INTERACTIEVE VORMINGSMODULE MATERIAAL : « Trading our health away »
1.
Neem de pols : Begrippen definiëren
Aankoop en doorverkoop van goederen en diensten
Complementariteit van de producten
Competitie
Vrij verkeer van goederen
Verwijdering van tolheffingen
Bevordering van de economische ontwikkeling
Codificatie-instrument
Onomkeerbaarheid
Verschillende vormen
2. Health Cafe : vrijhandel en gezondheid
Vermindering van overheidsopbrengsten Veel ontwikkelingslanden zijn afhankelijk van import- en exporttaksen om hun overheidsinkomsten te vermeerderen omdat er weinig binnenlandse bronnen van inkomsten zijn. De Werelbank schat dat de douane-inkomsten in zwart Afrika goed zijn voor 7 tot 10% van de overheidsinkomsten. Europese producten vertegenwoordigen 40% van de import in zwart Afrika. Deze douane-barrières op Europese producten opheffen zou de overheidsinkomsten dus gevoelig verminderen. Voor de meeste ontwikkelingslanden is het moeilijk om andere inkomsten te vinden. De overheden kunnen bijvoorbeeld de inkomensbelasting verhogen, maar daardoor zou de bevolking nog meer verarmen. Volgens een studie van het IMF zijn staten niet gelijk in hun capaciteit om de erosie van douane-inkomsten te compenseren door andere bronnen van financiering. Minder ontwikkelde landen slagen er niet in om meer dan 30% van hun douane-inkomsten te compenseren. De overheid heeft drie mogelijkheden om met de situatie om te gaan: − Overheidsuitgaven, te beginnen bij de gezondheidszorg en onderwijs, verminderen. Als de overheid minder investeert in de gezondheidszorg, dreigt dit te leiden tot een degradatie van de werkomstandigheden in de gezondheidssector, met lageren lonen en een hogere werkdruk. Dit leidt tot de emigratie van gezondheidsprofessionals of de shift naar de privé-sector. Zo blijft er minder talent over voor de publieke gezondheidszorg. − De overheid kan andere vormen van belastingen opleggen, waaronder minder eerlijke belastingen. Dit is bijvoorbeeld een hogere belasting op toegevoegde waarde (BTW) die armere huishoudens altijd zwaarder treft. Consumptiebelastingen hebben immers altijd een min of meer uniforme belastingvoet. Een persoon met een laag inkomen betaalt dezelfde som als iemand met een hoog inkomen. Indien men de BTW verhoogt zal de financiële impact zwaarder zijn voor arme gezinnen. − De overheid kan bepaalde sectoren privatiseren om de kost hiervan niet meer te moeten dragen. Maar zo een privatisering zal de prijzen van de gezondheidszorg verhogen. De elite zal goede medische zorgen krijgen maar de meerheid van de armere bevolking zal enkel beroep kunnen doen op middelmatige dienstverlening.
De liberalisering van de gezondheidssector De overheid is altijd al de grootste verstrekker van gezondheidszorg geweest. Omdat de toegang tot de gezondheidszorg een recht is, is de doelstelling van de overheid om dit aan iedereen te verstrekken. Toch vindt men de laatste jaren meer en meer privédiensten met een verschillende doelstelling. Niet de toegang tot medische zorg maar het maken van winst staat centraal. Met de vrijhandelsakkoorden openen ontwikkelingslanden hun markt voor competitie van privé-ondernemingen. De overheid is nochtans de enige die universele toegang tot basisgezondheidszorg kan garanderen, gratis of gesubsidieerd voor de armere bevolkingsgroepen. Meerdere punten van kritiek duiken op bij de privatisering van de gezondheidszorg. De voornaamste zijn de volgende: − In tegenstelling tot de staat, die normaal gezien in het belang van de hele bevolking maatregelen treft, willen privé-ondernemingen winst maken. De gezondheidszorg gaat dus duurder zijn en de toegang beperkt tot een elite die de behandelingen kunnen betalen. Bovendien zijn privé-praktijken vaak gericht op de behandeling van winstgevende medische problemen in plaats van op basisgezondheidszorg. De ongelijke toegang tot gezondheidszorg gaat dus toenemen. Een studie van 44 landen met lage of beperkte inkomsten toont aan dat naargelang het aandeel van privé-spelers in de gezondheidszorg toeneemt, ook de uitsluiting van armen toeneemt omwille van de hogere prijzen. De armen moeten zich laten verzorgen bij middelmatige publieke dienstverleners die niet genoeg inkomsten hebben (gezien de vermindering van overheidsinkomsten door de afschaffing van douanetarieven) om kwaliteit te bieden. − De privé-sector kan de toegang tot een hoog niveau van dienstverlening faciliteren, maar ze kan ook menselijk kapitaal van de publieke naar de privédienstverlening aantrekken of ze naar het buitenland drijven. Dit zal het aantal gekwalificeerde artsen en de kwaliteit van het personeel verminderen of de salariskosten verhogen voor de publieke sector. Zonder vrijhandelsakkoord is een land vrij om zijn gezondheidszorg open de stellen en te reguleren in overeenstemming met de ontwikkelingsdoelstellingen. Als het slecht gaat, kan de overheid altijd de koers wijzigen. Als een land met een vrijhandelsakkoord buitenlandse investeerders weigert, kunnen deze laatsten een proces starten. Hetzelfde gebeurt als een investeerder zich geschonden voelt in zijn rechten. De overheid kan dus niet kiezen wat best is voor zijn land en moet zich sowieso buigen naar het akkoord.
Verstrenging van het intellectueel eigendomsrecht In ontwikkelingslanden heeft de bevolking een laag inkomen. Daarom zijn de prijzen van medicijnen en diagnostische procedures zeer belangrijke factoren die de toegankelijkheid van de gezondheidszorg bepalen. Normaal moet de staat dit recht op toegang garanderen, maar vaak opent de markt zich voor concurrentie tussen privéspelers. De economische logica wil dat hoe meer spelers op de markt, hoe lager de prijzen zullen zijn. De concurrentie tussen generische geneesmiddelen kan de prijs 40 tot 80% laten zakken in vergelijking met de originele aanbieder. Maar privéondernemingen gaan toch op zoek naar winst en gaan vaak over tot kartelvorming en de daarmee gepaarde prijsstijgingen. Bij een vrijhandelsakkoord wil het ontwikkelde land vaak zijn intellectuele eigendomsrechten versterken om de effectieve implementatie op te leggen ten voordele van de houders van een octrooi. Intellectuele eigendomsrechten maken het mogelijk voor farmaceutische multinationals om hun productiemonopolie te behouden en om hun medicijnen te commercialiseren. Het octrooi is dus een vitaal instrument voor farmaceutische bedrijven want daardoor kunnen ze hun productie behoeden van concurrentie door de komst van goedkope alternatieven te blokkeren. Een octrooi leidt tot hogere prijzen voor medicijnen en belet een land om zijn eigen farmaceutische industrie te ontwikkelen. Een behandeling van AIDS bijvoorbeeld met retrovirale medicijnen waarop een octrooi genomen is, kost 12000 dollar per jaar, terwijl generische middelen 420 dollar per jaar kosten. Deze intellectuele eigendomsrechten kunnen dus leiden tot een verminderde toegang tot generische geneesmiddelen op het grondgebied of vertraging van de introductie van generische middelen op de markt. Hierdoor zullen alleen de rijken toegang hebben tot gezondheidszorg, hoewel dit een basisrecht is voor iedereen. Deze principes worden nog eens versterkt met het TRIPS akkoord (Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights of Aspecten van het Intellectueel Eigendomsrecht in verband met Handel). Deze akkoorden werden getekend in het kader van de WTO (Wereldhandelsorganisatie) in 1994 en introduceren intellectuele eigendomsrechten in de regels van de internationale handel. Deze octrooien hebben ernstige gevolgen voor de medische sector. De leden van de WTO zijn verplicht octrooien te respecteren gedurende een minimun van 20 jaar vanaf de deponering van een octrooi op een farmaceutisch product of productieproces. Met de vrijhandelsakkoorden profiteerde de Europese Unie ervan om TRIPS-plus maatregelen in te voeren die de prijs van geneesmiddelen sterk doen stijgen en de competitie van generische middelen stopzet. Dit gebeurt via verschillende wegen, waaronder octrooien van meer dan 20 jaar, een octrooi op tweede gebruik, exclusiviteit van gegevens en verbod op parallelle import. De speciale rapporteur van de VN voor het recht op gezondheid, Anand Grover, waarschuwt ons voor de gevolgen: “Ontwikkelingslanden en minder ontwikkelde landen
zouden beter geen TRIPS-plus maatregelen accepteren in hun wetgeving. Ontwikkelde landen mogen ontwikkelingslanden niet dwingen om TRIPS-plus maatregelen op te nemen in vrijhandelsakkoorden en moeten oppassen om geen maatregelen op te leggen die het recht op gezondheid schenden. * Met een « second medical use patent » bedoelt men dat een tweede octrooi kan genomen worden op eenzelfde product wanneer het gaat om een nieuwe indicatie. * Exclusiviteit van gegevens (“Data exclusivity”) toestaan betekent dat een bedrijf geen gebruik kan maken van onderzoeksgegevens van een ander bedrijf om een medicijn te registreren. Elk bedrijf moet dan dezelfde (dure) testen opnieuw uitvoeren om een product te laten registreren. * Parallelle import betekent dat een land een medicijn invoert uit een ander land als het daar goedkoper wordt geproduceerd. Het TRIPS-akkoord laat dit toe.
