Interactieve rondleiding voor secundair onderwijs
KONING ALBERT I EN DE GROTE OORLOG STRIJDEN VOOR VREDE
Interactieve rondleiding voor secundair onderwijs Duur: 2u Doelgroep: 2de en 3de graad secundair onderwijs Locatie: Kasteel
1
Verwelkoming groep en korte inleiding op de tentoonstelling Timing: 5 min Locatie: gelijkvloers , centrale hal
“Binnen deze tentoonstelling, in het Kasteelgebouw, ontdekken jullie meer over Wereldoorlog I en koning Albert I. Wat weten jullie over deze periode, vanuit je geschiedenislessen? Wat weet je over Albert I? Je mag antwoorden in losse begrippen of eerste ideeën. We maken er samen één verhaal van.” De gids schetst vervolgens kort het kader rond Wereldoorlog I, adhv de antwoorden die de jongeren zelf formuleerden. Tip: het helpt als je op voorhand voor jezelf enkele kernbegrippen rond Wereldoorlog I noteert. Wat moeten de jongeren zeker weten om de tentoonstelling te kunnen begrijpen? (opfrisser: zie p. 3-4 van deze gidsenmap) “Hier beneden in het kasteel wordt ter inleiding de situatie in Europa vlak voor de oorlog toegelicht . Op de zolder van het kasteel komen het Belgisch leger en Albert I in hoedanigheid van opperbevelhebber aan bod in de aanloop en eerste 6 maanden van de oorlog.”
2
Algemene intro in oorlogsthematiek Timing: 20 min. Locatie: gelijkvloers
De leerlingen krijgen de opdracht om de replica’s van kunstwerken te bekijken, gemaakt tijdens Wereldoorlog I of in de aanloop naar de Groote Oorlog. De gids vraagt hen: “ Waarom zouden deze replica’s van schilderijen in deze tentoonstelling hangen?” Na antwoord van de lln. vult de gids aan dat je hier werk ziet van zeven kunstenaars die voor de oorlog behoorden tot de avant-garde (jonge kunstenaars die experimenteren met nieuwe kunststromingen, stijlen en manieren van samenleven). Sommigen hebben de oorlog niet overleefd, anderen wel maar liepen psychisch of fysieke trauma’s op. Al deze jonge mannen met een enorme toekomst voor zich, zijn ofwel dood of geknakt uit de oorlog gekomen. Dit is zo in de kunst maar dit is ook zo voor alle anderen, een hele generatie is in feite weggeveegd geweest door die oorlog. Deze kunstenaars hebben het talent om de oorlogsdreiging of uiteindelijke oorlog pakkend te verbeelden. Door ook werk van hen uit vroegere periodes te bekijken, kunnen we de vergelijking maken en beter de vinger leggen op hoe zij het oorlogsgevoel weten te vatten.
Opdracht in grote groep: De prints van 5 schilderijen worden op de grond gelegd. Dit zijn werken die één van deze kunstenaars maakten voor 1914 of voor er een voelbare dreiging tot oorlog was. Lln. en gids gaan samen op zoek naar het schilderij dat diezelfde kunstenaar tijdens de oorlog maakte. Print 1: kunstwerk van CHRISTOPHER R.W. NEVINSON Print 2: kunstwerk van RIK WOUTERS Print 3: kunstwerk van UMBERTO BOCCIONI Print 4: kunstwerk van FERNAND LÉGER Print 5: kunstwerk van ERNST LUDWIG KIRCHNER Opdracht in kleine groepjes: Elke groepje gaat bij een werk staan. De gids stelt hen de volgende vragen: “Hoe verbeeldt de kunstenaar oorlog in dit schilderij? Wat zie je dat je doet denken aan oorlog?“ De lln. noteren hun antwoorden in steekwoorden en houden deze notitie bij. De gids vertelt dat deze verder in de tentoonstelling nog gebruikt zullen worden. Aanvulling door de gids na groepswerk: Per groepje ligt de gids achtergrond en levensloop van de kunstenaar toe en vertelt hen wat er met hem gebeurde na 1918 (zie ook infopaneel schilderijen). 1: CHRISTOPHER R.W. NEVINSON Hij nam vrijwillig dienst en verbleef korte tijd aan het front in Frankrijk als ziekenwagenchauffeur. Al in januari 1915 was hij terug in GrootBrittannië, waar hij zijn oorlogservaringen omzette in krachtige schilderijen. 2: RIK WOUTERS Bij het uitbreken van de oorlog werd hij onder de wapens geroepen. Hij werd krijgsgevangen gemaakt maar wist te ontsnappen en kwam uiteindelijk in een militair opvangkamp in het Nederlandse Zeist terecht. Hij was 33 toen hij in Amsterdam aan kaakbeenkanker bezweek. 