intermixt
STICHTING VAN OPENBAAR NUT
JAARVERSLAG INTERMIXT 2004 INHOUDSTAFEL
4
Boodschap van de Voorzitter
7
Presentatie van de organen Intermixt
8
• De organen van Intermixt
13
Opdracht van Intermixt
17
Internationale Context
23
Institutionele Hervormingen
14
18 20 24 26
• Statutaire aanpassingen • Cedec • Ciriec
• Reorganisatie van de Belgische beroepsorganisaties van de elektriciteits-en aardgassectoren • Laborelec
29
Liberalisering
43
Unbundling
55
Tarificatie
65
Openbare dienstverlening
69
Rationeel Energiegebruik en veiligheid
75
Kabeldistributie
83
Resultatenrekening
30 32 34 36 38 40 44 46 48 50 52 56 58 60 62 66 70 72
76 78
• Kalender van de liberalisering van de energiemarkt in Wallonië • Voorontwerpen aanpassingen gas- en elektriciteitswet • UMIX • Noodleverancier • Elia-heffing • De openbare verlichting als DNB-activiteit • stappenplan • Indexis • N-Allo • Publi-T • Publigas
• Billijke vergoeding • Benchmarking • Next-Programma • Tarieven voor gebonden klanten en tweevoudig uurtarieffonds • Sociaal tarief en Sociale Openbare Dienstverplichtingen • REG-actieplannen • Ongeval op een aardgasleiding in Gellingen : preventieve acties bepaald door Fluxys • De kabeldistributie in het Waalse Gewest • Telenet
Boodschap van de voorzitter Het energielandschap is - door de Europese liberaliseringrichtlijnen voor de gas en elektriciteitsmarkt en de uitvoering die de federale en gewestelijke overheden eraan gegeven hebben - fundamenteel veranderd. In Vlaanderen zijn de klanten immers sedert 1 juni 2003 volledig vrij. In Wallonië en Brussel de klanten deels vrij en wordt de markt vanaf 2007 volledig open. Door marktimperfecties en andere factoren is de stroomprijs voor de meeste klanten echter quasi niet gedaald en in sommige gevallen zelfs gestegen. De gemengde DNB’s hebben niettemin hun schouders onder de liberaliseringprojecten gezet, zoals uit het onderhavig jaarverslag blijkt. Hen kan derhalve niets aangewreven worden. Tevens blijkt uit verschillende studies dat de distributienetkosten dalen en derhalve niet aan de basis liggen van het feit dat de elektriciteitsprijzen in België nog steeds even “hoog” zijn. De gemeenten hebben nochtans in Vlaanderen reeds de totaliteit van hun immateriële dividenden, welke in 2002 nog meer dan 200 miljoen � bedroegen, erbij ingeschoten. Zelfs wanneer men rekening houdt met de heffing ter compensatie van het inkomstenverlies van de gemeenten ingevolge de vrijmaking - en die voor de Vlaamse gemengde sector op circa 138 miljoen � geraamd wordt - had men de elektriciteits- en gastarieven moeten zien dalen.
4
In dit kader kunnen de netbedrijven waarborgen dat ze niet verantwoordelijk zijn voor de niet-daling van de stroomprijs. In deze context, dient betreurd te worden dat men met weinig ernst kiest voor gemakkelijke kostenanalyses waarbij de realiteit geweld wordt aangedaan. De verklaring van de vaststelling dat de liberalisering tot dusver nog niet tot de gewenste prijzendaling heeft geleid, zou eerder kunnen gezocht worden in factoren zoals : - Marktimperfecties, in casu een dominante stroomproducent gecombineerd met beperkte stroomimportmogelijkheden; - De inefficiëntie eigen aan een opgesplitste markt, zoals : duurdere processen en informaticasystemen voor het verzorgen van een betere marktinformatie, de concurrentiekosten voor de leveranciers, minder synergiemogelijkheden, …; - De noodzaak om in een vrijgemaakte markt over meer evenwichtsherstellende sociale openbare dienstverplichtingen, met de eraan verbonden kosten, te beschikken; - De gestegen REG-maatregelen; - De vennootschapsbelasting op de leveringswinsten; - De kosten van de regulatie, … Ten overvloede kan verder naar het jaarverslag verwezen worden, waaruit blijkt dat : - De gemengde sector enorme inspanningen opbrengt om aan alle mogelijke markteisen te voldoen. - Een constante prijsdruk op de DNB’s wordt uitgeoefend, welke van aard is om zelfs de billijke winstmarge van de DNB’s aan te tasten. - Er belangrijke performantieverbeterende initiatieven worden gerealiseerd, met het oog op het drukken van de tarieven. Jos ANSOMS Voorzitter
5
6
P re s e n t a t i e van de organen Intermixt
De organen van Intermixt Om zijn opdracht te vervullen, heeft Intermixt zich voorzien van een aangepaste structuur om de deelneming en de onafhankelijkheid van de gemeentemandatarissen in de gemengde intercommunales te waarborgen. Op federaal niveau beschikt Intermixt over de volgende organen : Erelidmaatschap MM.A. d’ALCANTARA, G. DELEENHEER,A. DEMUYTER,W. GELDOLF, F. GUILLAUME, E. HENRY, E. HURTECANT, P. JONNART, K. ORTMANN, B. PEETERS, J. PIVIN, J.L. SERVAIS, A.VANSINA et C.VIAENE 1. De Algemene Vergadering : samengesteld uit alle vertegenwoordigers van de openbare sector van de gemengde intercommunales; vergadert ieder jaar en neemt kennis van het activiteitenverslag alsook van de rekeningen en van de begroting. De voorzitter deelt er traditioneel ook de hoofdlijnen van het beleid voor het lopende jaar mee. 2. Het Auditcomité : benoemd door de Algemene Vergadering; controleert de boeken en de rekeningen en keurt ze goed. Voorzitter : J. Fervaille 3. De Raad van Voorzitters : komt een keer per maand bijeen, bestuurt en beheert Intermixt. Hij is samengesteld uit de voorzitters van de aangesloten gemengde intercommunales. Voorzitter : P. Van de Casteele* 1e vice-voorzitter : R. Urbain Vice-voorzitter : Ph. Pivin
8
Leden : de heren B. ANSELME, L. BERTELS,Y. BINON, R. BLOMMAERT, J. BOCK, M. BODSON, G. BOSSUYT, J.-C. CARPENTIER, mevrouw COLSAET, J. CORTEN, de heer G. COURONNE, mevrouw M.-H. CROMBE-BERTON, de heer P. CRUTZEN, W. DE BIE, mevrouw J. DE BOEVER, de heren J. DEBRAEL, J. DEGRE, J.-P. DEMACQ, J-P. DENIS, P. DENIS, D. DENYS,Y. DEPAUW, J.-M. DEPESSEMIER,T. DE PREEUW, D. DERAEVE, J. DE RUYCK, P. DERVAUX, G. DESAEGHER, G. DESIR, E. DESIRON, M. DEVILLE, mevrouw E. DE WACHTER, de heren W. DRAPS, B. EECKHOUT, C. EMONTS, D. GELDOF, J. GOOS, S. GRYSOLLE, H. HASQUIN, mevrouw M. HAUSPIE, de heren J. HELLEMANS, R. HENRY, mevrouw M. HOORNAERT, de heren KOENIGS, G. LAMBRECHT, W. LECLERCQ, J. MARIEN, Ch. MASSY, P. MENSALT, MICHEZ, F. MINSART, P. MOENAERT, E. MONSIEUR, P. MUYLLE, G. PAUELS, C. PEETERS, J.-M. RAXHON, A. SANSEN, H. SCHOONJANS, F. SCHRÖDER, M. SEYNAEVE, mevrouw T. SMIT, de heren L. STEVENS, H. STOFFELS, mevrouw Ch. STORME, de heren D. TERMONT, J. TIMMERMANS, W. TIMMERMANS, M. VALKENIERS, S. VANBERGEN, J. VANDENBERGHE, mevrouw M. VAN DEN BUSSCHE, de heren M. VAN DER AUWERA, E. VAN DER HAEGHEN, A. VANDE VELDE, mevrouw J.VAN DYCK-HENDRICKX, de heren F.VAN EECKHOUT, R. VAN LIEFFERINGE, D. VAN ROY, H. VAN ROYEN, D. VANSINA, P. VECHE, E. VERBIST, mevrouw S. VERHOEVEN, de heren R. VERTENUEIL, J. VERVLOESSEM, et T. VERVOORT 4. Het Federaal Bureau : voorgezeten door de federale Voorzitter van Intermixt, de leden worden benoemd door de Raad van Voorzitters; vergadert twee keer per maand en is belast met het dagelijkse beheer en de vertegenwoordiging van Intermixt. Voorzitter : P. Van de Casteele* 1e Vice-voorzitter : R. Urbain Vice-voorzitter : P. Pivin 5. Het Strategisch Comité : is het overlegplatform voor de gemeentebestuurders in de bedrijven waarin de gemengde sector belangen heeft; het heeft tot doel niet-dwingende en vrije onderhandelingen te organiseren op het gebied van alles wat de sectoren die tot de bevoegdheid van Intermixt behoren aanbelangt of zou kunnen aanbelangen. Voorzitter : P. Van De Casteele* Leden : Het Comité is samengesteld uit effectieve leden, in casu de leden van het Nationaal Bureau van Intermixt en uit 14 gecoöpteerde leden. 6. Het Federaal Secretariaat : wordt geleid door de Secretaris-Generaal; staat in voor het dagelijkse beheer, voert onderzoeken en studies uit, en vervult tegelijk de opdracht de gemeentemandatarissen over alle actuele vraagstukken voor te lichten.
9
Secretaris-Generaal : M. Verschelde Adjunct-Secretaris-Generaal : F. Gennaux Adjunct-Secretaris-Generaal : A. Petit 7. Het Deskundigencollege : wordt voorgezeten door de Adviseur van Intermixt, de heer L. Hujoel. Het groepeert alle deskundigen van de gemengde intercommunales. Deze deskundigen hebben een fundamentele rol : zij formuleren technische adviezen over de op de niveaus van Intermixt onderzochte problemen. Leden : R. AERTS O. ADRIAENSEN L. BASTIN (tot juni) P. BATS M. BURTOMBOY J. CALLENS P. CASTIAU J.-J. CAYEMAN M. CROUSSE M. DEBOIS Chr. DECLERCQ L. DE SCHEPPER Ph. DEVAUX D. DONFUT (tot in september) J. DONFUT (vanaf oktober) W. DYCK J. FLAMANT D. GOUERNEUR M. HERBIET W. HOFKENS L. ISEBAERT N. JOUCK F. LEFEVRE W. LEGROS R. MAES N. MERCHIERS L. MODDERIE M. MORTIER (✝) D. OFFERGELD (vanaf juli) G. PEETERS G. ROTTHIER D. TASSENOEY A.VANDE VELDE M.VERSCHELDE Chr.VIAENE M.VONCKX D. ZAJTMANN
Intergem Imewo Interlux Iveka Igretec Gaselwest Igretec Igretec Télélux Igretec Ideg Tevewest Simogel I.G.H. I.G.H. Imea-dir.com. FM/TV Sedilec, Seditel Igretec Intermosane Imea, Igao sect. rég. Gaselwest Interest Sédilec/Séditel Intermosane Iveka, Igao sect. rég. Teveoost Imewo Gaselwest Interlux Iveka, Interteve Igao Inatel, Sedilec, Seditel Imewo Iverlek Sibelgas, Sibelga, Intergem Imea Igao
10
De Voorzitter, de Vice-voorzitter, de Secretaris-Generaal en de Adviseur vertegenwoordigen Intermixt overal waar problemen worden besproken en beslissingen worden uitgewerkt die de gemengde intercommunales betreffen en leggen die voor aan het Bureau en aan de Raad van Voorzitters. In het kader van Intermixt wonen de Secretaris-Generaal en de Adviseur alle vergaderingen bij. Intermixt beschikt ook over gewestelijke organen, met name een Gewestelijke Raad voor ieder van de drie gewesten die een Gewestelijk Bureau kan benoemen. Iedere Gewestelijke Raad groepeert de voorzitters van de gemengde intercommunales van het betrokken Gewest. Zij behandelen op volstrekt autonome wijze geregionaliseerde materies en zorgen voor de follow-up van de toepassing van de federale maatregelen in hun Gewest. De Gewesten beschikken bovendien over een College van Deskundigen, dat op gewestelijk niveau een gelijksoortige rol uitoefent als het federale College van Deskundigen. Waalse gewestelijke raad : Bureau van de Waalse Gewestelijke Raad van Intermixt : Voorzitter : R. Urbain Leden : B. ANSELME, M. DEBOIS (expert), Cl. EMONTS, Chr. MASSY, J-M. RAXHON, D.VAN ROY Waalse Gewestelijke Raad van Intermixt. : Voorzitter : R. Urbain Leden : de voorzitters van de Nationale Raad die een Waalse intercommunale vertegenwoordigen. Brusselse gewestelijke raad : Voorzitter : G. Désir Leden : de voorzitters van de Nationale Raad die een Brusselse intercommunale vertegenwoordigen. Vlaamse gewestelijke raad : Bureau van de Vlaamse Gewestelijke raad van Intermixt Voorzitter : S. Grysolle Leden : J. ANSOMS, E. DE WACHTER, D. DENYS, J. DE BOEVER, P. MOENAERT, Chr. PEETERS, G. PEETERS (expert), J. PSZENICZKO, L. STEVENS, D.TERMONT, P. VAN DE CASTEELE, J. VANDENBERGHE, C. VEREECKE, L. WUYTS. Vlaamse Gewestelijke Raad van Intermixt Voorzitter : S. Grysolle Leden : de voorzitters van de Nationale Raad die een Vlaamse intercommunale vertegenwoordigen. Ook de voorzitters van de Vlaamse financieringsintercommunales zijn uitgenodigd.