3. Naar de rechtbank: een argumentatie opbouwen
Privatiseringen schaden de gezondheid Alexia Fouarge Wanneer de staat de gezondheidszorg privatiseert, is het de kwetsbare groepen die er het meest onder lijden Van Colombia tot China, tot de voormalige Sovjetunie, wanneer de staat de gezondheidszorg privatiseert, is de drijvende kracht achter dat systeem concurrentie en winst ten koste van de armen. De sociale zekerheid, de gezondheidszorg en de universele verzekering van gezondheid komen in het gedrang. De middelen voor ziekenhuisdiensten dalen en de administratieve kosten stijgen. Het zijn de kwetsbare groepen die er het meest onder lijden en die hun toegang tot de gezondheidszorg zien verminderen. Colombia: de negatieve impact van Wet 100 op de gezondhei Het nieuwe Colombiaanse gezondheidsstelsel is niet in staat om de problemen inzake toegankelijkheid, gelijkheid en doeltreffendheid op te lossen. In 2000 bevestigde het UNDP (United Nations Development Programme) dat 46% van de bevolking niet gedekt was voor gezondheidsrisico’s of geen gezondheidsverzekering had, wat overeenkomt met een stijging van 4,6% sinds 1997. Vóór 1993 was het gezondheidssysteem verdeeld over drie sectoren: een private sector voor de patiënten die het zich konden veroorloven, een verplicht socialezekerheidsstelsel voor arbeiders en bedienden en publieke gezondheidszorg voor de armen. Op het einde van de jaren ’80 had 25% van de bevolking geen enkele gezondheidsverzekering . In 1993 werd met de hervorming van ‘wet 100’ de rol van de staat als inrichter van gezondheidszorg sterk verminderd. Het nieuwe systeem kan onderverdeeld worden in twee delen. Aan de ene kant heb je de ‘individuele diensten’ (curatieve zorgen) die grotendeels geprivatiseerd zijn. Aan de andere kant de ‘collectieve diensten’ (preventieve zorgen) die in handen van de staat zijn. De verzekeraars en publieke en private dienstverleners beconcurreren elkaar in dezelfde gereguleerde ‘gezondheidsmarkt’ en strijden om de patiënten van optimale zorgen te voorzien. Sommigen prijzen de voordelen van dit systeem en het klopt dat het op korte termijn zijn vruchten afgeworpen heeft. De totale uitgaven voor de gezondheidszorg zijn zeker toegenomen van 7% van het BNP in 1990 tot 10,5% in 1999, maar het ziet er naar uit dat de verhoging van deze uitgaven de ongelijkheden in de gezondheidszorg vergroot hebben. Een aanzienlijk deel van dit bedrag gaat rechtstreeks naar winst voor de privésector en wordt niet opnieuw geïnvesteerd. Een deel van het publiek geld wordt op die manier onttrokken aan de sociale doelstellingen. China: de staat erkent de schadelijke effecten van de privatisering Tussen 1952 en 1982 financierde en beheerde de Chinese regering de gezondheidszorg. Verbeteringen in de gezondheidssector waren een belangrijke stap voorwaarts. De kindersterfte daalde van 20% naar 3,4% en de levensverwachting kende bijna een verdubbeling. In de jaren ’80 heeft de staat de gezondheidssector ingrijpend geprivatiseerd, met desastreuze gevolgen voor de billijkheid. Door de verschuiving van de openbare naar de
privésector trok de staat zich terug uit de sociale sfeer en namen de ongelijkheden tussen kustregio’s en niet aan zee grenzende provincies toe, net als die tussen de stad en het platteland. Diensten die voorheen gratis waren, worden nu gefactureerd door privéziekenhuizen. Verzekeringen om gezondheidsuitgaven te dekken werden opgestart. Evenwel is 80% van de armen die in landelijke gebieden wonen niet gedekt. In deze streken zijn de kwaliteit en de kwantiteit van de verzorgers en van de infrastructuur van de gezondheidszorg onvoldoende. De kindersterfte ligt er driemaal hoger dan in verstedelijkte gebieden. De belangrijkste oorzaak van verarming in deze regio’s is ziekte. Dit gezondheidssysteem, gebaseerd op winst, is onbillijk en komt dus niet ten goede aan de volledige bevolking. Door de SARS-crisis (Severe Acute Respiratory Syndrome) van 2003 werd de regering zich bewust van de ondoeltreffendheid van het gezondheidssysteem. Ze kondigde aan een belangrijkere rol te willen spelen op vlak van gezondheidszorg door haar rol van weleer terug op te nemen. Sinds 2006 wordt de gezondheidszorg hervormd en is men bezig met een systeem op te zetten waardoor elementaire medische zorg en medische verzekering voor iedereen toegankelijk wordt. USSR: privatisering valt de levensverwachting aan De overgang van het socialisme naar het kapitalisme in Europa midden jaren ’90 heeft in de sovjetregio geleid tot de privatisering van duizenden ‘inefficiënte’ bedrijven. Deze privatisering leidde tot het ontslag van heel wat mensen vooraleer de nieuwe bedrijven werden opgericht. Werkloosheid trof vooral werknemers in kapitaalintensieve ondernemingen. De stijging van de werkloosheid zorgde voor desastreuze gevolgen voor de gezondheid. UNICEF heeft het over 3 miljoen voortijdige sterftes als gevolg van deze overgang! Meer dan 15 jaar na datum heeft slechts iets meer dan de helft van de ex-communistische landen haar niveau van levensverwachting hervonden. De omvang van dit verschijnsel is mede te wijten aan het feit dat in deze landen de overgang naar het kapitalisme via een niet-graduele schok gebeurde, waardoor de werkloosheid er met 60% extra steeg in vergelijking met landen waar de privatisering "geleidelijker" gebeurde. Die werd gekarakteriseerd door de liberalisering van de prijzen en van de handel waardoor de markten de middelen konden herverdelen, de stabilisatieprogramma’s om de inflatie tegen te gaan en de privatisering van duizenden overheidsbedrijven.
Vrijhandelsakkoord EU-Colombia/Peru: Eenrichtingsakkoord ten voordele van de minderheid Alexia Fouarge In oktober spreekt het Europees Parlement zich uit over een vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie, Colombia en Peru. In oktober spreekt het Europees Parlement zich uit over een vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie, Colombia en Peru. De kans bestaat dat het Parlement het akkoord goedkeurt, omdat dat de Europese Unie de voordelen ervan voor de betrokken landen al maanden bewierookt. Een memo van de Europese Commissie (1) benadrukt dat het vrijhandelsakkoord tussen de EU, Colombia en Peru de stabiliteit van hun handelsbetrekkingen, geschat op 16 miljard euro in 2010, zal verhogen. De memo benadrukt ook dat het akkoord maatregelen bevat om mensenrechten te garanderen. Bovendien gaan de partijen een engagement aan om internationale conventies over arbeidsrecht en milieubescherming te implementeren. Maar is dit werkelijk het geval? Intal en G3W bekijken het akkoord kritisch. Voordelen voor de Europese Unie om de afschaffing van de douanerechten De EU bevestigt dat dankzij dit vrijhandelsakkoord importheffingen verdwijnen. Hierdoor moeten Europese bedrijven geen belastingen betalen bij export naar Colombia en Peru. Dit zorgt voor winst bij sectoren die al actief zijn in de regio, maar creëert ook mogelijkheden voor buitenstaanders. Een voorbeeld: dankzij de afschaffing van importheffingen moet er op farmaceutische producten 16 miljoen euro minder douanerechten worden betaald. Dit akkoord is inderdaad positief voor farmaceutische multinationals, maar heeft ook een negatieve impact op de gezondheidssector in Colombia en Peru. Met het verdwijnen van importheffingen dalen de fiscale opbrengsten van de overheden. Daardoor wordt er mogelijks bespaard op sociale uitgaven, te beginnen bij de gezondheidszorg. In Peru is een daling van fiscale opbrengsten met 27,8 % te voorzien (2). Toch ziet de EU hier geen graten in. Volgens de EU wordt het akkoord niet van de ene op de andere dag werkelijkheid, dus hebben regeringen nog tijd genoeg om alternatieve inkomsten te vinden. Als argument klinkt dit niet erg overtuigend. Europese bedrijven en multinationals in Colombia en Peru Bovendien kan men in de memo lezen dat Europese bedrijven in een competitieve omgeving zullen terechtkomen. De partijen zullen verplicht worden om via nationale en regionale wetgeving geen anticoncurrentiële praktijken, zoals kartelvorming, misbruik van machtspositie en restrictieve akkoorden, meer toe te staan. Peruviaanse en Colombiaanse bedrijven kunnen nog niet hetzelfde gewicht in de schaal leggen als hun Europese tegenhangers. Is dit akkoord dan eerlijk voor alle partijen? Waar gaan we naartoe als de EU regels uitvaardigt die alleen haar eigen belang beschermen? De farmareuzen bijvoorbeeld hebben alle ruimte om voet aan grond te krijgen in Colombia en Peru, waardoor de gezondheidszorg beetje bij beetje geprivatiseerd wordt.
Intellectuele eigendomsrechten en in stand houden van innovatie en concurrentie voor Europese bedrijven Volgens de EU garandeert dit vrijhandelsakkoord effectieve bescherming van intellectuele eigendomsrechten en industriële of commerciële eigendommen. De EU is optimistisch want hierdoor kan innovatie en concurrentie in stand gehouden worden, zowel binnen als buiten de EU. Toch staat het vast dat de farmareuzen al sterk staan. Bovendien leiden monopolies tot gevoelig hogere prijzen. Een behandeling van aids met gepatenteerde retrovirale medicijnen kost 12000 dollar per jaar, een behandeling met generische medicijnen 420 dollar.(3) Het is nochtans voorzien dat tegen 2025 in Peru het volume van gepatenteerde medicijnen met 11 % zal stijgen. Daarop volgt een prijsstijging van 25 % en een meerkost van 48 miljoen dollar voor gezondheidszorg (4). Zo ontstaat een nog grotere kloof tussen rijk en arm, want enkel de rijken zullen toegang hebben tot gezondheidszorg. Een analyse van de gegevens van 44 landen met lage tot middelmatige inkomsten toont aan dat naarmate het participatieniveau van de privésector in de gezondheidszorg stijgt, minder armen toegang hebben tot de sector.(5) Bovendien dreigt door deze situatie een verslechtering van de arbeidsomstandigheden, minder loon en meer arbeidsdruk. Dit kan ertoe leiden dat professionals uit de gezondheidssector emigreren, waardoor er een tekort aan menselijk talent in de gezondheidszorg ontstaat.
Verhoog het niveau van de rijkdom van Colombia en Peru Volgens de EU-memo zal door het akkoord het BNP van Colombia met 1,3 % en van Peru met 0,7 % stijgen op lange termijn. Deze algemene cijfers reflecteren de interne realiteit niet. Er zullen sowieso meer verliezers dan winnaars zijn. Meestal worden de rijken rijker en de armen armer. Belastingsvermindering en de openstelling van de arbeidsmarkt hangen samen met meer loonongelijkheid, waardoor goed gekwalificeerde werknemers beter betaald zullen worden en minder gekwalificeerden blijven hangen. De armsten zullen moeilijker toegang krijgen tot gezondheidszorg, wat hun precaire situatie zeker niet zal verbeteren. In een rapport uit de VN zijn bezorgheid over de gevolgen van deze akkoorden voor de minderbedeelden. “Het Comité is bezorgd dat bilaterale en multilaterale handelsakkoorden de uitoefening van bepaalde economische, sociale en culturele rechten zal beïnvloeden, meerbepaald bij gemarginaliseerde en achtergestelde groepen zoals de autochtonen, Afro-Colombianen en mensen die in rurale zones leven.”(6) Toch insisteert de EU erop dat dit akkoord een hoge mate van arbeidsbescherming voorziet en een clausule bevat over de naleving van de mensenrechten. Toch toont de onderhandelde versie van de tekst dat wat in artikel 16 staat, een intentieverklaring zonder controlemechanisme en sancties is. De Europese Commissie heeft eveneens toegegeven dat: “In de mate dat het over mensenrechten en democratische waarden gaat…het akkoord deze kwesties niet in detail regelt.”(7) Zeg nee tegen het vrijhandelsakkoord, onderteken de petitie hier. 1.http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?
reference=MEMO/12/487&format=HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en 2. http://www.france.attac.org/sites/default/files/rapport_accords_ue-colombie.pdf 3. http://viva.org.co/cajavirtual/svc0294/articulo07.html 4. http://www.haiweb.org/11112009/ReportIFARMAImpactStudyPeru%28EN%29.pdf 5. http://www.sante-solidarite.be/pub/dossier-eus-bilateral-fta-negotiations-arethreat-right-health 6. UN – United Nations Committee on Economic, Social and Cultural Rights (2010) Concluding Observations of the Committee on Economic, Social and Cultural Rights. Colombia. E/C.12/COL/CO/5. http:// www2.ohchr.org/english/bodies/cescr/ docs/co/E.C.12.COL.CO.5_AUV.doc 7. European Commission (2010) Reaction to the Trade Sustainability Impact Assessment (SIA) of the Multi-party Trade Agreement with Andean Countries, November. Disponible en ligne : http://trade. ec.europa.eu/doclib/docs/2010/november/ tradoc_146987.pdf
Vrijhandel goed voor de welvaart Rob Van Hemert De theorie bestond al langer: landen die makkelijk en goedkoop toegang hebben tot de markt van andere landen, zijn rijker. Geografisch econoom Maarten Bosker promoveerde onlangs op onderzoek dat die theorie bevestigt. Afrikaanse landen zijn welvarender als zij vrij kunnen handelen met hun buren en de rest van de wereld. Nederland is rijk en welvarend. Met een bruto nationaal inkomen van 43.050 dollar per hoofd van de bevolking zijn we een stuk rijker dan landen als Bolivia, China of Namibië. Zo verdient de gemiddelde Nederlander ruim dertien keer het inkomen van een Namibiër (43050 tegen 3210 dollar, zie ook onderstaande tabel). Hoe kun je deze welvaartsverschillen verklaren? Waarom zijn Afrikaanse landen zo veel armer dan Europese? Volgens geografisch econoom Maarten Bosker kan de geografie helpen om inkomensverschillen te verklaren.
