JAARVERSLAG 2007
INSTELLING VAN OPENBAAR NUT
intermixt
STICHTING VAN OPENBAAR NUT
JAARVERSLAG INTERMIXT 2007 INHOUDSTAFEL
4 7 13
BOODSCHAP VAN DE VOORZITTER MEMORANDUM AAN DE FEDERALE REGERING PRESENTATIE VAN DE ORGANEN
19
INTERNATIONALE CONTEXT
27
EVOLUTIE VAN DE ENERGIESECTOR
39
LIBERALISERING EN MARKTWERKING
55
ENERGIEPRIJZEN
63
PARTICIPATIES IN TRANSPORTNETBEHEER
69
FINANCIËLE CEL
75
KABELDISTRIBUTIE
81 88
JAARREKENING
20 22 24
28 30 32 34 36
40 42 44 46 48 50 52
56 58 60
64 66
70 72
76 78
• CEDEC • CEEP • CIRIEC
• DE FUSIE VAN SUEZ EN GAZ DE FRANCE • SOFEDEG • DE GEMENGDE ENERGIEDISTRIBUTIE IN WALLONIË • OMBOUW AARDGASNETTEN • WARMTEKRACHTCERTIFICATEN IN VLAANDEREN
• VRIJMAKING VAN DE WAALSE ENERGIEMARKT • VRIJMAKING VAN DE BRUSSELSE ENERGIEMARKT • SOCIALE OPENBARE DIENSTVERPLICHTINGEN IN VLAANDEREN • OPENBARE DIENSTVERPLICHTINGEN IN WALLONIE • MARKTFORUM UMIX • INDEX’IS • N-ALLO
• EVOLUTIE ENERGIEPRIJZEN • SAMENSTELLING DISTRIBUTIENETTARIEVEN • SOCIALE TARIEVEN
• PUBLI-T • PUBLIGAS
• INTEGRATIE GEFIN IN INTERMIXT • EGPF
• DE KABELDISTRIBUTIE IN WALLONIË • TELENET
VERSLAG VAN HET COLLEGE VAN COMMISSARISSEN
Om het reglementair kader van de meerjarentarieven verder uit te werken, werd vanuit Intermixt een delegatie samengesteld die de betrokken beleidsvoerders heeft ontmoet. Tijdens deze gesprekken hebben de DNB’s erop gewezen dat zij op niveau van de beheersbare kosten reeds belangrijke inspanningen hebben geleverd en ook in de toekomst zullen blijven leveren.
Boodschap van de voorzitter In 2007 werd een aantal belangrijke bakens verzet. Vooreerst werd na intensief overleg met de CREG een dading afgesloten door zowel de Vlaamse als de Waalse gemengde distributienetbeheerders (DNB’s).
Daarnaast werden ook bijkomende stappen gezet voor de vereenvoudiging van de structuren in de energiesector. Aldus werd in 2007 beslist het beroepsoverleg voor de Vlaamse financieringsverenigingen niet meer te laten verlopen via GeFIN, maar via Intermixt te organiseren zoals reeds voor de DNB’s jaren het geval is. Deze operatie zorgt ervoor dat het gemeentelijk overleg binnen de Vlaamse gemengde energiesector nog slechts op één plaats gevoerd wordt. In hetzelfde kader werden eind 2007 in de Waalse sector besprekingen aangevat die in 2008 worden geconcretiseerd door de oprichting van een door de openbare sector gecontroleerde Waalse werkmaatschappij voor de gemengde DNB’s (cf. rol Eandis voor de Vlaamse gemengde DNB’s en BNO voor de Brusselse DNB). Tot slot werden in 2007 de nodige initiatieven ontwikkeld om de communicatie vanuit de gemengde energiesector te professionaliseren. We stellen immers vast dat de nood om duidelijke informatie over de sector hoog is. Hierbij kunnen wij verwijzen naar de elektronische nieuwsbrieven die zowel Intermixt als de operatoren van de gemengde DNB’s ontwikkeld hebben, alsook naar de website van Intermixt (http:\\www.intermixt.be) die in het voorjaar van 2007 werd gelanceerd.
In deze overeenkomst wordt komaf gemaakt met een resem van gedingen ingeleid bij de Raad van State en het hof van beroep te Brussel over tariefdossiers die dateren van de periode 2003-2006. Er zijn afspraken gemaakt rond: • een correctie op de verworpen kosten van de afgelopen jaren en dit in het bijzonder voor het budgetjaar 2007; • het vastleggen van regels voor het totale inkomen en de billijke winstmarge van de DNB’s en dit onder meer door een duidelijkere definiëring van het begrip bedrijfskapitaal; • een verhoging van de autofinancieringsmogelijkheid van de DNB’s, vermits voortaan op de economische reconstructiewaarde kan afgeschreven worden; • een verdeling van de kosten over de volgende jaren, om de tarifaire impact te beperken van de aanpassingen die voortvloeien uit de dadingovereenkomst. Als eerste in België kregen alle gemengde intercommunales van de CREG voor 2008 een jaartarief toegekend. Wij zien dit als opstap naar een vierjarig tarief 2009-2012. Op basis van de afgesloten dading werd een tekstvoorstel van Koninklijk Besluit voor meerjarentarieven op distributieniveau opgesteld, waarbij onder meer uitgegaan wordt van de voormelde aanpassingen aan de afschrijvingsbasis en de bepaling van het bedrijfskapitaal. 6
7
Memorandum aan de federale regering 8
Op die manier werd het systeem van parafiscale heffing - toegepast op de verdeelde energie ten voordele van de gemeenten - ontmanteld (1). Tegelijkertijd zijn de prijzen voor de eindverbruiker gestegen ten voordele van de producenten/leveranciers evenals de federale en gewestelijke overheden die bijkomende heffingen in hun voordeel hebben ingevoerd.
Memorandum aan de federale regering Met oog op de vorming van een nieuwe federale regering heeft Intermixt op 30 mei 2007 samen met Inter-Regies een memorandum gepubliceerd waarin een aantal verzuchtingen van de sector aan bod komt. Hieronder treft u de volledige tekst van het memorandum aan. Brussel, 30 mei 2007
Memorandum van Intermixt en Inter-Regies Intermixt vertegenwoordigt de gemeentelijke aandeelhouders van de gemengde distributie-intercommunales voor elektriciteit en aardgas. De stichting groepeert de voorzitters en de sectorvoorzitters van die intercommunales. Inter-Regies vertegenwoordigt de zuivere distributie-intercommunales voor elektriciteit en aardgas die enkel gemeentelijke en provinciale aandeelhouders hebben. Sinds de vrijmaking zijn die intercommunales hoofdzakelijk distributienetbeheerders (DNB’s) geworden en hebben zij dus taken op het vlak van infrastructuurbeheer en bijbehorende openbare dienstverplichtingen. De vrijmaking heeft de intercommunales hun activiteiten van energieverkoop ontnomen. De inkomsten van die intercommunales zijn drastisch verminderd als gevolg van die activiteitsbeperking en de tariefverlagingen die de CREG reeds oplegde aan de DNB’s.
10
De bevoegdheden inzake gas- en elektriciteitsdistributie zijn verdeeld over de federale overheid, waarvan de bevoegdheden voornamelijk gericht zijn op de prijscontrole, en de gewesten, waarvan de bevoegdheden betrekking hebben op de organisatie en de goede werking van de distributie. De gewesten bepalen zo het niveau van de vereiste investeringen, de kwaliteitsnormen, de aan de klant te verstrekken dienstverlening en de openbare dienstverplichtingen. De laatste jaren werden de op die manier aan de DNB’s toevertrouwde taken en verplichtingen fel verzwaard, onder andere op het vlak van de uitbreiding van het gasnet en op het vlak van de sociale bescherming van de uit de markt geweerde klanten. De federale regering heeft als voornaamste bevoegdheid de prijscontrole; zij heeft de tariefbepaling van de DNB’s toevertrouwd aan een onafhankelijke regulator, de CREG. In die hoedanigheid bepalen de federale overheid en de CREG de beschikbare middelen om de door de gewesten bepaalde opdrachten te vervullen, het niveau van vergoeding van de kapitalen die de gemeenten investeren en het inkomen dat de gemeenten uit die activiteit bekomen. Die verdeling leidt vandaag soms tot een impasse tussen de twee bevoegdheidsniveaus. De zorg van de gemeentelijke aandeelhouders van de gemengde en zuivere DNB’s - en dus van Intermixt en Inter-Regies - gaat vooral uit naar: • de nood aan een stabiele, coherente en billijke regulering van de tarieven; • de mogelijkheid om met die tarieven het geheel aan opdrachten te financieren die door de gewesten werden toevertrouwd aan de DNB’s; • de mogelijkheid voor de DNB’s om hun verplichtingen na te komen inzake arbeidsveiligheid,openbare gunningopdrachten en collectieve arbeidsovereenkomsten; met inbegrip van de sectorale pensioenstelsels. De laatste jaren werd aan die zorg niet tegemoet gekomen en zijn de problemen, eerder dan zich geleidelijk op te lossen, integendeel groter geworden en brengen zij zelfs de stabiliteit van de distributie in het gedrang. Tegen tarifaire beslissingen van de CREG zijn er momenteel 450 door de intercommunales aanhangig gemaakte beroepen bij de Raad van State of het Hof van Beroep.
(1) In het Waals en in het Brussels Hoofdstedelijk gewest wordt de vroegere parafiscale heffing gedeeltelijk gecompenseerd door systemen van wegenisretributie. In Vlaanderen wordt deze heffing gedeeltelijk en tijdelijk gecompenseerd door de zogenaamde Elia-heffing.
11
4) dat de artikels van de KB’s van 2002 en 2004, die de opname in de tarieven verzekeren van de niet-gekapitaliseerde pensioenlasten, in de wetgeving behouden blijven en dat in de continuïteit van de vroeger bepaalde regels; 5) dat een billijke vergoeding zou gegarandeerd worden van de economische waarde van de distributienetten. De uittredende regering had gepland nieuwe KB’s voor meerjarentarieven distributie goed te keuren, op voorstel van de CREG en na overleg met de DNB’s, in de herfst van 2007. Dat dient te gebeuren met oog op het toepassen van de nieuwe bepalingen die voortvloeien uit de wijziging van de wetten van 1999. Daarom vragen Intermixt en Inter-Regies, namens de gemeenten en de DNB’s, aan de volgende regering om, los van mogelijke bevoegdheidsverschuivingen tussen de federale overheid en de gewesten erop toe te zien: 1) dat de stabiliteit, de transparantie, de coherentie en de billijkheid van het systeem voor het bepalen van de tarieven van de DNB’s wordt verzekerd. Sinds de publicatie van de desbetreffende KB’s in 2002 en 2004 is de juridische zekerheid er geleidelijk op achteruit gegaan ten voordele van een interpretatieen discretionaire beslissingsmacht van de CREG. Intermixt en Inter-Regies vragen niet om die interpretatiemacht te versterken, maar om via een KB zoveel mogelijk de elementen betreffende de tariefbepaling te verduidelijken; 2) dat de federale wetgeving op het niveau van de prijzen en de acties van de CREG geen obstakel vormen voor de uitvoering van de opdrachten die door de gewesten worden toevertrouwd aan de DNB’s. 2.1. Betreffende de openbare dienstverlening (beschermde klanten, openbare verlichting,...) vragen Intermixt en Inter-Regies dat de CREG alleen maar aanvullend zou tussenkomen bij gebrek aan goedkeuring door de gewesten van de vereiste middelen of van de noodzakelijke kosten voor de vervulling van deze opdrachten. A contrario, wanneer het budget van die opdrachten het voorwerp heeft uitgemaakt van een goedkeuring door het gewest, zou het aan de CREG slechts toekomen de opname van die kosten in de tarieven goed te keuren, in voorkomend geval in wat men het « tarief van de toeslagen » noemt;
Intermixt en Inter-Regies vragen dat de uitwerking van die KB’s de gelegenheid zou vormen om de juridische zekerheid te verhogen betreffende de tarieven van de DNB’s; door een gedetailleerde codificering van de beslissingsregels van de CREG. Zij dringen er bovendien op aan dat die ontwerpen van KB’s het voorwerp zouden zijn van een diepgaand overleg van de DNB’s met de CREG en de regering. Zij wensen dat de regering daartoe de nodige tijd zou nemen opdat alle voorwaarden voor een dergelijk overleg zouden verenigd zijn en zich niet zou opsluiten in een kalender die dat zou beletten. Bovendien is het aangewezen dat een overleg overheid/gewesten zou leiden tot een oplossing waardoor de gemeenten op vergelijkbare parafiscale inkomsten als vroeger kunnen rekenen.
