INSTITUUT INSTITUUT VOOR AMERIKANISTIEK VZW
VOOR
AMERIKANISTIEK ANTWERPEN 338
Secretariaa Archimedeslaan 3 2650 Edeger Tel: 03/457 .60.7
NIEUWSBRIEF MAART 1998
.
. -
Mummie uit Moyobamba (Noord-Peru)
Verantwoordelijke Uitgever: Johan DAELMAN, Schoolstraat 3, 2340 Beerse.
Tel: 014/61.15.67
r
DE MUMMIE VAN WARIWILKA Dr. KARL REINHARD Ik ben fysisch antropoloog, gespecialiseerd in de . een gewelddadige dood. De gapende opening aan studie van mummies en het gerechtelijk onderzoek de linkerzijde van de schedel is ontstellend identiek naar de doodsoorzaak van lijken. In Lincoln, aan die van verschillende moordzaken die ik in Nebraska, ben ik de expert raadgever in het onder- Nebraskaheb onderzocht. Nochtans is het verhaal zoek bij moordzaken. van de dood van deze mummie veel complexer dan dat van een zinloze moord. De mummie werd Gedurende een maand brachten mijn vrouw en ik begraven samen met textielvoorwerpen en maïs in een bezoek aan Huancayo in Peru om Spaans te het ceremonieel complex van Wariwilka. Aan één leren om ons gezamelijk werk op Zuid- van zijn benen werd een roofvogel vastgebonden. Amerikaanse mummies te vergemakkelijken. Ik Archeologen denken dat dit individu ter dood wou ook ontsnappen aan de meer griezelige gebracht werd tijdens een oude Andes ceremonie. aspecten van mijn werk. Nochtans zijn, zoals vele criminologen hebben ondervonden, moordzaken Bij een tweede bezoek onderzoeken we de mummie niet te vermijden, zelfs indien men ver van huis op meer in detail. De voornaamste doelstellingen van onze analyses zijn het bepalen van het geslacht en reis 1s. de leeftijd van het individu, het evalueren van de Beverly Stuart en Lucho Hurtado, onze gastheren pathologie bij leven, het bepalen van de doodsin Huancayo, introduceren ons in de cultuur en de oorzaak en tenslotte het bepalen van de houding archeologie van de Mantaro Vallei en stellen ons van het lichaam na de dood. Vóór we met de voor aan de twee belangrijkste archeologen van analyse kunnen starten, moeten we nagaan of de Huancayo, met name Sergio Castillo en Manuel mummie gedegenereerd is sedert zijn ontdekking Gonzalo Calderón Lozo. Dankzij Beverly en in de jaren '60. Lucho ontmoeten we bovendien een vijfde individu dat weldra een belangrijk deel van ons leven zou Mijn echtgenote, Debra K. Meier, experte in de gaan uitmaken: de mummie van Wariwilka. bewaring en het tentoonstelllen van historisch organisch materiaal, onderzoekt de ontaarding Tijdens een eerste bezoek aan de site van W ariwilka van de mummie na de opgraving. Eerst bestudeert merken we dat de mummie tekenen vertoont van zij de lichtcondities in het museum van de
2
Wariwilka site, waar de mummie wordt tentoongesteld. Debra komt tot het besluit dat deze optimaal zijn voor het bewaren van mummies. Vervolgens bekijkt zij de algemene omgevingscondities. Ook deze vindt zij ideaal voor de bewaring van organisch archeologisch materiaal. Tenslotte zoekt Debra naartekenen van ontbinding, een veel voorkomend verschijnsel bij tentoongestelde mummies. Zij heeft tijdens haar vroegere onderzoeken ontdekt dat insekten, vooral kevers, dikwijls tentoongestelde mummies teisteren. In het geval van de Wari wil ka mummie is er even-wel geen bewijs van enige insektenactiviteit, noch in de tentoonstellingskist, noch op de mummie zelf. De Wariwilka mummie vertoont ook geen tekenen van schimmel, een ander probleem bij mummies. Besluit: er is geen bewijs van biologische degeneratie van de mummie sedert zijn opgraving. De zwaartekracht kan ook mechanische schade aanbrengen aan kwetsbare, gemummificeerde resten, maar ook hier vindt Debra weinig beschadiging. De onderkaak die op haar plaats gehouden wordt door zacht weefsel, is na de opgraving gebroken. Toch zijn de kaak en alle tanden aanwezig in de tentoonstellingskist. Dit betekent dat de mummie in uitstekende conditie verkeert en geen belangrijke tekenen van ontaarding vertoont sedert zijn opgraving. Zoals bij de gerechtelijke onderzoeken in Nebraska, zochten Debra en ikzelf naar indicaties over geslacht en leeftijd. Anthropologen hebben een aantal technieken voor beenderonderzoek ontwikkeld die helpen bij de sexbepaling. Zacht weefsel dat het bot bedekt, hindert de beenderanalyse. Bij de Wariwilka mummie is veel van het zachte weefsel door de jaren heen ontbonden en zo werden takrijke aanwijzingen over het geslacht zichtbaar op het skelet. De schedel geeft hierover geen aanwijzing. De onderkaak is meer mannelijk dan vrouwelijk, maar de vorm van de oogholtes en de wenkbrauwbogen vertonen kenmerken van beide geslachten. We gaan nu verder naar de bekkengordel. De stompe hoek die gemaakt wordt tussen het schaambeen en de bekkengordel wijsterduidelijkopdatde Wariwilka mummie vrouwelijk is. Nadien probeerden we de leeftijd van de vrouw op het ogenblik van het overlijden te bepalen. Alle
tanden waren volledig doorgebroken, wat verwijst naar een individu ouder dan 19-20 jaar. Er is vrijwel geen slijtage op de kauwvlakken zichtbaar, ofschoon prehistorische mensen dikwijls abrasief voedsel gebruikten. Zij gebruikten hun tanden ook voor andere doeleinden, zoals het strippen van vezels. Dit gaf aanleiding tot tandabrasie rond de 35 jaar. Bij deze mummie is enige slijtage van de rechter onderpremolaren zichtbaar, vermoedelijk veroorzaakt door het bewerken van vezels voor het weven. In ieder geval toont de algemene afwezigheid van tandslijtage dat deze vrouw vrij jong was toen zij werd gedood.
Het is duidelijk dat twee hevige klappen op de schedel de jonge vrouw hebben gedood.