11
8. Vertegenwoordiging van Intermixt bij andere organismen 8.a. Organismen waarvan het secretariaat door Intermixt wordt verzorgd : v.z.w. Comité Intermixt/Electrabel v.z.w. Comité wallon Intermixt/Electrabel v.z.w.Vlageov Publigas Publi-T 8.b. Andere organismen waarin Intermixt vertegenwoordigd is : CREG Union professionnelle de Radio et Télédistribution (R.T.D.) Figas Nationaal Comité voor de Energie Laborelec B.F.E. CEDEC CEEP CIRIEC ECEM CSA ACM Le Câble BeTV
* Tot 1 maart 2005
12
S t a t u a i re opdracht
Statutaire aanpassingen De liberalisering van de gas- en elektriciteitssector noopt de beroepsfederaties van de distributieondernemingen ertoe zich te bezinnen over hun verdere taakinvulling. In deze context werd in 2004 door de instanties van Intermixt een eerste stap gezet in de processus van herbronning van het forum, waarin de gemengde intercommunales gezamenlijk hun problemen bespreken en bestuderen en meer in het bijzonder deze aangelegenheden waarbij de morele en materiële belangen van de verbruikers en andere belanghebbenden bij betrokken zijn. Omdat de hervorming van de structuren van de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders (DNB’s) en van de Waalse gemengde DNB’s in 2004 nog niet volledig uitgeklaard was, werd er in 2004 vooral voor geopteerd de statuten van Intermixt voorlopig in de eerste plaats in overeenstemming te brengen met de nieuwe wet van 2 mei 2002 op de vzw’s en de stichtingen. Bijkomend werd bovendien reeds een beperkt aantal eerste heroriëntaties statutair vertaald, welke voorzien in : - De mogelijkheid verder binnen Intermixt te overleggen als rechtsopvolger van een gemengde intercommunale; - De bevestiging van de oprichting van een Strategisch Comité dat tot het overlegforum moet uitgroeien voor de verdediging van de sectorbelangen die het DNB-niveau stricto sensu overstijgen; - De correctere vertaling van de gewestelijke evenwichten in de overleg- en beslissingsstructuren van Intermixt; - De statutaire concretisering van de wijze waarop de gewestelijke organen van Intermixt zich georganiseerd hebben.
14
De voormelde aanpassingen zijn ongetwijfeld niet definitief en zullen wellicht in 2005 en 2006 verder moeten bijgestuurd worden, van zodra de heroriëntatie van de Vlaamse en Waalse gemengde DNB’s vaste contouren heeft aangenomen.
15
16
I nternational e Context
CEDEC
(Europese Federatie van Gemeentelijke Energiebedrijven) Intermixt is lid van de CEDEC sinds 1992, jaar van haar oprichting.
CEDEC is op Europees niveau de bevoorrechte steun voor de internationale positie van de gemeentebedrijven waarvan ze de belangen krachtig verdedigt. De opdracht van CEDEC bestaat voornamelijk uit de volgende delen : • De belangen van vertegenwoordigen.
de
aangesloten
bedrijven
in
de
Europese
instellingen
In dit kader zorgt CEDEC voor een efficiënte vertegenwoordiging bij de betrokken organen en probeert het de ontwikkeling van de gemeentelijke energiedistributie in Europa te bevorderen. • De uitwisseling van gegevens en ervaringen bevorderen. Om de uitwisseling van ervaringen te voeden, onderhoudt CEDEC ook contacten met andere Europese verenigingen en federaties, met name : o CEEP - Europees Centrum van Gemeenschapsbedrijven en van bedrijven van algemeen economisch belang; o CIRIEC - Centre International de Recherches et d’Information sur l’Economie Publique, Sociale et Coopérative; o CELSIG - het Europees Verbindingscomité Diensten van Algemeen Belang.
18
• Diensten leveren aan de aangesloten bedrijven CEDEC levert aan zijn aangesloten leden talloze, zeer uiteenlopende diensten. Om zijn hoofdopdracht tot een goed einde te brengen volgt CEDEC alle wettelijke initiatieven van zeer nabij op. De uitwerking van wetteksten is het eindresultaat van een lang proces van informatie, overleg en onderhandeling, waaraan CEDEC actief deelneemt. In 2004 volgde CEDEC van dichtbij de voortgang van het pakket “Bevoorradingszekerheid”, in het bijzonder het Voorstel van Richtlijn COM(2003) 740 betreffende de maatregelen die bedoeld waren de zekerheid van de elektriciteitsbevoorrading en de investeringen in de infrastructuren te waarborgen, alsook het Voorstel van Richtlijn COM(2003) 739 betreffende de energie-efficiëntie in het eindgebruik en betreffende de energiediensten. De andere in 2004 door CEDEC onderzochte dossiers betroffen : de toepassing van de gas- en elektriciteitsrichtlijnen van juli 2003, de hernieuwbare energiebronnen, het Europees systeem voor uitwisseling van emissiequota, het Witboek over diensten van algemeen belang, het Groenboek over publiek-private samenwerking, de richtlijn Bolkenstein, enz. CEDEC maakt zijn opvattingen over de voor de plaatselijke energiedistributiebedrijven relevante onderwerpen duidelijk. Het publiceert regelmatig een informatieblad en organiseert seminaries. In maart 2004 organiseerde CEDEC een seminarie over “De toegang tot de energienetten : tarifering en valorisering van de investeringen”. Het doel van het seminarie was enerzijds te leren van de ervaringen van de collega’s uit andere landen (Duitsland, Frankrijk, Italië, België) op het stuk van tarifering en valorisering van de elektriciteits- en gasnetten, en anderzijds het vaak zeer moeilijk tariefoverleg met de nationale regulatoren in een ruimer perspectief te kaderen.
19
CIRIEC
Een van de internationale organisaties waarvan Intermixt lid is, is CIRIEC.
CIRIEC (Centre International de Recherches et d’Information sur l’Economie Publique, sociale et coopérative) streeft de volgende doelen na : zorgen voor en bevorderen van gegevensinzameling, wetenschappelijk onderzoek, de publicatie van werken over de economische sectoren en over de activiteiten die gericht zijn op de diensten van algemeen en collectief belang : openbare dienst, overheidsbedrijven en gemengde bedrijven, sociale economie, coöperatieven, verenigingen, werknemersparticipatie,… CIRIEC heeft nationale afdelingen in een twintigtal landen en wil een trefpunt zijn tussen de openbare economie en de sociale economie, tussen culturen en praktijken uit vier werelddelen; een plaats van beraad over economische, financiële en sociale problemen van algemeen belang; een smeltkroes waarin de verschillende nationale en culturele benaderingen met elkaar worden geconfronteerd, met integratie van de Europese en mondiale dimensies van zijn leden. Om de twee jaar organiseert het internationale CIRIEC een congres dat steeds een indrukwekkend forum vormt. Terwijl de twee vorige congressen, in Montreal en Napels, toegespitst waren op de actie van de operatoren en op de tussenkomst van de overheden, had het op 27 en 28 september 2004 in Lyon georganiseerde congres als thema : “Het antwoord van de
20
openbare, sociale en coöperatieve economie op de verwachtingen van de maatschappij : grondrechten, sociale behoeften en solide vraag”. De deelnemers beraadden zich dus over de gebruikers, klanten, consumenten en burgers. Er werden vier werkgroepen opgericht : 1. Habitat en sociaal leven : de tussenkomsten op het vlak van huisvesting en van collectieve uitrustingen, van stedenbouw, van de organisatie van het leven op het platteland, in de agglomeraties en de wijken en de vraagstukken betreffende buurtsolidariteit kwamen in deze werkgroep aan bod. 2. Economische en financiële openbare diensten : de vraagstukken betreffende de grote netwerkdiensten rondom dewelke de communicatie, het vervoer, de energielevering, de financiële diensten, enz. zich groeperen werden hier behandeld. 3. Menselijke ontwikkeling : deze werkgroep richtte zich op de vraagstukken in verband met voeding, gezondheid, onderwijs, cultuur, beroepsopleiding en tewerkstelling. 4. Milieu en duurzame ontwikkeling : deze werkgroep onderzocht de vraagstukken aangaande de lucht, het water, het milieu en meer algemeen, de voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling. Het volgende internationaal congres zal in 2006 in Istanboel plaatsvinden.
21
22
I nstitutionele h er vorminge n
Reorganisatie van de Belgische beroepsorganisaties van de elektriciteits- en aardgassectoren Omdat werd vastgesteld dat de structuren van de bestaande beroepsorganisaties niet meer overeenstemden met de door de opening van de energiemarkt in België opgelegde juridische en economische eisen werden tijdens het boekjaar 2004 werkvergaderingen gehouden tussen enerzijds de vertegenwoordigers van de activiteit ‘netten’ en anderzijds de vertegenwoordigers van de activiteiten ‘productie en verkoop’.
24
De volgende beroepsorganisaties waren bij deze besprekingen betrokken : • FEBEG : dat in het begin tot taak heeft de sociale onderhandelingen tot een goed einde te brengen en die de producenten, leveranciers, transportnetbeheerders en de operatoren van de distributienetbeheerders groepeert; • BFE : dat verenigingen en bedrijven groepeert die actief zijn in de productie, het transport, de distributie en de levering van elektriciteit in België; • FIGAS : dat de bedrijven groepeert die actief zijn in de invoer, de opslag, het transport, de distributie en de levering van aardgas in België. Het is verbonden met KVBG, dat over een laboratorium beschikt en waaraan het zijn technische en promotieactiviteiten toevertrouwt. • BELGAS : dat de operatoren van aardgasnetten groepeert, evenals DISTRIGAS, en dat weinig activiteiten uitoefent maar wel een patrimonium bezit. De verschillende gesprekspartners hebben zich ten gunste van een vereenvoudiging van de bestaande structuren uitgesproken. De heersende situatie was immers weinig bevredigend, zowel qua kosten als qua risico’s van potentiële competentieconflicten. Bovendien, vermits FEBEG, niet tot taak heeft de specifieke belangen van de gemeentebedrijven te verdedigen, wensten de vertegenwoordigers van de distributienet- en transportnetbeheerders een federale beroepsorganisatie te behouden om, behalve de sociale onderhandelingen, hun specieke belangen te verdedigen. Overigens, wensten zowel de producenten, de leveranciers als de vertegenwoordigers van de distrubutienetbeheerders ook een gemeenschappelijk gespreksplatform in stand te houden. Rekening houdend met al deze verschillende elementen werd een nieuwe organisatie van de Belgische beroepsorganismen voorgesteld. Terwijl FEBEG als dusdanig blijft bestaan, zullen de organismen BFE en FIGAS voortaan samensmelten tot de Federatie Elektriciteitsen Aardgasnetten. Bovendien zal tussen FEBEG en de Federatie Netten (Synergrid) een gestructureerd platform tot stand worden gebracht, teneinde de gemeenschappelijke vraagstukken zo efficiënt mogelijk te behandelen. Van KVBG zullen de statuten worden gewijzigd en zullen de opdrachten gericht worden op de veiligheid van binneninstallaties, de habilitatie van aardgasinstallateurs, het testen van gastoestellen, geurcontrole, maar ook de actieve promotie van het aardgas, om de potentiële gebruikers te stimuleren zich op het aardgasnet aan te sluiten. Intermixt heeft laten weten dat het positief stond tegenover het gedane voorstel, maar wenste toch te onderstrepen dat deze nieuwe organisatie flexibel en evolutief moest zijn, voor zover de structuur van de sector in de toekomst opnieuw zou kunnen worden aangepast. Daarenboven, gelet op de druk van de regulator op de tarieven van de netten, moeten de werkingskosten van deze organisatie onder controle blijven. Overigens, doordat bepaalde organisaties die actief zijn in de distributie ook aangesloten zijn bij de FEBEG, zullen belangenconflicten moeten worden vermeden. Als aan deze eisen is voldaan, zal Intermixt in de Raad van Bestuur van de Federatie Netten worden vertegenwoordigd.
25
LABORELEC De evolutie van het organisatiemodel van de distributie en het verschijnen van nieuwe actoren, zoals GEDIS in Vlaanderen, SIBELGAS in Brussel en weldra SEGE in Wallonië, leiden tot een herziening van de werking van LABORELEC voor de activiteit nettenbeheer. Aan LABORELEC wordt gevraagd om van 2005 tot 2008 geleidelijk, in schijven van 25%, te evolueren naar een facturatiesysteem van projecten die door de drie gemengde platformen, zijnde VLAGEOV, de stuurgroep van SIBELGAS en de vzw Comité wallon Intermixt-Electrabel zijn goedgekeurd. De vertegenwoordiging van de DNB-operatoren in het Distributiecoördinatiecomité van LABORELEC zal worden aangepast. Dit Comité zorgt immers voor de selectie van de gemeenschappelijke projecten die bestemd zijn om aan de behoeften van de distributienetbeheerders te voldoen. Aan iedere Brusselse en Waalse distributienetbeheerder, alsook aan Electrabel Netten Vlaanderen wordt gevraagd ieder een deel van LABORELEC te verwerven. Aangezien de distributienetbeheerders echter geen full-operatoren zijn, delen zij niet in de schade van een eventueel passief van LABORELEC. Intermixt wenst twee bestuurders in de Raad van Bestuur van LABORELEC te behouden. De door LABORELEC gerealiseerde projecten zullen tegen kostprijs aan de distributienetbeheerders worden gefactureerd, volgens een verdeelsleutel die gebaseerd
26
is op de kWh van het jaar n-2. Tenslotte, zal de kalender van het selectieproces van het project worden vervroegd, om te kunnen integreren in de kalender van de indiening van de tariefvoorstellen bij de CREG en zo de voorafgaande goedkeuring door de drie gemengde platformen mogelijk te maken. Intermixt heeft zich tijdens de vergadering van december 2004 van de vzw Electrabel gunstig over dit aanpassingsvoorstel uitgesproken.
