Integraal Huisvestingsplan 2013 – 2015 Onderwijshuisvesting
20 september 2012 Gemeente Rotterdam Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling Directie Jeugd & Onderwijs 12jos27726
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding .............................................................................................................................. 3 1.1. Leeswijzer ..................................................................................................................... 3 2. Visie op Onderwijshuisvesting ........................................................................................ 4 2.1. Ruimte voor talentontwikkeling ..................................................................................... 4 2.2. Flexibele en doelmatige huisvesting............................................................................. 4 2.3 Duurzame en frisse scholen .......................................................................................... 4 2.4. Meerjarenplan Onderwijshuisvesting............................................................................ 5 2.5. Voorzieningenplannen .................................................................................................. 5 2.6. Doordecentralisatie ....................................................................................................... 5 3. Capaciteit kwantitatief benaderd ..................................................................................... 7 3.1. Aantal leerlingen ........................................................................................................... 7 3.2. De capaciteit van de onderwijsgebouwen .................................................................... 7 3.3. Maatregelen om capaciteit te reduceren ...................................................................... 8 3.4. De menselijke maat ...................................................................................................... 9 4. Capaciteit kwalitatief benaderd...................................................................................... 10 4.1 Onderhoud ................................................................................................................... 10 4.2 Basis kwaliteitsniveau bij renovatie en nieuwbouw ..................................................... 10 4.3 Frisse scholen: verbetering binnenmilieu .................................................................... 11 5. Investeren in onderwijshuisvesting .............................................................................. 12 5.1 Volgorde van hoofdprioriteiten..................................................................................... 12 6. Financiële paragraaf........................................................................................................ 14
2
1. Inleiding In januari 1997 is de onderwijshuisvesting van scholen voor het primair onderwijs, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs gedecentraliseerd van het rijk naar de gemeente. De wettelijke taak van de gemeente is het bieden van adequate huisvesting voor deze scholen binnen haar grenzen. Er zijn drie kaderstellende instrumenten (vastgesteld door de gemeenteraad), waarmee de gemeente Rotterdam onderwijshuisvesting stuurt, te weten: • • •
De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs, een procedureel kaderstellend instrument (kort: De Verordening); de concernbegroting, een financieel kaderstellend instrument; het integraal huisvestingsplan, een inhoudelijk kaderstellend instrument (kort: het IHP).
De gemeenteraad heeft het college in december 2011 door middel van de motie ‘de basis op orde in het onderwijs’ (2011 – 3812) verzocht om een nieuw Integraal Huisvestingsplan ter goedkeuring aan de raad voor te leggen, inclusief doelstellingen op het gebied van binnenklimaat en mogelijkerwijs een aangepaste prioriteitsstelling bij het toekennen van aanvragen en een helder plan. Dit IHP 2013 - 2015 is een actualisering van het IHP 2012 – 2015. De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op de eisen met betrekking tot duurzaamheid en binnenmilieu en daarmee op de prioriteitsstelling bij het toekennen van aanvragen. Uitgangspunt van dit IHP blijft dat op alle Rotterdamse scholen onderwijs wordt gegeven van goede kwaliteit, gericht op talentontwikkeling en begeleiding op maat. De ambitie is de onderwijsresultaten in Rotterdam in de komende jaren te verhogen. De manier waarop scholen zijn gehuisvest, draagt hieraan bij.
1.1. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is te lezen wat de Rotterdamse onderwijsvisie is en wordt de samenhang hiervan met onderwijshuisvesting beschreven. Het belang van flexibele en doelmatige huisvesting en duurzame en frisse scholen wordt beschreven. Verder komen de voorzieningenplannen, het meerjarenplan onderwijshuisvesting en doordecentralisatie aan bod. In hoofdstuk 3 is te lezen dat Rotterdam de komende jaren te maken heeft met een redelijk stabiele leerlingenpopulatie. Veel scholen beschikken over meer ruimte dan voor de uitvoering van de primaire onderwijstaak nodig is. Terugdringen van leegstand blijft de komende jaren één van de prioriteiten. Hoofdstuk 4 gaat in op de kwaliteit van schoolgebouwen, waaronder onderhoud. Daarnaast wordt ingegaan op het verbeteren van het binnenmilieu en energiebesparende maatregelen. In hoofdstuk 5 wordt de prioritering van de huisvestingsvoorzieningen toegelicht. Hoofdstuk 6 bevat de financiële paragraaf en een maatregelenpakket voor de periode van dit IHP en een doorkijk naar de begroting voor de toekomst.