De beenderen leveren een beter bewijs van de leeftijd op het ogenblik van haar dood. Twee plaatsen zijn hierbij van uitzonderlijk belang: het bovenheupbeen (labiumextemum v.d. cristailica) en het sleutelbeen (clavicula). Van alle beenderen zullen deze twee zich het laatst ontwikkelen. We stellen vast dat de vrouw gedood werd tussen de leeftijd van 20 en 25 jaar, daar de epiphysen, afzonderlijke beenderen die pas op volwassen leeftijd aaneen groeien, in beide regio's onvolledig zijn vergroeid. Het is duidelijk dat het meisje stierf door twee hevige slagen op het hoofd. Aan de linkerzijde van de schedel is een gat van 2,4 cm lang en 0,9 cm 3
breed. Het been brak weg van het gat naar de binnenkant van de schedel. Dit is een typisch "botte kracht trauma" zoals dat ook waargenomen wordt in de moderne criminologie. De zachte weefsels, schedelhuid en haar die het gat omringen, trekken zich terug van de wonde, wat kenmerkend is voor schedelletsels. "Botte kracht trauma" veroorzaakte ook het tweede gat, 4 cm bij 3 cm, aan de linker frontale zijde van de schedel. Twee grote breuklijnen verlopen zigzaggend vanaf deze opening, één naar de schedelbasis, een andere naar de voorkant van de schedel. Er is nog een andere breuk in de bekkengordel ter hoogte van het schaambeen. Het is niet uit te maken of deze breuk ontstaan is vóór of na haar dood. Eénmaal we de doodsoorzaak bepaald hebben, kunnen we verder onderzoeken hoe het lichaam werd behandeld na de dood. We vinden geen enkele poging tot artificiële mummificatie of andere bewerking van het lichaam. Experten noemen dit een "huid en beendermummie". Enkel de spieren, de huid en de beenderen bleven bewaard. De ingewanden zijn vergaan. De afwezigheid van inwendige organen is niet verwonderlijk. Na de dood ondergaan ingewanden autolysis, een proces van zelfontbinding. Tijdens deze autolysis ontbinden organen op cel- en weefselniveau tot volledige vernietiging. Heel verwonderlijk zijn ogen, neus en aangezichtsweefsel goed bewaard gebleven.
Terwijl er geen aanduiding is van hedendaagse insekten, vinden we overvloedige bewijzen van vroegere insekten-activiteit: boorgaten van 4
vleesetende kevers aan de rechterzijde van de schedel en ingekapselde vliegenpoppen in het haar en in de lichaamsholten. Aangezien kevers het lijk binnendringen vanuit de grond, kunnen we stellen dat de rechterzijde van het lichaam, die in contact was met de grond, pas na de dood door insekten is geïnfiltreerd. Het duurt verscheidene weken vóór zich een extreme insektenactiviteit ontwikkelt, zodat het zeker is dat het lichaam gedurende verschillende weken op de grond lag. Tenslotte, het bloed, dat het haar van de vrouw aan de rechterkant bedekte, toont aan dat het lichaam op de rechterzijde viel en in die positie bleef. Het is mogelijk dat de dood intrad op de plaats waar de mummie gevonden werd, nl. binnenin de Wariwilka tempel. Na de doodslag werd het lichaam voor verrotting verscheidene weken in open lucht gelaten en nadien met aarde bedekt. De ontbinding gebeurde dus grotendeels, zoniet volledig, vóór dat het lichaam bedekt werd. Daarna stopte de ontbinding. Uit het onderzoek van de zachte weefsels, het skelet en de tanden van mummies, kunnen we veel informatie verkrijgen over de activiteiten en het dieet van vroegere volkeren. In het geval van de W ariwilka mummie moet de analyse van beenderen en zachte weefsels nog wachten op verdere, meer gedetailleerde studies. Nochtans vertellen de tanden van de mummie ons een en ander over het leven van deze vrouw. Zoals eerder vermeld, vertoot één kies een lichte slijtage, kenmerkend voor personen die hun tanden gebruiken bij het bewerken van plantaardige vezels. We besluiten daaruit dat de vrouw matten en manden weefde met ruwe vezels die ze met haartanden van bladeren afstroopte. De drie gaatjes op de kauwvlakken van de kronen en de twee aan de kroonhalzen zijn kenmerkend voor een koolhydraten- en suikerrijk dieet. In de linker onderkaak lopen de caviteiten van de kronen tot de wortels en hebben het aangrenzend been geïnfecteerd. Aan de andere kant van de kaak heeft een gelijkaardige infectie een abces veroorzaakt waardoor een van de tanden verloren ging, lang vóór haar dood. Gezien tandcariës veel voorkomt bij personen met een dieet dat rijk is aan koolhydraten, is men geneigd te besluiten dat deze jonge vrouw behoorde tot de hogere klasse, voldoende begoed om zich dergelijk
voedsel te kunnen veroorloven. Dit besluit kan evenwel pas genomen worden wanneer vergelijking met andere skeletten mogelijk wordt. Bovendien kan de overtollige kies in de bovenkaak van de vrouw een genetisch kenmerk zijn van een bepaald deel van de bevolking.
we reeds een groot deel on dekt omtrent de mummie van Wariwilka. Er blijft evenwel nog veel te leren. Antwoorden op de misteries en geheimen van de Wariwilka mummie zullen gevonden worden wanneer specialisten in andere domeinen ons onderzoek zullen verder zetten.
Deze vrouw werd geslagen, lang vóór ze stierf; een van haar fronttanden is gebroken en vertoond een zwarte verkleuring. In mijn onderzoek van skeletten en mummies in Peru, is de frequentie van geweld-dadigheid tussen personen laag. In het geval van de 131 skeletten uit de formatieve periode die ik onlangs met Gretchen Nelson, één van mijn studenten, bestudeerd heb, vonden wij slechts twee gevallen van geweld; in beide gevallen ging het om een gebroken neus. Bij alle 180 Peruviaanse mummies die ik heb helpen onderzoeken, vertoonde slechts één duidelijke tekenen van doodslag. In het oude Peru gebeurde geweld dikwijls in een rituele context. Dit is ook het geval bij de Wariwilka mummie. Daar zij gevonden werd in een Wari tempelcomplex, met een roofvogel aan haar voet gebonden, veronderstellen we dat ze een menselijk offer was.