3: UMBERTO BOCCIONI In mei 1916 nam hij dienst in het Italiaanse leger. Hij kwam bij de artillerie terecht (artillerie of geschut is in de krijgsmacht het wapen dat vuursteun geeft). Tijdens een cavalerie-oefening viel hij van zijn paard en stierf. Hij was pas 33. 4: FERNAND LÉGER Tijdens de Grote Oorlog diende hij twee jaar lang in het Franse leger. Hij overleefde ternauwernood een Duitse gasaanval. 5: ERNST LUDWIG KIRCHNER In 1914 nam hij naar eigen zeggen als onvrijwillige vrijwilliger dienst in het Duitse leger. Hij stortte in en werd uit de krijgsdienst ontslagen. Ondanks behandelingen voor drugsverslaving, achtervolgingswaan en verlammingsverschijnselen bleef Kirchner schilderen. In 1938 pleegde hij zelfmoord. Overgang: Hoe deze wereldoorlog kon beginnen, bekijken we nu via een korte film.
3
Bekijken film Sarajevo Timing: 10 min. Locatie: gelijkvloers
De gids vraagt de lln.: “Wat hebben jullie onthouden? Wat wist je al? Wat is nieuw? “ Verdere toelichting van de gids: “Op 28 juni 1914 viel in de Balkan een schot. Die dag legde de Oostenrijks-Hongaars kroonprins Frans Ferdinand samen met zijn vrouw Sophie een plechtig bezoek af aan de stad Sarajevo in Bosnië. Hoe kon één schot in het verre Bosnië een wereldoorlog veroorzaken? Bosnië lag toen in Oostenrijk. Oostenrijk was niet de republiek zoals we hem vandaag kennen, verstopt in de Alpen, maar wel een groot keizerrijk. Samen met een ander groot koninkrijk namelijk Hongarije, vormde Oostenrijk de Dubbelmonarchie. De keizer van Oostenrijk was tegelijk ook de koning van Hongarije (foto vorst tonen, gelijkvloers tonen). Een onmetelijk groot gebied werd bestuurd door de conservatieve Frans Jozef I. En Bosnië was brutaal en totaal onverwacht toegevoegd aan dit gigantische rijk. De Dubbelmonarchie kende veel onrust en spanningen omdat er zoveel verschillende minderheden samenleefden. Niet iedereen was dus gelukkig met Frans Jozef I. In Bosnië bestond een organisatie van studenten en scholieren die de Oostenrijkers haatten. Ze wilden geen deel zijn van de Dubbelmonarchie waar ze verplicht bij moesten horen, maar liever aansluiten bij het buurland Servië. Enkele Bosnische studenten, planden in het grootste geheim samen met Servische nationalisten een aanslag op de Oostenrijkse kroonprins Frans Ferdinand. Toen het Oostenrijkse prinsenpaar in een open auto door de straten van Sarajevo reed, schoten deze studenten de kroonprins en zijn vrouw dood. Enkele uren ervoor waren Frans Ferdinand en zijn vrouw op het nippertje ontsnapt aan een aanslag (in diezelfde auto). Een jammer verlies maar waarom een reden tot wereldoorlog? Er waren eeuwenoude spanningen en al meerdere vonkjes die hadden kunnen leiden tot wereldoorlog. Verschillende landen hadden ingewikkelde bondgenootschappen met elkaar gesloten en er heerste een wedijver wie het sterkste en grootste land was. Door al deze bondgenootschappen ontstond er na dat schot meteen een domino-effect aan oorlogsverklaringen: wie moet wie steunen? En wie kan het snelst zijn leger mobiliseren en voorbereiden om niet achter te blijven in de wedstrijd om de titel van sterkte land? Op 28 juli 1914 verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan Servië de oorlog. Op dat ogenblik was keizer Frans Jozef een hoogbejaarde man van 83 jaar oud. Een tandwiel van allianties/bondgenootschapen en reacties tussen de grootmachten trad in werking, waarbij Oostenrijk-Hongarije samen met Duitsland tegenover Rusland, Frankrijk en GrootBrittannië kwam te staan. Na nauwelijks één week tijd woedde de oorlog in half Europa. Ook in het kleine, vreedzame, neutrale België? Ook het kleine, vreedzame, neutrale België ontsnapte er niet aan. Op 2 augustus 1914 kwam de Duitse ambassadeur in Brussel met