatie binnen een groep. Energizers kunnen bij verschillende groepssamenstellingen en situaties toegepast worden. Er een paar situaties met bijbehorende oefeningen naar voren komen die u kan toepassen bij de mentorles. Voor een groep inhoudelijk aan de slag gaat, moeten de deelnemers vertrouwd worden met elkaar. IJsbrekers zijn er om de groep te laten wennen aan elkaar, zodat de sfeer binnen de klas ontspannen en veilig wordt. Anders dan de overige thema’s zullen er nu verschillende spellen/opdrachten volgen in plaats van een les opzet. Zo kunt u er kiezen welke u in wat voor situatie wil toepassen. De volgende energizers zijn bijvoorbeeld handig als starter van uw les.
Energize 1: Ik hou van iedereen…!
Leer elkaar op een hele andere manier kennen! Hulpmaterialen: - kring van stoelen Tijdsduur 15 minuten Speluitleg De leerlingen zitten in een stoelenkring. U mag zelf bepalen of u als mentor ook mee wil doen aan het spel. Dit zorgt meestal er wel voor dat leerlingen sneller zelf ook meedoen. Er is één deelnemer (als start gaat de voorkeur uit naar de mentor) die in het midden staat. Voor deze persoon is geen stoel. De persoon in het midden begint met ‘Ik hou van iedereen…’ gevolgd met een onderwerp. Denk bijvoorbeeld aan: - ‘Ik hou van iedereen die groene sokken aan heeft!’ - ‘Ik hou van iedereen die uit Gelderland komt!’ - ‘Ik hou van iedereen die oorbellen in heeft!’ - ‘Ik hou van iedereen die een hond thuis heeft!’ - ‘Ik hou van iedereen die van spinazie houdt! ‘ etc. Wees zelf creatief in de opties en lok de leerlingen uit om hier ook creatief mee om te gaan. Als een deelnemer uit de kring denkt ‘dat ben ik! Of dat past bij mij!’ moet hij/zij opstaan en zo snel mogelijk op een andere stoel gaan zitten. De persoon in het midden moet ook zo snel mogelijk op een stoel gaan zitten. De persoon die overblijft zonder stoel, moet in het midden gaan staan en een nieuwe stelling gaan formuleren: ‘ik hou van iedereen die…’ Dit spel is zeer geschikt als kennismakingspel. Daarnaast geeft het de deelnemers veel energie en leren ze elkaar beter kennen. ! Let op: zorg er wel voor dat leerlingen positieve uitspraken doen! Verwerkingsvragen: Welke effecten merk je bij deze oefening? Hoe helpt deze oefening je bij het kennismaken? Wat is het effect van deze oefening op de sfeer?
8
Energize 2: In de rij!
Hoe snel kunnen de leerlingen met elkaar de boel ordenen? Hulpmaterialen - voldoende beweegruimte in het lokaal Tijdsduur Circa 20 minuten. De tijd hang af van de aantal keren dat het spel herhaald wordt. Daarnaast is de tijd inclusief de nabespreking van het spel. U kunt er voor kiezen om de opdracht uit te laten voeren in verschillende groepjes of in één grote groep. Dit hangt af van de groepsgrootte. Speluitleg Vraag aan de leerlingen om in de open ruimte rijen te vormen. U als mentor geeft aan wat voor rijen dat moeten zijn. De volgende suggesties zullen u op weg helpen: - klein naar groot (eventueel zonder praten) - hun geboortedatum ( 1 januari tot 31 december) - hun haarkleur (van donker naar licht) - lichte naar donkere schoenen - alfabetische volgorde van de voornaam - alfabetische volgorde van de achternaam - volgens schoenmaat - volgens de grootte van de hand - volgens huisnummer (vanaf 1 tot…) - alfabetische volgorde van de plaats waar ze geboren zijn
Toelichting: Het is een eenvoudige oefening die een groep letterlijk in beweging brengt. Deelnemers komen op een spontane manier met elkaar in contact. Het is handig om deze oefening geleidelijk op te bouwen. Hierbij is het van belang dat er gestart wordt met een rij op een risicolaag niveau. (het visueel herkennen waarbij praten niet noodzakelijk is) tot risicohoog (persoonlijke kenmerken waarbij praten noodzakelijk is). Check na elke opdracht de eigenschappen van de groepjes of de volgorde waarin de deelnemers staan. Het is ook leuk om de leerlingen te laten vertellen hoe het proces verlopen is. Tot slot kan het gesprek op gang op gang gebracht worden door de volgende vragen te stellen aan de groep/groepjes: - Duurde het lang of ging het juist snel? - Waar komt dat door? - Wat hebben jullie gedaan om zo snel mogelijk een rij te vormen?
9
Energize 3: Naambal
Hoe goed zijn de leerlingen met het onthouden van namen? Hulpmaterialen: - voldoende beweegruimte in het lokaal -stickers om daar naamstickers van te maken - één of meerdere ballen Tijdsduur Circa 20 minuten Speluitleg De leerlingen staan in een kring. Elke leerling krijgt een sticker met daarop zijn of haar naam. Een van de leerlingen krijgt een bal. Deze leerling gooit de bal naar iemand in de kring. Voordat de leerling deze bal gooit, roept hij/zij de naam van degene naar wie de bal gegooid wordt. Je mag maar één keer naar dezelfde persoon gooien. Als je de bal naar iedereen heb gegooid, ga je zitten. Wie zit krijgt geen ballen meer. Als het spel is uitgespeeld, of wanneer u als mentor aanvoelt dat het tijd is voor verandering kan er gekozen worden voor de volgende suggestie. Pak er een tweede en eventueel een derde bal bij. Een andere variant waar u voor kan kiezen is om het spel te spelen zonder naamstickers. Dit is de ultieme test om te kijken hoe goed de leerlingen elkaar bij naam kennen.
Energize 4: Elleboogje schudden
De leerlingen begroeten elkaar wel op een hele andere manier! Hulpmaterialen - een open ruimte Tijdsduur Circa 10 minuten Speluitleg Laat de leerlingen in een grote cirkel staan Alle leerlingen krijgen een nummer: één, twee, drie of vier. Leg uit aan de leerlingen welk nummer wat moet doen: ‘Nummer 1: deze leerlingen leggen hun handen op de hoofd’. ‘Nummer 2: deze leerlingen leggen hun handen op de schouders’. ‘Nummer 3: deze leerlingen leggen hun handen op de zij’. ‘Nummer 4: deze leerlingen leggen hun handen op de knieën’. Laat vervolgens de leerlingen rondlopen door het klaslokaal. Vertel aan de leerlingen dat ze elkaar moeten begroeten als ze elkaar tegenkomen. Doe dit niet op de gebruikelijke manier van handen schudden, maar met de ellebogen. Hierdoor zullen er komische situaties ontstaan. U mag er voor kiezen om als mentor ook mee te doen aan dit spel. Als de meeste leerlingen elkaar hebben begroet, wordt het spel afgerond.
10
Energize 5: First impression
De deelnemers checken of hun eerste indruk klopt met de realiteit. Hulpmaterialen - voldoende beweegruimte in het lokaal - pen en papier voor elke leerling Tijdsduur - Circa 20 minuten Speluitleg Als voorbespreking kunt u er voor kiezen om het onderwerp ‘eerste indruk’ te introduceren. Vraag leerlingen bijvoorbeeld wat ze belangrijk vinden bij de eerste indruk, of waar ze voornamelijk op letten. Verdeel de leerlingen in tweetallen. Om de leerlingen op een andere manier in contact te brengen met elkaar is het een aanrader om een dubbele kring te maken. (eerste kring ,binnenste ring, met de ruggen naar elkaar toe; tweede kring met de gezichten naar de eerste kring toe, tegenover hun gesprekspartner) Leg de leerlingen uit dat ze op het begin niet met elkaar mogen praten, maar alleen kijken. Na een minuut geeft u als mentor een seintje dat de leerlingen mogen beginnen met het opschrijven van hun eerste indruk over de persoon die tegenover hun zit. Dit moeten ze alleen doen, zonder overleg met hun buurman of buurvrouw. Na een minuut geeft u een seintje dat ze de informatie mogen uitwisselen met elkaar. Let er wel op dat u de nadruk legt dat de eerste indruk positief geformuleerd moet worden. Daarna hebben de leerlingen de mogelijkheid om op elkaar te reageren. De volgende vragen zullen het gesprek op gang brengen: - klopte het beeld dat ik had van jou? - ben je het eens met de volgende uitspraak?’ Deze oefening kan herhaald worden. Laat de leerlingen in de buitenring drie plaatsen naar links opschuiven. Als u er voor kiest om de oefening te herhalen, vergeet dan niet alvorens te vertellen dat ze bijvoorbeeld drie gesprekken gaan voeren en daarvoor één a4tje voor hebben. (Om te voorkomen dat de leerlingen het blad al volschrijven na één gesprek) Verwerkingsvragen: Na de oefening kunt u er voor kiezen om het klassikaal te bespreken. Laat de leerlingen in één kring zitten. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Bij wie klopte de eerste indruk met de realiteit? - Wat klopte er? - Wie zat er helemaal naast? - Wat leer je uit deze oefening?