Ook inkomens-verschillen binnen landen, of zelfs steden, kunnen aanzienlijk verschillen. Toetsen van theorieën Maarten Bosker promoveerde deze maand aan de Universiteit Utrecht op zijn onderzoek. Hij heeft onderzocht in hoeverre bestaande theorieën binnen de geografische economie empirisch te bewijzen zijn. Hij heeft onder andere gekeken naar landen in Sub-Sahara Afrika en naar Zuid-Afrika sinds de afschaffing van de Apartheid. Aan de hand van statistisch en econometrisch onderzoek heeft Bosker gekeken of de werkelijkheid overeenkomt met de theorie. De wetenschapper meent voor verschillende theorieën bewijzen te hebben gevonden.
Inkomen per hoofd van de bevolking voor verschillende landen (in $, 2006).De gemiddelde Nederlander verdient volgens de tabel ruim dertien keer het inkomen van een inwoner van Namibië (43050 tegen 3210 dollar). De verschillen tussen Nederland en de Verenigde Staten zijn veel minder groot. Het verschil met het gemiddelde inkomen van een inwoner uit China en Bolivia is weer groter: de Nederlander verdient respectievelijk 21 en 34 keer zo veel. Bron: Wereldbank. De toegang tot buitenlandse markten De eerste theorie die Bosker heeft getoetst is of ‘landen die een betere toegang hebben tot de markt in andere landen, het economisch beter doen dan landen die veel minder geïntegreerd zijn in de wereldeconomie.’ Hij heeft hiervoor de inkomensverschillen van 48 landen in Sub-Sahara Afrika onderzocht. De theorie afkomstig uit de geografische economie blijkt juist te zijn. Bosker vindt er bewijzen voor in de gegevens over de verschillende factoren die van invloed zijn op de economische groei in de Afrikaanse landen. ‘De resultaten laten zien dat, ook nadat gecontroleerd is voor de invloed van andere factoren die de armoede in Sub-Sahara Afrika kunnen verklaren, een goede toegang tot de markt van andere landen, en met name ook tot de markten van andere Sub-Sahara Afrikaanse landen, van groot belang is voor de economische ontwikkeling van het subcontinent.’ Om de armoede te bestrijden moeten de regeringen zich volgens Bosker richten op het verbeteren van de infrastructuur en het sluiten van vrijhandelsverdragen om de toegang tot buitenlandse markten te vergroten. In de geografische economie spelen de handelskosten een belangrijke rol. Dit zijn de kosten om goederen van de ene plaats naar de andere plaats te krijgen. Slechte wegen, weinig bootverbindingen en hoge import- en exportbelastingen maken de handelskosten hoger. Als deze kosten hoog zijn zal elke regio zijn eigen producten maken. Bosker legt uit wat er gebeurt als de handelskosten dalen: ‘Zijn de handelskosten lager dan is de kans groter dat economische activiteit zich concentreert in één of een paar regio’s. Dit is omdat bedrijven hun producten goedkoop naar andere regio’s kunnen transporteren en ondertussen voordelen ondervinden door in dezelfde regio te gaan produceren.’ Voor een fietsenfabrikant is het gunstig dat hij bij leveranciers in de buurt zit, maar ook dat
hij zijn fietsen goedkoop naar verschillende markten kan vervoeren. Wordt het verhandelen van goederen bijna kosteloos dan kan de economische activiteit zich weer verspreiden over de regio’s. Een website-ontwerper is minder afhankelijk van leveranciers en goederenvervoer. Hij kan zich dan ook op meer plekken vestigen. Het einde van de Apartheid in Zuid-Afrika Sinds de afschaffing van de Apartheid heeft Zuid-Afrika grote veranderingen doorgemaakt. Twee veranderingen zijn bijzonder interessant voor de geografische economie. Zo zijn na 1994 de internationale sancties verdwenen. Hierdoor kon het land beter gaan deelnemen aan de wereldhandel. Daarnaast kon de bevolking zich vrijer bewegen. Tijdens de Apartheid mochten gekleurde en zwarte Zuid-Afrikanen immers niet overal werken en wonen. Zwarte Afrikanen moesten verplicht in onvruchtbare en verafgelegen ‘thuislanden’ wonen en konden alleen met een werkvergunning naar rijkere gebieden zoals Johannesburg. Zulke maatregelen hebben een grote invloed op de economie van een land. Volgens Bosker voorspelt de geografisch-economische theorie twee veranderingen in het nieuwe Zuid-Afrika. Op de eerste plaats zorgt de opheffing van internationale handelssancties voor nieuwe exportmogelijkheden. Dat betekent dat ’regio’s met een gunstige ligging, met goede import- en exportfaciliteiten en met een adequate infrastructuur, meer profiteren dan afgelegen regio’s’, aldus Bosker. Op de tweede plaats voorspelt de theorie dat Zuid-Afrikanen, nu ze zelf mogen weten waar ze gaan werken, dicht bij elkaar gaan wonen en werken. Je spreekt dan van een ‘agglomeratie van economische activiteit.’ Deze twee voorspellingen heeft Bosker gecontroleerd met data van na 1994 (het einde van de Apartheid). Ook in dit geval blijkt de theorie voor Zuid-Afrika te kloppen. De regio’s met de meeste internationale handel groeien het snelst en kennen een grote aantrekkingskracht op de omgeving. Ze vormen groeikernen die de omgeving als het ware leegzuigen. De regionale inkomensongelijkheid is na de afschaffing van de Apartheid dan ook toegenomen. Daar is volgens Bosker moeilijk wat aan te doen. Kennis van de geografische economie is volgens Bosker van groot belang voor beleidsmakers, bijvoorbeeld bij de Wereldbank of het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. ‘Met de toenemende globalisering wordt de onderlinge afhankelijk tussen landen, regio’s en zelfs steden alleen nog maar groter. Zonder de inzichten uit de geografische economie serieus te nemen, kunnen de effecten van globalisering niet adequaat bestudeerd worden’, aldus Bosker. Hij concludeert dan ook dat ‘de geografische economie een grote bijdrage kan leveren aan het beter begrijpen van de verschillen in welvaart tussen zowel landen, regio’s als steden.’ Maarten Boskers proefschrift heet ‘The empirical relevance of geographical economics’ en werd op 30 mei 2008 aan de Universiteit Utrecht verdedigd. Drs. Rob van Hemert werkt als docent aan de Universiteit van Amsterdam en is correspondent voor Kennislink.
Highlights of the Trade Agreement between Colombia, Peru and the European Union Europese Commissie The newly signed agreement between the EU, Colombia and Peru will open up markets on both sides and increase the stability of the trade relationship that was worth €21.1 billion in bilateral trade in goods in 2011. The agreement includes far-reaching measures on the protection of human rights and the rule of law, as well as commitments to effectively implement international conventions on labour rights and environmental protection. The agreement will provisionally take effect once the European Parliament has given its consent and ratification procedures are concluded in Peru and Colombia. Full entry into force will be pending ratification by the 27 EU Member States. The key elements of this agreement are outlined in this Memo. 1/ Substantially improved market access for EU exports to Colombia and Peru Tariff elimination The Trade Agreement between the EU, Colombia and Peru establishes the conditions for EU economic operators to take full advantage of the opportunities and the emerging complementarities between our respective economies. Over the course of its implementation, the Agreement will fully relieve EU exporters of industrial and fisheries products to Peru and Colombia from paying customs duties. At the latest 10 years after its entry into force, EU exporters of these products will be saving at least €250 million annually in tariffs to these two countries. After a gradual liberalisation over a slightly longer period (up to 17 years) an additional €22 million will be saved annually on exports of agricultural and processed agricultural products, bringing the total benefit for the EU export sector at the end of the transition period to more than 270 million a year. This means concrete gains for specific sectors that are already exporting to the region as well as new opportunities for those who are still out of those markets. For instance, exports in the automotive and car parts sector will be relieved of over €33 million in tariffs. EU chemicals producers that export to Peru and Colombia will save more than €16 million on duties each year. The textiles industry will see significant savings of over €60 million annually. The telecoms equipment industry alone will save €18 million annually, not to mention the basis it creates to support the development of an EU telecommunications services industry in the region. Finally, pharmaceuticals products will be relieved of the current €16 million in duties that are paid annually. Addressing other obstacles to trade in goods Tariff elimination is meaningless if other technical or procedural obstacles to trade remain to hamper EU exports. The proposed Trade Agreement with Colombia and Peru addresses these matters beyond existing commitments in the WTO through systemic mechanisms but also in a very concrete and targeted way. Systemically, the Parties will cooperate on market surveillance and will improve transparency by enhancing communication and cooperation in the area of technical regulations, standards and conformity assessment. Concretely this means extended
deadlines for comments to draft technical regulations as well as an obligation to make publicly available through official websites both the comments received and the final regulations adopted. Recourse to generally agreed international or regional standards is encouraged as well as is the mutual acceptance of results in certain conformity assessment procedures. These systemic improvements will have a positive impact on pharmaceutical exports but also on the sale of medical devices, optical instruments, automotive and other types of machinery in which the EU is highly competitive but disadvantaged by burdensome foreign standards or technical regulations. The Trade Agreement will also address specific concerns related to a number of EU key export industries. In textiles for example, the Agreement provides for new disciplines in labelling and marking that will limit the amount of information that can be required on a permanent label and thereby prevent overly burdensome and unnecessary labels that are not of strict relevance to consumers. Improved market access in government procurement and services Opening their government procurement market beyond what they have done so far with any given third country, Colombia and Peru have committed to full access to the procurement of local municipalities in addition to that of central authorities above the predetermined thresholds. This will leave ample room for EU bidders to participate in any significant market. EU operators will in addition benefit from improved conditions in Colombia regarding service concessions and airports as well as the purchase of engineering and printing services. The services and establishment commitments obtained from Colombia and Peru are very significant and respond to specific EU interests. The agreement will open for EU firms establishing themselves in Colombia and Peru in a broad range of areas including manufacturing industries, services industries, energy production or mining and extraction. It will consolidate and provide market access for cross-border services and for establishment in areas of key interest to the EU, such as financial services, professional services, maritime transport or telecommunication services. 2/ Common rules to level the playing field Intellectual Property Rights The protection of IPRs is crucial to innovation and the competitiveness of entire sectors of the EU industry at home and abroad. Through this Agreement we will ensure an effective level of protection of intellectual, industrial and commercial property rights including on a key interest of many small and medium-sized EU producers with the successful protection of more than 100 geographical indications on the Colombian and Peruvian markets. The Agreement also contains elaborate provisions on enforcement of IPRs to ensure an effective implementation of these rights to the benefit of all right holders. EU right holders will have the necessary tools to defend these rights effectively for example via civil and administrative measures and procedures as well as border enforcement measures. The latter are stronger than the ones already covered at the multilateral level and will cover copyrights, trademarks and - in a subsequent phase - also GIs.