Vertaling: RITA LAMMERTYN
Een roofvogel aan haar voet gebonden. Vragen rondde Wariwilkamummie vergen verder onderzoek. Wanneer werd zij gedood? Wat was haar dieet? Aan welke ziektes leed zij? Welk werk deed zij? We doen momenteel beroep op het Nationaal Instituut van Cultuur om toelating te bekomen beenderstalen te onderzoeken. We zullen veel vernemen uit de Carbon-datering van haar beenderen. Chemische analyse van het geraamte zullen ons meer vertellen over de aard en de hoeveelheid vlees en planten die zij at. Analyse van haarstalen zullen chemische kenmerken van haar cocagebruik detecteren. Radiografisch onderzoek zal ons duidelijkheid geven over eventuele kinderziektes, tumoren, fracturen en infectieziektes. Bestudering van de musculatuur zal ons informeren over de aard van het werk dat zij verrichtte. De voorgestelde onder-zoeken zijn niet destructief of maken gebruik van minieme beender- en weefselstalen. Met de technische middelen en vaardig-heden waarover de fisische antropologie beschikt, hebben
LILIANE GRONERT FONDS VZW HET SPECIALE FONDS VOOR KINDEREN MET EEN HANDICAP IN ONTWIKKELINGSLANDEN. De aanwezige leden op de lezing "Vandaag leven met afstammelingen van de Inca's" door Dhr. Miel Claes, zullen ongetwijfeld terugdenken aan een zeer boeiende avond. Met het lidgeld van U allen worden o.a. de sprekers vergoed. Dhr. Miel Claes weigerde echter het geld in ontvangst te nemen, maar vroeg dit bedrag op het Liliane Gronert Fonds vzw. te storten. Dit is uiteraard uitgevoerd. Naar aanleiding van de storting heeft de vereniging een brief ontvangen, waarvan wij U hierna de inhoud weergeven.
"Geachte Mevrouw, Mijnheer, Graag bevestigen wij de goede ontvangst van uw bijdrage van 5. 000 fr. die in de loop van de maand september aan onze vereniging werd overgemaakt voor kinderen en jongeren met een handicap in ontwikkelingslanden. Hartelijk dank voor deze gift. De vaak ongekende inzet van zovele mensen over alle grenzen heen heeft in het leven van duizenden kinderen de zon weer doen schijnen. Vanuit een gezamelijk gedragen solidariteit kunnen we meer kinderen beter helpen. Voor uw concrete steun hierbij zijn wij u zeer dankbaar. Wij willen u ook graag in de toekomst op de hoogte blijven houden van de lopende initiatieven. Met vriendelijke groeten, get.: Céline Marynissen Coördinator "Liliane Gronert Fonds." Graag willen wij nog de coördinaten van het Liliane Gronert Fonds mededelen. Aarzel niet om met hen contact op te nemen voor meer informatie. Liliane Gronert Fonds vzw. Abdijstraat 40a, 2260 Tongerlo Telefoon: 014/54.50.03 Fax: 014/54.92.39 Banknummer: 785-5457526-20 t.a.v. COi-Liiiane Gronert Fonds Bankstraat 71, 3000 Leuven 5
r
HET CONSERVEREN VAN MUMMIES EEN PROBLEEM VOOR MUSEA
Debra K. Meier Mummies en hun begeleidende artefacten zijn vooral belangrijk omdat zij meer informatie verstrekken dan om het even welke andere archeologische vondst. Nochtans baren mummies de specialisten veel zorgen bij conserveren en tentoonstellingen. Één probleem is te wijten aan de diversiteit van de artefacten die bij mummies worden gevonden. Naast het gemummificeerde lichaam zelf omvat een typische Zuid-Amerikaanse mummiebundel ook doeken, ceramiek, leder, beenderen, schelpen, metaal, vezels en houten voorwerpen. Ieder type artefact stelt speciale eisen bij conservering. Naast de zorgen die de verschillende artefacten bij de bewaring stellen, vertoont de mummie zelf soms tekenen van ontbinding. Dit proces kan verschillende jaren duren, maar uiteindelijk gaat een belangrijk specimen verloren. Slechts weinig musea beschikken over voldoende geld en ervaring om permanent zorg te dragen voor de mummies. Bekijk eens heel aandachtig de mummies wanneer je musea bezoekt. Je kan het vervalproces van de mummies voor je ogen zien. Je ziet dikwijls kleine gaatjes in de huid en zelfs in de beenderen van de mummies. Soms bemerkje een bruine stoflaag op de bodem van de kist. Beiden zijn het resultaat van insektenactiviteit. lndezomervan 1996onderzocht ik musea in Peru op tekenen van mummiedecompositie. Mijn bevinding was dat insekten de belangrijkste oorzaak waren van ontbinding. Zij eten de mummies letterlijk op. Soms vernietigen zij mummies in enkele maanden. Sommige mummies daarentegen droegen deze destructieve beestjes gedurende meer dan twintig jaar met zich. Ander vormen van ontbinding zijn met het blote oog niet zichtbaar. Ook bacteriën en schimmels dragen bij tot de ontbinding van mummies. Vele experten beschouwen schimmels als zeer 6
destructief. Nochtans werd de juiste impact van bacteriën en schimmels nooit eerder geëvalueerd bij Zuid-Amerikaanse mummies. In de herfst van 1996 begon ik de huidweefsels van mummies uit de Moquegua in Zuid Peru te onderzoeken met een scan electronen microscoop (SEM). Met de SEM kon ik de oppervlakte structuur van mummies duizenden malen vergroten om de details van de huid te bekijken. De zwamstrengen of hyphae waren zichtbaar bij enkele stalen. Schimmels waren duidelijk aan het groeien op de huid van sommige mummies, maar ik vond geen bewijs van oppervlaktebeschadiging door deze schimmels. Het besluit van dit voorlopig onderzoek is dat schimmels groeien op mummies, maar of dat nu een ernstige bedreiging vormt voor de conservering blijft een open vraag. Dit komt doordat schimmels op het oppervlak van mummies groeien en materiaal verteren uit hun onmiddellijke omgeving. In tegenstelling tot insecten graven ze niet onder de oppervlakte. Een ander mogelijk probleem is de chemische aantasting van mummies in musea van grote steden of in de omgeving van zones met hevige industriële luchtvervuiling. Deze bedreiging voor het bewaren van mummies werd echter nog niet geëvalueerd. In theorie zou de grootste dreiging komen van zwavelzuur en roet. Zwavelzuur vormt zich bij de emissie van zwavel, gecombineerd met mist. Bepaalde delen van het Andes-kustgebied vertonen de juiste condities om zwavelzuur in de athmosfeer te produceren. Zwavelzuur zou de protheïnen van de weefsels kunnen aantasten. Uitlaatgassen en industrieel roet kunnen neerslaan op de mummies en het estethisch uitzicht ervan doen teloor gaan. Moderne musea en analyse laboratoria moeten daarom ver van athmosferisch pollutiebronnen gebouwd worden.
