België - Belgique P.B. 2600 Berchem 1-2 BC 9943
INSTITUUT VOOR AMERIKANISTIEK VZW. TIJDSCHRIFT Driemaandelijks tijdschrift Afgiftekantoor 2600 Berchem 1
P4A 8008
2008- Nr.3 Juli-augustus-september
http://www.amerikanistiek.org
INHOUD *** KMKG - Brussel Komende activiteiten: Amerikazalen Paaseiland 1934-1935 Zaal Oceanië Blz. 2 *** Vinland - Leifland Dr. Juliaan H.A. de Ridder Blz. 3-18 *** Waarheidscommissie in Peru Gesprek met Prof. Salomon Lerner Blz. 18-19 *** Peru verwerpt landwetten over het Amazonegebied Blz. 20 *** Website van Ruud Van Akkeren Blz. 20 ***
Eerste versie van de Skálholt-kaart uit 1570 (14,5cm x 12,7cm) Dit was de eerste maal dat de cartografische kennis van dat ogenblik gecombineerd werd met gegevens uit de Noordse saga’s.
Secretariaat: Johan Daelman Verantw. uitgever: Johan Daelman. Schoolstraat 3, 2340 Beerse, Belgium. Tel.: 014/61.15.67
[email protected]
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
KONINKLIJKE MUSEA VOOR KUNST EN GESCHIEDENIS - BRUSSEL KOMENDE ACTIVITEITEN HEROPENING VAN DE AMERIKAZALEN Vanaf 02-10-2008 Dankzij steeds nieuwe archeologische ontdekkingen in Amerika kunnen we vandaag het bestaan aantonen van samenlevingen die zich reeds 3000 jaar v.Chr. ontwikkelden. Gedurende de millennia die volgen, zullen talrijke beschavingen het daglicht zien en weer verdwijnen en dit tot de komst van de Europeanen. De rijke collecties van de KMKG schetsen een beeld van deze verscheidenheid en bieden het publiek een ruim overzicht van de precolumbiaanse beschavingen. Naast de werken die behoren tot welbekende culturen, zoals die van de Maya’s, Azteken en Inca’s, zijn er andere die het meesterschap en de know-how illustreren van anonieme kunstenaars uit minder gekende samenlevingen. De verscheidenheid aan materialen die als drager hebben gediend voor de realisatie van ware meesterwerken toont bovendien aan hoe goed deze kunstenaars de bewerking van goud, klei, hout, steen en textiel beheersten. Een tweede luik van de verzamelingen ‘Amerika’ omvat het etnografische materiaal, afkomstig van volkeren die de Europese verovering hebben overleefd. Als laatste getuigen van de tradities van hun precolumbiaanse voorouders realiseren deze overlevenden nog steeds meesterwerken van verenbewerking of totempalen die het verleden van hun clan levendig houden; of zij nu leven in het Amazonewoud of in de indianenreservaten in de Verenigde Staten. Het zijn deze kunstwerken en voorwerpen die de bezoekers vanaf het najaar van 2008 kunnen bewonderen in de vernieuwde en heropende zalen gewijd aan het Amerika van de Indianen. PAASEILAND 1934-1935 EXPEDITIE MÉTRAUX - LAVACHERY 30/10/2008 - 30/11/2008 In 1932 maakte Paul Rivet, directeur van het Musée de l’Homme in Parijs, kennis met het werk van een amateur linguïst. Die had eigenaardige overeenkomsten ontdekt tussen de tekens gegraveerd op houten tabletten afkomstig van het Paaseiland en ‘het schrift’ van de Indusbeschaving (5e-3e millennium v. Chr.). Paul Rivet wenste een expeditie te organiseren naar de Stille Zuidzee om er het fijne over te weten. Al snel kon hij rekenen op de medewerking van de Belg Henri Lavachery en in 1934 vond één van de meest beroemde wetenschappelijke missies op het Paaseiland plaats. Ook nu nog klinkt de naam ‘Frans-Belgische expeditie’ 2