een ultimatum, een dwingende boodschap: België moet vrije doortocht verlenen aan het Duitse keizerlijke leger, anders is het oorlog. Waarom de Duitsers vrije doortocht eisten, was niet moeilijk te raden. Als hun leger door België kon oprukken, stond het veel sneller in Frankrijk. De Duitsers wilden via Parijs de Franse legers aan de oostgrens in de rug aanvallen. Maar daar vroeg de Duitse ambassadeur nu eens iets wat echt niet door de beugel kon. Sinds België bestond, was het een neutraal land. En wie had plechtig beloofd die neutraliteit te bewaken? De grote mogendheden/landen: Frankrijk, Groot-Brittannië en ook Pruisen, waaruit later Duitsland was ontstaan. En nu wilde Duitsland de Belgische neutraliteit met de voeten treden die het zelf moest bewaken! Koning Albert I en zijn ministers weigerden eensgezind het Duitse ultimatum. België zou zijn neutraliteit verdedigen met alle mogelijke middelen.
4
Stellingenspel rond vonken/oorzaken Wereldoorlog I Timing: 20 min Locatie: eerste verdieping/midden
De leerlingen bekijken de foto van Frans Ferdinand en Albert I en wandelen dan naar de centrale plek op verdieping 1 (enige plaats waar je met 25 in een kring kan staan). De gids geeft uitleg bij de foto (zie infopaneel) en verwijst terug naar de film die zonet bekeken werd en die start met de dood van deze kroonprins: “De Belgische kust was bijzonder in trek bij tal van Europese vorstelijke en adellijke families. Vaste gasten tijdens de zomermaanden waren de Oostenrijkse aartshertog Frans Ferdinand, zijn vrouw Sophie Chotek en hun drie kinderen. Zij verbleven graag in het Grand Hôtel des Bains et des Familles in Blankenberge. In augustus 1913 ontmoetten de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger en zijn echtgenote het Belgische koningspaar in Oostende. Koningin Elisabeth maakte toen deze twee mooie foto’s in de duinen. Een jaar later werd het gezin van Frans Ferdinand opnieuw verwacht, maar voor het zover was stond hen nog een laatste verplichting te wachten: een bezoek aan het door Oostenrijk bezette Bosnië-Herzegovina. Een aanslag op 28 juni in Sarajevo maakte een einde aan het leven van de aartshertog en zijn vrouw. Een maand later brak, als het ware onverwachts, de Eerste Wereldoorlog uit.” Indien de leerlingen verdere vragen hebben over waarom juist deze twee vorsten samen op de foto staan, kan je de familieband tussen deze koningshuizen verder duiden: Alberts oom, koning Leopold II, huwde aartshertogin Marie-Henriëtte van Oostenrijk, een nicht van keizer Frans Jozef. Prinses Charlotte van België, een zuster van Alberts vader en dus ook van Leopold II, was getrouwd met aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, de broer van Frans Jozef. Alberts nicht Stefanie, dochter van Leopold II, trad in het huwelijk met aartshertog Rudolf, de zoon van Frans Jozef. Rudolf pleegde zelfmoord en dus werd Frans Ferdinand de troonopvolger. Stellingenspel: de gids leest telkens een stelling voor. Wie akkoord is gaat links van de gids staan, wie niet akkoord is neemt rechts plaats. Na elke stelling vraagt de gids enkele leerlingen hun keuze toe te lichten en vult vervolgens informatie aan. Stelling 1: ‘De schutter die Frans Ferdinand vermoordde, is verantwoordelijk voor Wereldoorlog I’. (aanvulling gids: zie Schlieffenplan uit filmmontrage Sarajevo: de grootmachten hadden zich al lang op een oorlog voorbereid (zie nieuwste wapens op touchscreen) , waren op zoek naar een concrete vonk om deze te verantwoorden) Stelling 2 ‘ Als niet iedereen met elkaar allianties/verbonden had gesmeed, dan was de oorlog tussen 2 landen gebleven, zonder een wereldoorlog te worden.’ (aanvulling gids : geallieerden versus centralen: “In de eerste Wereldoorlog stonden twee kampen tegenover elkaar. Aan de ene kant vochten Groot-Brittannië (met zijn overzeese gebieden/kolonies : Canada, Australië en Nieuw Zeeland), Frankrijk, Rusland en Servië. Vanaf 1915 kwamen daar de Italianen bij en vanaf 1917 de Amerikanen. Dat was het kamp van de geallieerden. Aan de andere kant vochten vooral de twee keizerrijken: Duitsland en OostenrijkHongarije. Daarbij kwam nog het Ottomaanse Rijk, dat is Turkije en Bulgarije. Dat was het kamp van de Centralen. België zat (letterlijk en figuurlijk) ingesloten tussen deze twee kampen. Wij waren namelijk een neutraal land dat in geval van oorlog geen partij kiest voor een van beide kanten, en in ruil daarvoor hoopt niet aangevallen te worden door een van beide partijen. ” Wie sluit zich bij wie aan, dominoeffect in oorlogsverklaringen, zie laatste filmbeeld + uitleg neutraliteit van België: “)
5
Vergelijking Belgisch leger versus Duits leger
Timing: 10 min Locatie: eerste verdieping/ filmbeelden Belgisch en Duits leger geprojecteerd boven touchmeubel
Individuele schrijfopdracht: De leerlingen bekijken beide montages en krijgen de opdracht om 10 verschillen te noteren tussen beide legers. De gids overloopt hun antwoorden. Een eerste leerling leest zijn/haar notities voor, de andere leerlingen worden gevraagd om aan te vullen. Aanvulling gids rond gewapende neutraliteit: ”Logisch dat het Belgisch leger een klein leger was, ter verdediging ipv ter aanval. We moesten onze landsgrenzen kunnen verdedigen en dan wachten op de garanten (zie pancarte: ‘de verdragen beschermen ons’) + anekdote dat soldaten eerst doeken rond hun hoeden droegen om zichzelf te beschermen tegen regen, pas vanaf 1916 hadden we ook helmen, voordien sneuvelden veel soldaten door schotwonden in het hoofd) “ Stellingenspel: de gids leest een derde stelling voor. Wie akkoord is gaat links van de gids staan, wie niet akkoord is neemt rechts plaats. Na de stelling vraagt de gids enkele leerlingen hun keuze toe te lichten en vult vervolgens informatie aan. Stelling 3: Slim dat België slechts zijn neutraliteit verdedigt in plaats van partij te kiezen en mee de aanval in te zetten.’ Aanvulling gids: begrip neutraliteit: “Op 2 augustus 1914 kwam de Duitse ambassadeur in Brussel met een ultimatum, een dwingende boodschap: België moet vrije doortocht verlenen aan het Duitse keizerlijke leger, anders is het oorlog. Waarom de Duitsers vrije doortocht eisten, was niet moeilijk te raden. Als hun leger door België kon oprukken, stond het veel sneller in Frankrijk. De Duitsers wilden via Parijs de Franse legers aan de oostgrens in de rug aanvallen. Maar daar vroeg de Duitse ambassadeur nu eens iets wat echt niet door de beugel kon. Sinds België bestond, was het een neutraal land. En wie had plechtig beloofd die neutraliteit te bewaken? De grote mogendheden/landen: Frankrijk, Groot-Brittannië en ook Pruisen, waaruit later Duitsland was ontstaan. En nu wilde Duitsland de Belgische neutraliteit afschaffen die het zelf moest bewaken! Koning Albert I en zijn ministers weigerden eensgezind het Duitse ultimatum. België zou zijn neutraliteit verdedigen met alle mogelijke middelen. Die middelen waren niet bijster geweldig, ons leger was zich volop aan het reorganiseren. Bedenk daarbij dat het Duitse leger erg machtig en sterk uitgerust was. Aanvulling gids: begrip gewapende neutraliteit: Het Belgisch leger beschikte niet over de nieuwste wapens of deed niet mee aan de militairtechnische wedijver. We verwachten toch niet dat er op ons grondgebied een oorlog zou worden uitgevochten, want wij waren een neutraal land mét bescherming van de grote machthebbers. We zouden in oorlogstijden ‘slechts’ de eigen grenzen moeten verdedigen en dus defensief te werk gaan. Koning Albert wilde echter al lange tijd de Belgische defensie geloofwaardiger maken. Tal van politici vonden echter dat het land geen sterk leger nodig had. De lange periode van vrede en het neutrale statuut van België stelden hen gerust. De verdeeldheid in bondgenootschappen