intermixt
+
+ +
+ +
+
jaarverslag i 2011
+
20
[JAARVERSLAG] +
11
intermixt stichTing van openbaar nut
1
intermixt
jaarverslag i 2011
Inhoudstafel
Boodschap van de voorzitter Presentatie van de organen Internationale context
2 6 12
Evoluties in de energiesector
18
Marktwerking
28
Energieprijzen
38
Participaties in transportnetbeheer
48
Financiering
54
Jaarrekening 2011
60
• CEDEC • CEEP • CIRIEC
• Het elektriciteitstransport • Het aardgastransport • Het distributienetbeheer in Vlaanderen • Het distributienetbeheer in Wallonië • Het distributienetbeheer in Brussel • Staten-Generaal van de Energie • Oprichting van Atrias • Slimme meters en slimme netten • Elektrische voertuigen • Tarieven voor de distributienetbeheerders • Tarieven voor de transportnetbeheerders • Groenestroomcertificaten in Vlaanderen • Groenestroomcertificaten in Wallonië • Publi-T • Publigas
• Activiteiten van de Vlaamse financiële cel • Activiteiten van het Waalse overlegplatform
13 14 16 19 21 23 25 26 29 32 34 36 39 42 44 46 49 52 55 58
1
intermixt
Boodschap van de voorzitter
jaarverslag i 2011
[Boodschap]
De blokkering van de energieprijzen en defederalisering van de distributienettarieven als katalysatoren voor de verdere herstructurering van de distributienetsector.
Eind 2011 werd door de federale regering aan de CREG een rapport gevraagd over de evolutie van de elektriciteits- en gasprijzen in België. Opzet van deze bevraging was om in het kader van de inflatiebestrijding eventueel over te gaan tot het opleggen van maximumprijzen. Uit de studie van de CREG, die begin 2012 druk in de pers becommentarieerd werd, bleek dat de elektriciteitsen gasprijzen die de huisgezinnen in België betalen een stuk hoger zijn dan in de ons omringende landen. Enkel Duitsland scoort op dit vlak slechter. Hierbij zouden de hoge Belgische elektriciteitsprijzen, volgens de CREG, verklaard worden door de drie factoren: de energieprijs, de distributienettarieven en de vele toeslagen en heffingen.
Het derde verklarende element voor de hogere Belgische elektriciteitsprijzen zijn de federale heffingen die over de periode 2009-2011 eveneens verdubbelden. Hierbij valt op dat de kost voor de levering aan klanten met het specifiek sociaal tarief explosief toeneemt. Het huidige systeem zou aldus de CREG meerdere perverse effecten hebben en zou te genereus zijn in vergelijking met in het buitenland toegepaste regelingen.
Daarnaast zouden de distributienettarieven die 35 à 45 % van de residentiële elektriciteitsfactuur uitmaken, in België gevoelig hoger zijn dan in Nederland, Frankrijk en GrootBrittannië, doch wel lager dan in Duitsland.
Hoewel bedenkingen bij de voormelde vaststellingen kunnen gemaakt worden en dit vooral met betrekking tot het niveau van de Belgische distributienettarieven blijkt er hoe dan ook uit dat onze sector niet verant woordelijk kan gehouden worden voor de recente stijgingen van de elektriciteitsprijzen. Bovendien daalden de kosten waarvoor de distributienetbeheerders reëel verantwoordelijk zijn sedert de liberalisering bij alle netbeheerders.
De voornaamste verklarende factor is -vooral voor wat Vlaanderen betreft- het bestaande ondersteunings mechanisme voor de groenestroomcertificaten voor de zonnepanelen. Aldus verdubbelden in Vlaanderen de kosten voor de openbare dienstverplichtingen, waarvan de voormelde certificaten deel uitmaken, in de periode
De stijging van de kost van de openbare dienst verplichtingen, de toename van de federale heffingen en de impact ervan op de elektriciteitsprijzen zijn immers het gevolg van politieke keuzes die inzake de ondersteuning van de hernieuwbare energie en de bescherming van de sociaal zwakkeren genomen werden.
Zo zou de prijs die een doorsnee residentiële verbruiker betaalt voor de component energie op jaarbasis 35 EUR hoger zijn dan in Nederland en Duitsland.
2
2009-2011 en bedroegen ze in 2011 een kwart van het totaal budget van een gemiddelde Vlaamse distribu tienetbeheerder. In de Brusselse en Waalse distributie netbeheerders vertegenwoordigden deze dienstverplich tingen daarentegen slechts een 8 % van de totale budgetkosten.
3
jaarverslag i 2011
intermixt
Wij zijn van mening dat het een begoocheling is te denken dat bij ongewijzigd beleid inzake subsidiëring van de fotovoltaïsche installaties, de gratis kWh en openbare dienstopdrachten de verdere stijging van de distributienettarieven zullen kunnen omgebogen worden. Deze conclusie wordt versterkt wanneer men zich rekenschap geeft van de belangrijke netkosten die voortvloeien uit de aansluiting op de distributienetten van de exponentieel groeiende decentrale productie. Vanuit het gegeven dat de billijke vergoeding en de beheerskosten samen gemiddeld niet voor de helft van de distributienettarieven staan en er door de regulering reeds meer dan negen jaar op ingewerkt is, lijkt het weinig realistisch om aan te nemen dat men met het drukken van de voormelde distributiekosten de meerkost van de groei van de hernieuwbare energie zal kunnen compenseren. Voor onze sector mag derhalve de blokkering van de distributienettarieven zeker niet aanzien worden als een periode die kan benut worden om tot een daling van de distributienettarieven te komen. Vanuit de distributienetbedrijven wordt het tijdelijk aanhouden na 2012 van de distributienettarieven geldig voor de periode 2009-2012 aanzien als een passend antwoord op de overgangsperiode waarmee wij inzake de tariefregulering geconfronteerd worden. In de staatshervormingsvoorstellen die thans voorliggen is immers voorzien dat de gewestelijke regulatoren in de erg nabije toekomst voor de distributienettarieven bevoegd zouden worden in plaats van de CREG. Om voor de
4
tariefregulering tot een naadloze bevoegdheidsoverdracht te komen, lijkt het ons immers niet opportuun dat onze sector nog voor één à twee jaar de nieuwe reguleringprincipes van de CREG zou toepassen om vervolgens rekening te moeten houden met de nieuwe tariefinzichten van de gewestelijke regulatoren. Bij de distributienetsector wordt evenwel geanticipeerd op de nakende overdracht van de bevoegdheid inzake de regulering van de distributienettarieven aan de gewesten. De huidige overgangsperiode belet niet dat zowel in Vlaanderen als in Wallonië reeds onomkeerbare stappen gezet worden om op termijn een gepast antwoord te kunnen geven aan de vraag naar een regionaal eenheidstarief. Hierbij verwacht men dat dit eenheidstarief niet louter het gewogen gemiddelde van de bestaande nettarieven mag zijn, doch de huidige opwaartse tendens van de nettarieven zou moeten ombuigen. Om dit te realiseren wensen de nutsbedrijven uit de energiedistributie zowel binnen als over de gewestgrenzen heen bijkomende structurele synergieën te ontwikkelen om hun efficiëntie te verhogen. De reeds tussen de exploitatiemaatschappijen van de gemengde sector bestaande samenwerking werd in dit kader onder meer met de oprichting van Atrias in 2011 geïntensifieerd en dit omdat dit voor de uitbouw van het distributienetwerk van de 21e eeuw de meest kostenefficiënte aanpak is.
Het gestegen belang van de decentrale productie waarvan het gros op de distributienetten wordt aangesloten, vergt zowel een efficiënter gebruik van de bestaande netten, als een energienetwerk dat intelligenter wordt. De distributienetbeheerders moeten immers over betrouwbare meetgegevens over afname, netbelasting en injectie op het net beschikken om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen die gepaard gaan met de grootschalige uitrol van de fotovoltaïsche productie, windmolens en WKK-installaties. Ook zal het net bidirectioneel moeten gemaakt worden, flexibel aanstuurbaar en aangepast aan de diverse vormen van decentrale productie. Dit zal de distributienetsector ingrijpend wijzigen. Hiertoe moet door de netsector een belangrijk transformatieproces opgezet worden. De uitdaging is dat dit in een periode van crisis moet gebeuren, hetgeen ons zal toelaten de ideeën scherper te stellen om nog beter de toekomst van de sector en van de gemeentelijke belangen erin te vrijwaren. Intermixt zal, als overlegplatform van de distributiesector, in 2012 rekening moeten houden met het gegeven dat de distributienetbeheerders met door hen gecontroleerde exploitatiemaatschappijen werken, waardoor de kennisinbreng door deze laatste gebeurt. Dit houdt in dat Intermixt zich federaal zal dienen te concentreren op de opdracht om het ontmoetingsplatform te zijn voor de gemeentelijke beleidsverantwoordelijken van de exploitatiemaatschappijen EANDIS, ORES en
BNO en hun distributienetbeheerders, evenals van de financieringsverenigingen die verantwoordelijk zijn via respectievelijk Publigas en Publi-T voor de verankering van de transportnetbeheerders Publigas en Publi-T. De structuren van Intermixt zullen daarom in het bijzonder op federaal niveau ingrijpend vereenvoudigd worden, waarbij niet aan de essentie van de overlegrol van Intermixt zal geraakt worden doch wel een relatief belangrijke kostenreductie zal inhouden. Op de algemene vergadering van Intermixt die op 14 juni 2012 in Verviers zal gehouden worden, zal dieper ingegaan worden op de wijze waarop Intermixt uiteindelijk bij de volgende gemeentelijke legislatuur de gemeentelijke belangenbehartiging in distributie- en transportnetsector verder zal verzekeren.
5
intermixt
Presentatie van de organen
jaarverslag i 2011
[Presentatie]
Om zijn opdracht te vervullen heeft Intermixt zich voorzien van een aangepaste structuur zodat de deelneming en de onafhankelijkheid van de gemeentemandatarissen in de gemengde distributienetbeheerders gewaarborgd zijn.
Op federaal niveau beschikt Intermixt over de volgende organen (samenstelling op 31 december 2011): Erelidmaatschap Adhemar d’ALCANTARA, Georges DELEENHEER, Albert DEMUYTER († 07/09/2011), Georges DESIR, Wim GELDOLF, François GUILLAUME, Etienne HURTECANT, Bruno PEETERS, Robert URBAIN, Alfred VANSINA, Paul VAN DE CASTEELE en Christian VIAENE. 1. De algemene vergadering: is samengesteld uit alle vertegenwoordigers van de openbare sector van de gemengde distributienetbeheerders, vergadert ieder jaar en neemt kennis van het activiteitenverslag alsook van de rekeningen en de begroting. De voorzitter deelt er traditioneel ook de hoofdlijnen van het beleid voor het lopende jaar mee. 2. Het auditcomité: benoemd door de algemene vergadering, controleert de boeken en de rekeningen en keurt ze goed. Voorzitter: Joseph MARAITE Leden: Luc DEHAENE, Ludo MONSET, Tanja SMIT en Marc VAN KEERSBULCK 3. De raad van voorzitters: komt tweemaandelijks bijeen, bestuurt en beheert Intermixt. Hij is samengesteld uit de voorzitters van de aangesloten gemengde distributienetbeheerders en de voorzitters van de financieringsverenigingen.
