België - Belgique P.B. 2600 Berchem 1-2 BC 9943
INSTITUUT VOOR AMERIKANISTIEK VZW. TIJDSCHRIFT Driemaandelijks tijdschrift Afgiftekantoor 2600 Berchem 1 P4A 8008
2010 - Nr. 4 Oktober-November-December http://www.amerikanistiek.org
INHOUD *** Mayatextiel en de oude scheppingsmythen Julia Montoya Blz. 2-22 *** Transatlantische handel reeds 14.000 jaar geleden? Ute DetemmermanWalterscheid Blz. 22-24 *** Lidgeld 2011 Blz. 24 ***
Fig. 1
Weefster en vogeltje. Keramiek uit Jaina, Mexico, klassieke periode. Museo Nacional de Antropología, México. Foto: J. Montoya
Secretariaat: Johan Daelman Verantw. uitgever: Johan Daelman. Schoolstraat 3, 2340 Beerse, Belgium. Tel.: 014/61.15.67
[email protected]
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
MAYATEXTIEL EN DE OUDE SCHEPPINGSMYTHEN JULIA MONTOYA SAMENVATTING De Maya’s hebben sinds eeuwen verhalen doorgegeven over hoe de wereld geworden is zoals hij nu is en over goden die die wereld bewoonden vóór de schepping van de mensheid. Die verhalen veranderden in de loop der tijden tot nog slechts een klein deel van de oorspronkelijke geschiedenis overbleef. De belangrijkste personen overleven echter in de vorm van symbolen op talrijke uitdrukkingsvormen, waaronder het textiel. Het onderwerp van deze studie is het onderzoek naar de aanwezigheid van symbolen die refereren aan de mythe van de Eerste Liefde of de liefde tussen Balamk’e, de Zon-Vogel, en Kanaa’Po, de Maan, in de huipiles (bloezen) van de verschillende Maya taalgemeenschappen van Guatemala, vooral de huipiles die dateren uit de eerste decades van de 20ste eeuw. In die periode werden de oudste en meest originele versies van de mythe geregistreerd omdat er toen nog een traditie bestond van orale overlevering. RESUMEN LOS TEXTILES MAYAS Y LOS MITOS DE CREACIÓN Desde tiempos inmemoriales, los mayas han venido transmitiendo historias de cómo el mundo llegó a ser como es, y sobre los seres divinos que lo habitaban antes de la creación de la humanidad. Con el paso del tiempo se modifican y van quedando solamente vestigios de la historia original, pero sus personajes centrales pueden sobrevivir durante largos períodos de tiempo en la forma de símbolos representados en diferentes medios de expresión, entre los cuales se encuentran los textiles. El objetivo de este estudio fue explorar la presencia de símbolos que aluden al mito del Primer Amor o ‘Los amores de Balamk’e, el Pájaro Sol y Kanaa’Po, la Luna’, en los huipiles (blusas) de diferentes comunidades lingüísticas mayas de Guatemala, especialmente aquellos que datan de las primeras décadas del siglo XX, que es el período en que se registraron las versiones más antiguas y completas del mito y cuando el arte de la narración aún se practicaba en las comunidades. RÉSUMÉ LES TEXTILES ET LES MYTHES DE LA CRÉATION Depuis des siècles les Mayas ont transmis des récits sur l’ état du monde tel qu’il est devenu aujourd’hui et sur les divinités peuplant la terre avant la création de l’ homme. Ces histoires ont évolué progressivement jusqu’ à ce qu’ il ne subsiste qu’ une infime partie du récit originel Les personnages principaux ont survécu sous forme de symboles dans de nombreuses formes d’art et d’ artisanat tel que le textile. 2
Kanaa’Po, la Lune, sur les huipiles (blouses) des divers groupes linguistiques Maya du Guatemala, surtout les huipiles datant des premières décades du 20ième siècle. Les versions les plus anciennes et originelles ont été notées durant cette période grâce à la tradition orale encore vivace à cette époque. ABSTRACT MAYA TEXTILE AND THE CREATION MYTHS For centuries, the Maya’s have passed stories about the way how the World has been created to his present situation and about the gods who occupied that world before Creation of Mankind. These stories changed in the course of time till little lasted from his original history. The most important persons however, survived by means of symbols on several forms of expressions, including textiles. The purpose of this study investigates the presence of symbols in blouses (huipiles) from different Maya language communities in Guatemala referring to the myth of the First Love or the love between Balamk’e, the Sun-bird, and Kanaa’Po, the Moon. It concerns especially the symbols on the huipiles from the first decades of 20th century: the oldest and most original versions of this myth has been registered in these huipiles, because oral tradition was still in use. ZUSAMMENFASSUNG MAYA-TEXTILIEN UND SCHÖPFUNGSMYTHEN Seit undenklichen Zeiten haben die Mayas Geschichten über die Entstehung der Welt und über die göttlichen Wesen, die sie vor der Erschaffung des Menschen bewohnten, weitergegeben. Im Laufe der Zeit änderten sich diese und es blieben nur Spuren der ursprünglichen Geschichte, die wichtigsten Gestalten überlebten jedoch über lange Zeiträume in Form von Symbolen, die in Ausdrucksmitteln wie Textilien dargestellt sind. Ziel vorliegender Studie war es, die Anwesenheit von Symbolen auf den huipiles (Blusen) verschiedener MayaSprachgruppen zu erforschen, die sich auf den Mythos der Ersten Liebe beziehen, bzw. ‘Die Liebe von Balamk’e, dem Vogel Sonne und Kanaa’Po, dem Mond, wobei insbesondere solche aus den ersten Jahrzehnten des 20. Jhdts untersucht wurden, bei denen man die ältesten und vollständigsten Versionen des Mythos findet und als die Erzählkunst in den Maya-Gemeinschaften noch gepflegt wurde.
L I D G E L D 2011 Zie blz. 24
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
MAYATEXTIEL EN DE OUDE SCHEPPINGSMYTHEN *
* Deze studie werd op 30 november 2010 voorgesteld tijdens de V Jornadas Internacionales sobre Textiles Precolombinos in Barcelona.
** Julia Montoya is voorzitter van onze vereniging en gespecialiseerd in Mayamythologie en -textiel.
JULIA MONTOYA **
3
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
“De Indianen van Guatemala hebben nooit moeten wachten tot de bomen papier werden of tot van het papier boeken gemaakt werden; In hun textiel liggen hun boeken vervat en ieder heeft het zijne geschreven.” Lilly De Jongh Osborne, 1935
Fig. 2 Huipil uit Tactic (detail), circa 1980. Collectie familie Tujab, Tactic, Alta Verapaz. Foto: J. Montoya
De Maya’s hebben, sinds eeuwen, mythen en verhalen doorgegeven over goden die de wereld bewoonden vóór de schepping van de mensen. Deze mythen vertellen hoe de wereld in zijn huidige vorm tot stand kwam. Hoe de aarde uit de zee oprees en de hemel van de aarde werd gescheiden. Hoe de planeten en de sterren ontstonden, hoe de planten en de dieren werden geschapen en hoe hen hun rol in de wereld werd toegewezen. Hoe de eerste mensen werden geschapen en wat het doel van hun bestaan was. De grote mythische verhalen, zoals deze uit het Popol Vuh, het Heilige Boek van de K’iche’s, zijn in hun schriftelijke vorm bewaard gebleven. Andere verhalen behoren tot de mondelinge traditie die tot het einde van de 20ste eeuw bij de Maya’s bleef bestaan. Deze verhalen overleefden, weliswaar in aangepaste vorm, als vele variaties rondom een centraal thema. Elke verteller herwerkt de verhalen, aangepast aan de tijdgeest en aan de heersende sociale en culturele waarden. Met het verstrijken van de tijd bleven slechts sporen van het oorspronkelijke verhaal bewaard; de centrale personages zelf bleven echter behouden in de vorm van symbolen, afgebeeld in verschillende kunstvormen. Enkele voorbeelden uit de kunst die met de personages uit deze verhalen overeenkomen worden in dit artikel als illustratie gebruikt. In zijn publicatie uit 1984 beschreef Quirín Dieseldorff de Mayaweefsels als de laatste ‘codices’, waarin de afstammelingen van de oude Maya’s hun traditionele overleveringen uitdrukten en hij stelde dat de tekeningen op de weefsels dan ook niet louter als decoratieve elementen mochten beschouwd worden. Deze auteur was ook de eerste die de term ‘codices’ met textiel associeerde en wees op de relatie tussen de oude mythe over de liefde van de zon en de maan en de voorstellingen hiervan op weefsels uit de regio Alta Verapaz. Tot 4
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
dan werd de band tussen de mythische verhalen en de voorstelling hiervan in textieldesigns niet onderkend. Tijdens de voorbereidingen voor de textieltentoonstelling in Antwerpen in 2003, vonden wij in enkele Europese musea, o.a. in het Etnologisches Museum in Berlijn, enkele oude huipiles uit de eerste decennia van de 20ste eeuw.1 De huipiles2 uit de regio Alta Verapaz vertonen afbeeldingen die naar de mythe van de zon en de maan verwijzen. Wij hebben dezelfde symbolen later ook in kledingstukken uit andere regio’s waargenomen. Naarmate onze ‘zoektocht’ in de verschillende collecties vorderde, steeg onze belangstelling om deze relatie tussen mythische symbolen op textiel en mondelinge traditie ook in andere taalgebieden te gaan bestuderen. Deze studie onderzoekt de voorstelling van de symbolen van de mythe van de Eerste Liefde of de liefde tussen Balamk’e, de Zon-Vogel, en Kanaa’Po, de Maan, in de huipiles van verschillende Maya taalgroepen in Guatemala.