27
28
L iberalisering
Kalender van de liberalisering van de energiemarkt in Wallonië Het openstellen van de elektriciteits- en gasmarkten voor concurrentie is een Europees proces dat nu in Wallonië in toepassing wordt gebracht. Vanaf 1 juli 2004 hebben de eindverbruikers met een jaarverbruik groter dan of gelijk aan 10 GWh per site - eigen productie inbegrepen, alsook de eindverbruikers die zich uitsluitend bevoorraden bij groene leveranciers voor de aankoop van hun aanvullende elektriciteit of noodstroom en zij die groene elektriciteit produceren - het statuut van in aanmerking komende klanten. Bij het gas kwamen vanaf 1 juli 2004 de eindverbruikers in aanmerking waarvan het jaarverbruik meer bedroeg dan 12 GWh per site, de eindverbruikers die elektriciteit produceren en die zich bevoorraden bij een leverancier van gas dat afkomstig is van hernieuwbare bronnen. Vanaf 1 juli 2004 komen nieuwe klanten in aanmerking. Het gaat om eindverbruikers die aangesloten zijn op het hoogspanningsnet of daarmee gelijkgesteld. Voor aardgas betreft het eindverbruikers waarvan het jaarverbruik meer dan 0,12 GWh bedraagt, wat tussen ongeveer 10.000 en 12.000 m3 per jaar is. De professionele eindverbruikers die niet in voornoemde categorieën ondergebracht zijn, maar die het uitdrukkelijk vragen aan hun elektriciteits- of gasnetbeheerder, voor zover hun professionele verbruikssite uitgerust is met een meter die uitsluitend voor professioneel gebruik bedoeld is, komen in aanmerking.
30
De Waalse regering heeft beslist de energiemarkt volledig vrij te maken op 1 januari 2007. Deze termijn zou door de verschillende betrokken operatoren en voornamelijk de distributienetbeheerders moeten worden gebruikt om zich voor te bereiden en zich te organiseren, met het doel op een efficiënte manier bij te dragen tot de totstandbrenging van de interne energiemarkt. Vanuit dat oogpunt hebben de Waalse instanties van Intermixt hun verantwoordelijkheden opgenomen en beslist om de bouw van een Waalse competentiepool energie, met name “la Société d’Expertise et de Gestion Energétique” (SEGE), op stapel te zetten. De verwezenlijking van de eengemaakte energiemarkt, waartoe op Europees niveau werd beslist, heeft immers gevolgen op alle niveaus van de organisatie van de energiestructuur van het land. Die gevolgen zijn afgeleid uit de omzetting van de Europese richtlijnen in wetten en decreten. De Waalse regionale raad van Intermixt heeft zich als prioritair doel gesteld de financiële middelen van de gemeenten veilig te stellen, om het behoud van de opdrachten voor kwaliteitsdiensten ten bate van de verbruikers, die ook burgers zijn, te waarborgen. De machtstoename van de gemeenten in het aandeelhouderschap van de distributienetbeheerders, de deelneming in het grote vervoer en in de levering stellen de openbare sector in staat zijn doelstelling te bereiken, als hij zich tegelijkertijd ook organiseert en zijn structuren aan de nieuwe behoeften aanpast. Intermixt Wallonië heeft derhalve een beroep gedaan op de deskundigheid van de consultant “Bain & Company”. Die heeft niet alleen de financiële troeven maar ook de hiaten op het stuk van de starheid van de structuren van de openbare sector en van de gemengde sector aangetoond. Er is een voorstel van organisatie uit voortgekomen, dat werd voorgesteld aan alle betrokken openbare mandatarissen. Het project, evenals de context waarin het zich situeert,evolueert permanent.Het krijgt als instrumenten van de gemeenten de inrichtingen die onontbeerlijk zijn voor zijn efficiëntie en zijn vermogen om te beantwoorden aan de nieuwe wettelijke eisen, om geleidelijk over te schakelen van een controleopdracht naar een meer operationele opdracht zodra de particuliere vennoot aan zijn rol van aandeelhouder in de gereguleerde sectoren voorrang zal geven en in zake de openbare verlichting. De SEGE moet begin 2006 ontstaan, om volledig operationeel te zijn op 1 januari 2007. De Waalse voorzitters en deskundigen van Intermixt doen alles wat ze kunnen om deze kalender in acht te nemen. Alle documenten in verband met de statuten, overeenkomsten en ontwerpen van beraad zullen in de loop van het 1e semester 2005 worden voorgelegd aan de beslissingsinstanties van de distributienetbeheerders en van de zuivere financieringsintercommunales die ermee verbonden zijn.
31
Voorontwerpen wetten In 2004 boog de Belgische wetgever zich over een omzetting van de Europese richtlijnen betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en gas. Tezelfdertijd werd het opportuun geacht een aantal bijkomende aanpassingen aan te brengen aan de Belgische elektriciteitswet van 1999 en de gaswet van 2000. Gelet op het maatschappelijk belang van nutsvoorzieningen als gas en elektriciteit, vergde het opstellen van de wetsaanpassingen langdurige besprekingen. De wetsontwerpen werden dan ook pas in 2005 door het Belgische parlement goedgekeurd. Als verdediger van de belangen van de openbare sector binnen de gemengde intercommunales, volgde Intermixt de ontwikkeling van de wetsontwerpen van nabij op. De wetten hebben louter betrekking op de transportnetbeheerders, maar traditioneel worden de bepalingen bij Koninklijk Besluit uitgebreid naar de distributienetbeheerders. De meest in het oog springende aanpassing aan de elektriciteits- en gaswet is de introductie van meerjarentarieven. Tot op heden dienen de netbeheerders elk jaar een tariefvoorstel in bij de federale regulator CREG. Dat brengt teweeg dat een netbeheerder, ondanks het feit dat hij in een gereguleerde sector actief is, hoogstens voor 12 maanden zijn inkomsten kent. Bovendien is een jaarlijkse tariefprocedure tijdsintensief voor alle betrokken partijen. De introductie van tarieven voor een periode van vier jaar moet zorgen voor een grotere stabiliteit en voorspelbaarheid van de inkomsten, wat de waardering van de netbeheerders ten goede komt.
32
Er dienen zich in de toekomst dus belangrijke tariefbesprekingen aan. De netbeheerders zullen er over moeten waken dat de meerjarentarieven op afdoende wijze de kosten dekken en een billijke marge opleveren die toelaat de nodige investeringen uit te voeren om de kwaliteit en veiligheid van de netten te waarborgen. Een andere belangrijke aanpassing aan de elektriciteits- en gaswet betreft een bijsturing van de bevoegdheden van de CREG, vooral in relatie tot de Federale Overheidsdienst Economie. In de nieuwe wetsontwerpen ligt de focus meer op de zuiver regulerende functie van de CREG. Na de goedkeuring van de wetsaanpassingen, zullen evenwel nog verschillende zaken via Koninklijk Besluit moeten worden uitgewerkt. Pas dan zal volledig duidelijk worden welke specifieke bevoegdheden aan de regulator worden toegekend.
33
UMIX Als de opening van de energiemarkt de verveelvoudiging laat zien van bedrijven die energie commercialiseren, dan wordt het noodzakelijk nieuwe activiteiten te creëren die de goede werking van de geliberaliseerde markt waarborgen. Dat geldt voor de verwerking van een belangrijke hoeveelheid gegevens over het leveringspunt, de betrokken leverancier en de door de eindverbruiker verbruikte hoeveelheid energie. Deze gegevens worden tussen de verschillende operatoren uitgewisseld, en het is duidelijk dat deze gegevensoverdrachten terwille van de efficiëntie geautomatiseerd en gestandaardiseerd moeten worden. De rol van groep UMIX ligt in het ontwikkelen van de gemeenschappelijke administratieve procedures en processen, het beschrijven van de inhoud van de gegevensuitwisselingen en het uitwerken van de specificaties van de gebruikte normen, met inachtneming van de in de drie gewesten van het land geldende wetgeving en toepasselijke technische reglementen. De procedures en processen worden beschreven in het document UMIG (Utility Market Implementation Guide) dat van kracht is op de geliberaliseerde markt van de elektriciteit en het gas in alle drie de gewesten. De groep UMIX bestaat uit verschillende specifieke werkgroepen, overkoepeld door een besturingscomité. In ieder van de organen zitten zowel vertegenwoordigers van de transport- als van de distributienetbeheerders, met inbegrip van INDEXIS voor de gemengde sector. De leveranciers zijn eveneens aanwezig, hoewel alle werken gefinancierd worden door de distributienetbeheerders. De regulatoren zijn niet vertegenwoordigd in de UMIX-organen, maar er vindt regelmatig overleg plaats met de VREG en periodiek wordt informatie verstrekt aan de CWAPE. In tegenstelling tot het Vlaamse technisch reglement bepaalt het Waalse technisch reglement niet dat de regulator zijn goedkeuring
34
moet geven over de MIG. De instanties van Intermixt blijven waakzaam op het stuk van de ontwikkeling en de concretisering van een doeltreffende en efficiënte structuur van gegevensuitwisseling die de geliberaliseerde markt in staat zal stellen normaal te werken, temeer daar tegen 2007 alle Brusselse en Waalse klanten op de geliberaliseerde markt zullen komen. Overigens, al is het aan de distributienetbeheerders om alle werken te financieren, meent Intermixt dat de uitgavenvoorstellen aan de distributienetbeheerders moeten worden voorgelegd. De verwezenlijkingen bedroegen in 2004 immers ongeveer 840.000 �. Het budget 2005 neemt sterk toe, namelijk tot 2.605.000 �. Deze toename vloeit voornamelijk voort uit een geplande studie van tests voor de eindverbruikers van de systemen, uit een geplande studie met betrekking tot de financiële valorisering van de KWh van de operatie toekenningen/bijlegging en tenslotte uit een stijging van de werkingskosten. In de context van tariefregulering die wij kennen, meent Intermixt dat het noodzakelijk is zich te beperken tot de ontwikkeling die strikt noodzakelijk is voor de goede werking van de markt en daarbij te vermijden dat de distributienetbeheerders speciale wensen financieren van bepaalde leveranciers die voortaan blootstaan aan concurrentie. De distributienetbeheerders hebben voorgesteld een nieuwe structuur op te richten die hen in staat zou stellen hun controlebevoegdheden in de UMIX-groep te versterken. Er zijn besprekingen aan de gang die snel resultaten zouden moeten opleveren. Het voornaamste daarbij is dat er efficiënte technische oplossingen worden gevonden en toegepast, om op die manier een optimale dienstverlening te waarborgen aan de verschillende actoren die de Belgische energiesector uitmaken.
35
Noodleverancier De liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt brengt verschillende uitdagingen met zich mee. Een van de belangrijke uitdagingen betreft het verzekeren van de levering van elektriciteit of gas bij het in gebreke blijven van een bepaalde leverancier. In 2004 liepen verschillende procedures om tot een noodleveranciersregeling te komen. De noodleverancier of “supplier of last resort” is een leverancier die energie levert aan verbruikers van wie de gekozen leverancier in gebreke blijft, bijvoorbeeld omdat deze financiële moeilijkheden kent. Eind 2004 bestond nog geen definitieve noodleveranciersregeling, maar de Vlaamse regulator VREG had in 2003 al een voorlopige regeling opgesteld. Dat het in gebreke blijven van een leverancier geen zuiver hypothetische situatie is, werd reeds in 2002 aangetoond. In dat jaar kon de leverancier Sourcepower, die ongeveer 70 klanten had, niet meer aan zijn leveringsverplichtingen voldoen. De gevolgen bleven toen beperkt en alles werd op een vlotte manier opgelost. Met oog op de liberalisering, zou het in gebreke blijven van een leverancier in de toekomst wel grote problemen kunnen teweegbrengen. De verschillende marktpartijen leveren dan ook inspanningen om tot een volwaardige noodleveranciersregeling te komen. In Wallonië heeft de Waalse regulator CWAPE aan de distributienetbeheerders gevraagd a priori een noodleverancier aan te duiden. In Vlaanderen stelde de VREG een consultatiedocument op waarop de verschillende marktpartijen konden reageren.Daarbij werd vanuit sommige middens gesuggereerd dat de intercommunales een noodleverancier aanduiden of zelf optreden als noodleverancier.
36
De problematiek werd in verschillende organen van Intermixt besproken. Daarbij werd gesteld dat het weinig evident is de distributienetbeheerders een noodleverancier te laten aanduiden of zelf te laten optreden als noodleverancier. Als gevolg van de ‘unbundling’ behoort de levering van elektriciteit of gas immers niet meer tot de kernactiviteiten van de intercommunales. Bovendien is het moeilijk de leveringsnoden a priori in te schatten. Vanuit Intermixt werd ten aanzien van alle Belgische regulatoren aangedrongen op een grondig overleg met de transport- en distributienetbeheerders. Bovendien werd gevraagd dit overleg op een voldoende hoog niveau te laten plaatsvinden, vermits het in gebreke blijven van een leverancier hoogstwaarschijnlijk gewestoverschrijdende gevolgen zou hebben.