3
2. Visie op Onderwijshuisvesting 2.1. Ruimte voor talentontwikkeling De Rotterdamse schoolbesturen werken vanaf de voor- en vroegschoolse educatie tot en met het hoger beroepsonderwijs samen met de gemeente Rotterdam aan het vergroten van de onderwijskansen van leerlingen. Dit heeft tot doel de onderwijsresultaten van de Rotterdamse jeugd in opeenvolgende schoolsoorten sterk te laten toenemen en het voortijdig schoolverlaten terug te dringen. Om de onderwijsresultaten te verhogen hebben de schoolbesturen en de gemeente gezamenlijk het Rotterdams Onderwijsbeleid 2011-2014 opgesteld. Dit bestaat uit twee programma’s. Met het programma Aanval op Uitval wordt ingezet op het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Met het programma Beter Presteren willen schoolbesturen en de gemeente de onderwijsresultaten in Rotterdam dichterbij het landelijk gemiddelde brengen. In het kader van het programma Beter Presteren maakt ieder schoolbestuur met de gemeente afspraken over te behalen resultaten. Op basis van het Rotterdams Onderwijsbeleid stelt de gemeente subsidies beschikbaar, die het onderwijs ondersteunen in het realiseren van de ambitie van het Rotterdams Onderwijsbeleid. Omdat deze resultaatafspraken op en rond de school moeten worden gerealiseerd, hebben zij ook consequenties voor de wijze waarop de scholen zijn gehuisvest. Waar het gebouw het toelaat kan de gemeente extra vierkante meters ter beschikking stellen ten behoeve van het Rotterdams Onderwijsbeleid. Binnen die extra vierkante meters worden bijvoorbeeld ruimtes ingericht voor ontmoetingen met ouders, spreekkamers voor hulpverleners, en bovenschoolse activiteiten voor bijvoorbeeld kinderen die uitblinken of kinderen die achterblijven. Dat leidt tot de volgende visie op onderwijshuisvesting: De manier waarop scholen gehuisvest zijn, draagt maximaal bij aan de ontwikkeling van kinderen, omdat die voldoende ruimte geeft voor kwalitatief goed onderwijs, talentontwikkeling en begeleiding op maat.
2.2. Flexibele en doelmatige huisvesting Het is geen vanzelfsprekendheid meer dat scholen alléén in een schoolgebouw worden ondergebracht. Het maatschappelijk vastgoed in Rotterdam wordt zo doelmatig mogelijk ingezet. Door verschillende functies in één gebouw te combineren, kan flexibel met de beschikbare ruimte worden omgegaan. De focus ligt op het gezamenlijk huisvesten van instellingen die echt een nauwe samenwerkingsrelatie hebben. Scholen worden steeds vaker gehuisvest samen met andere scholen en/of partners waarmee zij samenwerken. Dit kunnen partners zijn in de doorgaande leerlijn, zoals een peuterspeelzaal en een basisschool die gezamenlijk een programma voor voor- en vroegschoolse educatie verzorgen, of een vmbo en mbo die op inhoud samenwerken.
2.3 Duurzame en frisse scholen Samen met de schoolbesturen werkt de gemeente Rotterdam aan de verdere verduurzaming van het scholenbestand. De basis hiervoor is gelegd in de toepassing van het programma en ambitie Frisse Scholen, waarin het duurzaam bouwen en renoveren is verankerd. De gemeente voert, samen met de schoolbesturen, een aantal verbeteracties uit (zie ook Programma Duurzaam, activiteit 52). Deze acties zijn gericht op het verbeteren van het binnenklimaat en het energiezuinig maken van scholen: • door de gemeente (GGD) wordt een binnenmilieu advies gegeven aan alle scholen met natuurlijke ventilatie; • Het programma en ambitieprofiel ‘Frisse Scholen’ wordt bij alle nieuwbouw en renovaties toegepast; • er worden afspraken gemaakt met schoolbesturen over onderhoud en beheer van installaties in schoolgebouwen die van invloed kunnen zijn op het binnenmilieu. In het kader van het programma ‘Rotterdamse Groene Gebouwen’ worden ook schoolgebouwen aangepakt (de zogeheten Green Deal). Doel hiervan is het budgettair neutraal toepassen van een combinatie van energiebesparende maatregelen en het
4
verbeteren en besparen op regulier onderhoud. Begin 2014 is hiervoor het plan van aanpak gereed. Daarnaast wordt voor bestaande scholen het predicaat ‘Frisse School’ ontwikkeld. Hiermee geeft het college expliciet uitwerking aan de ambitie om het binnenmilieu op scholen te verbeteren. De kern van dit predicaat is dat met een beperkte inzet de meest kostenefficiënte gezondheidswinst wordt behaald en is gericht op meer frisse lucht in de schoolgebouwen. Het doel is om 100 scholen in 2014 te voorzien van het predicaat ‘Frisse School’. Het staat de schoolbesturen vrij of ze het predicaat ook daadwerkelijk voeren.
