ONS/NOTRE/OUR
REPERTOIRE 2001-2012 N KVS maakt in ’12 – ’13 nieuw werk in de stad in het kader van het locatieproject Tok Toc Knock. In eigen huis tonen we ‘ons’ repertoire, sterk werk van de afgelopen 11 jaar. We hernemen 16 producties, 16 verhalen die in het theaterlandschap van de komende jaren zeker een rol zullen blijven spelen. Succesvoorstellingen als Het Leven en de werken van Leopold II, Gembloux, Raymond en Missie, maar ook vergeten parels of voorstellingen die te korte levens hadden zoals 313 / Misschien wisten zij alles, Schitz of Rue du Croissant. De volledige agenda van het repertoireseizoen vindt u in het midden van deze krant.
In een jaar waarin deze oogst aan KVS_Repertoire centraal staat, kijken we in de vier KVS_Expressen van dit seizoen achterom met een duik in de geschiedenis van KVS als stadstheater. De eerste episode speelt zich af in Molenbeek… > p. 06
F
En ’12 – ’13, le KVS crée de nouvelles œuvres dans la ville dans le cadre de son projet itinérant Tok Toc Knock. Dans nos salles, nous jouons ‘notre’ répertoire, des œuvres marquantes des 11 dernières années. Nous reprenons 16 productions, 16 histoires qui continueront de jouer un rôle dans le paysage théâtral des prochaines années. Des succès comme La vie et les œuvres de Léopold II, Gembloux, Raymond et Mission, mais aussi des perles oubliées ou des spectacles qui sont restés trop brièvement à l’affiche comme 313 / Misschien wisten zij alles, Schitz ou Rue du Croissant. L’agenda complet de cette saison dédiée au répertoire se trouve dans les pages centrales de ce journal.
E In the ’12 – ’13 season the KVS is creating new work in the city during the Tok Toc Knock location project. At our home base we shall be showing ‘our’ repertoire, powerful productions from the last 11 years. We shall be reviving 16 productions, 16 stories that will undoubtedly continue to play a part in the theatre landscape in the years to come. They include such successful productions as The Life and Works of Leopold II, Gembloux, Raymond and Mission, as well as forgotten gems and productions that were only on for a short time, including 313 / Misschien wisten zij allles, Schitz and Rue du Croissant. You will find the full calendar for the repertory season in the middle of this newspaper.
Et en cette année qui gravite autour du répertoire du KVS, dans les quatre KVS_Express de cette saison, nous nous plongeons dans l’histoire du KVS en tant que théâtre de ville. L’ouverture a lieu à Molenbeek…
In a year when we are focusing on this harvest from the KVS_Repertoire, we are taking the time to look back in this season’s four editions of KVS_Express, dipping into a history of the KVS as a city theatre. The overture was played in Molenbeek…
> p. 07
> p. 08
05
ONS REPERTOIRE 2001-2012
EEN GESCHIEDENIS VAN KVS: OUVERTURE — HILDEGARD DE VUYST, DRAMATURG
Het project van KVS als stadstheater heeft vorm gekregen in Molenbeek. Tussen 1999 en 2004 werd de werking ondergebracht in de Bottelarij, een industrieel pand aan de Delaunoystraat. Die jaren werken tot op de dag van vandaag door. In 1999 moet KVS de schouwburg aan de Lakensestraat verlaten voor langverwachte en hoogstnoodzakelijke verbouwingen. Intendant Franz Marijnen heeft de betrokken overheden eindelijk zover gekregen met een dubbel plan: het bouwen van een nieuwe, grote theaterzaal (de Bol) binnenin de schouwburg in de Lakensestraat, én het optrekken van een nieuw functioneel gebouw met kantoren, repetitieruimtes, opslag en ateliers daartegenover, op de Arduinkaai 7-9. Een ondergrondse tunnel verbindt de twee gebouwen met elkaar. Het geheel is gedacht als een grote theaterfabriek met de ‘grote zaal’ als eindbestemming. Producties verschuiven er als op een lopende band: van leeszaal naar (dans) studio zonder decor en licht, naar een ondergrondse afmonteerruimte en vervolgens via de tunnel naar de schouwburg – de perfecte productiestructuur voor het grootschalige werk van Marijnen zelf. Deze infrastructuur zal, mits enige ingrepen, een zeer geschikte werkplek blijken voor een werking van een heel andere orde.