37
Elia-heffing De liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt heeft een belangrijke impact op de financiën van de Belgische gemeenten. In het kader van de liberalisering wordt een ontvlechting van de verticaal geïntegreerde spelers geëist. Dat brengt teweeg dat in een geliberaliseerde markt de intercommunales niet langer als commerciële leveranciers kunnen optreden en zich dienen toe te leggen op de distributieactiviteiten. Het beperken van de actieradius van de intercommunales veroorzaakt voor de gemeenten een belangrijk verlies aan inkomsten. Gelet op de timing van de liberalisering, voelen de Vlaamse gemeenten dat als eerste aan. Om het inkomstenverlies gedeeltelijk op te vangen werd een ‘federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt’ in het leven geroepen. Deze bijdrage kreeg al snel de naam “Elia-heffing” mee, daar bij aanvang het plan bestond de heffing te innen via het transportnet. Uiteindelijk werd ervoor geopteerd dat de leveranciers de bijdrage innen bij de eindverbruikers. De Elia-heffing is een federale bijdrage, maar de regio’s beslissen de heffing al dan niet in te voeren.Voorlopig wordt de heffing enkel in Vlaanderen ingevoerd. Tijdens het afgelopen jaar werd binnen Intermixt en in andere sectororganen uitvoerig gedebatteerd over de uitvoeringsmodaliteiten van de heffing. Eind 2004 was daaromtrent nog geen akkoord bereikt. Niettemin hebben de Vlaamse gemengde en zuivere intercommunales in december van vorig jaar EUR 100 miljoen gestort in het fonds dat door de CREG wordt beheerd.
38
Ondertussen bleven de discussies over de uitvoeringsmodaliteiten aan de gang. In een eerste fase werd de heffing vastgelegd op EUR 4,91 per MWh, retroactief ingevoerd vanaf 1 mei 2004. Het bekomen van een akkoord over de verdeling van de middelen uit het fonds had heel wat voeten in de aarde. Intermixt pleitte voor een verdeling die neutraal was voor de betrokken intercommunales in die zin dat de uit het fonds verkregen middelen gelijk zouden zijn aan de gestorte bedragen. Op die manier zouden de intercommunales dan zelf kunnen bepalen hoe de heffing het best over de aangesloten gemeenten wordt verdeeld. Een eerste voorstel tot verdeling beantwoordde geenszins aan de verzuchtingen van de gemengde sector. Het uiteindelijk goedgekeurde voorstel is niet voor alle intercommunales strikt neutraal, maar de herverdelingseffecten zijn toch een stuk beperkter dan in eerdere voorstellen het geval was. Bij dat alles mag echter niet worden vergeten dat in het voorjaar van 2005 de heffing nog niet bij de eindverbruikers was geïnd.
39
De openbare verlichting als DNB-activiteit A. Onderhoud Het onderhoud van de openbare verlichtingsinstallaties is zowel in Vlaanderen als in Wallonië en Brussel steeds een kern-activiteit van de gemengde distributieintercommunales geweest. Men mag namelijk niet uit het oog verliezen dat historisch de gemeentelijke elektriciteitsdistributierechten ontstaan zijn in het verlengde van de uitbouw van de openbare verlichtingsnetten door de gemeenten. In de eerste liberaliseringgolf die in de periode 2001-2003 vooral in Vlaanderen zijn volledige uitwerking kreeg, ging men in dat gewest quasi volkomen voorbij aan het facet van de openbare verlichting. De openbare verlichtingstaak die de Vlaamse DNB’s als rechtsopvolgers van de elektriciteitsdistributie nog zouden kunnen vervullen bleek aanvankelijk allerminst duidelijk. Wat de eerste versie van het elektriciteitsdecreet en de tarieferingswetgeving betreft diende immers besloten te worden dat de DNB’s het onderhoud van de openbare verlichting nog enkel als een nevenactiviteit, en dit aan kostende prijs, konden verderzetten. Dat betekende m.a.w. dat het vroeger in de Vlaamse elektriciteitsdistributie-intercommunales geldende gratis standaardonderhoud van de openbare verlichting niet langer meer kon. Na demarches werd bekomen dat de Vlaamse Regering overging tot de bijsturing van de voormelde conclusie en de exploitatie van de openbare verlichting als een openbare dienstverplichting aanzag welke wezenlijk deel uitmaakt van de activiteit netbeheer elektriciteit. In uitvoering van het voormelde voorziet het Vlaams besluit van 26 maart dat elke DNB moet instaan voor bepaalde onderhoudsopdrachten voor de openbare verlichting die
40
binnen zijn geografisch gebied is gelegen. Aldus geldt inzake de onderhoudskosten voor de openbare verlichting dat de kosten voor de exploitatiewerken door de Vlaamse DNB’s ten laste worden genomen. De materieelkosten voor lampen, armaturen, … blijven daarentegen ten laste van de gemeenten vermits ze niet voorzien zijn in de openbare dienstverplichting. Het voormelde leidt ertoe dat de gemeenten vergeleken met het vroeger gratis standaardonderhoud uiteindelijk slechts met een kleine meeraanrekening worden geconfronteerd, hetgeen zich initieel (zie supra) veel scherper stelde Wat het Brusselse Gewest betreft, vormt de openbare verlichting van de gemeentewegen (aanleg, onderhoud en voeding) een opdracht van openbare dienst die door een ordonnantie (artikel 25 van de ordonnantie van 19 juli 2001) is vastgesteld. Deze verplichting opent de mogelijkheid deze activiteit te laten financieren door middel van de twee door de ordonnantie voorziene middelen. Deze middelen zijn: het recht geheven op de leverancier om de verplichtingen van openbare dienst te financieren, en aanvullend, de tarieven voor toegang tot het net volgens de door de federale wetgeving bepaalde voorwaarden. Deze opdracht maakt het voorwerp uit van een programma en een jaarlijks budget, alsook van de indiening van een verslag en van rekeningen bij de regionale regulator. Sibelga verzekert zo de bouw van de nieuwe installaties (2,5% tot 3 % van het park per jaar) en het systematisch onderhoud, de depannages en de speciale werken. De activiteit wordt verzekerd door de diverse diensten van Net Management (Studies – Bouw – Onderhoud), en de intercommunale heeft een ingenieur in dienst genomen die voor het Asset Management en de contacten met de gemeenten instaat. In de loop van 2005 zouden de betrokken personeelsleden van Electrabel in een dochtermaatschappij van Sibelga worden gehergroepeerd en zou het niveau van de investeringen geleidelijk worden opgevoerd, om de vernieuwing van het park in een optimaal tempo te verzekeren.
B. Verkoop van de openbare verlichtingsnetten In het verlengde van de indiening van het tariefdossier 2003 voor de activiteit elektriciteit heeft zich een discussie ontspannen over de vraag of er geen specifiek distributienettarief voor de openbare verlichting diende toegepast te worden, vermits de gemeenten grotendeels eigenaar waren van de O.V.-netten. De CREG als federale regulator was geen voorstander van een dergelijk specifiek tarief en stond in dit verband de toepassing voor van het normaal distributienettarief op de elektriciteit die de gemeenten voor hun openbare verlichtingsinstallaties afnemen. De keerzijde van deze opstelling was evenwel dat de CREG dan diende akkoord te gaan met de overdracht van de O.V.-netten van de gemeenten naar de distributienetbeheerders.
41
De CREG stelde hierbij tevens dat de overdracht moest beperkt blijven tot de eigenlijke O.V.-netten, wat inhield dat de armaturen, palen en steunen eigendom van de gemeenten blijven. In de voormelde context hebben de gemengde Vlaamse DNB’s aan de gemeentebesturen dan ook voorgesteld dat zij de netten voor openbare verlichting zouden overkopen van de gemeenten. De gemeenteraden hebben eind 2004 met deze verkoopstransactie ingestemd, waardoor in totaal nagenoeg 156 miljoen � betaald werd aan de gemeenten.
Nieuwe verkavelingsreglementen In het kader van de liberalisering van de netactiviteit en de ermee gepaard gaande wijzigingen in de verhoudingen enerzijds en het verouderd karakter van de verkavelingsreglementen anderzijds werd op een actualisering ervan aangedrongen. De Vlaamse gemengde DNB’s hebben daarom in samenspraak vier vernieuwde voorstellen van uniforme verkaverlingsreglementen uitgewerkt, met name Privé, industrie, appartementsbouw en sociaal en dit zowel voor elektriciteit als aardgas. Deze aanpassingsvoorstellen werden na bespreking ervan in de organen van Intermixt en de bestuursorganen van de DNB’s aan de gemeenten overgemaakt ter goedkeuring. Voor de gemeenten resulteert de toepassing van deze vernieuwde reglementen inzake privé en industriële verkavelingen zoals in het verleden in bijkomende financiële middelen. Na de gratis overdracht door de verkavelaar van de in de verkaveling aangelegde O.V.installaties en netten aan de gemeenten, verkopen de gemeenten deze distributienetten en de O.V.-netten aan de distributienetbeheerder en blijven zij eigenaar van de O.V.armaturen en palen. Deze operatie resulteert bij de DNB’s eveneens in een hogere vergoedingsbasis, wat dan weer ten goede komt aan de dividenden aan de deelnemers. De hernieuwing van de dynamiek van de verkavelingsreglementen houdt bovendien in dat de werking met de traditionele verkavelingfondsen, waarbij per kavel een bepaald bedrag aan de gemeente werd toegekend, verlaten wordt.
42
Unbundling
Stappenplannen Voor de bevordering van de marktwerking heeft men in België - door de aanwezigheid op de markt van Electrabel als dominant verticaal geïntegreerd energiebedrijf - geopteerd voor een verregaande unbundling van de netactiviteit van de levering en de productie. Aldus heeft de VREG in Vlaanderen in het verlengde van het Vlaams gas- en elektriciteitsdecreet reeds verschillende maatregelen genomen om de mogelijke schijn van partijdigheid, met betrekking tot de deelname van het Electrabel-filiaal ENV aan de Vlaamse gemengde DNB’s, te ondervangen. Voor de Waalse en de Brusselse energiemarkt waar de liberalisering van de cliënteel nog maar deels gebeurd is, zullen zich terzake mogelijks nog bijkomende acties opdringen. In Vlaanderen zijn in dit kader onder meer initiatieven genomen om de momenteel nog gemeenschappelijke informaticasystemen beter af te bakenen, zodanig dat de transfert van gegevens naar de onderscheiden leveranciers op voet van gelijkheid gebeurt. Ook heeft men maatregelen gevraagd met betrekking tot de neutrale uitvoering van de aansluiting ten opzichte van de klanten en leveranciers inzake doorlooptijd en kwaliteit. De Vlaamse DNB’s dienden daartoe eind 2003 bij de VREG een IT-stappenplan in dat tegen eind 2005 in een volledige scheiding van de informaticasystemen net/levering moet resulteren. De VREG ziet hierbij toe op de realisatie van de verschillende mijlpalen die in het voormeld plan opgenomen zijn. De geplande ontdubbeling van de IT-systemen en de uitbouw van de nodige eigen dataen verwerkingssystemen lijkt in de praktijk een moeizaam proces te zijn. Terwijl tal van realisatiedata gehaald werden, werd voor sommige ervan aan de VREG begrip gevraagd
44
voor het niet realiseren van de initiële tijdstippen van de diverse realisaties voorzien in het IT-plan. De DNB’s worden immers geconfronteerd met aanzienlijke op te brengen inspanningen voor het oplossen van operationele problemen met betrekking tot de informaticasystemen, de snel wijzigende tarieven, … . Het voormelde belet niet dat de VREG de Vlaamse gemengde DNB’s ondertussen reeds driemaal ingebreke heeft gesteld, omdat bepaalde data in het stappenplan niet zijn gehaald. In afwachting van de definitieve uitvoering van het stappenplan werd - zoals geëist door de VREG - door de bestuursorganen van de Vlaamse gemengde DNB’s een confidentialiteitsovereenkomst goedgekeurd over alle data die volgens de Vlaamse wetgever door de DNB’s beheerd moeten worden. Daarnaast werd op vraag van de VREG een additioneel stappenplan opgesteld met betrekking tot een aantal takenpakketten die kritisch zijn vanuit de eisen die gesteld worden met betrekking tot de vertrouwelijke en onafhankelijke behandeling van de gegevens. Het betreft hier onder meer beslissingen aangaande de aansluitingsprincipes, de neutrale uitvoering van de aansluitingen t.a.v. leveranciers inzake doorlooptijd en kwaliteit, de gelijke behandeling van alle leveranciers op het vlak van meetgegevens, aansluitgegevens en dergelijke.
45
INDEXIS De ontvlechting van de distributieactiviteit in distributienetbeheerders en leveringsondernemingen houdt in dat de opname en de communicatie van de verbruiksgegevens van de klanten aangesloten op de distributienetten van kapitaal belang is voor de goede marktwerking en de leveranciers in het bijzonder. Vermits meetgegevens commercieel gevoelige gegevens zijn, dienen deze gegevens in een geliberaliseerde markt op onafhankelijk en vertrouwelijk wijze behandeld te worden. De gemengde distributienetbeheerders hebben daartoe het meteringsbedrijf Indexis opgericht dat de federale operator van de gemengde sector is voor de meteropname en het beheer van de verbruiksgegevens van de netklanten van de gemengde sector. Het lichten van de meteropname uit de geïntegreerde informaticasystemen van ENV, EDC en EDWAL en het oprichten van een nieuw volkomen autonoom beheerssysteem en een communicatieplatform, is geen sinecure. Het voormelde, gecombineerd met de wijze waarop de liberalisering in Vlaanderen is doorgevoerd, leidt ertoe dat Indexis het in zijn prille ontstaansgeschiedenis regelmatig moeilijk heeft gehad de afspraken met de toekomst te halen. Wanneer men focust op de harde cijfers kan men momenteel stellen dat Indexis voor wat de behandeling van de Vlaamse meters betreft een degelijke resultatenbalans kan voorleggen, hoewel er ontgetwijfeld nog elementen zijn die zorgen baren.