en de militaire krachtmetingen die de grote mogendheden wilden uitvechten, maakte dat de Belgische politici toch beseften dat het vijf voor twaalf was. In nauw overleg met de koning werd begonnen met de reorganisatie en versterking van het leger. De koning wendde al zijn invloed aan om de politici van de noodzaak van een algemene dienstplicht te overtuigen. Vanaf eind 1912 had hij bovendien zekerheid gekregen over de Duitse plannen om via België Frankrijk aan te vallen. De interne organisatie van het leger werd aangepast en de algemene dienstplicht ingevoerd. Voordien werd je soldaat door loting. Trok je een slecht lot, dat had je pech. Maar rijke jongens mochten hun slechte lot doorverkopen aan arme jongens
die de centen nodig hadden. Dat deden die rijke jonge heren allemaal. Aan dat systeem kwam dus een einde. Net voor Wereldoorlog I kwam er een nieuwe wet. Eén jongen per gezin moest naar het leger, of hij nou rijke was of arm. Vanaf 1913 moesten alle jongens naar het leger, want er waren veel soldaten nodig voor de Groote Oorlog. Vandaag ga je alleen nog vrijwillig naar het leger, er is geen dienstplicht meer.
6
Troonrede Timing: 10 min
Timing: 10 min Locatie: eerste verdieping + bij troonrede
Centrale plek op verdieping 1 (enige plaats waar je met 25 in een kring kan staan): Wat betekent het begrip opperbevelhebberschap volgens de leerlingen? Vraag de leerlingen waarom de koning zo rechtstreeks mogelijk het leger zou willen aanvoeren? Aanvulling gids: Albert I kiest ervoor om zelf het leger te leiden in oorlogstijd. Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen. Twee dagen eerder besloot koning Albert, toen 39 jaar oud, het leger zelf aan te voeren. De koning had het bevel kunnen doorgeven aan een stafchef in het leger, hij was immers geen strateeg en de grondwet verplichtte hem niet tot het opnemen van deze zware verantwoordelijkheid. Maar de koning had een eigen visie op de positie van België in Europa en de te voeren oorlogspolitiek. Sinds zijn onafhankelijk had België als neutrale staat een rol als evenwichtsfactor in Europa te spelen. België behoorde volgens de koning niet tot het kamp van de geallieerden die de uitschakeling van Duitsland en het overwicht in Europa voor ogen hadden. Albert nam het bevel over het leger op zich omdat dit hem in staat stelde een dergelijke oorlogspolitiek te voeren. Hij wantrouwde zijn ministers die België al te zeer in het Frans en Britse kamp (de geallieerden) probeerden te loodsen. De koning en zijn ministers zaten duidelijk niet op dezelfde lijn. Ook over het bevelhebberschap bestond geen eensgezindheid. De ministers werden op de hoogte gehouden, maar namen niet deel aan de belangrijke militaire besprekingen. Ze werden dus buiten spel gezet. Terwijl eigenlijk in de grondwet is opgenomen dat de koning bij elke beslissing ook een handtekening van de bevoegde minister nodig heeft. Albert I was als opperbevelhebber niet meer onschendbaar, zoals anders voor de koning geldt. Kritiek ging wel rechtstreeks naar hem ipv naar de bevoegde ministers. Albert I bleef verdedigen dat dit in oorlogstijd een andere zaak was, dat hij dan wél als enige de taak had rechtstreeks de neutraliteit en de bezetting van het grondgebied te bewaken. De koning gaf daarom rechtstreeks bevelen aan de stafchef van het leger zonder eerst een goedkeuring van de bevoegde minister te krijgen. Waardoor de koning zelf verantwoordelijk was, zo ook de stafchef voor alle militaire beslissingen. Maar het is ondenkbaar dat deze stafchef (die ook niet vermeld wordt in de grondwet) ooit verantwoording zou moeten afleggen in het parlement voor bevelen die hij in naam van de koning rechtsreeks aan het leger gaf. Naast de ministers stond de koning ook zeer wantrouwig ten opzicht van de Generale Staf van het leger, die onder de politieke verantwoordelijkheid van de minister