TEKSTVOORSTEL VOOR REGEERAKKOORD “ De uitwerking van de meerjarentarieven voor de distributienetbeheerders zal in nauw overleg met de distributienetbeheerders gebeuren, teneinde de coherentie, de stabiliteit, de transparantie, de rechtszekerheid en de billijkheid van het systeem te verhogen, met oog voor de kwaliteit van de energiebevoorrading voor burgers en bedrijven. “
2.2. In het geval van een investeringsprogramma (uitbreiding of vernieuwing van de gasnetwerken, conversie van de gasnetten naar hoogcalorisch gas, invoering van elektronische meters, ...), vragen Intermixt en Inter-Regies dat de CREG deze investeringen zou behandelen als openbare dienstverlening en, in bepaalde gevallen, als een absolute noodzaak voor de veiligheid. 3) dat de CREG de gegrondheid niet kan betwisten van de kosten die het resultaat zijn van openbare gunningopdrachten, collectieve arbeidsovereenkomsten, veiligheidsnormen of andere verplichtingen van de gewestelijke overheden;
12
13
Presentatie van de organen 14
Presentatie van de organen Om zijn opdracht te vervullen heeft Intermixt zich voorzien van een aangepaste structuur zodat de deelneming en de onafhankelijkheid van de gemeentemandatarissen in de gemengde distributienetbeheerders (DNB’s) kunnen gewaarborgd blijven. Op federaal niveau beschikt Intermixt over de volgende organen (samenstelling op 31/12/2007): Erelidmaatschap MM. A. d’ALCANTARA, G. DELEENHEER, A. DEMUYTER, G. DESIR, W. GELDOLF, F. GUILLAUME, E. HENRY, E. HURTECANT, P. JONNART, K. ORTMANN, B. PEETERS, J. PIVIN, J.L. SERVAIS, R. URBAIN, A.VANSINA en Chr.VIAENE 1. De algemene vergadering: is samengesteld uit alle vertegenwoordigers van de openbare sector van de gemengde DNB’s, vergadert ieder jaar en neemt kennis van het activiteitenverslag alsook van de rekeningen en de begroting. De voorzitter deelt er traditioneel ook de hoofdlijnen van het beleid voor het lopende jaar mee. 2. Het auditcomité: benoemd door de algemene vergadering, controleert de boeken en de rekeningen en keurt ze goed. Voorzitter: J. MARAITE 3. De raad van voorzitters: komt één keer per maand bijeen, bestuurt en beheert Intermixt. Hij is samengesteld uit de voorzitters van de aangesloten gemengde DNB’s en de voorzitters van de financieringsverenigingen.
Leden: de heren A. ABSILLIS, D. BARTH, R. BLOMMAERT, M. BODSON, A. BOFFENRARTH, B. BRUGHMANS, Cl. BULTOT, mevrouw M.-P. BURY, de heer R. CAPPE, mevrouw O. CENCIG, de heren J.-L. CLOSE, F. CORNELIS, J. CORTEN, J. COSYNS, G. COURONNE, mevrouw M.-H. CROMBE-BERTON, de heren DE BAST, D. D’OULTREMONT, W. DE BIE, J. DE CUYPER, W. DE RUDDER, J. DE RUYCK, W. DE VLIEGHER, A. DEBLAUWE, M DEBOIS, J. DEBRAEL, L. DEHAENE, P. DENIS, D. DENYS, J.-P. DEPLUS, D. DERAEVE, Chr. DEREPPE, E. DESIRON, mevrouw F. DEVILERS, de heren Chr. DISTER, M. FRANCEUS, mevrouwen A. GOBEYN, N. GOISSE, de heren J. GOOS, S. GRYSOLLE, J. HELLEMANS, M. HEMDANE, Ph. HEYLEN, J. HUVENEERS, L. JANSSENS, J. KEMPS, R. KIRSCH, J. LEFEVRE, G. LELEU, A. LELUBRE, mevrouw M.-Chr. MARGHEM, de heren J. MARIEN, Ch. MASSY, B. MATTHYS, G. MEDINGER, P. MENSALT, P. MOENAERT, L. MONSET, P. MUYLLE, Chr. PEETERS, G. PEETERS, T. PEETERS, G. PETIT, mevrouw C. PLASMAN, de heren P. POPPE, J. PSZENICZKO, A. RONGVAUX, P. ROOSE, mevrouw A. SCHIETTEKATTE, de heren V. SCOURNEAU, M. SEYNAEVE, M. SIEUX, mevrouw T. SMIT, de heer E. SPITAELS, mevrouw D. STAQUET, de heren P. STASSART, H. STOFFELS, mevrouw Ch. STORME, de heren B. TELLIER, F. THIENPONT, J. TIMMERMANS, W. TIMMERMANS, L. TOBBACK, E. TOMAS, K. TORY, mevrouw T. TROUCHEAU, de heren S. UGURLU, M.VALKENIERS, D.VANDERLICK, J.-P.VANDEWAUWER, D.VANSINA, mevrouw W.VAN CALSTER, de heer P.VAN DE CASTEELE, mevrouw A.VAN DE STEEN, de heren G.VAN DEN BERGHE, M.VAN DER AUWERA, F.VAN EECKHOUT, G.VAN HOECKE, D.VAN ROY, B.VAN STEENBERGEN, C.VEREECKE, G.VERSNICK, T.VERVOORT, E.VOS, T. WASSENBERG, Ph. WILLEQUET, L. WUYTS, en mevrouw M.-B. ZWEERTS 4. Het federaal bureau: voorgezeten door de federale voorzitter van Intermixt, de leden worden benoemd door de raad van voorzitters, vergadert twee keer per maand en is belast met het dagelijkse beheer en de vertegenwoordiging van Intermixt. Voorzitter: J. ANSOMS 1ste ondervoorzitter: CL. DESAMA 2de ondervoorzitster: M. CASSART 5. Het strategisch comité: is een overlegplatform voor de gemeentebestuurders in de bedrijven waarin de gemengde sector belangen heeft. Het heeft tot doel niet-dwingende en vrije onderhandelingen te organiseren voor alles wat de sectoren die tot de bevoegdheid van Intermixt behoren aanbelangt of zou kunnen aanbelangen. Het comité is samengesteld uit effectieve leden, in casu de leden van het federaal bureau van Intermixt, en uit gecoöpteerde leden. Voorzitter: J. ANSOMS
Voorzitter: J. ANSOMS 1ste ondervoorzitter: CL. DESAMA 2de ondervoorzitster: M. CASSART
16
17
6. Het federaal secretariaat: wordt geleid door de secretaris-generaal, staat in voor het dagelijks beheer, voert onderzoeken en studies uit en licht tegelijk de gemeentemandatarissen voor over alle actuele vraagstukken. Secretaris-generaal: M.VERSCHELDE Adjunct Secretaris-generaal: F. GENNAUX Adjunct Secretaris-generaal : A. PETIT Hoofdadviseur : Ph. ROSSIE Adviseur : N. JANSSENS 7. Het federaal deskundigencollege: wordt voorgezeten door de nationale raadgever van Intermixt, L. HUJOEL. Het groepeert alle deskundigen van de gemengde DNB’s. Deze deskundigen hebben een fundamentele rol: zij formuleren technische adviezen over de op alle niveaus van Intermixt onderzochte problemen. Leden: M. BURTOMBOY J. CALLENS P. CASTIAU J.-J. CAYEMAN M. CROUSSE M. DEBOIS Chr. DECLERCQ F. DEMEYER Ph. DEVAUX E. DEVOS J. DONFUT D. GOUVERNEUR J. HERMANS A. KERFF G. LAUWAERT F. LEFEVRE W. LEGROS L. MODDERIE G. PEETERS G. ROTTHIER D. TERMONT A.VANDE VELDE M.VERSCHELDE Chr.VIAENE
I.E.H. Gaselwest en Figga Igretec I.E.H. Télélux Igretec Ideg Eandis Simogel Simogel I.G.H./I.E.H. Igretec Eandis Intermosane Imewo Sédilec/Séditel Intermosane Imewo en Finiwo Eandis Igao – sector Antwerpen Eandis Imewo en Finiwo Iverlek en Finilek Sibelgas, Sibelga, Intergem
18
De voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris-generaal en de nationale raadgever vertegenwoordigen Intermixt overal waar de problemen worden besproken en de beslissingen worden uitgewerkt die de gemengde DNB’s betreffen en leggen die voor aan het bureau en aan de raad van voorzitters. In het kader van Intermixt wonen de secretaris-generaal en de nationale raadgever alle vergaderingen bij, zowel op federaal als op gewestelijk niveau, en verzekeren de samenhang tussen beide. 8. Intermixt beschikt ook over gewestelijke organen, met name een gewestelijke raad voor ieder van de drie gewesten. De respectievelijke raad kan op zijn beurt een gewestelijk bureau benoemen. Iedere gewestelijke raad groepeert de voorzitters van de gemengde DNB’s van het betrokken gewest. De raden behandelen op volstrekt autonome wijze geregionaliseerde materies en zorgen voor de follow-up van de toepassing van de federale maatregelen in hun gewest. Vlaamse gewestelijke raad en Vlaams gewestelijk bureau van Intermixt: Voorzitter : D.VANSINA Secretaris : M.VERSCHELDE Expert : G. PEETERS Ook de voorzitters van de Vlaamse financieringsverenigingen zijn uitgenodigd op de gewestelijke raad. Waalse gewestelijke raad en Waals gewestelijk bureau van Intermixt: Voorzitter : Cl. DESAMA Secretaris : F. GENNAUX Expert : M. DEBOIS Brusselse gewestelijke raad van Intermixt: Voorzitter : E. TOMAS Secretaris : N. JANSSENS Expert : L. HUJOEL De gewesten beschikken bovendien over een deskundigencollege dat op gewestelijk niveau een gelijksoortige taak heeft als het federaal deskundigencollege.
19
9.Vertegenwoordiging van Intermixt bij andere organismen 9.a. Organismen waarvan het secretariaat door Intermixt wordt verzorgd: v.z.w. Comité Intermixt/Electrabel v.z.w. Comité wallon Intermixt/Electrabel Publigas Publi-T 9.b. Andere organen waarin Intermixt vertegenwoordigd is: CREG Cable Belgium Laborelec Synergrid CEDEC CEEP CIRIEC ECEM CSA ACM BeTV
Internationale Context
20
De Europese Commissie pleitte ook voor een grotere onafhankelijkheid van de beheerders van de transportnetten voor elektriciteit en aardgas. In het energiepakket schoof ze twee opties naar voren: een eigendomsontvlechting tussen de transportnetbeheerders en de producenten/leveranciers of de oprichting van zogenaamde ‘independent system operators’ of onafhankelijke systeembeheerders waarbij de eigendom wordt gescheiden van het beheer van de netten. Opvallend daarbij was dat het pleidooi voor een verdere ‘unbundling’ zich beperkte tot de transportnetbedrijven en dus geen betrekking had op de distributienetbeheerders. CEDEC trad deze visie bij en wees erop dat een strikte controle op de bestaande vereisten van juridische en operationele ontvlechting voldoende zou moeten zijn om te komen tot een effectieve ‘unbundling’ op distributieniveau.
CEDEC Met de voorstelling van haar derde energiepakket in januari 2007 plaatste de Europese Commissie het energievraagstuk bovenaan de politieke agenda. De Europese organisatie CEDEC heeft dit pakket en het daarop volgend voorstel van richtlijn grondig bestudeerd en standpunten geformuleerd om de belangen van de gemeentebedrijven in de sector te verdedigen. Intermixt is een stichtend lid van CEDEC. Deze ‘Confédération Européenne des Distributeurs d’Energie publics Communaux’ werd in 1992 opgericht en brengt de nationale verenigingen van gemeentelijke energiedistributeurs samen. CEDEC kent een drievoudige missie: de belangen verdedigen van zijn leden bij de Europese instanties, de uitwisseling van informatie tussen de leden bevorderen en dienstverlening verstrekken aan de leden.
Een ander aandachtspunt was vorig jaar het initiatief van de Europese Commissie om een ‘Europees charter voor de rechten van de energieconsumenten’ te ontwikkelen. De EC lanceerde een consultatieronde waartoe ook CEDEC heeft bijgedragen. CEDEC reageerde positief op het initiatief, maar plaatste tezelfdertijd enkele kanttekeningen bij het consultatiedocument. Zo waarschuwde CEDEC ervoor het recht op levering van elektriciteit niet zomaar te transponeren naar aardgas. De uitbreiding van de aardgasnetten moet immers gebeuren op basis van grondige kosten-batenanalyses. Ook voor de introductie van zogenaamde ‘slimme meters’ werd gewezen op de noodzaak aan kosten-batenanalyses. Dergelijke computergestuurde meters geven de reële energieconsumptie weer en zouden in principe moeten toelaten om onmiddellijk het werkelijke verbruik te factureren en dus het huidige systeem van voorschotten en periodieke afrekeningen te verlaten. Het is echter absoluut noodzakelijk dat de potentiële voordelen worden afgewogen tegen de kosten voor de aankoop, plaatsing en het onderhoud van dergelijke meters.
Op 10 januari 2007 presenteerde de Europese Commissie haar derde energiepakket. In september volgde daaruit een voorstel van richtlijn om de werking van de Europese energiemarkt te verbeteren. De commissie wees onder meer op het belang van investeringen in de interconnectiecapaciteit tussen de transportnetten van de lidstaten en toonde zich voorstander van een sterkere regulering in Europa. Ze stelde onder meer de oprichting voor van een coöperatief agentschap van regulatoren. In een reactie stelde CEDEC dat dergelijk Europees agentschap inderdaad zinvol kan zijn voor specifieke grensoverschrijdende kwesties, maar de organisatie wees tevens op de noodzaak aan respect voor het subsidiariteitprincipe en de belangrijke rol van de nationale of regionale regulatoren.
22
23
waarbij de eigendom wordt gescheiden van het beheer van de netten. Vanuit verschillende organisaties werd gereageerd dat de oprichting van dergelijke ISO’s in de praktijk evenzeer op eigendomsontvlechting neerkomt. Uit het energiepakket en het daarop volgend voorstel van richtlijn kwamen eveneens andere elementen aan bod, waaronder de regulering op Europees niveau, het optrekken van de investeringen in grensoverschrijdende transportnetten voor energie en het bestrijden van energiearmoede.