THEATER IN DE FAR WEST In de herfst van 2000 gooit Marijnen de handdoek in de ring. De verhuis naar Molenbeek heeft handenvol geld gekost en het publiek is niet gevolgd. Het ziet ernaar uit dat de Bottelarij het einde bespoedigde van een model van repertoiretheater dat in Brussel niet langer valabel was: het model waarbij één regisseur zijn favoriete gezelschap van acteurs rond zich verzamelt en met dit gezelschap een mix van oude en nieuwe teksten op het repertoire zet. Zo’n repertoiregezelschap draagt altijd het risico in zich om te muteren tot een besloten club waarin werkzekerheid centraal staat. Maar in Molenbeek werd nog iets anders blootgelegd: de diepe kloof tussen de grootstedelijke multiculturele context in een buurt met een arme migrantenbevolking, en de fundamenten waarop KVS gebouwd was, met name de burgerlijke idealen van Vlaamse ontvoogding en culturele zelfbeschikking. Dat het homogeen Vlaamse, ietwat oudere publiek zich vanuit Vlaanderen of de Brusselse Rand niet in de Far West van Molenbeek wil of durft begeven, geeft de doodsteek aan de KVS oude stijl. Misschien ziet de foyer van de Bottelarij er te zeer uit als een bruine kroeg om nog als bolwerk van Vlaamse cultuur in Brussel verdedigd te worden.
06
Tegelijkertijd wordt er weinig werk gemaakt van / met / voor wie er wel al rondom zijn. Nochtans waren er pogingen tot openingen: choreograaf Wim Vandekeybus kreeg een residentie en er was aandacht voor andere culturen, de Arabische cultuur op kop. Tot men er achter kwam dat voor de meeste ‘Arabieren’ in Brussel de Arabische literaire cultuur die van de officiële media en administratie is in hun land van oorsprong, maar niet die van het dagelijkse leven van de ‘Arabische’ bevolking in de Brusselse straten. Dat volk spreekt Tamazight (Berbers) of andere ‘dialecten’. Die denkfout werd rechtgezet door binnen de schoot van de Bottelarij onderdak te bieden aan Halqa, een festival van de Maghrebijnse cultuur. Maar het mocht weinig baten. De ‘buren’ kwamen in de eerste jaren van de verhuis nauwelijks over de vloer. Daarvoor zat de aandacht voor het multiculturele te veel aan de rand van de werking, die gefocust bleef op teksttheater gedragen door een homogeen Nederlandstalig blank gezelschap. Het is binnen die context dat een nieuwe ploeg in 2001 aantreedt. In mei krijgen dramaturg Jan Goossens en zakelijk assistent Danny Op de Beeck, respectievelijk 29 en 28, groen licht van de Raad van Bestuur. Dat geen van de usual suspects, kandidaten voor dat soort prestigieuze instellingen, geïnteresseerd was om de KVS terug op de rails te krijgen, wijst op de ernst van de crisis. Goossens en Op de Beeck engageren zich om het deficit van 1,7 miljoen euro weg te werken en een nieuwe werking op poten te krijgen. Een werking die zich vanaf dag één voorneemt hoger geschetste dynamiek om te keren en diversiteit in het centrum van de werking te denken. Hun eerste seizoen 2001-2002 (met werk van de pas afgestudeerde Raven Ruëll, van Marius von Mayenburg, Wim Vandekeybus, Domien Vandermeiren, Jeroen Olyslaeghers, Dirk Roofthooft, Paul Peyskens, Dito’Dito…) heeft nog te lijden onder tijdsdruk. De blauwdruk is echter duidelijk: diversiteit in kunstvormen, jonge (beginnende) regisseurs en schrijvers en opening (in de vorm van coproducties) naar vitale gelederen van de Brusselse podiumkunsten. Samen met de nieuwe dramaturgen Hildegard De Vuyst en Ivo Kuyl wordt die blauwdruk in de loop van dat eerste seizoen verfijnd en op scherp gesteld. Er spreekt een geloof uit dat instituten zoals de KVS kunnen hervormd worden om iets te doen wat vanuit de marge van het kunstenlandschap niet kan, namelijk luidspreker en vergrootglas zijn voor een nieuwe artistieke praktijk die geïnspireerd is door stedelijkheid en niet enkel berust op de autonomie van een of een paar kunstenaars. In KVS mogen kunstenaars nadenken over iets dat hun persoonlijk parcours overstijgt.