stond. Door zelf het bevel over het Belgisch leger op zich te nemen, vermeed Albert dus dat de politiek via de stafchef greep kreeg op het oorlogsgebeuren. Drijfzand? Anderzijds kan je deze beslissing ook edelmoedig noemen. Albert I wilde zoveel mogelijk levens sparen. Hij was dan ook heel geliefd bij zijn soldaten. Andere vorsten gaven het bevel over hun leger tijdens de oorlog door aan generaals. Britse en Franse generaals sprongen roekelozer om met de levens van hun soldaten. Albert I wist dat een meerderheid van zijn generaals aanhangers waren van de Franse ideeën rond oorlogsvoering. Daarbij stond de morele kracht van het leger, de wil om de vijand te verslaan centraal. Albert vond echter dat bij overmacht een klein Belgisch leger niet over moest gaan tot offensieve acties. Van de Belgische soldaten sneuvelde minder dan 4 procent. Dat is een zeer laag cijfer in vergelijking met de andere landen. De koning weigerde ook vele malen in te gaan op de verzoeken van de Franse en
de Britse legerleiding die hem belegerden met de vraag om het Belgisch leger in te schakelen in gemeenschappelijke offensieven. De koning leverde tijdens Wereldoorlog I dus een strijd in de strijd: een strijd voor vrede, soms tegen zijn eigen regering, de legerleiding en de geallieerde. De gids vraagt de leerlingen wat hun mening is over het feit dat Albert I zelf het leger aanstuurde. Bij de troonrede audio fragment . De gids vertelt dat koning Albert I de beslissing neemt om zelf het opperbevelhebberschap op te nemen over het leger, op 2 augustus 1914. Twee dagen later, op 4 augustus 1914, zal hij het volk toespreken in een memorabele troonrede, waar we zo meteen naar gaan luisteren. Op dat moment zijn de Duitse soldaten al de grens overgestoken, alleen weet de koning dat op dit moment nog niet vanuit zijn Brusselse locatie. Opdracht: Luister met gesloten ogen naar deze geluidsopname. Er wordt max 3 min. geluisterd, niet heel de troonrede moet gehoord worden door de jongeren. De leerlingen verdelen zich in kleine groepjes (per 5) en kiezen 5 woorden uit een woordenpakket die volgens hen de koning typeren. Woordenpakket: bedachtzaam, menslievend, bang, koppig, bescheiden, doorzetter, egoïstisch, angstig, dapper, vastberaden, strategisch, afwachtend, impulsief, voorzichtig, braaf, eenzaam, gelukkig, agressief, conservatief, plichtsbewust, achterdochtig, jaloers, extravagant, dromerig , laf, enthousiast, scherp. Eventueel kan je het karakter van Albert wat duiden: Albert was niet voorbestemd om de taak van het toekomstige koningschap op zich te nemen. Pas na het overlijden van zijn broer in 1891 kreeg hij die rol toebedeeld. De introverte Albert had weinig zelfvertrouwen maar ontpopte zich al heel snel tot een vorst met zin voor verantwoordelijkheid. Samen met zijn echtgenote, koningin Elisabeth, en hun drie kinderen slaagde Albert er ook in het door Leopold II beschadigde imago van monarchie om te buigen naar een groeiende populariteit bij alle lagen van de bevolking. Daarom zocht hij het voetlicht op, al ging hem dat met zijn schuchtere aard niet gemakkelijk af. Tijdens de Grote Oorlog ontstond het krachtige beeld van de koning die het lot van zijn soldaten deelde en nam zijn invloed ongeziene dimensies aan. Hoe klinkt het Belgische volk, dat je op de achtergrond hoort? Laat de leerlingen ook hier een trefwoord bij plakken. Hoe komt het dat het volk enthousiast klinkt? Aanvulling gids: Het Belgische volk, verspreid over de straten waar Albert I doorrijdt te paard, op weg naar het parlement, klinken inderdaad enthousiast. Dat zie je ook op deze foto (zie foto waarop ze met hun hoeden zwaaien). Hun liefde voor België, het patriotisme, is groot. Niemand van hen heeft ooit een oorlog meegemaakt. Ze weten niet wat hen te wachten staat. De koning zelf klinkt eerder gewichtig maar zeker niet enthousiast. Hij weet wel beter.