11
Thema 3: Pesten Les 1: praatles Bij dit thema van de module staat ‘pesten’ centraal. Naar aanleiding van de ‘pestdag’ in oktober komen er nu drie lesopzetten aanbod waarbij er teruggeblikt kan worden op deze dag. Daarnaast zullen de lessen zorgen voor meer gesprekstof over dit onderwerp. Tijdens deze les worden vele kanten van het pesten besproken, zoals het zelf pesten van iemand, slachtoffer zijn van pesten, het verschil tussen plagen en pesten, de gevolgen van pesten, waarom iemand pest, enzovoort. Deze les zal voornamelijk een praatles zijn. Voorbereiding: Zorg ervoor dat er een ruimte beschikbaar is. Zorg ervoor dat pagina 5 en 6 van de leerlingenmap gekopieerd is. Bij het invullen van het werkblad zitten de leerlingen aan hun tafels. Bij de nabespreking worden de stoelen in een kring gezet. Overigens is er voor gekozen om deze les niet individueel te evalueren, omdat er tijdens de opdracht en afsluiting klassikaal geëvalueerd wordt. Doel Na deze les kunnen de leerlingen beter praten over het onderwerp pesten en hebben ze herkenning gevonden bij medeleerlingen. Hulpmaterialen: - Leerlingenmap pagina 5 en 6 voor opdracht. - pennen/ potloden voor de leerlingen Lesopbouw: Terugblik en opstart (5 minuten) De mentor introduceert het onderwerp pesten. Als eerste wordt er teruggeblikt op de pestdag. Er wordt besproken wat er aan bod is gekomen. Hou er rekening mee dat dit onderwerp veel reacties kan uitlokken bij de leerlingen. U kunt bijvoorbeeld de volgende vragen stellen: - Waar denk je aan bij het onderwerp ‘pesten’? - Ben jij wel eens gepest? - Wat gebeurde er? - Wat deed je? - Heb je zelf wel eens iemand gepest? Zo ja, waarom? Individuele en groepsopdracht Invullen werkblad pesten en nabespreking (35 minuten) Geef alle leerlingen blad 5 en 6 van de leerlingenmap. Laat een leerling (of zelf) het gedichtje voorlezen. Vraag rond wat de ervaringen zijn van de leerlingen met pesten. Laat vervolgens de leerlingen het blad invullen en geef hierbij korte instructies. Dit kunt u het beste doen door even snel de vragen te doorlopen met de klas. Nadat het blad is ingevuld kan er gekozen worden om in een kring te gaan zitten. Bespreek met de leerlingen de antwoorden. Zorg ervoor dat de leerlingen in gesprek/discussie met elkaar gaan met over de antwoorden. Vraag ook naar ervaringen en andere verhalen rondom pesten. Hieraan zal aan het einde van les veel aandacht worden besteed. Suggestie: er kan er ook voor gekozen worden om de bespreking eerst te laten verlopen in groepjes vanwege het creëren van een veilige sfeer. Dit hangt af van de grootte van de groep. Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Aan de leerlingen wordt er gevraagd wat ze van deze les vonden. Ook wordt nagevraagd wat er goed ging en wat er minder goed ging.
12
Thema 3: Pesten Les 2: met de groep! Voorbereiding Zorg ervoor dat er voldoende ruimte in de klas is voor een grote kring van stoelen. Het handigste is dat deze opstelling bij aanvang van de les klaarstaat. De tafels en stoelen moeten aan de kant staan. Als de leerlingen binnenkomen kunnen ze meteen gaan zitten. Dit zorgt voor een stukje rust bij binnenkomst. Doel Na deze les hebben de leerlingen ervaren hoe het voelt als je buitengesloten wordt en je niet goed weet waarom dat gebeurd. Hulpmaterialen - Kring van stoelen - Een staf (stok, paraplu, of iets dergelijks) - Individuele map leerlingen pagina 7 voor evaluatie Lesopbouw: Terugblik en opstart (5 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar de vorige bijeenkomst. De leerlingen zullen thuis ook over het onderwerp hebben nagedacht. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Wat is jou het beste bijgebleven van vorige week? - Heeft de vorige les je aan het denken gezet? - Heb je de afgelopen week nog iets meegemaakt wat met pesten te maken heeft? Groepsopdracht Spel: Ali Ben Mocassa (20 minuten) De leerlingen zitten in een kring. De mentor gaat samen met vier leerlingen naar de gang. Zij worden de eerste Mocassanen en leren het geheim van de staf. De mentor spreekt met de vier leerlingen af hoe ze de stok aan elkaar doorgeven. Dit kan op verschllende manieren. Denk bijvoorbeeld met welke hand, met overdwars, tikkend op de grond, etc.) Het is van belang dat tijdens de afgesproken manier van doorgeven de Mocassanen ritmisch het volgende zeggen: ‘Dit is de staf van Ali Ben Mocassa’. Als dit is afgesproken, gaat iedereen weer terug naar het klaslokaal. Kort wordt er door de mentor uitgelegd dat de andere leerlingen er achter moeten komen hoe je de staf moet doorgeven. Alleen de Mocassanen weten precies op welke manier je de staf moet houden en wat je moet doen om er bij te horen. Nu moeten de overige leerlingen dit ook kunnen. Als een leerling het precies goed doet, hoort hij/zij ook bij de groep. Toch, als je als Mocassaan het één keer verkeerd doorgeeft, hoor je niet meer bij de groep. Het kan eventueel uitgespeeld zijn, maar ook stopgezet worden na 10 minuten door de mentor. Afsluiting Evaluatie (10 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar de opdracht. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: Hoe is het om het geheim te kennen? Hoe is het voor je als je ziet dat iemand het geheim ontdekt en jij nog niet weet wat het geheim is? Hoe is het voor je als je het geheim kent, en ziet dat iemand het ook bijna ontdekt heeft? Hoe is het als je het geheim niet kent? Daarnaast kan er individueel geëvalueerd worden aan de hand van pagina 7 van de leerlingenmap.
13
Thema 3 :Pesten Les 3: spel en situaties Voorbereiding Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is om een kring van stoelen klaar te zetten. Leerlingen zullen bij binnenkomst meteen in de kring gaan zitten. Daarnaast is het belangrijk dat de individuele mappen aanwezig zijn voor de groepsopdracht en de evaluatie Doel Na deze les weten leerlingen hoe ze in verschillende situaties zouden reageren die met pesten te maken hebben.. Hulpmaterialen - kring van stoelen - Individuele map voor leerlingen pagina 8 voor situaties en pagina 9 voor evaluatie. Lesopbouw Terugblik en opstart (5 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar de vorige bijeenkomst. De leerlingen zullen thuis ook over het onderwerp ‘pesten’hebben nagedacht. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Wat is jou het beste bijgebleven van vorige week? - Heeft de vorige les je aan het denken gezet? - Heb je de afgelopen week nog iets meegemaakt wat met pesten te maken heeft? Groepsopdracht Spel: Wie is de dirigent (15 minuten) De leerlingen zitten in een kring. Een vrijwilliger, de speurder, verlaat de ruimte. U als mentor wijst iemand aan als dirigent. De dirigent doet een gebaar van een instrument voor. Probeer het gebaar zo snel mogelijk na te bootsen zonder dat het opvalt wie de dirigent is. De dirigent zal het instrument geregeld veranderen. De anderen doen zo snel mogelijk het gebaar na. De speurder komt terug in de kring staan. De speurder mag drie keer raden wie de dirigent is. Het spel kan meerdere malen herhaald worden. Telkens is er een andere speurder en wordt er een nieuwe dirigent aangeduid. De mentor kan zelf bepalen om mee te doen aan het spel of niet. Individuele opdracht: Situaties: Wat nu? (10 minuten) De leerlingen hebben allemaal pagina 8 voor zich uit de individuele leerlingenmap. Op deze pagina staan verschillende situaties beschreven. De leerlingen lezen deze situaties en schrijven vervolgens eronder wat zou in die situatie zouden doen. Er kan er voor gekozen worden om deze situaties nog gezamenlijk te bespreken. (of bij de evaluatie, mits daar nog tijd voor is) Afsluiting Evaluatie (10 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar het spel ‘wie is de dirigent’. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: Hoe is het om het geheim te kennen? Hoe is het voor je als je ziet dat iemand het geheim ontdekt en jij nog niet weet wat het geheim is? Hoe is het voor je als je het geheim kent, en ziet dat iemand het ook bijna ontdekt heeft? Hoe is het als je het geheim niet kent? Daarnaast kan er individueel geëvalueerd worden aan de hand van pagina 9 van de leerlingenmap 14
Thema 4: Samenwerken in een groep Les 1: Samenwerken! Voorbereiding Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is om een kring van stoelen klaar te zetten. Leerlingen zullen bij binnenkomst meteen in de kring gaan zitten. Daarnaast is het belangrijk dat de individuele mappen aanwezig zijn voor de evaluatie Doel Na deze les weten de leerlingen wat het nut is van een goede samenwerking en weten ze wat er van belang is om te zorgen dat een samenwerking goed verloopt. Hulpmaterialen - kring van stoelen - een fluitje - individuele leerlingen pagina 10 voor evaluatie Lesopbouw Terugblik en opstart (5 minuten) Er wordt even kort teruggeblikt naar de vorige mentorles. Dan wordt het onderwerp ‘samenwerken in een groep’ geïntroduceerd. De volgende vragen zullen het gesprek op gang helpen: - Wat versta jij onder samenwerken? - Vind je het leuk om samen te werken? - Wanneer is het lastig om samen te werken? Vervolgens kan er overgegaan worden naar de eerste groepsopdracht. Groepsopdracht De verborgen vogel (15 minuten) De leerlingen zitten allemaal in een kring. Vraag om één vrijwilliger. Deze leerling verlaat de ruimte. Een van de overgebleven leerlingen krijgt een fluitje. Vertel aan de leerlingen dat iedereen met gebalde vuisten naar voren moeten zitten of met de handen op de rug. De leerlingen mogen zelf kiezen wat ze doen. Vertel aan de leerlingen dat de vrijwilliger op de gang moet er achter moet komen wie het fluitje heeft. Het fluitje moet doorgegeven worden, zonder dat de vrijwilliger (de vogelwachter) er achterkomt. Na de uitleg mag de vogelwachter terug komen in het klaslokaal en wordt hij/zij bijgepraat door de mentor. De leerlingen proberen de vogelwachter te misleiden en geven het dus het fluitje onopvallend door. Wie het durft, mag tussendoor op het fluitje blazen. Om het voor de vogelwachter moeilijk te maken, proberen de leerlingen hem/haar te misleiden door te doen alsof ze het fluitje doorgeven. Dit spel kan meerdere malen herhaald worden. De vogelwachter mag drie keer raden wie het fluitje heeft. Raad de vogelwachter het drie keer mis, moet hij/zij een liedje zingen voor de klas. Raad de vogelwachter het goed, moet de persoon die gesnapt is de nieuwe vogelwachter zijn. In de knoop! (10 minuten) De leerlingen worden ingedeeld in groepen van ongeveer 8 tot 10 personen (met meer leerlingen kunnen er dus ook twee of drie groepen gemaakt worden). Geef de leerlingen de instructie dat ze allemaal beide handen moeten uitsteken naar voren. Vervolgens moeten de leerlingen hun ogen dicht doen en een hand van de ander pakken. Je mag niet de handen van de buurman/vrouw vastpakken. Stuur hier en daar bij als dat nodig is, aangezien de leerlingen hun ogen dicht hebben. Leg de leerlingen uit dat het de bedoeling is dat iedereen de hand vast heeft met twee verschillende personen. Als dit gelukt is mag iedereen weer de ogen open doen. Nu is het de opdracht dat de leerlingen uit de knoop moeten komen zónder dat de handen los worden gemaakt. 15
In sommige gevallen lukt dit niet, zorg er dan voor dat de leerlingen zo ver mogelijk komen of geef ze één vrijstelling. (dat ze één hand los mogen maken in overleg!) Ook dit spel kan meerdere malen herhaald worden als daar tijd voor is. Door middel van herhaling zullen de leerlingen beter gaan overleggen en gaat het samenwerken ook beter. Afsluiting Evaluatie (10 minuten) Om de leerlingen te laten evalueren kan er gebruik gemaakt worden van pagina 10 van de leerlingenmap. Het is een aanrader om na de groepsopdrachten de klas in een kring te laten zitten en een gesprek op gang te brengen over de samenwerking. De volgende vragen zullen u hierbij helpen: - Hoe was het om samen te werken? - Hoe is het om samen te werken met mensen die je nog niet zo goed kent?’ - Hoe was het om de vogelwachter te zijn?’ - Hoe kwam het dat dat de vogelwachter het lastig vond om het fluitje te vinden?’ - Wat heeft dit met samenwerken te maken?’ - Was het lastig om uit de knoop te komen? - Wat had deze opdracht te maken met samenwerken?’.