Naast het gevaar van biologische en chemische invloeden, kan ook mechanische druk de mummies doen breken. Mummies van Zuid-Amerika, vooral die uit de Atacama regio, zijn bewaard gebleven door uitdroging. Door dit uitdrogingsproces worden de mummies uiterst broos en kwetsbaar. Het verplaatsen en zelfs het opslaan van mummies kan breuken veroorzaken. Ik onderzoek op dit ogenblik de effecten van het transport en het stockeren van een mummie die op het einde van de 17de eeuw verscheept werd van Arica (Chili) naar Lincoln in Nebraska. Alhoewel de mummie aan de buitenkant in goede staat schijnt te verkeren, toont een CT-scan inwendige mechanische breuken. Vooral in de nekstreek is een barst zichtbaar. Het gaat hier vermoedelijk om de wervels. Deze problemen zijn waarschijnlijk te wijten aan de houding van de mummie tijdens tentoonstellingen, stockering en gedurende het
verschepen, waarbij er een lichte druk op de nek was. Het bewaren van mummiecollecties in musea is een groeiend probleem. Het groot aantal opgegraven mummies uit het Andesgebied in beschouwing genomen, is er een nijpend gebrek aan museologen die getraind zijn in mummiestudies. De kostprijs om de ontbinding van mummies onder controle te houden ligt voor vele musea te hoog. In de meeste musea is er een dramatisch gebrek aan luchtdichte vitrinekasten, fumigatie-materiaal, klimaat regelende toestellen, en andere dµre zaken die nodig zijn voor de goede bewaring van mummies. Ik kan slechts hopen dat hieraan tijdig verbeteringen worden aangebracht, vóór volledige mummiecollecties van bepaalde musea verloren gaa~: _ . Vertaling: RITA LAMMERTYN
ALLERLEI
LEZINGEN VAN HET CENTRUM VOOR MEXICAANSE STUDIËN Prinsstraat 9 te Antwerpen Deze lezingen zijn gratis toegankelijk mits aankondiging. Tel: 03/220.44.42 - Fax:03/220.44.37 E-mail:
[email protected] Lezingen: Rodestraat 14
* * * Dr. Mario OJEDA Embajador de México ante la Unesco, Paris
"México ante el mundo actual"
VENEZUELA AMIGA Inlichtingen: Ingrid Verbeeck Tel/fax: 00/239.71.86
Venezolaans Openluchtfeest 'verbena' Zondag 28 juni Terkamerenbos te Brussel
LEZINGEN VAN DE "VERENIGING VAN DE AMERIKANISTEN VAN BELGIË" Jubelpark 10 te 1000 Brussel Alle lezingen gaan door in de conferentiezaal Ingang Albert & Elisabeth Deelname: 200 Bef. (studenten -26 jaar: 100 Bef.)
jueves 19 de marzo de 1998 - 18.00 horas
* * * * * * Woensdag 11 maart te 18h30 Dra. Marie-Christine RENARD Investigadora de la Universidad Autónoma de Chapingo (Departamento de Sociologfa Rural), Estado de México
''El eco de la rebelión zapatista a nivel nacional e international" jueves 26 de marzo de 1998 - 18.00 horas
"Sur les traces des Indiens" door Jean-Luc CHARLIER
* * * Woensdag 1 april te 18h30
"L'Institution du sacrifice chez les Mochicas" Données archéologiques et iconographiques door Daniel ARSENAULT 7
LAND IN DE KIJKER
Venezuela is een federale republiek gevormd door 22 staten, 1 federaal district en 72 eilanden onder federaal beheer.
Situering Zuid-Amerika- 912.050 km2- hoogste top: Pico Bolivar 5.007 m. 4 klimaatzones volgens de hoogte (warm, gematigd, fris, koud). Gemiddelde temperatuur te Caracas: juni/oktober: 17 à 30 °C november/mei: 12 à 25 °C Seizoenen: droog:november/april regen: mei/oktober Kustlengte: 3.726 km. Grenzen: 5.250 km; met Colombië 2.250, Brazilië 2.250, (voorheen Brits) Guyana 750. Bevolking 21 .200.000 inwoners: Mestiezen 69% Blanken 20% Zwarten 9% Inheemsen 2 % . Grote Steden Caracas (3.000.000 inw.): hoofdstad Maracaibo: petroleumcentrum Valencia-Maracay: industrieel centrum Ciudad Guayana: mijncentrum 8
Taal Spaans
Godsdiensten Katholieken 96%, protestanten 2%, joden 8.000. Grondstoffen In percentage: wouden 53, weiden 23, gecultiveerde grond 2. Gewassen: Maïs, suiker, koffie, kookbananen, bonen, aardappelen, cacao, kokos, tabak, kruiden, katoen. Dieren: Runderen, geiten, schapen, varkens, paarden. Visvangst: (vis en parels) Delfstoffen: Petroleum (8 miljard $), kolen, ijzer, goud, nikkel, bismut, vanadium, diamant, bauxiet, mangaan, cement. Andere: leder
7de: 8ste: 1Ode: 1 lde: l 2de: 13de: 14de: 15de:
Wereldranglijst productie ruwe aardolie, bauxiet en sisal aluminium diamant ijzererts bananen kookbananen aardgas avocado's
16de: 17de: 18de: 19de: 20ste:
kopra mango's en vlees van gevogelte appelsienen en rundvee koffie en ananas natuurlijke fosfaten
Munteenheid Bolivar: 1 US $ = ± 500 BS (Bolivares) 1 BEF=± 13,5 BS (febr. 98)
Nationale feestdag 5 Juli
Gescheiden van Groot-Colombïe in 1830. Labiel, revoluties en dictaturen van 1830 tot 1958. Representatieve democratie sinds 1958. Verkozen presidenten: 1958-1964 : Rómulo Betancourt 1964-1969 : RaUI Leoni 1969-1974: Rafael Caldera 1974-1979: Carlos Andrés Peréz 1979-1984 : Luis Herrara Campins 1984-1989 : Jaime Lusinchi 1989-1993 : Carlos Andrés Peréz 1993-1994: Ramón José Velásquez (interim) 1994: Rafael Caldera
Geschiedenis Ontdekt door Christoffel Columbus in 1498. Onafhankelijkheid: afgekondigd op 19 april 1810 en verklaard op 5 juli 1811, tot het einde toe geleid door Simón Bolivar, de vrijheidstrijder. Onder de eminente helden vinden we: Francisco de Miranda, Antonio José de Sucre, José Félix Ribas en Rafael Urdanete. De slag van Carabobo in 1821 markeert de volledige onafhankelijkheid van Venezuela.
Export Ijzererts (6de op de wereldranglijst), petroleum (7 de), aluminium (7 de), aardgas, diamanten, goud, vis, producten van landbouw en veeteelt.
Import Consumptiegoederen en afgewerkte produkten. Belangrijke invoerders zijn USA (48% ), Duitsland, Japan, Italië en Brazilië.