FLEMISH NATIONAL THEATRE Groot inspirator daarbij is de Amerikaanse regisseur Peter Sellars die in november 2001 een informeel bezoek brengt aan wat hij steevast ‘The Flemish National Theatre’ noemt. Goossens is assistent geweest van Sellars bij verschillende van zijn Europese operaproducties en heeft de Sellarsfilosofie erin gepeperd gekregen. “Als cultuurwerkers hebben wij de taak ons werk te concentreren op de mensen voor wie niet wordt gesproken, de mensen van wie de stem niet wordt gehoord”, zo luidt de aanhef van Sellars’ lezing voor City of Cultures in De Munt, in mei 1994. Het leest bijna 20 jaar na datum nog altijd als een manifest. Sellars is verheugd dat we eraan denken om een stuk over de Belgische koloniale geschiedenis te spelen (Het leven en de werken van Leopold II van Hugo Claus) maar wijst erop dat het nog altijd een blanke blik is op die geschiedenis. Hij daagt ons uit om het gesprek aan te gaan met Congolese kunstenaars die de erfgenamen zijn van deze geschiedenis en als artiesten in Brussel leven en werken. Bovendien pleit hij ervoor om op die ingeslagen weg door te gaan en onze (verborgen) geschiedenis op het repertoire te zetten – niet de zoveelste nieuwe Sarah Kane of Martin Crimp als doorslagjes van Parijs of Londen. Hij vindt dat onze repertoirekeuzes het leven van de natie moeten weerspiegelen. En ook al worstelen wij met het begrip ‘natie’, het is inspirerend om na te denken over gedeelde geschiedenissen met al wie in Brussel op straat loopt. Op die manier wordt een artistiek project ook een blauwdruk voor een maatschappelijk project, niet één dat door angst geregeerd wordt, door veiligheid geobsedeerd wordt, en door identitaire kwesties gedicteerd wordt – 9/11 was ook de datum waarop de vernieuwde KVS-werking van start ging. Welke stappen ondernomen werden tussen ‘het leven van de natie’ en de huidige werking die zich tekent door generositeit, interconnectiviteit en superdiversiteit, leggen we u graag nog eens uit in de volgende edities van KVS_Express.
© KVS
REPERTOIRE 2001-2012
EEN GESCHIEDENIS VAN KVS II: 10 X KIPPENVEL
Naar aanleiding van het repertoirejaar kijken we bij KVS terug naar onze eigen geschiedenis. Dat is een heikele bezigheid. Hebben wij iets voor de eeuwigheid gedaan? Misschien is dat niet de juiste vraag voor een stadstheater dat bezig is met levende kunsten die sterven bij het applaus. Voor sommigen zal de vraag moeten luiden: heeft dit stadsproject een verschil gemaakt in de kunsten? Waren de resultaten pertinent en urgent? En dan kunnen wij allicht enkel antwoorden dat de resultaten wisselend waren, zoals overal en altijd in de levende kunsten, maar dat met de selectie van repertoire toch wel enkele onomstotelijke mijlpijlen op het programma staan. Voor ons moet de vraag echter luiden: hebben wij met dit kunstenproject een verschil gemaakt in deze stad? En dan is het antwoord onomwonden ‘ja’: KVS is in deze stad bruggenbouwer en bemiddelaar bij uitstek, tussen groot en klein, tussen ouwe rot en beginner, tussen Brusselaars van allerlei komaf. Dat we de eigen inbreng, hoe groot en ingrijpend die vaak ook is, niet altijd adequaat vertaald krijgen naar de buitenwereld, nemen we voor lief. We gaan ons niet laten verleiden tot een ‘identitair’ verhaal, want als je moet definiëren wie er allemaal wel tot je stal behoren, zeg je meteen ook dat al die anderen daarbuiten niet meer bij je stal moeten komen aankloppen. Want de stal is vol. Die van ons, die KVS-stal, is nooit vol. Er kan er altijd nog wel eentje bij, als we daarmee weer kunnen voortbouwen aan een zinnig verhaal voor deze verdeelde stad.