2.4. Meerjarenplan Onderwijshuisvesting Om ervoor te zorgen dat er een beter inzicht in toekomstige ontwikkelingen komt, wordt in de loop van 2013 samen met de schoolbesturen een meerjarenplan onderwijshuisvesting 20152025 (MJP 2015-2025) opgesteld. Het MJP 2015-2025 geeft aan welke stedelijke kaders er zijn (bijvoorbeeld de spreiding van scholen over de stad) en welke meerjarenplannen scholen op basis van hun leerlingenprognoses op langere termijn hebben. Ook wordt rekening gehouden met de ouderdom, het onderhoudsniveau van de scholen en de duurzaamheidseisen. Het MJP 2015-2025 geeft inzicht in toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van onderwijshuisvesting. Zodoende kan er beter worden gestuurd op efficiënt gebruik van gebouwen en kunnen de kosten van (dure) tijdelijke huisvesting omlaag. Het MJP 2015-2025 wordt in 2013 vastgesteld door de raad. Het meerjarenplan onderwijshuisvesting wordt ingebracht in de voorzieningenplannen, zodat er efficiënt wordt omgegaan met het (maatschappelijk) vastgoed in een wijk. Het is de bedoeling dat de schoolbesturen op basis van het meerjarenplan onderwijshuisvesting aanvragen indienen voor het huisvestingsprogramma. Nu wordt er nog jaarlijks een huisvestingsprogramma opgesteld. In 2013 wordt onderzocht of dit jaarlijkse huisvestingsprogramma kan worden omgezet naar een meerjarig programma, bijvoorbeeld voor 3 of 5 jaar, dat dan met ingang van 2015 kan worden ingevoerd.
2.5. Voorzieningenplannen Het onderwijs maakt deel uit van de voorzieningenstructuur van elke deelgemeente. Dit IHP heeft daarom een nauwe relatie met de (maatschappelijke) Voorzieningenplannen die de gemeente per deelgemeente opstelt. In deze Voorzieningenplannen wordt een analyse gemaakt van het aanbod aan maatschappelijke voorzieningen (met name onderwijs, sport en recreatie, welzijn, kunst en cultuur en zorg) en wordt onderzocht wat de maatschappelijke opgaven van een wijk of deelgemeente zijn. Op basis hiervan worden acties ondernomen om vraag en aanbod op elkaar aan te sluiten en de bestaande gebouwen efficiënter te gebruiken. De Voorzieningenplannen leiden zo tot kostenreductie en efficiencyverbetering. Ook worden de voorzieningenplannen gebruikt als sturings- en planningsinstrument, om gefundeerde beslissingen over investeringen te kunnen nemen. Daartoe zullen analyses van toekomstige demografische ontwikkelingen en de daardoor veranderende vraag naar voorzieningen worden gemaakt. Niet alle deelgemeenten maken dezelfde demografische ontwikkeling door. Sommige zullen in inwonertal groeien, anderen krimpen. Sommige zullen verjongen, anderen juist vergrijzen. Hoe beter de analyse, hoe beter het voorzieningenpakket kan worden afgestemd op de toekomstige behoefte. Dat geldt ook voor de onderwijsvoorzieningen.
2.6. Doordecentralisatie Landelijk loopt er een discussie over de doordecentralisatie van de middelen voor onderwijshuisvesting aan de schoolbesturen. Onder meer is er een motie (33000-VIII, nr. 197 van het lid Beertema) aangenomen die de regering oproept schoolbesturen die daartoe in staat zijn zelf hun huisvesting te laten verzorgen. Dat zou effectiever en efficiënter zijn. Vooralsnog bereidt het Rijk alleen de overheveling van het buitenonderhoud voor het primair en speciaal onderwijs voor, waardoor de situatie daar het gelijk wordt gesteld aan de situatie in het voortgezet onderwijs.