CEEP Intermixt is sinds 2005 lid van CEEP, een Europees centrum voor ondernemingen met publieke aandeelhouders en ondernemingen die instaan voor diensten van algemeen economisch belang, zoals nutsvoorzieningen, transport en huisvesting. In 2007 ging veel aandacht naar het derde energiepakket dat de Europese Commissie voorstelde.
In december hield CEEP een congres met als titel “Diensten van algemeen belang en de interne markt: contradictie of verzoening?”. Tijdens het congres werd meerdere malen gepleit voor een grotere juridische zekerheid voor diensten van algemeen belang, onder meer op het vlak van geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerking, de zogenaamde ‘in house’ constructies en openbare aanbestedingen. Bovendien werd gewezen op het belang van een evenwicht tussen Europese regelgeving en het subsidiariteitprincipe. Begin 2008 stelde de Europese Commissie een ‘klimaatpakket’ voor met oog op een vermindering van de broeikasgassen en het stimuleren van groene energie. CEEP verwelkomde de initiatieven van de EC en onderschreef de dringende noodzaak van maatregelen die de klimaatopwarming tegengaan, maar pleitte tezelfdertijd voor een evenwichtige aanpak die aandacht heeft voor de positie van de Europese ondernemingen in een globale economie.
Een van de prioriteiten van CEEP is de erkenning van het specifieke karakter van diensten van algemeen economisch belang, zowel naar de Europese concurrentieregels toe als met oog op de economische, sociale en territoriale cohesie binnen de Europese Unie. Daartoe onderhoudt de organisatie contacten met verschillende instanties, waaronder de Europese Commissie, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Via CEEP neemt Intermixt deel aan de Europese debatten die een impact kunnen hebben op de toekomstige ontwikkeling van de positie van de lokale overheden in de energiesector. Dat gebeurt zowel via specifieke werkgroepen, plenaire zittingen als conferenties. Naast het verzorgen van verschillende internationale evenementen, publiceert het centrum regelmatig nieuwsbrieven en opinies. De werkgroep energie van CEEP kwam vorig jaar verschillende malen bijeen om de belangrijke evoluties binnen de sector op Europees niveau te bespreken. Daarbij ging de meeste aandacht naar het derde energiepakket dat de Europese Commisie in januari 2007 voorstelde met oog op een betere werking van de vrijgemaakte Europese energiemarkt. In september werd het pakket vertaald naar een voorstel van richtlijn. Bij de opeenvolgende besprekingen van dat pakket werd grondig gedebatteerd over de ‘unbundling’ of ontvlechting van de transportnetbeheerders. Daarbij schoof de Commissie twee mogelijkheden naar voren: een volledige eigendomsontvlechting of de oprichting van zogenaamde ‘independent system operators’ of onafhankelijke systeembeheerders
24
25
De wereld ondergaat snelle en diepgaande veranderingen die te maken hebben met de mondialisering, de debatten over de rol van de staat en de herdefiniëring van de gemeenschappen. De sociale economie omvat diverse benaderingen die nuttig kunnen blijken voor de gemeenschappen, de ondernemingen in de zachte sector, de beleidsmakers, de communautaire instanties en de vorsers. Het doel van deze eerste conferentie was de aandacht te vestigen op de functie van de sociale en solidaire economie in de bouw en de versterking van gemeenschappen uit verschillende contexten en culturen. De themaworkshops van de conferentie waren:
CIRIEC
• De sociale economie in de gemeenschappen: internationale stand van zaken; • De sociale economie tegenover de globalisering; • De sociale economie en governance; • De sociale economie tegenover de reconfiguratie van de Staat.
CIRIEC (Centre International de Recherches et d’Informations sur l’Economie Publique, Sociale et Coopérative), waarvan Intermixt nu al vele jaren lid is, heeft tot doel het inzamelen van gegevens, het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek en het publiceren van studies die betrekking hebben op diensten van algemeen economisch belang. Bij deze doelstellingen kunnen we de acties vermelden die de overheid onderneemt in de economische domeinen (economisch beleid, regulering...), de overheidsdiensten, de gemengde bedrijven en de overheidsbedrijven. Dat zowel op internationaal, regionaal als lokaal niveau.
Het 27e Internationaal Congres van CIRIEC zal plaatsvinden in Sevilla, Spanje op 22, 23 en 24 september 2008 en zal als thema hebben: “Innovatie en management: de antwoorden op de grote uitdagingen van de ondernemingen uit de openbare, sociale en coöperatieve economie”. Het congres zal zich buigen over de concrete wijze waarop de openbare, sociale en coöperatieve ondernemingen de aan hen gestelde uitdagingen aangaan door te innoveren en de veranderingen aan te pakken. De uitdagingen zijn talrijk: een steeds meer concurrerende omgeving, druk op de versoepeling van de methodes van beheer en governance van bedrijven, antwoorden op nieuwe behoeften, technologische ontwikkelingen, de noodzaak om rekening te houden met duurzame ontwikkeling,... De antwoorden van de openbare, sociale en coöperatieve ondernemingen op al deze uitdagingen gaan via een sterke participatie in de kenniseconomie en in alle dimensies van de innovatie: innovatie in de producten, de markten, de processen, sociale innovatie, organisatorische innovatie,...
CIRIEC wil informatie over deze verschillende domeinen ter beschikking stellen van de deskundigen en de wetenschappers, hen mogelijkheden voor uitwisseling van ervaringen aanbieden en een internationale actie en beraadslaging bevorderen. Het ontwikkelt activiteiten die zowel de beleidsvoeders als de wetenschappelijke vorsers aanbelangen. Van 22 tot 25 oktober 2007 hield CIRIEC International de eerste wereldconferentie over onderzoek in de sociale economie in Victoria, Canada. Het thema van de conferentie was: “Opbouw van gemeenschappen: de sociale economie in een wereld in beweging”. Deze conferentie werd gezamenlijk georganiseerd door het Centre canadien d’économie sociale, CIRIEC International en CIRIEC Canada. Ze richtte zich tot vorsers, mensen uit de praktijk en overheidsvertegenwoordigers.
26
27
Evolutie van de energiesector 28
Suez. Centraal in deze nieuwe overeenkomst was dat Suez-Electrabel er voorwaardelijk mee akkoord ging 30% van de totale Belgische productiecapaciteit van elektriciteit te verdelen over twee andere spelers, waaronder SPE.
De fusie van Suez en Gaz de France Toen begin 2006 Suez en Gaz de France hun fusieplannen aankondigden, had niemand kunnen vermoeden dat de fusie twee jaar later nog steeds niet tot een goed einde zou zijn gebracht. Na lange onderhandelingen bereikten beide groepen in september 2007 een finaal akkoord die in de loop van 2008 daadwerkelijk zou moeten leiden tot een van de grootste energiebedrijven ter wereld. De aankondiging van de fusieplannen in februari 2006 zorgde meteen voor een stroom aan reacties in België. Zonder ingrijpende maatregelen, zou door de fusie de concentratie op de Belgische energiemarkt verder toenemen. De Europese Commissie stelde een diepgaand onderzoek in en maakte diverse bezwaren bekend tegen de fusie, waarna Suez en Gaz de France in het najaar van 2006 bekendmaakten verschillende toegevingen te willen doen om aan de bezwaren van de Commissie tegemoet te komen. Deze toegevingen hielden onder meer de verkoop van het belang van Gaz de France in SPE in, alsook een verkoop van het belang van Suez in Distrigas. Beide groepen stelden ook herstructureringen voor in de Belgische gassector waardoor de impact van Suez op de gereguleerde activiteiten zou verminderen. Na kennis te nemen van deze toegevingen keurde de Commissie de fusie goed, waardoor deze toegevingen juridisch bindend werden.
Maar ook in Frankrijk bleven de reacties niet uit. De fusie deed immers verschillende juridische en procedurele vragen rijzen. Zo moesten de nodige wettelijke initiatieven worden ontwikkeld om een privatisering van Gaz de France mogelijk te maken. Bovendien verzetten de vakbonden van Gaz de France zich sterk tegen de privatisering van het bedrijf en ook in politieke kringen waren de fusieplannen fel besproken. De politieke besprekingen werden in 2007 dan nog doorkruist door de Franse presidentsverkiezingen. De Franse president Nicolas Sarkozy, die zich in de aanloop naar de verkiezingen afkerig toonde van de fusie, ging na zijn aantreden als staatshoofd toch akkoord met de operatie. Uiteindelijk duurde het nog tot september 2007 tot de raden van bestuur van beide bedrijven een akkoord bereikten over het fusieschema en de bijbehorende modaliteiten. Volgens dit akkoord krijgt de Franse overheid een belang van meer dan 35% in de fusiegroep die de energieactiviteiten van Suez en Gaz de France zal herbergen, terwijl de milieupoot Suez Environment wordt afgesplitst. Suez zal 65% van deze divisie verkopen en het resterende belang blijven aanhouden. Volgens deze modaliteiten zal ‘GDF Suez’ het derde grootste energiebedrijf ter wereld worden en – volgens omzet – de grootste beursgenoteerde onderneming ter wereld. De marktkapitalisatie zal een slordige EUR 90 miljard bedragen. In de loop van 2008 moet de creatie van deze fusieonderneming een feit zijn. Echter, in januari van dit jaar bleek nogmaals dat de fusie talrijke hindernissen moet nemen. Het Franse hooggerechtshof oordeelde dat Gaz de France over de fusie meer informatie moet verstrekken aan zijn ondernemingsraad. Deze raad heeft een louter adviserende functie en kan de fusie dus niet tegenhouden, maar de gerechtelijke uitspraak zorgt wel voor nieuwe vertraging in een fusieproces dat reeds lang aan de gang is. Dat alles bracht teweeg dat begin 2008 nog steeds geen uitvoering was gegeven aan de remedies die werden voorgesteld aan de Europese Commissie, noch aan de afspraken van de ‘Pax Electrica bis’ over een verdeling van de Belgische productiecapaciteit. Alhoewel de Belgische gemeenten geen rechtstreekse strategische belangen meer aanhouden in Suez, is Intermixt op verschillende niveaus betrokken partij bij de fusieoperatie. Vooreerst zijn er de herstructureringen in de aardgassector waarin de holding Publigas, waarvoor Intermixt het secretariaat verzorgt, een cruciale rol speelt. Publigas heeft immers zowel in Distrigas als in de vervoernetbeheerder Fluxys een strategisch belang.
Ondertussen greep de Belgische federale overheid de geplande fusie aan om opnieuw met Suez aan tafel te zitten met oog op een zogenaamde ‘Pax Electrica bis’ waarin bijkomende acties zouden worden afgesproken om de werking van de Belgische energiemarkt te verbeteren. De onderhandelingen leidden tot een aantal eenzijdige engagementen van
Bij dit alles mag natuurlijk ook niet worden vergeten dat de Suez-dochter Electrabel nog steeds een belangrijke aandeelhouder is in de gemengde intercommunales van de drie regio’s.
30
31
De vzw Sofedeg zal voortaan instaan voor de sociale materies die vroeger voor de hele sector binnen Febeg werden behandeld. De heer Jacques Vandermeiren (cco Elia) zit Sofedeg voor. Sofedeg is operationeel vanaf 1 januari 2008 en heeft de volgende aangesloten bedrijven: Brussel Netwerk Operations cvba, Distrigas nv, Eandis cvba, EDF Belgium nv, Electrabel nv, Elektrawinds, Elia Asset nv, Elia System Operator nv, E-ON Belgium nv, Essent Belgium nv, Fluxys nv, Fluxys LNG nv, Gassco, Gaz de France, Indexis cvba, Infrax cvba, Laborelec cvba, Metrix cvba, Nuon Belgium nv, SPE nv, Wingas Belgium bvba. Daarbij moet worden opgemerkt dat voor Sofedeg slechts een transitoire rol is weggelegd en Synergrid vanaf 2010 deze rol zal overnemen voor de netbeheerders. Met dat doel voor ogen is Synergrid dan ook overgegaan tot de oprichting van een sociale commissie.
SOFEDEG De ontvlechting van de activiteiten binnen de elektriciteitsen gassector heeft ook zijn impact op de verschillende beroepsverenigingen die in de sector actief zijn. Op 18 december 2007 werd een verdere aanpassing in het landschap van de sectorale beroepsverenigingen doorgevoerd en werd overgegaan tot de oprichting van Sofedeg (Sociale Federatie van de Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven). Febeg, de federatie van de Belgische elektriciteits- en gasbedrijven, was tot voor kort zowel de federatie voor sociaal overleg van de leveranciers, producenten en de netbedrijven als de beroepsfederatie van de leveranciers en producenten. Deze dualiteit maakte het voor de leveranciers en producenten moeilijker om Febeg uit te bouwen tot een federatie die exclusief hun belangen behartigt zonder beïnvloeding door de netbedrijven. Vanuit deze invalshoek werd overgegaan tot de opsplitsing van Febeg. De vzw Febeg blijft voorbestaan als de federatie die enkel de leveranciers en producenten van gas en elektriciteit verenigt met als voorzitter de heer Luc Sterckx (ceo SPE). De vzw Synergrid, de federatie van de elektriciteits- en gasnetbeheerders in België, blijft verder de belangen van de transport- en distributienetbeheerders verdedigen. De voorzitter van Synergrid is de heer Daniël Dobbeni (ceo Elia).