16
Thema 4: Samenwerken in een groep Les 2: Respect voor elkaar Voorbereiding Zorg voor een grote stoelenkring in het klaslokaal. Hierdoor nodigt u de leerlingen uit om bij aankomst van de les te gaan zitten. Door een kring ontstaat er vaak een veilige sfeer. Deze les zullen namelijk verschillende onderwerpen besproken worden en zal er samengewerkt worden. Doel Na deze les weten de leerlingen hoe belangrijk respect voor elkaar hebben is tijdens samenwerkingsprocessen. Hulpmaterialen - kring van stoelen - leerlingenmap pagina 11 voor de vragenlijst en pagina 12 voor de evaluatie Lesopzet: Terugblik en opstart (10 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar vorige les. Daarop volgend wordt het onderwerp ‘respect’ geïntroduceerd. Er kan hierbij gebruik gemaakt worden van pagina 11 uit de van de leerlingenmap. Hierin kunnen leerlingen individueel antwoord geven op de vragen zoals : ‘Wat is respect voor jou?’ Groepsopdracht Spel: Tellen in een groep (10 minuten). De leerlingen zitten in een kring. Het is de bedoeling dat iedereen samen tot 10 gaat tellen. Er mag maar één getal per beurt uitgesproken worden. Er wordt niet afgesproken wie er begint. Als er een getal door twee personen tegelijkertijd gezegd wordt, begint het weer opnieuw bij 1.Meestal lukt het een groep om binnen vijf minuten tot tien te tellen. Als een groep erg impulsief is, wordt dit al lastiger. Een poging uitstellen voor een andere keer is dan de enige oplossing. Nabespreking: Het is van belang om deze opdracht in kringvorm na te bespreken. De volgende vragen zullen u helpen om het gesprek op gang te helpen: - Was het makkelijk om tot 10 te tellen? - Waar ging het mis?’ - Waar moet je voornamelijk rekening mee houden? - Wat heeft deze opdracht met respect te maken? Groepsdiscussie (20 minuten). Probeer met de klas een gesprek aan te gaan over respect. Het ligt natuurlijk aan de klas hoeveel input u krijgt. De simpele vraag: ‘Wat vind jij respect?’ kan namelijk al veel reacties uitlokken met veel voorbeelden. Daarnaast hebben de leerlingen in het begin van deze les de vragenlijst van pagina 11 uit de leerlingenmodule ingevuld. Deze lijst en de bijbehorende antwoorden van de leerlingen kunnen verschillende reacties oproepen Ga hier op in en probeer de discussie te leiden. Aan de andere kant kan u ook te maken hebben met een rustige klas. Dan kunnen de volgende vragen/onderwerpen u helpen om een discussie op gang te helpen: - Hoe verdien je respect? - Wanneer vind jij dat iemand geen respect verdiend? - Wat vind je van graffiti? - Vind jij dat je op een bankje mag schrijven? - Sta jij op als je ziet dat een oudere vrouw/zwangere vrouw de bus in stapt?
17
Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Tijdens de groepsopdracht ‘tellen in een groep’ en de groepsdiscussie worden al veel onderwerpen nabesproken. Ter aanvulling van deze vorm van evalueren kan er voor gekozen worden om de leerlingen individueel te laten evalueren door middel van pagina 12 van de leerlingenmap.
18
Thema 4: Samenwerken in een groep Les 3: aangeven van je eigen grenzen Voorbereiding: Voor deze les is er voldoende beweegruimte nodig in het klaslokaal. Maak een grote kring met stoelen voor de leerlingen. Als de leerlingen bij de lesaanvang binnenkomen, mogen ze meteen gaan zitten. Doel Na deze les weten leerlingen hoe ze hun eigen grens kunnen aangeven tijdens een samenwerking of in andere situaties. Hulpmaterialen: - kring van stoelen - leerlingenmap pagina 13 voor het GGGG model en pagina 14 voor de evaluatie. Lesopbouw: Terugblik en opstart (5 minuten) Ten eerste wordt er teruggeblikt naar de eerste les. Vervolgens wordt het onderwerp ‘grenzen stellen’ geïntroduceerd. Vragen die het gesprek op gang zullen brengen zijn de volgende: - Ga jij wel eens over je grens heen? - Waarom doe je dat dan? - Hoe laat jij merken dat iemand letterlijk en/of figuurlijk geen stap verder meer mag zetten? - Wat is er erg aan of wat is het gevolg als je over je eigen grens heen gaat? Groepsopdrachten Jezelf positioneren (10 minuten) Laat alle leerlingen in een cirkel staan. Vraag aan de leerlingen of ze willen staan zoals ze normaal gesproken ook staan (bijvoorbeeld op het schoolplein). U als mentor loopt rond. Je zegt niets. Je kiest een leerling uit je duwt zachtjes naar links of rechts. Hiermee kijkt u of een leerling vast of juist wat losser staat. Dan loopt u weer verder. Doe ditzelfde nog bij een paar andere leerlingen. Dan laat je iedereen weer op de stoel zitten. Nabespreking: Vraag je aan de leerlingen wat zij denken wat de bedoeling was. Het is interessant om ook te vragen naar de reacties van de leerlingen die geduwd werden. Leg vervolgens uit dat deze oefening was om te kijken hoe mensen staan en hoe stevig je staat. Suggestie: het is leuk om uit te leggen wat een zekere houding is en wat dat uitstraalt. Natuurlijk kunt u er ook voor kiezen om eerst een onzekere houding te laten zien en wat dit uitstraalt. Vraag ook aan de leerlingen wat een zekere uitstraling is en hoe je dit doet. (stevig staan, benen iet uit elkaar, borst naar voren, hoofd iets omhoog, oogcontact, etc Reageren op prikkels (10 minuten) Kies vijf leerlingen. (zeg bijvoorbeeld: ‘ik heb vijf vrijwilligers nodig!’) Laat deze leerlingen op een rijtje staan voor de klas. Zeg verder niets geef geen instructie. De rest van de klas kijkt toe. Laat de leerlingen allemaal op een rij staan. Ga achter ze staan. Bij elke leerling doe je ‘iets’. Bekijk hoe de leerlingen reageren. Ook de klas observeert. Suggesties: bij de ene leerling zit je even aan het haar, bij de ander zet je een capuchon op, en bij de ander ga je voor hem/haar staan en kijkt hem/haar lang aan, etc. De reacties zullen verschillend zijn. Nabespreking: Naderhand spreken jullie door wat er gebeurd is en hoe je aan kan geven wat jouw persoonlijke grens is. Wat vond je er van dat ik even aan je oorbel zat? Wat vond je ervan dat ik je aanstaarde? Wat voelde je? Wat deed je? Doe je dat normaal gesproken ook? En wellicht ook: waarom deed je nu niets dan (als de leerling zegt: normaal gesproken zou ik er echt wat van zeggen!) 19
Individuele opdracht Invullen van het GGGG model (15 minuten) Bij deze individuele opdracht gaan leerlingen zelf nadenken over een bepaalde situatie waarin ze iets niet durfde of waarin ze over hun eigen grens zijn gegaan. Ze pluizen deze situatie individueel uit door middel van verschillende vragen. Deze vragen zijn gebaseerd op het GGGG model. Dit model staat voor: gebeurtenis, gedachte, gevoel en gevolg. De vragen zijn ideaal om bij een bepaalde situatie stil te staan waar je normaal gesproken niet echt zo over nadenkt. Vraag aan de leerlingen of ze een situatie kunnen bedenken die op school of thuis heeft plaatsgevonden. Aan de hand van pagina 11 in de leerlingenmap kunnen ze deze situatie omschrijven en stap voor stap doorlopen. Tijdens het invullen loopt u rond, zodat de leerlingen u vragen kunnen stellen als ze er zelf niet meer uit komen. Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Op pagina 14 van de leerlingenmap vindt u het evaluatieblad voor de leerlingen. Daarnaast kan er voor gekozen worden om de afsluiting klassikaal te doen. De volgende vragen zullen u helpen om het gesprek op gang te helpen: - Wat vond je van de groepsopdrachten? - Hoe vond je het om een situatie uit te pluizen waarin je het lastig vond om je grens aan te geven? - Waarom ga je wel eens over je grens? - Wat kan je het beste doen als je het gevoel hebt dat je over je eigen grens heen gaat?