Overgang: De leerlingen wandelen door de rode banners met oorlogstaferelen. Er wordt hen gevraagd terug de notities erbij te nemen die ze maakten bij de schilderijen op de eerste verdieping. Wordt hier op eenzelfde manier oorlog verbeeld? Evt. bespreekt de gids enkele reacties.
7
Militaire fases tijdens Wereldoorlog I
Timing: 30 min Locatie: eerste verdieping/ animatie en LED-ruimte
Iedereen bekijkt klassikaal de animatie. Na elke fase zet de gids even op pauze en vraagt de leerlingen wat er net te zien zou zijn. De gids vult aan indien de leerlingen niet volledig begrijpen welke militair-strategische beweging er in elke fase wordt gemaakt. De klas wordt onderverdeeld in 5 groepen, elke groep krijgt 1 fase uit de animatie toegewezen. Vervolgens bekijkt elk groepje zijn fase in fotomateriaal in de led-ruimte. Ze zoeken een 3-tal foto’s die hun fase het best illustreren. De leerlingen komen bij elkaar kijken. Het groepje dat fase 1 voor zijn rekening nam, vertelt aan de rest van de klasgroep wat er net gebeurde in deze eerste dagen, aan de hand van 3 foto’s. De gids vult aan, door bv nog andere foto’s aan te duiden. Binnen elke fase ligt de gids expliciet de rol/houding van Albert I in deze fase toe (en evt de bijhorende conflicten met Joffre en de regering). Fase 1: De oorlog is begonnen Een eerste inspectieronde maakte de koning-opperbevelhebber al snel duidelijk dat het leger weinig organisatie vertoonde (zie foto kolom 1 waar soldaten in gammele bootjes zitten of kolom 3: uitgeputte soldaten na gevechten in Luik of kolom 4: Belgische veldartillerie vergelijken met illustratie Dikke Bertha’s ) Het Duitse opperbevel had slechts symbolisch verzet van de Belgen verwacht (zie kolom 1: foto ‘Freie Fahrt’ op treintuig). Veel later dan gepland kon de Duitse hoofdmacht van zo’n 300.000 troepen veilig de Maas oversteken om de opmars richting Parijs voort te zetten. Fase 2: Achter de Gete Er volgde een eerste zware confrontatie in Halen op 12 augustus waarbij het Belgisch leger standhield. (zie kolom 2: slagveld na de gevechten bij Halen en kolom 3: Duitse opmars die gepaard gaat met gewelddadigheden. Ondertussen deden zich ernstige spanningen voor tussen de opperbevelhebber en de minister van Oorlog. Koning Albert hield Charles de Broqueville op afstand. Hij liet hem niet één keer naar het hoofdkwartier in Leuven komen. Dat belangrijke militaire beslissingen buiten de regering om werden genomen, ontstemde Broqueville zeer. Na de val van de Luikse forten en de massale Duitse aanval op de stellingen aan de Gete gaf koning Albert het bevel tot volledige en versnelde terugtrekking op Antwerpen. Daar hoopte hij stand te houden tot de garanten voldoende troepen zouden kunnen sturen. Deze strategie was al voor de oorlog bepaald.