Express_repertoire_vd.indd 2
Ik doe het weer! Ik ben de zaak weer aan het verdedigen. Ik had mij nochtans voorgenomen om een geschiedenis te schrijven die geen aanval is, maar ook geen verdediging, een beetje zoutloos, zoals de eerste editie op pagina 6 van de vorige KVS_Express (te herlezen op www.kvs.be > programma > KVS_Repertoire). Misschien moet ik het over een andere boeg gooien, dit is tenslotte KVS_Express, de gazet, het pr-instrument bij uitstek. Ik zou mijn toptien van kippenvelmomenten kunnen maken. Je ziet dat soort lijstjes tegenwoordig in alle kranten verschijnen, het moet zijn dat de klanten dat graag lezen. 1. De driehonderd zangers van het korenproject die vanuit de Bol een verjaardagslied inzingen op het antwoordapparaat van Alain Platel, de dag na de opening van de Bol (Uit de Bol / Coup de Chœurs, 8 april 2006). 2. De première van Raymond, dat magische moment waarop alles samenvalt. 3. Jan Goossens dansend op de toog in de Bottelarij, steevast na de eerste tonen van Demasiado Corazon van Mink DeVille, gelanceerd door dj Danny Op de Beeck – een ritueel dat verdween na de verhuis naar de Arduinkaai (misschien was de nieuwe toog te hoog?). 4. Het straatfeest als afscheid aan Molenbeek, juni 2004, met de reus van Leporello naast de strooien rokjes van een Rwandese dansgroep, waarvan we stiekem vermoedden dat ze deelnamen aan de genocide van 1994. 5. De aanzwellende massa op een zondagna-
middag in Brussel voor 0110, de vele verrassende duetten, en de bekroning met een regenboog boven het Koninklijk Paleis (KVS was mede-organisator van 0110, concerten voor verdraagzaamheid) 6. De eerste voorstelling van Het leven en de werken van Leopold II in Kinshasa, in Unikin (Universiteit Kinshasa), waar een zaal vol studenten ‘Lumumba’ begint te scanderen als de kado-neger (sic) zijn enige tekst fluistert: 'Nous exigeons pour le Congo l'indépendance'. 7. De twee stokoude Marokkaanse tirailleurs die aan het einde van de première van Gembloux het applaus in ontvangst komen nemen en vervolgens met geen stokken van de scène af te krijgen zijn. 8. Elk bezoek van Peter Sellars. 9. Drijven in de Dode Zee met de Palestijnse ploeg van PASS 2009 (Performing Arts Summer School), Westbankers die de zee nog niet van dichtbij gezien hadden. 10. De voorstelling Massis, the Musical, de woeste solo van Johan Heldenbergh bij de opening van de Box (oktober 2004) Je zou ook andere lijstjes kunnen maken: de grootste mislukkingen, om maar iets te noemen. Tien Om Nooit Meer Te Zien (stuur maar naar de redactie, we zullen onze eigen Razzies wel uitreiken). Of een geschiedenis van alles wat geen doorgang gevonden heeft, van alle plannen die een stille dood stierven. De Tien Die Het Licht Niet Hebben Gezien. Zoals het plan
om de schouwburg ook overdag een publiek leven te geven; de glijbaan die vanaf de bar op de vijfde verdieping naar beneden moest voeren, geïnspireerd op het werk van Carsten Holler in de turbinezaal van de Tate Modern; de alternatieve kerstmarkt die we in de vide, de lege binnenruimte onder de Bol, wilden organiseren, enzovoort. Wanneer wij het bilan opmaken van wat ons werk de laatste 11 jaar opgeleverd heeft, zonder dat dit een lustrum of een afscheid is, ontkom je moeilijk aan de vaststelling dat de tijden veranderd zijn. De laatste resten paars (de coalitie tussen links en liberaal) zijn bijeengeveegd, en op breder cultureel vlak is de restauratie volop bezig. Dat is wat wij lezen in alle turbulentie rond de laatste subsidieronde; dat de theatercommissie met haar laatromantische verering van autonoom kunstenaarsschap, de kunsten weer loswrikt van de samenleving, en zich op die manier een objectieve bondgenoot toont van een politiek conservatisme dat niet liever wil dan dat de kunstenaar zich op zijn kunst focust en de politiek zoveel mogelijk aan de politici overlaat. In die zin zitten wij, cultuurwerkers van deze KVS, onherroepelijk in het defensief, of we dat nu willen of niet. En dient deze geschiedenis onder andere om een en ander voor vergetelheid te behoeden, ja, maar ook om dit project met hand en tand te verdedigen.