() Caribbean
Sea
0
Atlantic Ocean
N
À
COLOMBIA
BRAZIL
9
r
TUSSEN QUECHUA E.N SPAA.NS De literaire taal van José Marfa Arguedas
EUGENIA HOUVENAGHEL
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen JOSÉ MARIA ARGUEDAS, SYMBOOL VAN TWEEDELING In 1969 sterft de Peruviaanse romanschrijver, antropoloog en dichter José Maria Arguedas 0 ( 1911) als gevolg van een kogel in zijn slaap die hij zelf heeft afgevuurd. De tragische omstandigheden van Arguedas' dood zijn, volgens Juan Larco, kenmerkend voor heel Peru. Ze komen voort uit de dualiteit van de Peruviaanse gemeenschap. Die sterke tweedeling vinden we terug in de menselijke geografie van Peru. De smalle kuststrook van Noord tot Zuid wordt immers voornamelijk bewoond door een minderheid aan blanken en creolen. De grote massa van indigenas en mestiezen echter - de meerderheid van de Peruviaanse bevolking - leeft in de uitgestrekte gebieden van de Andes. De oppositie kust/ bergstreek geeft ook de tegenstellingen Spaans/ Quechua en blank/indiaan of mesties weer. De verdeeldheid van het Peruviaanse volk vindt zijn oorsprong in de onderwerping van de oorspronkelijke Inca-cultuur door de Spaanse veroveraars. Daarop volgt een lang proces van éénwording en vermenging dat nog steeds niet beëindigd is. Arguedas' levenswerk situeren we in dit vormingsproces van één natie die groeit uit twee culturen, twee ideeën werelden, twee talen. Als kind brengt José Maria Arguedas immers beslissende en gelukkige jaren door temidden van de Indiaanse 10
gemeenschap terwijl hij eigenlijk een zoon is van een blanke advokaat uit de provincie. Arguedas leert eerst Quechua, de taal van indianen en mestiezen. Als jonge man gaat hij leven in Lima en heeft moeilijkheden om zich aan te passen; hij spreekt gebrekkig Spaans en behoort nu tot een wereld die vijandig staat tegenover de Quechuasprekende gemeenschap. Langs de ene kant voelt Arguedas zich als een andino, langs de andere kant hoort hij door zijn afkomst ook niet ten volle tot de Andes. In dit innerlijk conflict vinden we de basis terug van het origineel artistiek getuigenis van de Peruviaanse schrijver. Doorheen zijn werk probeert Arguedas de tweedeling Spaans/Quechua, die hijzelf persoonlijk beleeft, te overstijgen. Vóór de romans van José Maria Arguedas was deze poging tot hereniging tussen twee werelden onbekend in de Latijns-Amerikaanse literatuur. In de jaren twintig wordt wel het indigenismo ingevoerd, dat voor het eerst de Indiaan een functie geeft in de romans en een nieuwe bewustheid inluidt van de sterke tegenstellingen in de Peruviaanse maatschappij. Het indigenismo in de literatuur stelt de Indiaan als een stereotiep voor en beschrijft voornamelijk de onderdrukking en niet de rebellie van de Indianen. Doorheen de boeken van Arguedas zien we hoe de schrijver stapje voor stapje het indigenismo met de traditionele tweedeling achter zich laat. Zijn eerste werk, Agua (Water, 1935), speelt zich af in een klein dorpje in de Andes, uitsluitend in de andino -gemeenschap
dus. Todas las sangres (Al het bloed, 1964), het laatste boek gepubliceerd tijdens het leven van Arguedas, combineert daarentegen de weidse gebieden van de Andes met passages aan de kust; Arguedas doorbreekt het oude dualisme kust/ bergstreek, blank/indiaan of mesties, Spaans/ Quechua.
ARTISTIEKE VERSMELTING SPAANS/QUECHUA Arguedas doorleeft eerst persoonlijk het proces naar tweetaligheid. Zijn eerste taal is immers het Quechua en de jonge Arguedas moet meoite doen om het Spaans te verwerven en zich erin uit te drukken. Dan bestudeert Arguedas de tweetaligheid in Peru als antropoloog. Hij beschrijft de verschillende functies die het Spaans en het Quechua vervullen in het Peruviaanse leven. Hij maakt gewag van de discriminatie van het Quechua en de onmogelijkheid om bepaalde sociale en culturele activiteiten in het Quechua uit te voeren. Ook bestudeert Arguedas de variatie van het Quechua in de verschillende streken van Peru en verdiept zich in de moeilijkheden die de Indianen van de Zuidelijke bergstreek ondervinden om Spaans te leren. Tenslotte verwerkt hij zijn tweetaligheid ook in zijn literair werk. Arguedas heeft als geen ander het Spaans in zijn boeken doordrongen van woorden en wendingen uit het Quechua. Doorheen de taal zorgt Arguedas voor een artistieke vermenging van indiaan en blank. Die vermenging wordt de originaliteit en het taalkenmerk bij uitstek van zijn literair reuvre. In Arguedas' leven en werk vinden we dus zowel de persoonlijke beleving (vestiging in Lima, aanleren van het Spaans) als het wetenschappelijk bewustzijn (antropologische studies) en de artistieke verwerking (in eigen taal van literair reuvre) van zijn tweetaligheid weer. Arguedas schrijft in het Spaans en bij de Indiaanse personnages is het Quechua in dat Spaans aanwezig. Die structuur is de basis van Arguedas' literair taalgebruik. Escobar beschrijft twee moeilijkheden waarmee Arguedas te kampen heeft: 1) de lezer kent geen Quechua en 2) weet dat de Indiaan geen Spaans beheerst. In het literair werk van Arguedas kan de Indiaan zich dus noch in het Quechua, noch in het Spaans uitdrukken. Enkel