More Competition and enhanced transparency on subsidies At the entry into force of the Agreement, EU operators will benefit from an open, fair and reliable competition environment in which the Parties are required to ban through their national and regional legislation the most harmful anticompetitive practices including restrictive agreements, cartels and abuse of dominance. Mergers which significantly impede competition are also prohibited and independent competition authorities will be required to enforce the above rules in a transparent, timely and nondiscriminatory manner, respecting the principles of procedural fairness and rights of defence. In addition to the commitments taken on transparency in many specific areas of the Agreement, more transparency on subsidies is imposed on central governments to disclose through regular reports: the legal basis, form, amount or budget and where possible, the recipient of the subsidy granted by the government of one of the Parties or any of its public bodies. Dispute settlement The Trade Agreement between the EU, Colombia and Peru includes an efficient and streamlined dispute settlement system in accordance with the principles that the EU considers to be most important such as transparency (open hearings and amicus curiae briefs) and sequencing (no right to impose retaliation until such time as non-compliance is verified). In addition, the Agreement includes a mediation mechanism for non-tariff barriers to trade in goods allowing for more conciliatory and expeditious solutions to emerge. 3/ An Agreement for Sustainable Development New opportunities for development through trade Given the relative size of our economies the economic and social impact in Colombia and Peru of the proposed Trade Agreement will by far outweigh – in relative terms - the benefits it will generate for the EU. According to an independent study, this Agreement could boost Colombian GDP by 1.3% and Peruvian GDP by 0.7% on the long term. Both imports and exports of these countries are likely to increase by 6% in the medium term and by 8% over the long run with direct positive consequences for local producers in the agriculture and the processed agricultural goods sectors; for manufacturers of light industrial goods such as textiles, clothing and leather goods; as well as in the heavy industrial goods sector and mining. These considerable gains will result from the new opportunities generated for Andean exporters by the immediate elimination of all EU tariffs on industrial goods and fisheries as of the date of entry into force of the Trade Agreement which will encourage these countries to move up the value-added chain and benefit from a totally open EU market of some 500 million consumers. In agriculture, the deal carefully preserves our strategic interests in sensitive sectors. Nonetheless, the tariffs savings that EU commitments will entail for Colombian and Peruvian exporters will amount - in this area alone - to more than €150 million yearly at the end of the transition period. These are reduced costs that will have a direct beneficial impact on growth, jobs and well-being in entire
sectors of these countries' economies. Sustainable Development The proposed Agreement offers adequate guarantees to ensure that the new architecture of our trade and investment relations works in favour of sustainable development by promoting and preserving a high level of labour and environmental protection standards on all sides. The Agreement therefore incorporates a confirmation of the parties' right to develop and improve labour and environmental policies, while respecting their international commitments in those areas and aiming at a high level of protection. The Agreement includes firm commitments to effectively implement core labour standards, as contained in the ILO Fundamental Conventions, and eight key environmental international conventions. It furthermore includes commitments to refrain from waiving or derogating from protection standards to encourage trade or investment, and to effectively implement domestic legislation and standards. The Agreement seeks to provide a framework for addressing any issues that may arise regarding the interaction between trade, social and environmental objectives. Particular attention is given to issues such as sustainable forest management, illegal fishing, cooperation on climate change issues, no discrimination in working conditions, or the adoption of precautionary protection measures. In order to ensure the effective implementation of these provisions, the Agreement establishes two mechanisms consisting in an arbitration system and an engagement process with civil society. In terms of arbitration, an independent group of experts can be requested by one Party to examine and assess the Parties' fulfilment of their obligations and issue reports, which are to be public, on an impartial basis allowing for remedial action to be decided. Moreover, the proposed Trade Agreement establishes an obligation of transparency coupled with mechanisms of consultation of and engagement with civil society organisations on matters related to its implementation. This affords an adequate degree of public accountability regarding initiatives of the authorities that could carry consequences for labour and/ or the environment. Cooperation Finally, the Agreement also provides for technical assistance and capacity building initiatives aimed at promoting – in the framework of our traditional cooperation channels – the competitiveness and innovation potential of Peru and Colombia. This will be achieved notably by modernising production processes, facilitating trade, and allowing for adequate transfer of technology between the Parties. This will take place in areas of common interest and in particular on technical barriers to trade and IPR.
EU pressures seven African countries to complete trade agreements The guardian
Seven African countries face paying tariffs on their exports to the EU if they fail to honour trade agreements signed with Brussels in 2007. The European parliament granted the African countries an extension until October 2014 to ratify their interim economic partnership agreements (EPAs). 17 countries of the African, Caribbean and Pacific (ACP) group have not ratified or implemented the agreements. The EPA allows countries to export goods to the EU without tariffs or maximum quotas, under World Trade Organisation rules. The countries benefited from the agreement without delays to avoid disrupting exports, principally towards Europe. In a regulation, the European commission permitted the countries to maintain their privileged trade status, already upheld in the Cotonou agreement, which expired in 2007. EU's harder line Since then, the EU executive has taken a harder line. In 2011, it proposed suspending the agreement if the countries did not ratify the EPA by January 2014. The parliament voted in a strong majority to extend the deadline to October 2014, in a second reading. Botswana, Namibia, Cameroon, Ghana, Ivory Coast, Kenya and Swaziland have not completed the agreement. They, along with the Pacific nation of Fiji, risk falling into a stricter commercial regime if they fail to meet the deadline. The others – including Haiti, Burundi and Rwanda – will be covered due to their status as least developed countries. But some parliamentarians from the Greens and the Socialists and Democrats group felt the deadline should have been extended to January 2016 to allow more "breathing space". The parliament had adopted that deadline in a first reading in September 2012. WTO pressure This time EU lawmakers voted for a compromise deal found with heads of states and government in the European council. "Allowing unilateral and free access to certain countries is a violation of the WTO's rules and is clearly only a temporary solution … The time has come to fix a deadline," said British Labour MEP David Martin, who drafted parliament's report. "We regret that the parliament and the council of the EU did not accept our proposal to give these African countries enough breathing space in negotiations." Under the current agreement, the African countries benefit from very favourable terms compared with their international competitors for exports to Europe notably of certain food including bananas, tuna, beef and sugar. Some Latin American and emerging countries have protested the exception at the WTO, labelling it as discriminatory. Caught in the crossfire To the secretary general of the ACP group, Alhaji Muhammad Mumuni, the deadline harms the countries involved by forcing them to ratify interim EPA agreements that are counterproductive to regional integration. "The states are encouraged to trade with the
EU but not among themselves," he said. Launched in 2002, negotiations over parallel regional EPAs are ongoing in five African subregions. They aim to liberalise the trade in goods, as well as services, investment, and market access rules. But discussions have stalled on several points, including the suspension of free trade following human rights abuses. Ministers will meet at the WTO in Bali, Indonesia, in December 2013 in an attempt to reignite the Doha development agenda, which has aimed since 2001 to lower trade barriers and revise trade rules for developing nations.
Indiase IT'ers glijmiddel voor vrijhandel EU-India Peter Dhondt De Europese Unie lijkt bereid per jaar 50.000 hoogopgeleide Indiërs binnen te laten om een vrijhandelsakkoord met India rond te krijgen. Groot-Brittannië zou het leeuwendeel van de Indiase werknemers – vooral IT-experts – opnemen. De voorlopig nog geheime afspraak is omstreden omdat bedrijven er misbruik van kunnen maken door Europese werknemers te vervangen door goedkopere migranten. De Indiase media besteden veel aandacht aan de deal, al wordt er nog gediscussieerd over de precieze afspraken. Volgens Britse kranten verwachten de onderhandelaars dat alles in juni in kannen en kruiken is. In Groot-Britannië werd in oktober al uitvoerig over de zaak gediscussieerd. Londen zou bereid zijn per jaar 20.000 hoogopgeleide Indiërs op te nemen. Duitsland zou maar iets meer dan 7000 visa per jaar toekennen, en Frankrijk 3000. Groot-Brittannië heeft een sterke ICT-sector en telt al veel Indiase migranten. Anders dan in de andere grote Europese landen komen Indiërs er niet voor taalproblemen te staan. De Britse regering argumenteert bovendien dat de instroom van hooggekwalificeerde Indiase IT'ers extra buitenlandse investeringen zal aantrekken en de Britse werknemers in de sector in staat zal stellen nieuwe kennis op te doen. Immigratiebeperking Maar Britse critici wijzen erop dat de afspraak de immigratiebeperking ondergraaft die de Britse regering van David Cameron vorig jaar aankondigde. Groot-Brittannië zal per jaar niet meer dan 20.700 hoogopgeleide migranten uit landen buiten de EU toelaten, legde de regering toen vast. Maar het Indiase quotum blijkt daar nu geen deel van uit te maken. De Indiase migranten die naar Groot-Brittannië komen, krijgen speciale visa die buitenlandse bedrijven toelaten werknemers die ze zelf in het buitenland hebben opgeleid, naar Groot-Brittannië te brengen. Ze zullen er vijf jaar mogen blijven en kunnen in hun eerste jaar een beroep doen op de openbare gezondheidszorg zonder bijdragen te betalen. Tegenstanders vrezen vooral dat de IT-bedrijven de Indiërs zullen inzetten als goedkope vervangers van Britse werkkrachten. Ze wijzen erop dat 17 procent van de Britten met een diploma computerwetenschappen zonder werk zitten. Britse banken en andere bedrijven zijn voor de deal. Ze hopen door de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India meer toegang te krijgen tot de Indiase markt. Ontwikkelingshulp De Britse regering moet opletten dat ze de publieke opinie niet tegen zich krijgt. De voorbije week besteedden de Britse kranten bijvoorbeeld ook veel aandacht aan een beslissing van de regering om India tot 2015 per jaar nog zeker 280 miljoen pond (332 miljoen euro) aan ontwikkelingshulp te blijven toekennen. De Indiase economie is er veel beter aan toe dan de Britse, en India geeft zelf al ontwikkelingshulp aan Afrika terwijl het bijvoorbeeld ook kernwapens en een ruimtevaartprogramma heeft. Critici vinden dat de beslissing om door te gaan met de hulp aan India onverantwoord is nu Groot-Brittannië zelf het mes moet zetten in zijn overheidsuitgaven.