Fase 3: Wat gebeurde er in Antwerpen? In Antwerpen was de koning wel omringd door politici. Sommigen bemoeiden zich met de militaire strategie. Enkelen gaven kritiek op de bliksemsnelle aftocht. Albert twijfelde echter niet: van een groot Belgisch offensief kon geen sprake zijn. Daarvoor waren de krachtsverhoudingen te overweldigend in het voordeel van de Duitsers. Toch ondernam het Belgische leger enkele uitvallen in de richting van Brussel en Leuven. Beide steden waren inmiddels in Duitse handen. Bij deze acties sneuvelden duizenden soldaten (zie kolom 1: soldaat met open hoofwonde) , maar ze lokten een deel van de Duitse troepen weg die zich inmiddels dicht bij Parijs, al over de Marne bevonden. Zo nam de druk op de Franse en Britse legers enigszins af. Ondertussen ruziede de legerleiding over de vraag of het veldleger al dan niet naar de kust moest uitwijken en de Antwerpse forten aan het vestingleger overlaten. Uiteindelijk vonden de koning en Broqueville elkaar. Fase 4: Het dilemma: blijven of terugtrekken De Duitsers hadden gefaald in hun poging om aan de Marne door te breken en naar Parijs op te rukken. Vanaf 28 september begonnen ze daarom aan een massale belegering van de vesting Antwerpen. De koning en zijn generaals en ministers stonden voor cruciale beslissingen. Hoe lang konden de troepen in de vesting standhouden? De koning wilde de Antwerpse bevolking en het vestingleger niet aan hun lot overlaten en wachtte ongeduldig op Britse en Franse hulp die maar niet kwam. (zie kolom 2: spotprent getekend door Duitsers waar je Albert I ziet blijven wachten. Minister de Broqueville daarentegen bezwoer de koning en het leger om geen dag langer in de vesting te blijven. Eens te meer liepen de meningsverschillen hoog op. De stemming was bedrukt. De Belgische strijdkrachten trokken uiteindelijk weg ( kolom 3: 6-7 oktober: het veldleger en de koning vertrekken uit Antwerpen) in de richting van de kust. De koning volgde hen. Fase 5: Beslissende dagen aan de IJzer Eenmaal aan de kust pleegde koning Albert militair overleg Het hoofdkwartier van het leger werd overgebracht naar Veurne. De Frans opperbevelhebber Joffre wilde dat de Belgische strijdkrachten zich bij de geallieerde legers zouden aansluiten. Dan konden ze onder Frans opperbevel tot gemeenschappelijke acties, offensieven tegen de Duitsers, overgaan. De koning kantte zich tegen dat plan. Aanvallen vond hij alleen zinvol als er kans op slagen was. De Franse aanvalsplannen motiveerden de koning heel sterk om het opperbevel over zijn leger vooral niet uit handen te geven. Op 18 oktober begon de beslissende slag aan de IJzer. Daar standhouden was volgens Albert het allerbelangrijkste, in het offensief gaan uit den boze. Moedig en met grote inspanningen stelden de vermoeide Belgen zich dagenlang teweer tegen de moreel en materieel veel sterkere vijand. Totdat in de nacht van 29 op 30 oktober de IJzervlakte kunstmatig onder water werd gezet en de Duitse aanval eindigde.(zie illustratie onderaan kolom 3 en foto bovenaan kolom 4) De leerlingen nemen terug de 5 woorden vast waarmee ze Albert I typeerden vanuit de troonrede. Zijn er woorden die je niet meer van toepassing vindt, wil je er een nieuw woord bijnemen? Het nieuwe woord kunnen de leerlingen erbij leggen en vertellen waarom ze van idee veranderd zijn. Terwijl bekijkt de gids met hen het zesde deel van de LED-ruimte (driekleurige achterwand) waar alle propaganda rond Albert I is verzameld. De gids vraagt aan de leerlingen: “Met welk beeld dat rond Albert I wordt opgehangen zijn jullie akkoord? Hoe passen jullie gekozen woorden hierbij?”
Overgang/ slot: Neem je notities er nog één keer bij die je maakte bij de schilderijen en rode banners met archieffoto’s. Ga bij het buitengaan op zoek naar dé foto die voor jou het verhaal van Wereldoorlog I en Albert I beste uitbeeld. Deze kan de gids eventueel bespreken indien nog tijd over of als persoonlijke afsluiter.
Materiaal afbeeldingen kunstwerken schrijfgerief papier woordenpakket