schrijven in het Quechua zou, volgens Arguedas, overeenkomen met het maken van een te beperkte literatuur die op voorhand al veroordeeld is om vergeten te worden. Bovendien is het Quechua een orale taal: heel weinig andinos kunnen Quechua schrijven, alhoewel ze de taal dagelijks spreken. Uitsluitend schrijven in het Spaans is dan weer niet geloofwaardig voor de lezer. Daarenboven is het "pure" Spaans niet geschikt om de leefwereld van de andino weer te geven. Voor dit dilemma zoekt Arguedas een artistieke oplossing, door middel van de creatie van een "speciaal" Spaans. Dat speciale Spaans bestaat in werkelijkheid niet (de Indi.anen spreken immers Quechua) maar kan voor de lezer die geen Quechua kent een aanvaardbare uitweg bieden. De lezer van het reuvre van Arguedas wordt geconfronteerd met een reeks van Quechuakarakteristieken in het Spaans op het vlak van zowel vocabularium, syntaxis, als klank. Enkele voorbeelden. Het Quechua is een taal met verbuigingen: ze gebruikt naamvallen waar in het Spaans voornaamwoorden, lidwoorden en voorzetsels ingeschakeld worden. Dit verschil vinden we in Arguedas' "speciale" Spaans weer in de toevoeging van bepaalde achtervoegsels. Verder ziet de indigena de wereld als een geheel dat niet geïndividualiseerd is. Dit globaal wereldbeeld wordt bij Arguedas gesuggereerd door middel van 1) het weglaten van het lidwoord, 2) het verkiezen van het tegenwoordig deelwoord boven andere meer persoonlijke vormen van het werkwoord, 3) de plaatsing van het werkwoord veel later in de zin dan waar het in het pure Spaans zou staan en 4) het weglaten van het voegwoord. Vervolgens roepen sommige typische zegswijzen als "erger dan op de hoogvlakte" of "meer dan de mieren" de wereld van de Andes op. Verder valt ook het gebruik van verkleinwoorden op, klankveranderingen e-i of ou en de verschuiving van de jou-vorm naar de uvorm. Het dient gezegd dat de nieuwe taal die Arguedas creëert, de Quechua-sprekende onmiskenbaar definieert. De literaire taal van Arguedas komt niet overeen met het elementaire Spaans dat de Indianen spreken die in de steden van de kuststreek gaan werken. Nee, dankzij de creatieve ingrepen van Arguedas lijkt het of de Indiaanse personnages in zijn romans ook werkelijk Quechua spreken. Il
THEORETISCHE ONDERSTEUNING Dit creatief discours verbinden we met de theoretische geschriften van Arguedas rond het verschil tussen het "pure" Spaans en het "speciale" Spaans van de andino in zijn literair werk. In 1939 publiceert Arguedas in Buenos Aires een artikel getiteld "Tussen Quechua en Spaans, de angst van de mesties". De titel kan begrepen worden als een verwijzing naar de vervreemding die de bewoner van de Andes ondervindt wanneer hij zijn innerlijke wereld of het berglandschap in het Spaans moet uitdrukken. Er is geen evenwicht bereikt, zegt Arguedas, tussen de authentieke expressie van de andino en het Spaans als verplichte taal. Wanneer de Quechua-sprekende erin slaagt om op correcte wijze zijn innerlijke wereld en het berglandschap van de Andes in het Spaans uit te drukken, zal dat geen puur Spaans meer zijn maar wel een Spaans dat doordrongen is van Quechua. Escobar (1984: 75) beschouwt dit artikel als een strategie van Arguedas om de lezer ook expliciet bewust te maken van het taalprobleem in Peru dat in zijn romans en verhalen impliciet besloten zit. De nieuwe artistieke taal van Arguedas neemt er zodoende, volgens Domfnguez (1977: 20), geen genoegen mee om enkel op het esthetische niveau te blijven bestaan. Ze vervult ook de rol van modeltaal die symbolisch de tegenstrijdigheden tussen twee volkeren en culturen kan overstijgen. Vandaar ook dat Arguedas, naarmate zijn werk vordert, steeds meer de waarde van de beide groepen - zowel de Spaanstalige als de Quechuasprekende - gaat onderstrepen. Het gaat immers niet om een proces van uitsluiting, maar wel om
een zoektocht naar versmelting die de kracht van het Spaans met die van het Quechua combineert. Door de creatie van een Spaans dat geen echt Spaans is maar waarin ook het Quechua aanwezig is, drukt Arguedas uit dat het onmogelijk is weer te keren naar de tijd van de Inca's en probeert voor de toekomst een mogelijke weg te creëren.
GECITEERDE WERKEN DOMINGUEZ, Nestor de Jesus, "El lenguaje artfstico" in El indio de José MarfaArguedas: su ilación con la naturaleza y el universa humano, University of Wisconsin-Madison, 1977. ESCOBAR, Alberto, "Lengua, discurso y escritura" in Arguedas o la utopfa de la lengua, Lima, Instituto de Estudios Peruanos, 1984, 6592. LARCO, Juan, (ed.) "Prólogo" in José Maria Arguedas, LaHabana, Casade las Américas, s.d., 7-20
BELANGRIJKSTE LITERAIRE WERKEN VAN J.M. ARGUEDAS 1941 Yawar fiesta (vertaald bij Meulenhoff als Bloedfeest ) 1954 Diamantes y pedernales (vertaald bij Meulenhoff als Diamanten en vuurstenen ) 1958 Los rfos profundos (vertaald bij Meulenhoff als De diepe rivieren) 1961 El sexto 1964 Todas las sangres 1971 El zorro de arriba y el zorro de abajo
VENTA UNICA DE LIBROS MEXICANOS Como muchos de ustedes sabrán, el Centro de Estudios Mexicanos cuenta con una amplia Biblioteca que abarca actualmente más de 9000 tftulos, referentes a todos los aspectos de México. Por motivos prácticos, hemos decedido poner a la venta nuestros ejemplares dobles al increible precio de 100 FB / kilo. Esta venta unica tendrá lugar los dfas: miércoles 1° de abril da las 13.30 a las 16.30 hrs. jueves 2 de abril de las 18.00 a las 20.00 hrs. viemes 3 de abril de las 10.00 a las 12.00 hrs. sábado 4 de abril de las 10.00 a las 12.00 hrs.
BIBLIOTECA CENTRAL - UFSIA (2° piso) Prinsstraat 9, 2000 Amberes tel: 03/220.44.42 12
PAS VERSCHENEN TIJDSCHRIFTEN Archaeology. 1997, 4 Guli-aug.) Harrington, S.P.M. Earliest agriculture in the New World. Blz. 11, geïll. Schuster, A.M.H. Rituals of the modern Maya. Blz. 50-53, geïll. Conrad, G. e.a. Images of conquest; scholars in the Dominican Republic study a Columbus-era Taino town and some intriguing rock art. Blz. 6061, geïll. Archaeology. 1997, 5 (sept.-okt.) Walker, A.A. Anasazi cannibalism? Blz. 26. Schuster, A.M. The search for site Q. Blz. 42-45, geïll. (Maya) Graham, 1. Mission to La Corona. Blz. 46 (Maya site in Guatemala) Hansen, R.D. Plundering the Peten. Blz. 48-49 Dorfman, J. & A.L. Slayman. Maverick Mayanist. Blz. 50-60, geïll. (Ian Graham, vorser in Mesoamerica) Archéologia. 1997, 336 Uuli-aug.) Clottes, J. & D. Lewis-Williams. Les chamanes des cavernes. Blz. 30-41, geïll. (samenvatting door de auteurs van hun nieuwe ideeën n.a.v. het verschijnen van hun boek "Les chamanes de la préhistoire" (met o.a. Californische rotstekeningen) Archéologia. 1997, 337 (sept.) Geoffroy-Schneiter, B. Un nouveau musée pour Ie Nouveau Monde. Blz 26-31, geïll. (art. over het tijdelijke, tot 2001, "Museu Barbier-Mueller art Precolombi" te Barcelona) Paillet, P. Art rupestre au Mato Grosso, les abris Vermelhos. Blz. 50-59, geïll.