5
De gemeenteraad van Rotterdam heeft een motie ‘Bezint eer ge begint’ (2011-3811) aangenomen, die het college vraagt om alvorens tot doordecentralisatie over te gaan de financiële consequenties en de opvattingen van de schoolbesturen te inventariseren. Dat is deels afgerond. Duidelijk is dat schoolbesturen doordecentralisatie onder voorwaarden wel zouden willen. De precieze betekenis daarvan en de financiële consequenties vergen diepgaander onderzoek. Dat is in 2013 afgerond.
6
3. Capaciteit kwantitatief benaderd 3.1. Aantal leerlingen Onderstaande tabel toont de prognose van het aantal leerlingen per soort onderwijs in de periode 2013-2015 voor Rotterdam als geheel. Het betreft de aantallen op 1 oktober van het jaar. Het blijkt dat het totaal aantal leerlingen de komende jaren redelijk stabiel blijft. Ook zijn er geen grote schommelingen binnen een type onderwijs te verwachten.
Primair onderwijs Voortgezet onderwijs (Voortgezet) speciaal onderwijs Totaal
2013 49.838 31.196
2014 49.880 31.207
2015 49.895 31.221
3.848 84.882
3.838 84.925
3.821 84.937
Bron: hoofd- en nevenvestigingen: Basisregistratie Instellingen (BRIN) leerling-telling oktober 2011 centrale g4-net accommodatieplanning; betreft alle leerlingen op Rotterdamse scholen
Vanzelfsprekend fluctueert het leerlingenaantal binnen de afzonderlijke Rotterdamse wijken wel, omdat de bevolkingssamenstelling in een wijk verandert, bijvoorbeeld als gevolg van nieuwbouw, herstructurering of demografische ontwikkelingen.
3.2. De capaciteit van de onderwijsgebouwen Aan de hand van het aantal leerlingen is op basis van wettelijke normen de ruimtebehoefte te berekenen voor het reguliere onderwijsproces. In de Verordening onderwijshuisvesting worden deze wettelijke normen ‘vertaald’ naar de Rotterdamse praktijk. Per saldo is er in Rotterdam voor het onderwijs meer ruimte dan er regulier nodig is. Wanneer de capaciteit van het schoolgebouw groter is dan de genormeerde ruimtebehoefte spreken we van overcapaciteit. De overcapaciteit is ontstaan, omdat in een wijk de bevolkingssamenstelling is veranderd naar een populatie met minder kinderen of als gevolg van veranderingen in de gewichtenregeling. De over- of ondercapaciteit verschilt per school en per wijk. Bij de bepaling van de huisvestingsbehoefte, moet rekening worden gehouden met zogenoemde frictieruimte. Deze is bepaald op maximaal 10%. Schoolbesturen kunnen extra ruimte aanvragen om het Rotterdams onderwijsbeleid te realiseren. De aanspraak op deze extra capaciteit moet beargumenteerd zijn. Duidelijk moet zijn waarom de extra ruimte is gewenst, voor welke periode en wat het beoogde effect is ten aanzien van Rotterdams onderwijsbeleid. Het primair onderwijs kan aanspraak maken op maximaal 10% extra ruimte en het voortgezet onderwijs op maximaal 5%. Op grond van de genormeerde ruimtebehoefte, rekening houdend met frictieruimte en toekenning van ruimte voor de realisatie van Rotterdams onderwijsbeleid, kan de genormeerde ruimtebehoefte worden bepaald.