Waar is de mythe van de Eerste Liefde in het Mayagebied bekend? Het verhaal werd, tijdens de 20ste eeuw, door verschillende auteurs geregistreerd. De oudste versie is deze van Juan Caal, inwoner van Cobán, zoals hij het in 1909 aan Paul Wirsing, een Duitse kenner van de Q’eqchi’ cultuur, zou verteld hebben. De mythe van de Eerste Liefde werd ook bij de Poqomchi’ genoteerd. Wellicht hebben de Poqomchi’ deze mythe van de Mopan uit het zuiden van Belize overgenomen (Thompson 1987:435-41). In het Ixilgebied is de mythe nu nog steeds gekend. Zij zou in de periode vóór de Spaanse conquista van de K’iche’ geadopteerd geweest zijn (Colby en Colby 1981:29, 180-3; Van Akkkeren 2000:427-32) . De versie van de K’iche’-Achi’ van Rabinal vormt een deel van het Rab’inal Achi’. Dit is een traditionele dans uit de 16de eeuw die nog steeds uitgevoerd wordt (Van Akkeren 2000: 380-480).3 Er bestaan ook versies die afkomstig zijn uit de Kaqchikel-sprekende zone van Palopó (Redfield 1946:292-370, in Thompson 1987:437-8) en het naburige Tz’utujilgebied ten zuiden van het Atitlán-meer (Prechtel 2001) (Fig. 3).
Fig. 3. Maya taalgebieden waar de mythen van de Eerste Liefde en de Ontdekking van de Maïs geregistreerd werden en de plaats van oorsprong van de bestudeerde huipiles . Tekening: J. Montoya. Q’EQCHI’ 1 - Cobán 2 - San Juan Chamelco 3 - San Pedro Carchá POQOMCHI’ 4 - Tactic 5 - San Cristóbal Verapaz IXIL 6 - Nebaj 7 - Chajul 8 - San Juan Cotzal K’ICHE’ 9 - Quetzaltenango 10 - Totonicapán 11 - Almolonga KAQCHIKEL 12 - Santa Catarina Palopó TZ’UTUJIL 13 - Santiago Atitlán 5
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
De mythe van de liefde tussen Balamk’e, de Zon-Vogel, en Kanaa’Po, de Maan Het verhaal neemt ons mee terug naar de primitieve wereld van de jagers op herten in het tijdperk vóór de schepping van de mensheid, toen er alleen goddelijke wezens waren; zij die met hun daden en handelingen de gedragsnormen bepaalden die de mensen moesten naleven. Het verhaal vertelt over de moeilijkheden die de eerste geliefden moesten overwinnen, hun ontsnapping en de achtervolging door de vader van het meisje en over de straf voor hun wangedrag. Het verhaal levert waardevolle informatie over het bestaan van het weefgetouw en de techniek om figuren te weven, en dus ook over het gebruik van een beeldschrift op textiel. Het vertelt ook over de verschillende gebruiksvoorwerpen voor de jacht, over de vele dieren en insecten die leefden in hun omgeving, alsook over huishoudelijke objecten en zelfs rituele voorwerpen die gebruikt werden door sjamanen. Het verhaal geeft een verklaring voor de oorsprong van de kwalen in de wereld, de rol van de dieren en de gebeurtenissen die hun fysieke kenmerken bepaald hebben. Volgens de Q’eqchi’-versie van de mythe veranderen de geliefden uiteindelijk in de zon en in de maan, maar volgens andere varianten, verandert het meisje na haar dood in de honingbij of neemt zij de vorm aan van maïskorrels. Daarom hebben wij in deze studie ook rekening gehouden met een andere mythe die gekend is over het hele Mayagebied: bij de Yucatec in Yucatan en de Tzeltal in Chiapas, de Mopan, de Q’eqchi’, de Poqomchi’, de Mam, de K’iche’ en de Kaqchikel in Guatemala, alsook in centraal Mexico (Thompson 1987:417-24). (Fig. 3). Het verhaal gaat over het vinden van de maïskorrels en over de oorsprong van de vier kleuren van de maïs. De komst van de zon en de maan en de ontdekking van de maïs zijn de belangrijkste gebeurtenissen in de Mayakosmogonie, en we zijn geneigd te denken dat deze twee mythen misschien wel deel uitmaakten van een vroegere gemeenschappelijke centrale mythe, die door alle culturen van Mesoamerika gedeeld werd. Deze tweede mythe lijkt ons immers het vervolg te zijn van de mythe van de geliefden, maar deze veronderstelling is onmogelijk te bewijzen; het lijkt een ‘puzzel’ waarin vele stukken ontbreken. Fig. 4 Vaas met paleisscène (detail): oude god en jonge maangodin. Klassieke periode. Foto: Justin Kerr, Maya Vase Book K504.
Het verhaal De jonge vrouw Kanaa’Po, dochter van de Heer Tzuultak’a of Heer Berg-Dal, woonde met haar vader in een groot huis in de bergen (Fig.4). Elke dag, na het volbrengen van haar dagtaken, maakte zij haar weefgetouw vast aan een zuil van het portaal van haar huis en begon te weven. Op een dag kwam Balamk’e, de jonge jager, langs om in het bos te gaan jagen. Toen hij het meisje zag werd hij hopeloos verliefd op haar. Hij wilde indruk op haar maken met zijn vaardigheden als jager maar dit lukte niet omdat hij niet elke dag een hert kon vangen. Als oplossing voor dit probleem maakte hij een imitatie van het dier. Hij naaide de pels van een hert als een zak en vulde deze met stro, dennennaalden en as. Daarna werkte hij deze
6
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
goed af. Het geheel leek net een echt dier! Elke dag ging Balamk’e met het ‘hert’ op zijn schouders langs het huis van het meisje (Fig. 5). Po zag hem graag komen, maar haar vader begon te vermoeden dat de jonge man een bedrieger was. Hij vroeg zijn dochter om het water van de nixtamal op de weg te gooien.4 Zo deed Po. Niets vermoedend, kwam de jongeman de volgende dag langs, en toen hij uitgleed viel het ‘hert’ op de grond en brak open. De asse verspreide zich op de weg. Toen het meisje hem hierom uitlachte schaamde de jongeman zich heel erg, ging naar huis en kwam niet terug. Na een tijd begon een tabakzaadje in de asse te ontkiemen, groeide en gaf prachtige bloemen. Dagen gingen voorbij, en de jongen kon het meisje niet vergeten. Wanhopig van verdriet, riep hij een kolibrie die langs de bloemen vloog, en vroeg het vogeltje om hem zijn vederdos een tijdje te lenen. Om te voorkomen dat het vogeltje van de kou zou sterven gaf hij het de raad zich met katoen van de ceiba boom te bedekken.5 Vermomd als een kolibrie vloog Balamk’e tot aan de tabaksplant en begon de nectar uit de bloemen te zuigen.6 Zo trok hij de aandacht van het meisje, dat voor de charmes van het vogeltje viel (Fig. 6 a en b).
a
b
Fig. 5 Vaas met jachtscène: jager en hert. Klassieke periode. Foto: Justin Kerr, Maya Vase Book K808.