History today. 1997, 7 Chamberlin, R. Bolivia's Jesuit missions. Blz. 68, geïll. Kunst & cultuur. 1997, 9 De Vos, J. Staatsiefoto's van de laatste Indianen. Blz. 30-31, geïll. (bespreking van het boek "lndiens d' Amérique du Nord, les portfolios complets" door E.S. Curtis) Kijk. 1997, nov. van de Water, B. Leve de doden! Blz. 62-65, geïll. (dagen van de doden, een menging van Azteekse en katholieke tradities) Mens & wetenschap. 1997, 6 (sept.) Goossens, L. Wie waren de Inca's? Blz. 410-413, geïll. Nat. Geographic. mag. 1997, vol. 192, 3 (sept.) Parfit, M. A dream called Nunavut. Blz. 68-91, geïll. (Inuit/ Noord-Canada) Nat. Geographic mag. 1997, vol. 194, 4 (okt.) Gore, R. The most ancient Americans. Blz. 92-99, geïll. Scientific American. 1997, 9 Smith, M.E. Life in the provinces of the Aztec empire. Blz 56-63, geïll. Tijdschrift van SOS/PG. 1997, 5 (sept.-okt.) Cultuur in Guatemala; het erfgoed van Indfgenas en Spanjaarden. Blz. 1-6, geïll. Guatemala: zuster Maria van Hecke, Jocotán. Blz. 7-8, geïll.
Géo. 1997, 11 Delannoy, P. Les nouveaux conquistadores. Blz. 16-32, geïll. (Ecuador/ Secoya-, Shuar-en Cofanlndianen en hun strijd tegen de milieupollutie door petroleumontginning)
Unesco Koerier, 1997, 282 (feb.) Stott, M.A. Masker dansen. Blz. 14-15, geïll. (Noord westkust)
Groei & bloei. 1997, 11 Buishand, Tj. Oca, eetbare knolletjes uit de Andes. Blz. 22-23, geïll.
Utz'ib. 1991, vol. 1,1 de Garcfa Prendes, L.R. 25 afios protegiendo nuestro pasado. Blz. 1-2 Popenoe de Hatch. Kaminaljuyu: un rezumen general hasta 1991. Blz. 2-6 13
Arroyo, B. El formativo temprano en Chiapas, Guatemala y El Salvador. Blz. 7-13 Demarest, A. e.a. Arqueologfa, epigrafia y el descubrimiento de una tumba real en el centro ceremonial de Dos Pilas, Petén, Guatemala. Blz. 14-29 Utz'ib. 1992, vol. 1,2 Bove, F.J. La evolutión cultural de los estados tempranos en la costa sur de Guatemala: ideas y evidencias. Blz. 1-8 Escobedo Ayala, L. Resultados preliminares del análisis de la cerámica de Naj Tunich. Blz. 9-15 Valdés, J.A. El crecimiento de la civilizatión Maya en el area central durante el preclásico tardfo: una vista desde el grupo H de Uaxactun. Blz. 16-30 Utz'ib. 1992 vol. 1 3 Palka J. y N. López Olivares. Sitios Lacandones Yucatecos en la región del Rfo Pasión, Petén, Guatemala. Blz. 1-7 Fahsen, F. Desarrollo dinástico de las tierras bajas Mayas durante la trancisión preclásico Tardfo Clásico temprano. Blz. 6-16 Ericastilla Godoy, S. Sellos o estam-paderas asociados a un entierro de Kaminaljuyu. Blz. 1726 Utz'ib. 1993, vol. 1,4 Popenoe de Hatch, M. e.a. El proyecto La Garrucha, departamento de Escuintla - Junio-Julio, 1992. Blz. 1-22 Utz'ib. 1993, vol. 1,5 Rodas, S. Catálogo de Barrigones de Guatemala. Blz. 1-33 Utz' ib. 1994, vol. 1,6 Chinchilla Mazariegos, 0. El primer reporte publicado sobre Quirigua. Blz. 1-9 Popenoe de Hatch, M., Sánchez, M. y T. Barrientes Q. El proyecto La Garrucha, Departamento de Escuintla. Blz. 10-34 Medrano, S y G. Mata. Peces en la cerámica. Blz. 35 Vergeten volkeren. 1997, 36 (aug.) Smet, D. Op de powwow trail; een indiaans feest. Blz. 3-12, geïll. 14
Smet, D. "We doen het omdat we denken dat het juist is". Blz. 13-16, geïll. (een groep burgers uit Wallowa, Oregon, tracht de Nez Percé Indianen terug te halen naar de vallei waar ze thuis horen) Wereld morgen. 1997, sept. Mexicaanse kinderen. Blz. 18
BOEKEN *Bruchac, J. De zweethut van de Indianen; verhalen en achtergrond. 139 blz. Den Haag, Mirananda, 1997. ISBN 90/6271/873/6 - 450 Bef. (Noord-Am.) *Drury, Neill. Sjamanisme. 96 blz., geïll. Harmelen, Ars Scribendi, 1997. ISBN 90/5495/116/8 - 790 Bef. Dynamique dans la langue et la culture Inuit, La. (dir. N. de Tersis & M. Thevrien). 198 blz. Louvainla-Neuve, Peeters, 1996. ISBN 90/6831/852/7 Erikson, Ph. La griffe des aïeux: marquage du corps et démarquages ethniques chez les Matis d' Amazonie. 368 blz., geïll. Leuven, Peeters, 1996. ISBN 90/6831/806/3 - 1.260 Bef. *Hedendaagse traditionele culturen; de overleving van inheemse volken vanaf 1500 n.C. 239 blz., geïll. Utrecht, Kosmos, 1996. ISBN 90/215/252116- 1. 980 Bef. (met o.a. Aleuten en Inuit/ Het Nationaal Museum van de Amerikaanse Indianen/ Indiaanse Centra/ Powwow/ Traditionele volken van Zuid-Amerika/ Maniok/ Het blaasroer/ Het Yanomami-volk/ Traditionele volken van Noord-Am./ Potlach) *Hoe de verhalen in de wereld kwamen; bloemlezing uit het werk van zestien Indiaanse schrijvers (samenst. en vert. J. Kaspersma). 312 blz. A'dam, In de Knipscheer, 1997. ISBN 9016265144512 - 790 Bef. - (Noord-Am., fictie) *Indianen: de oorspronkelijke bewo-ners van Noord-Amerika; red. C.F. Taylor. 256 blz., geïll. A'dam, De Lantaarn, 1997 ISBN 90/5426/714/3 - Fl 70
Kerr, J. & B.M. White. The Olmec world: ritual and rulership. 344 blz., geïll. New York, Abrams, 1996 ISBN 0/8109/6311/6 - 2.950 Bef. - (Catalogus n.a.v. de tentoonstelling te Princeton en Houston 1995-1996) Knab, T.J. Talocan: de magie van de Azteken. 222 blz. Utrecht, Bruna, 1997 ISBN 90/229/8335/8 - Fl 30 -(huidige Azteken) *Lowenstein, T. & P. Vitebsky. Prairie-wolf en raaf, Indiaanse mythen. 144 blz" geïll. A'dam, Time-Life, 1997. ISBN 90/5390/18411 - 998 Bef. - (uit de reeks "Mens en mythen") *Meuleman, G. De goden reisden mee. 351 blz. A'dam, Bres, 1997. ISBN 90/6229/040/X - (Guarani/Peru/Meso-am. Voodoo e.d Stierlin, H. Maya's: paleizen en piramiden in het oerwoud. 237 blz" geïll. Keulen, Taschen, 1997. ISBN 3/8228/8376/X - 799 Bef. *Stols, E. Brazilië: Vijf eeuwen geschiedenis in dribbelpas. 478 blz., geïll. Leuven, Acco, 1996. ISBN 90/334/3182/3 - 1.245 Bef. *Versluis, A. Oorspronkelijke bewoners van Amerika, hun geschiedenis en cultuur. 96 blz., geïll. Harmelen, Ars Scribendi, 1997. ISBN 90/5495/066/8 - 790 Bef. (voornamelijk Noord-Am.) ISBN 90/5495/066/8 - 790 Bef. - voornamelijk Noord-Am.