De EU negeert eigen kritiek op commerciële beslissingen Alexia Fouarge De Europese Commissie houdt geen rekening met zijn opmerkingen op het vrijhandelsakkoord Het Europees Parlement staat op het punt om het vrijhandelsakkoord tussen de EU, Colombia en Peru te ondertekenen. Intal en G3W benadrukken keer op keer de negatieve gevolgen van het akkoord voor de betrokken partijen. De Europese Commissie werkt al ongeveer 10 jaar aan een impactstudie om de economische en sociale gevolgen en de invloed op het milieu te evalueren. Ook al formuleerde de studie een reeks opmerkingen en terechte kritiek op het vrijhandelsakkoord tussen de EU en de Andes, toch houdt het Europees Parlement hier geen rekening mee. Sustainability Impact Assessments (SIA) SIA zijn onafhankelijke studies uitgevoerd door een groep externe consultants. Ze bestuderen de mogelijke gevolgen van een vrijhandelsakkoord op diverse aspecten van de samenleving, zoals werkgelegenheid, investeringen, armoede, gezondheid, onderwijs, milieu, ongelijkheid en nog vele andere. Ze maken aanbevelingen om het verdrag aan te vullen of te wijzigen om zo de positieve gevolgen te maximaliseren en de negatieve gevolgen te reduceren. We zouden ons dus kunnen verzekeren dat de Europese Commissie goede intenties heeft. Vooral omdat het eindrapport van de impactstudie over het vrijhandelsakkoord tussen de EU en de Andes, verschenen in 2009, kritisch was. Zou de Europese Commissie dan echt bezorgd zijn om de gevolgen van haar commercieel beleid? De SIA betwijfelt nut van een vrijhandelsakkoord tussen EU en Colombia en Peru Volgens het rapport zou een vrijhandelsakkoord een licht positief effect hebben op het BBP van Colombia en Peru. Maar na een grondigere analyse van die stijging (meer mijnbouw, meer bio-ethanol, meer export van bepaalde vruchten en groenten,...) waarschuwt het rapport voor een negatieve impact op het milieu en op sociaal vlak. We nemen enkele punten van het rapport over en hopen dat de beleidsmakers ze zeker in overweging zullen nemen. Het milieu wordt zwaar aangetast als het akkoord er komt. Tuinbouw (groenten, fruit en noten) zal toenemen, met nefaste gevolgen voor de bodemkwaliteit. De verhoogde productie van biodiesel en palmolie zal deforestatie in de hand werken en zo ecosystemen vernietigen en de biodiversiteit van Colombia en Peru ontwrichten. Meer mijnbouw zorgt voor nog meer druk op bodem en water. De groeiende industrie, en dan vooral de productie van chemicaliën, rubber, plastic en metalen, zal lucht en water ernstig vervuilen. Meer velden voor suikerriet, nodig om biodiesel te maken, leidt tot een verarming van de bodem en migratie van kleinschalige boeren. De suikerrietplantages zullen ook minder jobs voorzien dan dat er verloren gaan voor kleine boeren. Ontbossing en vervuiling van water en bodem door de suikerrietplantages en andere landbouwactiviteiten maken ook het leven van de inheemse bevolking zuur, zij zijn immers heel afhankelijk van de natuur. Het akkoord heeft ook desastreuze gevolgen voor de volksgezondheid. Ten eerste, omdat de toename van landbouw, biodieselproductie en mijnbouw ervoor zorgt dat arbeiders
vaker blootgesteld worden aan giftige producten zoals pesticiden, zware metalen, etc. Er wordt nog niet eens gewag gemaakt van de verslechterde werkomstandigheden (uurrooster, salaris, …) voor de sectoren die hun activiteiten zullen moeten uitbreiden. Bodemvervuiling en vervuild water zorgen ook voor gezondheidsproblemen bij lokale gemeenschappen. Vervolgens leidt het vrijhandelsakkoord vermoedelijk tot een verminderd aanbod aan generische geneesmiddelen. Hierdoor heeft de regering minder middelen om de volksgezondheid aan te pakken. De Europese Commissie is duidelijk van plan om intellectuele eigendomsrechten af te dwingen na het sluiten van het vrijhandelsakkoord. Deze rechten zorgen voor een forse prijsstijging van geneesmiddelen, omdat ze de farmareuzen in staat stellen om hun monopolie in productie en commercialisatie te bestendigen. Er volgt dan mogelijks ook een verbod op generische geneesmiddelen. Met het verdwijnen van douanerechten als gevolg van het vrijhandelsakkoord, dalen de fiscale inkomsten van de Colombiaanse en Peruaanse regeringen. Als deze vermindering groter is dan de toename aan fiscale inkomsten door groei in andere sectoren, riskeert het sociale vangnet, te beginnen bij de gezondheidszorg, te verdwijnen. Zoals duidelijk blijkt uit het rapport, zorgt economische groei van het land niet automatisch voor minder armoede. Armoede kan alleen bestreden worden als beleidsmakers er aandacht aan besteden en zorgen voor goed bestuur. Geen rekening met de SIA tijdens de onderhandelingen We hebben absoluut niet de indruk dat de opmerkingen van dit rapport overwogen werden tijdens de onderhandeling van het vrijhandelsakkoord. De Europese Commissie legt het accent op enkele economische voordelen. Andere problemen op vlak van economie, milieu en maatschappij worden niet aangekaart. Het vrijhandelsakkoord staat wel op het punt om ondertekend te worden. Waarom houdt de Europese Commisie zich bezig met deze studie als ze de aanbevelingen, die zwart op wit op papier staan, niet opvolgt? Zouden deze impactstudies enkel dienen om de Europese Commissie een goed imago te bezorgen? Het lijkt alsof de economische belangen van de EU primeren op de negatieve gevolgen voor Colombia en Peru.
EU-VS vrijhandelsakkord gratis ? Vergeet het maar 11.11.11
Gisteren kondigden de EU en de VS aan dat ze klaar zijn om onderhandelingen te beginnen over het grootste en meest ambitieuze vrijhandelsakkoord ooit. Dit akkoord zou het BBP vergroten met 0.5%. "Een gratis stimulus", aldus commissievoorzitter Barroso. "Dit kost de belastingbetaler geen cent." 11.11.11, al jaren kritisch observator op vlak van handelsakkoorden met ontwikkelingslanden, weerlegt die uitspraak met klem. Handelsakkoorden zijn nooit gratis, aldus 11.11.11. Ze hebben altijd winnaars en verliezers. En naar wat wij zien vaak met grote maatschappelijke kost. 11.11.11 volgt al jaren van dichtbij het handelsbeleid van de Europese Unie. Dat spitst zich traditioneel toe op de ontwikkelingslanden, maar recent ook op industrielanden zoals Canada, Japan en nu dus de VS. In haar handelsbeleid probeert de EU toegang te krijgen tot de groeiende markten in het Zuiden. Niet enkel voor zijn producten, maar ook en vooral voor diensten en investeringen. Er wordt onderhandeld over de (afschaffing van) invoertaksen, maar steevast ook over grondige aanpassing van interne regelgeving. Vrijhandelsakkoorden dringen op die manier diep door in de wijze waarop landen hun economie en zelfs hun maatschappij organiseren. Vrijhandelsakkoorden gaan ook over arbeidsmarktbeleid, gezondheidsdiensten, intellectuele eigendomsrechten en toegang tot kennis en geneesmiddelen, onderwijs, cultuur, media, enz. Omwille van de machtsverhoudingen kan de EU in principe de voorwaarden stellen. Ontwikkelingslanden moeten zo vaak beleidsinstrumenten uit handen geven die ze proberen in te zetten op vlak van duurzame ontwikkeling, herverdeling en sociale rechtvaardigheid. Naast soms zwaar inkomstenverlies door de verlaging of afschaffing van invoertaksen dragen de landen op die manier ook een maatschappelijke kost. Dit geldt overigens niet alleen in ontwikkelingslanden, ook in Canada heerst grote ongerustheid over de lopende vrijhandelsbesprekingen met de EU. Bij de onderhandelingen met de VS liggen de kaarten anders. De VS is zelf een grote exporteur van haar regelgeving. Het vrijhandelsakkoord zal dus moeten streven naar "convergentie". Maar deze keer tussen de Amerikaanse "minimal state" en het Europese welzijnsmodel. Op basis van haar ervaring betwijfelt 11.11.11 dan ook sterk dat het vrijhandelsakkoord tussen de VS en de EU 'gratis' zal zijn. Bovendien is 11.11.11 beducht voor de ambitie van beide grootmachten om hun gevonden conversie gezamenlijk op te legen aan de rest van de wereld. "Alleen al voor de positie van de ontwikkelingslanden of bij uitbreiding de rest van de wereld is een handelsblok EU-VS een reële bedreiging voor sociale regelgeving, klimaatinitiatieven en andere. De maatschappelijke kost kan immens zijn." Bovendien, zo stipt 11.11.11 aan, wordt het Europese handelsbeleid gekenmerkt door een geringe democratische inspraak en grote geheimhouding. "De onderhandelingsrichtlijnen en onderhandelingsteksten zijn geheime documenten, parlementen hebben er niets aan te zeggen. Zij worden geïnformeerd noch geconsulteerd. Ook vakbonden, milieuorganisaties en het maatschappelijk middenveld worden buiten de onderhandelingen gehouden." Op die manier vallen de uitspraken van De Gucht en Barroso niet aan de werkelijke uitkomst te toetsen, vindt 11.11.11. De koepel van ontwikkelingsngo's hoopt dan ook dat er met deze onderhandelingen eindelijk democratische transparantie geëist wordt door
de (Europese) nationale parlementen en regeringen. "En moge die transparantie dan ook uitgebreid worden naar de vrijhandelsakkoorden met ontwikkelingslanden."
EU 10-jarenplan Handel en Ontwikkeling - Ontwikkelingsplannen De Gucht/Piebalgs vooral gericht op eigen ontwikkeling 11.11.11 Het 10-jarenplan voor Handel en Ontwikkeling dat vandaag voorgesteld wordt door Europees Commissaris Karel De Gucht en zijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking Andris Piebalgs is in eerste instantie gericht op de ontwikkeling van Europa, eerder dan dat het plan kansen bevat voor het Zuiden. Dat is de conclusie die 11.11.11, de koepel van Vlaamse ngo's, trekt na een eerste lezing van het document. Wil de EU dat haar handelsbeleid bijdraagt aan een ontwikkeling die duurzaam en inclusief is, dan zal het deze aanpak moeten verlaten en samen met ontwikkelingslanden zoeken naar gepaste handelsmaatregelen. 11.11.11 verwelkomt weliswaar de uitgebreide steun aan de handelscapaciteiten van de ontwikkelingslanden, maar merkt op dat dit niet kan verhullen dat dit niet de kern uitmaakt van het Europese handelsbeleid. Een beleid dat dikwijls zeer haaks staat op duurzame ontwikkeling. Hieronder vindt u in het kort waarom de ngo-koepel tot deze conclusie komt. 1. De offensieve handelsstrategienota's van 2006 (Global Europe) en 2010 (Trade, Growth and World Affairs) zijn vrijwel helemaal gericht op het openen van de markten van het Zuiden (enkel in 2010 is een klein stukje toegevoegd over de handelsstrategie ten aanzien van de ontwikkelde landen). Hoofdbedoeling van deze strategie: er voor zorgen dat de EU kan meesurfen op de groei in de ontwikkelingslanden. Daarvoor moeten ontwikkelingslanden hun markten openen voor Europese producten, diensten en investeringen en de bescherming en ondersteuning van hun economie afbouwen. 2. Bij het nasteven van haar handelsbelangen houdt de EU weinig rekening met : • Het ontwikkelingsniveau van de ontwikkelingslanden: de EU gebruikt standaardmodellen voor de handelsakkoorden, en de armste ACP landen moeten daar net zo goed aan meedoen als de meer competitieve groeilanden. De EU weigert hoe langer hoe meer om met die achterstand rekening te houden, verhoogt zijn eisen tot markttoegang en schaft ontwikkelingshulp voor middeninkomenslanden af. • De toegang tot geneesmiddelen: de EU probeert systematisch de levensduur van patenten te verlengen en de productie van generische geneesmiddelen op de lange baan te schuiven (via de gegevensbescherming) • De betere milieubeschermingsmaatregelen die landen hebben aangenomen: ZuidKorea werd onder druk gezet om de invoer van Europese auto's toe te laten ook al voldoen die niet aan de Koreaanse milieunormen • De inspanningen van ontwikkelingslanden om regionale integratie te versterken: de druk van de EU om tot vrijhandelsakkoorden te komen heeft geleid to breuken in de regio's van de Andes, West-Afrika, Centraal Afrika, Oostelijk Afrika, Zuidelijk Afrika, de Indische Oceaan, de Stille Oceaan, ASEAN • De voedselzekerheid en de inkomenszekerheid van de plattelandsbevolking: de EU voert gesubsidieerde landbouwproducten uit en dringt tegelijk aan op de liberalisering van de landbouw in het Zuiden. en maakt het landen meer afhankelijk van de zeer onstabiele wereldmarkt.