46
Gelet op de volledige openstelling van de Brusselse en Waalse energiemarkt zal Indexis vanaf 2007 geconfronteerd worden met een belangrijke toename van zijn activiteiten. De komende 14 maanden zullen dan ook door Indexis aangewend moeten worden met het oog op het naadloos beantwoorden van de eisen van de voormelde mijlpaal.
47
N-Allo Na een bewogen start in 2003 als gevolg van de opening van de markt in Vlaanderen, was de situatie tegen eind 2004 opnieuw gestabiliseerd. N-Allo kan zich nu weer concentreren op de permanente verbetering van de kwaliteit van de aangeboden dienst. Het is duidelijk dat uit deze evolutie lessen moeten worden gehaald voor de verdere liberalisering van de energiesector in de andere gewesten van het land. Tijdens het boekjaar 2004 werd de migratie van de kabeldistributiestoringen naar Telenet gerealiseerd. Alle vraagstukken met betrekking tot de kabeldistributie worden voortaan behandeld door het Telenet-team. In Wallonië werd de kwaliteit van de diensten voor de klanten van de gemengde intercommunales, van Aquasambre en van TvC@blenet verder verbeterd. Overigens heeft de algemene aandacht die uitging naar de toegankelijkheid van GEDIS een wijziging van het personeelsbestand met zich meegebracht.
48
Bovendien, om de toekomstige installaties van de antenne van Ieper aan de behoeften aan te passen, heeft de Administratie de aankoop van een terrein voor een latere bouw goedgekeurd. Op het einde van het boekjaar waren grote moeilijkheden die waren ontstaan door de invoering van nieuwe, door de supply gebruikte procedures, uit de weg geruimd. Om deze problemen op te lossen werden alle maatregelen op het gebied van de processen en van de vorming van het personeel getroffen. Tijdens het weekeinde van 8 mei 2004 voerde N-Allo de overgang uit van een klassiek telefoonnet naar een geïntegreerde digitale oplossing, die de geluidssignalen en de gegevens uitzendt via één enkel net dankzij de VOIP-technologie ( Voice Over Internet Protocol). De daaruit voortvloeiende voordelen zijn : minder investeringen voor de bekabeling en andere netinfrastructuur, gebruiksefficiënte werkposten en daarbij het feit dat N-Allo klaar is voor de integratie van nieuwe webtoepassingen, zoals chat en video. Eind 2004 bedroeg de omzet zesendertig miljoen euro. Het bedrijfsresultaat op 31 september 2004 bedroeg een miljoen achthonderdduizend euro. Na aftrek van de financiële lasten en belastingen, bedraagt de winst 500.000 �. Op te merken valt dat eind december 2004 het hele personeelsbestand van N-Allo uit 740 personeelsleden bestond. De vertegenwoordigers van Intermixt in de Raad van Bestuur van N-Allo geven de voorkeur aan een beleid van strikte controle van de kosten, zodat het bedrijf op de markt van de callcenters concurrerende prijzen kan toepassen.
49
PUBLI-T In 2001 werd de CVBA Publi-T opgericht. Het secretariaat van Publi-T wordt door Intermixt waargenomen. Publi-T heeft als opdracht het beheer van het aandeel van de Belgische gemeenten in de nationale transportnetbeheerder Elia. De officiële aanstelling van Elia als netbeheerder vond in het najaar van 2002 plaats. Elia bezit een natuurlijk monopolie en neemt een sleutelrol in bij de liberalisering van de Belgische elektriciteitsmarkt. De operationele onafhankelijkheid van Elia tegenover de producenten en leveranciers is daarbij een conditio sine qua non. In 2004 hield Publi-T een belang van 30% in Elia aan. Electrabel had 64,05% en SPE 5,95%. Om de financiële onafhankelijkheid van Elia te verhogen, werd beslist dat Electrabel en SPE 40% van de aandelen naar de beurs dienen te brengen. De beursgang was gepland voor het najaar 2004, maar de betrokken partijen achtten het opportuun de beursintroductie uit te stellen tot de aanpassingen aan de elektriciteitswet werden goedgekeurd. Die aanpassingen voorzien onder meer de introductie van meerjarentarieven, wat een belangrijke impact heeft op de risicoperceptie en derhalve waardering van Elia. Ook een aantal bepalingen inzake deugdelijk bestuur is van groot belang voor de netbeheerder. Ondanks het uitstel van de eigenlijke beursgang, werden in 2004 alle voorbereidingen getroffen om een IPO van Elia mogelijk te maken. Daarbij hebben de vertegenwoordigers van Publi-T in de Raad van Bestuur van Elia gewaakt over de vrijwaring van de belangen van
50
de gemeenten. Om de informatiedoorstroming te formaliseren, werd tevens overgegaan tot de oprichting van een IPO Informatiecomité. Publi-T bevestigde herhaaldelijk zijn wens een stabiele aandeelhouder van Elia te blijven en zijn belang op geen enkele manier te laten verwateren. Op financieel niveau kende Publi-T in 2004 een forse stijging van het door Elia uitgekeerde dividend. Publi-T sloot op 30 september 2004 zijn boekjaar af met een dividendopbrengst van EUR 25,8 miljoen, tegenover EUR 14,8 miljoen een jaar eerder. Dat bracht een uit te keren winst met zich mee van EUR 23,7 miljoen waardoor Publi-T aan zijn vennoten een bruto jaardividend van EUR 27,50 per aandeel kon uitbetalen, wat overeenkomt met een rendement van 11%. Het hoge rendement over het afgelopen boekjaar van Publi-T was wel voor een belangrijk deel te danken aan de uitkering van een uitzonderlijke winst door Elia. Het wegvallen van dergelijke winst, gecombineerd met een aantal operationele factoren, brengt teweeg dat Publi-T in het boekjaar 2004-2005 beduidend minder dividend zal ontvangen van Elia. Publi-T is voor 30% in handen van de financieringsintercommunales van de Vlaamse gemengde sector, voor 25% in handen van de Gemeentelijke Holding, voor 15% in handen van de Vlaamse zuivere intercommunales en de Vlaamse EnergieHolding, voor 12,5% in handen van SOCOFE, voor 10% in handen van de financieringsintercommunales van de Waalse intercommunales en voor 7,5% in handen van de financieringsintercommunales van de Brusselse gemengde sector.
51
PUBLIGAS Voor wat het boekjaar 2003-2004 betreft, bezit Publigas vier participaties ter waarde van 79.477.278,95 EUR. De vennootschap bezit een deelneming van 16,62% in het kapitaal Fluxys en van Distrigas (of 116.812 aandelen in elk der vennootschappen) en een deelneming van 49,99% in het kapitaal van Fluxhold en van Distrihold (of 58.847 aandelen in elk der vennootschappen). Fluxhold en Distrihold hebben op hun beurt een deelneming van 16,75% in het kapitaal van Fluxys en Distrigas. Publigas bezit met andere woorden, rechtstreeks en onrechtstreeks, een participatie van ongeveer 25% in het kapitaal van Distrigas en van Fluxys. Voor het betrokken boekjaar heeft de vennootschap 32.866.764,52 EUR bruto-dividenden ontvangen. Het huidig boekjaar sluit per 30 september 2004 af met een nettowinst van 32.377.472,77 EUR. De Algemene Vergadering heeft beslist een bruto-dividend uit te keren van 1.100,00 EUR/aandeel t.o.v. 420 EUR/aandeel het vorige boekjaar. Rekening houdend met het thesaurievoorschot van 22.916.850,00 EUR (of 825,00 EUR
52
per aandeel), dat reeds werd uitbetaald aan de aandeelhouders op 1 augustus 2004, blijft er derhalve nog een bedrag van 7.638.950,00 EUR te storten (of 275,00 EUR per aandeel). Rekening houdend met de beslissingen van de Raden van Bestuur van 14 en 27 oktober 2004 en van de Bijzondere Algemene Vergadering van 27 oktober 2004 zullen de participaties in Fluxys, Fluxhold, Distrigas en Distrihold verhoogd worden ingevolge de uitoefening van het voorkooprecht op de aandelen van Fluxys en Distrigas die door Shell te koop gesteld werden, voorkooprecht dat ook volledig werd uitgeoefend door Fluxhold, Distrihold en Suez-Tractebel. Om deze operatie te financieren werd : • Een kapitaalsverhoging van Publigas beslist van 98.853.294 EUR, door uitgifte van 4.973 aandelen aan 19.878 Euro/aandeel. Deze kapitaalsverhoging werd volledig onderschreven door alle vennoten. • - Een langlopende lening over 10 jaar van 35 miljoen Euro afgesloten. • - Een beroep gedaan op eigen middelen voor 10 miljoen Euro. Tenslotte werden op 27 april 2005 de tussenholdings Fluxhold en Distrihold opgeheven zodat Publigas nu rechtstreekse participaties bezit van 31,25 % zowel in Distrigas als in Fluxys. In het kader van de afgesloten MOU worden de gesprekken tussen Suez-Tractebel en Publigas verder gezet.
53
54
Ta r i f i c a t i e
Billijke vergoeding De distributietarieven voor elektriciteit en gas worden in België vastgelegd door middel van een cost plus-systeem. Dergelijk systeem houdt in dat de tarieven de kosten van de distributienetbeheerders moeten dekken en tevens dienen te voorzien in een billijke vergoeding van de geïnvesteerde kapitalen. De billijke vergoeding, die door de federale regulator CREG wordt toegekend, wordt bepaald door de gewogen gemiddelde kapitaalkost te vermenigvuldigen met de gereguleerde actiefwaarde van de distributienetten. In 2004 gaven verschillende tarifaire elementen aanleiding tot discussies op diverse beleidsniveaus. Intermixt speelde daarbij een actieve rol ten einde de inkomsten van de gemeenten trachten te vrijwaren. De gereguleerde actiefwaarde of regulated asset base (RAB) wordt berekend op basis van de materiële vaste activa en het bedrijfskapitaal. Dat laatste gaf vorig jaar aanleiding tot langdurige discussies tussen de Vlaamse intercommunales en de CREG. De Vlaamse intercommunales hadden hun activiteiten immers deels gefinancierd met thesauriebewijzen, omdat die aanpak leidde tot de laagst mogelijke financieringskost. Daar de thesauriebewijzen werden aangewend om activiteiten op lange termijn te financieren en kaderden in een rollend systeem met voortdurende verlengingen, meenden de DNB’s dat de thesauriebewijzen dienden te worden aanzien als schulden op lange termijn en derhalve niet in rekening moesten worden gebracht bij de berekening van het werkkapitaal. De CREG kon zich niet verzoenen met deze zienswijze; met een belangrijke negatieve impact op de billijke vergoeding van de Vlaamse intercommunales.
56
Een andere discussie betrof de boekhoudkundige behandeling van slopingen en meer bepaald de behandeling van de bijbehorende meerwaarden. De CREG eiste dat bij slopingen de betrokken RAB-meerwaarden integraal en onmiddellijk werden afgeboekt; met opnieuw een neerwaartse impact op de billijke vergoeding. De gemengde intercommunales pleitten voor een meer globale visie waarbij jaarlijks wordt geëvalueerd of de RAB-waarde nog een getrouwe weergave is van de economische realiteit. In 2004 werden de Vlaamse gemengde intercommunales ook het slachtoffer van een bevoegdheidsconflict tussen de Vlaamse toezichthoudende overheid en de CREG. De toezichthoudende overheid legde de intercommunales voor de distributienetten een afschrijvingspercentage van 3% op, terwijl de CREG 2% hanteerde bij de bepaling van de tarieven. Bovendien hield de CREG enkel rekening met afschrijvingen op de historische boekwaarde, terwijl de toezichthoudende overheid eiste dat ook de meerwaarden werden afgeschreven. De Vlaamse gemengde intercommunales hadden het door de CREG gehanteerde systeem gevolgd, waardoor hun jaarrekeningen werden vernietigd en zij niet konden overgaan tot het uitkeren van dividenden aan hun vennoten. Eind 2004 was nog geen oplossing gevonden voor dit bevoegdheidsconflict, ondanks de vele inspanningen van de experts uit de gemengde sector. Intermixt pleitte daarbij systematisch voor een uniforme regeling die door alle betrokken instanties wordt aanvaard en toegepast.