RAYMOND PAESHUYS
Alle tijdschriftartikels én de met * aangeduide boeken zijn via het Instituut voor Amerikanistiek te raadplegen. Gelieve U te bevragen op het redactiesecretariaat
REIS naar MALI (definitief programma) Onder het motto "Op zoek naar de roots van de Afro-Amerikanen" organiseert ons medelid Peter Van Broeckhoven tijdens de paasvakantie 98 een geleide rondreis door MALI. Peter was vroeger bestuurslid van onze vereniging. Hij is licenciaat in de geschiedenis en op dit ogenblik lector cultuurgeschiedenis aan de Erasmus Hogeschool, departement RITS, te Brussel. Bovendien heeft hij reeds 10 jaar ervaring als reisleider voor een bekende Vlaamse touroperator. De reis gaat door van 4 tot 19 april (9 dagen). De reisroute is als volgt: Brussel - Bamako Timbouctou - Mopti - San - Dogonland - Djenné - Segou - Bamako - Brussel. De kostprijs is 69.500 Bef./ pers op basis van een tweepersoonskamer. Hieriri zijn vervat: Vluchten, transport ter plaatse, hotels van de beste categorie in volpensioen, alle maaltijden, inkomgelden, excursies, plaatselijke gidsen, visum, verzekering en reisleiding. Geïnteresseerden kunnen meer informatie verkrijgen bij P. Van Broeckhoven, Braderijstraat 8 te 2000 Antwerpen. Telefoon: 03/231.05.18 Ook informatie in de nieuwe VTB-brochure groepsreizen.
BOEKBESPREKING DE ZON EN DE AREND Duizen jaar Azteekse Vertelkunst Prof. Rudolf van Zantwijk Meer en meer is het bij ons duidelijk geworden dat er in de Nieuwe Wereld iets meer beschaving was dan op bizonjagende prairie-Indianen. De schitterende beschavingen van de Inca's in Peru en van de Maya's en Azteken in mesoAmerika kwamen tot ons in prachtige tentoonstellingen vn. rond de viering van de ontdekkingen van Christoffel Columbus nu 500 jaar geleden. Ondertussen weten wij dat deze laatste en grootste IS
culturen teruggaan op schitterende vroegere beschavingen. Natuurlijk is het nog interessanter om ter plaatse hun pyramiden, tempels en grote cultuurplaatsen te bezoeken. In dit verband is zeker het voor mooiste museum ter wereld te Mexico-stad een must. Hier zijn hun mooiste beelden, muurschilderingen en juwelen uitgestald. Veel minder zijn hun andere cultuuruitingen voor ons bekend. Hadden zij muziek, literatuur of toneel? Hierop kunnen wij ja antwoorden. Aan het hof van Azteekkeizer Moctezuma te Tenochtitlan (Mexico) was dit een gekend en geliefd tijdverdrijf van de hogere standen.
Een van de vorsers, die hier reuzewerk geleverd heeft is zeker Rudolf van Zantwijk, hoogleraar in de culturele antropologie van de Indiaanse volkeren van Latijns-Amerika. Hij beheerst de Aztekentaal, het Nahuatl, en publiceerde reeds "Zegevierend met de zon" in 1994, waarin hij Azteekse gedichten en aforismen verzameld heeft. Dit werk "De Zon en de Arend" bevat scheppingsverhalen, vertellingen over goden en godinnen, toverij, over oude en moderne helden, historische kronieken, erotische vertellingen, fabels en sprookjes, nostalgische en navitistische prozastukken. Een interessante en lezenswaardige literatuur! Met formaat 13 x 20,5 cm. en 281 blz. kost deze Prometheus uitgave 795 Bef. en wordt door de Standaarduitgeverij verdeeld.
ROBERT DE BEULE KALENDER ANTWERPEN
A'DAM
Etnografisch museum (Suikerrui 19) IN DE BAN VAN DE SJAMAAN; SJAMANISME IN TUVA EN HET ALTAJGEBIED. Elke dag van 10 tot 17 uur (gesloten op maandag) Tot 28 maart 1998
Tropenmuseum (Linnaeusstraat 2) VAN SIBERIE TOT CYBERSPACE; OVER DE VERSPREIDING EN ONTWIKKELING VAN HET SJAMANISME. Tot 18 augustus 1998 CUYK
ANTWERPEN Hessenhuis (Falconrui 53) MUZIEK VOOR DE OGEN TEXTIEL VAN DE VOLKEREN UIT CENTRAAL-AZÏE Elke dag van 10 tot 17 uur. (Gesloten op maandag) Tot 28 maart. TERVUREN Africa museum (Leuvensesteenweg 13) ZIMBABWE; STENEN GETUIGENISSEN HEDEN EN VERLEDEN. Van dinsdag tot vrijdag: 10 tot 17 u. Zaterdag en zondag: 10 tot 18 uur. (gesloten op maandag) Tot 30 april 1998 16
Amerika Museum (Grotestraat 62) DE TAAL VAN TEXTIEL; SYMBOLEN VAN DE ANDESINDIANEN. DE MOTIEVEN OP DE TEXTIELEN VAN 2000 V.C. TOT 1900 N.C. Tot 8 maart 1998 RENNES Musée de Bretagne (20 Quai Emile Zola) LE QUEBEC DES PREMIERES NATIONS. Alle dagen, behalve dinsdag en feest-dagen: 10 tot 12 uur en van 14 tot 18 uur. Met catalogus door Alain Beaulieu: "Les autochtones du Québec".