Fig. 6 a) Scène met weefster en kolibries. Koloniale codex Primeros Memoriales, fol. 254 (detail). b) Kolibrie steekt een bloem (nikte’ of Plumeria) om de nectar eruit te zuigen. Driepootschotel, vroeg klassieke periode. Tekening uit M. G. Looper 2003:fig.2.22).
Po vroeg haar vader om het vogeltje met zijn blaaspijp neer te schieten zonder het evenwel te doden. Zo deed haar vader. Toen het vogeltje warrig op de grond viel, raapte het meisje het op en stak het in de kalebas waarin zij ook haar weefdraden bewaarde. Toen het vogeltje probeerde te ontvluchten, stak zij het onder haar huipil, waar het vogeltje zich erg stil hield. Het meisje begon opnieuw te weven, en ‘tekende’ prachtige figuren op het weefsel om de blijde gebeurtenissen van die dag als herinnering vast te leggen.7 Bij het vallen van de nacht nam Po de kolibrie mee naar haar slaapkamer, waar het vogeltje op wonderbaarlijke wijze terug zijn menselijke gedaante aannam (Fig. 7).
Fig. 7 Vaas met mythische scène: het aankleden van de maïsgod (detail). Klassieke periode. Foto: Justin Kerr, Maya Vase Book K1202. 7
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
Fig. 8 God Chak of Hurakan. Codex Madrid, f. 32 (detail). Postklassieke periode.
De nachten gingen voorbij en Tzuultak’a begon zich zorgen te maken over de vreemde geluiden die uit de kamer kwamen en hij besloot het meisje te bespioneren met de hulp van een vlo en een hoofdluis. De beestjes konden bij het zien van de jonge naakte lichamen de verleiding om ze te steken niet weerstaan. Volgezogen met bloed, na zulk een feestelijk banket, konden zij echter niet meer door het sleutelgat naar buiten komen. Hierdoor konden zij aan Tzuultak’a geen verslag uitbrengen. Het geduld van Tzuultak’a was op; hij vreesde immers dat de jonge jager niet alleen het hart van zijn dochter gestolen had maar ook dat het paar zou vluchten. Bang voor de woede van haar vader, besloten de geliefden inderdaad zo snel mogelijk te vluchten. Om te voorkomen dat de oude man met zijn magisch kristal8 hun verblijfplaats zou achterhalen, maakten zij het kristal zwart met de rook van brandende ocote.9 Zij vulden ook zijn blaaspijp met chilipoeder om te voorkomen dat de oude man ze zou kunnen gebruiken om hen neer te schieten. Als gevolg hiervan kon Tzuultak’a het koppel niet meer zien, en toen hij zijn blaaspijp nam en lucht in ademde, zoog hij het chilipoeder in zijn longen met een verschrikkelijk hoestaanval als gevolg. En zo kwam de kinkhoest in de wereld. Woedend zag Tzuultak’a dat hij de vlucht van zijn dochter niet meer kon stoppen. Hij riep daarop zijn broer Heer Bliksem-Donder en vroeg hem om de minaars te doden, als straf voor hun misstap. Heer Bliksem-Donder nam zijn bijl en als een donkere wolk ging hij, met gedonder en gebulder, de jongeren achterna (Fig. 8). Balamk’e en Kanaa’Po waren aan de oevers van een groot meer toen in de verte de hemel donker werd. Als het gedonder steeds dichterbij kwam zochten zij tevergeefs een schuilplaats. Toen zagen zij een schilpad en een gordeldier op het strand en vroegen aan de dieren om hun schild aan hen uit te lenen om hierin te schuilen. Zo nam Balamk’e het schild van de schildpad, kroop erin en sprong het water in. Po kroop onder het schild van het gordeldier. Omdat gordeldieren niet kunnen zwemmen moest Po echter alleen op het strand achter blijven (Fig. 9).
Fig. 9 a) Schilpad. Codex Madrid f. 17, detail. b) Jonge vrouw met gordeldier. Codex Madrid f. 77, detail. c) Godheid (Maïsgod?) als een schilpad. Keramiek klassieke periode. Collectie KMKG Brussel. Foto: J. Montoya.
a b
c 8
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
Toen sloeg Heer Bliksem-Donder genadeloos met bijl en speer op het meisje neer en de arme Po brak in duizenden stukjes! Haar bloed begon zich in het water te verspreiden en het grote meer werd met een rode mantel bedekt. De volgende dag kwam Balamk’e boven water en zag dat de vissen het bloed van zijn geliefde Po aan het opeten waren. Hij riep de libellen en vroeg hen om de stukjes van haar lichaam en haar bloed in kruiken te verzamelen. Dertien kruiken hebben de libellen met de overblijfsels van Po gevuld. Balamk’e nam de kruiken en bracht ze in veiligheid in de woning van een oude vrouw nabij het meer. Hij vroeg haar om voor geen enkele reden de kruiken te openen en zei dat hij binnen dertien dagen terug zou komen om de kruiken op te halen. Dertien dagen later keerde Balamk’e terug en begon de kruiken, één voor één, te openen. Uit de eerste twaalf kruiken ontsnapten giftige slangen, honderden insecten en ongedierte in alle soorten, ze verspreiden zich in alle richtingen en zo hebben deze wezens de wereld bevolkt. Toen Balamk’e de dertiende kruik open deed, kwam Po te voorschijn, blank, stralend en fraai; maar zij was niet volmaakt want haar vulva ontbrak. Balamk’e vroeg haar om te gaan liggen tussen twee bergen en riep een bok10 die langs kwam. Hij vroeg hem met zijn poot een opening te maken tussen de benen van Po. Zo geschiedde, maar de opening was te klein. Balamk’e riep daarna het hert om een grotere opening te maken met zijn hoef. Zo geschiedde. Balamk’e vond echter dat het welriekende schuim met de aroma van bloemen dat uit de opening kwam niet kon. Om de vulva van Po minder aantrekkelijk te maken riep hij de muis en vroeg haar om te plassen op de opening. Zo geschiedde. Po werd een volmaakte vrouw (Fig. 10). Fig. 10 Maangodin met hert. Keramiek, klassieke periode. Foto: Justin Kerr, Maya Vase Book K1339.
Balamk’e nam Po bij de hand en samen zijn ze naar de hemel opgestegen. Sinds die dag kijken de zon en de maan naar de aarde, hij overdag, zij ’s nachts. De zon gaat vooraan om te zien of Tzuultak’a niet in de omgeving rondloopt, en als de weg veilig is, volgt de maan hem. Sindsdien loopt de vrouw achter de man aan.11 Een andere versie vertelt dat het hert Po meenam naar de hemel (Fig. 11). Dit verhaal is de Q’eqchí-versie van de mythe (Estrada Monroy 1990:107-141)
Fig. 11 Maangodin berijdt een hert. Keramiek, klassieke periode (?). Foto: Justin Kerr, Maya Vase Book K3069.
Volgens de Poqomchi’ versie zijn de geliefden, na het herstellen van Po, een leven als man en vrouw begonnen. Po werd zwanger en toen de bevalling naderde, ging Balamk’e naar zijn schoonvader om hem 9
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
hierover te informeren. Po bleef alleen in een grot achter en stierf daar tijdens de bevalling. Haar lichaam veranderde in maïskorrels. “Sindsdien bleven de maïsgranen in de grot verborgen. Eeuwen zijn voorbij gegaan, en het lichaam van Onze Moeder is voor altijd blijven bestaan” (Mary Shaw1971:209).
De ontdekking van de maïskorrels (2de mythe)
Fig. 12 De vier kleuren van de maïs. Foto: Jeffrey J. Foxx.