6
Voorzitter: Jos ANSOMS 1e Ondervoorzitter: Claude DESAMA 2e Ondervoorzitster: Monique CASSART Leden: Albert ABSILLIS, Denis BARTH, Robert BLOMMAERT, August BOFFENRARTH, Robert BOTTERMAN, Bart BRUGHMANS, Claude BULTOT, Pieter BUYSE, Robert CAPPE, Jean-Louis CLOSE, Franky CORNELIS, Joseph CORTEN, Jean COSYNS, Gérard COURONNE, Christian DE BAST, Didier d’OULTREMONT, Jo DE CUYPER, Marc DE LAET, Willy DE RUDDER, Jacques DE RUYCK, Willy DE VLIEGHER, Arne DEBLAUWE, Jean DEBRAEL, Luc DEHAENE, Jean-Pol DEMACQ, Jean-Paul DEPLUS, Dirk DERAEVE, Christian DEREPPE, Emile DESIRON, Fabienne DEVILERS, Didier DONFUT, Michel FRANCEUS, Anneke GOBEYN, Jean GODIN, Nicole GOISSE, Johnny GOOS, Serge GRYSOLLE, Jos HELLEMANS, Mouloud HEMDANE, Philip HEYLEN, Jacques HUVENEERS, Luc JANSSENS, Johan KEMPS, Roger KIRSCH, Jaak LEFEVRE, Guy LELEU, Alain LELUBRE, Jef MARIEN, Bruno MATTHYS, Georges MEDINGER, Patrick MENSALT, Patrick MOENAERT, Ludo MONSET, Piere MUYLLE, Guy PETIT, Philip PIERINS, Cathy PLASMAN, Patrick POPPE, Jan PSZENICZKO, Alain RONGVAUX, Peter ROOSE, Vincent SCOURNEAU, Marc SEYNAEVE, Marc SIEUX, Tanja SMIT, Sami SOUGUIR, Eric SPITAELS, Danièle STAQUET, Pierre STASSART, Heribert STOFFELS, Annelies STORMS, Bruno TELLIER, Filip THIENPONT, Johan TIMMERMANS, Werner TIMMERMANS, Louis TOBBACK, Eric TOMAS,
7
jaarverslag i 2011
intermixt
Khalid TORY, Tamara TROUCHEAU, André TZANETATOS, Sener UGURLU, Michel VALKENIERS, Wendy VAN CALSTER, Ann VAN DE STEEN, Mil VAN DER AUWERA, Freddy VAN EECKHOUT, Gilbert VAN HOECKE, Marcel VAN LANGENHOVE, Gerald VAN ROEY, Dominique VAN ROY, Daniel VANDERLICK, Jean-Pierre VAN DE WAUWER, Dirk VANSINA, Pierre VECHE, Carl VEREECKE, Vital VERMIJLEN, Geert VERSNICK, Tom VERVOORT, Eric VOS, Philippe WILLEQUET en Luc WUYTS Nationale raadgever: Luc HUJOEL Experts: Jean-Jacques CAYEMAN en Luc DE BRUYCKER Waarnemer: Jacques HUGE 4. Het federaal bureau: voorgezeten door de federale voorzitter van Intermixt, de leden worden benoemd door de raad van voorzitters, vergadert twee keer per maand en is belast met het dagelijkse beheer en de vertegenwoordiging van Intermixt. Voorzitter: Jos ANSOMS 1e Ondervoorzitter: Claude DESAMA 2e Ondervoorzitster: Monique CASSART Leden: Claude BULTOT, Pieter BUYSE, Luc DEHAENE, Didier DONFUT, Serge GRYSOLLE, Roger KIRSCH, Pierre MUYLLE, Cathy PLASMAN, Louis TOBBACK, Eric TOMAS, Dominique VAN ROY, Dirk VANSINA en Geert VERSNICK
8
Nationale raadgever: Luc HUJOEL Experts: Jean-Jacques CAYEMAN en Luc DE BRUYCKER Waarnemer: Jacques HUGE 5. Het strategisch comité: is het overlegplatform voor de gemeentebestuurders in de bedrijven waarin de gemengde sector belangen heeft. Het heeft tot doel niet-dwingende en vrije onderhandelingen te organiseren voor alles wat de sectoren die tot de bevoegdheid van Intermixt behoren aanbelangt of zou kunnen aanbelangen. Het comité is samengesteld uit effectieve leden, in casu de leden van het federaal bureau van Intermixt, en uit gecoöpteerde leden. Voorzitter: Jos ANSOMS 6. Het federaal secretariaat: wordt geleid door de secretaris-generaal, staat in voor het dagelijks beheer, voert onderzoeken en studies uit, en licht tegelijk de gemeentemandatarissen in over alle actuele vraagstukken. Secretaris-generaal: Martin VERSCHELDE Adjunct-secretaris-generaal: Francis GENNAUX Adjunct-secretaris-generaal: Alain PETIT Hoofdadviseur: Philippe ROSSIE Adviseur: Nathalie JANSSENS 7. Het federaal college van experts: wordt voorgezeten door de nationale raadgever van Intermixt, Luc HUJOEL.
Het groepeert alle experts van de gemengde distributienetbeheerders evenals een afvaardiging van de directies van de operatoren van de gemengde distributienetbeheerders. Deze deskundigen hebben een fundamentele rol: zij formuleren technische adviezen over de op alle niveaus van Intermixt onderzochte problemen. Leden: Jan CALLENS (Gaselwest en Figga), Jean-Jacques CAYEMAN (I.E.H.), Raphaël DURANT (Igretec), Daniel GOUVERNEUR (Igretec), Anna-Marie GUADAGNANO (I.E.H.), Gustaaf LAUWAERT (Imewo), Jean-Paul LEDOUX (Interlux), Willy LEGROS (Intermosane), Ludy MODDERIE (Imewo), André VANDE VELDE (Imewo), Martin VERSCHELDE (Iverlek en Finilek), Christian VIAENE (Sibelgas, Sibelga en Intergem), Luc DE BRUYCKER (Eandis), Frank DEMEYER (Eandis), Jan HERMANS (Eandis), David TERMONT (Eandis) en Walter VAN DEN BOSSCHE (Eandis) De voorzitter, de ondervoorzitter, de secretarisgeneraal en de nationale raadgever vertegenwoordigen Intermixt overal waar de problemen worden besproken en de beslissingen worden uitgewerkt die de gemengde distributienetbeheerders betreffen en leggen die voor aan het bureau en aan de raad van voorzitters.
In het kader van Intermixt wonen de secretaris-generaal en de nationale raadgever alle vergaderingen bij, zowel op federaal als op gewestelijk niveau, en verzekeren de samenhang tussen beide. 8. Intermixt beschikt ook over gewestelijke organen, met name een gewestelijke raad voor ieder van de drie gewesten. De respectievelijke raad kan op zijn beurt een gewestelijk bureau benoemen. Iedere gewestelijke raad groepeert de voorzitters van de gemengde distributienetbeheerders van het betrokken gewest. De raden behandelen op volstrekt autonome wijze geregionaliseerde materies en zorgen voor de follow-up van de toepassing van de federale maatregelen in hun gewest. Vlaamse gewestelijke raad van Intermixt (VGRI) en Vlaams gewestelijk bureau van Intermixt (VGBI): Voorzitter: Dirk VANSINA 1e Ondervoorzitster: Cathy PLASMAN 2e Ondervoorzitter: Geert VERSNICK Secretaris: Martin VERSCHELDE Expert: Luc DE BRUYCKER Leden Vlaamse gewestelijke raad van Intermixt: Albert ABSILLIS, Jos ANSOMS, Robert BLOMMAERT, Bart BRUGHMANS, Pieter BUYSE, Franky CORNELIS, Jo DE CUYPER, Willy DE RUDDER, Jacques DE RUYCK, Willy DE VLIEGHER, Arne DEBLAUWE, Jean DEBRAEL, Luc DEHAENE, Dirk DERAEVE, Emile DESIRON,
9
jaarverslag i 2011
intermixt
Anneke GOBEYN, Johnny GOOS, Serge GRYSOLLE, Jos HELLEMANS, Mouloud HEMDANE, Philip HEYLEN, Luc JANSSENS, Johan KEMPS, Jaak LEFEVRE, Guy LELEU, Jef MARIEN, Bruno MATTHYS, Patrick MENSALT, Patrick MOENAERT, Ludo MONSET, Philip PIERINS, Patrick POPPE, Jan PSZENICZKO, Peter ROOSE, Marc SEYNAEVE, Tanja SMIT, Sami SOUGUIR, Eric SPITAELS, Annelies STORMS, Filip THIENPONT, Johan TIMMERMANS, Werner TIMMERMANS, Louis TOBBACK, Tamara TROUCHEAU, Sener UGURLU, Michel VALKENIERS, Wendy VAN CALSTER, Ann VAN DE STEEN, Mil VAN DER AUWERA, Freddy VAN EECKHOUT, Gilbert VAN HOECKE, Marcel VAN LANGHENHOVE, Gerald VAN ROEY, Carl VEREECKE, Vital VERMIJLEN, Tom VERVOORT, Eric VOS, Philippe WILLEQUET en Luc WUYTS Ook de voorzitters van de Vlaamse financierings verenigingen zijn uitgenodigd op de gewestelijke raad. Leden Vlaams gewestelijk bureau van Intermixt: Jos ANSOMS, Pieter BUYSE, Arne DEBLAUWE, Luc DEHAENE, Serge GRYSOLLE, Luc JANSSENS, Johan KEMPS, Guy LELEU, Jef MARIEN, Patrick MOENAERT, Jan PSZENICZKO, Louis TOBBACK en Sener UGURLU
10
Waalse gewestelijke raad (CRWI) en Waals gewestelijk bureau van Intermixt (BRWI): Voorzitter: Claude DESAMA 1e Ondervoorzitter: Dominique VAN ROY 2e Ondervoorzitter: Roger KIRSCH Secretaris: Francis GENNAUX Expert: Jean-Jacques CAYEMAN Waarnemer: Jacques HUGE Leden Waalse gewestelijke raad: Denis BARTH, Robert BOTTERMAN, Claude BULTOT, Robert CAPPE, Jean COSYNS, Gérard COURONNE, Christian DE BAST, Jean-Pol DEMACQ, Jean-Paul DEPLUS, Fabienne DEVILERS, Didier DONFUT, Didier d’OULTREMONT, Jean GODIN, Nicole GOISSE, Guy PETIT, Alain RONGVAUX, Marc SIEUX, Danièle STAQUET, Pierre STASSART, Heribert STOFFELS, Bruno TELLIER, Khalid TORY, André TZANETATOS, Daniel VANDERLICK en Jean-Pierre VANDEWAUWER Ook de voorzitters van de Waalse financierings intercommunales nemen deel aan de werking van de gewestelijke raad. Leden Waals gewestelijk bureau van Intermixt: Denis BARTH, Robert BOTTERMAN, Claude BULTOT, Gérard COURONNE, Didier DONFUT, Marc SIEUX en Danièle STAQUET
Brusselse gewestelijke raad van Intermixt (BGRI): Voorzitter: Eric TOMAS Secretaris: Nathalie JANSSENS Experts : Luc HUJOEL en Christian VIAENE Leden: Monique CASSART, Joseph CORTEN, Christian DEREPPE en Pierre MUYLLE. De gewesten beschikken bovendien over een college van experts dat op gewestelijk niveau een gelijksoortige taak heeft als het federaal college van experts. 9. V ertegenwoordiging van Intermixt bij andere organismen Organismen waarvan het secretariaat door Intermixt wordt verzorgd: Publigas Publi-T Andere organen waarin Intermixt vertegenwoordigd is: CEDEC CEEP CIRIEC CREG ECEM Laborelec Synergrid
11
intermixt
CEDEC
jaarverslag i 2011
[Internationale context]
De Europese organisatie CEDEC, waarvan Intermixt stichtend lid is, heeft als hoofddoel de belangen van de gemeentelijke bedrijven in de energiesector te verdedigen. Dankzij het lidmaatschap van CEDEC is het klaar en duidelijk dat het energiebeleid steeds meer een Europese dimensie aanneemt. De activiteiten van de organisatie nemen dan ook elk jaar toe. Dat was in 2011 niet anders.
Eind 2011 waren maar liefst 1.500 lokale bedrijven lid van CEDEC met een gezamenlijke omzet van meer dan 100 miljard EUR, 250.000 werknemers en 60 miljoen afnemers. De leden bevinden zich in België, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Italië en Nederland. Op 12 en 13 april 2011 organiseerde CEDEC voor de tweede maal een internationaal congres. Dat tweedaags congres kon op heel wat belangstelling rekenen van vertegenwoordigers van de Europese Commissie, leden van het Europees Parlement, afgevaardigden van de regulatoren en uiteraard bestuurders van lokale energiebedrijven. Het congres vond plaats onder de noemer “Vooruitzichten voor actie door de lokale en regionale bedrijven als onderdeel van de Europese energiestrategie”. De debatten gingen onder meer over het noodzakelijk evenwicht tussen milieudoelstellingen, consumentenbeleid en regulering waarbij aandacht ging naar de rol van de regulatoren en het nieuwe Europese agentschap voor regulatoren ACER.
12
CEDEC publiceerde vorig jaar ook verschillende standpunten en nam deel aan diverse internationale fora om de belangen van de lokale energiebedrijven van zijn leden te verdedigen. De organisatie nam ook steevast deel aan consultatierondes die werden georganiseerd door de verschillende Europese instanties. In 2011 ging veel aandacht naar het ontwerp van richtlijn over energie-efficiëntie dat de Europese Commissie voorstelde. CEDEC had de mogelijkheid heel wat opmerkingen te formuleren en amendementen voor te stellen. Er werd opgemerkt dat dergelijke richtlijn zoveel mogelijk rekening moet houden met bestaande initiatieven in de lidstaten. Ook werd erop gewezen dat het belangrijk is bij het verhogen van energie-efficiëntie de hele waardeketen te beschouwen van productie over distributie tot levering. Voor de gereguleerde bedrijven is het bovendien cruciaal dat de kosten die worden gemaakt om de energie-efficiëntie te verbeteren op een consequente manier in de gereguleerde tarieven worden opgenomen.
Bij de bespreking van het nieuwe infrastructuurplan van de Europese Commissie werd onder andere de vraag gesteld naar optimale financiering en het verzekeren van investeringsmogelijkheden voor lokale energiebedrijven. Tevens was er in de debatten aandacht voor het Europees plan voor een hogere energie-efficiëntie.
CEDEC wees er tevens op dat de lokale energiebedrijven op geen enkele wijze in de richtlijn aan de kant mogen worden gezet, bijvoorbeeld wanneer het gaat over het leveren van energiediensten.
De tweede dag stond nadrukkelijk in het teken van innovatie bij de netbedrijven, waaronder de noodzaak voor de ontwikkeling van zogenaamde slimme netten om het hoofd te bieden aan de opmars van decentrale productie van elektriciteit. Daarnaast vond een uitvoerig panelgesprek plaats over elektrische voertuigen en de rol die de distributienetbeheerders bij deze marktontwikkelingen kunnen spelen.
Ten slotte stelde CEDEC heel wat vragen bij de onderdelen van het ontwerp van richtlijn die handelen over de implementatie van slimme meters. Zo werd geen melding gemaakt van een kosten-batenanalyse voor de uitrol van slimme meters. Nochtans was dit uitdrukkelijk voorzien in het derde energiepakket dat een jaar eerder het daglicht zag. De organisatie maakte zich ook zorgen over de verregaande functionaliteiten die de slimme meters zouden moeten bevatten, wat zou leiden tot uiterst dure meters met complexe processen.