7
Aantal scholen
Basis onderwijs
Huidige ruimte capaciteit M2
Prognose genormeerde behoefte M2 2020
Frictieruimte (10%)
Ruimte voor realisatie beleid (10% PO; 5% VO)
Streefcapaciteit
Saldo
186
427.501
350.000
35.000
35.000
420.000
7.501 (2%)
Voortgezet onderwijs
69
363.019
250.000
25.000
12.500
287.500
75.519 (21%)
Speciaal (basis/ voortgezet) onderwijs
41
82.625
52.500
5.250
0
57.750
24.875 (30%)
296
873.145
652.500
65.250
47.500
765.250
107.895 (12%)
Totaal
Bron: hoofd- en nevenvestigingen: Basisregistratie Instellingen (BRIN) leerling-telling oktober 2010; centrale g4-net accommodatieplanning; betreft alle leerlingen op Rotterdamse scholen
Uit de tabel blijkt dat er met name in het voortgezet onderwijs en het speciaal (voorgezet) onderwijs forse overschotten zijn. Het doel is om de capaciteit van de totale vloeroppervlakte onderwijshuisvesting in de periode tot 2015 met 12% terug te brengen. De prioriteit ligt daarbij bij het voortgezet onderwijs, waar de ruimte met 21% zal worden gereduceerd. De reductie van de overcapaciteit moet tenminste een besparing op de collectieve huurovereenkomst van € 1,1 mln euro per jaar opleveren, totdat de overcapaciteit is weggewerkt. Met het oog op de voorbereiding van het Huisvestingsprogramma 2014 worden de cijfers uit bovenstaande tabel aan de hand van recente meetgegevens en de leerlingaantallen per 1 oktober 2012 geactualiseerd. Daaruit volgt een aangescherpte taakstelling met betrekking tot de leegstandreductie. In de Verordening Onderwijshuisvesting is een bepaling opgenomen dat een aanvraag voor het huisvestingsprogramma moet zijn voorzien van een leegstandsreductieplan. In dit plan wordt aangegeven op welke wijze het schoolbestuur de eventuele overcapaciteit wil terugbrengen. Niet gerealiseerde leegstandreductie wordt verrekend met het budget dat het jaar daarop voor het huisvestingsprogramma beschikbaar is.
3.3. Maatregelen om capaciteit te reduceren In geval van capaciteitsproblemen wordt eerst gekeken naar een efficiënter gebruik van bestaande (school)gebouwen. Dit gebeurt onder meer met behulp van de eerder genoemde voorzieningenplannen. Om de over- en ondercapaciteit in de bestaande schoolgebouwen beter met elkaar te matchen en om de overcapaciteit te verminderen worden de volgende maatregelen genomen: 1. Bevorderen medegebruik bij andere scholen Om de capaciteit van de schoolgebouwen efficiënt in te zetten wordt bij een aanvraag van een school voor uitbreiding van capaciteit vanwege de groei van het aantal leerlingen vóór nieuwbouw en tijdelijke huisvesting wordt overwogen, altijd eerst gekeken naar de mogelijkheden van medegebruik bij scholen met overcapaciteit in de omgeving. De omvang van het medegebruik wordt in overleg met de gemeente vastgesteld. 2. Medegebruik of huur door organisaties met een maatschappelijke, culturele of recreatieve doelstelling Als de overcapaciteit in een gebouw niet gebruikt behoeft te worden voor de huisvesting van onderwijs, kan de ruimte worden ingezet ten behoeve van instellingen met een maatschappelijke, culturele of recreatieve doelstelling. Hoe om te gaan met medegebruik en verhuur staat beschreven in de Regeling verhuur en medegebruik.
8
3. Opheffen van inefficiënte huisvesting Sommige scholen zijn op een inefficiënte wijze gehuisvest. Dit houdt ondermeer in dat een school over meerdere schoolgebouwen is gehuisvest, waardoor zij naar verhouding meer onrendabele vierkante meters heeft. De oplossing voor het aanpakken van deze inefficiënte situatie ligt niet per definitie in nieuwbouw van een school. Een school kan soms ook in zijn geheel gebruik maken van een ander gebouw dat beter past. In het kader van het meerjarenplan en op basis van ingediende leegstandsreductieplannen wordt per geval gekeken hoe om te gaan met inefficiënte huisvesting.
3.4. De menselijke maat Bij nieuwbouw of uitbreiding van een schoolgebouw is het van belang dat de grootte van de school in overeenstemming is met het pedagogisch en didactisch klimaat, de veiligheid rond de school, het voedingsgebied en de locatiekeuze. Nieuwe en gerenoveerde schoolgebouwen kunnen een extra toestroom van leerlingen tot gevolg hebben, waardoor er al snel ruimtetekort kan ontstaan. Sterke groei van een school heeft tot gevolg dat op een of meer scholen elders in de omgeving een daling van het aantal leerlingen optreedt. Sinds 2012 worden bij nieuwbouw of renovatie van schoolgebouwen vooraf afspraken gemaakt over de maximale omvang van het schoolgebouw. Hierbij wordt rekening gehouden met de motie van Van der Hilst (2004-549). Deze motie roept op om al het mogelijke te doen om te bewerkstelligen dat Rotterdamse schoolgebouwen niet meer dan circa 600 leerlingen huisvesten.