Volgens de Mopan-, Q’eqchi’- en de Poqomchí-versies, waren de maïsgranen onder een steile rots verborgen, en alleen de mieren kenden deze plaats. Alle dagen gingen zij de grot binnen langs een piepkleine opening in de rots om maïskorrels te halen. Daarbij lieten zij enkele granen vallen en dit werd opgemerkt door een slimme vos. De vos volgde de mieren tot aan de rots. Nadat hij de plaats ontdekt had vertelde hij de andere dieren waar dit heerlijke voedsel zich bevond. De dieren slaagden er echter niet in om de grot langs het kleine gaatje binnen te dringen, en gingen aan de drie Heren BliksemDonder vragen om de rots voor hen open te breken. Na een tweede mislukte poging was het de beurt aan Yaluk, de oudste van de drie, een oud en verzwakt mannetje, om een laatste poging te wagen. Yaluk riep de specht en vroeg hem met zijn snavel op de rots te kloppen om zo de zwakste plek in de rots te bepalen. Zo geschiedde. Met zijn laatste krachten gooide Yaluk zijn bijl naar de plek waar de rots het dunst zou zijn, en slaagde erin om een spleet te maken. Hierbij werden enkele witte maïskorrels door de bliksem getroffen, verbrandden en kleurden zwart; andere granen werden geroosterd en kleurden rood, maar de meeste granen werden alleen gerookt en kleurden daarom geel. Zo ontstonden de vier kleuren van de maïs (Thompson 1987:418-20). (Fig. 12) De Popol Vuh vertelt dat de vos, de coyote, de papegaai en de raaf de witte en gele maïskolven naar de Scheppers Xpiyacoc en Xmucane gebracht hebben. Met haar metate [maalsteen] bewerkte Xmucane dan de granen tot een fijn deeg, en uit dat deeg vormde zij de eerste vier mensen, de ‘mensen van maïs’. Zo is de mensheid ontstaan aan het einde van de derde schepping.12 “Vier waren de geschapen mensen, alleen maïsdeeg werd gebruikt in de schepping van hun vlees.” Vrije vertaling naar de Popol Vuh Wie zijn de godheden in de mythen van de Eerste Liefde en de Ontdekking van de Maïs? Recente interpretaties van deze mythen stellen Balamk’e , de jonge jager, voor als Hun Hunahpu, de maïsgod in de Popol Vuh, en Kanaa’Po als zijn eerste echtgenote, Ixic of Vrouwe Water-Been. Ixic zou de moeder zijn van de tweelingbroers Hunbatz en Hunchoen die in apen veranderen. De Popol Vuh geeft weinig informatie over deze vrouw, die naar alle waarschijnlijkheid de personificatie is van Kanaa’Po (Bassie Sweet 2008:178-9). Daarom is het noodzakelijk te
10
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
vermelden dat in de Popol Vuh de plaats die Paxil en K’ayala’ genoemd wordt de plek is waar de dieren de maïskolven zouden gevonden hebben. Deze passage is vergelijkbaar met de beschrijving van de ontdekking van de maïs in de tweede mythe. Bovendien betekent het woord Paxil in het K’iche’ Plaats van de Spleet, en K’ayala’ Plaats van Bitter Water, dat naar de nixtamal-water passage in de mythe refereert (Van Akkeren, in Christenson 2003 a:193). Paxi betekent ‘in stukken breken’, en paxal in het Mam betekent ‘spleet’ of ‘barst’. De Mam geloven dat de oorsprong van de maïs ligt nabij de steile rots die Paxita genoemd wordt (Fig. 13). Op die plaats, aan de zuidkant van de panamericana autobaan, niet ver van de grens met Mexico, bevindt zich een grot en een waterbron waar mensen hun offers brengen tijdens de vruchtbaarheidsrituelen in verband met de maïsteelt. Dit is ook een plaats waar teosinte, de voorloper van de maïs, overvloedig voorkomt (Tedlock 1996:288). Het verhaal van de maïsgod (Hun Hunahpu of Balamk’e uit de mythe) loopt verder. Volgens de Popol Vuh stierf hij in Xibalba, de Onderwereld, nadat hij het balspel met de Heren van de Dood verloren had. Zijn hoofd werd in een boom gehangen. Xquic of Vrouwe Bloed, dochter van de Heer van Xibalba gaat, ondanks het verbod van haar vader, naar de boom kijken. Het doodshoofd van Hun Hunahpu vroeg haar om haar hand uit te steken, en toen zij dit deed, kreeg zij speeksel op haar handpalm en werd hierdoor zwanger. Toen haar vader haar zwangerschap ontdekte, veroordeelde hij zijn dochter ter dood. Vrezend voor haar leven ontsnapt Xquic uit de onderwereld en gaat schuilen bij de oude Xmucane, haar schoonmoeder. Xquic bevalt van de tweelingen Hunahpu en Xbalamque. Bassie Sweet (2008) verklaart dat Ixic (Po uit de mythe) en Xquic zusters waren, beiden dochters van de Heer Berg-Dal, heer van de Onderwereld. Bij de Maya’s is het gebruikelijk dat een weduwenaar de zuster van zijn gestorven vrouw trouwt. Het lijkt dus waarschijnlijk dat de kern van de mythe van de zon en de maan, het relaas van de hofmakerij van Hun Hunahpu uit de Popol vuh en zijn eerste vrouw Ixic betreft (Fig. 14).
Xpiyacoc en Xmucane de Scheppers
Fig. 13 De steile rots Paxita’ of Paxil Berg. Huehuetenango, Guatemala. Foto uit Bassie-Sweet 2008:fig.13.7
Fig. 14 De voornaamste godheden uit het Popol Vuh. Schema: J. Montoya.
Cuchumaquic Heer van de Onderwereld
L
L
(tweelingen: jongens) Hun Hunahpu en Vucub Hunahpu Maïsgod
(dochters) Ixic en Ixquic Vrouwe Water-Been Vrouwe Bloed
L
(tweelingen: jongens, de ‘apen’) Hunbatz en Hunchoen
L
(tweelingen:jongens) Hunahpu en Xbalamque zon maan 11
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
Ondanks alle verschillen tussen deze verhalen, is er een gemeenschappelijke kern: de bestraffing van de jonge minnaars voor hun wangedrag (Bassie Sweet 2008:178). In de meeste plaatsen, waar de mythe gedocumenteerd werd, wordt de maan als vrouwelijk beschouwd, terwijl het in de Popol Vuh de tweelingen zijn die als de zon en de maan naar de hemel opstegen. De zeer belangrijke godheid, Heer Bliksem-Donder (Yaluk) die in beide mythen een centrale plaats krijgt, komt overeen met de alomtegenwoordige god Hurakan, de bliksemdonder triade. Deze godheid wordt in de Mayakunst, uit alle periodes, in verschillende gedaanten voorgesteld. Hij wordt altijd geassocieerd met de natuurfenomenen die van levensbelang zijn voor de teelt van maïs.
Methodologie Bij het bepalen van de relatie tussen de textieliconografie en de mythische verhalen is voor deze studie rekening gehouden met de richtlijnen die Pickhands in 1986 toepaste bij zijn studie van de mythische helden in de Mayafolklore. Hij wees erop dat “om de beschikbare informatie in de tekst van een mythe te begrijpen, eerst de gebruikte symbolen moeten geïdentificeerd worden. Deze kunnen overal teruggevonden worden, ook in de kunst of in andere uitdrukkingsmiddelen. De symbolen maken de verbinding tussen de verhalen en de volkskunst, de kosmogonie en het dagelijks leven van de gebruiker [of drager]. In de teksten van de mythische verhalen herkent men drie soorten symbolen: de concrete symbolen (plaatsen en objecten die een passieve rol spelen), de symbolische handelingen en de rol van de hoofdpersonages” (Pickhands 1986:101-123). De eerste stap om de symbolen uit de twee mythen te identificeren, was het zo volledig mogelijk reconstrueren van de teksten. Hiervoor hebben wij zoveel mogelijk verschillende versies geraadpleegd. Deze studie is evenwel vooral gebaseerd op het werk van Agustín Estrada Monroy uit 1990. 13 De symbolen uit dit verhaal werden schematisch geordend in Tabel 1(Fig. 15). In Tabel 1 beschrijven wij de tijd en de ruimte waarin beide verhalen plaats vinden samen met een overzicht van de belangrijkste hoofdrolspelers. Dit kunnen godheden zijn maar ook dieren, o.a. zoogdieren, vogels, en allerlei soorten insecten. Ook objecten, planten, of bepaalde handelingen en gebeurtenissen worden hier vermeld. De symbolen die wij op de weefsels terugvonden, zijn in deze tabel in ‘vet’ geaccentueerd.