13
intermixt
jaarverslag i 2011
CEEP Als Europees centrum voor ondernemingen met publieke aandeelhouders die instaan voor diensten van algemeen economisch belang besteedde CEEP vorig jaar aandacht aan de rol van de lokale bedrijven in de Europese economie. De energiewerkgroep van CEEP boog zich onder meer over de strategische infrastructuurplanning die de Europese Commissie op touw zet.
aanbestedingen waardoor de administratieve last voor de lokale spelers beheersbaar zou blijven. De energiewerkgroep van CEEP besteedde vorig jaar onder meer aandacht aan de nieuwe plannen van de Europese Commissie met het oog op een strategische infrastructuurplanning voor de sector. In een mededeling wees de energiewerkgroep op de belangrijke rol van de transportnetten voor aardgas en elektriciteit die een steeds internationaler karakter krijgen. Er werd gevraagd niet enkel oog te hebben voor de aanleg van nieuwe netten, maar ook voor de versterking van bestaande netten en installaties.
Intermixt is sinds 2005 lid van CEEP. Een van de priori teiten van CEEP is de erkenning van het specifieke karakter van diensten van algemeen economisch belang, zowel naar de Europese concurrentieregels toe als met oog op de economische, sociale en territoriale cohesie binnen de Europese Unie. Daartoe onderhoudt de organisatie contacten met verschillende instanties, waaronder de Europese Commissie, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Via CEEP neemt Intermixt deel aan de Europese debatten die een impact kunnen hebben op de toekomstige ont wikkeling van de positie van de lokale overheden in de
14
energiesector. Dat gebeurt zowel via specifieke werk groepen, plenaire zittingen als conferenties. Naast het verzorgen van verschillende internationale evenementen, publiceert het centrum regelmatig nieuwsbrieven en opinies. CEEP hield in november 2011 zijn veertiende internationale conferentie van lokale publieke bedrijven. Tijdens dit congres werd onder meer gepleit voor een passend en stabiel juridisch kader wat de lokale bedrijven moet toelaten hun troeven uit te spelen en de Europese economie te ondersteunen. Concreet was er onder meer het pleidooi voor een verduidelijking en tezelfdertijd vereenvoudiging van de regelgeving voor openbare
De energiewerkgroep besteedde tevens aandacht aan het Europees plan voor energie-efficiëntie. Dit plan heeft tot doel de vraag naar energie te verminderen om zo tezelfdertijd de klimaatopwarming tegen te gaan en de Europese bevoorradingszekerheid te verbeteren. De energiewerkgroep wees op de rol van lokale bedrijven, bijvoorbeeld bij het opzetten van projecten voor het isoleren van woningen. Wel werd gepleit voor voldoende aandacht voor de kostenefficiëntie van maatregelen. Ten slotte werd de noodzaak aangestipt van een evenwichtige aanpak die zich zowel richt op de vraag naar energie als op het aanbod van energie en dat alles met respect voor de nationale keuzes die de lidstaten maken.
Ook werd dieper ingegaan op de problematiek van de vergunningen waarmee de energiebedrijven over heel Europa worden geconfronteerd. Maatregelen om de aanvaarding van de bevolking van belangrijke infrastructuurwerken te bevorderen zijn zeker noodzakelijk. Door het uitblijven van vergunningen en de veelheid aan juridische procedures worden veel bedrijven met significante vertragingen van hun investeringsprojecten geconfronteerd, ook al zijn deze projecten cruciaal voor een duurzaam en betrouwbaar Europees energiebeleid. Ten slotte wees de energiewerkgroep op het belang van regionale samenwerking die rekening houdt met de specifieke kenmerken van elke betrokken lidstaat. In die context kan een rol zijn weggelegd voor het Europees cohesiefonds dat via cofinanciering ondersteuning kan bieden om ontbrekende infrastructuur in bepaalde regio’s aan te pakken.
15
intermixt
jaarverslag i 2011
CIRIEC CIRIEC (Centre International de Recherches et d’Information sur l’Economie Publique, Sociale et Coopérative), waarvan Intermixt nu al vele jaren lid is, heeft tot doel het verzamelen van gegevens, het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek en het publiceren van studies die betrekking hebben op diensten van algemeen economisch belang.
Uit deze organisatorische wijziging vloeit ook de aanpassing van de ondernemingen voort aan een nieuwe concurrentiële context. Deze situatie heeft geleid tot verschillende organisatorische keuzes in Europa. De auteurs analyseerden deze diversiteit met behulp van een modulaire benadering die de hervormingen van de distributie en de verkoop van elektriciteit opdeelt in logische ‘blokken’. Ze onderzochten vervolgens hoe de Europese landen in deze nieuwe context het hoofd kunnen bieden aan twee beleidsvormen van regulatie voor de bescherming van de consument: de regulatie van de kwaliteit van de distributie en de energievoorzieningspolitiek voor de kwetsbare verbruikers die een centrale plaats inneemt in de openbare dienstverplichtingen van de elektriciteitssector.
Bij deze doelstellingen kunnen we de acties vermelden die de overheid onderneemt in de economische domeinen (economisch beleid, regulering…), de overheidsdiensten, de gemengde bedrijven en de overheidsbedrijven. Dat zowel op internationaal, regionaal als lokaal niveau.
In dit kader heeft CIRIEC meegewerkt aan een modulaire studie over de toekomst van de openbare diensten ingevolge de hervormingen van de productie en distributie van elektriciteit, gepubliceerd in het tijdschrift “De kronieken van de openbare, sociale en coöperatieve economie”.
CIRIEC wil informatie over deze verschillende domeinen ter beschikking stellen van de deskundigen en de wetenschappers, hen mogelijkheden voor uitwisseling van ervaringen aanbieden en internationale actie en beraadslaging bevorderen. Het ontwikkelt activiteiten die zowel de beleidsvoerders als de wetenschappelijke vorsers aanbelangen.
Deze studie analyseerde de organisatorische wijzigingen in de distributie en de handel van elektriciteit en de impact hiervan op de openbare dienst. De organisatorische wijzigingen zijn een gevolg van de Europese richtlijnen en in het bijzonder de elektriciteitsrichtlijn 2003/54/EC. Deze heeft voor deze activiteiten belangrijke wijzigingen opgelegd door te voorzien in een juridische ontvlechting van de distributienetten van elektriciteit vanaf 1 juli 2007.
16
Van 12 tot 15 september 2012 zal CIRIEC een internationaal congres organiseren te Wenen. Het thema zal zijn “De openbare, sociale en coöperatieve economie in dienst van het algemeen belang”. De vertegenwoordigers van Intermixt in CIRIEC zullen deelnemen aan de voorbereiding van dit congres.
Van 6 tot 8 april 2011 organiseerden CIRIEC-Spanje en CIRIEC-International in Valladolid de derde Internationale Conferentie over het onderzoek in de sociale economie met als thema: “De sociale economie, pijler van een nieuw model van duurzame economische ontwikkeling”. De conferentie had vier grote thematische assen: - De sociale economie, een krachtige sociaaleconomische speler in het noorden en in het zuiden, - De sociale economie als drager van sociale en economische verandering, - De bondgenoten van de sociale economie in een nieuw model van duurzame sociaal-economische ontwikkeling, - De rol van de overheden en de internationale instellingen ten aanzien van de sociale economie.
17
intermixt
Het elektriciteitstransport
jaarverslag i 2011
[Evoluties]
Na de ingrijpende veranderingen die in 2010 bij Elia plaatsvonden, kon 2011 als een relatief rustig jaar worden aanzien. Relatief, want de sector van het transportnetbeheer is continu in beweging en het Belgische Elia is goed geplaatst om een belangrijke rol te spelen bij de ontwikkeling van geïntegreerde Europese elektriciteitsnetten. Bovendien zijn in België enkele belangrijke projecten op til.
Heel wat waarnemers keken verrast op toen Elia in 2010 bekendmaakte het Duitse transportnetwerk 50Hz over te nemen van de Zweedse energiegroep Vattenfall. Een van de hoofdargumenten was de vaststelling dat het beheer van de transportnetten steeds meer op Europees niveau gebeurt. Deze trend zette zich in 2011 onverminderd door. Elia is dan ook goed geplaatst om een belangrijke rol te spelen in de Europese sector van het elektriciteitstransport. Niet alleen heeft de groep dankzij de overname van 50Hz een internationaal karakter gekregen, sinds het vertrek van Electrabel uit het kapitaal opereert Elia volledig onafhankelijk van producenten of commerciële leveranciers. De publieke holding Publi-T, die verder in dit jaarverslag aan bod komt, is sinds 2010 de enige referentieaandeelhouder van Elia. Het internationaal dynamisme blijkt onder andere uit de deelname van Elia aan uiteenlopende grensoverschrijdende projecten. Zo neemt de Elia-groep onder de noemer “Friends of the Supergrid” deel aan het gemeenschappelijk onderzoek naar een groot netwerk in de Noordzee en de Baltische zee om verschillende landen en offshore windmolenparken met elkaar te verbinden. In 2011 stak Elia zelfs de oceaan over, zij het op behoedzame wijze. Aan de oostkust van de VS is een grootschalig offshore windmolenproject gepland onder de noemer “Atlantic Wind Connection” (AWC). Dit project bestaat uit vijf grote investeringssegmenten waarbij Elia een participatie van 10% zal nemen in het eerste segment en van telkens 5% kan nemen in de daarop volgende segmenten.
18
Aan het project is ook een belangrijke consultancy-opdracht voor Elia verbonden. Op die manier kan Elia zijn kennis van netontwikkeling als het ware exporteren en kan het bedrijf tezelfdertijd de opgedane know-how aanwenden bij de ontwikkeling van de Europese transportnetten. Maar ook in België zit Elia uiteraard niet stil. Verschillende investeringsprojecten staan in de steigers, ook al nemen de voorbereidingen vaak vele jaren in beslag, onder meer omwille van de complexe vergunningprocedures in ons land. Een van de belangrijkste projecten is Stevin, een cruciale link om in de Noordzee offshore windmolenparken te kunnen realiseren. Concreet voorziet het project in de uitbreiding van het 380.000 Volt-net tussen Zomergem en Zeebrugge. Deze netversterking biedt de oplossing om
19
intermixt
jaarverslag i 2011
Het aardgastransport Voor de Fluxysgroep was 2011 het jaar van de internationale expansie. Door het verwerven van diverse participaties in het buitenland versterkt Fluxys enerzijds zijn rol als grensoverschrijdende vervoersnetbeheerder en anderzijds wordt de bevoorradingszekerheid van België vergroot.
strategisch belangrijke groeipool rond de haven van Zeebrugge. Ten vierde is de versterking nodig om de aansluiting te maken van bijkomende decentrale productie in de kuststreek.
aan vier behoeften te voldoen. Ten eerste, de energie van windparken op zee aan land brengen en naar het binnenland transporteren. Ten tweede, de mogelijkheid creëren tot een verdere interconnectie van het Belgische net met een onderzeese verbinding naar het Verenigd Koninkrijk. Dit project ligt momenteel ter studie. Op langere termijn wordt ook gedacht aan een verdere uitbreiding van de interconnecties via de Noordzee om toegang te krijgen tot de duurzame energiemix uit een groot deel van Noord-Europa. Ten derde is de uitbreiding van het 380 kV-net naar de kust nodig om de zekerheid van de elektriciteitsbevoorrading in de West-Vlaamse regio te verbeteren en een verdere economische ontwikkeling mogelijk te maken in de
20
Een tweede belangrijke project is Brabo. Dat project moet zorgen voor de nodige capaciteitsuitbreiding van het 380 kV-net en voor een betere beheersing van de stromen op de internationale noord-zuidverbindingen. Het creëert een 380 kV-ring rond de Antwerpse haven, geografisch gescheiden van het bestaande hoogspanningsnet om de netveiligheid te verhogen. Dankzij de versterking zullen de mogelijkheden verbeteren tot internationale marktwerking en vermindert de afhankelijkheid van het Belgisch productiepark. Ook wordt de capaciteit verhoogd voor de groeiende belasting in de noordelijke haven. Die bevoorradingszekerheid van België is te danken aan Fluxys dat het Belgische net stapsgewijs heeft ontwikkeld tot het kruispunt van de aardgasstromen in NoordwestEuropa. Noors aardgas, Brits aardgas, Nederlands aardgas, Russisch aardgas: het kan probleemloos worden geleverd op de Belgische markt. En via de terminal in Zeebrugge kunnen leveranciers vloeibaar aardgas invoeren vanuit om het even welk producerend land over heel de wereld. De kruispuntfunctie van België en de grote volumes voor grens-tot-grensvervoer die in ons land passeren hebben overigens niet alleen het voordeel dat ze voor een bijzonder hoge bevoorradingszekerheid zorgen. Een ander gunstig effect van de doorvoerrol is dat het Fluxys-gedeelte op de
aardgasfactuur van een Belgisch gezin bijvoorbeeld maar 2 % bedraagt. Onder impuls van Europa evolueren we van een aaneenschakeling van nationale markten naar een ééngemaakte Europese aardgasmarkt. Dat gebeurt via de tussenstap van intensieve samenwerking binnen regionale markten. België behoort tot de Noordwest-Europese regionale markt en algemeen wordt erkend dat op die markt de operatoren in hun samenwerking het verst staan in Europa. De Noordwest-Europese aardgasmarkt wordt daardoor als een voorbeeldmarkt beschouwd. Op deze markt investeert Fluxys in versterkingen die
21
intermixt
jaarverslag i 2011
Het distributienetbeheer in Vlaanderen Via de optimalisering van de kapitaalstructuur verhoogden de openbare aandeelhouders van de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders hun aandeel in het kapitaal. Electrabel stuurde zijn positie als minderheidsaandeelhouder bij.