20
Thema 4: Samenwerken in een groep Les 4: Groepsdruk Voorbereiding Zorg dat er voldoende ruimte is in het klaslokaal om een kring van stoelen te maken. Zet deze alvorens klaar. Bij aanvang van de les kunnen de leerlingen in de kring gaan zitten. Doel Na deze les weten leerlingen wat groepsdruk is en hoe ze het beste hierop kunnen reageren. Daarnaast zijn de leerlingen gestimuleerd om zo min mogelijk op groepsdruk in te gaan. Hulpmaterialen - kring van stoelen - lang stuk tape of touw en stopwatch voor spel ‘een minuutje’ - leerlingenmappen pagina 15 voor evaluatie - kring met stoelen Lesopbouw Terugblik en opstart(5 minuten) Er wordt kort teruggeblikt naar vorige mentorles. Daarna wordt het thema ‘groepsdruk’ geïntroduceerd door de mentor. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Wat is groepsdruk? - Ervaar jij wel eens groepsdruk? - Wanneer ervaar je dit voornamelijk? - Wat is een negatieve kant van groepsdruk? - Hoe ga jij hier mee om?’ Groepsopdracht Een minuutje (10 minuten) De leerlingen zitten in een kring. De mentor legt een lange lijn in het lokaal. Leg uit dat de leerlingen moeten inschatten wanneer er een minuut voorbij is. Vertel daarbij dat er gekeken gaat worden wie het beste kan inschatten. Er mag niet overlegd worden. Als je van mening bent dat een minuut voorbij is, ga je achter de lijn staan. Er mag niet op horloges of klokken gekeken worden. Ga achter de persoon staan die net voor jou achter de lijn ging staan. Als de laatste persoon achter de lijn staat, mag iedereen weer gaan zitten. King for a day! (15 minuten) Maak een grote halve cirkel met stoelen. In het middenpunt staan drie stoelen. Deze staan iets uit elkaar van de rest van de kring. De middelste stoel is een figuurlijke ‘troon’ en de twee stoelen daarnaast zijn voor de ‘onderdanen’. Leg aan de leerlingen uit dat er een associatie spel gespeeld gaat worden. Vraag ook of de leerlingen weten wat associëren is. Vraag om drie vrijwilligers, waarvan dus één de koning is en twee de onderdanen. Daarna gaat iedereen op een stoel zitten. Vraag de koning om een woord te noemen. Op dit woord moeten beide onderdanen een woord noemen die er mee te maken heeft. Dan kiest de koning één onderdaan die volgens hem de beste associatie heeft. Dan wordt de onderdaan de koning en gaat de oude koning aansluiten bij de halve kring en schuift iedereen een plaats op. Dit kan meerdere keren herhaald worden. Voorbeelden: woord door koning: water. Woord voor onderdanen: drinken of zwemen woord door koning: eten. Woord voor onderdanen: snoep of lasagne etc. Leg goed uit dat geen enkele associatie fout is.
21
Afsluiting Evaluatie (10 minuten) Om de les te evalueren kan er gebruik gemaakt worden van pagina 15 uit de leerlingenmap. Daarnaast is het een aanrader om de les klassikaal na te bespreken. Vragen die het gesprek op gang kunnen brengen zijn de volgende: Om de oefeningen te bespreken zijn de volgende vragen handige richtlijnen: - Hoe was deze oefening om te doen? - Welke trucjes heb je gebruikt? - Hoe was het als je wilde opstaan en er nog niemand stond? - Hoe was het als de andere al zag staan en jij dacht dat de minuut nog niet voorbij was? - Wat was het effect van de anderen op je eigen keuze om te gaan staan? - Hoe was het om de koning te zijn? - Hoe was het om onderdaan te zijn? - Wat heeft dit met groepsdruk te maken?’
22
Thema 4: Samenwerken in een groep Les 5: Kom voor jezelf op! Voorbereiding Zorg dat er voldoende ruimte in het lokaal is om verschillende rollenspellen te doen. Daarnaast is het een aanrader om de leerlingenmappen paraat te hebben voor de evaluatie. Tot slot moet er voor de rollenspellen bijlage 3 van deze module (situaties) gekopieerd zijn. Doel Na deze les kunnen leerlingen beter ‘nee’ zeggen in situaties en daarnaast durven leerlingen beter een verzoek te doen bij een ander. Hulpmaterialen - kring met stoelen - leerlingenmap pagina 16 voor evaluatie - bijlage 3 van deze module gekopieerd. Lesopzet Terugblik en opstart (10 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar vorige mentorles. Deze les zal in het teken staan van ‘voor jezelf opkomen’. Voor jezelf op komen heeft meestal betrekking op twee zaken: - 'Nee' durven zeggen. Dat wil zeggen, je niet altijd hoeven aanpassen aan wat anderen van je verwachten -Een 'verzoek' doen. Iemand durven vragen iets voor je te doen of te laten. Veel leerlingen vinden het lastig om ‘nee’ te zeggen. Toch is het belangrijk om het wel te zeggen om bijvoorbeeld jezelf te beschermen of om te voorkomen dat je iets doet tegen je zin in. Maar wat maakt het nou zo lastig? De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Wanneer vind jij het lastig om ‘nee’ te zeggen? - Waar ben je dan bang voor? - Vind je het lastig om iemand iets te vragen?’ - Doe je wel eens een verzoek?’ - Wat is hier dan lastig aan? Vervolgens gaat de klas hier mee aan de slag door rollenspellen Groepsopdracht Rollenspel (25 minuten) In bijlage 3 en 4 van deze module zijn situaties terug te vinden. Kopieer deze en knip ze uit. Afhankelijk van de grote van de groep maak je drietallen. Elk drietal krijgt een situatie. Vertel aan de leerlingen dat ze per drietal een plek mogen vinden in het klaslokaal. Laat de leerlingen de situaties uitspelen door twee leerlingen en laat één leerling observeren en feedback geven. Geef de leerlingen per situatie ongeveer 5 minuten en laat ze verschillende situaties uitspelen met steeds weer een andere rol. U geeft aan wanneer de rollen worden omgedraaid of wanneer de leerlingen andere situaties krijgen. Tussendoor loopt u rond in de klas en luistert u mee bij de gesprekken.
23
Afsluiting Evaluatie (10 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van pagina 16 van de leerlingen map. Daarnaast is het een aanrader om de rollenspellen klassikaal te bespreken. Het is van belang om naar de ervaringen te vragen van de leerlingen. De volgende vragen zullen u helpen om het gesprek op gang te brengen: - Wat vond je lastig? - Waarom is het soms moeilijk om nee te zeggen? - Wat kan er soms spannend zijn aan iemand iets vragen? - Wat moest je spelen? - Gebeurd dit ook wel eens in het echt?’
24
Thema 5: Jij en ik Les 1: wij samen! Voorbereiding Zorg dat er genoeg loopruimte is in het lokaal voor de groepsopdracht. Daarnaast zijn er voor de groepsopdracht meerdere blinddoeken nodig. Andere voorwerpen die er voor zorgen dat de leerlingen niets zien mogen natuurlijk ook. Doel Na deze les vertrouwen leerlingen elkaar beter en weten ze hoe ze andermans vertrouwen kunnen winnen. Hulpmaterialen - per tweetal één blinddoek of iets om de ogen mee te bedekken - leerlingenmappen pagina 17 voor evaluatie Lesopbouw Terugblik en opstart (5 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar de vorige mentorles. Vervolgens wordt de les geïntroduceerd. Vertel aan de leerlingen dat deze bijeenkomst in het teken staat van elkaar vertrouwen, ook al ken je elkaar nog niet zo goed.
Groepsopdracht Spel 1: Blind vertrouwen (15 minuten) Er worden tweetallen gemaakt door de mentor. Eén van de twee wordt geblinddoekt. De ander is de begeleider. Er mogen geen personen tegen elkaar opbotsen. De begeleider tikt op de linkerschouder als hij/zij naar links moet. Bij rechts idem dito en rechtdoor is een tikje midden op de rug. Laat de leerlingen een tijdje lopen. Variatie: laat de leerlingen een parcour lopen. Geef de tweetallen een opdracht waar ze naar toe moeten lopen (naar een punt). Spel 2: De vuist (10 minuten) Verdeel de leerlingen in tweetallen. Een persoon van elk tweetal sluit de hand en houdt die voor zich uit als een gebalde vuist. De andere persoon probeert op verschillende manieren de hand van de ander te openen. Er mag geen geweld gebruikt worden of de ander pijn doen. Bij elk tweetal probeert de ene de hand van de ander te openen. Bij sommigen lukt dat, bij anderen niet. Na één minuut geeft u een seintje en worden de rollen omgedraaid. Spel 3: Vertrouw ons! (10 minuten) Dit spel is niet geschikt voor alle klassen. Echter is deze opdacht een aanrader om het vertrouwen in een groep te versterken. Voor dit spel zijn er 8 personen nodig. Vraag eerst aan de klas wie er vrijwilliger wil zijn die wel wat durft. Vraag vervolgens naar nog zeven andere vrijwilligers. Ga met deze leerlingen midden in het klaslokaal staan. Laat de rest van de leerlingen zitten. Vraag aan de ene vrijwilliger of hij/zij wil gaan liggen. De andere zeven leerlingen gaan om de leerling staan. (verdeeld, overal eentje: bij de voeten, in het midden, iemand ter ondersteuning van zijn/haar hoofd, etc.) Heel rustig aan, op uw teken, tillen de leerlingen de vrijwilliger op tot een bepaalde veilige hoogte. Vervolgens laten ze hem/haar weer voorzichtig zakken. Vraag vervolgens aan de vrijwilliger naar zijn/haar ervaring van dit spel en wat dat te maken heeft met elkaar vertrouwen.
25
Afsluiting Evaluatie ( 10minuten) Er wordt teruggeblikt naar de les. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van pagina 17 van de leerlingenmap. De les stond in het thema van ‘wij samen’. Vraag aan de leerlingen wat ze geleerd hebben. Daarnaast is het van belang om te toetsen bij de leerlingen wat hun ervaringen waren bij de spellen. Bij beide spellen staat ‘elkaar vertrouwen’ voorop. De volgende vragen zullen het gesprek op gang brengen: Spel ‘Blind vertrouwen’: - Hoe was het om te leiden? - Hoe was het om geleid te worden? - Hoe is het om iemand te vertrouwen? - Wat vond je zelf het leukste om te doen? - Wat vond je het spannendste om te doen? - Wat heb jij nodig om iemand te vertrouwen? Spel: ‘De vuist’: - Wie is er in geslaagd de hand te openen? - Welke technieken hebben geholpen? - Bij wie ging het niet? - Wat is het effect als je geweld gaat gebruiken? - Wat is er van belang om iets voor elkaar te krijgen bij de ander?’