• - de mensenrechten en de arbeidsrechten: de EU ziet er geen graten in om een handelsakkoord af te sluiten met een land dat bekend staat als het meest gevaarlijke voor vakbondsmensen ter wereld (Colombia), noch met landen die onder sancties staan wegens militaire staatsgrepen (Fiji, Madagaskar) of schendingen van de mensenrechten (Zimbabwe). • De pogingen van landen om een eigen industrie op te bouwen op basis van hun grondstoffen: de EU wil de beperkingen op de uitvoer van grondstoffen verbieden en belemmert zo de uitbouw van lokale verwerking. • De mening van burgers, boerenorganisaties, vakbonden, kleine producenten, consumenten: Het handelsbeleid is zeer ondoorzichtig, onderhandelingen verlopen achter gesloten deuren, onderhandelingsvoorstellen zijn geheim, parlementen worden niet geconsulteerd, de EU raad ontwikkelingslanden zelfs af om waarnemers van het middenveld tot onderhandelingen toe te laten 3. Een alsmaar groter deel van de Europese ontwikkelingshulp wordt besteed aan handelsgerelateerde hulp en de Europese ontwikkelingshulp komt steeds meer ten dienste te staan van de Europese handelsagenda. Commissaris Piebalgs heeft er in zijn eigen beleidsnota Agenda for Change geen twijfel over laten bestaan: ook de Europese ontwikkelingshulp moet zijn bijdrage leveren om de Europa 2020 doelstellingen te halen. De handelsgerelateerde hulp moet dus ook de Europese economische belangen dienen. 11.11.11 en haar leden ijveren voor een doorzichtig en democratisch handelsbeleid waarin de stem van al de burgers wordt gehoord. Handel moet ten diensten staan van ontwikkeling en in haar relaties met ontwikkelingslanden moet de EU ten volle rekening houden met hun noden en beperkingen. Wil de EU dat haar handelsbeleid bijdraagt aan een ontwikkeling die duurzaam en inclusief is en de millenniumontwikkelingsdoelen dient, dan zal het zijn offensieve en gestandaardiseerde aanpak moeten verlaten en samen met ontwikkelingslanden zoeken naar gepaste handelsmaatregelen. Bovendien moet de EU aanvaarden dat handelsbeleid uit meer kan bestaan dan enkel liberalisering, bijvoorbeeld marktregulering.
From Seeds of Suicide to Seeds of Hope: Why Are Indian Farmers Committing Suicide and How Can We Stop This Tragedy? Vandana Shiva Farmers' suicides are the most tragic and dramatic symptom of the crisis of survival faced by Indian peasants. Rapid increase in indebtedness is at the root of farmers' taking their lives. Debt is a reflection of a negative economy. Two factors have transformed agriculture from a positive economy into a negative economy for peasants: the rising of costs of production and the falling prices of farm commodities. Both these factors are rooted in the policies of trade liberalization and corporate globalization. In 1998, the World Bank's structural adjustment policies forced India to open up its seed sector to global corporations like Cargill, Monsanto and Syngenta. The global corporations changed the input economy overnight. Farm saved seeds were replaced by corporate seeds, which need fertilizers and pesticides and cannot be saved. Corporations prevent seed savings through patents and by engineering seeds with nonrenewable traits. As a result, poor peasants have to buy new seeds for every planting season and what was traditionally a free resource, available by putting aside a small portion of the crop, becomes a commodity. This new expense increases poverty and leads to indebtness. The shift from saved seed to corporate monopoly of the seed supply also represents a shift from biodiversity to monoculture in agriculture. The district of Warangal in Andhra Pradesh used to grow diverse legumes, millets, and oilseeds. Now the imposition of cotton monocultures has led to the loss of the wealth of farmer's breeding and nature's evolution. Monocultures and uniformity increase the risk of crop failure, as diverse seeds adapted to diverse to eco-systems are replaced by the rushed introduction of uniform and often untested seeds into the market. When Monsanto first introduced Bt Cotton in 2002, the farmers lost 1 billion rupees due to crop failure. Instead of 1,500 kilos per acre as promised by the company, the harvest was as low as 200 kilos per acre. Instead of incomes of 10,000 rupees an acre, farmers ran into losses of 6,400 rupees an acre. In the state of Bihar, when farm-saved corn seed was displaced by Monsanto's hybrid corn, the entire crop failed, creating 4 billion rupees in losses and increased poverty for desperately poor farmers. Poor peasants of the South cannot survive seed monopolies. The crisis of suicides shows how the survival of small farmers is incompatible with the seed monopolies of global corporations. The second pressure Indian farmers are facing is the dramatic fall in prices of farm produce as a result of the WTO's free trade policies. The WTO rules for trade in agriculture are, in essence, rules for dumping. They have allowed wealthy countries to increase agribusiness subsidies while preventing other countries from protecting their farmers from artificially cheap imported produce. Four hundred billion dollars in subsidies combined with the forced removal of import restriction is a ready-made recipe for farmer suicide. Global wheat prices have dropped from $216 a ton in 1995 to $133 a ton in 2001; cotton prices from $98.2 a ton in 1995 to $49.1 a ton in 2001; Soya bean prices from $273 a ton in 1995 to $178 a ton. This reduction is due not to a change in productivity, but to an increase in subsidies and an increase in market monopolies controlled by a handful of agribusiness corporations.
The region in India with the highest level of farmers suicides is the Vidharbha region in Maharashtra -- 4000 suicides per year, 10 per day. This is also the region with the highest acreage of Monsanto's GMO Bt cotton. Monsanto's GM seeds create a suicide economy by transforming seed from a renewable resource to a non-renewable input which must be bought every year at high prices. Cotton seed used to cost Rs 7/kg. Bt-cotton seeds were sold at Rs 17,000/kg. Indigenous cotton varieties can be intercropped with food crops. Bt-cotton can only be grown as a monoculture. Indigenous cotton is rain fed. Bt-cotton needs irrigation. Indigenous varieties are pest resistant. Bt-cotton, even though promoted as resistant to the boll worm, has created new pests, and to control these new pests, farmers are using 13 times more pesticides then they were using prior to introduction of Bt-cotton. And finally, Monsanto sells its GMO seeds on fraudulent claims of yields of 1500/kg/year when farmers harvest 300-400 kg/year on an average. High costs and unreliable output make for a debt trap, and a suicide economy. While Monsanto pushes the costs of cultivation up, agribusiness subsidies drive down the price farmers get for their produce. Cotton producers in the US are given a subsidy of $4 billion annually. This has artificially brought down cotton prices, allowing the US to capture world markets previously accessible to poor African countries such as Burkina Faso, Benin, and Mali. This subsidy of $230 per acre in the US is untenable for the African farmers. African cotton farmers are losing $250 million every year. That is why small African countries walked out of the Cancun negotiations, leading to the collapse of the WTO ministerial. The rigged prices of globally traded agriculture commodities steal from poor peasants of the South. A study carried out by the Research Foundation for Science, Technology and Ecology (RFSTE) shows that due to falling farm prices, Indian peasants are losing $26 billion annually. This is a burden their poverty does not allow them t bear. As debts increase -- unpayable from farm proceeds -- farmers are compelled to sell a kidney or even commit suicide. Seed saving gives farmers life. Seed monopolies rob farmers of life. Farmers suicides in the state of Chattisgarh have recently been before in the news. 1593 farmers committed suicide in Chattisgarh in 2007. Before 2000 no farmers suicides are reported in the state. Chattisgarh is the Centre of Diversity of the indice varieties of rice. More than 200,000 rices used to grow in India. This is where eminent rice scientists Dr. Richaria did his collections and showed that tribals had bred many rices with higher yields than the green Revolution varieties. Today the rice farming of Chattisgarh is under assault. When indigenous rice is replaced with green Revolution varieties, irrigation becomes necessary. Under globalization pressures, rice is anyway a lower priority than exotic vegetables. The farmers are sold hybrid seeds, the seeds need heavy inputs of fertilizers and pesticides, as well as intensive irrigation. And crop failure is frequent. This pushes farmers into debt and suicide. Chattisgarh is also a prime target for growing of Jatropha for biofuel. Tribals farms are being forcefully appropriated for Jatropha plantations, aggravating the food and livelihood crisis in Chattisgarh. The diesel demand of the automobile industry is given a priority above the food needs of the poor. The suicide economy of industrialized, globalised agriculture is suicidal at 3 levels - it is suicidal for farmers, it is suicidal for the poor who are derived food, and it is suicidal at the level of the human species as we destroy the natural capital of seed, biodiversity,
soil and water on which our biological survival depends. The suicide economy is not an inevitability. Navdanya has started a Seeds of Hope campaign to stop farmers suicides. The transition from seeds of suicide to seeds of hope includes : · a shift from GMO and non renewable seeds to organic, open pollinated seed varieties which farmers can save and share. · a shift from chemical farming to organic farming. · a shift from unfair trade based on false prices to fair trade based on real and just prices. The farmers who have made this shift are earning 10 times more than the farmers growing Monsanto's Bt-cotton.