naar Duitsland willen brengen. Bovendien wordt die Duits-Zwitserse verbinding een lijn die in twee richtingen kan werken: op die manier kunnen aardgasvolumes op de Italiaanse markt doorstromen tot in België. Nadat in 2010 Electrabel (GDF Suez) uit Fluxys was gestapt maakte de holding Publigas bekend dat zij het kapitaal van de holding Fluxys G wou openstellen voor één of meerdere partners. Begin 2011 nam de Canadese pensioenfondsenbeheerder Caisse de dépôt et placement du Québec een belang van 10 % in Fluxys G via een kapitaalverhoging. Eind 2011 steeg via een bijkomende kapitaalverhoging het belang van Caisse de dépôt et placement du Québec tot 20 %.
rechtstreeks of onrechtstreeks op zijn net aansluiten en zo wordt de Belgische infrastructuur uitgebreid met armen in het buitenland om nieuwe aardgasstromen naar België aan te trekken. Zo is er het project om met andere partners in Duinkerke een terminal voor vloeibaar aardgas te bouwen. Daaraan gekoppeld is de aanleg van een leiding van Duinkerke naar België. Hetzelfde voor de investering in de Duitse NELleiding. De leiding zal nieuwe stromen Russisch aardgas landinwaarts brengen in het Duitse net. Daarmee wordt opnieuw de weg vrijgemaakt voor bijkomende stromen naar België. Idem voor de investering in de DuitsZwitserse noord/zuidverbinding die de koppeling van ons land met Duitsland versterkt. Daarmee wordt Zeebrugge aantrekkelijker gemaakt voor leveranciers die aardgas
22
In het hoofdstuk over Publigas worden de financiële gevolgen over voorgaande elementen toegelicht. Electrabel die 30 % bezat van de aandelen van de gemengde distributienetbeheerders wou een gedeelte van zijn kapitaal terugnemen. Dit kon gerealiseerd worden via een kapitaalvermindering. Het gedeelte van de kapitaalvermindering toekomende aan de openbare besturen werd via een kapitaalverhoging opnieuw ingebracht. Deze dubbele beweging had als gevolgen dat enerzijds de openbare besturen hun participatie in de gemengde distributienetbeheerders zagen stijgen tot gemiddeld 79 % en dat anderzijds de financiële structuur werd geoptimaliseerd waardoor het rendement voor de openbare besturen verhoogt.
Via een statutenwijziging werden twee nieuwe categorieën aandelen gecreëerd. Aandelen F met stemrecht en aandelen E’’ zonder stemrecht. Deze werkwijze werd gevolgd omdat het minimale stemrecht toekomend aan Electrabel moest behouden blijven op 25 % + 1 aandeel. Statutair werd ook voorzien dat de nieuwe aandelen E’’ en F een hogere rang hebben dan de in 2009 gecreëerde aandelen E. In tegenstelling tot de nieuwe aandelen E’’ en F die vergoed worden overeenkomstig de regulatoire vergoeding worden de aandelen E vergoed alsof het leningen zijn aan een gemiddelde rentevoet op jaarbasis van OLO op 10 jaar + 70 basispunten. In de mate dat het eigen vermogen van de desbetreffende distributienetbeheerder boven de
23
intermixt
jaarverslag i 2011
Het distributienetbeheer in Wallonië Sinds het boekjaar 2008 is de verdeling van het kapitaal van de Waalse gemengde distributienetbeheerders tussen vennoten in evolutie, zoals al bleek uit de vorige jaarverslagen van Intermixt.
Eind juni 2011 ontvingen zowel de werkmaatschappij Eandis, de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders als de aangesloten gemeenten een schrijven van Electrabel. In dit schrijven maakte Electrabel bekend zijn positie als minderheidsaandeelhouder binnen de Vlaamse gemengde sector bij te sturen. Daarmee wil Electrabel zijn terughoudendheid ten opzicht van de distributienetactiviteit nog sterker benadrukken. Zo heeft Electrabel zijn aanwezigheid in de raden van bestuur van de Vlaamse gemengde distributie netbeheerders teruggeschroefd tot twee leden per raad van bestuur. Binnen Eandis oefent Electrabel zelfs geen enkel bestuursmandaat meer uit. Dit betekent op geen enkel vlak een vermindering van het financieel en vennootschapsrechtelijk engagement dat Electrabel als minderheidsaandeelhouder statutair heeft onderschreven. 33 %-grens ten opzichte van de geïnvesteerd kapitaal uitkomt worden de aandelen E’’ en F (of een gedeelte van die aandelen) vergoed zoals de aandelen E. Indien het eigen vermogen ten opzichte van de geïnvesteerd kapitaal binnen enkele jaren zou teruglopen tot 33 % of minder, dan zullen ook de aandelen E vergoed worden aan het door de CREG toegekende (hogere) rendement voor het eigen vermogen gelijk aan of kleiner dan 33 % van de geïnvesteerd kapitaal. De gelijktijdige kapitaalvermindering en –verhoging werd op 30 juni 2011 gerealiseerd. Per saldo werd het kapitaal van de zeven Vlaamse gemengde distributienetbeheerders verminderd met een bedrag van 404 miljoen EUR dat aan Electrabel werd uitgekeerd.
24
De verbintenissen die Electrabel over zijn verdere bestuursbetrokkenheid is aangegaan, werden eind 2011 vertaald door een aanpassing van de statuten van Eandis en van de gemengde distributienetbeheerders.
De recentste wijziging op het niveau van de kapitaal verhoudingen vloeide voort uit de aanpassingen die werden aangebracht door het Waals parlement aan de decreten van 17 juli 2008 betreffende de organisatie van regionale elektriciteits- en aardgasmarkten. Aldus dient de openbare sector minimaal 70 % van het maatschappelijk kapitaal van de distributienetbeheerders aan te houden sedert 6 februari 2009 en 75 % vanaf 31 december 2018. De gesloten akkoorden tussen Electrabel en Intermixt in 2008 en 2010 over de overdracht van de aandelen van Electrabel aan de openbare besturen zijn al het onderwerp geweest van de vorige jaarverslagen van Intermixt.
In overeenstemming met deze akkoorden werd de verlaging van het eigen vermogen doorgevoerd om er voor te zorgen dat de verhouding eigen vermogen/RAB de 33 %-limiet zou benaderen en aldus via een adequate kapitaalvermindering ervoor te zorgen dat op 30 juni 2011 75 % van het kapitaal van de distributienetbeheerders door de openbare sector aangehouden werd en dit tevens voor de Waalse gemengde distributienetbeheerders waar dit voorheen nog niet het geval was. Bovendien zijn tijdens deze operaties R-aandelen uitgegeven voor de vennoten die hiervoor voorafgaandelijk een verzoek tot inschrijving hadden geformuleerd.
25
intermixt
jaarverslag i 2011
Het distributienetbeheer in Brussel In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was het jaar 2011 gekenmerkt door de omzetting van de Europese richtlijnen van het derde energiepakket. Wat de missies betreft van de distributienetbeheerder en het kader waarin ze deze vervult, was de belangrijkste aanpassing de openbare dienstverplichtingen en de financiering hiervan.
herstructurering vertaalt zich in een financiële tegenvaller ten bedrage van ongeveer 1 % van de inkomsten van Sibelga. Deze evolutie werd natuurlijk aandachtig gevolgd door de Brusselse Gewestelijke Raad van Intermixt. Deze heeft zich ook gebogen over de institutionele akkoorden die de oprichting van het clearing house Atrias mogelijk maakten, over de voorbereiding van de Staten-Generaal van de energie, over de werking van de federale ombudsdienst en over de problematiek van de elektrische voertuigen. Het tweede semester was voornamelijk gewijd aan de debatten over de tarifaire methodologie in het kader van de omzetting van de Europese richtlijnen op federaal niveau en in het kader van de CREG-procedure. De internationale vergelijkingen van de prijzen werden ook bestudeerd, vooral de vergelijkingen uitgevoerd door Frontier Economics. Tot voor kort was Sibelga belast met de beheer van het regionaal programma van de REG-premies, waarvan een belangrijk luik bestemd is voor de gemeenten. Bovendien was de financiering van de openbare dienstverplichtingen gedeeltelijk verzekerd door een regionale belasting op de elektriciteit, gekend als “artikel 26”. Deze belasting was verdeeld volgens de volgende verdeelsleutel: 50 % voor de financiering van de verplichting van Sibelga betreffende de openbare verlichting, 30 % voor REG-premies en het saldo voor verschillende opdrachten van het Gewest waaronder de financiering van de regulator Brugel.
26
Dit kader is op 1 januari 2012 ingrijpend gewijzigd. De opdracht betreffende de REG-premies zal voortaan uitgevoerd worden door het pararegionale “Leefmilieu Brussel”, waaronder ook de REG-opdrachten voor de gemeenten. De middelen van de regionale belasting “artikel 26” worden volledig gereserveerd voor het Gewest. Een analoge regionale belasting voor aardgas is ook gecreëerd, maar voor een beperkter bedrag. Sibelga moet voortaan zijn verplichtingen betreffende de openbare verlichting volledig zelf financieren. Deze
27
intermixt
Staten-Generaal van de Energie
jaarverslag i 2011
[Marktwerking]
De federale minister van Energie en de gewestelijke ministers van Energie gingen midden 2011 over tot de organisatie van een “Staten-Generaal van de Energie”. De toenemende bezorgdheid over het dreigend stroomtekort lag aan de basis van dit initiatief.
Het opzet van deze Staten-Generaal was een dialoog tot stand te brengen tussen de verschillende bevoegd heidsniveaus enerzijds en de spelers uit de energiesector anderzijds. De aandacht in deze eerste Staten-Generaal ging uit naar het oplijsten van de factoren die de energie-investeringen belemmeren en het identificeren van pistes om deze investeringshinderpalen weg te nemen. Intermixt schoof in zijn reactie op de vragenlijst, die ter voorbereiding van de Staten-Generaal diende ingevuld te worden, de volgende aandachtspunten naar voor: - algemeen geldt dat het plannen van investeringen in de drie regio’s bezwaard wordt door de veelheid van vergunningen en de lange looptijd van de procedures om tot deze vergunningen te komen. Ruimer kan gewezen worden op de regelmatige wijzigingen van de regelgevingen en onzekerheden over de tarifaire behandeling van bepaalde investeringen, inclusief de vergoeding van de geïnvesteerde kapitalen; Voor een vereenvoudiging en versnelling van de gunningprocedures moet gewerkt worden aan een harmonisering van de regionale en gemeentelijke regelgevingen, het overdraagbaar maken van bekomen deelvergunningen naar latere vervolgprocedures, de aanduiding van één bevoegde en coördinerende overheid, het opheffen van parallelle procedures en de uitbreiding van de rechten verbonden aan wettelijke erfdienstbaarheden en verklaringen van openbaar nut;
28
- d e rem die uitgaat van het ontbreken van de noodzakelijke distributie-infrastructuur op de uitbouw van decentrale productie spruit onder meer voort uit de wijze waarop deze installaties zich ten aanzien van het net verhouden. Hierbij doet er zich een vorm van dualiteit voor, vermits de decentrale producent met oog op winstmaximalisatie snelle beslissingen en investeringen wenst, terwijl de gereguleerde netbeheerder vanuit het algemeen belang verantwoorde investeringen beoogt. Om op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze het hoofd te bieden aan de nood aan netinvesteringen als gevolg van decentrale projecten dringt zich een veelsporenaanpak op. Hierbij moet de decentrale productie ertoe aangezet worden zich in te planten waar de netkosten maatschappelijk verantwoord blijven.
29
jaarverslag i 2011
intermixt
informatie, gepaard gaand met dubbele gebruiken en overbodige betutteling doordat er een onvoldoende integratie van de procedures is. Bovendien moeten dossiers soms in een overdreven aantal exemplaren aan de betrokken administratie overgemaakt worden. Een bijzondere aandacht werd hierbij gevraagd voor de realisatie in Vlaanderen van een uniek loket en een unieke vergunning vergezeld van strenge termijnen voor investeringen in infrastructuur of productie, zoals dit reeds het geval is in Wallonië.
Een tarifair kader dat alle kosten van investeringen in energieproductie billijk onder de belanghebbende partijen verdeeld kan hiertoe bijdragen. Voor de kosten van de hernieuwbare energieproductie moet een evenwicht nagestreefd worden tussen enerzijds het door de hernieuwbare energieproducent te nemen ondernemingsrisico en anderzijds de kosten die moeten gesolidariseerd worden om de uitbouw van de hernieuwbare energieproductie te ondersteunen. De groei van de decentrale productie vergt tevens de realisatie van een zogenaamd “slim elektrisch net” dat in handen moet zijn van de netbeheerders om de energiestromen op het net te kunnen organiseren; - w il er geen “bottleneck” voor de financiering van de vereiste infrastructuurinvesteringen ontstaan, dan
30
moet de regulering in een adequate vergoeding van zowel het risicodragend eigen vermogen als het vreemd vermogen voorzien. Er mag immers niet uit het oog verloren worden dat een marktconforme regulatie een belangrijke impact heeft op de aantrekkelijkheid van een netbedrijf ten aanzien van de financiële markten en dit bijvoorbeeld bij de uitgifte van leningen en/of obligaties.