9
4. Capaciteit kwalitatief benaderd De gemeente zet de komende jaren in op behoud van de technische kwaliteit van onderwijsgebouwen. Het doel hierbij is om de staat van het onderhoud van schoolgebouwen op een redelijk conditieniveau te brengen en te houden. Bij grootschalig onderhoud / renovatie en nieuwbouw wordt het ambitieniveau Frisse Scholen gehanteerd.
4.1 Onderhoud De gemeente Rotterdam is verantwoordelijk voor het buitenonderhoud aan de schoolgebouwen van het primair onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. De schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor het binnenonderhoud. Zij krijgen hiervoor budget van het Rijk. Schoolbesturen voor voortgezet onderwijs krijgen via hun rijksfinanciering rechtstreeks middelen voor onderhoud aan de binnen- en buitenkant van hun gebouwen. Om het onderhoud van scholen waar de gemeente verantwoordelijk voor is (financieel) planmatig te realiseren en om de aanvragen in het jaarlijkse huisvestingsprogramma voor onderhoudsvoorzieningen te reduceren, heeft de gemeente met de schoolbesturen een overeenkomst ‘structurering planmatig onderhoud’ opgesteld. Aan de hand van deze overeenkomsten zijn meerjarenonderhoudsplannen (MOP) opgesteld, die door de schoolbesturen worden uitgevoerd. Aan de hand van deze MOP wordt de staat van onderhoud van het pand gemonitord. De norm bij het opstellen van de MOP is dat het onderhoud van de 1 scholen in 2015 op conditieniveau 3 (redelijk) moet zijn. Op dit moment wordt door het rijk gewerkt aan regelgeving waardoor de onderhoudsbudgetten voor het primair onderwijs overgeheveld zullen worden. Waarschijnlijk vervalt de gemeentelijke zorgplicht voor het buitenonderhoud in het primair onderwijs per 1 januari 2014. De gemeente is gebaat bij een goed onderhouden pand. Alle schoolbesturen (voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs) zijn verplicht het schoolgebouw, het terrein en de roerende zaken waarvoor bekostiging wordt genoten, behoorlijk te gebruiken en te onderhouden als een goed huisvader. Verwaarlozing van gebouwen mag geen reden zijn voor groot onderhoud of nieuwbouw op kosten van de gemeente. In het eerste kwartaal van 2013 wordt er een onderhoudsmonitor gepresenteerd, waarmee invulling wordt gegeven aan de motie ‘onderhoudsmonitor’ (2011/3813) die de raad hierover in december 2011 heeft aangenomen.
4.2 Basis kwaliteitsniveau bij renovatie en nieuwbouw Samen met de schoolbesturen werkt de gemeente Rotterdam aan de verdere verduurzaming van het scholenbestand. De basis hiervoor is gelegd in de toepassing van het programma en ambitie Frisse Scholen, waarin het duurzaam bouwen en renoveren is verankerd. De gemeente Rotterdam voert samen met de schoolbesturen een aantal verbeteracties uit (zie ook Programma Duurzaam, activiteit 52). Bij renovatie en nieuwbouw wordt een basiskwaliteitsniveau, waarin maatregelen ter verbetering van het binnenmilieu en energiebesparende maatregelen zijn opgenomen, gehanteerd dat is vastgelegd in de volgende stukken: Wet- en regelgeving en bouwprocesafspraken: • Verordening Voorziening Huisvesting Onderwijs Rotterdam 2012 • Leidraad Bouwprojecten, directie Jeugd & Onderwijs (procesafspraken tussen schoolbestuur en gemeente); Binnenklimaat, Energie en Duurzaamheid: • Programma van Eisen Frisse Scholen, Agentschap NL • Programma en ambitie Frisse Scholen, Rotterdamse kwaliteit vastgesteld in samenwerking met schoolbesturen, directie Jeugd & Onderwijs, directie Publieke Gezondheid & Zorg en het cluster Stadsontwikkeling;
1
Conform NEN 2767
10
Kwaliteit: • Duurzame kwaliteitsrichting Huisvesting voor Primair Onderwijs, HEVO; • Duurzame kwaliteitsrichting Huisvesting voor VO-scholen, HEVO; Bovenstaande stukken vormen de basis voor het Programma van Eisen (PvE) voor scholenbouw.