32
33
De organisatie van Netwal zal in ruime mate geïnspireerd zijn op het governance-model dat voor SEGE wordt overwogen, alsook op de Code Buysse, corporate governance voor nietbeursgenoteerde bedrijven:
De gemengde energiedistributie in Wallonië Vorig jaar is bij deWaalse instanties van Intermixt een consensus tot stand gekomen over de vereisten waaraan moet worden voldaan bij de organisatie van de gemengde distributie in Wallonië. Deze vereisten zijn : • het model moet de voortzetting van een efficiënte technische exploitatie van de netten mogelijk maken; • de economische kosten moeten geoptimaliseerd worden en de definitie van een uniek gebruikstarief van de netten is wenselijk; • de controle over de organisatie moet op gemeentelijk niveau blijven; • de uitoefening van de strategische en vertrouwelijke taken moet op zijn minst uitgeoefend worden door een structuur uitgaande van de gemeenten; • de representativiteit van de Waalse gemengde sector moet op een coherente manier kunnen worden uitgeoefend in de diverse overlegstructuren van de sector; • het is van belang om zich voor te bereiden op de evolutie van de wettelijke context die op termijn leveringsbedrijven kan uitsluiten van de exploitatie van de netten; • tenslotte moeten de gemeentelijke inkomsten worden gestabiliseerd en moet de financiële impact van de openstelling van de markten voor de gemeenten worden geminimaliseerd. De snelle invoering van een technische structuur werd onontbeerlijk geacht om de belangen van de Waalse distributienetbeheerders binnen de verschillende verenigingen en instellingen van het land efficiënt te vertegenwoordigen en op een coherente en geordende manier te participeren in de veranderende structuren van de sector. Gelet op voornoemde doelstellingen werd voorgesteld en aanvaard om de competenties van de openbare sector die worden uitgeoefend door de experten en de beheersintercommunales, door Netmanagement en door Index’is (meteropnemers) onmiddellijk te consolideren in een structuur die belast zal worden met de exploitatie van de netten van de intercommunales ter vervanging van Netmanagement en die de strategische en vertrouwelijke taken zal uitvoeren die in de decreten zijn bepaald. Netwal zou een vennootschap zijn met het kapitaal in handen van de distributienetbeheerders. 34
• een raad van bestuur die voornamelijk is samengesteld uit overheidsmandatarissen (80%) in een representatieve verhouding van hun aanwezigheid in de Waalse gemengde distributienetbeheerders en uit bestuurders afkomstig van Electrabel (20%); • een uitvoerend en strategisch comité, uitvloeisel van de raad van bestuur, belast met enerzijds de voorbereiding en anderzijds met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur. Dit comité - om te beantwoorden aan de bepalingen van de decreten over de uitoefening van strategische en vertrouwelijke taken - is enkel samengesteld uit bestuurders afkomstig van de overheidssector; • een directieteam samengesteld uit het management van de vennootschap, belast met het dagelijkse beheer; • een auditcomité dat de raad van bestuur bijstaat op het vlak van financiële informatie, follow-up van de interne audit, beheer van de risico’s en externe controle; • een verloningscomité; • een technisch comité, bestaande uit het directieteam en de deskundigen van de intercommunales die zich niet bij de structuur hebben gevoegd, dat belast is met de afronding van de dossiers voordat ze aan de intercommunales worden voorgelegd. Er wordt ook voorgesteld en aanvaard dat de structuur de haalbaarheid zou bestuderen van de toepassing van een alternatief model van tariefgelijkheid bij de snelle fusie van de gemengde intercommunales. Het voorstel biedt bepaalde voordelen voor de verbruikers: • vereenvoudiging voor de burger en voor andere gebruikers van het net, die nog slechts één gesprekspartner zullen hebben voor de toegang tot het net: Netwal; • streven naar meer synergieën en een betere beheersing van de kosten; • positief signaal aan de energieleveranciers die de aanwezigheid van Electrabel in de exploitatie van de netten aanvechten; • positief signaal aan de regelgevers die de voortzetting van de unbundling in het beheer van de distributienetten aanmoedigen; • de rol van de gemeenten wordt herbevestigd; • behoud van de lokale beslissingsautonomie door de stabilisering van de organisatie en van de expertises van de gemengde intercommunales; • versterking van de gemeentelijke openbare pool in de controle over de beheersactiviteit van de netten op het ogenblik dat de aangekondigde fusie GdF/Suez effectief wordt. Ten slotte valt op te merken dat Electrabel, hoewel het deze evolutie betreurt, zich niet verzet tegen de oprichting van de structuur, gelet op de akkoorden die in Vlaanderen (Eandis) en in Brussel (Sibelga) al zijn gesloten. Bovendien zal deze operatie geen enkele negatieve impact hebben op de tewerkstelling in de gemengde sector van de energiedistributie. De Waalse regionale Raad van Intermixt heeft het Waalse regionaal Bureau gemandateerd om de onderhandelingen met Electrabel te organiseren en tot een goed einde te brengen. Deze onderhandelingen zouden in de loop van het eerste kwartaal 2008 afgerond moeten zijn en Netwal zou vanaf september 2008 operationeel moeten zijn.
35
Zowel op het niveau van Fluxys als op het niveau van de betrokken distributienetbeheerders werden studies uitgevoerd om de impact te kennen op o.m. technisch en financieel vlak. Dat is geen sinecure, want niet minder dan 1,4 miljoen klanten zijn betrokken bij de conversie.
Ombouw aardgasnetten Een van de grote investeringsdossiers waarmee België in de toekomst zal worden geconfronteerd is de ombouw van de L-gasnetten naar H-gasnetten. In België worden twee verschillende gasmarkten onderscheiden. Enerzijds de Hgasmarkt (hoogcalorisch) en anderzijds de L-gasmarkt (laagcalorisch). Beide markten zijn technisch en commercieel van elkaar onderscheiden. Laagcalorisch gas wordt uitsluitend ingevoerd vanuit Nederland. Ongeveer de helft van het in Nederland gewonnen aardgas wordt uitgevoerd. Laagcalorisch gas is bovendien een aardgas met een lage energiewaarde. Voor eenzelfde volume energie moet 20% meer gas vervoerd worden in vergelijking met hoogcalorisch gas. De bij het huidige winningtempo verwachte uitputting over twintig jaar van de Nederlandse aardgasreserves maakt de omschakeling van de L-gasnetten naar H-gasnetten noodzakelijk. De CREG heeft in zijn studie betreffende de ‘investeringsstop L-gasmarkt en omschakeling op H-gas” van september 2007 de modaliteiten onderzocht van een omschakeling van L-gasklanten op H-gas. In zijn studie is een stappenplan ontwikkeld dat als referentie dient voor de sturing van de ombouw door Fluxys. De studie van de CREG wou ook tot het nodige overleg tussen Fluxys, de distributienetbeheerders, de leveranciers en de (industriële) eindafnemers bijdragen.
De ombouw van de L-gasnetten zal dan ook gefaseerd gebeuren. Vanaf de winter van 2008-2009 zou er een tekort aan L-gascapaciteit worden verwacht. In de loop van 2008 wordt dan ook al een klein gedeelte van het L-gasnet omgebouwd. Hiervoor worden zones aangeduid die het economisch efficiëntste conversieresultaat geven, rekening houdend met de beschikbaarheid van de nodige capaciteit en flexibiliteit binnen het H-gasvervoernet. De impact van deze ombouw vertaalt zich in bijkomende kosten op vlak van de omschakeling van het vervoernet, de aanpassing van het distributienet, het bezoek en de controle van de installaties van de verbruikers en de aanpassing van de installaties die niet op H-gas kunnen werken. Aangezien niet alle distributienetbeheerders betrokken partij zijn, stelt zich de vraag of de toch wel belangrijke kosten al dan niet gesolidariseerd kunnen worden. Zo werd bv. in 1967 een fonds gecreëerd voor de omschakeling naar aardgas. Sommige distributienetbeheerders hun werkgebied is volledig aangesloten op het Lgasnet (bv. Sibelga) of grotendeels (bv. Iverlek), anderen hebben slechts een minimaal gedeelte van hun werkgebied dat aangesloten is op het L-gasnet (bv. IDEG), nog anderen hun werkgebied helemaal niet (bv. Imewo). In de toekomst zullen Fluxys en de betrokken distributienetbeheerders de handen vol hebben om deze ombouwoperatie tot een goed einde te brengen. Na overleg tussen de sector en de betrokken overheidsdienst is besloten een permanente werkgroep op te richten die deze problematiek zal opvolgen. Ten slotte moet worden gesteld dat het noodzakelijke tijdstip van een volledige conversie nog lang geen uitgemaakte zaak is, aangezien het eind 2007 nog geenszins duidelijk was hoelang de L-gascontracten nog kunnen worden voortgezet.
In het kader van haar bevoegdheid heeft de directie Energie binnen de federale overheidsdienst (FOD) Economie, KMO, Middenstand en Energie de bevoorradingsproblematiek onderzocht.
36
37
Met het oog op het bijkomend ondersteunen van de warmtekrachtkoppeling werden in 2006 een aantal bijkomende steunmaatregelen genomen. Aldus werd voorzien dat de netbeheerders een minimumsubsidie van EUR 27 per overgedragen warmtecertificaat dienen toe te kennen aan de warmtekrachtinstallaties aangesloten op hun net, voor zover de producent zelf daarom verzoekt.
Warmtekrachtcertificaten in Vlaanderen Er zijn in Vlaanderen twee certificatensystemen van toepassing: groene stroomcertificaten voor elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtcertificaten voor primaire energiebesparing met kwalitatieve warmtekrachtkoppeling (WKK).
Ook werden maatregelen genomen om de aansluitingskosten van de WKK-installaties te verlagen. In dit kader werd in het Vlaams decreet van 25 mei 2007 bepaald dat de eerste 1.000 meter van de aardgas- en elektriciteitsaansluiting gratis is voor de WKKaanvrager die op het aardgas- en/of elektriciteitsnet moet aangesloten worden. De toepassing van het voormelde decreet leidt momenteel tot interpretatie- en toepassingsmoeilijkheden, omdat het niet steeds duidelijk is hoe een en ander moet uitgelegd worden en de distributienetbeheerders - rekening houdend met het Vlaams Technisch Reglement en de inplantingwijze van de glastuinbouw in Vlaanderen - met ernstige inefficiënties inzake aansluitingsbeheer dreigen geconfronteerd te worden, zowel qua kosten als netverliezen.
Voor het Vlaams Gewest geldt het systeem van de warmtekrachtcertificaten (WKC) sinds 1 januari 2005 en het bestaat uit twee luiken. Ten eerste is er de verplichting voor elke elektriciteitsleverancier om te zorgen voor een minimumaandeel aan elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. Dit minimumaandeel diende in 2005 minstens 1,19 % te bedragen en zou tegen 2012 5,23% moeten bereiken. Op het niet naleven van de voormelde quotaverplichting staat een boete. Wanneer een leverancier er niet in slaagt om het vereiste aantal voorziene WKC in te leveren, dan dient hij per ontbrekend WKC (1000 kWh) een administratieve boete van EUR 45 te betalen. Ten tweede kunnen eigenaars van kwalitatieve warmtekrachtinstallaties warmtekrachtcertificaten bij de VREG aanvragen. Hierbij kan gesteld worden dat er vanuit wordt gegaan dat de marktprijs van de warmtekrachtcertificaten nooit minder dan 27 EUR/MWh zal bedragen en zelfs eerder de boeteprijs van 45 EUR/MWh zal benaderen, tenminste indien er sprake is van een voldoende schaarste aan certificaten. Deze schaarste zou verzekerd moeten worden door steeds voldoende hoge verplichtingen of quota op te leggen aan de leveranciers.
38
39
Liberalisering en m a r k t we r k i n g 40
Vrijmaking van de Waalse energiemarkt Het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt (hierna “Elektriciteitsdecreet” genoemd) heeft het mogelijk gemaakt om een wettelijk kader in te voeren dat op economisch en sociaal vlak en op het vlak van het milieu evenwichtig is. Het heeft ook de basis gelegd voor een wetgeving die voortdurend werd verbeterd en verfijnd naarmate de concrete problemen van het complexe proces van de opening van de energiemarkt zich voordeden.
De tekst van het ontwerp van wijzigingsdecreet is meer dan een gewone actualisatie. Hij heeft de verdediging van de belangen van de consument als richtsnoer. De meeste aanpassingen die in de tekst worden voorgesteld zijn van dit basisprincipe afgeleid: het verzekeren van een betere werking van de markt via een grotere onafhankelijkheid van de distributienetbeheerders, versterkte bevoegdheden van de regelgever, eisen inzake dienstverlening aan de klanten die worden opgelegd aan de distributienetbeheerders en de leveranciers, vergoedingsmechanismen bij schade berokkend aan de klant, het waarborgen van de rechten van de op een privénet aangesloten klanten, versterkte sociale beschermingsmaatregelen, de oprichting van een gewestelijke bemiddelingsdienst, enz. Het spreekt voor zich dat de Waalse instanties van Intermixt hebben bijgedragen tot de besprekingen over de voorontwerpen van decreet door de aandacht van de wetgever te vestigen op de onbedoelde gevolgen die de toepassing van bepaalde artikels zou hebben. Zo zijn er de artikels met betrekking tot de grotere deelname van de gemeenten in het kapitaal van de distributienetbeheerders, waarbij enerzijds rekening moet worden gehouden met de specificiteit van de gemengde sector en anderzijds met de financiële situatie van de gemeenten. Overigens, moet het solidariteitsgevoel dat doorslaggevend is bij de oprichting van een intercommunale, behouden blijven, ook in het geval dat een gemeente zich terugtrekt. Ten slotte blijft de bescherming van de consument, die bovenal een burger is, een permanente doelstelling van de gemeentelijke overheidsmandatarissen die de meest geschikte oplossingen wensen te vinden voor de gestelde problemen en tegelijkertijd concurrentiële kostprijzen voor het gebruik van de netten wensen te handhaven die een billijke vergoeding van de door de steden en gemeenten in deze netten geïnvesteerde kapitalen waarborgen.