57
Benchmarking In zijn beslissing inzake de goedkeuring van de tariefvoorstellen 2005 van de gemengde distributienetbeheerders wijdt de CREG een hoofdstuk aan de analyse van de controleerbare kosten en aan de vaststelling van verplichte kostenverminderingen in de periode van 2005 tot 2008. De CREG voert deze analyse van de kosten uit volgens een benchmarkingtechniek – de DEA-methode. Deze methode bestaat erin de efficiëntie van diverse bedrijven te vergelijken door voor ieder van hen de middelen of de input (personeel, kapitaal,...) nodig voor de productie van een bepaalde hoeveelheid output (voor de distributienetbeheerders kunnen dat getransporteerde KWh, leveringspunten,… zijn) te vergelijken. De bedrijven worden gerangschikt volgens hun graad van efficiëntie, waarbij 100 de score is voor een volkomen efficiënt bedrijf terwijl bijvoorbeeld 50 de score is voor een weinig efficiënt bedrijf. De CREG neemt 2003 als refertejaar.Terwijl de efficiëntie voor bijna alle Vlaamse gemengde distributienetbeheerders 100% is, ligt de efficiëntie van de Waalse gemengde distributienetbeheerders tussen 76 en 100%. Het efficiëntieniveau dat in 2008 moet worden bereikt is 100%. In bepaalde gevallen kan dat leiden tot een algemene vermindering van de beheersbare jaarlijkse kosten met 33 miljoen euro. Dat komt voor sommige distributienetbeheerders overeen met 20% en meer van de beheersbare operationele kosten. De instanties van Intermixt hebben bij de CREG een aantal kritieken geformuleerd. Deze kritieken betreffen het jaar 2003, dat niet als refertejaar
58
kan worden genomen omdat Vlaanderen geliberaliseerd was vanaf 1 juli 2003, en omdat in het Waalse en Brusselse gewest slechts een beperkt aantal klanten geliberaliseerd was. Overigens houdt de CREG rekening met elementen die op korte termijn door de distributienetbeheerders niet kunnen worden beheerst. In de resultaten van deze benchmarking is eveneens een abnormale volatiliteit vastgesteld van de efficiëntiescores. Bovendien houdt de CREG geen rekening met de specificiteiten van bepaalde DNB’s. Tenslotte, is er geen enkele alternatieve methode voorgesteld om de door de CREG opgelegde resultaten te controleren. Kortom, de instanties van Intermixt hebben de eisen van de CREG volledig buitenmaats en niet evenredig geoordeeld ten opzichte van het door het prestatieproject Next in het Waalse Gewest verwachte resultaat. De toepassing van de eisen van de CREG zou een drastische vermindering van de investeringen en van de exploitatieuitgaven kunnen veroorzaken. Dit zou uitermate ernstige gevolgen hebben voor de kwaliteit van de door de betrokken distributienetbeheerders aangeboden diensten, voor de persoonlijke en bevoorradingszekerheid, voor het tewerkstellingspeil in het Waalse Gewest en voor de inkomsten van de distributienetbeheerders. Verschillende in Intermixt verzamelde distributienetbeheerders hebben beslist bij de Raad van State een verzoek tot vernietiging/opschorting van de beslissingen van de CREG in te dienen. Overigens hebben zij ook beslist de overheid te sensibiliseren voor het beleid dat de CREG op het stuk van de tarieven ten nadele van de distributienetbeheerders voert.
59
Next-programma In 2004 werd door de gemengde sector het performantieprogramma Next opgestart. Via Next zetten de gemengde intercommunales kostenefficiëntie vooraan op de agenda, maar het programma beoogt evenzeer een verbetering van de bedrijfsprocessen en dus van de kwaliteit van de netten en bijbehorende dienstverlening. In een eerste fase werd Next door de privé-partner Electrabel aan de publieke partners van de gemengde intercommunales voorgesteld. Gelet op de omvangrijke investeringen die het programma vereist en de significante besparingen die Next na enkele jaren zou genereren, vond Intermixt het aangewezen een onafhankelijke evaluatie van het programma te laten uitvoeren. Deze opdracht werd door de consultant Bain & Company uitgevoerd. Next is geen specifiek programma, maar eerder een verzamelnaam voor verschillende programma’s die op uiteenlopende terreinen dienen te worden uitgevoerd. Ten einde een beter overzicht te krijgen over het project, werden de verschillende Next-modules gehergroepeerd. Een eerste groep modules herbergt de aanpassingen die noodzakelijk zijn in het kader van de liberalisering en bijbehorende ‘unbundling’, zoals een onafhankelijk facturatiesysteem. Een tweede groep bevat de modules voor procesverbeteringen, waaronder het beheer van activa, de organisatie van de leveringsketen en het aanwenden van ‘best practices’. Een derde groep betreft IT-verbeteringen, waaronder operationeel management en het aanwenden van grafische interfaces. Een vierde en laatste groep bevat de ondersteunende toepassingen zoals financiën en personeelsbeleid.
60
Next werd aanvankelijk voorgesteld als een geïntegreerd programma voor zowel de Vlaamse, Waalse als Brusselse regio. Na grondig overleg en onderzoek kwamen de betrokken partijen evenwel tot het besluit dat Next beter op een regionaal niveau wordt uitgevoerd. Zo kan rekening worden gehouden met de verschillende strategische opties en operationele aanpak van de regio’s. De Next-modules worden uitgevoerd in Vlaanderen en Wallonië. Gelet op de specifieke logistieke en organisatorische kenmerken, koos de Brusselse regio ervoor niet aan Next deel te nemen en eigen programma’s uit te werken. Hoe dan ook,is Next geen geïsoleerd programma dat alle denkbare efficiëntieverbeteringen omvat. De gemengde intercommunales onderzoeken voortdurend hoe hun performantie kan worden verbeterd. Dat houdt niet alleen in dat de Next-modules systematisch worden geëvalueerd, maar ook dat bijkomende performantieprogramma’s, noch nieuwe herstructureringen van de sectororganisaties worden uitgesloten.
61
Tarieven voor de gebonden klanten en tweevoudig uurtarieffonds Tarieven voor de gebonden klanten Voor de leveringen aan de gebonden klanten (m.a.w. de nog niet-geliberaliseerde klanten in het Waalse en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest) gelden tarieven die vastgesteld worden bij Ministerieel Besluit, op voorstel van de federale regulator (CREG). Deze tarieven worden zoals voorheen geïndexeerd op basis van de evolutie van de brandstofkosten (NC) en de andere exploitatiekosten (Ne). Als gevolg van de forse prijsstijging van de fossiele brandstoffen is de index NC in 2004 gemiddeld met 18,9 % gestegen tegenover 2003. Gezien het beperkte aandeel van de brandstofkost in de totale laagspanningsprijs en de geringe toename van de andere kosten (Ne) blijft de globale prijsstijging echter beperkt tot 3 à 4 %. In oktober 2004 heeft de Ministerraad ook een maatregel genomen om het gebruik van tweevoudig uurtariefmeters bij gebonden klanten te bevorderen. Hiertoe werd de vaste vergoeding verlaagd met 10 � per jaar.
62
Tweevoudig uurtarieffonds Op vraag van de federale overheid werd door de producenten Electrabel en SPE een bijkomende bedrag van 6 miljoen � in het tweevoudig tarieffonds van Brusselse en Waalse elektriciteitsintercommunales gestort. Dit fonds is bestemd om de overgang van de huishoudelijke klanten met een enkelvoudige uurmeter naar een meter voor het tweevoudig uurtarief te vergemakkelijken. Het voormeld tweevoudig uurtarieffonds werd in uitvoering van een aanbeveling van het vroegere Controlecomité door elke distributie-intercommunale opgericht. In Brussel en Wallonië wordt dit fonds effectief aangewend voor het bewerkstellingen van de verdere penetratie van de tweevoudig uurtarief. Door de volledige liberalisering van de Vlaamse elektriciteitsmarkt midden 2003, waren er in de Vlaamse gemengde DNB’s nog geen concrete maatregelen genomen voor de doelgerichte aanwending van het voormelde fonds. In dit kader hebben de Vlaamse gemengde DNB’s reeds in december 2003 aan de Vlaamse Minister van Energie gevraagd of de middelen uit dit fonds niet zouden mogen aangewend worden voor de plaatsing van budgetmeters bij gedropte klanten met een enkelvoudige tariefmeter. De Vlaamse gemengde DNB’s hebben over de voormelde aanpak in het eerste kwartaal van 2004 het akkoord bekomen van zowel de Vlaamse Minister van Energie als de CREG.
63
64
O p e n b a re dienstverlening
Sociaal Tarief en Sociale Openbare Dienstverplichtingen De liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt heeft in België niet tot een sociale afbraakpolitiek geleid. Zo heeft de federale overheid, vanuit zijn prijzenbevoegdheid, voor wettelijk wel bepaalde categorieën van elektriciteits- en gasklanten verder verlaagde elektriciteits- en aardgasprijzen opgelegd. Naast verlaagde proportionele prijzen (kWh-prijzen) betalen deze rechthebbenden op het sociaal tarief ook geen vast recht voor hun dagteller (wel voor hun nachtmeter en bij zware aansluitingen). Bovendien krijgen zij de eerste 500 kWh elektriciteit en 556 kWh aardgas die zij per jaar verbruiken gratis. Daarnaast heeft men ook op gewestelijk niveau de nodige sociale openbare dienstverplichtingen decretaal uitgevaardigd. Hierbij kan vastgesteld worden dat de Gewesten grosso modo in analoge vangnetten voor de klanten met betalingsmoeilijkheden voorzien. Wel zijn er accentverschillen voor wat de rol betreft die de DNB’s hierin moeten vervullen. Zo heeft men in Vlaanderen resoluut de kaart getrokken van de DNB’s voor wat de opvang betreft van de huishoudelijke klanten die wegens wanbetaling bij hun leverancier worden opgezegd en geen leverancier meer vinden.
66
Als principe geldt in Vlaanderen immers dat de DNB de sociale leverancier van de voormelde klanten met betalingsmoeilijkheden wordt en aan hen elektriciteit via een budgetmeter of eventueel een 6A-meter zal leveren. Voor aardgas is een budgetmeter in ontwikkeling. In Wallonië daarentegen kunnen de leveranciers de klanten met betalingsmoeilijkheden enkel in wel bepaalde gevallen opzeggen en doorverwijzen naar de distributienetbeheerders en blijven ze in belangrijke mate de leveringsverantwoordelijkheid voor de budgetmeterklanten dragen. Het voormelde houdt in dat de gemengde DNB’s vooral in Vlaanderen en Brussel en in iets mindere mate Wallonië, mee zorg moeten dragen voor een degelijke sociale openbare dienstlevering. Binnen Intermixt en de openbare operatoren van de gemengde sector schrijft men zich actief in deze politiek in en worden de nodige initiatieven ontwikkeld om de voorziene sociale maatregelen maximaal te implementeren (cfr. ontwikkeling multi-vendor budgetmeter, budgetmeter aardgas, …).
67
68
Rationaal Energieverbruik e n ve i l i g h e i d
Rationeel Energiegebruik - REG Momenteel ligt een ontwerprichtlijn voor die eind 2003 door de Europese Commissie werd voorgesteld met het oog op de aanmoediging van energiebesparingen in het algemeen. Deze tekst voorziet onder meer in de verplichting voor de energieleveranciers en/of netbeheerders om energiediensten aan hun klanten aan te bieden. Deze benadering lijkt niet coherent met de REG-verplichtingen die momenteel in België van toepassing zijn en bovendien verschillend zijn naargelang het Gewest. In Vlaanderen moeten de distributienetbeheerders (DNB’s) immers een REG-actieplan bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling energie, indienen. Dit REGactieplan moet bijdragen tot verbruiksbesparingen, waarbij voor 2004 gold dat er in laagspanning 2 % diende bespaard te worden en 1 % in hoogspanning. Omdat dat besparingspotentieel te realiseren, omvat het REG-actieplan specifieke acties en premies die zich richten naar diverse doelgroepen. De accenten in deze acties en de toegekende premies voor specifieke acties, hoeven niet jaarlijks dezelfde te zijn, hoewel het behoud van een zekere continuïteit soms wenselijk is. Een aantal van de meest in het oog springende acties is in dit verband : • De huis aan huis bedeling van gratis spaarlampen en/of spaardouchekoppen voor alle gezinshoofden in Vlaanderen en dit in uitvoering van een binnen het Vlaams Parlement goedgekeurd REG-resolutie. Bij de plaatsing van een spaarlamp komt men immers tot een besparing van 168 kWh (primaire energie) per jaar en bij een spaardouchekop loopt dat zelfs op tot 1.311 kWh/jaar.
70
Mede gelet op de praktische uitvoeringsproblemen die zich m.b.t. de huis aan huisbedeling van de spaarlampen gesteld hebben, wordt de voormelde maatregel – voor de verlenging ervan onder de vorm van de bedeling van een spaarlamp per gezinslid – momenteel geëvalueerd met het oog op het bereiken van een grotere effectiviteit. • Voor huishoudelijke verbruikers, beschermde afnemers en ondernemingen worden tal van premies toegekend teneinde de terugverdientijden voor investeringen in condensatie-ketels, dakisolatie, zonneboilers, snelheidsvariatoren, energieaudits en motoren met hoog rendement in te korten, waardoor het lager verbruik sneller de klant ten goede komt. • Naar de gemeenten toe wensen de DNB’s eveneens actief mee te werken aan het opstarten van een energieboekhouding en energiezorgsysteem.
71
Ongeval op een aardgasleiding in Gellingen : preventieve acties bepaald door Fluxys Op 30 juli 2004 werd de dispatching van de Brusselse Fluxys verwittigd over een gaslek vastgesteld op één van de belangrijke transitassen van Fluxys te Gellingen. Bij de eerste indicatie van mogelijk probleem op een gasleiding werd een lokale Fluxyswerknemer ter plaatse gestuurd wat toeliet vast te stellen dat ook andere gasleidingen, naast de 2 parallelle transportleidingen van Fluxys, de oorzaak konden zijn van het vermeld lek. De reeks ontploffingen die volgde heeft verschillende dodelijke slachtoffers gemaakt. Na de ramp werd het leidingvak tussen Brakel en Masnuy onmiddellijk geïsoleerd via afstandsbediening en de nodige maatregelen om de continuïteit van de aardgasbevoorrading te garanderen werden genomen.