4.3 Frisse scholen: verbetering binnenmilieu Uit onderzoek blijkt dat een goed binnenmilieu van een schoollokaal een positieve bijdrage levert aan de leerprestaties en ontwikkeling van de kinderen. De gemeente Rotterdam hanteert bij nieuwbouw en renovaties van schoolgebouwen de eisen die horen bij een goed binnenmilieu. Voor nieuwbouw en renovaties wordt het ambitieprofiel ‘Frisse Scholen’ gehanteerd. Dit betekent dat de nieuwe en gerenoveerde schoolgebouwen voldoen aan de uitgangspunten van een gezond binnenmilieu. Daarbij zullen de investeringen meer worden ingezet op verbetering en behoud van de kwaliteit en minder op de kwantiteit (nieuwbouw) van de gebouwen.. Recent is als alternatief voor het ambitieprofiel (voor nieuwe scholen en nog te renoveren scholen) voor bestaande scholen daarom het predicaat ‘Frisse School’ ontwikkeld. Dit is een expliciete uitwerking van de gemeentelijke ambitie om het binnenmilieu op scholen te verbeteren. De kern van dit predicaat is dat met een beperkte inzet de meest kostenefficiënte gezondheidswinst wordt behaald, en is gericht op meer frisse lucht in de schoolgebouwen. Het doel is dat 100 Frisse Scholen in 2014 voldoen aan dit predicaat.
11
5. Investeren in onderwijshuisvesting Elk jaar kunnen schoolbesturen een aanvraag doen voor opname van een voorziening op het huisvestingsprogramma. Deze dient uiterlijk op 31 januari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma te zijn ontvangen door het college. Bij de behandeling van de aanvragen wordt gekeken of er recht bestaat op een voorziening en of uitvoering ervan reeds noodzakelijk is. Op basis hiervan krijgt de aanvraag de status voorlopige toe- of afwijzing. Alle aanvragen worden vervolgens van een prioriteit voorzien. Bij de toewijzingen wordt gekeken naar de meest (kosten)efficiënte oplossing. In het huisvestingsprogramma wordt bepaald welke potentiële toekenningen passen binnen het beschikbare budget. Daarbij hanteert de gemeente de hieronder vermelde prioriteitscriteria. Het budget voor het programma dient minimaal zo groot te zijn, dat alle leerlingen een dak boven het hoofd kan worden geboden, alle aanvragen absoluut noodzakelijk om de voortgang van het onderwijs niet in gevaar te brengen worden vergoed en voor alle aanwezige leerlingen eerste aanschaf onderwijsleerpakket, leer- en hulpmiddelen en meubilair kan worden bekostigd. Rangschikking vindt plaats naar de hieronder vermelde hoofdprioriteiten met daarbij behorende subprioriteiten. Prioriteit 1 heeft voorrang op prioriteit 2.
5.1 Volgorde van hoofdprioriteiten Aangevraagde huisvestingsvoorzieningen, die voldoen aan de criteria conform de verordening, worden ter samenstelling van het programma en het overzicht gerangschikt in volgorde van prioriteit. Ten eerste vindt de rangschikking plaats naar hoofdprioriteit. Binnen een hoofdprioriteit wordt opnieuw geprioriteerd. Bij de aanvragen voor een voorziening onderwijshuisvesting zijn de gemeentelijke richtlijnen 3 ten aanzien van duurzaamheid en binnenmilieu van toepassing. Investeringen in onderwijshuisvesting zijn dus altijd ‘fris’ en duurzaam. Aparte aanvragen in het kader van ‘duurzaamheid’ en/of ‘verbetering binnenmilieu’ zijn niet nodig.