De Waalse regering legde 1 januari 2007 vast als datum voor de volledige opening van de Waalse energiemarkt. In vergelijking met andere gewesten en landen boekte het proces veel succes wat “switches” betreft, ook al ontsnapte het niet aan de problemen waarmee men in de praktijk meestal te kampen krijgt en die vooral te maken hebben met de uitwisseling van gegevens tussen actoren en de daaruit voortkomende problemen inzake facturering of ongewenste leveringsonderbrekingen. De helft van de klanten opteerde immers voor de actieve keuze van een leverancier, zodat 700.000 contracten voor elektriciteit en 270.000 voor gas werden gesloten. Een jaar na de volledige opening van de markt vond de Waalse regering het nodig om een aanpassing van het decreet van 12 april 2001 op stapel te zetten. Ze hield daarbij rekening met de ervaring van de Waalse markten met de voorstelling van het derde pakket maatregelen van de Europese Commissie inzake de liberalisering van de energiemarkt, maar ook met de verontrustende evolutie van de energieprijzen die de toegang tot de markt steeds moeilijker maakt voor een groot aantal burgers.
42
43
Vanaf 1 januari 2007 werd de geliberaliseerde markt opgesplitst: het beheer van het distributienet bleef de verantwoordelijkheid van Sibelga voor de 19 gemeenten. Sibelga bleef de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het net verzekeren, maar de productie- en leveringsactiviteit kon het niet meer uitoefenen. De levering is dus opengesteld voor concurrentie. Alleen de leveranciers die beschikken over een door de Brusselse regering afgeleverde leveringsvergunning zijn gemachtigd hun activiteiten in het Gewest uit te oefenen.
Vrijmaking van de Brusselse energiemarkt De in 1992 voltooide oprichting van een interne Europese markt zonder binnengrenzen had geen betrekking op de Europese energiesector. Omdat het openstellen van de energiemarkten voor concurrentie toch werd beschouwd als een essentiële factor om het concurrentievermogen en de groei van Europa te versterken, werd er later toe beslist.
Deze openstelling van de markten heeft als voornaamste doelstellingen het waarborgen van de juiste prijs aan de verbruiker, het beschermen van het milieu door hernieuwbare energiebronnen te stimuleren en het verzekeren van de bevoorrading van alle gezinnen. Om deze doelstellingen te bereiken, beveelt de Europese Unie onder andere de volgende methodes aan: het scheiden van de activiteiten (productie, transport, distributie, levering), het invoeren van concurrentie bij de productie en de levering, het invoeren van de openbare dienstverplichtingen en het oprichten van zelfstandige regulatoren die de markt controleren. De Brusselse regering heeft Elia aangewezen als gewestelijke transmissienetbeheerder (GTNB). De regulator voor elektriciteit en gas in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is belast met het toekennen van de vergunningen van de elektriciteits- en gasleveranciers die actief zijn in het Gewest, het controleren van de distributienetbeheerder, het verzekeren van de naleving van de gewestelijke wetgeving, het verzekeren van de naleving van de openbare dienstverplichting en het toekennen van de groenestroomcertificaten.
Op Brussels niveau zijn de nog geldende teksten de ordonnanties betreffende de organisatie van de regionale elektriciteitsmarkt (2001) en gasmarkt (2004), waaraan wijzigingen werden aangebracht door de ordonnantie van 14 december 2006 houdende intrekking van de ordonnantie van 11 juli 1991 met betrekking tot het recht op een minimumlevering van elektriciteit, alsook de ordonnantie van 11 maart 1999 tot vaststelling van de maatregelen ter voorkoming van de schorsingen van de gaslevering voor huishoudelijk gebruik. In Brussel gebeurde de openstelling van de markt geleidelijk. Vanaf 1 januari 2003 betrof de openstelling de grote elektriciteitsverbruikers (meer dan 10GWh per jaar). Vanaf 1 juli 2004 werd de openstelling uitgebreid tot alle professionele klanten, zowel voor gas als elektriciteit. Voor de particulieren en gemengde klanten behield de intercommunale Sibelga tot 31 december 2006 het monopolie op de Brusselse markt van gas en elektriciteit. Zij beheerde tegelijk de distributie en de levering van gas en elektriciteit.
44
45
Voor de uitvoering van de diverse beschermingsmaatregelen voorziet de Vlaamse regelgeving in de oprichting van lokale adviescommissies (LAC) waarvan de samenstelling, werking en de rol werden vastgelegd in het besluit van de Vlaamse regering van 16 september 1997 betreffende de samenstelling en de werking van de lokale adviescommissie omtrent de minimale levering van elektriciteit, gas en water.
Sociale openbare dienstverplichtingen in Vlaanderen Met het decreet van 25 mei 2007 werd door het Vlaams parlement de basis gelegd om een nieuw besluit van de Vlaamse regering te nemen met betrekking tot de sociale openbare dienstverplichtingen in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt. In het kader van de volledige vrijmaking van de Vlaamse gas- en elektriciteitsmarkt heeft de regelgever diverse beschermingsmaatregelen getroffen ten voordele van de huishoudelijke afnemer. Deze beschermingsmaatregelen werden voor de elektriciteitsmarkt verankerd in het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 2003. Voor de gasmarkt werden gelijkaardige bepalingen opgenomen in het besluit van de Vlaamse regering van 20 juni 2003.
De basis van voormelde besluiten zijn respectievelijk het elektriciteitsdecreet, het gasdecreet en het decreet tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water. Aan deze decreten werden door het decreet van 25 mei 2007 wijzigingen aangebracht. Naast o.m. enkele technische en procedurele aanpassingen en het toevoegen van definities werden de bepalingen m.b.t. de afsluiting van de toevoer van elektriciteit en aardgas aangepast. Afsluitingen moeten beperkt blijven tot een aantal noodgevallen zoals onveiligheid, leegstand, fraude of als een afnemer die geen wanbetaler is moedwillig een leveringscontract weigert te sluiten. En in specifieke gevallen enkel na voorlegging van het dossier aan de LAC. Zoals wanneer een klant weigert om een leveringscontract te sluiten, na gedurende zes maanden door de distributienetbeheerder beleverd te zijn. Ondertussen werd door de Vlaamse regering een voorontwerp van besluit opgemaakt met betrekking tot de sociale openbaredienstverplichtingen in de vrijgemaakte elektriciteits- en aardgasmarkt. Dit in vervanging van bovenvermelde besluiten van 31 januari en 20 juni 2003. De meest in het oog springende bepaling in het voorontwerp van besluit is de minimale levering van elektriciteit die verhoogd wordt van zes ampère tot acht ampère voor een huishoudelijke afnemer zonder kinderen en tot twaalf ampère voor een huishoudelijke afnemer met kinderen ten laste. Dit is zonder meer kostenverhogend voor de distributienetbeheerders. Inmiddels werd het besluit van 31 januari 2003 zelf aangepast en werd de minimale levering van elektriciteit verhoogd van 6 ampère naar 10 ampère voor alle huishoudelijke afnemers. Wellicht zal het voorontwerp van besluit hiermee in overeenstemming worden gebracht. Begin 2008 was het voorontwerp nog niet definitief goedgekeurd door de Vlaamse regering.
Beide besluiten verplichten de leveranciers om een bepaalde opzeggingsprocedure te volgen, voorzien in een systeem voor de plaatsing van budgetmeters door de distributienetbeheerders, leggen de bijzondere voorwaarden vast voor de afsluiting van een huishoudelijke afnemer en voorzien in diverse voorwaarden waaraan de elektriciteits- en gasfacturen moeten voldoen. Bovendien voorzien beide besluiten in een rapporteringverplichting door de leveranciers en de distributienetbeheerders.
46
47
Bovendien zijn de volgende maatregelen voortaan van toepassing:
Openbare dienstverplichtingen in Wallonië De Waalse regering keurde op 28 februari 2008 het besluit goed tot wijziging van de besluiten van 30 maart 2006 aangaande de openbare dienstverplichtingen voor de elektriciteits- en gasmarkt en van 17 juli 2003 over de “Commission locale d’avis de coupure” (CLAC).
• de informatie aan de residentiële klanten werd uitgebreid, vooral bij het contractvoorstel en de periodieke facturen en afsluitingsfacturen. De procedure voor verzending van de regularisatie- en afsluitingsfactuur werd verduidelijkt; • de aardgasnetbeheerders legden een actieplan voor de plaatsing van de gasbudgetmeters voor aan de CWaPE; • de winterperiode voor verbod van gasonderbreking werd vervroegd naar 1 november (deze maatregel zal voor de winter 2008 van toepassing zijn); • de termijnen voor de procedure inzake problematische verhuizingen werden gekopieerd van deze die in Vlaanderen worden toegepast (MOZA) en het principe van de overdraagbaarheid van het contract bij een verhuis werd uitdrukkelijk bekrachtigd in het Waalse recht; • de statistische gegevens die aan de CWaPE moeten worden overgemaakt voor de opstelling van het jaarverslag over de openbare dienstverplichtingen werden enigszins uitgebreid; • er werd voorzien in een omkadering van de bankgaranties of elke andere vorm van zekerheid die door de leveranciers wordt gevraagd; • de procedure voor de plaatsing van budgetmeters werd verlengd van 30 tot 40 dagen en in geval van overschrijding van deze termijn door aardgasnetbeheerders werd een procedure voor opschorting van het contract ingevoerd; • de verplichting werd verduidelijkt voor de netbeheerders en de leveranciers om elk document te verspreiden dat door de minister over het rationele energieverbruik of de vrijmaking werd opgesteld. Het gaat om de verplichting om elk document af te drukken en te verspreiden en om de overlegplicht die voor de sector werd ingevoerd; • er bestaat een nieuwe verplichting voor de leveranciers en de aardgasnetbeheerders om een telefonisch contactpunt en een elektronisch adres ten behoeve van de OCMW’s mee te delen.
Op voorstel van de CWaPE (Commission Wallonne pour l’Energie – de Waalse regulator) en na overleg in de sector installeert dit ontwerp van besluit de CLAC voor nietbeschermde klanten bij niet-betaling van hun gasfacturen in afwachting van de invoering van gasbudgetmeters. Deze tijdelijke maatregel gaat gepaard met de maatregel voor automatische overdracht van de residentiële klant bij niet-betaling van zijn leverancier naar de aardgasnetbeheerder (procedure inzake opschorting van het contract). Geen enkele commerciële leverancier zal dus zetelen in deze commissies die enkel zullen vergaderen in geval van een nieuwe schuld van de klant jegens de aardgasnetbeheerder. Deze uitbreiding van de opdrachten van de CLAC werd nodig geacht met het oog op een betere bescherming van de zwakke gezinnen en om het aantal gasonderbrekingen in afwachting van de gasbudgetmeters drastisch te verminderen.
48
49
Vorig jaar werd tevens onderhandeld over een nieuwe UMIX-overeenkomst tussen de twee netfederaties Intermixt en Inter-regies en de beroepsfederatie van de leveranciers Febeg. Eind december werd een akkoord bekomen over een aangepaste conventie waarin een programma voor 2008 is opgenomen.
Marktforum UMIX Na de oprichting in 2006 kwam het Marktforum UMIX vorig jaar op kruissnelheid. Dit aansturend orgaan binnen de UMIX-structuur is samengesteld uit de beleidsverantwoordelijken van de distributienetbeheerders en de leveranciers. Het secretariaat wordt door Intermixt verzorgd. Intermixt neemt tevens het secretariaat van de ondersteunende vzw ECEM voor zijn rekening.
Dat programma legt enkele prioriteiten vast voor het lopende werkingsjaar: het verbeteren van de afhandeling van de facturatie (settlement), het opstarten van een zogenaamde ‘monitoring’ van de marktwerking en het streven naar een verdere standaardisatie van het berichtenverkeer. Daarnaast wordt de mogelijkheid gecreëerd een strategische werkgroep op te richten die voorstellen kan formuleren om de organisatie van de energiemarkt te verbeteren. Het Marktforum kon die zaken realiseren ondanks het wisselende voorzitterschap van het forum. De UMIX-conventie stipuleert immers dat het aan de leveranciers toekomt een voorzitter voor te dragen. In 2006 was Sophie Dutordoir verkozen als voorzitter, maar in het voorjaar van 2007 maakte zij de overstap van de leverancier ECS naar de netbeheerder Fluxys. Daarop nam zij ontslag als voorzitter van het forum en werd ze na de zomer opgevolgd door Alexander Dewulf. Hij nam echter eind 2007 ontslag als CEO van de leverancier Nuon Belgium en dus ook als voorzitter van het forum. Daarom begon het Marktforum aan 2008 zonder voorzitter. Ook de vzw ECEM, waarvan enkel de netbeheerders lid zijn, was in 2007 actief. De vzw speelt geen beleidsbepalende rol binnen UMIX, maar heeft een louter ondersteunende functie op financieel, administratief en technisch niveau. Concreet houdt dit onder meer in dat ECEM de nodige bijdragen bij zijn leden ophaalt om de door het Marktforum goedgekeurde budgetten te financieren.