Ook over de werking van de energiemarkt was er een groot gemeenschappelijk gedachtegoed aanwezig. Zo waren alle spelers vragende partij voor een duidelijke visie op onze langetermijn-energiebevoorrading. Een langetermijnvisie op de verdere ontwikkeling van de markt is immers wenselijk, vermits investeringen in netwerken en productie niet van vandaag op morgen kunnen gerealiseerd worden. Het aansluiten van de decentrale productie vergt zowel gerichte investeringen in netversterking als een meer
intelligent beheer van het bestaande netwerk. Daarom moet het tariefbeleid ervoor zorgen dat voldoende in het netwerk van de toekomst wordt geïnvesteerd. Een degelijke planning moet de aansluiting van decentrale productie incalculeren en moet voor de korte termijn aan de dreigende verzadiging van het netwerk verhelpen door in flexibele aansluitmodaliteiten te voorzien. Tenslotte is er meer algemeen een betere afstemming tussen het energiebeleid en de ruimtelijke ordening nodig. De marktspelers waren unaniem van oordeel dat de huidige ondersteuningsmechanismen voor het stimuleren van de hernieuwbare energie dienden gecorrigeerd te worden, omdat er nood is aan een subsidiëring die nauwer aansluit bij de reële kostprijs per technologie. Hierbij dient een evenwicht gevonden te worden tussen de nodige stabiliteit waarbij de situatie voor alle marktpartijen zo goed als mogelijk voorspelbaar is en de nodige flexibiliteit om in te spelen op wijzigende omstandigheden. Tot slot werd er tevens voor gepleit dat er zowel op Belgisch als Europees niveau naar een grotere vorm van harmonisatie van ondersteunende maatregelen zou gestreefd worden.
De door Intermixt in zijn antwoord meegegeven bekommer nissen vonden, samen met deze van andere netfederatie, hun weerklank in de synthesenota die de resultaten van de Staten-Generaal samenvatte. Zo was er algemene eensgezindheid over de noodzaak tot vereenvoudiging van de administratieve procedures. Het gaat immers vaak over circulatie van reeds gekende
31
intermixt
jaarverslag i 2011
Oprichting van Atrias Op de geliberaliseerde energiemarkt moeten de verschillende actoren veel informatie uitwisselen. Als bijvoorbeeld een klant verandert van leverancier, moet de nieuw gekozen leverancier de betrokken distributienetbeheerder of operator informeren. Deze registreert de verandering in het toegangsregister, informeert de voormalige leverancier en lanceert de opvolging van de meetgegevens die hij dan communiceert aan de voormalige en de nieuwe leverancier.
Op 9 mei 2011 is de vennootschap Atrias opgericht door vier distributienetbeheerders of hun respectieve operatoren. Het gaat hier over Sibelga, Infrax, Ores en Eandis. Eind 2011 heeft Tecteo zich eveneens aangesloten bij Atrias: het clearing house dekt nu bijna de hele Belgische markt. Het doel van Atrias is enerzijds het marktoverleg structureren – een rol die vandaag wordt uitgeoefend door UMIX – om zo tot verbeterde marktprocessen te komen en tot de integratie van nieuwe ontwikkelingen op de energiemarkt, anderzijds is het doel van Atrias een gemeenschappelijke informatietoepassing te ontwikkelen die de marktprocessen ondersteunt.
Al deze informatie-uitwisselingen tussen de verschil lende marktoperatoren zijn omschreven in de MIG (Message Implementation Guide). De MIG vormt de gemeenschappelijke taal van de leveranciers en de distributienetbeheerders en definieert de uitwisseling van informatie in het kader van de marktprocessen. Daartoe beschrijft de MIG de te volgen procedure en de structuur van de uit te wisselen informatieberichten. De MIG heeft een organische groei gekend sinds de liberalisering van de markt en is complex geworden. Een fundamentele aanpassing van de MIG kan enkele beperkingen opheffen en de processen vereenvoudigen.
32
Bovendien wordt de energiemarkt vandaag geconfronteerd met grote veranderingen. De 20-20-20 doelstellingen van de Europese Unie doen het belang verder groeien van de gedecentraliseerde productie. Verschillende distributienetbeheerders zijn bezig met proefprojecten Smartmetering en Smartgrid. Ook de elektrische voertuigen komen eraan. Al deze ontwikkelingen zullen een niet te verwaarlozen impact hebben op het model en de marktprocessen en dus op de MIG.
De distributienetbeheerders hebben een conventie gesloten met FEBEG, de beroepsfederatie van de leveranciers, en de verschillende regionale regulatoren om het marktoverleg te structureren. Het doel is de ontwikkeling van een MIG 6 voor eind 2012 teneinde deze te implementeren in 2015. De leveranciers, distributienetbeheerders en regulatoren hebben een gezamenlijke visie op de evolutie van de Belgische energiemarkt opgesteld. Op basis van dit document zullen verschillende werkgroepen samenkomen in 2012 om de MIG 6 te definiëren.
Op basis van de MIG beheert een clearing house het informatieplatform dat de informatie-uitwisseling toelaat tussen de leveranciers en de distributienetbeheerders.
33
intermixt
jaarverslag i 2011
Slimme meters en slimme netten Slimme netten en slimme meters moeten helpen de 20-20-20 klimaatdoelstellingen van de Europese Unie te bereiken. Het in 2010 opgestarte proefproject van Eandis en Infrax in Vlaanderen voor de installatie van slimme meters wordt uitgebreid. In Wallonië heeft Ores ook een proefproject opgestart, terwijl Sibelga in Brussel gelet op de stedelijke context vooral conceptueel werk verricht.
Elektriciteit wordt nu steeds meer decentraal geproduceerd door bedrijven en particulieren. Dat houdt in dat het net bidirectioneel moet worden georganiseerd en de netbeheerders in real time over informatie moeten kunnen beschikken om de evenwichten op de netten te kunnen bewaken. Hiervoor zijn slimme netten nodig. De doelstellingen blijven ambitieus. Zo heeft Wallonië in het kader van de regionale beleidsverklaring zijn doelstellingen voor hernieuwbare energie opgetrokken van 13 naar 20%. Volgens de studies van de operator Ores vertaalt deze aanpassing zich in een verhoging van 20 naar 40% van de hoeveelheid vervoerde hernieuwbare elektriciteit. Om slimme netten te ontwikkelen worden onder meer slimme meters geplaatst die tijdig informatie doorsturen over de productie en het verbruik van energie. Ter herinnering, de Europese commissie verwacht van de lidstaten dat ze uiterlijk begin september 2012 een standpunt innemen over de uitrol van slimme meters. De werkmaatschappijen Eandis en Infrax hebben in Vlaanderen in 2010 een eerste proefproject uitgevoerd waarbij hun respectieve communicatieconcepten succesvol werden uitgetest. In 2011 werden de voorbereidingen getroffen voor een omvangrijker proefproject waarbij in een periode van drie maanden 40.000 meters voor elektriciteit en aardgas geplaatst worden in het werkgebied van Eandis en 10.000 meters in het werkgebied van Infrax. De effectieve implementatie van het project is voorzien voor het vierde trimester van 2012. Een verdere uitrol na een geslaagde uitvoering van het proefproject zal ten vroegste mogelijk zijn vanaf 2015.
34
De bedoeling van het tweede proefproject is de maturiteit van de toegepaste technieken verder uittesten, de logistieke kostencomponenten in kaart brengen en nagaan in welke mate de werkmaatschappijen voorbereid zijn op een algemene uitrol van 5 miljoen meters.
de slimme meters en de gebruikte communicatietechnieken te testen en anderzijds een beter zicht te krijgen op de economische aspecten, zoals de installatiekosten en de exploitatiekosten van deze technologie. Ores neemt ook deel aan diverse initiatieven ondernomen door overlegplatformen zoals B-EEGI (samen met Elia en Eandis) en het platform REDI opgericht door het Waalse gewest.
Naast de noodzakelijke technische voorbereidingen is ook aandacht geschonken aan de selectie van de proefgebieden. In landelijk gebied is er - in tegenstelling tot een stedelijk gebied - weinig onderscheid. Een stedelijk gebied heeft immers geen uniforme kenmerken, onder meer inzake samenstelling van de bevolking. De kuststreek kent dan weer heel wat tweede verblijven. Een communicatieplan naar de bevolking wordt op punt gesteld in nauwe samenwerking met de betrokken gemeentebesturen. Gelet op het beperkte potentieel voor de installatie van zonnepanelen en een nog beperkter potentieel voor de plaatsing van windturbines, is in Brussel de druk veel kleiner om slimme netten aan te leggen. Toch heeft Sibelga een aantal studies aangevat over de behoefte aan slimme netten tussen vandaag en de periode 2020-2025.
de positie van Ores te bepalen met betrekking tot de uitrol van de slimme meters.
Sibelga heeft in 2011 een grondige business case over slimme meters uitgevoerd. Deze studie bleef niet beperkt tot een strikte micro-economische berekening, maar onderzocht ook de gevolgen van de keuze voor de regionale ontwikkeling in de ruime zin.
De besluiten van de studie “Vision Smart Grid” zijn: (1) prioriteit geven aan de elementen die de betrouwbaarheid van het net verzekeren, (2) het bestuderen van de mogelijks gefaseerde - implementatie van de slimme meters, (3) het ontwikkelen van een controleplatform om de netten zo goed mogelijk te beheren, rekening houdend met de nieuwe uitdagingen die gedecentraliseerde productie met zich meebrengt en (4) het bestuderen van de mogelijkheid om de autoproductie van verliezen op te starten.
Langs Waalse kant heeft de dienst “Smart Grid/Smart Metering” van Ores samen met een internationale consultant twee studies gerealiseerd. Enerzijds een studie “Vision Smart Grid” met als doel het afbakenen van de strategische prioriteiten en anderzijds een studie “Smart Metering” om
De studie “Smart Metering” wordt in 2012 voortgezet in samenwerking met de Waalse regulator. Het proefproject in de steden Marche en Nijvel, waarbij 1.250 slimme elektriciteitsmeters en 250 slimme gasmeters werden geïnstalleerd, heeft tot doel enerzijds de functionaliteiten van
Bovendien heeft de Waalse minister Marcourt voorgesteld een proefproject op te starten onder de naam “Smart Park”. Het doel van dit project is het aantonen van het belang om voor de bedrijven op de bedrijvenparken permanente monitoringdiensten te organiseren van hun elektriciteitsverbruik. Drie industrieparken zijn gekozen. De resultaten van dit project worden verwacht eind maart 2014. In het kader van een samenwerking tussen Elia en Ores werd een studie over de haalbaarheid van het actieve netbeheer toevertrouwd aan Smarter Grid Solutions Ltd, een Schotse maatschappij die deze techniek al toegepast heeft op een deel van het elektriciteitsnet van een eiland in het noorden van Schotland. Het principe van het actief netbeheer is gebruikt om bijkomende gedecentraliseerde productie te kunnen injecteren op de actuele netten en zo de productie van een grotere hoeveelheid groene energie mogelijk te maken. Ores heeft ten slotte beslist een leerstoel te financieren over het domein “Smart Grids” en dit in de faculteit van de toegepaste wetenschappen te Bergen.
35
intermixt
jaarverslag i 2011
Elektrische voertuigen In 2011 raakte de aandacht voor elektrische voertuigen in een stroomversnelling. Nagenoeg alle autoconstructeurs brengen dergelijke wagens op de markt. De netbeheerders nemen hierbij een proactieve houding aan en nemen deel aan verschillende proefprojecten. Tezelfdertijd bepleiten ze voorzichtigheid wanneer het gaat over een grootschalige uitrol van elektrische wagens, aangezien de technologie nog volop in ontwikkeling is.
Er worden drie mogelijke business modellen onder scheiden: het E-leveranciersmodel, het tankmodel en het parkeermodel. Bij het E-leveranciersmodel blijft de leverancier van de eindafnemer behouden. In dit model is het thuisladen via een gewoon stopcontact onmiddellijk implementeerbaar, maar dit model toepassen op laadpalen is zeer complex en daarom economisch onverantwoord. Het tankmodel, waarbij de bestuurder stopt om te laden, leent zich goed voor laadpalen, maar noodzaakt wel een andere invulling van het principe van de vrije leverancierskeuze. Bovendien is dan een dubbel model nodig voor parkeren en laden. Belangrijk voordeel is wel dat het tankmodel relatief eenvoudig is en geen complexe processen behoeft.
Het federaal college van experts van Intermixt boog zich vorig jaar meerdere malen over de zogenaamde elektrificatie van het wagenpark. Vanuit verschillende hoeken worden elektrische wagens aanzien als een goede manier om de CO2-uitstoot in te perken en de luchtvervuiling in het algemeen terug te dringen. Het is evenwel belangrijk vast te stellen dat de technologie voor elektrische wagens nog volop in ontwikkeling is. Belangrijk, omdat de technologische evolutie de komende jaren een van de beslissende factoren zal zijn voor de keuze van het marktmodel. Centraal gegeven is uiteraard de evolutie van de batterijen in de wagens. Wat zijn de basismaterialen? Hoe evolueren de productiekosten? In welke mate kan de capaciteit worden verhoogd en het
36
gewicht worden verlaagd? Komt er een standaardisering of worden de batterijen hét concurrentiemiddel tussen de autoconstructeurs? Voor wat de logistieke laadmogelijkheden betreft worden vier groepen onderscheiden: klassieke stopcontacten via muurbevestiging, laadpalen, laadstations en laadstations met batterijwissels. Belangrijk in die context wordt de keuze van business model. Hierbij moeten we steeds in het achterhoofd houden dat de huidige energiekost voor het opladen van een elektrische wagen heel beperkt is. Een oplaadbeurt kost aan de huidige elektriciteitsprijzen ongeveer 3 EUR. Men moet dus opletten geen modellen op te zetten waarbij de investering- en transactiekosten een veelvoud zijn van de energiekost.
Ten slotte is er het parkeermodel waarbij de wagen wordt geladen tijdens het parkeren. Ook dit model behoeft geen complexe processen en biedt verschillende andere voordelen, al moet ook hier een aangepaste invulling worden gegeven aan het uitgangspunt van de vrije leverancierskeuze.