26
Thema 5: Jij en ik Les 2: complimenten geven en ontvangen Voorbereiding Zorg ervoor dat er een ruimte beschikbaar is. Daarnaast moeten de hulpmaterialen aanwezig zijn, namelijk de strip. Bij het tekenen van de strip zitten de leerlingen aan de tafels. Bij de afsluiting worden de stoelen in een kring gezet Doel Na deze les kunnen de leerlingen het verschil in complimenten aangeven en weten leerlingen hoe ze die het beste een compliment kunnen geven en ontvangen. Hulpmaterialen - kring van stoelen - leerlingenmap pagina 18 voor strip en pagina 19 voor evaluatie Lesopbouw Terugblik en opstart (5 minuten) Allereerst wordt er teruggekeken naar de vorige mentorles. Vervolgens zal het onderwerp ‘complimenten’ geïntroduceerd worden. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: ‘geef jij wel eens een compliment? ‘Krijg je wel eens een compliment?’ Hoe reageer je daar dan op? Wat bedoelen mensen met complimenten? Individuele opdracht Strip tekenen(25 minuten) In de leerlingenmap pagina 18 is er een begin van een strip te vinden. De leerlingen gaan zelf een strip maken over een situatie waarin iemand een compliment geeft en/of ontvangt. De leerling kiest dus zelf een situatie en kiest ook of de situatie die betrekking heeft op het geven van complimenten of het ontvangen van complimenten. De meest logische opbouw van de strip is als volgt: blok 1: titel van het verhaal; blok 2: beginsituatie (begroeting of iets dergelijks) blok 3: jouw eigen gedachten; blok 4: je gesprekspartner zegt iets, jij denkt iets; blok 5: beide gesprekspartners zeggen iets; blok 6: er wordt een compliment gegeven en daar wordt ook op gereageerd. Door deze oefening worden de leerlingen bewust van het geven en/of ontvangen van complimenten en hoe ze dit kunnen aanpakken. Ook worden ze bewuster van het effect van complimenten. Deze punten zullen in de nabespreking worden besproken. Groepsopdracht Petje op, petje af (10 minuten) Uit onderzoek blijkt dat het gezond is om elke dag twee inhoudelijke en twee op het oog complimenten te geven. Dit houdt dus in dat er twee complimenten gegeven moeten worden over een vaardigheid en twee over uiterlijk of iets wat je ziet. Deze opdracht is om te kijken of de leerlingen weten wat het verschil is. Petje op, pet je af is een spel waarbij leerlingen denkbeeldig een petje op moeten doen als ze denken dat het waar is en een petje af moeten doen als ze denken dat de stelling onjuist is. De volgende stellingen kunt u gebruiken Een inhoudelijk compliment is bijvoorbeeld: wat heb je dat goed gedaan! (juist) Een inhoudelijk compliment is bijvoorbeeld: wat een leuke schoenen, waar heb je die vandaan? (onjuist) Een compliment over uiterlijk is bijvoorbeeld: wat zit je haar leuk! (juist) 27
Een compliment over je uiterlijk is bijvoorbeeld: wat heb je dat goed opgelost! (onjuist) Complimenten geven doen mensen alleen maar om te slijmen. (onjuist) Een compliment is niet altijd waar (juist) Degene die overblijft is de winnaar. Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Er wordt teruggeblikt naar de les. De les stond in het thema van ‘complimenten geven en ontvangen’. Vraag aan de leerlingen wat ze geleerd hebben. Daarnaast is het van belang om te toetsen bij de leerlingen of ze de verschillen van complimenten snappen. Vraag ook naar de ervaringen tijdens de les en hoe ze op complimenten kunnen reageren. Om individueel te evalueren op de les kan er gebruik gemaakt worden van pagina 19 uit de leerlingenmap.
28
Thema 5: Jij en ik Les 3: Kritiek geven en ontvangen Voorbereiding Zorg ervoor dat er een ruimte beschikbaar is. Daarnaast moeten de hulpmaterialen aanwezig zijn, namelijk de brainstorm uit de leerlingenmap pagina 20. Om de brainstorm te maken is het handig dat de leerlingen aan tafels zitten. Hulpmaterialen - stopwatch - leerlingenmap pagina 20 voor brainstorm en pagina 21 voor evaluatie Doel Na deze les weten leerlingen wat ‘kritiek’ is en hoe ze deze het beste kunnen geven. Daarnaast zijn ze bewust van hun houding en wat dat oproept bij de ander. Lesopbouw Terugblik en opstart (5 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar de vorige mentorles. Vervolgens wordt het onderwerp ‘kritiek geven en ontvangen’ geïntroduceerd. Zeer snel kan er overgegaan worden naar de individuele opdracht. In deze opdracht gaan leerlingen namelijk zelf bedenken wat kritiek geven en ontvangen is. Individuele opdracht Brainstorm ‘kritiek geven’(10 minuten) Voor deze opdracht is pagina 20 van de leerlingenmap nodig. Leerlingen gaan bij deze individuele opdracht zelf nadenken wat kritiek is en wat ze daar onder verstaan. In het midden van het blad staat de term ‘kritiek geven en ontvangen’ en de leerlingen gaan associëren wat daar bij hoort in hun optiek. Hier zullen de leerlingen ongeveer 5 minuten mee bezig zijn. Daarna is er tijd om kort de antwoorden te bespreken. Groepsopdacht Spel: Yes or No (20 minuten) Verdeel de leerlingen in tweetallen in. De leerlingen moeten samen een gesprek houden van één minuut die slechts uit twee zinnen bestaat. De ene persoon zit in de ‘ja-situatie’(wel waar, welles, ik wil, ik ga, etc.) en de andere zit in de ‘nee’ situatie (het tegenovergestelde zeggen van je partner) Eerst moeten de leerlingen rustig beginnen en daarna veranderd de toon, het volume, de lichaamshouding, de afstand tot elkaar. De persoon die met ‘ja’ begint, is de persoon met het hoogste huisnummer. Tijdens de opdracht kunt u rondlopen en bekijken hoe de leerlingen met elkaar communiceren. Let er goed op dat de oefening zo natuurlijk mogelijk verloopt. Let goed op de lichaamshoudingen van de leerlingen, het spreektempo, wat ze uitstralen, wat dit oproept bij de ander, etc. Dit kunt u namelijk terugkoppelen in de nabespreking. Na één minuut geeft de mentor een seintje en worden de rollen omgewisseld. De mentor geeft dan twee andere zinnen. Suggesties: Ik wil Ik wil niet Ik ga Ik ga niet Help me Help me niet De melk kookt over Pak jij de pan van het fornuis De telefoon gaat Neem jij maar op
29
Variant: het is ook leuk om geslachtsspecifieke thema’s te bespreken. Er kan voor gekozen worden om twee rijen te maken. De ene rij is de meisjes rol (hoeven dus niet persee meiden te zijn!) en de andere rij stellen de jongens-rol voor. De begeleider geeft verschillende thema’s. Suggesties: - ik vind the notebook een mooie film - ik vind het niets! - ik ben verliefd op je – ik ben niet verliefd op je - ik vind vertrouwen belangrijk in een vriendschap – ik vind dat onzin! Afsluiting Evaluatie (10 minuten) Er is een grote kans dat de oefening veel reacties uitlokt. Er kan individueel geëvalueerd worden over hoe de les verlopen is door middel van pagina 21 uit de leerlingenmap. Daarnaast kan er ook gekozen worden om klassikaal de les te evalueren. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Wat vond je van het rollenspel? - Wat komt overeen met de realiteit? - Welke reacties klopten niet? - Wat deed je om de ander te overtuigen? - Had het effect? - Wat zou je de volgende keer anders doen? Verwerkingsvragen voor de seksespecifieke opdracht: - Welke reacties zijn typisch voor een jongen? - Welke zijn typische meisjesreacties? - Welke reacties klopten niet bij de rol van jongen of meisje? - Welke verschillen vallen je op? - Wat leer je door dit spel? - Wat heeft deze opdacht te maken met kritiek geven? (brug: je houding en wat je daar mee uitstraalt, wat je zegt, de kracht ervan en dus het incasseringsvermogen)
30
Thema 5: Jij en ik Les 4: Oplossen van conflicten Voorbereiding Zorg ervoor dat er een ruimte beschikbaar is. Ten eerste zullen de leerlingen aan tafels zitten. Bij het uitspelen van de situaties worden de tafels en stoelen aan de kant gezet. Doel Na deze les weten de leerlingen wat conflictsituaties is en hoe ze daar in kunnen reageren. Ook zijn ze bewust van de verschillende rollen die mensen kunnen hebben in zo’n situatie. Hulpmaterialen - bijlage 4 van deze module voor blad met conflictsituaties - leerlingenmap pagina 22 voor evaluatie Lesopbouw Terugblik en opstart (5 minuten) Ten eerste wordt er teruggeblikt naar de vorige les. Vervolgens wordt het onderwerp ‘conflicten’ geïntroduceerd. De volgende vragen zullen u helpen om het gesprek op gang te brengen: -Wat is volgens jou een conflict? - Heb je wel eens een conflict? I - Is een conflict verkeerd? - Wat is een conflictsituatie? - Hoe reageer jij in een conflictsituatie? - Hoe ga je er mee om? - Wat denk je en wat voel je dan? Groepsopdracht Situaties bespreken (15 minuten) In bijlage 4 van deze module vind u verschillende conflictsituaties. Maak groepjes van circa 4 personen. Als de groepjes zijn gemaakt, leest u één conflictsituatie voor. Daarna hebben de leerlingen per situatie ongeveer 5 minuten. Het is de bedoeling dat leerlingen echt in gesprek gaan met elkaar over de situatie. Uitspelen conflictsituaties(15 min) Als de leerlingen in groepjes de situaties hebben besproken gaat iedereen weer op zijn/haar plek zitten. Vertel aan de klas dat de conflictsituaties nu uitgespeeld worden. Vraag om wat vrijwilligers of kies een paar leerlingen uit. (afhankelijk van de klas). Let op de hoeveelheid leerlingen die in een conflictsituatie aanwezig kunnen zijn, de rollen van de leerlingen en bijvoorbeeld in welke omgeving ze zijn. Laat de leerlingen zelf ook creatief mee denken. Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van pagina 22 van de leerlingenmap. Daarnaast kan de les klassikaal geëvalueerd worden. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Hoe vond je het om een rol te spelen? - Gaat het in de realiteit ook zo? - Weet je nu beter hoe je met conflicten om kan gaan? - Kan jij je nu beter in plaatsen in de verschillende rollen die te maken hebben in een conflictsituatie?