Fig. 15 Tabel 1 Symbolen in de teksten van de mythen over De Eerste Liefde en De Ontdekking van de maïs (Volgens de Q’eqchi’, Poqomchi’, Mopan, K’iche’, Ixil, en Kaqchikel versies) 12
De tweede stap was het bepalen van de belangrijkste taalgroepen en gemeenten waar deze mythen gedocumenteerd werden, alsook het selecteren van de textielstukken uit deze regio voor onze analyse (zie fig.3). De prioriteit ging naar de oudste huipiles uit de 20ste eeuw (uit de eerste zes decennia), in de veronderstelling dat in deze periode, de praktijk van de vertelkunst in de gemeenten nog leefde en dat de
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
13
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
mythen bij de inwoners nog bekend waren. De huipiles werden geselecteerd uit verschillende collecties (87 stukken) en aangevuld met foto’s uit de textielbibliografie van zeer oude en zeldzame stukken uit de wereldcollecties die buiten ons bereik zijn voor onze studie (14 stukken).14 De derde stap was het zoeken naar de afbeeldingen die de symbolen uit de verhalen op de geselecteerde huipiles illustreren. De resultaten zijn verzameld in Tabel 2 (Fig. 16). Fig. 16 Tabel 2 Waargenomen symbolen in huipiles afkomstig uit verschillende taalgroepen en gemeenten waar de mythen van de Eerste Liefde en de Ontdekking van de Maïs gedocumenteerd werden.
Analyse De voornaamste textielmotieven die met zekerheid aan de mythen refereren komen voor op de meeste huipiles uit de Q’eqchi’- en Poqomchí-taalgroepen: San Pedro Carchá, San Juan Chamelco, Cobán, Tactic en San Cristóbal Verapaz . Dit zijn de menselijke figuren, de tabaksplant met vogel, het hert, de vos of hond, kruik, ster en verticale of horizontale zigzaglijn. Ook de stijl, de materialen en de weeftechnieken, gebruikt bij het weven van deze kledingstukken, vertonen grote gelijkenissen. Het lijkt ons logisch, want deze taalgroepen bevinden zich naast elkaar in hetzelfde geografisch gebied. De oudste versies van de mythen komen ook uit deze geïsoleerde omgeving, waar de mensen tot rond 1980 echt aan hun tradities vasthielden en zich verzetten tegen de westerse invloeden, zeker wat het gebruik van hun taal betrof. Dit begunstigde het behoud van hun tradities. Drie oude huipiles uit deze twee regio’s vertonen 14
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
een opmerkelijke vierkleurencombinatie (rood, geel, zwart en wit), zowel van het kledingstuk zelf als van de tekeningen (Fig. 17, 19, 20). Dit is zeer uitzonderlijk in de hedendaagse kledij. Wij beschouwen dit kenmerk als een referentie naar de vier kleuren van de maïs, die in de Mayakosmogonie ook met de vier richtingen van de kosmos worden geassocieerd. Een zeldzame huipil uit San Pedro Carchá uit de jaren 1930 vertoont, naast de gebruikelijke figuren, uitzonderlijk ook afbeeldingen van mieren, en bijen of wespen. Wij hebben twee soorten stermotieven waargenomen: één die de zon symboliseert en een andere voor de maan. De figuren in dit exemplaar zijn geweven met rode, gele en zwart/groene draden op een witte achtergrond (Fig. 17). Fig. 17 Huipil uit San Pedro Carchá, Alta Verapaz. Q’eqchi’ taalgebied, circa 1930. Collectie en foto: Museo Ixchel, Guatemala.
Twee andere oude exemplaren tonen figuren van tabaksplanten met een vogel erop, kruiken, herten en vrouwelijke figuren (Fig. 18). Het tweede exemplaar (Fig. 18 b) toont tevens de afbeelding van een vrouwelijke figuur gezeten op het hert. Dit motief lijkt op de afbeelding op de keramische schotel in fig. 11. De versmelting van deze twee figuren, vrouw en hert, refereert aan het erotisch aspect van het verhaal, de oorsprong van het vrouwelijke seksuele orgaan en naar het opstijgen van de minaars naar de hemel, als de zon en de maan.
Fig. 18 Huipiles uit San Juan Chamelco (a) en San Pedro Carchá (b). Alta Verapaz, Q’eqchi’ taalgebied, circa 1930. Foto’s uit O’Neale 1945:fig. 99. 15
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
Het sterke visuele effect van de verticale zigzaglijnen op de rode achtergrond van de huipil uit Tactic doet ons denken aan de bliksemschicht die het meisje treft waarna het meer rood kleurt. Deze context wordt versterkt door de figuren van eenden als de natuurlijke fauna van het meer en door de sterren die de zon en de maan symboliseren. Andere aanwezige figuren zijn: de jonge man, plant met vogel, en vos of hert. In het stuk wordt ook een combinatie van de vier kleuren gebruikt (Fig. 19).
Fig. 19 Huipil uit Tactic, Alta Verapaz. Poqomchi’ taalgebied, circa 1930. Collectie en foto: Etnologisches Museum, Berlijn.
De volgende huipil uit San Cristóbal Verapaz, vertoont in tegenstelling met het vorige exemplaar, een opvallende horizontale zigzagband in het midden. Dit is het alomtegenwoordige symbool dat de hemelfenomenen samenvat (regen, bliksemschicht, hagel, enz.) dat in het algemeen, bij zowel mannelijke als vrouwelijke klederdrachten voorkomt. Het is het symbool voor de vruchtbaarheid van de aarde en refereert aan de ‘hemelslang’ die in de kunst van heel Mesoamerika de hemelboog voorstelt. Dit stuk toont de plant met vogelmotief alsook kruik en stermotieven (Fig. 20).
Fig. 20 Huipil uit San Cristóbal Verapaz, Alta Verapaz. Poqomchi’ taalgebied, circa 1970-80. Collectie The British Museum. Foto uit: Hecht 2001:78.
De oudste huipiles uit Nebaj lijken echte pictografieën die zeer nauwkeurig de personages en de gebeurtenissen uit de mythe van de Eerste Liefde illustreren: het koppel, het hert, het jonge hert of cabro, de tabaksplant, de kolibrie en andere vogels, en zeer uitzonderlijk, een maïsplant met kolven boven aan de rechterkant van de foto. Deze 16
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
huipil illustreert de passage waarin het meisje uit de dertiende kruik te voorschijn komt (Fig. 21).
Fig. 21 Huipil uit Nebaj, El Quiché. Ixil taalgebied, circa 1930. Collectie: Center Inter-American Relations, N.Y. Foto uit: Pollard Rowe 1981: fig. 133.
In de oudste stukken uit de jaren 1930 - 40 worden de figuren op een zeer realistisch manier voorgesteld. De huipiles die vanaf de jaren 1960 geweven worden vertonen een sterke abstractie van de figuren, die nu in overvloed op het stuk ingelegd worden. Er worden steeds meer kleuren gebruikt en sommige oude textielmotieven werden door nieuwe vervangen. Dit is het geval bij de figuur van het hert dat zowel in het verhaal als op het textiel door een ezel vervangen werd (Fig. 22). Ook van het origineel verhaal blijft weinig over. Het hedendaags verhaal is zo banaal geworden dat zijn oorspronkelijke symbolische rijkdom en zijn kenmerken als scheppingsverhaal verloren gegaan zijn. Dit wil niet zeggen dat de huipiles hun pictografische waarde verloren hebben; integendeel, zij blijven getuigen van de vele veranderingen die ook tijdens onze moderne tijden plaats vinden.15 De merkwaardigste exemplaren uit het K’iche’ taalgebied zijn de ceremoniële sobrehuipiles uit Quetzaltenango en Totonicapán. 16 Deze worden geweven met de fijnste materialen en worden gedragen bij speciale rituele gelegenheden binnen de cofradía of in de kerk. De twee exemplaren getoond in Fig. 23 en 24 dateren uit de periode rond 17
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010 Fig. 22 Huipil uit Nebaj, El Quiché. Ixil taalgebied, circa 1960. Collectie en foto: Museo Ixchel, Guatemala.