72
Informatie en veiligheidsvoorschriften : Sedert eind 2003 werden aangekondigde werken uitgevoerd in de buurt van de Fluxysleidingen op industrieterrein van Gellingen. De nodige contacten werden hierbij genomen met alle betrokken aannemers, bouwheren en studiebureaus om hen de nodige informatie en veiligheidsvoorschriften en - afstanden te verstrekken. Acties van Fluxys : Fluxys heeft meegewerkt aan het economische herstelplan voor de activiteiten op het industrieterrein van Gellingen. Ter ondersteuning van de families van de slachtoffers werd onmiddellijk een gift van 1 miljoen � door Fluxys vrijgemaakt. Na de ramp van Gelligen heeft de Directie van Fluxys zich gebogen over de diverse te ondernemen bijkomende preventieve acties en in het kader van de opvolging van het Gellingen-dossier heeft het Uitvoerend Comité het accent gelegd op : • Waar mogelijk aanpassingen door te voeren m.b.t. de processen verbonden aan werken door derden in de buurt van hun leidingen; • Te zorgen dat de juiste cartografische gegevens doorgestuurd aan de gemeenten ook bij de hulpdiensten beschikbaar worden gesteld; • Samenspraak met de bouwsector te voeren (opleiding kraanbestuurder, veiligheidscoördinatoren op de werven, sensibilisatieacties voor de aannemers,…) • Goede samenwerking te organiseren met de Algemene Directie Energie en het crisiscentrum van Binnenlandse Zaken. Een globale projectcoördinator wordt aangesteld en om elke drie maanden wordt aan de Directie een vorderingsstaat voor dit project voorgesteld.
73
74
Kabeldistributie
De kabeldistributie in het Waalse Gewest Iedereen is zich bewust van het innoverend karakter van het decreet van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep, in het bijzonder omdat het de acteurs die de audiovisuele sector uitmaken, oplegt om de begane paden te verlaten, hun apriori’s en voorordelen op te geven en zich aan te passen aan de technologische evolutie in een juridische en economische context met een Europese dimensie. Dit decreet voorziet in, en de CSA zal overigens toezien op de uitvoering ervan, een boekhoudkundige scheiding van de activiteiten van de netoperatoren en van de dienstenverdelers. De CSA meent dat twee aparte structuren gepast zijn en zal zelf controleren dat er tussen de dienstenverdelers geen enkele discriminatie op het vlak van de gebruikstarieven van de kabel is en dat er geen onderlinge subsidiariteit is tussen de audiovisuele en de telecomactiviteiten. Intermixt heeft in antwoord op de eis bij de CSA een voorstel ingediend, in die zin dat de intercommunales hun huidige inkomen zouden behouden als alles gelijk blijft. De activiteit dienstenverdeling zou een winstcentrum worden. De kabeldistributeurs stellen de opkomst vast van directe concurrenten op de audiovisuele markt. Deze concurrerende bedrijven baseren zich op hun historisch vakmanschap om hun activiteiten uit te breiden naar de audiovisuele diensten en om zo het gebruik van hun respectieve netten en een stijging van de inkomsten per klant te waarborgen. Om, enerzijds aan de eisen van het decreet tegemoet te komen, en anderzijds aan die van de concurrentie, hebben de Waalse instanties van Intermixt een aantal principes geformuleerd. Om de activiteit leefbaar te houden op een gesloten markt is het nodig om :
76
• • • • •
het dienstenaanbod nu al uit te breiden, om het inkomen per abonnee te verhogen; de overgang tussen de analoge en de digitale technologie te waarborgen ; de digitale technologie voor zoveel mogelijk mensen toegankelijk te maken ; digitale diensten gemeenschappelijk samen te stellen en te commercialiseren; de werkingskosten van de bedrijven te verminderen door een groepering van bepaalde activiteiten; • de mogelijke synergieën met de bedrijven waarin wij aandeelhouders zijn, met name ACM, BeTV, N-Allo, te doen uitkomen. Boven de economische doelstellingen, die als de handhaving van de inkomsten van de teledistributiemaatschappijen kunnen worden omschreven, moet aan een clienteel die steeds veeleisender wordt maar over beperkte middelen beschikt, een gevarieerd aanbod van kwaliteitsdiensten tegen een voor zoveel mogelijk mensen toegankelijke prijs worden verschaft. Artikel 78 van het decreet van 27 februari 2003 bepaalt dat “iedere dienstenverdeler een ombudsman aanstelt die belast is met het beantwoorden van alle door de gebruikers geformuleerde vragen en klachten”. Intermixt heeft aan zijn leden-kabeldistributeurs aangeboden een van zijn agenten, in dit geval de heer Francis Gennaux, als TV-ombudsman aan te stellen. Het is de bedoeling om zo de ombudsdienst op regionale schaal te rationaliseren en de klachten efficiënt te behandelen. Eind 2004 hebben alle Waalse teledistributiebedrijven met dit voorstel ingestemd. De volgende bedrijven heben een akkoordprotocol met de TV-ombudsman ondertekend : AIESH, ALE-TELEDIS, BRUTELE, IDEATEL, IGEHO, SIMOGEL, INATEL, SEDITEL, TELELUX, INTERMOSANE, INTEREST en BeTV. Het spreekt vanzelf dat andere operatoren-verdelers van radiodiensten op de markt kunnen verschijnen en, in zoverre het gaat om een communautaire bevoegdheid, kunnen genieten van de bestaande ombudsdienst, mits de ondertekening van het akkoordprotocol met de ombudsman. Intermixt moedigt bij zijn leden-kabeldistributeurs de ontwikkeling van de activiteit TvC@blenet dat het commerciële merk is van de snelle internetdienst via de kabel die thans wordt gecommercialiseerd door 6 gemengde teledistributie-intercommunales IGEHO, INATEL, INTERMOSANE, SEDITEL, TELELUX en SIMOGEL. Deze dienst wordt in directe concurrentie met ADSL van BELGACOM aangeboden en wordt door de zuivere intercommunale IDEA ook met succes in Bergen en La Louvière gecommercialiseerd. De commercialisering van TvC@blenet, dat midden 2001 werd gelanceerd, gaat in één adem door. Rekening houdend met de toename van de intensiteit van de concurrentie, werd beslist de budgetten voor reclame in het tweede halfjaar 2004 te verdubbelen. Deze bijkomende inspanning is bedoeld om de bekendheid en de verkoop van dit product te vergroten. Daartoe worden verschillende reclamemiddelen gebruikt : huisaan-huisfolders, het Infokanaal, affiches op bestelwagens, de radio, enz. De groei van de clienteel van TvC@blenet heeft zich in 2004 voortgezet. Over het geheel genomen, is het aantal klanten verdubbeld, van 8.441 in 2003 tot 15.381 in 2004. Tegelijkertijd is het aantal potentiële klanten (“bediende huizen”) van 290.112 tot 342.832 gestegen.
77
Telenet Prima operationele resultaten voor 2004 2004 is voor Telenet een goed jaar geweest. Het bedrijf is na een ingrijpende financiële herstructurering in rustiger vaarwater terechtgekomen en daardoor kon alle aandacht opnieuw worden toegespitst op operationele groei en klantentevredenheid. De positieve trend die reeds in het jaar 2003 was ingezet werd in 2004 enkel maar bevestigd en versterkt. Het klantenbestand kende een volgehouden aangroei. Voor breedbandinternet kwamen er 107 000 residentiële klanten bij tot een totaal van meer dan een half miljoen klanten (+ 27%). Telenet won 40.000 residentiële telefonieklanten bij tijdens 2004 (+ 16% tot 293 000 klanten). Voor de klassieke kabeltelevisie bleef het abonneebestand nagenoeg stabiel (1.583.000 abonnees); voor betaaltelevisie was dit licht dalend (140.000 abonnees, - 4 %). Op operationeel vlak verdient de succesvolle integratie van het overgenomen Canal+ (betaaltelevisie en Codenet (telecommunicatieoplossingen voor professionele klanten, inmiddels geïntegreerd in de afdeling Telenet Solutions’) vermelding. Op financieel vlak is Telenet er het voorbije jaar in geslaagd de omzet met ruim 35 % op te trekken tot 681,1 miljoen EUR, vooral dankzij de abonneegroei in internet en telefonie en de impact van de bijdrage van Canal+ en Telenet Solutions die voor het eerst betrekking had op een volledig boekjaar. Het bedrijfsresultaat is voor het eerst uit de rode cijfers gekomen : eind 2004 werd een positief bedrijfsresultaat geboekt van 104,6 miljoen EUR tegenover een bedrijfsverlies van 278,9 miljoen EUR eind 2003.
78
Herfinanciering van Telenet en terugbetaling van de uitgestelde betalingen Reeds in het tweede semester van 2003 was het management van Telenet - in opdracht van de Raad van Bestuur - gestart met een ruim opgevat onderzoek naar de mogelijkheden voor een passende herfinanciering van Telenet, nadat het in juni 2003 onmogelijk was gebleken eensgezindheid tussen de aandeelhouders te bereiken over de doorvoering van een kapitaalverhoging. Eind 2003 gaven de financiële markten blijk van een voorzichtig herstel, ook voor telecombedrijven, wat een bijkomende opportuniteit bood. Dit opende meteen perspectieven voor een terugbetaling van de uitgestelde betalingen (de zogenaamde “deferrals”) aan de gemengde opdrachthoudende ICS-verenigingen. Uiteindelijk besliste Telenet tot de uitgifte van een hoogrentende obligatie in twee schijven : een eerste schijf van 500 miljoen EUR en een tweede schijf van 320 miljoen Amerikaanse dollar met indekking van het wisselkoersrisico. De interesse voor deze operatie op de internationale financiële markten was zeer groot en de plaatsing van deze dubbele Telenetobligatie kon dan ook met succes en op korte termijn worden afgerond. De gemengde opdrachthoudende verenigingen hadden een rechtstreeks belang bij het succes van de obligatieplaatsing. Immers, de opgehaalde fondsen lieten Telenet toe om op 22 december 2003 de nog openstaande uitgestelde betalingen aan de opdrachthoudende verenigingen integraal te vereffenen. In afwachting van een verdeling over de verschillende gemengde kabelmaatschappijen werd het totale bedrag van de uitbetaalde uitgestelde betalingen (394,1 miljoen EUR) op een wachtrekening geplaatst. In de loop van januari 2004 bekrachtigden bestuursorganen van de Vlaamse gemengde kabelmaat-schappijen de doorgevoerde herfinanciering bij Telenet én werd de uiteindelijke verdeling van de uitbetaalde deferrals goedgekeurd ; daarbij ging het om de verdeling tussen de tien kabelmaatschappijen onderling en binnen elke kabelmaatschappij om de verdeling tussen de openbare besturen en de privé-partner Electrabel.
Relaties tussen de aandeelhouders De Amerikaanse partner binnen Telenet, Cable Partners Europe (dit is het vroegere Callahan Associates) is eind 2004 overgegaan tot een interne herstructurering. Deze operatie heeft een onmiddellijke, doch indirecte, impact gehad op het aandeelhoudersschap van Telenet Group Holding. Aanleiding van deze herstructurering was de overeenkomst tussen Cable Partners en de Amerikaanse mediagroep Liberty Media over de overname door Liberty van leningen die Cable Partners was aangegaan bij Motorola en Merrill Lynch.
79
De participatie van Cable Partners Europe in Telenet was een economische participatie van 18,92%, maar met hogere stemrechten. Indien ook de participaties van enkele andere Noord-Amerikaanse aandeelhouders (Evercore, CDPQ Capitat en Merrill Lynch Partners) worden meegeteld, ging het om een economische participatie van 21,28 %. Door onderlinge afspraken tussen Cable Partners en Liberty Media is het thans Liberty die voortaan als aandeelhouder in Telenet zal optreden in vervanging van Cable Partners. Na de interne herstructurering van Cable Partners bedraagt de Amerikaanse participatie in Telenet Group Holding nog steeds 21,28 %. De verhoudingen tussen de verschillende aandeelhoudersgroepen van Telenet werden niet gewijzigd door de herstructurering bij Cable Partners en de intrede van Liberty Media. De Vlaamse aandeelhouders werden uitgebreid geïnformeerd over de afspraken tussen Liberty en Cable Partners. Er werden door deze partijen geen wijzigingen aan de bestaande aandeelhoudersovereenkomst gevraagd. De belangen van de Vlaamse aandeelhouders werden dus geenszins geschaad door de genoemde afspraken. Als gevolg van de beëindiging van die bijzondere bestuursrechten van Liberty drong zich een aanpassing van de samenstelling van de Raad van Bestuur van Telenet op, zodat deze Raad voortaan proportioneel in functie van de kapitaalverhoudingen tussen de verschillende aandeelhoudersgroepen samengesteld wordt. Voor de groep van de gemengde kabelmaatschappijen en Electrabel hield dit in dat zij van 3 naar 6 mandaten gingen. In dit kader werden — naast de reeds bestaande bestuurdersmandaten voor de heren Patrick Moenaert en André Sarens — ook de heren Serge Grysolle, Freddy Willockx en Paul Van de Casteele benoemd als bestuurder bij Telenet Group Holding. Namens Electrabel is de heer Yvan Dupon bestuurder bij Telenet. De heer Frank Donck, bestuurder namens het Financieel Consortium, werd in december 2004 verkozen tot nieuwe voorzitter van de Raad van Bestuur van Telenet, in opvolging van de heer Andrew Sukawaty van Cable Partners. Na alle verschuivingen en herschikkingen blijft de groep van de gemengde intercommunales (mede in gezamenlijk optreden met Electrabel) verder de belangrijkste aandeelhoudersgroep met 39 % van de Telenetaandelen.
Public Interest Guarantees De rol van de vertegenwoordigers van de gemengde ICS-maatschappijen blijft niet beperkt tot de loutere opvolging van de financiële participatie in Telenet. Er zijn immers ook de belangrijke Waarborgen van Algemeen Belang (de zogenaamde Public Interest Guarantees). Deze houden in concreto in dat de vroegere kabelmaatschappijen nog inspraak hebben in het beleid van Telenet inzake de samenstelling en de prijszetting voor het analoge basispakket voor kabeltelevisie en enkele toepassingen van openbaar belang zoals alarmering via de kabel enzovoorts. In de loop van 2004 hebben de vertegenwoordigers van de openbare besturen meermaals vanuit de overkoepelende Programmaraad van Vlageov en indien nodig via de Regulatoire
80
Raad bij Telenet/MixtICs aangedrongen op de correcte naleving van de afspraken over de Public Interest Guarantees meer bepaald de herschikking van het frequentieraster, de timing inzake de realisatie van het digitaal platform en de problematiek van het ondergronds brengen van de ICS-netten.