31
Thema 6: Ik-identiteit Les 1: Wie ben ik en wat beteken jij voor mij? Voorbereiding Zorg ervoor dat er een ruimte beschikbaar is. Ten eerste zullen de leerlingen aan tafels zitten. Bij het uitspelen van de situaties worden de tafels en stoelen aan de kant gezet om te zorgen dat er genoeg ruimte is om de groepsopdracht te doen. Doel Na deze les zijn de leerlingen gestimuleerd om over zichzelf na te denken en over de mensen om hen heen (en wat ze voor hen betekenen). Daarnaast weten de leerlingen hoe ze zich kunnen bewegen binnen een groep. Hulpmaterialen - Een grote ruimte om rond te kunnen lopen - leerlingenmap pagina 23 voor evaluatie - lege A4 vellen voor alle leerlingen Lesopbouw Terugblik en opstart (5 minuten) Ten eerste wordt er teruggeblikt naar de vorige les. Vervolgens wordt het onderwerp ‘ik- identiteit’ geïntroduceerd. De ik- identiteit staat in het teken van hoe je bent, hoe je gedraagt in een groep, wat jouw normen en waarden zijn, etc. Dit onderwerp is voor sommige groepen wat moeilijk bespreekbaar te maken, omdat het te een lichte filosofische inslag heeft. Echter zal dit onderwerp voor sommige klassen juist zeer handig zijn als er sprake is van veel groepsdruk of leerlingen die het lastig vinden om zich te bewegen binnen een groep. (die het lastig vinden of bang zijn om zichzelf te zijn) Groepsopdracht Go with the flow! (20 minuten) Laat de leerlingen door het lokaal lopen. Het maakt niet uit waar ze lopen, zolang ze elkaar maar niet aanraken. Geef dan aan dat u gaat vertellen hoe de leerlingen aan lopen. Eerst laat je ze nog op hun eigen ‘normale’ manier lopen, en dan op de manier zoals u die aangeeft. Suggesties: Als een soldaat Als een pinguïn Als een koorddanser Als een cowboy die drie dagen op een paard Als een kat heeft gezeten Op hoge hakken Als een ontdekkingsreiziger in een oerwoud Als een detective Als iemand in een mini rok Door een snel stromende rivier van 1 m diep Als een robot Als het bovenstaande gedeelte goed is verlopen in de groep kan er gebruik gemaakt worden van de variatie waarbij juist meer het gevoel aan bod komt en hoe je dan loopt als je dat gevoel hebt: - iemand die op het punt staat om in te storten -iemand die heel veel kan - iemand die zich eenzaam voelt -iemand die veel vrienden heeft -iemand die heel gelukkig is -iemand met veel zelfvertrouwen
32
Als de bovenstaande oefening goed aanslaat, is het een suggestie om ook de onderstaande voorbeelden te gebruiken: - blijf uit mijn buurt -hey, jij ziet er aardig uit! -ik ben heel sterk -hoe kan ik je helpen? - ik weet het niet meer, ik zie het niet meer -mag ik je iets vragen? zitten -ik ben knap, slim en onweerstaanbaar! - wat kan ik voor je doen? -ik doe hier niet aan mee Individuele opdracht Persoonlijke pijlenkaart(10 minuten) Geef de leerlingen allemaal een leeg A4 vel. Laat de leerlingen in het midden van het vel hun eigen naam zetten. Geef de instructie aan de leerlingen dat ze moeten gaan nadenken over de belangrijke personen om zich heen. Deze moeten ze om hun eigen naam zetten. Daarna moeten ze pijlen trekken van hun eigen naam naar deze personen. Hoe dikker de pijl is, hoe belangrijker deze mensen voor hun zijn. Laat de leerlingen zo min mogelijk met elkaar overleggen, omdat dat het proces kan beinvloeden. Na deze opdracht kan er gekozen worden om de pijlenkaarten te bespreken. Dit kan overigens ook bij de afsluiting. Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van pagina 23 van de leerlingenmap. Daarnaast kan de les klassikaal geëvalueerd worden. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: -Hoe ging voor jou de opdracht ‘Go with the flow?’ - Waar lette jij op? - Wat vond je lastig? - Keek je ook naar anderen? - Paste jij je aan, aan anderen? - Vind je het lastig om je niets van anderen aan te trekken? - Is het belangrijk wat anderen van jou vinden?
33
Thema 7: Overige onderwerpen Les 1: Leren werken met een planning Voorbereiding Zorg dat er voldoende ruimte is in het lokaal. Daarnaast is de leerlingenmap nodig voor de groepsopdracht. Elke leerling heeft een kopie nodig van pagina 24 en 25 uit de leerlingenmap. Hulpmaterialen - leerlingenmap pagina 24 en 25 voor groepsopdracht en pagina 26 voor evaluatie. - stopwatch - scharen - plakband / lijm - lege A4 vellen voor tips Doel: Na deze les kunnen leerlingen hun activiteiten logischerwijs inplannen in hun eigen wekelijkse schema. Lesopzet Terugblik en opstart (5 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar vorige mentorles. Daarna wordt het thema ‘plannen’ geïntroduceerd. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Maak jij wel eens een planning? - Hoe ga jij om met een planning? - Wat vind je daar lastig aan? Groepsopdracht Plan je planning! (25 minuten) Geef alle leerlingen pagina 21 van de leerlingenmap (de kolommen). Vertel aan de leerlingen dat ze drie minuten hebben om alle activiteiten van aankomende week op te schrijven. Dit kunnen activiteiten zijn die met school, sport, thuis of andere dingen te maken hebben. Laat de leerlingen zo veel mogelijk opschrijven in de kolommen. Denk bijvoorbeeld ook aan huiswerk, eventueel bezoek aan de tandarts, een verjaardag, kamer opruimen, etc. Na drie minuten geeft u een seintje dat de tijd om is. Laat de leerlingen de kolommen uitknippen. Dan geeft u het tweede blad, namelijk pagina 25 van de leerlingenmap. Nu moeten de leerlingen binnen 5 minuten hun activiteiten efficiënt inplannen in de goede kolom. (super urgent niet uitstellen; als ik dit niet doe gaat het mis; dit moet vandaag gebeuren; dit moet deze week af) De uitgeknipte activiteiten plakken ze dan in de goede kolom. Na vijf minuten geeft u een seintje dat de tijd om is. Vervolgens worden er viertallen gemaakt. Laat de leerlingen bespreken hoe hun planning er uit ziet. Elk viertal krijgt een leeg A4 vel. Hier moeten ze naar aanleiding van de opdracht tips opschrijven om een goede planning te maken en daar ook aan te houden. Na een paar minuten mag ieder groepje vertellen welke tips ze hebben opgeschreven. Afsluiting Evaluatie (10 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van pagina 26 van de leerlingenmap. Daarnaast kan de les klassikaal geëvalueerd worden. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Hoe was het om op te schrijven wat je allemaal nog moest doen? - Hoe ging je om met de tijd druk? - Is het je gelukt om jouw activiteiten bij de goede kolom in te delen? - Hoe gaat deze opdracht jouw helpen om thuis ook een planning te maken? 34
Thema 7: Overige onderwerpen Les 2: Omgaan met emoties Voorbereiding: Allereerst is het van belang om te weten dat deze les vrij heftig kan zijn. Het onderwerp kan veel los maken bij leerlingen. Ook wordt er gevraagd om situaties uit te spelen. Hierbij moet er wel een veilige sfeer zijn in de klas. Deze lesopzet is dus niet geschikt voor alle klassen. Het is wel een handige les als er klassikaal iets is voorgevallen waarbij meerdere leerlingen betrokken bij waren. Door middel van de groepsopdracht zullen de leerlingen gestimuleerd worden om in andermans schoenen te staan en te realiseren welke gevoelens bij welke situatie voor kunnen komen. Om de groepsopdracht uit te voeren is er voldoende ruimte nodig in het lokaal. Daarnaast is het een aanrader om de les te beginnen in een kring. Hulpmaterialen: - leerlingenmap pagina 27 voor vragenlijst en pagina 28 voor evaluatie - kring van stoelen - emotiemaskers (zie bijlage 5 in deze module) - schaar Doel: Na deze les kunnen leerlingen herkennen en erkennen in welke stemming ze op een bepaald moment zijn. Door er over te praten met klasgenoten laten weten dat ze niet de enigen zijn met deze gevoelens. Lesopbouw: Terugblik en opstart (5 minuten) Ten eerste wordt er teruggeblikt op de vorige mentorles. Vervolgens wordt het onderwerp ‘emoties’ geïntroduceerd. Om het gesprek op gang te brengen zullen de volgende vragen handig zijn: - Wat zijn emoties? - Welke emoties zijn er? - Welke emoties komen het meeste voor? Groepsopdracht Situaties uitspelen (20 minuten) Start met de mentorleerlingen een kringgesprek. Probeer aan het begin van het gesprek een veilige sfeer te creëren. Houd er rekening mee dat het niet te ‘drama-achtig’ of ‘beladen’ wordt. Het is voor de leerlingen zelf erg belangrijk dat ze zich veilig en vrij voelen om te zeggen wat ze denken. Begin zelf eerst over een situatie waarin je een bepaalde angst ervaarde. (dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een verhaal, hierbij kan je de leerlingen zelf ook uitnodigen om mee te denken en om te kijken hoe zij zich zouden voelen). Probeer vervolgens ervoor te zorgen dat de leerlingen zelf iets vertellen over angsten. De leerlingen hebben vast wel situaties meegemaakt waarin ze bang waren. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Hoe voel je je dan op dat moment? - Waaraan merk je dat? - Hoe ga je met deze gevoelens om? - Laat je dat ook aan andere mensen om je heen zien of probeer je dit te verbergen? - Wat doe je als iemand anders (vader, moeder, vrienden, etc) erg blij of juist verdrietig is? - Wat gebeurd er met jou als iemand erg verdrietig is? Weet je dan nog of het jouw gevoel is of dat van de ander?
35
Suggestie: Probeer ook uit hoe ze de situatie zouden ervaren als ze niet bang waren of blij etc. Wat zou dan veranderen? Hoe zouden ze zich dan voelen? En wat zou je dan doen? Om de situaties echt te maken is het de bedoeling dat de leerlingen bepaalde situaties uitspelen. Dit kan door middel van de maskers in bijlage 5. De maskers van de bijlage hebben de emoties ‘boos’, ‘verdrietig’,’bang’ en ‘blij’. Door middel van de maskers wordt het voor de leerlingen gemakkelijker om een bepaalde emotie in een situatie uit te spelen. Maak zelf de keuze welke situatie uit wordt gespeeld. Dit kan een situatie zijn naar aanleiding van de inbreng van leerlingen of naar aanleiding van een situatie bedacht door de docent. Zorg ervoor dat elke leerling een keer aan bod komt. Individuele opdracht Vragenlijst (10 minuten) Op pagina 27 van de leerlingenmap is een vragenlijst terug te vinden. laat de leerlingen deze individueel invullen. Er kan eventueel gekozen worden om dit klassikaal te bespreken als daar behoefte aan is. De vragen brengen in kaar in hoeverre leerlingen op verschillende emoties reageren. De bedoeling van de opdracht is dat leerlingen zelf stil staan bij deze emoties en hoe ze daar op reageren. Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van pagina 28 van de leerlingenmap. Daarnaast kan de les klassikaal geëvalueerd worden. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Hoe was het om een situatie uit te spelen? - Hoe vond je het om een andere emotie te spelen? - Heb je zelf ook wel eens moeite om de ware emotie te laten zien in een situatie? - Wat doe je dan en hoe voel jij je dan?