1940-60. De voornaamste figuren die naar de mythe verwijzen zijn aanwezig: de jonge man en het meisje, de horizontale zigzaglijnen en de planten die verwijzen naar de vruchtbaarheid, maar de centrale en opvallendste figuur is zonder twijfel een kruik of vaas met een plant met daarop een vogel. De twee geborduurde voorbeelden onder een roodgele streep (Fig. 23), contrasteren met de geabstraheerde versies boven deze streep en onderaan het stuk. Het verschil in de figuratiestijl is het gevolg van de gebruikte techniek: borduurwerk en inlegwerktechniek.
Fig. 23 Sobrehuipil uit Quetzaltenango. K’iche’taalgebied, 1940-60. Collectie en foto: Museo Ixchel, Guatemala. 18
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
In de dagelijkse huipil uit Totonicapán uit de jaren 1930-40, werden de kruikfiguren door mandjes vervangen, en de figuur van het hert door de afbeelding van een paard of een ezel (Fig. 25).
Fig. 24 Sobrehuipil uit Totonicapán. K’iche’taalgebied, 1940-60. Collectie en foto: Museo Ixchel, Guatemala. Fig. 25 Dagelijkse huipil uit Totonicapán. K’iche’taalgebied, circa 1936. Collectie Völkerkundemuseum Zurich. Foto uit Hassler 2006:114.
Het laatste exemplaar komt uit Santiago Atitlán (of uit een naburig dorp) in het Tz’utujil-taalgebied, ten zuiden van het Atitlánmeer. Deze oude dagelijkse huipil uit de jaren 1930-40, toont het koppel, het zigzagmotief en het kruikjesmotief. Figuren van eendjes hebben de afbeeldingen van vogels vervangen en refereren aan de natuurlijke fauna van het Atitlánmeer. (Fig.26).
Fig. 26 Dagelijkse huipil uit Santiago Atitlán (?), Sololá. Tz’utujil taalgebied, 1930-40. Collectie en foto: Museo Ixchel, Guatemala.
19
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
CONCLUSIES In deze studie hebben wij een direct verband kunnen aantonen tussen de symbolen die voorkomen in de mythen over de Eerste Liefde en De Ontdekking van de Maïs en de afbeeldingen op de huipiles van de gemeenten waar beide mythes gedurende een groot deel van de 20ste eeuw bekend waren. Vooral de oudste huipiles, uit de periode 1930 1960, afkomstig van de Q’eqchi’-, Poqomchi’- en Ixil-taalgebieden, mogen als echte pictogrammen beschouwd worden. Niet toevallig werden de oudste versies van beide mythen in deze regio gedocumenteerd. Wij zijn ervan overtuigd dat Mayatextiel, net als de codices op papier uit de pre-columbiaanse tijd, een middel waren om de kennis over de mythische voorouders en hun daden door te geven aan volgende generaties. De voornaamste textielmotieven die aan deze mythen refereren zijn: de plant met vogel, de menselijke figuren, het hert, de kruiken, de zigzaglijnen en de stermotieven. Deze werden consequent gebruikt om een verhaalcontext te creëren in één kledingstuk dat zo nauw aan het hart van alle Mayavrouwen ligt: hun huipil. De avonturen van het voorouderlijke koppel aan het einde van de vorige era, alsook de oorsprong van het goddelijke voedsel waaruit de eerste mensen gevormd zijn, bleven levend en zinvol voor de Mayavrouw die de oude tradities van haar gemeente bewaart en naleeft. Het weven van deze taferelen op haar kledingstukken is voor haar essentieel bij het naleven van deze traditie. Mayatextiel vervult daarbij niet alleen een functionele rol. Het is bovenal een collectief communicatiemedium. Het is een systeem van geweven symbolen die een beeldtaal vormen, waar de concepten in hun essentie voorgesteld worden en dat door alle leden van de gemeenschap bewust herkend werd tot het einde van de 20ste eeuw, en door ingewijden wellicht nog steeds. NOTEN 1 Tentoonstelling met als titel ‘Met hun ogen en hun handen’, Maya-textiel, spiegel van een wereldbeeld, Etnografisch Museum Antwerpen (van 06/2003 tot 01/2004) en in Girona, Spanje (van 03 tot 04/2004). 2 Bloes die door Mayavrouwen gedragen wordt als deel van de traditionele klederdracht of traje. 3 Sinds 2005 is het Rab’inal Achí vermeld op de Lijst van Meesterwerken van het oraal en immaterieel erfgoed van de Mensheid van UNESCO. 4 Water met kalk waarin de maïs geweekt en gekookt wordt. 5 Ook bekend als seda de ceiba of kapok. 6 De kolibrie die de nectar uit de bloemen zuigt is een metafoor voor de coïtus. Ook het spinnen van katoen met de spintol en het weven worden als seksuele metaforen gebruikt (Thompson 1939; Sullivan 1966; Morris 1987; Ciaramella 1994, 1999. In Bassie-Sweet 2008:182) 7 Dit is een verwijzing naar de brocado of inlegwerktechniek gebruikt om tijdens het weven figuren te vormen, waarvoor het Mayatextiel zeer bekend is. 8 Kwartskristal die sjamanen nog altijd gebruiken om de toekomst te voorspellen (Estrada Monroy 1990:119). 9 Dennenhout met hars, dat gebruikt wordt om het vuur van de haard aan te stekken. 10 Cabro de monte. Men zegt niet of het om een jong hert gaat, of om een bok. 11 Bij de Maya’s loopt de man altijd vóór de vrouw. Het is ongebruikelijk naast elkaar te stappen. 12 Het nieuwe tijdperk begon met het opstijgen van de zon en de maan. 20
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
13 Estrada Monroy heeft zich gebaseerd op de versie van Paul Wirsing en heeft deze vervolledigd met de informatie van door hem geïnterviewde personen. Domingo Cuc Xol, Petrona Tení en Juanita Tení hebben hun medewerking bij de eindredactie verleend. 14 Collecties: Museo Ixchel Guatemala; Etnologisches Museum Berlin; Etnografisch Museum Antwerpen; KIT Amsterdam; Volkenkunde Museum Leiden; G. Van Haaften, Antwerpen; MattonRodríguez, Brussel; M. Sun, Guatemala; familie Tujab, Tactic; L. Heampsted, Cobán; J.J. Stiefenofer, Antwerpen; J. Montoya, Buggenhout; G. Van Der Leegte, Maastricht. 15 Het moderne verhaal vertelt dat de jonge man wordt afgewezen omwille van zijn lagere sociale afkomst. Het koppel vlucht met de hulp van een ezel en een vogel (Museo Ixchel 2004. Didactisch materiaal voor scholieren van het lager onderwijs). Ondanks de moderne invloeden worden vele van de oude textielmotieven nog altijd geweven. 16 Sobrehuipil: het is een huipil die groter en langer is dan deze voor dagelijks gebruik en wordt over de rok gedragen. Het is een ceremonieel stuk. BIBLIOGRAFIE ASTURIAS DE BARRIOS, L., 1997. Weaving and daily life. In: Blum Schevill, Margot. Ed. The Maya textile tradition. Harry N. Abrams, Inc., Publishers, New York. BASSIE-SWEET, K., 2008. Maya sacred geography and the creators deities. University of Oklahoma Press: Norman. BURKITT, R., 1920. The hills and the corn. A legend of the Kekchí Indians of Guatemala put in writing by the late Tiburtius Kaál and others. Anthropological Publications vol. VIII no. 2. The University Museum, University of Pennsylvania, Philadelphia. CHRISTENSON, A., 2003. Popol Vuh, the sacred book of the Maya, part I. O Books, Winchester, U.K. COLBY, N. en M. COLBY, 1981. The daykeeper. The life and discourse of an Ixil diviner. Harvard University Press. Cambridge, Massachusetts and London DAELMAN, J., 1997. Heuvels en maïs. Roof en herontdekking van de maïs. Vertaling naar: Burkitt, R., The hills and the corn. A legend of the Kekchí Indians of Guatemala put in writing by the late Tiburtius Kaál and others. Anthropological Publications vol. VIII