Meer ongelijkheid door vrijhandel? Dat geloof ik niet' Karel De Gucht Karel De Gucht is al lang een true believer in de weldaden van meer vrijhandel. Dat blijkt ook weer nu we hem opzoeken in het Berlaymontgebouw, waar de Europese Commissie haar hoofdkwartier heeft en waar hij, als Commissaris voor Handel, dus kantoor houdt. Ik herinner me een korte discussie op de Belgische ambassade in Hongkong tijdens de Wereldhandelstop van 2005, toen Karel De Gucht niet onder de indruk was van de vaststelling dat ook België zijn opgang tussen 1945 en 1980 had gefinancierd met een financiële sector die het zelf onder controle had (onder meer met een hele rist openbare kredietinstellingen). En dat het daarom misschien niet zo onbegrijpelijk was dat ontwikkelingslanden, tot ergernis van de Europeanen, niet bereid waren hun financiële sector open te gooien. De Gucht is zijn opvattingen trouw gebleven. Zelfs een erkenning door het IMF dat handel leidt tot meer ongelijkheid in de rijke landen, zaait geen twijfel: meer handel is goed. U bent commissaris voor handel, maar u komt met die bevoegdheid weinig in het nieuws in ons land. Vat ik het zo goed samen: u moet de Europese handelsbelangen verdedigen? Karel De Gucht: Anders dan nationale ministers van buitenlandse handel doe ik niet aan handelspromotie. Waar ik me wel mee bezighou, zijn de onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie, de trade defence-mechanismen zoals antidumpingprocedures, het beleid inzake de intellectuele eigendomsrechten en de bilaterale handelsverdragen. Eigenlijk ben ik verantwoordelijk voor het externe economische beleid van de EU. Betekent dit dat de lidstaten niets meer in de melk te brokkelen hebben als het om handel gaat? Karel De Gucht: Toch niet direct. Dat betekent niet dat de Commissie alleen beslist: het Europees Parlement en de Europese Ministerraad beslissen mee. Toch ondergraven machtige nationale politici soms uw werk. Kanselier Merkel liet China onlangs weten dat een klacht tegen China van een Duitse producent van zonnepanelen beter via overleg, dan via de EU-klachtenprocedure – u dus – kan verlopen. Hoe gaat u daarmee om? Karel De Gucht: Ik neem daar akte van. Ik kan niemand tegenhouden een mening te hebben over zo'n zaak, maar dat kan en mag ons werk niet ondergraven. De procedure is wat ze is: we krijgen een klacht uit de sector, we bekijken of die ernstig en gerechtvaardigd is. Als dat het geval is, openen we een ruimer onderzoek. Dat is onze taak en dat doen we zeer nauwgezet. Dat onderzoek in verband met zonnepanelen is intussen geopend. Als daaruit blijkt dat er sprake is van dumpingpraktijken, nemen we daar maatregelen tegen. Is het niet moeilijk, gelet op de Europese diversiteit, handelsakkoorden te sluiten die voor alle lidstaten interessant zijn? Paul De Grauwe zei me onlangs dat Portugal door de globalisering amper nog iets kan verkopen. Wat ze vroeger maakten, maakt China nu veel goedkoper. Karel De Gucht: Er is geen reden waarom een land als Portugal zich niet zou kunnen
specialiseren in producten waar wel vraag naar is. Maar een land zit wel met een probleem als het dat niet heeft gedaan en deel uitmaakt van een Unie die handelsakkoorden sluit die niet noodzakelijk geschikt zijn voor dat land. Karel De Gucht: Er wordt vaak beweerd dat de EU niet competitief is. Dat klopt niet. Globaal genomen heeft de EU geen concurrentieprobleem. Inzake industrie- en landbouwgoederen hebben we een overschot van 250 miljard euro en voor diensten van 50 miljard euro. Gelukkig, want we moeten veel brandstoffen en grondstoffen invoeren. Ons probleem is dat er grote verschillen zijn tussen de lidstaten. Kijk, ik ben ervan overtuigd dat we de eurocrisis zullen oplossen, maar dat zal nooit een blijvende oplossing zijn als er geen diepgaande veranderingen komen in Zuid-Europa. Die landen moeten weer competitief worden. Veronderstelt dat geen diepgaande veranderingen in die samenlevingen in te korte tijd? Vroeger konden landen hun concurrentiepositie behouden door hun munt te devalueren. Nu dat ventiel er niet meer is... Karel De Gucht: Voor mij is dat geen fataliteit. De exportprestaties van Italië zijn trouwens niet zo slecht. Vorig jaar nam de export met twintig procent toe. Met China is er een handelstekort van 160 miljard euro. Kan je eigenlijk wel spreken van eerlijke concurrentie als de Chinezen niet het mensenrecht hebben om zich te verenigen? Als werknemers zich zouden kunnen verenigen, zouden ze hogere lonen hebben. Karel De Gucht: Dat China geen democratie is, dat de individuele rechten er minder optimaal worden beschermd, ga ik niet ontkennen. Maar je kan anderzijds niet ontkennen dat China het goed heeft gedaan inzake het recht op ontwikkeling. Ik ben er trouwens niet zeker van dat de lonen veel hoger zouden zijn als er vakbondsvrijheid was. De lonen stijgen de laatste tijd enorm: dat wordt stilaan een probleem voor de Chinese industrie. Zelfs het IMF, een verwoed voorstander van de globalisering, erkende in zijn World Economic Outlook van 2011 dat handel, samen met technologie, de banen van laaggeschoolde mensen in de rijke landen naar andere landen verplaatst. Het erkent dat de vooruitzichten voor een grote groep werknemers in de rijke landen slecht zijn en dat dit bijdraagt tot meer ongelijkheid. Karel De Gucht: Dat er winnaars en verliezers zijn in de globalisering klopt. Elk systeem heeft winnaars en verliezers. Overigens staan tegenwoordig niet alleen maar de laaggeschoolden aan mondiale concurrentie bloot, ook academici krijgen er meer mee te maken. Maar nogmaals: als we, grondstoffen niet meegerekend, een handelsoverschot van 300 miljard euro hebben, is handel in globo toch niet slecht voor ons. Is het dan geen probleem dat Chinese werkers te weinig consumeren wat ze zelf maken? Karel De Gucht: Zeker, de interne consumptie moet stijgen. En het Chinese vijfjarenplan stelt dat ook voorop. Kunt u daar met Chinese leiders over praten als u hen ontmoet? Karel De Gucht: Ja, dat kan. Volgens sommigen kost muntmanipulatie door China en andere landen de Europese Unie een miljoen banen.
redenering hangt met haken en ogen aan elkaar. Overigens, nogmaals, China probeert zijn model te veranderen, maar dat is niet makkelijk. De opgang van China is onomkeerbaar. Overigens, als daar een economische crisis zou plaatsvinden, komen er ook politieke problemen en dat is voor niemand goed.
Leverancier dwingt biologische gemanipuleerde zaden
boeren
tot
gebruik
genetisch
Nienke Schipper Een opengescheurde zak met "MON 810", gemengde genetisch gemodificeerde mais van Monsanto. 300.000 biologische boeren en bedrijven klagen zadenleverancier Monsanto aan wegens manipulatie en intimidatie. Afgelopen januari diende bij de federale rechtbank in Manhattan de rechtszaak waarbij vertegenwoordigers van de bedrijven werden gehoord. Volgens de website nationofchange.com zou Monsanto, de grootste zadenleverancier ter wereld, de biologische boeren dwingen om gebruik te maken van hun genetisch gemanipuleerde zaden. Boeren die weigerden de zaden aan te schaffen zouden worden getreiterd en tegengewerkt door Monsanto en hun medewerkers. De boeren wilden geen gebruik maken van de Monsanto-zaden omdat genetisch gemanipuleerde gewassen niet biologisch kunnen zijn. Tijdens de rechtzaak kwam ook aan de orde hoe de Monsanto-zaden en bestrijdingsmiddelen zoals Roundup schade zouden aanrichten aan het land en de gewassen van de biologische boeren en bedrijven. Al eerder werd de werking van het bestrijdingsmiddel Roundup ter discussie gesteld omdat het zou zorgen voor een resistent soort superonkruid. Occupy Willy Nelson, President van Farm Aid, riep onlangs de nationale Occupy beweging op om een "Occupy the Food System" actie op te starten. Volgens Nelson "heeft de controle van het voedselsysteem door corporaties er voor gezorgd dat miljoenen familiebedrijven verloren zijn gegaan en onze bodem is verwoest." Zijn oproep zorgde voor een ongekende reactie. Honderden burgers, waaronder chefkoks, sloten zich aan bij de Occupy the Food System en verzamelden zich in januari bij de rechtbank in Manhattan om de biologische boeren en bedrijven te steunen tijdens hun rechtszaak tegen Monsanto. Opspraak Het is niet voor het eerst dat Monsanto in opspraak raakt. Zo werd het bedrijf afgelopen maandag in Frankrijk veroordeeld voor het vergiftigen van een Franse boer. De waarschuwingen op het label waren onvoldoende duidelijk volgens de rechtbank. Berucht is het bedrijf ook vanwege het middel Agent Orange, dat in de Vietnamoorlog werd gebruikt voor het ontbladeren van bossen.
4. Brainstorming : Een eerlijkere handel?
Samenvattende fiche: Mercosur Oprichtingsjaar: ondertekend in 1991 en bekrachtigd in 1994 Deelnemers: Argentinië, Brazilië, Paraguay, Uruguay (1994), Venezuela en Bolivia (2012) Buitengewone leden: Chili, Equator, Peru et Columbia Doelstelling: economische integratie van het Latijns-Amerikaans continent: − het vrije verkeer van diensten en productiegoederen tussen de landen; − de oprichting van gemeenschappelijke externe douanerechten en de goedkeuring van een gemeenschappelijke politiek met betrekking tot derde staten − de coördinatie van de macro-economische en sectorale politiek tussen de staten om gepaste concurrentievoorwaarden tussen de lidstaten te verzekeren; − de harmonisering van de wetgeving tussen de lidstaten in de relevante domeinen teneinde het integratieproces te versterken. Resultaten: Vierde economisch regio van de wereld na Europa, Noord-Amerika en Zuidoost-Azië: • voorzien van grote landbouwproducenten, een stevige industriële basis, belangrijke delfstoffen en een wereld oliemacht; − telt 270 miljoen inwoners (ofwel 70% van de Zuid-Amerikaanse bevolking) − BBP van 3.635 miljard dollar (wat neerkomt op 83% van de rijkdom voortgebracht op het Zuid-Amerikaanse continent). Het BBP van Duitsland bedraagt 3.400 miljard dollar en wordt dus voorbijgestreefd door het BBP van de Mercosur.
Samenvattende fiche: ALBA Oprichtingsjaar: 2005 Leden: Venezuela en Cuba (2005), Bolivia (2006), Nicaragua (2007), de Dominicaanse Republiek (2008), Ecuador, Sint-Vincent, de Grenadines, Antigua en Barbuda (2009) Waarnemers: Haïti, Suriname en Saint Lucia Doelstelling: regionaal integratieproject op politiek en economisch vlak: − de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting − economische ontwikkeling waarbij de soevereiniteit en de versterking van de Staten centraal staat − uitwisseling: elk land draagt datgene bij aan het andere land waar het in uitblinkt of waarvan het in overvloed heeft (bv. Venezuela: petroleum, Cuba: gezondheidszorg, Bolivia: soja en aardgas). Resutaten: - telt 71.479.532 personen - oprichting van een bank met een startkapitaal van 1 miljard dollar om ontwikkelingsprojecten te financieren - operatie Milagro: grootschalig medisch project om blinden of slechtzienden tengevolge van cataract gratis te opereren met het oog op het volledig herstel van hun zicht. Het strategisch plan voorziet de verzorging van 6 miljoen mensen over de hele wereld in een tijdspanne van 10 jaar. Meer dan 650.000 Bolivianen hebben reeds gebruik kunnen maken van deze operatie. - Telesur: televisiekanaal dat opereert vanuit Venezuela met als roeping de verspreiding van de Latijns-Amerikaanse en de Caraïbische cultuur over de hele wereld - Yo si puedo: alfabetiseringsprogramma voor volwassenen, ontwikkeld door Cuba en verspreid over de ganse wereld. Momenteel hebben 6 miljoen volwassenen hiervan de vruchten geplukt.