© REDKITTEN
PETER SELLARS
© DE MORGEN – 0110
© RAYMOND MALENTJER – MASIS, THE MUSICAL
© MAYA GALLE – KORENPROJECT
— HILDEGARD DE VUYST, DRAMATURG
REPERTOIREDEBAT DEC 04 – 20:30 KVS_BOX GRATIS MITS RESERVATIE Welke verhalen vertellen we in het theater, wiens geschiedenis, voor wie, met wie, waarom nu? Een gesprek over deze basale vragen met regisseur Guy Cassiers tussen Scala en Toneelhuis, met de Congolese choreograaf Faustin Linyekula die pendelt tussen eigen erfgoed en de erfenis van de kolonisator, en met Amir Nizar Zuabi, Palestijns regisseur in Israël, die regelmatig aan het gewicht van zijn eigen geschiedenis moet ontsnappen naar de Vlaamse Opera of de Royal Shakespeare Company. Eindelijk: een diverse kijk op repertoire! MET FAUSTIN LINYEKULA, AMIR NIZAR ZUABI EN GUY CASSIERS
24/10/12 17:30
REPERTOIRE 2001-2012
GEZAMENLIJKE TOEKOMST — HILDEGARD DE VUYST, DRAMATURG
Voor KVS is 2012-2013 een scharnierjaar. Voor nieuwe creaties nemen we achtereenvolgens de wijk naar Cité Modèle in Laken, Sint-Joost-ten-Node en de Europawijk; in onze eigen zalen kijken we terug op de oogst van de afgelopen 10 jaar. We spelen ons eigen repertoire*, de stukken waar we fier op zijn. Dat werk op het repertoire houden staat gelijk aan nieuwe publieken aanboren. De avantgarde onder het publiek, diegenen die overal het eerst bij willen zijn, vormen doorgaans een kleine groep. Je hebt die trendsetters nodig, maar ze volstaan niet als draagvlak voor een stedelijk theater. Door werk te hernemen dat zijn kwaliteiten bewezen heeft, kan je mensen voor het theater winnen; ze hoeven maar een keertje proefondervindelijk te ervaren waarom theater zo’n noodzakelijke belevenis is.
talige drempels wegwerken via boventiteling. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk verschillende mensen zich welkom voelen. Vaak krijg je dan als reactie dat het een hopeloos streven is, dat je een heel deel van het publiek toch niet bereikt. Daarmee wordt vaak gedoeld op andere gemeenschappen, laaggeschoolden, armen, werklozen, diegenen die toch al weinig of niet participeren, en dat zijn er in Brussel nogal wat. Maar dat is niet wat onze ervaringen van de afgelopen 10 jaar leren. Zolang je maar niet vertrekt van het principe dat je dat publiek wel naar jouw culturele canon toe zal leiden, dat je hen de liefde voor Shakespeare of Tsjechov zal bijbrengen, of dat je op maat versneden laagdrempelige bewerkingen van klassiekers kan maken voor een bepaalde doelgroep. Dat zijn recepten die niet werken. De basisbehoefte is erg sim-
“De basisbehoefte is erg simpel en voor iedereen vergelijkbaar: mensen willen hun eigen leven weerspiegeld zien, hun besognes, hun geschiedenis.” In het beleid van KVS van de afgelopen 10 jaar weerklinkt met regelmaat deze boutade: dat we elke Brusselaar eens per jaar een goeie reden willen geven om naar de KVS te komen. We doen daar veel voor: dat begint met een programmering die de spreidstand niet schuwt, niet enkel van (tekst)theater maar ook van concert, debat, film, fuif, waarna we zoveel mogelijk
pel en voor iedereen vergelijkbaar: mensen hebben er behoefte aan hun eigen leven weerspiegeld te zien, hun besognes, hun geschiedenis. Sociaal geograaf Eric Corijn noemt dat een eerste maar uiterst belangrijke trap in de cultuurproductie: het documenteren van levensstijlen. Vervolgens kunnen deze documenten bewerkt worden, getransformeerd tot thea-