no. 2. The University Museum, University of Pennsylvania, Philadelphia. Instituut voor Amerikanistiek, Nieuwsbrief, oktober 1997. Antwerpen. DE JONGH OSBORNE, L., 1975 [1965]. Indian crafts of Guatemala and El Salvador. University of Oklahoma Press: Norman. DIESELDORFF, E. P., 1926. Kunst und Religion der Mayavölker im Alten und Heutigen Mittelamerika. Verlag Von Julius Springer, Berlin. ESTRADA MONROY, A., 1990. Vida esotérica maya-k’ekchi. Ministerio de Cultura y Deportes, Guatemala. GANN, T. W. F., 1918. The Maya Indians of Southern Yucatan and Northern British Honduras. Smithsonian Institution, Bureau of American Ethnology, bulletin 64. Washington. GOSSEN, G. H., Ed., 1986. Symbol and meaning beyond the closed community: essays in Mesoamerican ideas. Institute for Mesoamerican Studies, The University at Albany, State University of New York. HASSLER, G., 2006. Maya-Textilien aus Guatemala. “Kleider für die Seele”. Völkerkundemuseum der Universität Zürich. Arnoldsche. Stuttgart. HECHT, A., 2001. Textiles from Guatemala. The Trustees of The British Museum, Museum Press, London. HOLSBEKE, M. en MONTOYA, J., 2008. Catálogo: Ruwa kemtzij, kemon taq tzij na’oj. Tejidos mayas, el rostro de las palabras y los pensamientos tejidos; Chiapas y Guatemala, siglos XIX-XX. Etnografisch Museum Antwerpen en Fundación Cholsamaj, Guatemala. JANSSENS, B. en R. VAN AKKEREN, 2003. Xalooj Keej, el baile del venado de Rabinal. Museo Comunitario Rabinal Achí, Rabinal, Baja Verapaz, Guatemala. MONTOYA, J., 2003. De motieven op Maya-textiel. Spiegels van een wereldbeeld. In: Holsbeke, M. en J. Montoya, red. ‘Met hun handen en hun ogen’, Maya-textiel, spiegel van een wereldbeeld. Etnografisch Museum, Antwerpen. MUSEO IXCHEL, 2004. La leyenda en el tejido ixil: Nebaj, Quiché. Uma’l u yijla yol ti’ u Q’e’na’j. [Hoja didáctica para escolares]. NAVARRETE, C., 2000. Relatos mayas de tierras altas sobre el origen del maíz: los caminos de Paxil. Editorial Palo de Hormigo, Guatemala. O’NEALE, L. M., 1945. Textiles of highland Guatemala. Carnegie Institution of Washington, Washington, D.C. PICKHANDS, M., 1986. The hero myth in Maya folklore. In: Gossen, Gary. Ed. Symbol and meaning beyond the closed community: essays in Mesoamerican ideas. Institute for Mesoamerican Studies, The University at 21
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
Albany, State University of New York. POLLARD ROWE, A., 1981. A century of change in Guatemalan textiles. The Center for Inter-American Relations, N.Y. PRECHTEL, M., 2005. The disobedience of the daughter of the sun. A Mayan tale of ecstasy, time, and finding one’s true form. North Atlantic Books, Berkeley, California. QUIRÍN DIESELDORFF, H., 1984. X Balam Q’ué, el Pájaro Sol. El traje regional de Cobán. Museo Ixchel del Traje Indígena de Guatemala. SAPPER, K., SELLER, E. en TERMER, F., 1998. Estudios q’eqchi’es: etnógrafos alemanes en las Verapaces. Yax Te’ Foundation, California. SHAW, M., 1971. According to our ancestors. Summer Institute of Linguistics, pub. 32. Norman: University of Oklahoma. TEDLOCK, D., 1996. Popol Vuh: the Mayan book of the dawn of life and the glories of gods and kings. Simon & Schuster, Inc., New York. THOMPSON, J. E. S., 1987 [1970]. Historia y religión de los mayas. Traducción F. Blanco. Siglo Veintiuno, Mexico. VAN AKKEREN, R., 2000. Place of the lord’s daughter. Rab’inal, its history, its dance-drama. Research School CNWS, Leiden, The Netherlands.
TRANSATLANTISCHE HANDEL REEDS 14.000 JAAR GELEDEN ? Duits bioloog en experimenteel archeoloog probeert oversteek Atlantische Oceaan met rieten boot (in de voetsporen van Thor Heyerdahl) UTE DETEMMERMAN -WALTERSCHEID Dominique Görlitz (°15 Juni 1966 in Gotha), sinds zijn jeugd gefascineerd door de tochten van Thor Heyerdahl, wil het bewijs brengen dat reeds 14.000 jaar geleden zeevaarders met hun rieten zeilboten erin slaagden tegen de wind in te zeilen. Rotstekeningen in Egypte en ook in grotten in Spanje bewijzen volgens hem, dat zij met hun zijzwaard-rietboten in staat waren tegen de wind in te zeilen en zo ook de terugreis naar Europa konden volbrengen. Dit zou voor de hedendaagse archeologie baanbrekend zijn, want het zou aantonen dat de prehistorische zeevaarders kennis konden overbrengen over nieuwe bronnen van grondstoffen, planten, handelspartners of plaatsen voor kolonisten. Een ander bewijs is voor Görlitz - bioloog van beroep - de aanwezigheid van sporen van nicotine en cocaïne in Egyptische mummies. Tot nu toe ging men ervan uit dat zaden wel door de golven getransporteerd konden worden, maar rietboten bleven volledig buiten het blikveld van de onderzoekers. Hij doctoreert trouwens over „Transatlantischer Kulturpflanzentransfer in der Vorzeit” aan de Rheinische Friedrich- WilhelmsUniversität te Bonn. Thor Heyerdahl had al kunnen bewijzen dat prehistorische rieten boten maanden lang kunnen blijven drijven (1). Maar hij slaagde er niet in aan te tonen hoe men kon terugkeren naar huis, omdat zijn zeilboten alleen vóór de wind konden zeilen. Daarom 22
heeft hij bij de archeologen wel verbazing uitgelokt, maar geen echt nieuwe denkpiste. Zij blijven overtuigd dat de mensen van het stenen tijdperk alleen in de beschermende nabijheid van een kust voorzichtig van een landplaats naar de volgende durfden zeilen. Dominique Görlitz begon al meer dan 16 jaar geleden te experimenteren. Een eerste grote reis deed hij met zijn rieten “ABORA II”, 1164 zeemijlen op de Middellandse zee. Görlitz is tevens astroarcheoloog en herontdekte een oriëntatiesysteem dat mensen in het stenen tijdperk gebruikten. Hiermee wordt voor de eerste keer een logische uitleg gegeven over de origine van de sterrenbeelden. (Vergeet niet: onze sterrenbeelden zijn eigenlijk vrij willekeurige combinaties van sterren die sterk kunnen variëren in lichtsterkte, omdat zij niet bij elkaar horen, maar vaak vele lichtjaren van elkaar verwijderd zijn. Merkwaardig is wel dat de benamingen kunnen verschillen van cultuur tot cultuur, maar dat de figuren bij de meeste volkeren dezelfde zijn. Een typisch voorbeeld is de constellaties die wij de Grote en de Kleine Beer noemen, met de Poolster in de ‘staart’ van dat laatste sterrenbeeld.) Volgens zijn theorie stellen de sterrenbeelden geen goden of helden voor, maar duiden ze wel op het verloop van stromingen en kustlijnen. Hiermee zouden de mensen reeds vóór de laatste ijstijd in volle zee hebben kunnen navigeren, zoals ook aan de andere kant van de wereld gebeurde
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
bij de Polynesiërs (2). De reis met de rieten boot Abora II verliep met het sterrenbeeld Maagd als richtsnoer en leverde sensationele resultaten op over het gebruik van de oude sterrenbeelden. Over zijn ervaringen op deze reis vertelt hij in zijn boek “Mit dem Schilfboot durch das Sternenmeer”.
Dilmun werd aan het Titicacameer gebouwd volgens de oude techniek van de Aymara. Stapelloop en eerste experimenten gebeurden op het stuwmeer van Wangenheim. Vervolgens werd het vlot getest op het Bodenmeer, waar het wegens windstilte terug in de haven moest getrokken worden.