Op de Belgische gas- en elektriciteitsmarkt zijn verschillende spelers actief: producenten, leveranciers, vervoersondernemingen en distributienetbedrijven. De markt kan slechts goed functioneren indien de betrokken partijen op een efficiënte, geautomatiseerde en gestandaardiseerde manier gegevens kunnen uitwisselen. De UMIX-organisatie speelt daarin een beleidsvoorbereidende rol. Ze stelt de procedures en processen op die efficiënt dataverkeer mogelijk moeten maken en ze beschrijft de inhoud van de gegevensuitwisseling. Die regels en procedures worden beschreven in het document ‘Utility Market Implementation Guide’ kortweg UMIG - dat richtinggevend is voor de geliberaliseerde Belgische gas- en elektriciteitmarkt. Binnen UMIX heeft het Marktforum een aansturende functie. Het forum legt de doelstellingen en prioriteiten van UMIX vast, keurt de opeenvolgende UMIG-versies goed, vertegenwoordigt UMIX ten aanzien van de regulatoren en de overheden en keurt de begroting goed. Het Marktforum kwam in 2007 verschillende malen bijeen om die punten te bespreken.
50
51
De Vlaamse en Waalse gemengde DNB’s hebben beslist om minstens tot 2012 verder op Index’is beroep te doen via hun respectievelijke operatoren. De HUB van Index’is oefent dusdanig de volgende activiteiten uit:
Index’is Index’is werd op 24 juni 2002 door de gemengde intercommunales als “meter reading company” opgericht met als taak het verzamelen, valideren en verwerken van de energieverbruikgegevens om ze vervolgens door te sturen naar de spelers op de vrije energiemarkt. In de loop van de jaren greep er in Index’is een heroriëntering plaats van de activiteiten. Aldus werd binnen Index’is overeengekomen het fysisch verzamelen van metergegevens niet meer als een kernactiviteit te beschouwen en dit verder over te laten aan de werkmaatschappijen Eandis, Netwal en Metrix.
• het ontvangen van de meetgegevens die door Eandis en Netwal worden opgenomen en gevalideerd; • het automatisch verzamelen van de verbruiksgegevens van AMR en GOL (Gas On Line) tellers (MV90); • deze informatie verwerken in het kader van de marktprocessen (export, allocatie, grid fee, reconciliatie); • de vereiste informatica-unbundling actief verder nastreven waarbij Index’is in dit kader de IT-toepassing A & T (Access en Transit-register) overneemt en eveneens belangrijke middelen moet inzetten met oog op de tijdige realisatie van de MIG (Market Implementation Guide) 4.0 versie. Voor het verhogen en de monitoring van de kwaliteit van de dienstverlening aan de klanten werden verschillende initiatieven genomen. In dit kader worden verschillende KPI’s via adequate monitoring-tools op de voet gevolgd en verwerkt in operationele reports die in de bestuursorganen worden onderzocht om er het vereiste gevolg aan te geven. Aldus blijkt uit een recent georganiseerde tevredenheidenquête bij onder meer de energieleveranciers dat het tevredenheidpercentage vrij hoog is, doch dat er zich soms nog problemen stellen rond de antwoordtijd voor het oplossen van bepaalde probleemgevallen.
Tevens besliste Sibelga, de Brusselse DNB, zich eind 2007 uit Index’is terug te trekken. Vanaf januari 2008 – voor zover de in het migratieplan voorziene data gehaald werden – werd een clearinghouse eigen aan Sibelga opgericht die instaat voor de validering en verwerking van energieverbruikgegevens.
52
53
N-Allo Het jaar 2007 werd gekenmerkt door de liberalisering van de energiemarkt in Wallonië en Brussel. Als gevolg van de vele oproepen was het begin van het jaar zeer moeilijk maar daarna begonnen de activiteiten zich te stabiliseren. Dit was te danken aan de invoering van passende procedures in strikte samenwerking met de backoffices van de opdrachtgever. Een belangrijke fase in het leven van N-Allo in 2007 was de oprichting van een afdeling Kwaliteit. Kwaliteit is een centrale waarde voor de groep N-Allo. In dat verband werden vele initiatieven genomen, zoals de Quality Awards. Tijdens die plechtigheden worden de operatoren beloond die zich inzetten om aan de klanten een kwaliteitsdienst te leveren. Deze initiatieven boeken veel succes en zullen 4 keer per jaar worden herhaald. Een ander grootscheeps project dat in 2007 werd gelanceerd en dat in 2008 zal worden voortgezet, is het project Team@Work. Het doel van deze wijzigingen in de organisatie is de operatoren zo goed mogelijk bij hun werk te ondersteunen en te begeleiden. Dankzij deze nieuwe structuur, waarin coaching een voorrangsplaats krijgt, zou N-Allo doeltreffender moeten kunnen werken en beter aan de behoeften van de klanten moeten kunnen voldoen. De raad van bestuur kwam vier keer bijeen en nam een standpunt in over alle dossiers die te maken hebben met het beheer van de onderneming. Hij heeft ertoe bijgedragen dat NAllo een goede plaats in de markt behield en dat de kwaliteit van de aangeboden diensten gewaarborgd bleef. Het takenpakket van N-Allo heeft op niveau van het netbeheer de voorbije jaren wel een belangrijke evolutie gekend. N-Allo treedt nog steeds op als call center voor de Waalse distributienetbeheerders, maar dat is niet meer het geval in Brussel en Vlaanderen. In Brussel heeft de operator BNO zijn eigen call center opgericht en in Vlaanderen hebben de gemengde DNB’s “de Stroomlijn” in het leven geroepen.
54
55
Energieprijzen
56
Die Europese dimensie brengt teweeg dat de voorbije jaren werd geïnvesteerd in grensoverschrijdende netten die ervoor zorgen dat energie van het ene naar het andere land kan worden vervoerd. Dat heeft als gevolg dat onder meer de WestEuropese elektriciteitsprijzen naar elkaar convergeren tot een soort “West-Europese groothandelsprijs” die overeenkomt met de productieprijs van de duurste centrales die operationeel zijn op die markt.
Evolutie energieprijzen In 2007 verschenen talrijke onheilsberichten in de pers over de stijging van de elektriciteit- en aardgasprijzen. De berichten werden op verontwaardiging onthaald, omdat beleidsvoerders enkele jaren geleden aankondigden dat de zogenaamde liberalisering van de Europese elektriciteit- en gasmarkt zou leiden tot een daling van de prijzen. In de vele persberichten wordt vaak onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de verschillende componenten van de energieprijs. Zo gaat van de totale elektriciteitsfactuur van de gezinnen nagenoeg de helft naar de producenten en commerciële leveranciers. De beheerders van de transport- en distributienetten nemen ongeveer een vierde in beslag en het resterende kwart gaat naar de fiscus – in de eerste plaats via de BTW-heffing. Op niveau van de productie en levering is de hamvraag waarom de liberalisering tot op heden niet heeft geleid tot de vooropgestelde daling van de prijzen. Uit studies blijkt dat hier vooral verkeerde verwachtingen werden gecreëerd. De liberaliseringgolf is in Europa op gang getrokken op een moment dat de prijzen voor fossiele brandstoffen, zoals petroleum, aardgas en steenkool, sterk begonnen te stijgen. Die prijsstijgingen hebben niet alleen rechtstreeks een invloed op de levensduurte, ze maken ook de productie van elektriciteit een flink pak duurder. Deze vaststelling – die eigenlijk los staat van de liberalisering – moet samen worden gezien met enkele evoluties die wel een gevolg zijn van de vrijmaking van de markt. Zo houdt de liberalisering in dat beleidsvoerders en marktpartijen niet enkel op nationaal niveau maar steeds meer op Europees niveau de energiesector beschouwen.
58
Dat verklaart meteen ook waarom landen met een belangrijk aandeel in kernenergie, zoals België en Frankrijk, evenzeer de dure invloed ondervinden van de fossiele brandstoffen. De lokale energieproducenten boeken dankzij dit mechanisme extra winsten die ‘windfall profits’ worden genoemd. De aandacht voor de Europese dimensie brengt ook een golf van fusies en overnames met zich mee waardoor de machtsconcentratie op productieniveau steeds verder toeneemt. De aangekondigde fusie tussen Suez en Gaz de France is een bekend voorbeeld. Al deze elementen verklaren waarom de liberalisering niet heeft geleid tot de verhoopte prijsdalingen. Ontgoocheld richtten de beleidsvoerders de afgelopen jaren hun pijlen op de tarieven van de niet-geliberaliseerde netbeheerders. De kosten en winsten van die netbedrijven worden immers door de overheid vastgesteld en/of gecontroleerd. Nochtans heeft de liberalisering voor de netbeheerders enkel bijkomende kosten met zich meegebracht. De netbedrijven moeten voortaan onafhankelijk werken van de producenten en leveranciers, waardoor ze bijvoorbeeld hun eigen informaticasystemen moeten ontwikkelen. Dergelijke ‘ontvlechting’ kost uiteraard handenvol geld. Dat weerhield de voorbije jaren de federale regulator CREG er niet van onder meer de distributienettarieven zwaar onder druk te zetten door specifieke kosten te verwerpen, op de winsten te beknibbelen en algemene kostenreducties op te leggen door middel van ‘benchmarking’. Bovendien kon de CREG het tarief kunstmatig drukken door boekhoudkundige overdrachten. Deze situatie was niet houdbaar. Niet alleen verdwijnt in 2008 het effect van de overdrachten, de rechtbank heeft ook in verschillende gedingen ernstige bezwaren geformuleerd tegen de werkwijze van de regulator. Desondanks hebben de Vlaamse en Waalse gemengde distributienetbeheerders zich constructief willen opstellen door vorig jaar alle lopende rechtszaken in te trekken en een dading met de CREG te ondertekenen die een evenwichtige basis vormt voor de introductie van meerjarentarieven vanaf 2009. Bij de dading zijn immers ontwerpen van Koninklijk Besluit opgenomen die een reglementair kader creëren voor deze meerjarentarieven.
59
Wanneer we rekening houden met de inflatie, wordt een duidelijk beeld verkregen van de inspanningen die de gemengde DNB’s tussen 2003 en 2008 leverden op niveau van de beheersbare kosten: in alle drie de regio’s zijn de uitgaven in reële termen gedaald. De niet-beheersbare werkingskosten tonen een andere evolutie. Deze kosten slaan bijvoorbeeld op belastingen en heffingen, zoals de zogenaamde Elia-heffing, alsook op de aankoop van energie bij commerciële leveranciers om de verliezen op de elektriciteitsnetten te dekken; wat een wettelijke verplichting van de DNB’s is. Tussen 2003 en 2008 zijn de niet-beheersbare werkingskosten voor elektriciteit in Vlaanderen en Brussel meer dan verdubbeld. In Wallonië stegen deze kosten iets minder snel.
Samenstelling distributienettarieven In de tweede helft van 2007 verschoof de aandacht in de pers van de stijging van de leveringsprijzen naar de toename van de distributienettarieven. Maar, de stijging van de tarieven is niet te wijten aan een onverantwoorde toename van de operationele kosten of onredelijk winstbejag van de distributienetbeheerders. Het zijn vooral de niet-beheersbare kosten die de tarieven de hoogte in jagen. De kosten van de distributienetbeheerders (DNB’s) kunnen in vijf categorieën worden onderverdeeld: de beheersbare werkingskosten, de niet-beheersbare werkingskosten, de openbare dienstverplichtingen, de afschrijvingen en de billijke vergoeding. De beheersbare werkingskosten omvatten alle uitgaven die de DNB’s moeten doen om hun netten te “beheren” en dus de continue bevoorrading van de gezinnen en bedrijven te verzekeren. Deze kosten slaan onder meer op de lonen, de sociale lasten en de aankoop van goederen en diensten. De beheersbare kosten van de elektriciteitsnetten van de Vlaamse gemengde DNB’s zijn tussen 2003 en 2008 met maar liefst 20% gedaald. Ook in Wallonië daalden deze kosten, terwijl de minimale toename in Brussel duidelijk onder de inflatie van de afgelopen jaren bleef. Voor aardgas wordt in Vlaanderen sinds 2004 eveneens een forse daling opgetekend. In Wallonië en Brussel bleven de beheersbare werkingskosten nagenoeg stabiel en dat ondanks de toenemende inflatie sedert eind vorig jaar.