36
Thema 7: Overige onderwerpen Les 3: Omgaan met afscheid nemen (echtscheidingen) Voorbereiding Deze lesopzet is een praatles. Dit houdt in dat er voornamelijk gesprekken gevoerd zullen worden. Het is daarom een aanrader om van te voren een stoelenkring klaar te zetten. Doel: Na deze les hebben de leerlingen de mogelijkheid gekregen om over scheidingen te praten en herkenning te vinden bij leeftijdsgenoten.. Hulpmaterialen - leerlingenmap pagina 29 voor evaluatie Lesopzet Terugblik en opstart (10 minuten) Allereerst wordt er teruggeblikt naar de vorige mentorles. Vervolgens wordt het onderwerp ‘echtscheiding’ geïntroduceerd. Hou er rekening mee u bij dit onderwerp veel reacties en input kan verwachten. Laat de leerlingen vertellen en op elkaar reageren. Vervolgens kunt u overgaan naar de groepsopdracht. Groepsopdracht Gesprek met casus (25 minuten) Het is de bedoeling dat leerlingen ervaringen uitwisselen en met elkaar in gesprek gaan over het onderwerp ‘echtscheidingen’. Laat de leerlingen in een kring zitten en lees de volgende casus voor aan de mentorklas: ‘Mijn vader en moeder zijn gescheiden. Ze vonden het niet leuk. Mijn moeder heeft nu al een nieuwe vriend. Toen ik laatst bij mijn moeder was, was hij daar ook. Hij keek daar tv met haar. Ik ben heel lief voor mijn vader, want die vindt het niet leuk. Hij is vaak chagrijnig en praat minder met me. Als ik vroeger niet zo stom tegen hem had gedaan, waren ze nu misschien nog bij elkaar.. ‘ Om het gesprek op gang te helpen, kan er gebruik gemaakt worden van de volgende vragen: - Wat merk je aan jezelf als je dit hebt gehoord? - Wat voel je? - Wat merkte je bij jezelf toen je dit verhaal hoorde? - Wat vind je ervan als ouders uit elkaar gaan? - Is er iemand schuldig aan wat er is gebeurd, zo ja, wie? - Is het kind ook schuldig? - Hoe komt het dat kinderen vaak extra lief gaan doen in zo’n situatie? - Hoe kan het dat kinderen vaak denken ‘als ik maar lief was geweest..’ - Hoe kun je met zo’n situatie omgaan? Afsluiting Evaluatie (5 minuten) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van pagina 29 van de leerlingenmap. Daarnaast kan de les klassikaal geëvalueerd worden
37
Thema 7: Overige onderwerpen Les 4: Verliefdheid Voorbereiding Zorg ervoor dat pagina 30 van de leerlingenmap gekopieerd is voor alle leerlingen. Daarnaast is het handigste dat de leerlingen achter hun tafels werken. Doel Na deze les zijn leerlingen in gesprek gegaan met elkaar over het thema ‘liefde’ en weten ze een mening te vormen over alles wat daar mee te maken heeft. Hulpmaterialen - grote papieren vellen (voor mindmap) - leerlingenmap pagina 30 voor stripverhaal en pagina 31 voor evaluatie Lesopzet Terugblik en opstart (5 min) Allereerst wordt er teruggeblikt naar de vorige mentorles. Vervolgens wordt het onderwerp ‘verliefdheid ’ geïntroduceerd. Hou er rekening mee u bij dit onderwerp veel reacties en input kan verwachten. Laat de leerlingen vertellen en op elkaar reageren. Vervolgens kunt u overgaan naar de groepsopdracht Groepsopdracht Mindmapping (15 min) Deel de leerlingen in groepjes van vier in. Geef elk groepje één groot vel. Leg uit dat de klas vandaag gaat ‘mindmappen’. Dit houdt in dat leerlingen midden op het vel de term ‘verliefdheid’ schrijven. Daarna gaan ze associëren. Dit betekend dat de leerlingen termen gaan opschrijven die volgens hen te maken hebben met verliefdheid. Er mag ook bij getekend worden. Geef eventueel voorbeelden zoals ‘hoe voel je je dan?’, ‘Wat zijn de kenmerken?’ etc. Daarna worden de mindmaps klassikaal besproken. Stripverhaal (15 min) Op pagina 30 van de leerlingenmap is er een stripverhaal terug te vinden met het thema ‘liefde’. Het handigste is om elke leerling deze strip te geven. Aan de hand van het verhaal kan er een discussie gevoerd worden. De volgende vragen zullen het gesprek op gang brengen: - Wat gebeurd er in dit verhaal? - Is dit liefde? - Wat vind je van Natasha? - Wat vind je van Ramon? - Wie is er fout bezig? - Wat zou jij doen als je Ramon was? - Wat zou jij doen als je Natasha was? - Wat zou jij doen als je de vriend(in) van Natasha was? Afsluiting (5 min) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van pagina 31 van de leerlingenmap. Daarnaast kan de les klassikaal geëvalueerd worden.
38
Thema 7: Overige onderwerpen Les 5: Drugs en Alcohol Voorbereiding In deze les worden de leerling letterlijk in beweging gebracht. Ze gaan namelijk quizvragen beantwoorden door middel van in het goede vak staan. Er is dus voldoende loopruimte nodig in het lokaal. Doel Na deze les zijn de leerlingen in staat om in gesprek te gaan over drugs en alcohol en hebben ze een beter idee wat de gevolgen zijn van deze twee middelen. Hulpmaterialen - tape - leerlingenmap pagina 32 voor vragenlijst en pagina 33 voor evaluatie Lesopzet Terugblik en opstart (5 min) Allereerst wordt er teruggeblikt naar de vorige mentorles. Vervolgens worden de onderwerpen ’drugs en alcohol’ geïntroduceerd. Hou er rekening mee u bij dit onderwerp veel reacties en input kan verwachten. Laat de leerlingen vertellen en op elkaar reageren. Vervolgens kunt u overgaan naar de groepsopdracht Groepsopdracht Quiz ‘waar of niet waar’ (15 min) Doe samen met de leerlingen een quiz over drugs. Zet met tape twee vakken af. De ene vak is voor de leerlingen die denken dat een stelling ‘waar’ is en het andere vak voor de leerlingen die denken dat een stelling ‘niet waar is’. De volgende stellingen kunnen gebruikt worden: - Van alcohol kun je dikker worden (waar) - Bier is een soft-drug (waar) - Van drugs kun je erg agressief worden (waar) - Als je 12 jaar bent, mag je bier drinken (niet waar) - Alcohol is niet schadelijk voor de groei van jongeren (niet waar) - Alcohol is een goed slaapmiddel (niet waar, je valt wel sneller in slaap, maar een ondiepe en kortere slaap) - Als je XTC gebruikt, kan je geheugen met 10 % afnemen. (waar) - Je mag niet fietsen als je alcohol op hebt (waar) - Door alcohol kunnen je spieren minder goed werken (waar) - Door drugs kan je gezichtsuitdrukking permanent veranderen (waar) Individuele opdracht Vragenlijst (10 min) Om de leerlingen nog beter te laten stilstaan bij de onderwerpen drugs en alcohol en daar de gevolgen van is er in de leerlingenmap pagina 32 een vragenlijst te vinden. Leerlingen vullen deze individueel in. Laat de leerlingen deze opdracht dus echt alleen maken en laat ze niet overleggen. Het is ook niet de bedoeling dat leerlingen elkaars resultaten gaan zien of vergelijken. Ze mogen een beoordeling geven per stelling. Als leerlingen het cijfer 1 omcirkelen, betekend dit dat ze het met de stelling helemaal eens zijn. Omcirkelen ze een 10, dan is de leerling het oneens met de stelling. Bij deze opdracht is het handig voor de mentor om te kunnen signaleren of een leerling gevoelig is voor het proberen van drugs en alcohol. U kunt als mentor de bladen terugvragen en uitrekenen wat voor score eruit komt. Scoort een leerling boven de 70, dan is dit een signaal dat een leerling sneller in aanmerking zou komen met drugs en alcohol. 39
Afsluiting (10 min) Als afsluiting wordt de les geëvalueerd. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van pagina 30 van de leerlingenmap. Daarnaast kan de les klassikaal geëvalueerd worden. De volgende vragen zullen helpen om het gesprek op gang te brengen: - Zijn er dingen naar voren gekomen die je nog niet wist over drugs of alcohol? - Ben je nu anders gaan denken over drugs of alcohol? - Denk je dat je snel in aanmerking raakt met alcohol? Zo ja, waarom? - Denk je dat je snel in aanmerking raakt met drugs? Zo ja, waarom? - Wat zou je nog graag willen weten over drugs of alcohol?
40
Bijlage 1: Overige kennismakingsoefeningen Wie ben jij? Organisatie: kring Benodigdheden: Voorwerp zoals een kussen of een bal Speelwijze: Tijdens dit spel maken de leerlingen kennis met elkaar en met u als docent. Één leerling begint iets over zichzelf te vertellen, zoals leeftijd, woonplaats, hobby’s, enzovoort. Als een leerling over zichzelf verteld, heeft hij/zij een voorwerp (kussen/bal) in zijn of haar handen. Als de leerling klaar is, geeft hij/zij het voorwerp aan de volgende. Zo wordt dit doorgezet. 1. Geheim agent Organisatie: De klas wordt verdeeld in twee groepen. Deze groepen gaan naast elkaar zitten met de rug naar de andere groep die ook op een rij zitten(minimaal drie meter van elkaar) Benodigdheden: ruimte, speellokaal Speelwijze: Van elke groep wordt er één leerling gekozen. De twee leerlingen gaan met de rug naar elkaar in het midden zitten en kijken dus niet achterom als ze gaan zitten. De anderen in de rij mogen zich omdraaien. Door bewegingen te maken zonder te praten moeten ze de persoon uit hun groep duidelijk maken wie achter hem of haar zit. Nadat één van de twee wordt geraden, begint het spel opnieuw. 2. Sherlock Holmes Organisatie: kring Speelwijze: De begeleider vertelt een verhaal over een klein dorpje waar een moordenaar het leven onveilig maakt. Een leerling gaat op de gang, dit is de politie. In de klas wordt besproken wie van de leerlingen de moordenaar zal zijn. De moordenaar probeert met knipogen de anderen te doden. De politie komt van de gang en gaat in het midden van de kring staan. De politie moet raden wie de moordenaar is. De leerling die een knipoog krijgt valt dood neer. 3. Ik ga op reis Organisatie: kring Speelwijze: De leerlingen zitten in een kring. Nummer één zegt: ik ga op reis en ik neem mee.’ Vervolgens laat hij/zij zien wat hij/zij meeneemt. Bijvoorbeeld een tandenborstel door het tandenpoets-gebaar te maken. Speler twee zegt: ík ga op reis en ik neem mee.’ Nu beeldt deze speler eerst de tandenborstel uit en laat vervolgens zien wat hij/zij eraan toevoegt. Bijvoorbeeld de poes. Hij maakt dit duidelijk door een denkbeeldige poes te aaien. Het is de kunst om steeds in de goede volgorde en met duidelijke gebaren te laten zien wat iedereen meeneemt. De gebaren kunnen ook vervangen worden door het woord te zeggen. 4. Drie op een rijtje Organisatie: Drie leerlingen voor de klas. De rest van de klas in groepsopstelling of kring. Speelwijze: Drie personen gaan op een rijtje staan en nemen een bepaalde houding aan. Ze blijven als bevroren in die houding staan. Een vierde persoon bekijkt de drie goed en verlaat de ruimte. Drie andere deelnemers veranderen snel wat aan de ‘standbeelden.’ Een houding, een kledingstuk, een gezichtsuitdrukking. De buitenstaander wordt binnengeroepen en moet binnen één minuut opsporen wat er aan de ‘standbeelden’ veranderd is. De moeilijkheidsgraad kan omhoog door de tijd waarbinnen de veranderingen moeten worden opgespoord steeds korter te maken. Daarnaast kunnen er steeds meer details worden veranderd.