Het onderzoek van Görlitz bewijst niet alleen indirect dat reizen op zee tussen Europa, Afrika en Amerika al in het stenen tijdperk plaats konden vinden, maar ook dat deze zeevaarders zich met grote precisie op zee konden oriënteren. Het door hem ontdekte systeem van navigatie op sterrenbeelden geeft ons een duidelijke indruk van de efficiënte methodes van de zeevaarders uit de prehistorie.
Abora I Dit schip, dat tussen 1996 en 1997 werd gebouwd en getest, was een rieten boot zonder kiel die met hulp van de zijzwaarden dwars en tegen wind kon gemanoeuvreerd worden. Een zeevaart van Alghero naar Piombino leverde inzichten op voor de volgende expedities met Abora II en Abora III.
Zoals velen werd Dominique Görlitz in zijn jeugd gefascineerd door de berichten van Thor Heyerdahl. Al vroeg begon hij met zijn medeleerlingen kleine boten te bouwen en op het riviertje de Nesse in Thüringen te testen. Later begon hij met Dilmun I (Dilmun was een heilige plaats in de Sumerische mythologie (1). Dit was een 11m lang en 8 ton zware rieten vlotboot. Görlitz bouwde hem ter gelegenheid van de 20 jarige herdenking van de oversteek van de RA II over de Atlantische Oceaan, van Safi (Marokko) naar Barbados. Hij testte de boot uit in de Baltische Zee nabij Greifswald, maar de mogelijkheid om te manoeuvreren bleek teleurstellend beperkt.
Abora II Abora II zeilde in 2002 vanuit het Egyptische Alexandrië over de Middellandse Zee naar Cyprus en terug. Görlitz wilde bewijzen, dat ook met boten uit riet en hout in het stenen tijdperk zeiltochten op volle zee tegen de wind mogelijk waren.
Dilmun II Die Dilmun II was een rieten vlotboot van ongeveer 6m lengte en werd in 1993 volgens voor-Egyptische rotstekeningen met beweeglijke zijzwaarden gebouwd. Hij testte de boot in het stuwmeer van Wangenheim (Zuiddtsl.). Dit ontwerp kon gemakkelijk onder een hoek van minder dan 90° aan de wind zeilen, d.w.z. tegen de wind in. Wat als prestatie beter is dan bijvoorbeeld de grote vierkant getuigde Portugese zeeschepen van ca. 1550. Dilmun III De Dilmun II werd licht veranderd en in 1994 onder de naam Dilmun III getest tijdens de Kieler Woche (groot evenement van de zeilwereld). Hier kon bewezen worden dat dit model de condities op volle zee kon weerstaan. Dit model werd daarom het fundament van de latere experimenten met rieten boten onder de naam Abora. Dilmun IV Görlitz heeft het plan om in 2010 met Dilmun IV de Atlantische Oceaan in west-oostelijke richting te doorkruisen en wil daarmee definitief het bewijs leveren van zijn hypothese: dat het met primitieve boten reeds in het stenen tijdperk mogelijk was, overzeese handel te drijven.
Abora III Deze tocht werd omwille van zijn sensationeel karakter vooral door de Duitse pers goed opgevolgd. In Nederlandse kranten verschenen enkele korte berichtjes; in Vlaamse kranten vonden we slechts één enkel, goed geïllustreerd artikel van één bladzijde in de regionale krant Het Belang van Limburg! Abora III was 12m lang en 4m breed en vertrok op 11 juli 2007 vanuit New York met als doel via de Atlantische Oceaan naar Spanje te zeilen. Het grootste deel van de boot werd ook deze keer in Bolivie gevlochten door de Aymara-Indianen die reeds voor Thor Heyerdahl gewerkt hadden. Anders dan voor de papyrusboten van Heyerdahl, RA I en RA II, werden nu zijzwaarden met een lengte tot 5m gebruikt, waardoor de boten minder afdrijven en een betere navigatie aan de wind mogelijk wordt, zoals Görlitz ontdekt had op de rotstekeningen uit de steentijd, die hij al sinds 15 jaar verzamelde. Een ander bewijs voor de mogelijkheid de oceaan over te steken in de oudheid, ziet hij in de sporen van tabaksbladeren in de mummie van Ramses II (1298 1213v.Chr.) Men heeft ook in Egyptische graven resten van de Mexicaanse tabakskever gevonden. Omdat de tabaksplant uit de Nieuwe Wereld afkomstig is en buiten Amerika pas na Columbus bekend werd, zou dit een belangrijke aanwijzing zijn voor mogelijk zeer vroege reizen over de Atlantische Oceaan. De tocht had van bij het begin te kampen met ongunstige winden. Na 6 weken had Abora III een zware storm te doorstaan die 3 dagen duurde. Hoge golven beschadigden de achtersteven en twee zijzwaarden. Wat nog te gebruiken was werd uit het achterste deel van het boot gered. 23
TIJDSCHRIFT - Nr 4 - 2010
Het experiment moest uiteindelijk ongeveer 900 km vóór de Azoren afgebroken worden, want nog een onweer zou voor de elf bemanningsleden te riskant geworden zijn. Zij stapten over in de begeleidende boot. Het rieten schip met zijn radarreflector werd aan de zee en de winden overgelaten. Ondanks het feit dat de tocht vóór het einde moest afgebroken worden, spreekt Görlitz van een positief resultaat na 56 dagen op zee. Hij is vast van plan, na beëindiging van zijn proefschrift, een nieuwe poging te wagen om de Atlantische Oceaan over te steken. Een interessant resultaat leverden ook de onderzoeken met zaden (kokosnoot, katoen en pompoen) die Abora in een sleepnet achterna trok. Zij werden onderzocht in het Institut für Pflanzengenetik und Kulturpflanzenforschung te Gatersleben. Zij bleken na die lange maanden in het zoutwater onvruchtbaar. Dit zou betekenen dat transcontinentale import van cultuurgewassen alleen per boot mogelijk is en niet, zoals tot nu toe aangenomen, als drijvend goed op de zeestromingen (3). Görlitz is dus op zoek naar kapitaalkrachtige sponsoren om de reeks Abora-experimenten voort te zetten met de nodige aanpassingen dankzij de ervaringen van de vroegere tochten. NOTEN 1. Zie: Martens, J., Thor Heyerdahl. De Kon-Tiki man, in: Instituut voor Amerikanistiek, 2010/1, p. 120. 2. Cuyvers, L., Setting sail (Met volle zeilen), Besproken in dit tijdschrift als: Een maritieme geschiedenis van de Grote Ontdekkingen, in: Instituut voor Amerikanistiek, 2007/4, p. 26-28. 3. Dit had Heyerdahl decennia geleden al vooropgesteld vanaf zijn allereerste reis met de Kon-Tiki (1947), zie voetnoot 1 en Heyerdahl, Th., Tussen de continenten, Baarn, De Boekerij. 1975. Görlitz met de Abora III op de Bodensee.
24
LIDGELD 2011 Onze leden worden vriendelijk verzocht hun jaarlijkse bijdrage van 35 te storten op de rekening van het Instituut voor Amerikanistiek nr. 320-0227942-62. U kunt ook steunend lid van onze vereniging worden door het storten van 50 of meer . Wat biedt U het lidmaatschap van het Instituut voor Amerikanistiek vzw? - U kunt gratis alle lezingen bijwonen die wij organiseren - Als lid ontvangt U gratis 4 tijdschriften per jaar toegestuurd. Deze tijdschriften bevatten enkele interessante onderwerpen en informatie over de laatste ontwikkelingen in de amerikanistiek. Wie over een internetaansluiting beschikt ontvangt bovendien de tijdschriften in pdfversie (dus in kleur). - U wordt regelmatig op de hoogte gebracht van de tentoonstellingen die in binnen- en buitenland georganiseerd worden i.v.m. amerikanistiek. Bij sommige wordt een bezoek georganiseerd aan zeer democratische prijzen. Doe uw betaling liefst nog in de maand januari en met bijgevoegd overschrijvingsformulier. Hartelijk dank. Fragment van de muurschilderingen in San Bartolo, El Petén, Guatemala. Een uitgebreid artikel hierover verschijnt in één van onze volgende tijdschriften.