60
Er zijn ook nog andere kosten waarop de DNB’s geen vat hebben: de kosten van openbare dienstverplichtingen. Alhoewel de verplichtingen verschillen van regio tot regio, zijn er twee grote groepen: sociale en milieugebonden verplichtingen. Het maatschappelijk belang van dergelijke taken kan niet worden ontkend, maar ze kosten natuurlijk wel handenvol geld. De uitgaven zijn de voorbije jaren dan ook sterk gestegen. Zo zijn bijvoorbeeld in Vlaanderen deze kosten voor de activiteit ‘elektriciteit’ sinds 2003 meer dan verdrievoudigd. Een ander aandachtspunt in de tarieven zijn de gestegen afschrijvingen.Deze kapitaaluitgaven zijn belangrijk, omdat ze de DNB’s toelaten via autofinanciering te investeren om de kwaliteit van de netten op peil te houden. In Wallonië en Vlaanderen bestaan bovendien ambitieuze projecten om de gasnetten uit te breiden. De laatste tariefcomponent is de billijke vergoeding die wordt ontvangen op de geïnvesteerde kapitalen. Daarbij mogen we niet vergeten dat de bruto billijke vergoeding ook de intresten omvat die de DNB’s aan hun schuldeisers dienen te betalen. Enkel de netto vergoeding komt de aandeelhouders ten goede; in de eerste plaats de gemeenten die in alle DNB’s van de drie regio’s de meerderheid van de aandelen bezitten. De billijke vergoedingen kenden de afgelopen jaren verschillende evoluties. In Vlaanderen bleef de billijke vergoeding voor elektriciteit stabiel, terwijl die voor gas steeg. Ook in Wallonië steeg de vergoeding voor gas, maar die voor elektriciteit kende een terugval. In Brussel daalde de vergoeding voor zowel elektriciteit als gas. De stijging van de vergoedingen inWallonië enVlaanderen voor aardgas kan niet los worden gezien van de voormelde uitbreidingen van de netten en de bijbehorende aansluitingen. De aandeelhouders dienen immers vergoed te worden voor deze investeringen. Het is dus duidelijk dat de DNB’s geen kosten omwille van de kosten maken. Bovendien hebben ze enkel impact op een beperkt deel van de distributienettarieven die op zich slechts verantwoordelijk zijn voor een beperkt deel van de totale energiefactuur van de gezinnen.
61
Er zijn eigenlijk drie sociale tarieven voor elektriciteit: het normaal tarief voor de begunstigden die over een enkelvoudige uurmeter beschikken, het tweevoudig uurtarief met een dag –en nachtprijscomponent voor de begunstigden die over een tweevoudige uurmeter beschikken en een exclusief nachttarief. Voor aardgas is er slechts één tarief. De CREG publiceert op haar webstek de sociale tarieven. De energiebijdrage is niet verschuldigd door de begunstigden van de sociale tarieven. De federale bijdrage en andere toeslagen zijn wel verschuldigd. De nieuwe sociale tarieven zijn een merkbare vereenvoudiging voor de begunstigden in vergelijking met de oude specifieke sociale tarieven.
Sociale tarieven De specifiek sociale tarieven voor de levering van elektriciteit en aardgas werden vervangen door sociale tarieven. Ze zijn van toepassing sedert 1 augustus 2007. De specifieke sociale tarieven waren de resultante van prijsformules van de captieve periode. Dit is de periode die dateert van voor de vrijmaking van de energiemarkt. Met de volledige opening van de energiemarkt in Brussel en Wallonië kon een aanpassing van de prijsformules niet uitblijven. In Vlaanderen was al gebleken dat sedert de vrijmaking per 1 juli 2003 in wel bepaalde gevallen de rechthebbenden op de specifiek sociale tarieven slechter af waren dan indien zij door hun leverancier de normale commerciële tarieven zouden aangerekend krijgen. Met twee ministeriële besluiten van 30 maart 2007 werden de nieuwe berekeningsmethodes van toepassing vanaf 1 augustus 2007 bepaald. De begunstigden van de sociale tarieven blijven ongewijzigd. Deze zijn in de elektriciteits- en gaswetten gedefinieerd als de “residentieel beschermde klanten met een laag inkomen of die zich in een kwetsbare situatie bevinden”. Aan de automatische toekenning van de sociale tarieven werd ondertussen volop gewerkt. Dit in samenwerking met de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid. Begin 2008 was het nog niet duidelijk vanaf wanneer dit in orde zal zijn. De sociale tarieven gelden voor het hele Belgische grondgebied en worden door de CREG tweemaal per jaar berekend. Aldus zijn ze telkens van toepassing voor zes maanden vanaf 1 augustus en 1 februari. Zowel het sociaal tarief voor elektriciteit als aardgas is gelijk aan het laagste commerciële tarief volgens een vastgelegde berekeningsmethode. Ze bevatten geen forfaitaire kosten of abonnementsgelden en worden uitgedrukt in euro per kWh.
62
63
Participaties in transportnetbeheer 64
Vervolgens sloot Publi-T in het najaar een akkoord over de overname van een bijkomend belang van 3% in Elia van Electrabel. In de zogenaamde ‘Pax Electrica’ tussen de Belgische overheden en Suez was immers overeengekomen dat Electrabel zijn belang in Elia met 3% zou verlagen. De energiegroep gaf daarbij de voorkeur aan een onderling akkoord met Publi-T, dat hoe dan ook over een voorkooprecht beschikte. Na beide operaties zag het aandeelhouderschap van Elia er eind vorig jaar als volgt uit: Publi-T versterkt zijn positie als grootste aandeelhouder met een belang van 33,02%, Electrabel bezit nog 24,36% en Publipart heeft nog 2,54%. De resterende aandelen zijn op de beurs genoteerd.
Publi-T
Publi-T keerde over het afgelopen boekjaar, dat liep van 1 oktober 2006 tot 30 september 2007, een bruto dividend uit van EUR 19,30 per aandeel. Dat is een lichte daling in vergelijking met de EUR 19,80 die een jaar eerder was uitgekeerd. Het iets lagere dividend is te wijten aan een beperkte daling van de pay out-ratio.
In 2007 heeft Publi-T een belangrijke stap gezet. De holding nam een belang van 3% in Elia over van Electrabel waardoor haar strategische participatie in Elia nu tot 33% is gestegen. Bovendien kocht Publi-T een beperkt aantal aandelen Elia op de beurs om de verwatering tegen te gaan als gevolg van een beperkte kapitaalverhoging die de transportnetbeheerder doorvoerde. In 2001 werd de cvba Publi-T opgericht. Het secretariaat van Publi-T wordt door Intermixt waargenomen. Publi-T heeft als opdracht het beheer van het aandeel van de Belgische gemeenten in Elia, de nationale beheerder van het transportnet voor elektriciteit.
De Algemene Vergadering van Publi-T besliste immers enkele uitzonderlijke opbrengsten niet uit te keren en de middelen aan te wenden voor de voormelde aankoop van een aantal aandelen op de beurs. Bovendien heeft Publi-T in het afgelopen boekjaar zijn balans merkelijk kunnen verbeteren door een lange termijnlening integraal terug te betalen. Deze operaties zorgden ervoor dat Publi-T eind september in optimale financiële conditie was om de bijkomende 3% in Elia te verwerven. In afwachting van een beslissing over een structurele financiering van deze bijkomende participatie, besliste Publi-T eind 2007 de aankoop te financieren door middel van een overbruggingskrediet. Publi-T is voor 30% in handen van de financieringsintercommunales van de Vlaamse gemengde sector, voor 25% van de Gemeentelijke Holding, voor 15% van de Vlaamse zuivere intercommunales en de Vlaamse EnergieHolding, voor 12,5% van SOCOFE, voor 10% van de financieringsintercommunales van de Waalse intercommunales en voor 7,5% van de financieringsintercommunales van de Brusselse gemengde sector.
Begin 2007 was Publi-T reeds de belangrijkste aandeelhouder van Elia met een belang van 30%. Electrabel-Suez volgde met 27,45% en Publipart met 2,55%. De resterende 40% was op de beurs genoteerd. Deze verhoudingen zijn in de loop van het boekjaar door twee operaties gewijzigd. In juni heeft Elia een beperkte kapitaalverhoging voor het personeel doorgevoerd. Hierdoor zagen de bestaande aandeelhouders hun participaties licht verwateren. Met de nieuwe overnamewet in het achterhoofd is Publi-T dan ook overgegaan tot de aankoop van een aantal aandelen op de beurs om de verwatering tegen te gaan en het belang op minimum 30% te houden.
66
67
Voor het betrokken boekjaar heeft de vennootschap EUR 64.596.043,76 brutodividenden ontvangen: Fluxys: Distrigas:
EUR 23.363.760,00 - inclusief een uitzonderlijk interimdividend van EUR 10.458.064,00 EUR 41.232.283,76
De raad van bestuur heeft aan de algemene vergadering voorgesteld om het uitzonderlijke interimdividend van Fluxys ten bedrage van EUR 10.458.064,00 te doteren aan de beschikbare reserves, met het oog op de continuïteit van de gehanteerde dividendpolitiek.
Publigas
Het huidig boekjaar sluit af met een nettowinst van EUR 62.558.747,05.
Het boekjaar van de cvba Publigas loopt over de periode van 1 oktober 2006 tot 30 september 2007. Publigas is een holding met een kapitaal van EUR 61.864.964,19 dat vertegenwoordigd wordt door 32.751 aandelen met elk een nominale waarde van EUR 1.888,94. De aandelen worden zowel bij de gemengde als bij de zuivere gassector aangehouden in de verhoudingen die zijn vastgelegd in de conventie van 31 maart 1994 en volgens de modaliteiten van de aandeelhoudersovereenkomst van 3 juli 1996. De aandelen zijn, conform het artikel 7 van de statuten, opgedeeld in drie categorieën: • de aandelen van categorie A voor de intercommunales van het Vlaams gewest en VEH vertegenwoordigen 55% van de uitgegeven aandelen; • de aandelen van categorie B voor de intercommunales van het Waals gewest en Socofe vertegenwoordigen 30% van de uitgegeven aandelen; • de aandelen van categorie C voor de intercommunales van het Brussels gewest vertegenwoordigen 15% van de uitgegeven aandelen. Wat de ondernemingen betreft waarmee een deelnemingsverhouding bestaat, bezit Publigas twee participaties, gewaardeerd op EUR 230.174.391,92. De vennootschap bezit enerzijds een deelneming van 31,25% in het kapitaal van Fluxys en anderzijds 31,25% in het kapitaal van Distrigas (of 219.601 aandelen op een totaal van 702.636 aandelen in elk der vennootschappen). Daarnaast werden er in de loop van het afgelopen boekjaar 2.911 aandelen Fluxys “D” op de beurs aangekocht.
68
De algemene vergadering heeft de volgende resultaatverdeling goedgekeurd: Te bestemmen resultaat van het boekjaar
EUR 62.558.747,05
Dotatie aan de wettelijke reserve Dotatie aan de beschikbare reserve Uit te keren dividend Saldo over te dragen naar het volgend boekjaar
EUR 0,00 EUR 21.600.000,00 EUR 40.938.750,00 EUR 19.997,05 EUR 62.558.747,05
Er werd voorgesteld om een brutodividend uit te keren van EUR 1.250,00 per aandeel t.o.v. EUR 1.135,00 per aandeel het vorige boekjaar. Rekening houdend met het thesaurievoorschot van EUR 30.704.062,50 (of EUR 937,50 per aandeel), dat reeds werd uitbetaald aan de aandeelhouders op 29 juni 2007, bleef er nog een bedrag van EUR 10.234.687,50 te storten (of EUR 312,50 per aandeel). Dit saldo werd uitgekeerd aan de aandeelhouders op 1 december 2007. De uitgekeerde dividenden in het verlopen boekjaar aan de vennoten van Publigas staan gelijk met een nettorendement van 17,79% op de geïnvesteerde waarde. De leden van de raad van bestuur waren aangeduid tot de statutaire algemene vergadering van het jaar 2007, zoals beslist door de algemene vergadering van 28 november 2001. De algemene vergadering diende, conform artikel 18 van de statuten, de nieuwe samenstelling van de raad van bestuur vast te leggen voor een periode van 6 jaar, dus tot de algemene vergadering van 2013. Het mandaat van het college van commissarissen loopt tot aan de algemene vergadering van 2009. Rekening houdend met de nog lopende onderhandelingen i.v.m. het aandeelhouderschap in Fluxys en Distrigas is het op dit ogenblik moeilijk om concrete vooruitzichten omtrent de resultaten van Publigas voor volgend jaar te geven.
69
Financiële cel
70
Integratie GeFIN in Intermixt De overname van vijf medewerkers van het gemeentelijk samenwerkingsverband GeFIN was de aanzet tot de oprichting van de cel financiële participaties in de schoot van Intermixt. Door de integratie van de activiteiten van GeFIN wordt het secretariaat van de zes Vlaamse financieringsintercommunales en de Waalse financieringsintercommunale IFIGA sedert midden 2007 verzorgd door Intermixt. Hiervoor werd een samenwerkingsovereenkomst op punt gesteld. GeFIN werd aldus herleid tot een holding die de participaties in ECS (Electrabel Customer Solutions) en EGPF (Electrabel Green Projects Flanders) beheert voor de voormelde Vlaamse financieringsintercommunales. Wat ECS betreft geldt dit ook voor IFIGA. Een andere belangrijk element was de vernietiging door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur van de besluiten van de Vlaamse financieringsverenigingen om de bestaansduur van GeFIN te verlengen. Er werd ondertussen besloten om deze holding in de loop van 2008 te ontbinden en de participaties in voormelde vennootschappen rechtstreeks te laten aanhouden door de financieringsintercommunales. De verankering van de beheersstructuren van de gemeentelijke participaties van de gemengde sector binnen Intermixt leidt tot synergieën die ten goede komen aan de gemeenten.