De distributienetbeheerders nemen een proactieve houding aan en voeren studies uit op alle vermelde domeinen. Ze nemen ook deel aan proefprojecten of starten er zelf op. Zo maakte Eandis in het voorjaar 2011 bekend hoofdpartner te zijn van het EVA-platform (Electrical Vehicles in Action) dat als doel heeft verschillende projecten te faciliteren die de volledige waardeketen van zogenaamde ‘elektrische mobiliteit’ beslaan.
Een cruciaal element bij dat alles is de urbanisatie. Zo lijkt het vanzelfsprekend dat steden een andere aanpak zullen vergen dan landelijke gebieden. Alleen al de aanof afwezigheid van garages zal een significante invloed hebben. Vanuit het standpunt van de netbeheerder is de stuurbaarheid van het verbruik dan weer van belang. Bij thuisladen en batterijwissels zijn er mogelijkheden, wat niet het geval is bij snelladen. Bij laadpalen is de mogelijke sturing beperkt, tenzij bij aanzienlijke bedrijfsparkings.
Deze proactieve aanpak weerhoudt de distributienet beheerders er niet van te pleiten voor een realistische aanpak die niet blind is voor de grote uitdagingen die een uitrol van elektrische wagens met zich meebrengt. In elk geval zal er nood zijn aan een eenvoudig en kostengunstig transactiemechanisme, zal het model van vrije leverancierskeuze moeten worden aangepast en zullen op verschillende domeinen aanpassingen aan de wetgeving noodzakelijk zijn.
37
intermixt
Tarieven voor de distributienetbeheerders
jaarverslag i 2011
[Energieprijzen]
Eind 2011 werd de omzetting van het derde energiepakket in het Belgisch recht goedgekeurd. Hiermee is verder invulling gegeven aan het regelgevend kader voor de indiening van tariefdossiers op distributieniveau voor de periode 2013-2016.
verboden dat producenten nog langer rechtstreekse controle uitoefenen over netbedrijven zoals Fluxys en Elia. In België, waar dit al een feit is, werd de bestaande toestand betreffende unbundeling enkel verder uitgediept. Verder voorziet de omzetting van het derde pakket ook in een grotere onafhankelijkheid van de federale regulator, de CREG. De CREG wordt aldus bevoegd voor het vaststellen van de tariefmethodes, wat met andere woorden inhoudt dat de tariefmethodiek niet langer bij wet of koninklijk besluit kan ingevuld worden. Tevens wordt de CREG belast met het monitoren van de energieprijzen.
De door de Kamer aangenomen tekst ging uit van het door de toenmalige federale minister van Energie, de heer Paul Magnette, en de federale overheidsdienst Energie voorbereide wetsontwerp, doch aangepast om rekening te houden met de door de Raad van State en de CREG geformuleerde opmerkingen. De vertaling van het derde energiepakket, in casu drie richtlijnen en een verordening, dat voor meer concurrentie in de sector moet zorgen, verliep minder rimpelloos dan verwacht, omdat belangrijke en soms tegengestelde belangen aan bod kwamen. Vooreerst was er de opgelegde versterking van de ontvlechting van de energiesector. Hiertoe wordt
38
Ook is er het luik dat in een grotere consumenten bescherming voorziet door onder meer de invoering van een standaardfactuur, de verplichting tot aankondiging van elke vorm van prijsverhoging en het verbieden van elke vorm van dubbele verbrekingsvergoeding voor consumenten die voor gas en elektriciteit klant bij eenzelfde leverancier zijn. Voor de distributienetsector stelden zich vooral verschillende principiële vragen met betrekking tot de uitbreiding van de tarifaire bevoegdheid van de regulatoren. Het kwam er op aan dat een nieuw evenwicht tot stand moest gebracht worden tussen enerzijds de door Europa gewenste grotere functionele en beslissende onafhankelijkheid van de CREG en anderzijds de verantwoording die de CREG als federale regulator moet afleggen. Vandaar dat in de wet normen worden opgenomen die de nodige transparantie betreffende de besluitvorming van de CREG moeten waarborgen en aldus de CREG de
39
jaarverslag i 2011
intermixt
Het akkoord dat in oktober 2011 over de zesde staats hervorming werd bereikt stelt evenwel een belangrijke wijziging van het Belgisch institutioneel landschap voor en voorziet in het bereiken van een grotere homogeniteit in het beleid, onder meer door de overheveling van de prijzencontrole van de energiedistributie naar de gewesten. Vermits deze geplande bevoegdheidsoverdracht wellicht binnen een tweetal jaar volledig rond zal zijn, rees de vraag of het zinvol is om de distributienetsector in een tijdspanne van enkele jaren van verschillende regulatoren met mogelijks ander tarifaire inzichten te laten afhangen. Vanuit deze invalshoek werd daarom in de wet houdende de aanpassing van de gas- en elektriciteitswet aan het derde energiepakket aan de CREG de bevoegdheid verleend om als overgangsmaatregel de distributienettarieven die voor 2009-2012 geldig zijn tijdelijk te verlengen. verplichting opleggen om de belanghebbende partijen te raadplegen, zijn beslissingen te motiveren en eveneens te rapporteren over de impact van de genomen beslissingen. Tevens kan het hof van beroep van Brussel gevat worden om erop toe te zien dat de beslissingen van de CREG aan de wettigheidtoets voldoen. Hierbij diende een compromis gevonden te worden tussen het creëren van een wettelijk kader dat zowel de netbeheerders moet vrijwaren tegen een te discretionair optreden van de regulator als vermijden dat de CREG aan dermate stringente procedurele motiveringsvoorschriften wordt onderworpen dat deze als een obstructie voor zijn onafhankelijke werking kan aanzien worden.
40
Mede door de moeilijke politieke regeringsvorming die vorig jaar plaatsvond, moet vastgesteld worden dat de vertaling van het derde energiepakket in het Belgisch recht een zodanige vertraging heeft opgelopen dat de omzetting ervan slechts begin 2012 een feit was. De richtlijnen voorzagen evenwel dat dit uiterlijk tegen 3 maart 2011 het geval moest zijn. In principe dienen de distributienetbeheerders midden 2012 bij de CREG hun tariefdossiers in te dienen, vermits de voor de periode 2009-2012 goedgekeurde distributienettarieven eind 2012 verstrijken.
Na overleg met zowel de federale als de gewestelijke regulatoren, hebben de gemengde distributienetbeheerders zich steunend op de voormelde overgangsbepaling gericht tot de CREG met de vraag om “buiten de lopende tariefprocedure, voor de jaren 2013 en 2014 de tarieven van de gemengde distributienetbeheerders op hetzelfde niveau te behouden van deze die werden goedgekeurd voor 2012.” De gemengde distributienetbeheerders die de Elia-tarieven louter via het cascadeprincipe doorrekenen, vroegen hierbij wel dat ze de eventuele verhogingen van de tarieven voor het transportnetbeheer elektriciteit zouden mogen doorrekenen.
Indien de CREG met het voormeld verzoek zou instemmen, zou dit voor de afnemers resulteren in een daling in reële termen van de distributienettarieven, vermits de distributienettarieven voor de periode 2013-2014 zonder indexaanpassing onveranderd zouden aangehouden worden. Dit houdt met andere woorden in dat de door de distributienetsector op te brengen tarifaire inspanning in sé minstens even groot is als deze op te brengen door Elia en Fluxys.
41
intermixt
jaarverslag i 2011
Tarieven voor de transportnetbeheerders Eind 2011 keurde de federale regulator CREG op de valreep de tarieven goed van de transportnetbeheerder voor elektriciteit Elia en gasvervoersnetbeheerder Fluxys voor de periode 2012-2015.
tarifaire bevoegdheid een nieuw methodologisch kader vast te stellen. Naast de vaststelling van de tariefstructuur, voorziet dit kader onder meer in de bepalingswijze van het totaal inkomen en de criteria die de CREG zal toepassen bij de controle van de elementen van het totaal inkomen. Met dit kader in de hand verkeerde de regulator in de mogelijkheid op 22 december 2011 de door Elia en Fluxys ingediende tariefvoorstellen voor de jaren 20122015 goed te keuren. Hierbij stijgen de Elia-tarieven voor de huishoudelijke afnemers - ondanks de aantrekkende inflatie - slechts in geringe mate (+ 5 %), terwijl er voor de industriële klanten zelfs van een beperkte daling sprake is en dit onder meer door de injectietarieven die voortaan aan de elektriciteitsproducenten aangerekend worden.
In september en oktober 2011 heeft de CREG een publieke consultatieronde georganiseerd over zijn ont werpen van besluit over de berekening van de tarieven voor elektriciteitstransport, alsook voor aardgasvervoer, aardgasopslag en LNG-terminalling. Voor wat Fluxys betreft werd rekening gehouden met het tariefakkoord dat de CREG en Fluxys in 2009 waren overeengekomen, zodat de toepassing van het ontwerp van besluit over de tariefberekening geen noemenswaardige gevolgen zou hebben voor de kasstromen van Fluxys in de volgende regulatoire periode 2012-2015.
42
Fluxys heeft bij de marktbevraging over het ontwerp van besluit bij de CREG onderstreept dat het van belang is een rendement op eigen vermogen aan te houden dat voldoende is om investeringen te financieren. De onderneming heeft ook benadrukt dat een stabiel tarifair kader, dat steunt op een lange termijnvisie, essentieel is. Elia formuleerde gelijkaardige opmerkingen, al kon daar niet worden teruggegrepen naar een eerder gemaakt akkoord. Het feit dat de voor de periode 2008-2011 van kracht zijnde transportnettarieven voor elektriciteit en aardgas per 31 december 2011 verstreken, bracht de CREG er toe om snel na de consultatieronde op basis van zijn uitgebreide
Als vergelijkingspunt: voor een gemiddeld gezin dat 3.500 kWh per jaar verbruikt, stijgt de transportkost van elektriciteit van 30,85 EUR naar 32,18 EUR per jaar. Het aandeel van het transporttarief in de totale elektriciteitsprijs bedraagt slechts 4 %. De tarieven van Fluxys kennen eveneens slechts een beperkte stijging (+ 3 %), wat als een loutere indexering kan beschouwd worden. Het aandeel van de transportkost in de aardgasprijs bedraagt dan ook amper 2 %. De afronding van de tariefdossiers kwam in moeilijke omstandigheden tot stand en kon enkel met succes afgesloten worden door significante efficiëntie-inspan ningen die van Elia en Fluxys in de nieuwe tarifaire periode worden gevraagd.
De CREG sleutelde aan de rendementsformules voor de vergoeding van het kapitaal van de transportnetbeheerders, maar biedt tezelfdertijd meer ruimte voor een zogenaamde incentive based regulation die bepaalde rendementen slechts toekent wanneer vooropgestelde efficiëntie drempels worden gehaald. Alhoewel Elia en Fluxys op dit ogenblik geen financierings problemen kennen, stelt zich toch de vraag of de door de regulator toegekende rendementen voldoende zullen zijn om investeerders aan te trekken wanneer de internationale economie herstelt en de aantrekkingskracht van defensieve aandelen relatief vermindert. Bovendien kunnen beide bedrijven uiteraard niet oneindig hun efficiëntie verder optrekken.
43
intermixt
jaarverslag i 2011
Groenestroomcertificaten in Vlaanderen In 2011 werd de toestand van de markt voor groenestroom- en warmtekrachtcertificaten gekenmerkt door een overschot aan certificaten ten opzichte van het door de leveranciers in te leveren quotum.
de distributienetbeheerders waardoor kosten van een distributienetbeheerder met veel hernieuwbare energie productie in zijn werkgebied worden doorgeschoven naar distributienetbeheerders met minder hernieuwbare energieproductie in hun werkgebied.
De Vlaamse regulator VREG heeft al herhaaldelijk melding gemaakt van dit overschot. Dit heeft als gevolg dat de prijs voor de certificaten daalt. Voor producenten van hernieuwbare energie heeft dit als gevolg dat zij in steeds grotere mate gedwongen worden om, voor zover ze daar recht op hebben, hun certificaten te laten opkopen door de distributienetbeheerders aan een vastgelegde minimumprijs. Hierdoor dreigen de distributienettarieven nog verder te stijgen. Certificaten die werden opgekocht door de distributienetbeheerders dienen immers opnieuw te koop aangeboden worden aan leveranciers. Bij gebrek aan voldoende vraag daalt de gemiddelde transactieprijs en blijven de distributienetbeheerders zitten met een overschot aan certificaten.
44
Hoe hoger de verkoopprijs die de distributienetbeheerders kunnen bekomen, hoe kleiner de impact op de distributie nettarieven. Het verschil tussen de aankoopprijs en de verkoopprijs wordt immers doorgerekend in de distributie nettarieven. De impact van de certificaten op de distributienettarieven is drieledig. Ten eerste is er het verschil tussen de effectieve verkoopprijs en de lagere waardering die in de distributienettarieven is opgenomen. Ten tweede is er de grotere toename van productie van hernieuwbare energie waarvan de certificaten aan een minimumprijs worden opgekocht door de distributienetbeheerders. Ten derde is er het solidariseringsmechanisme tussen
De eerste verrekening uit hoofde van de solidarisering van een gedeelte van de kosten voortvloeiende uit de verplichting van de distributienetbeheerders om groenestroom- en warmtekrachtcertificaten aan te kopen aan een minimumbedrag gebeurde in 2010 over de kosten van 2009. In 2011 gebeurde de verrekening over de kosten van 2010. Daaruit blijkt dat de bedragen van de solidarisering 2010 sterk afwijken van de bedragen 2009. De bedragen die verrekend werden weken bovendien sterk af van de ramingen zoals die door de VREG aan de distributienetbeheerders werden bezorgd. Voor de distributienetbeheerders betekent dit bijkomende nietgeraamde kosten die in de toekomst moeten verrekend worden in de distributienettarieven. In de door de CREG aan de Vlaamse gemengde distributie netbeheerders toegekende tussentijdse tariefaanpassing voor 2011 en 2012 zijn immers slechts enerzijds de reële gesolidariseerde kosten van 2009 opgenomen en anderzijds de door de VREG voor 2010 geraamde kosten met betrekking tot de solidarisering. Met de verwachte kosten voor 2011 en 2012 werd nog geen rekening gehouden. Bovendien is de voorspelling van deze kosten een quasi onmogelijke opdracht vermits de Vlaamse gemengde distributienetbeheerders geen zicht hebben op de ontwikkeling van decentrale productie.