41
5. Krantenmeppertje Organisatie: kring Benodigdheden: krant Speelwijze: De spelers zitten of staan in een kring. In het midden staat een leerling met een krant, opgerold in de hand. Iemand uit de kring, aangewezen door de leider, noemt de naam van een leerling die in de kring zit. De leerling die in het midden staat moet proberen zo snel mogelijk op de knieën van de speler, van wie de naam genoemd is, te slaan. Als de speler voor de klap snel een andere naam noemt, moet de persoon in het midden naar die ander. Noemt hij/zij een verkeerde naam of is hij/zij te laat, dan is de leerling de krantenmepper. 6. Speeddaten! Organisatie: tafels in tweetallen bij elkaar. Benodigdheden: iedere leerling pen en papier Speelwijze: De groep splitst zich in tweetallen. Elk tweetal mag vier minuten lang aan elkaar vragen stellen over hobby's, afkomst, leeftijd, naam, familie, enzovoort. Na vier minuten mogen er geen vragen meer worden gesteld. Variatie: De spelleider stelt nu een vraag over de partners van de leerlingen. De leerling schrijft het antwoord op. Als iedereen het antwoord heeft opgeschreven, controleren de partners elkaars antwoord. Is het antwoord goed, dan krijgt de leerling een punt. Als het fout is, worden er geen punten uitgedeeld. De puntentelling wordt op het bord bijgehouden. Zo worden er in de eerste ronde vier vragen gesteld over de partners. Daarna wordt er gewisseld van partner. Afhankelijk van de tijd en de motivatie van de leerlingen kan het spel een aantal keer worden gespeeld. De leerling met de meeste punten heeft gewonnen. 7. BlingBling! Organisatie: kring Benodigdheden: (White)bord en stiften. Speelwijze: Iedereen zit in een kring. De mentor begint met het noemen van zijn of haar naar, twee maal. Dan gaat de beurt naar de volgende in de kring. Zo noemt iedereen twee keer zijn of haar naam. Vervolgens krijgt een leerling als eerste de beurt om een vraag aan iemand anders te stellen. Deze leerling wordt bij naam genoemd en mag geen ‘ja’ en ‘nee’ zeggen. Ook mag hij of zij niet wijzen. Wordt dit wel gedaan, dan krijgt hij of zij een ‘BlingBling’ (kruisje op het bord achter zijn naam). Daarna stelt die leerling een ander een vraag. Variatie: Er kan worden afgesproken dat de leerlingen voor een vraag het woord ‘BlingBling’moeten zeggen. Als dit niet wordt gedaan, wordt er een ‘BlingBling’(kruisje) achter zijn of haar naam gezet. 8. Where are my keys? Organistatie: Kring Benodigdheden: Sleutelbossen Speelwijze: De bedoeling is dat iedereen zijn of h aar sleutelbos in het midden van de kring legt. Dan mag iemand beginnen met het pakken van één sleutelbos. De bijbehorende persoon van de sleutelbos krijgt de bos terug en verteld hier iets over. (de sleutels, de sleutelhanger, etc.) Elke persoon neem teen sleutelbos die hij/zij meeheeft. Bij elke sleutel hoort een verhaal. Elke sleutel heeft een bepaalde waardei die men belangrijk vind. Daarnaast heeft iedereen vaak ook sleutelhangers. Hier zitten vaak ook leuke verhalen achter 9. Praatje maken? Organisatie: kring Speelwijze: De deelnemers staan in een kring. In deze oefening wissel je per twee informatie uit in korte gesprekjes. Je doet vier gesprekjes. Er worden tweetallen gemaakt van leerlingen die elkaar nog niet zo goed kennen. om de beurt moet er een bepaald thema aan bod komen. De ene verteld, de ander probeert zo goed 42
mogelijk te luisteren. Na een minuut wisselen de rollen om. Om te bepalen wie er begint met praten kan het volgende gezegd worden: - degene die het eerste uit bed was van de twee - wie het verste weg woont - persoon met de langste duim Thema’s die aan bod kunnen komen: -Mooie vakantieherinneringen -Hobby’s -Wat je van het schooljaar verwacht -Wat je blij maakt
43
Bijlage 2: Kaartjes bij de opdracht ‘Luisterpest’
Reken ondertussen de volgende som uit: 1x2x3x4x5x6x7x8 Als je het antwoord heb, zeg je stop!
Probeer zo goed mogelijk te luisteren. Beweeg met je neus heen en weer door met je hoofd ‘nee’ te schudden.
Luister naar de ander maar maak geen oogcontact
Luister naar de ander en herhaal wat de ander zegt.
Begin je zin altijd met ‘Als ik je goed begrijp dan…”
Probeer het verhaal van de ander voortdurend op een ander onderwerp te brengen door vragen te stellen die niets met het onderwerp te maken heeft.
Luister zo goed mogelijk naar de ander. Maak gebruik van knikken, hummen, oogcontact en vragen stellen.
44
Bijlage 3: Situaties bij ‘voor jezelf opkomen’ , ‘nee durven zeggen’ en ‘een verzoek doen’.
Nee durven zeggen: Situatie 1: Je bent vandaag de hele dag op school geweest. Het was een lange dag. Je moest veel doen en je bent erg moe. Je komt thuis en je ploft op de bank. Zo, even rust voor jezelf! Dan gaat ineens je telefoon. Het is je buurjongen die gezellig met jou even wil gaan voetballen. Normaal gesproken vind je het erg leuk om te gaan voetballen, maar je bent nu echt kapot. Hoe ga je dit aanpakken om nee te zeggen? Suggesties voor het rollenspel: de buurjongen houdt aan dat hij/zij moet komen voetballen.
Situatie 2: Voor het vak wiskunde heb je huiswerk moeten maken. Thuis moest je 5 opdrachten maken. Je vindt wiskunde een moeilijk vak en je bent er lang mee bezig geweest. Ook heeft je vader je uitleg gegeven over het onderwerp. Je komt op school en Laura(je beste vriendin) zegt tegen je dat ze vergeten is om het huiswerk van wiskunde te maken. Ze vraagt aan jou of ze het huiswerk van wiskunde mag overschrijven, omdat ze anders een aantekening krijgt dat ze het huiswerk niet heeft gemaakt. Je hebt zo je best gedaan op de opdrachten en je wilt niet dat Laura het overschrijft. Hoe ga je dit aanpakken om nee te zeggen?
Een verzoek doen Situatie 1: Je houdt erg van dansen, maar een bepaald danspasje lukt je steeds niet. Je baalt hier erg van. Je vindt het vervelend om aan de danslerares te vragen of ze je wilt helpen, omdat jij denkt dat zij dan denkt dat je er de dans niet kent. Toch wil je het vragen, want zaterdag is het optreden namelijk al. Je vraagt aan de danslerares of ze je wilt helpen met dat danspasje. Hoe pak je dat aan?
Voor jezelf opkomen Situatie 1: Je zit in de klas bij het vak tekenen. Er zitten twee jongens achter je. Steeds als de leerkracht niet kijkt, tikken ze je aan, trekken ze aan je haar of gooien ze kleine stukjes gum naar je. Je vindt dit erg vervelend en je wilt vragen of de jongens er mee op willen houden. Hoe pak je dit aan?
45
Bijlage 4: Conflictsituaties. (Thema 5, Les 4)
Situatie 1 Je bent met je beste vriend of vriendin in de stad aan het winkelen. Het is erg gezellig samen en het is lekker weer buiten. Je bent al heel lang bevriend met die vriend die bij je is. Stiekem kijk je zelfs een beetje tegen hem/haar op. Hij/zij is grappig, het is altijd gezellig en je kunt goed met hem/haar praten. Jullie zitten op een bankje in het park te genieten van het weer. Dan zegt de vriend/vriendin van je dat hij/zij het heel stoer vindt om op het bankje te gaan schrijven. Wat doe jij?
Situatie 2 Vandaag heb je een belangrijke toets voor wiskunde. Je hebt erg goed geleerd. Je gaat in de klas zitten naast Rick. Rick is een goede vriend van je. Jullie zitten vaak naast elkaar en na school gaan jullie samen vaak iets leuks doen. Je weet dat Rick erg slecht is in wiskunde. De toets is erg belangrijk, omdat dit de laatste toets is voor je rapport. Je staat zelf een 8 en Rick een 5. De docent is nog niet in de klas. Nu vraagt Rick of hij tijdens de toets bij jou mag afkijken, aangezien jij toch hoger staat voor wiskunde. ‘Jij bent hier veel beter in, ik moet deze toets halen!’ Je weet dat als je betrapt wordt op afkijken dat je een 4 krijgt. Wat doe je?
Situatie 3 Je komt erachter dat je beste vriend of vriendin een erg groot geheim van jou heeft doorverteld aan de hele klas. Je had nog zo aan hem/haar gevraagd om het niet door te vertellen. Je zit er erg mee. Wat doe je?
46
Bijlage 5: Emotiemaskers
47
48
49
50
51