72
73
Tertio werd een nieuw businessplan opgesteld, waarin voorzien werd om de initiële investeringspolitiek - die uitging van het realiseren van kleinschalige waterkrachtcentrales - de rug toe te keren en resoluut te investeren in windmolenparken. Zonder in detail te treden kan gesteld worden dat deze heroriëntering als relatief succesvol kan bestempeld worden, vermits EGPF per 31 december 2007 reeds over 24 MW productievermogen beschikt, en dat ondanks een moeizaam verlopend vergunningsbeleid.
EGPF
Vanaf 2010 zal wellicht met een reële dividendpolitiek kunnen gestart worden. Het belang van dit laatste mag echter niet overtrokken worden, vermits EGPF als een groeibedrijf moet aanzien worden, waarin de aandeelhouderswaardecreatie primeert en dit gegeven het dynamisch groeibeleid inzake nieuwe windmolenparken en de sterke autofinancieringsgraad.
De rechtsvoorganger van EGPF, de cvba WWV (Wind Waterkracht Vlaanderen), werd in 1999 opgericht door de Vlaamse gemengde distributie-intercommunales om te voldoen aan de groene stroom productieverplichtingen die zij toen als elektriciteitsleveranciers nog hadden. De noodzaak voor de Vlaamse gemengde energiedistributie-intercommunales om hun commerciële levering- en productieactiviteiten met ingang van 1 juli 2003 stop te zetten, dwong de Vlaamse gemengde intercommunales ertoe om zich uit de hernieuwbare productieactiviteit terug te trekken. In dit kader werd op 30 december 2002 WWV als vennootschap grondig hervormd. Niet alleen werd de naam van WWV in EGPF (Electrabel Green Projects Flanders) gewijzigd, er werd ook voor een fundamentele koerswijziging gekozen. Primo werd ervoor geopteerd om Electrabel binnen EGPF met de operating-opdracht te belasten en hiervoor niet langer beroep te doen op externe partners zoals Ecowatt en Westenwind. Secundo werd het aandeelhouderschap in het nieuwe EGPF, vergeleken met WWV, grondig herschikt. Terwijl in WWV de Vlaamse gemengde elektriciteitsintercommunales het leeuwenaandeel van de aandelen aanhielden, besliste de gemeentelijke openbare sector om in EGPF niet langer de leiding te nemen. Door dit terugplooiingscenario werd overeengekomen dat Electrabel 70 % van de aandelen binnen EGPF aanhoudt en de Vlaamse financieringsvere nigingen van de gemengde sector 30 %.
74
75
Kabeldistributie
76
Tecteo wordt zo een van de grootste Waalse groepen, zowel qua omzet als qua personeel. Het akkoord droeg daarenboven bij tot de inspanningen voor de economische ontwikkeling van Wallonië en vereenvoudigt en vergemakkelijkt het de relaties met de klanten.
De kabeldistributie in Wallonië
Bovendien zijn begin 2008 de verkopende intercommunales nog altijd voor 26% aandeelhouders van de naamloze vennootschap “Applications Câble Multimédia”. Deze laatste is zelf aandeelhouder voor 50% van de vennootschap BeTV, de voorloper van de commercialisering van de digitale televisie op de Waalse kabel, d.w.z. het op de kabel brengen van een nooit eerder geziene verscheidenheid van kwaliteitsprogramma’s, waardoor wordt voldaan aan de steeds scherpere eisen van de televisiekijkers.
De onderhandelingen die in 2006 werden gevoerd tussen enerzijds de intercommunales IGEHO, Inatel, Interest, Intermosane, Seditel, Simogel, Telelux en Ideatel en anderzijds Tecteo Group hebben op 28 december 2007 tot een definitief akkoord geleid. Ter herinnering, het gaat hier om de afronding van een dossier dat in 2005 werd geopend. Toen vonden alle kabeldistributeurs dat zij één enkele Waalse structuur moesten oprichten om de digitale televisie, de toegang tot het snelle internet en de vaste telefoon te commercialiseren. Na enkele juridische verwikkelingen omdat de verschillende actoren van de sector hun belangen wilden vrijwaren, werd op 28 december 2007 een akkoord bereikt. Dat komt er eenvoudig op neer dat de gemengde intercommunales en Ideatel hun net en hun activiteiten aan Tecteo Group afstaan. Het akkoord, waarover tussen Electrabel, Intermixt en Ideatel enerzijds en Tecteo Group anderzijds werd onderhandeld, had betrekking op een bedrag van EUR 470 miljoen. Dankzij dit akkoord kan Tecteo Group voortaan via één merk, VOO, haar diensten aanbieden aan bijna een miljoen gezinnen over het hele Waalse grondgebied. Zo beschikt ze over een economische dimensie die volstaat om haar activiteiten te ontwikkelen en om op een concurrerende markt tegen concurrerende prijzen kwaliteitsdiensten aan te bieden.
78
79
In het licht van de door Telenet midden 2007 aangekondigde kapitaalvermindering van EUR 6 per aandeel en die in de tweede helft van 2007 effectief plaatsvond, oefende de Vlaamse gemengde sector in augustus 2007 de 900.000 warranten uit waarover hij beschikte en verwierf de sector aldus bijkomend 2.700.000 Telenet-aandelen aan EUR 13,3 per aandeel. Ingevolge de voormelde optieoplichting enerzijds en de vermelde warrantuitoefening anderzijds, houdt de Vlaamse gemengde sector thans opnieuw een 3,26 % in Telenet aan, hetzij 3.568.760 aandelen op 109.319.539 uitstaande Telenetaandelen. Mede omdat het belang van de gemengde sector in Telenet sedert de overdracht van de vroegere kabelexploitatie aan Telenet nog slechts het karakter heeft van een financiële participatie, werd de KNP-participatie van de Vlaamse gemengde sector midden 2007 grondig geherstructureerd.
Telenet De vroegere kabelexploitatie van de Vlaamse gemengde sector heeft sedert de overdracht van deze activiteit (met inbegrip van de klanten en het kabelnet) aan Telenet plaatsgemaakt voor een slinkende financiële participatie in deTelenet Group Holding (TGH) waaraan echter bijzondere inspraakmodaliteiten verbonden blijven. Naar aanleiding van de overdracht van de kabeldistributie door de Vlaamse gemengde sector aan Telenet werd er op toe gezien dat Telenet de van de gemengde sector overgenomen activiteit zou voortzetten met behoud van een aantal aan de klanten verstrekte openbare dienstgaranties inzake sociale tariefzetting en een minimaal analoog basisaanbod. In dit kader dwongen de Vlaamse gemengde KNP-intercommunales een reeks Public Interest Guarantees van Telenet af, waarvan zij de naleving kunnen garanderen via gouden aandelen waaraan bijzondere inspraakrechten op het niveau van de Regulatory Board van Telenet zijn verbonden.
Aldus werd er een operatie doorgevoerd waarbij de Telenet-aandelen, met inbegrip van de gouden aandelen en de toen nog niet-uitgeoefende warranten, vanuit de vroegere tien KNP-entiteiten overgedragen werden aan de zes zuivere financieringsintercommu nales (FIC’s) van de Vlaamse gemengde sector enerzijds en aan Electrabel anderzijds. Het beperkte belang van de participatie van de gemengde sector in Telenet en het gegeven dat de bijzondere rechten verbonden aan de gouden aandelen volkomen los staan van het behoud van een financieel belang in Telenet, sterkte de Vlaamse FIC’s in de visie dat er geen bijzonder strategisch belang meer kan gehecht worden aan de participatie die de Vlaams FIC’s thans nog in Telenet hebben. Vanuit deze invalshoek hebben het gros van de Vlaamse FIC’s aldus hun gemeentelijke vennoten geraadpleegd over de houding die deze laatste wensen in te nemen met betrekking tot de gebeurlijke verkoop op de beurs van hun resterend Telenet-belang. Hieruit blijkt dat de gemeenten de voormelde mening delen en zij hebben dan ook hun financieringsintercommunales opgedragen hun belang in Telenet onder de meest optimale omstandigheden te verzilveren.
In 2007 nam het financieel belang van de Vlaamse gemengde sector in Telenet verder af. Liberty lichtte, na de uitoefening van een eerste reeks call opties in november 2006, midden 2007 de laatste reeks opties die het had op de Telenet-aandelen aangehouden door de Vlaamse aandeelhouders. Ingevolge deze optielichting die gebeurde aan een aankoopprijs van EUR 466,7 miljoen of EUR 25 per aandeel, kon Liberty Global zijn controleparticipatie optrekken van 31,3% tot 49,7 % op 20 juni 2007, een belang dat door Liberty via aankopen op de beurs ondertussen op 52,09 % werd gebracht. De Vlaamse gemengde sector zag door deze operatie zijn belang in Telenet verminderen van 9,3% naar 0,8%; een aandelenverkoop die EUR 214,4 miljoen opleverde en waarvan EUR 161,2 miljoen aan de gemeenten toekwam.
80
81
J a a r r e ke n i n g
82
Balans op 31 decembre 2007 Passiva
Activa
2007
2007 VASTE ACTIVA
1.327.236,05
Terreinen & gebouwen Terreinen Gebouwen
931.842,29 60.996,09 870.846,20
Inrichting & uitrust. kantoren
273.680,05
EIGEN VERMOGEN
1.439.628,81
Kapitaal
209.157,41
Bestemde Reserves Fonds voor Sociaal Passief
1.275.000,00 1.275.000,00
Meubilair & -materieel
10.328,49
Overgedragen resultaat
Activa in aanbouw
88.246,19
VOORZIENINGEN
0,00
Financiële vaste activa Borgtochten in contanten Aandelen & deelbewijzen
23.139,03 22.912,50 226,53
Overige risiko’s & lasten
0,00
VLOTTENDE ACTIVA
2.438.612,72
Handelsvorderingen en overige Debiteuren Overige vorderingen Beleggingen & liq. middelen Overlopende rekeningen
632.744,25 606.269,25 26.475,00 1.790.953,01 14.915,46
-44.528,60
SCHULDEN
2.326.219,96
Schulden op meer dan 1 jaar
199.310,50
Schulden op > 1 J. die vervallen binnen het jaar
53.857,87
Handelsschulden Crediteuren Te ontvangen facturen
641.985,36 111.947,51 530.037,85
Schulden m.b.t. bezoldigingen & soc. lasten
215.926,77
Overige schulden 3.765.848,77
1.105.838,94
Overlopende rekeningen
109.300,52
3.765.848,77
84
85
Resultatenrekening 2007 2007
2007
OPBRENGSTEN
KOSTEN
Courante ontvangsten Bijdragen intercommunales voor het budget Intermixt-FIC’s
3.715.323,04
Voorzieningen voor risico’s & kosten
3.715.323,04
Andere bedrijfskosten
25.366,41
Financiële resultaten Financiële kosten
13.054,02 13.054,02
Uitzonderlijke resultaten Uitzonderlijke kosten
31.099,22 31.099,22
Andere bedrijfsresultaten Andere bedrijfsopbrengsten
91.695,12 91.695,12
Financiële resultaten Financiële opbrengsten
38.164,24 38.164,24 0,00 0,00
Uitzonderlijke resultaten Uitzonderlijke opbrengsten
3.895.895,86
TOTAAL KOSTEN
50.713,46
Verlies van het boekjaar
3.895.895,86
TOTAAL OPBRENGSTEN
86
0,00
87
Begroting 2008 BEGROTING 2007
BEGROTING 2007
BEGROTING 2008
UITGAVEN
BEGROTING 2008
INKOMSTEN
Werkingskosten
733.050,00
702.300,00
Publicatiekosten
36.000,00
29.000,00
Beheerskosten
510.000,00
587.000,00
2.201.764,25
2.294.452,46
203.400,00
222.400,00
Andere bedrijfskosten
24.000,00
24.600,00
Financiële kosten
13.500,00
13.500,00
3.721.714,25
3.873.252,46
Personeelskosten Afschrijvingen investeringen
UITGAVEN
88
3.388.583,29
3.505.673,76
90.052,26
90.000,00
Gerecupereerde kosten
202.578,70
242.578,70
Financiële opbrengsten
40.500,00
35.000,00
3.721.714,25
3.873.252,46
Bijdragen intercommunales Abonnementen op publicaties
INKOMSTEN
89
VERSLAG VAN HET COLLEGE VAN COMMISSARISSEN Mevrouwen, mijne Heren, Overeenkomstig de wettelijke en statutaire bepalingen, heeft het College van Commissarissen de eer verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn controleopdracht gedurende het boekjaar 2007 (periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2007). Het College heeft kunnen vaststellen dat de uitgaven en inkomsten van de boekhouding volledig in overeenstemming zijn met de documenten die werden voorgelegd. Bij de opstelling van de jaarrekening zijn de principes van consistentie en voorzichtigheid gerespecteerd. Het College van Commissarissen verklaart derhalve dat de jaarrekening die een balanstotaal heeft van 3.765.848,77 EUR en een over te dragen negatief resultaat vertoont van 50.713,46 EUR, getrouw de financiële toestand en de resultaten van de instelling weergeeft. Bijgevolg stelt het College aan de Algemene Vergadering voor de balans en de resultatenrekening per 31 december 2007 goed te keuren.
14 mei 2008 HET COLLEGE VAN COMMISSARISSEN
INSTELLING VAN OPENBAAR NUT
Verantwoordelijke uitgever : Martin Verschelde • Ravensteingalerij 4 bus 2 • 1000 Brussel • Tel. : 02.513.55.66 • Fax : 02.513.07.46