Voor een gezin met een jaarverbruik van elektriciteit van 3.500 kWh bedraagt de bijdrage per jaar in het sedert april 2011 toegepaste distributienettarief al 53,91 EUR. Dit betekent 21,34 % van het distributienettarief. Dit is ook 33 % meer dan de bijdrage voor de exploitatiekosten van de distributienetbeheerder. De vraag stelt zich dan ook of een grondige herwerking van het huidige systeem niet aangewezen is. Zo zouden, naar analogie met het in Wallonië van toepassing zijnde systeem, de leveranciers de enige opkopers van certificaten kunnen worden, mits voldoende hoge quota. Met de ondertussen uitgebrachte adviezen van de VREG en het VEA (Vlaams Energie Agentschap) beschikt de Vlaamse minister voor Energie over alle elementen om op korte termijn het systeem te hervormen.
45
intermixt
jaarverslag i 2011
Groenestroomcertificaten in Wallonië De markt van de Waalse groenestroomcertificaten is letterlijk gekelderd in 2011. De op elkaar volgende transacties, bijvoorbeeld op de beurs Belpex, zijn gedaald van een gemiddelde prijs van ongeveer 85 EUR eind 2010 tot een prijs van circa 70 EUR eind 2011, steeds meer evoluerend naar de gegarandeerde drempel van 65 EUR.
vertegenwoordigde, bij waardering aan de voorwaarden van de voornoemde openbare dienstverplichting, 130 miljoen EUR. Niettegenstaande er in het Waalse Gewest, in tegenstelling tot in Vlaanderen, voor de terugkoop van groene stroomcertificaten geen openbare dienstverplichting ten laste van de distributienetbeheerders bestaat, moet men beseffen dat Elia de groenestroomcertificaten die het via het bovenvermeld mechanisme zal ten laste moeten nemen via de tarifaire cascade aan zijn afnemers zal doorrekenen, hetgeen toch de tarieven van de Waalse distributienetbeheerders dreigt te beïnvloeden.
Deze situatie, die sommige projecten bemoeilijkt, is het resultaat van een aanzienlijk overschot aan groene stroomcertificaten op de markt. Dit heeft voornamelijk twee belangrijke oorzaken: - enerzijds heeft de sector nog geen zicht op de quota’s die van toepassing zijn vanaf 2012 en waarover binnen de regering eind 2011 nog steeds discussie bestond; - anderzijds is er een structureel overschot op de markt sinds 2008 en sommige van de correctiemechanismen, bedoeld om het aantal vergunde groenestroomcertificaten voor bepaalde technologieën te verminderen, zijn niet snel
46
genoeg in werking gesteld of hebben nog geen resultaten opgeleverd. Dat geldt onder meer voor de fotovoltaïsche cellen waarvan de kostprijs sterk is gedaald. Zonder correctie is het dus waarschijnlijk dat meer en meer producenten vanaf nu zullen beroep doen op de terugkoopplicht aan 65 EUR die in het kader van de openbare dienstverplichtingen op de transportnetbeheerder rust. Terwijl de kost van deze openbare dienstverplichtingen tot nu toe bijkomstig was, is het realistisch te veronderstellen dat deze vanaf 2012 een zware impact op de tarieven van Elia zou kunnen hebben. Het aantal groenestroomcertificaten “in stock” eind 2011 werd geschat op 2 miljoen en
47
intermixt
Publi-T
jaarverslag i 2011
[Participaties]
Nadat de publieke holding Publi-T in 2010 bijna 300 miljoen EUR had geïnvesteerd in Elia, kan 2011 eerder als een consolidatiejaar worden aanzien. Op het einde van het jaar vond evenwel een belangrijke gebeurtenis plaats. De Gemeentelijke Holding besliste in ontbinding te gaan, wat verregaande gevolgen heeft voor Publi-T.
Steve Stevaert en Francis Vermeiren voor als bestuurders. Eind augustus 2011 nam Johan De Roo ontslag en werd hij opgevolgd door Philip Heylen. Ook werd Leen Van den Neste door Publi-T voorgedragen op voorstel van de financiële groep Arco die in juni 2011 een belang van 8,79 % in Elia had. Met oog op een gezamenlijk overleg sloot Publi-T een aandeelhoudersovereenkomst met Arco. Eind 2011 raakte evenwel bekend dat Arco heeft beslist in vereffening te gaan als gevolg van de implosie van de koers van de bankverzekeraar Dexia. Arco vatte dan ook de stapsgewijze verkoop van zijn aandelen Elia aan. Eenmaal het belang onder een bepaald niveau zakt, zal de aandeelhoudersovereenkomst automatisch ophouden te bestaan. In 2010 nam Publi-T een belangrijk pakket Elia-aandelen over van Electrabel (GDF Suez) die toen besliste volledig uit de transportnetbeheerder te stappen. Door deze aankoop steeg het belang van Publi-T van 32,87 % naar 45,37 %. Vervolgens tekende Publi-T proportioneel in op de kapitaalverhoging die Elia doorvoerde ter financiering van de overname van het Duitse transportnet 50Hz. Dankzij deze investering van afgerond 300 miljoen EUR is Publi-T voortaan de enige referentieaandeelhouder van Elia en kan de holding alle zeven afhankelijke bestuurders voordragen voor de raad van bestuur van de transportnetbeheerder. In het voorjaar van 2011 vond een vernieuwing van de raad van bestuur van Elia plaats voor een periode van zes jaar. Publi-T droeg Jennifer Debatisse, Dominique Offergeld, Johan De Roo, Claude Grégoire,
48
Ook de algemene vergadering van de Gemeentelijke Holding besliste in december 2011 in ontbinding te gaan met oog op een vereffening, eveneens een gevolg van de forse koersdaling van het aandeel Dexia. Tot deze ontbinding was de Holding met een belang van 19,93 % de belangrijkste individuele aandeelhouder van Publi-T. De beslissing tot ontbinding heeft verregaande gevolgen voor de aandeelhoudersstructuur van Publi-T. De Holding houdt vanaf deze datum immers op vennoot te zijn van Publi-T en heeft enkel nog recht op een zogenaamd “scheidingsaandeel” gebaseerd op de boekwaarde van Publi-T en niet de marktwaarde die voortvloeit uit de koers van het aandeel Elia. Deze nieuwe situatie werd vastgesteld door de algemene vergadering van Publi-T van december 2011.
49
jaarverslag i 2011
intermixt
Evolutie dividenden Publi-T 2003-2011 (in miljoen EUR)
30
20,31
19,03
11,41
10
12,16
15
16,62
17,05
20
20,31
25,99
25 23,67
Publi-T was per 31 december 2011 voor 40 % in handen van de financieringsverenigingen van de Vlaamse gemengde sector, voor 20 % van de Vlaamse zuivere verenigingen en VEH, voor 16,67 % van Socofe, voor 13,33 % van de financieringsintercommunales van de Waalse intercommunales en voor 10 % van de financierings intercommunale van de Brusselse gemengde sector.
5 0
Diezelfde algemene vergadering keurde voor de eerste maal een meerjarenplanning goed die een voorspelbare dividendpolitiek wil combineren met een reserverings beleid. Immers, Publi-T financierde zijn aankopen van Eliaaandelen niet enkel door middel van een kapitaalverhoging, maar ook door het aangaan van bankleningen voor een totaal bedrag van afgerond 200 miljoen EUR waarvan de hoofdmoot in 2015 terugbetaalbaar is. Het opbouwen van reserves moet Publi-T toelaten dit bedrag aan uitstaande schulden te verminderen. Vorig jaar zag Publi-T zijn inkomsten fors hoger gaan. Dat is in beperkte mate te danken aan een toename van het dividend per aandeel van Elia. De hoofdoorzaak zijn
50
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
de bijkomende aandelen die Publi-T verwierf door de kapitaalverhoging van Elia in juni 2010 proportioneel te volgen. Deze aandelen waren in 2011 voor het eerst dividendgerechtigd. Publi-T tekende op zijn beurt een beperkte toename van het dividend per aandeel op van 21,37 naar 21,80 EUR, terwijl het totale dividend veel sterker steeg als gevolg van de kapitaalverhoging die het op zijn beurt heeft doorgevoerd, namelijk van 20,31 tot 25,99 miljoen EUR. Tezelfdertijd droeg Publi-T in het kader van het reserveringsbeleid een deel van de meerinkomsten van Elia over naar het volgende boekjaar.
51
intermixt
jaarverslag i 2011
Publigas Het boekjaar van de cvba Publigas loopt van 1 oktober tot 30 september. Publigas is een holding met een kapitaal van 61,87 miljoen EUR dat vertegenwoordigd wordt door 32.751 aandelen met elk een nominale waarde van 1.888,94 EUR.
52
- Dotatie aan de onbeschikbare reserve - Uit te keren dividend - Saldo over te dragen naar het volgend boekjaar
12.000.000,00 EUR 74.017.260,00 EUR 1.404.042,99 EUR
600
400
200
0
74,02
Aan de algemene vergadering van Publigas werd de volgende bestemming voorgesteld:
800
27,38
De winst van het boekjaar bedroeg 87,4 miljoen EUR, waarvan 12 miljoen EUR terugname van de voorzieningen voor risico’s en kosten. Rekening houdend met de overdracht van het vorige boekjaar van 18.092 EUR, was de te bestemmen winst 87,42 miljoen EUR.
832,76
1000
42,23
Op 6 oktober 2011 had Publigas ondertussen beslist zelf over te gaan tot een kapitaalverhoging van 250 miljoen EUR. Hiervan werd 62,5 miljoen EUR opgevraagd
(in miljoen EUR)
40,94
Op 28 november 2011 voerde Fluxys G een kapitaal verhoging door van 300 miljoen EUR. Hierop werd door Publigas ingetekend voor een bedrag van 90 miljoen EUR. Het verschil werd onderschreven door La Caisse de dépôt et placement du Québec zodat zijn belang in Fluxys G toenam tot 20 % en dat van Publigas daalde tot 80 %.
Evolutie dividenden Publigas 2003-2011
37,17
- de aandelen van categorie A voor de financierings verenigingen van het Vlaams gewest en VEH vertegen woordigen 55 % van het totaal van de uitgegeven aandelen; - de aandelen van categorie B voor de intercommunales van het Waals gewest en Socofe vertegenwoordigen 30 % van het totaal van de uitgegeven aandelen; - de aandelen van categorie C voor de intercommunales van
Op 30 maart 2011 is La Caisse de dépôt et placement du Québec ingetreden in het kapitaal van Fluxys G. Dit Canadese fonds heeft een participatie van 10 % voor een waarde van 150 miljoen EUR genomen.
In het boekjaar 2010-2011 heeft Publigas 75,56 miljoen EUR bruto-dividenden ontvangen.
36,84
De aandelen zijn, conform het artikel 7 van de statuten, opgedeeld in drie categorieën:
Eind december 2010 werd de naam Fluxys Holding gewijzigd in Fluxys G nv.
Rekening houdend met het thesaurievoorschot van 55,51 miljoen EUR (of 1.695 EUR per aandeel), dat reeds werd uitbetaald aan de aandeelhouders op 30 juni 2011, bleef er derhalve nog een bedrag van 18,5 miljoen EUR te storten (of 565 EUR per aandeel). De algemene vergadering keurde dit unaniem goed en besliste het saldo uit te keren aan de aandeelhouders op 1 december 2011.
23,67
De aandelen worden zowel bij de gemengde als bij de zuivere sector aangehouden in de verhoudingen die zijn vastgelegd in de conventie van 31 maart 1994 en volgens de modaliteiten van de aandeelhoudersovereenkomst van 3 juli 1996 en van de statuten.
Rekening houdend met de waarborg op de minwaarde van Distrigas & Co werd een provisie aangelegd van 120 miljoen EUR. Dit op basis van een nota opgesteld door het management van Fluxys. Door de intrede in het kapitaal van Fluxys G door La Caisse de dépôt et placement du Québec is 10 % of 12 miljoen EUR ten laste van het fonds. Sedert 30 november 2011 is dit 20 % of 24 miljoen EUR.
Er werd dus voorgesteld om een bruto-dividend uit te keren van 2.260 EUR per aandeel.
30,56
Op 12 juli 2010 werd Fluxys Holding opgericht door enerzijds Publigas met een inbreng van 200.000 EUR in speciën en door anderzijds Fluxys Finance met een inbreng van 20.000 EUR in speciën. Op 10 september 2010 werd een kapitaalverhoging beslist via een inbreng in natura en heeft Publigas inbreng gedaan van de totaliteit van zijn Fluxys-aandelen in Fluxys Holding voor een waarde van 1.218,47 miljoen EUR. De gerealiseerde boekhoudkundige meerwaarde bedroeg 398,34 miljoen EUR. Tevens bracht Publigas zijn overbruggingskrediet van 300 miljoen EUR in Fluxys Holding in.
tegen 19 december 2011. Doordat één aandeelhouder van de categorie A niet op alle voorbehouden aandelen ingeschreven had, werd een tweede ronde gehouden. Tijdens deze tweede ronde werden alle resterende aandelen door de andere aandeelhouders van de categorie A onderschreven. Op 30 januari 2012 kon de kapitaalverhoging voor de notaris worden geakteerd.