Ondergronds brengen ICS-netten Een duidelijk pijnpunt voor vele gemeentebesturen was de situatie die ontstaan is inzake het ondergronds brengen van de ICS-netten. Sedert verschillende jaren leveren de distributienetbeheerders belangrijke systematische inspanningen om de resterende bovengrondse elektriciteitsleidingen in dorpskernen ondergronds te brengen. Hiertoe werden in de meeste energie-intercommunales in 1996 tienjarenplannen afgesproken. Wanneer elektriciteitsnetten ondergronds werden gebracht, werden bij die gelegenheid ook steeds de kabelnetten mee ondergronds aangelegd. Sedert de integratie van de ICS-activiteit in Telenet/MixtICS is evenwel de reglementaire context voor dergelijke werkzaamheden gewijzigd. Bij de uitvoering van concrete dossiers van het ondergronds brengen van nutsleidingen bleken er meningsverschillen te rijzen tussen de gemeentebesturen en Telenet over de uitvoerings- en factureringsmodaliteiten, wat in een aantal gevallen zelfs heeft geleid tot een vertraging van de geplande uitvoering van de werken. De ICS-kabelmaatschappijen wensen de vroeger gemaakte afspraken en aangegane engagementen rond het ondergronds brengen onverkort gehonoreerd te zien. Ondanks het optreden van de Programmaraad ten aanzien van Telenet was er bij het afsluiten van het boekjaar 2004 voor dit discussiepunt nog geen volledig afrondende oplossing bereikt.
Uitbouw van interactieve digitale televisie 2004 vormde voor Telenet het jaar van de voorbereiding van interactieve digitale televisie (iDTV) ; 2005 moet het jaar worden van de daadwerkelijke lancering ervan. Interactieve digitale TV is een nieuwe vorm van televisie via de kabel. Alles verloopt digitaal en de mogelijkheden tot interactiviteit zijn legio. Dankzij iDTV zal een ruimer aanbod aan ontspanning en informatie kunnen worden aangeboden dan tot nu toe het geval is geweest. Bovendien laat deze technologie toe het aanbod naar de specifieke doelgroepen te richten : de kijker beslist veel meer zelf wat hij wenst te bekijken en wanneer. Daarnaast wordt een brede waaier van nieuwe toepassingen mogelijk gemaakt : een elektronische programmagids, interactieve deelname aan bepaalde programma’s, uitzendingen in uitgesteld relais bekijken, communicatie via het TV-toestel met overheidsdiensten, financiële instellingen, aanbieders van commerciële producten en diensten, enzovoort.
81
De Programmaraad zal nauw worden betrokken bij de verdere uitbouw van het iDWplatform en zal hierover ook op geregelde tijdstippen rapporteren aan de bevoegde bestuursorganen van de gemengde kabelverenigingen.
Tot slot De belangrijkste doelstelling van de gemengde sector binnen Telenet is en blijft tweeledig : enerzijds de gedane inbreng in Telenet maximaal valoriseren en anderzijds de waarborgen inzake de Public Interest Guarantees vrijwaren.Wanneer er zich opportuniteiten zouden aandienen bij het eventueel op de beurs brengen van de Telenet-participatie, zal dit dossier met de nodige aandacht worden bestudeerd en zullen de nodige beslissingen worden voorbereid.
82
Resultatenr e ke n i n g
Balans op 31 decembre 2004 Activa 2003
2004
VASTE ACTIVA
1 509 207,57
1 459 866,20
Terreinen & gebouwen Terreinen Gebouwen
1 217 449,37 60 996,09 1 156 453,28
1 146 047,60 60 996,09 1 085 051,51
Inrichting & uitrust. kantoren
181 642,73
247 340,72
Meubilair & -materieel Kantoormeubilair Kantoormaterieel
68 755,31 20 850,12 47 905,19
25 117,72 11 563,60 13 554,12
Financiële vaste activa Borgtochten in contanten Aandelen & deelbewijzen
41 360,16 41 133,63 226,53
41 360,16 41 133,63 226,53
VLOTTENDE ACTIVA
3 694 647,56
1 311 076,72
Handelsvorderingen en overige Debiteuren Diverse debiteuren Voorafbet. bezoldigingen
723 228,00 164 075,26 532 453,14 26 699,60
177 635,43 111 272,64 41 137,22 25 225,57
Beleggingen & liq. middelen Termijnrek transf + fin interc Termijndepos eigen middelen Zichtrekening stichting Zichtrekening transferten Zichtrekening publicaties Zichtrekening fin interc Kas
2 965 088,19 2 425 000,00 427 522,71 110 779,20 0,00 604,33 1 172,86 9,09
1 133 441,29 200 000,00 0,00 545 158,10 368 638,62 635,18 18 960,56 48,83
Overlopende rekeningen Over te dragen kosten Verkregen opbrengsten
6 331,37 6 331,37 0,00
0,00 0,00 0,00
5 203 855,13
2 770 942,92
84
Passiva 2003
2004
EIGEN VERMOGEN
1 478 888,61
1 473 987,29
Kapitaal
99 157,41
99 157,41
Reserves Thesauriefonds Waarborgfonds personeel
1 379 453,23 379 453,23 1 000 000,00
1 379 453,23 379 453,23 1 000 000,00
Overgedragen resultaat Overgedragen winst Verlies van het boekjaar
277,97 277,97 0,00
-4 623,35 277,97 -4 901,32
VOORZIENINGEN
353 000,00
110 000,00
Overige risiko’s & lasten
353 000,00
110 000,00
SCHULDEN
3 371 966,52
1 186 955,63
Schulden op meer dan 1 jaar
340 211,40
307 304,05
Schulden op ten hoogste 1 J.
3 031 755,12
879 651,58
Schulden op > 1 J. die vervallen binnen het jaar
44 069,49
46 378,35
Handelsschulden Crediteuren Te ontvangen facturen
127 917,78 85 742,23 42 175,55
133 790,29 109 790,85 23 999,44
Schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen & soc. lasten Belastingen Bezoldigingen & soc. lasten
264 511,41 101 591,50 162 919,91
155 622,59 44 061,23 111 561,36
Overige schulden
2 569 772,33
519 452,05
Overlopende rekeningen Toe te rekenen kosten
25 484,11 25 484,11
24 408,30 24 408,30
5 203 855,13
2 770 942,92
85
Resultatenrekening 2004
2003
2004
BUDGET 2004
% 03
Courante ontvangsten Bijdragen intercommunales voor het budget Intermixt Bijdragen intercommunales voor het budget van de verschillende beroepsfederaties Laborelec Figas B.F.E.
11 486 513,05
9 521 391,95
9 220 427,61
-20,64
2 083 316,38
2 400 000,00
2 100 000,00
2 906 539,05 4 289 844,15 595 236,01
2 576 496,66 3 123 048,64 1 001 678,31
2 576 496,66 3 123 048,64 1 001 678,31
Controlecomité sociaal passief Controlecomité
589 136,00 894 684,00
289 989,00 0,00 0,00
289 989,00 0,00 0,00
Terug te storten aan G.I.’s
0,00
Abonnementen op publicaties Verminderingen op verzekeringspremie’s e.a.
125 272,98 2 484,48
126 919,22 3 260,12
129 215,00 0,00
689 586,12 194 913,51 494 672,61
442 567,32 199 251,09 243 316,23
186 826,00 186 826,00 0,00
-5,69
Andere bedrijfsresultaten Andere bedrijfsopbrengsten Gerecup kosten fin interc
53 491,50 53 491,50
42 223,98 42 223,98
105 500,00 105 500,00
-26,69
Financiële resultaten Financiële opbrengsten Uitzonderlijke resultaten Uitzonderlijke opbrengsten
8 946,92 8 946,92
0,00 0,00
0,00 0,00
TOTAAL OPBRENGSTEN
12 238 537,59
10 006 183,25
9 512 753,61
OPBRENGSTEN
86
-19,80
2003
2004
BUDGET 2004
%03
Diensten en diverse goederen Werkingskosten Studies & adviezen Publicaties Overdrachten bijdragen beroepsfederaties
9 726 297,07 421 373,04 0,00 29 484,82 9 275 439,21
8 017 481,16 470 891,75 533 178,60 22 198,20 6 991 212,61
7 499 212,61 465 000,00
-21,31
Overdrachten gedurende het boekjaar naar : Laborelec Figas BFE Controlecomite sociaal passief Controlecomite Totaal der transferten
1 937 692,64 3 700 734,36 297 618,00 299 147,00 447 342,00 6 682 534,00
2 573 496,63 2 897 459,50 1 001 708,30 0,00 0,00 6 472 664,43
Nog verschuldigde bijdragen op balansdatum : Laborelec Figas BFE Controlecomite sociaal passief Controlecomite Terug te storten overschot aan G.I.’s Totaal openstaand saldo
968 846,41 589 109,79 297 618,01 289 989,00 447 342,00 0,00 2 592 905,21
3 000,03 225 589,14 -29,99 289 989,00 0,00 0,00 518 548,18
Beheerskosten & personeelskosten Beheerskosten Beheerskosten + personeelskosten fin interc Personeelskosten
2 155 127,85 494 219,36 492 172,61 1 168 735,88
2 035 721,94 527 105,22 228 633,49 1 279 983,23
1 801 000,00 531 000,00 0,00 1 270 000,00
-5,87
Afschrijvingen & waardeverminderingen Afschrijvingen Waardeverminderingen
158 450,01 157 914,43 535,58
157 554,12 157 554,12 0,00
160 940,00 160 940,00 0,00
-0,57
Voorzieningen voor risico’s & kosten
143 000,00
-243 000,00
10 000,00
Andere bedrijfskosten
26 637,70
26 047,33
23 541,00
-2,27
Financiële resultaten Financiële kosten
20 367,56 20 367,56
17 280,02 17 280,02
18 060,00 18 060,00
-17,87
Uitzonderlijke resultaten Uitzonderlijke kosten
8 379,43 8 379,43
0,00 0,00
0,00 0,00
Belastingen
0,00
0,00
0,00
TOTAAL KOSTEN
12 238 259,62
10 011 084,57
9 512 753,61
Te verwerken resultaat
277,97
-4 901,32
0,00
TOTAAL
12 238 537,59
10 006 183,25
9 512 753,61
KOSTEN
87
43 000,00 6 991 212,61
-19,80
Begroting 2004 BEGROTING 2004
BEGROTING 2005
B05/B04 %
UITGAVEN Werkingskosten
01
465 000,00
483 000,00
3,87%
Publicatiekosten
02
43 000,00
43 000,00
0,00%
Beheerskosten
03
531 000,00
535 000,00
0,75%
Personeelskosten
04
1 270 000,00
1 231 130,38
-3,06%
10 000,00
0,00
-100,00%
Voorz . voor risico’s & kosten Afschrijvingen investeringen
05
160 940,00
158 650,00 <
-1,42%
Andere bedrijfskosten (taksen)
06
23 541,00
23 550,00
0,04%
Financiële kosten
07
18 060,00
16 411,54
-9,13%
2 521 541,00
2 490 741,92
-1,22%
UITGAVEN
88
BEGROTING 2004
BEGROTING 2005
B05/B04 %
INKOMSTEN Bijdragen intercommunales
08
2 100 000,00
2 118 000,00
0,86%
Abonnementen op publicaties
09
129 215,00
132 315,92
2,40%
Gerecupereerde kosten
10 49 579,00 29 747,00 50 000,00 13 000,00 P.M. 10 000,00 10 000,00 0,00 24 500,00
49 579,00 29 747,00 50 000,00 12 000,00 P.M. 10 000,00 10 000,00 5 500,00 9 500,00 <
0,00% 0,00%
- Intermixt/Electrabel V.Z.W. - Publigas C.V.B.A. - Publi-T - Vlageov V.Z.W. - Comité Wallon V.Z.W. - C.V.B.A. GeDis - Indexis - Kosten vergaderingen - Overige gerecupereerde kosten
-7,69% 0,00% 0,00% -61,22%
Financiële opbrengsten (netto)
11
5 500,00
6 000,00
9,09%
Incorporatie financiële opbrengsten (transferten voor rek. van derden)
12
100 000,00
58 100,00
-41,90%
2 521 541,00
2 490 741,92
-1,22%
INKOMSTEN
89
VERSLAG VAN HET COLLEGE VAN COMMISSARISSEN Mevrouwen, mijne heren, Overeenkomstig de wettelijke en statutaire bepalingen, heeft het College van Commissarissen de eer verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn controleopdracht gedurende het boekjaar 2004 (periode van 1 januari 2004 tot 31 december 2004). Het College heeft kunnen vaststellen dat de uitgaven en inkomsten van de boekhouding volledig in overeenstemming zijn met de documenten die werden voorgelegd. Bij de opstelling van de jaarrekening zijn de principes van consistentie en voorzichtigheid gerespecteerd. Het College van Commissarissen verklaart derhalve dat de jaarrekening die een balanstotaal heeft van 2.770.942,92 � en een te verwerken negatief saldo vertoont van 4.901,32 �, getrouw de financiële toestand en de resultaten van de instelling weergeeft. Bijgevolg stelt het College aan de Algemene Vergadering voor de balans en de resultatenrekening per 31 december 2004 goed te keuren. 10 mei 2005 HET COLLEGE VAN COMMISSARISSEN J. FERVAILLE,Voorzitter J.VANDENBERGHE, Ondervoorzitter J. MARAITE, A. COOLSAET en T. SMIT, Commissarissen
91