2
Prioriteit 1: Opheffen van capaciteitstekorten Voorzieningen om capaciteitstekorten op te heffen (als bepaald op basis van bijlage III van de vigerende Verordening Voorzieningen Onderwijs). Bij alle investeringen om capaciteittekorten op te heffen is het ambitieprofiel Frisse Scholen van toepassing. Hieronder volgt een lijst met subprioriteiten voor voorzieningen om capaciteiten op te heffen. Binnen de subprioriteit geldt, 4 dat daar waar procentueel het capaciteitstekort het grootst is, voorgaat: a. medegebruik en het inpandig of deels inpandig creëren van lesruimten; b. ingebruikneming van een gebouw; c. huur; d. aanpassingen; e. verplaatsen noodlokalen bij tijdelijk ruimtetekort / uitbreiding bij blijvend ruimtetekort; f. (vervangende) nieuwbouw; g. eerste inrichting (onderwijsleerpakketten / meubilair / leerhulpmiddelen / gymnastiekzaal); h. terrein. Prioriteit 2: Realiseren van een adequaat onderhoudsniveau Voorzieningen noodzakelijk om een adequaat onderhoudsniveau te handhaven ten aanzien van onderhoud van gebouwen voor het primair onderwijs. Bij alle onderhoudsaanvragen is de inzet om het onderhoud zo duurzaam mogelijk uit te laten voeren en bij te laten dragen aan energiebesparing, mits dit voor de gemeente kosteneffectief (terugverdientijd 5 jaar) is.
2
Zoals beschreven in paragraaf 4.2
3
Het gaat om investeringen in bedrijfseconomische zin: daar waarop afgeschreven wordt.
4
Capaciteitstekort wordt vastgesteld op het niveau van het BRIN-nummer.
12
De afweging van de volgorde binnen deze hoofdprioriteit wordt op basis van de conditie van het onderhoudsonderdeel gemaakt. De conditie wordt op basis van bouwkundig onderzoek, urgentie en gevaarzetting bepaald. Aan te vragen voorzieningen voor onderhoud conform de Verordening zijn ingebruikneming van een gebouw ter vervanging van een ander gebouw inclusief de noodzakelijke aanpassingen, onderhoud in het primair onderwijs, herstel van constructiefouten, herstel of vervanging van schade in bijzondere omstandigheden en vervangende bouw. Prioriteit 3: Krachtens de wet gestelde verplichtingen Voorzieningen noodzakelijk om te voldoen aan bij krachtens de wet gestelde verplichtingen (bijvoorbeeld bouwbesluit, arbo, brandweereisen) bestaande uit aanpassingen. Deze aanpassingen betreffen veelal bouwkundige aanpassingen. De afweging van de volgorde binnen deze hoofdprioriteit wordt op basis van de conditie van het onderhoudsonderdeel gemaakt. De conditie wordt op basis van bouwkundig onderzoek, urgentie en gevaarzetting bepaald. Prioriteit 4: Rotterdams onderwijsbeleid Voorzieningen die wenselijk zijn als gevolg van het Rotterdams onderwijsbeleid. Schoolbesturen kunnen extra ruimte aanvragen om het Rotterdams onderwijsbeleid te realiseren. De afweging van de volgorde binnen deze hoofdprioriteit hangt af het aantal onderdelen waarvoor subsidie is toegekend in het voorafgaande kalenderjaar. Prioriteit 5: Overige Overige aan te vragen voorzieningen conform de verordening, die niet onder prioriteit 1 tot en met 4 zijn te brengen. Dit is bijvoorbeeld het geval als een schoolbestuur een aanvraag indient voor verfraaiing van een schoolplein.
13
6. Financiële paragraaf De begroting voor onderwijshuisvesting tot en met 2015 is sluitend. De concernbegroting is leidend. Om binnen de budgettaire kaders te blijven wordt de investeringsruimte voor nieuwbouw en renovaties bepaald door te kijken of de daaraan gekoppelde huurstijging binnen het budget voor onderwijshuisvesting past. Die ruimte wordt groter naarmate er efficiënter van de schoolgebouwen gebruik gemaakt wordt. Voor wat betreft de meerjaren onderhoudsplannen is zichtbaar dat er voor een inhaalactie op het onderhoud aan schoolpanden in 2013 tijdelijk meer geld nodig is. Begroting Onderwijshuisvesting (in €1.000.000,-) Kosten/jaartal
2013
2014
2015
Collectieve Huurovereenkomst Meerjarenonderhoudplannen Gebouwaanpassingen, 1e inrichting, huurvergoedingen, e.d. Overige huisvestingslasten
57,8 6,9 4,7 1
60,8 4,3 4 1
62,0 4,3 4 1
Totaal:
70,4
70,1
71,3
Inkomsten/jaartal
2013
2014
2015
Beschikbaar budget:
70,4
70,1
71,3
14