11,67
het Brussels gewest vertegenwoordigen 15 % van het totaal van de uitgegeven aandelen.
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
53
intermixt
Activiteiten van de Vlaamse financiële cel
jaarverslag i 2011
[Financiering]
EGPF legde de basis voor een drastische uitbreiding van zijn productiepark. Via de nieuwe projectvennootschap EGPF WWE worden de financieringsverenigingen en de gemeenten nauwer betrokken bij de projecten op hun grondgebied. De winstuitkering van ECS bereikte een hoogtepunt maar is tegelijkertijd de voorbode van dalende winstuitkeringen in de toekomst.
Sinds 30 juni 2008 beheren de Vlaamse financierings verenigingen rechtstreeks de participaties in ECS (Electrabel Customer Solutions nv) en EGPF (Electrabel Green Projects Flanders cvba). De participatie in EGPF werd door de holding van de Vlaamse financieringsverenigingen GeFIN verkocht aan de financieringsverenigingen en de toenmalige portageovereenkomst met betrekking tot de aandelen ECS werd stopgezet. Op 29 juni 2009 werd GeFIN vrijwillig in ontbinding gesteld. Daarnaast sloten de aandeelhouders van EGPF en ECS een aandeelhoudersovereenkomst waarin zij afspraken maakten over het beheer van de participaties in EGPF en ECS.
54
De gunstig evoluerende resultaten van EGPF zorgden ervoor dat sinds 2010 (over het boekjaar 2009) een dividend kon uitgekeerd worden. De aandeelhouders ontvingen 8 EUR per aandeel. In 2011 werd een dividend uitgekeerd van 5 EUR per aandeel. De boekwaarde van een aandeel bedraagt 32,53 EUR. Samen met dochter EGPF WHH beschikte EGPF per 31 december 2011 over 40,66 MW productievermogen, verdeeld over 21 windturbines. Ondanks het moeizaam verlopend vergunningsbeleid werden in 2011 vergunningen bekomen voor een bijkomend productievermogen van 39,75 MW verdeeld over 18 windturbines en 6 verschillende locaties.
55
jaarverslag i 2011
intermixt
vereniging met een project op haar grondgebied. Wenst een financieringsvereniging om welke reden dan ook geen gebruik te maken van het prerogatief, dan kunnen de andere financieringsverenigingen in verhouding tot hun participatie in de moedermaatschappij EGPF de aandelen met betrekking tot het concrete project onderschrijven. Binnen de onderscheiden financieringsverenigingen kan men aan de gemeenten van de financieringsvereniging waar een windmolenpark gerealiseerd wordt, aldus de mogelijkheid geven een disproportioneel groter belang in de financiering van het aandeel van de financieringsvereniging in EGPF WWE te nemen.
Met het oog op een grotere betrokkenheid van de financieringsverenigingen en de gemeenten op wiens grondgebied de projecten gerealiseerd zullen worden, werd op 23 december 2011 de cvba EGPF WWE opgericht. EGPF houdt 50 % van het kapitaal aan (de financierings verenigingen houden 30 % van het kapitaal aan van EGPF waardoor zij onrechtstreeks 15 % van EGPF WWE hebben). De overige 50 % wordt enerzijds door Electrabel voor 35 % en anderzijds door de financieringsverenigingen voor 15 % aangehouden. Voor de inbreng van de financieringsverenigingen is het vertrekpunt dat zij elk één aandeel onderschreven. Naargelang de selectie en de voortgang van de nieuwe projecten is er een prerogatief voor de financierings
56
Het boekjaar 2010 was een bijzonder goed jaar waardoor in 2011 aan de financieringsverenigingen een hoge winst kon worden uitgekeerd. Dit is echter geen voorafspiegeling voor de komende jaren. Onder druk van de concurrentie ziet ECS zich genoodzaakt een nieuwe prijspolitiek te voeren. Deze zal een belangrijke weerslag hebben op de toekomstige winstuitkeringen. De Waalse gemeenten houden -in tegenstelling tot de Brusselse gemeenten- via hun financieringsverenigingen een participatie van 1,25 % aan in ECS. Zij ontvangen 40 % van het resultaat van de Waalse rekeningsector van ECS.
Sinds de vrijmaking van de Vlaamse energiemarkt in 2003 is de leveringsactiviteit van de gemengde intercommunales ondergebracht bij ECS en beperken zij zich tot het distributienetbeheer, samen met enkele belangrijke bij komende maatschappelijke opdrachten. De Vlaamse gemeenten van de gemengde sector houden samen een financiële participatie van 3 % aan in ECS; wat overeenkomt met 5 % in de Vlaamse activiteiten van ECS. Echter, gelet op de historische context bij het ontstaan van ECS, ontvangen zij 40 % van het resultaat van de Vlaamse rekeningsector van ECS. Zij hebben bovendien recht op 40 % van de economische waarde van de Vlaamse activiteiten van ECS. De winst van ECS wordt grotendeels toegekend als een bijdrage via de “Vereniging in Deelneming” en in mindere mate als een dividend.
57
intermixt
jaarverslag i 2011
Activiteiten van het Waalse overlegplatform De Waalse zuivere financieringsintercommunales vervullen verschillende opdrachten ten bate van de gemeenten. De coördinatie gebeurt door het Waals overlegplatform van Intermixt.
en/of de experts, zeven maal samengekomen om zich uit te spreken over belangrijke dossiers die voornamelijk betrekking hebben op de financiële en strategische relaties die de Waalse zuivere financieringsintercommunales hebben met de geassocieerde gemengde distributienetbeheerders. Om slechts enkele te vermelden:
- de Service Level Agreement Waalse zuivere financierings intercommunales/distributienetbeheerders/ORES over de aard en de communicatie van financiële en boekhoud kundige informatie;
- de concretisering van de versnelde toename tot 75 % van de participatie van de openbare sector in de gemengde distributienetbeheerders;
- de standpuntinname van de Waalse zuivere financierings intercommunales met betrekking tot de voorstellen van nieuwe richtlijnen van de CREG.
- de modaliteiten voor de vermindering van het eigen vermogen;
Bovendien zorgt de evolutie van de sector ervoor dat de gemeenten onvermijdelijk zijn geworden. Zo dient vastgesteld te worden dat de zuivere financieringsintercommunales zowel in het distributienetbeheer als in wat Fluxys en Elia een meerderheidsparticipatie hebben.
- de financieringswijze van de gemengde distributie netbeheerders door de Waalse zuivere financierings intercommunales en het mechanisme van de aandelen R; De steden en gemeenten hebben sinds lang het belang begrepen van het beheer van hun energieparticipaties in een gemeenschappelijk financieel instrument. Deze optie laat toe om twee doelstellingen na te streven: de optimalisatie van de financiering van de kapitalen in de diverse structuren waarvan ze lid zijn en de organisatie van de verdeling van de gegenereerde winst door deze participaties. Zo zijn ze gegroepeerd in zuivere financieringsintercommunales die, voor het merendeel, vandaag een meerderheidsparticipatie bezitten in de gemengde netbeheerders. Zo zijn er acht zuivere financieringsintercommunales actief in het Waals Gewest: FINEST in het Duitstalige gewest, FINIMO in de provincie Luik, IDEFIN in de provincie Namen,
58
I.E.G., I.P.F.H. en IFIGA in Henegouwen, SEDIFIN in WaalsBrabant en SOFILUX in de provincie Luxemburg. De Waalse instanties van Intermixt hebben het initiatief genomen om een platform uit te bouwen voor informatie en overleg tussen de verantwoordelijken van deze zuivere financieringsintercommunales die bovendien vertegenwoordigd zijn in de Waalse Gewestelijke Raad van Intermixt. Alle Waalse zuivere financieringsintercommunales hebben een samenwerkingscontract aangegaan met Intermixt. Tijdens het boekjaar 2011 is het platform van de Waalse zuivere financieringsintercommunales, in casu de voorzitters
- de statutaire aanpassingen van de gemengde distributie netbeheerders;
- de betalingsmodaliteiten van het voorschotdividend voor 2011; - de dividendpolitiek 2012 van de gemengde distributie netbeheerders;
Zelfs al wordt de voortrekkersrol van de openbare sector aangemoedigd, dan nog blijft het in de huidige economische context onmogelijk om zelf de nodige investeringen te financieren voor de uitbouw van de industriële activiteiten van de ondernemingen die hij beheert.
- de belangrijke rol van de Waalse zuivere financierings intercommunales bij het gelijkmatig laten verlopen van de uitgekeerde dividenden door de gemengde distributienetbeheerders aan de gemeentelijke vennoten; - de aanpassing aan de nieuwe boekhoudkundige normen IFRS;
59
intermixt
Balans per 31 december 2011 ACTIVA VASTE ACTIVA Terreinen & gebouwen Terreinen Gebouwen
2011 713.770,66 676.935,15
PASSIVA EIGEN VERMOGEN Kapitaal
615.939,06 36.012,72
Meubilair & -materieel
822,79
Financiële vaste activa
39.487,42
Aandelen & deelbewijzen Reserve- en werkingsfonds galerij Ravenstein VLOTTENDE ACTIVA Handelsvorderingen en overige
39.260,89 2.412.563,51 460.347,71 147.005,52
Overige vorderingen
313.342,19
Reserves Beschikbare reserves Overgedragen resultaat VOORZIENINGEN
1.919.996,83
Overige risico’s & lasten SCHULDEN
1.715.448,46 1.604.213,31 111.235,15 34.446,59 560.786,69 560.786,69 645.982,44 67.339,36
Schulden op > 1 J. die vervallen binnen het jaar
25.231,00
Handelsschulden
76.065,09 76.065,09
32.218,97 Schulden m.b.t. bezoldigingen & soc. lasten Overige schulden Overlopende rekeningen 3.165.821,59
60
209.157,41
Schulden op meer dan 1 jaar
Crediteuren Overlopende rekeningen
1.959.052,46
226,53
Debiteuren
Beleggingen & liq. middelen
2011
60.996,09 Fonds voor Sociaal Passief
Inrichting & uitrust. kantoren
jaarverslag i 2011
jaarrekening 2011
309.685,62 0,00 167.661,37 3.165.821,59
61
intermixt
resultatenrekening
2011
OPBRENGSTEN Courante ontvangsten Ledenbijdragen voor het budget Andere bedrijfsresultaten Andere bedrijfsopbrengsten Financiële resultaten Financiële opbrengsten Uitzonderlijke resultaten Uitzonderlijke opbrengsten TOTAAL OPBRENGSTEN
resultatenrekening
Begroting 2011 2011
KOSTEN 3.898.748,37
begroting
jaarverslag i 2011
Resultatenrekening 2011
2011
2012
UITGAVEN
Diensten en diverse goederen
1.361.780,83
Werkingskosten
813.905,00
810.258,88
Bezoldigingen en Sociale lasten
2.224.318,39
Publicatiekosten
24.000,00
24.600,00
744.636,75
754.668,01
2.565.500,00
2.607.800,00
Uitzonderlijke kosten
140.000,00
140.000,00
Afschrijvingen investeringen
226.950,00
222.750,00
Andere bedrijfskosten
27.450,00
28.300,00
Financiële kosten
14.000,00
13.000,00
4.556.441,75
4.601.376,89
2011
2012
4.231.941,75
4.269.376,89
Gerecupereerde kosten
315.000,00
325.000,00
Financiële opbrengsten
9.500,00
7.000,00
4.556.441,75
4.601.376,89
3.898.748,37 334.821,83 334.821,83 14.834,69
Afschrijvingen & waardeverminderingen Afschrijvingen
14.834,69
Waardeverminderingen
117.380,56
Voorzieningen voor risico’s & kosten
117.380,56 4.365.785,45
142.759,65 142.759,65 0,00
370.786,69
Andere bedrijfskosten
32.305,43
Financiële resultaten
9.360,18
Financiële kosten
9.360,18
Uitzonderlijke resultaten
250,99
Uitzonderlijke kosten
250,99
Winst van het boekjaar
224.223,29
TOTAAL KOSTEN
4.365.785,45
Beheerskosten Personeelskosten
UITGAVEN
begroting INKOMSTEN Ledenbijdragen
INKOMSTEN
62
63
Verslag van het college van commissarissen
Mevrouwen, mijne heren, Overeenkomstig de wettelijke en statutaire bepalingen, heeft het College van Commissarissen de eer verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn controleopdracht gedurende het boekjaar 2011 (periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2011). Het College heeft kunnen vaststellen dat de uitgaven en inkomsten van de boekhouding volledig in overeenstemming zijn met de documenten die werden voorgelegd. Bij de opstelling van de jaarrekening zijn de principes van consistentie en voorzichtigheid gerespecteerd. Het College van Commissarissen verklaart derhalve dat de jaarrekening die een balanstotaal heeft van 3.165.821,59 EUR en een over te dragen positief resultaat vertoont van 34.446,59 EUR, getrouw de financiële toestand en de resultaten van de instelling weergeeft. Bijgevolg stelt het College aan de Algemene Vergadering voor de balans en de resultatenrekening per 31 december 2011 goed te keuren.
24 mei 2012 HET COLLEGE VAN COMMISSARISSEN
64 Design & realisatie : The Design Factory
Ravensteingalerij 4 bus 2 1000 Brussel Tel : 02 548 36 02 Fax : 02 513 07 46 e-mail
[email protected] www.intermixt.be
intermixt
stichTing van openbaar nut
66