tertekst of maquette, of wat dan ook. Feit is dat in onze theaters te weinig verschillende levensstijlen aan bod komen, dat er voor teveel mensen in een verdeelde stad als Brussel geen representatie te vinden is binnen wat wij gemakkelijkheidshalve het ‘repertoire’ noemen, die deelverzameling teksten die binnen de Europese theaterwereld het stempel ‘gelezen en goedgekeurd’ meekregen. Terwijl de nood hoog is. Dat bewijst bijvoorbeeld het eclatante succes van La vie c’est comme un arbre van Les Voyageurs Sans Bagage, een Brusselse groep theaterliefhebbers van diverse origine die in korte scènes het verhaal spelen van hun ouders die emigreerden uit Marokko en werk vonden in de Belgische mijnen. Het stuk zit vol grappen en grollen, maar schuwt evenmin delicatere onderwerpen als het Marokkaanse koningshuis of homoseksualiteit. Na een tocht langs verschillende Brusselse cultuurhuizen, van Huis der Culturen in Molenbeek tot KVS, vulden ze afgelopen november een volledige maand de zaal van Toison d’Or. Nooit eerder vertoond. Wij hebben de afgelopen jaren op vele verschillende manieren geprobeerd om via specifieke artistieke keuzes in ons repertoire de relatie met de stad open te wrikken, en sinds het Brusselse gezelschap Dito’Dito in 2006 opging in KVS, is deze zoektocht alleen maar verscherpt en geradicaliseerd. Hoe dan? Door te zoeken naar gedeelde geschiedenissen met makers van andere origine, waarmee we op het eerste gezicht niets gemeenschappelijks hadden. Dat leidde onder meer tot Gembloux, het verhaal van 2 Marokkaanse tirailleurs die tijdens de Tweede Wereldoorlog als kanonnenvlees naar de
Ardennen werden gestuurd om het offensief van de Duitsers te stoppen. Maar ook door wat ‘van ons’ is, te vermengen met vreemde elementen zodat het niet langer alleen maar ‘van ons’ is, zoals in Singhet ende weset vro waarin de Vlaamse liederenschat onder handen genomen wordt door een gemengde cast met als hoogtepunt de voormalige Irakees Haider Al Timimi die Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen zingt met de melismen die zo typisch zijn voor Arabische zang. We speelden niet alleen spelletjes met representatie, soms kozen we voor verregaande coproductie: bewoners van de stad die materiaal aanleveren. Onder impuls van Willy Thomas en Guy Dermul leidde dat bijvoorbeeld tot het prachtige S.T.O.E.M.P. met jongeren uit de Brusselse jeugdhuizen dat niet had misstaan in dit repertoireseizoen; Kristien De Proost en Mieke Verdin gaven in Wij zijn FOERT! getuigenissen van (kans-) arme Brusselaars een podium, en recent in de Modelwijk in Laken vertrouwden bewoners aan kunstenaar Jozef Wouters hun problemen toe, die er met zijn ‘Bureau des Architectes’ prachtige maquettes van maakte en tentoonstelde onder de titel ALL PROBLEMS CAN NEVER BE SOLVED - maquettes waarin probleem en oplossing om voorrang strijden, waarin mogelijkheid en onmogelijkheid tegelijkertijd aanwezig zijn, niet theoretisch maar concreet en afleesbaar. Onder welke vorm ook, als document of getransformeerd, het komt toch altijd zo’n beetje op hetzelfde neer: dat machtige centrum verlaten, middelen delen, de scène openzetten voor andere verhalen, andere representaties, de positie die je als stedelijk theater inneemt inzetten, niet om het eigen favoriete cultuurpro-
duct te promoten, maar om meer mensen bij cultuur te betrekken, en op die manier ook bij die stad van morgen. Want hebben we geen gedeeld verleden in deze stad, we moeten wel een gezamenlijke toekomst uitbouwen. Minstens hebben we van elke repertoirekeuze de afgelopen jaren een hefboom gemaakt om gesprekken te voeren met groepen mensen in deze stad met wie we anders geen gesprek zouden hebben. Naar aanleiding van Schitz van de Israëlische auteur Hanoch Levin gingen we op zoek naar de joodse gemeenschap in Brussel en voor Het leven en de werken van Leopold II bracht afrikanist Paul Kerstens een gesprek op gang met een groep zwarte artiesten in Brussel en werden de kiemen gelegd van de Congo-werking van KVS. Nee kunst is geen middel, maar programmeren en nadenken over publiek is tot nader order dan ook geen kunst.
* Op 4 december jongstleden voerden wij een publiek gesprek over repertoire, en gewoontegetrouw deden we dat niet ‘onder ons’. Naast Guy Cassiers namen ook de Congolese choreograaf Faustin Linyekula en de Palestijnse regisseur Amir Nizar Zuabi deel. Artistiek directeur Jan Goossens trapte het debat af met een KVS-statement over repertoire, na te lezen op de website.