5. Theater: het volksverzet
De Filippijnen: Volksverhuizingen Bayani en zijn vrouw Diwata leven in San Mariano, in de provincie Isabela in het NoordOosten van de Filippijnen. Zij hebben samen een kleine boerderij. Bij de familie van Bayani is de cultuur van het land een traditie die van generatie op generatie wordt overgedragen. Dankzij de oogst van fruit en groenten kunnen Bayani en Diwata hun kinderen en hun respectievelijke ouders te eten geven. Elke dag gaan ze tevens naar de markt om hun producten te verkopen aan de inwoners van het dorp. In 20121 vestigde EcoFuel, een bio-ethanol fabriek, zich in het dorp waarbij 6.000 hectaren landbouwgrond in gebruik werden genomen voor de productie van suikerriet. Bayani en Diwata werden onteigend van hun land hoewel dit hun bron van inkomsten is en noodzakelijk om te kunnen overleven. Zij konden hun lekkere groenten, hun bananen, hun ananas en hun rijst niet meer cultiveren zoals vroeger. Hun levensstandaard ging snel achteruit. Daarbij komt nog dat sommige dorpsbewoners ziek werden en dat dode vissen in de rivier begonnen te drijven. De werking van de fabriek veroorzaakte luchtvervuiling, een verschrikkelijke stank, en giftig afval op de naburige landbouwgronden en in de Pinacanauan rivier. Een inwoner van San Mariano heeft tevens ontdekt dat de fabriek opereerde zonder vergunning van het Ministerie voor Milieubeheer. Zonder deze vergunning overtrad de fabriek niet alleen de wetten maar vervuilde ze ook de lucht en het water. Bayani en Diwata alsook de andere inwoners van het blijven voortleven. Ze hebben zich verenigd om hun hierbij steun gekregen van strijdvaardige organisaties Boeren (APC), de Kilusang Magbubukid ng Pilipinas Mannalon ti Isabela (DAGAMI-Isabela3).
dorp konden zo niet lang meer rechten op te eisen en hebben zoals de Coalitie van Aziatische (KMP 2) en de Danggayan dagiti
Op 2 augustus 2012 heeft EcoFuel zijn deuren moeten sluiten. Volgens de secretaris generaal van het APC, betekent dit een echte overwinning in de boerenstrijd in Azië. Bayani en Diwata hebben hun land teruggekregen en kunnen terug gezond leven zoals voorheen.
1
http://www.asianpeasant.org/content/farmers%E2%80%99-militant-action-victoriously-shut-downbioethanol-plant 2 De KMP, een organisatie die 2 miljoen boeren en landarbeiders vertegenwoordigt, eist sinds 1985 een regeringsbeleid dat beantwoordt aan de behoeften van de landbouwers nl. toegang tot het land, het ter beschikking stellen van productiemiddelen en betaalbare kredieten. De beweging is tevens voorstander van het gebruik van variëteiten van de traditionele rijst en promoot biologische landbouwtechnieken, een methode die interessant is voor de gezondheid en de economische situatie van de producenten. 3 Het betreft hier een boerenorganisatie in de provincie Isabela in de Filippijnen.
Latijns-Amerika : Bodemverontreiniging Guillermo en zijn vrouw Lidya maken deel uit van de Secoya Inheemse Organisatie van Ecuador. Zij hebben altijd een vreedzaam leven geleid volgens het ritme van de natuur en hun tradities. Zij hebben zich steeds gevoed met wat de natuur hen te bieden had. Als hun kind ziek werd, verzorgde Lidya het met geneeskrachtige planten van het bos. In de jaren 80 heeft het petroleumbedrijf Chevron Texaco zich echter gevestigd in verschillende regio’s van het Amazonegebied om het milieu uit te buiten. Veel multinationals verhuizen naar de landen van het Zuiden om de natuurlijke rijkdommen, die in deze regio's overvloedig aanwezig zijn, te exploiteren. Dikwijls worden de milieuregels met de voeten getreden met het oog op het verhogen van de winst of het drukken van bepaalde investeringen die de milieu-impact moesten verminderen. Gedurende 26 jaar heeft Chevron Texaco miljoenen tonnen giftige stoffen in de jungle achtergelaten en zo het Ecuadoraans Amazonegebied verontreinigd. Stilaan hebben Guillermo en Lidya bepaalde dieren zien verdwijnen, planten zien doodgaan en werden ze geconfronteerd met ziektes die ze voordien niet kenden. De gemeenschap van Secoya wed genoodzaakt om zich te verplaatsen teneinde voedsel en minder vervuild water te vinden, in een gezondere omgeving. Het Secoya volk is niet de enige die deze situatie hebben meegemaakt. Andere voorbeelden zijn de Siona, Cofán, Waorani en Kichwa volkeren. Ze hebben daarom beslist zich te verenigen en de «Asamblea de los Afectados por lo Texaco» (de vereniging van de slachtoffers van Texaco) op te richten die zo’n 30.000 autochtonen telt. Zij hebben massaal rechtvaardigheid opgeëist en deze strijd heeft zijn vruchten afgeworpen. In januari 20134, heeft het Ecuadoraanse gerecht de uitspraak van één jaar eerder bevestigd: de petroleummaatschappij Chevron Texaco werd schuldig bevonden aan het uitstoten van miljoenen tonnen giftige stoffen in de Amazone jungle en heeft zo het Ecuadoraans Amazonegebied verontreinigd gedurende de 26 jaar dat zij in de regio werkzaam was. De schade die veroorzaak werd door de firma Chevron Texaco is de grootste in de geschiedenis van de petroleumvervuiling. Zelfs de schade van de vervuiling veroorzaakt door BP in de Mexicaanse Golf was geringer. De schade veroorzaakt door Chevron is 10 keer groter. Chevron zal 19,2 miljard dollar moeten betalen, het hoogste bedrag in de geschiedenis van gerechtelijke vergoedingen. Dankzij deze overwinning kunnen het Secoyaanse volk alsook ook de andere volkeren het geld gebruiken om de milieuschade te repareren en de regio te verbeteren door het oprichten van ziekenhuizen, scholen en de voorziening van drinkbaar water. De Ecuadoraanse president, Rafael Correa, heeft deze uitspraak tevens gebruikt om de lidstaten van de Unie van de Zuid-Amerikaanse Naties (UNASUR) te vragen zich te verenigen tegen Chevron5. 4
CUNEO M., 30.000 indígenas y campesinos que hicieron lo imposible [online],http://www.cubadebate.cu/opinion/2012/12/19/30000-indigenas-y-campesinos-que-hicieronlo-imposible/ (Geraadpleegd op 2 mei 2013) 5 LO DE ALLA, In Ecuador, Correa proposes Unasur united front against Chevron [online], http://lo-dealla.org/2010/04/in-ecuador-correa-proposes-unasur-united-front-against-chevron/ (Geraadpleegd op 3 mei 2013)
Afrika : Vernietiging van de lokale productie Eric en zijn broer Francis zijn Kameroense kippenkwekers die hun beroep reeds 30 jaar uitoefenen. De kippenhandel is niet eenvoudig in Kameroen aangezien de bevolking heel arm is en zich niet iedere dag een goed stuk gevogelte kan veroorloven. Nochtans hebben ze alle twee een grote passie voor het fokken van kippen omdat het een familietraditie is die van generatie op generatie wordt overgedragen. Eric en Francis zijn er fier op. Ze zijn immers de enige kippenfokkers van het dorp! In de jaren 90 hebben Eric en Francis de door hun gevreesde nachtmerrie werkelijkheid zien worden en werden ze genoodzaakt te vertrekken. Door de liberalisering van de handel van landbouwproducten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WHO), is de Europese export van kippen naar Afrika en de ganse wereld geëxplodeerd. Deze producten worden verkocht tegen spotprijzen dankzij exportsubsidies, toegekend in het kader van de Gemeenschappelijke Landbouwpolitiek van de Europese Unie en door de zeer hevige concurrentie tussen de Europese producenten. In 1996 heeft Kameroen 978 ton bevroren kippen geïmporteerd aan goedkope prijzen. In 2003 waren dit 22.154 ton, oftewel een jaarlijks gemiddelde verhoging van ongeveer 300%6. Niemand kocht nog een kip bij Eric en Francis aangezien hun kippen duurder waren dan de Europese kippen. Stilaan werden ze verplicht hun personeel te ontslaan, personeel dat hun nochtans gedurende meer dan 10 jaar trouw was gebleven. Ze wisten niet meer wat te doen en waren kwaad. Te meer omdat de bevroren kippen van slechte kwaliteit waren en gewoon werden verkocht in Afrika omdat er geen vraag naar was binnen Europa (liever verkopen op de Afrikaanse markt dan als hondenvoer tegen lagere prijzen). Eric en Francis sloten zich vervolgens aan bij een Kameroense vereniging, Service d'Appui aux Initiatives Locales de Développement (SAILD). Met de hulp van andere landbouwverenigingen zetten zij een sensibiliserings- en mobiliseringscampagne op die inmiddels gehoor gevonden heeft in verschillende Afrikaanse en Europese landen. In Kameroen stelden ze een dossier samen met alle statistieken over de import van kippen. Hierdoor stelden ze vast dat de officiële statistieken vervalst worden: de werkelijke aantallen geïmporteerde kippen lagen veel hoger dan vermeld. 7 De campagne werd gelanceerd om druk uit te oefenen op Europa maar ook om de Afrikaanse verantwoordelijken wakker te schudden zodat zij nieuwe, rechtvaardigere regels zouden uitvaardigen. Ondanks het feit dat een honderdtal handtekeningen werden verzameld, heeft de EU haar politiek niet gewijzigd. De regering van Kameroen heeft echter de import van bevroren kippen beperkt, de BTW op het lokaal fokken afgeschaft en de taks op de import van kippen verhoogd. Dankzij deze nieuwe reglementering kunnen Eric en Francis verder blijven werken en de familietraditie laten voortbestaan! 6
SOS FAIM, Les filières avicoles africaines face aux importations de poulets congelés [online], http://www.sosfaim.be/pdf/publications/dynamiques_paysannes/4_impacts_importations_poulets_con geles_afrique.pdf (Geraadpleegd op 7 mei 2013 7 PAX CHRISTI, Les violences économiques en Afrique – Étude de cas: l’exportation massive de nos poulets [online], http://paxchristiwb.be/files/files/pcwb-violences-afrique.pdf (Geraadpleegd op 7mei 2013)
6. Tijdslijn : En wij ?
Discussie rond een akkoord van de Associatie van de vier lidstaten (Ecuador, Colombia, Peru en Bolivia) van de Andesgemeenschap (CAN)
Ecuador en Bolivia verlaten de onderhandelingstafel
“EU-Andean trade Sustainability Impact Assessment” (Duurzaamheidsstudie van de impact van de handel tussen de EU en de Andes). Evaluatie van de economische en sociale gevolgen alsook de impact op het milieu van een vrijhandelsakkoord van de betrokken landen. Studie uitgevoerd door de Europese Commissie
Slot van de onderhandelingen voor een handelsakkoord tussen de Europese Unie, Colombia en Peru
Ondertekening van het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie, Colombia en Peru
Europees Commissaris voor Handel, Karel de Gucht, ondertekent het akkoord samen met de Deense ambassadeur Jonas Bering Liisberg, vertegenwoordiger van de voorzitter van de Raad van Europa, Sergio Diaz-Granados, Colombiaanse minister van Handel, José Luis Silva Martinot, minister van Buitenlandse handel, op de Raad van de Europa
De Raad van Europa geeft toestemming aan de verschillende regeringen om het handelsakkoord op voorlopige basis toe te passen
Verschillende Europese partijen vragen de Colombiaanse regering om een 'roadmap' bij het akkoord te voegen
Stemming en goedkeuring van het akkoord door de Commissie voor Buitenlandse Handel (INTA) in het Europees Parlement
Stemming en goedkeuring van het akkoord in plenaire vergadering van het Europees parlement
Goedkeuring van het akkoord door het Peruviaanse Congres en de Colombiaanse Senaat
Stemming door de nationale parlementen van de Europese Unie