bekend in de oren, maar niet omdat de resultaten van het onderzoek gelinkt zouden zijn aan de fantasievolle probleemstelling die er de aanzet toe had gegeven. Van de expeditie bestaat veel fotomateriaal. Naar aanleiding van de heropening van de zalen Oceanië worden de meest opmerkelijke foto’s tentoongesteld in de “Grote Narthex”. ZAAL OCEANIË Heropening 30-10-2008 Oceanië is de naam van het continent gevormd door de vele eilanden in de Grote of Stille Oceaan. Geografisch en etnografisch wordt het in drieën verdeeld: Melanesië (van het Griekse melas: zwart en nèsos: eiland) of de zwarte eilanden, zo genoemd naar de donkere huidkleur van de mensen die er leven; Polynesië (van polus: veel) of de talrijke eilanden; Micronesië (van mikros: klein) of de kleine eilanden. In de collectie zijn alleen Polynesië en Micronesië vertegenwoordigd. Een belangrijk deel van de verzameling bestaat uit objecten van het Paaseiland (Polynesië). Het topstuk is het kolossale, zes ton wegende stenen beeld dat waarschijnlijk de god van de tonijnvissers voorstelt. Het werd in 1935 door de Frans-Belgische expeditie aan boord van het schoolschip Mercator naar ons land overgebracht. Een repliek op ware grootte van een andere kolossale stenen sculptuur uit het Paaseiland staat eveneens opgesteld. Het is omgeven door een selectie boombaststoffen. Aan de hand van kaarten en foto’s worden de geografie en het klimaat van het immense gebied verduidelijkt, evenals de oorsprong en de cultuur van de bewoners. De navigatietechnieken van de volkeren uit dit gebied krijgen ook de nodige aandacht. De verschillende elementen van de materiële cultuur van Polynesië en Micronesië worden verduidelijkt. Komen onder meer aan bod: de bewerking van steen, hout, been en boombast, de visvangst en de landbouw, de woningbouw en de voedselbereiding, de krijgsvoering, de kledij en de opsmuk. Van de Maori (Nieuw-Zeeland) is prachtig hout-snijwerk te zien, van de Austral-eilanden een grote waaiervormige hoofdtooi, van Tahiti een menselijk figuurtje bovenop een steel van een statusobject. De geestelijke cultuur wordt opgeroepen aan de hand van objecten uit het Paaseiland: stenen bustes, rotsreliëfs en houten beeldhouwwerk. Zij stellen goden en geesten voor. In een apart zaaltje wordt aandacht besteed aan de Paaseilandexpeditie van 1934-1935. Er worden twee films gespeeld en vlakbij staat een maquette van het raadselachtige eiland. De heropening van de nieuwe presentatie is voorzien op donderdag 30 oktober 2008.
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
vinland - leifland
alleen de scandinaviërs geloofden hun saga’s
juliaan h. a. de ridder* Enkele andere publicaties van dezelfde auteur zijn: -1985 - Pieter Van Gent, alias Pedro de Gante (1480?-1572). In: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. -1989 - Gerechtigheidstaferelen voor schepenhuizen in de Zuidelijke Nederlanden in de 14de, 15de en 16de eeuw. Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Brussel.
* Juliaan H. A. de Ridder (°1915) is Doctor in de Kunstgeschiedenis en was de eerste voorzitter van het Vlaams Instituut voor Amerikanistiek. 3
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
In september 1973 werd in Mechelen het “Vlaams Instituut voor Amerikanistiek vzw.” opgericht. Onze vereniging zou later uit deze vereniging ontspruiten. Het eerste tijdschrift, toen onder de naam America Antiqua, verscheen in 1974. Het hoofdartikel daarin werd geschreven door onze toenmalige voorzitter Juliaan de Ridder. Omdat dat artikel zo goed was en nu, na zoveel jaren nog steeds bruikbaar is, en omdat de meeste van onze leden het artikel nooit hebben gekend, willen we het opnieuw publiceren in dit tijdschrift. Aan de tekst hebben we, buiten enkele aanpassingen aan de nieuwe spelling, niets gewijzigd. Wel werden er, dank zij de nieuwe mogelijkheden met Internet, enkele afbeeldingen aan toegevoegd.
In 1957 dook er in New Haven, Verenigde Staten van Amerika, in een antiquariaat een met de hand geschreven boekje op, dat uit Europees privébezit kwam. Het manuscript bevatte o.a. een wereldkaart, waarop niet enkel IJsland en een zeer precies afgelijnd Groenland voorkwamen, maar daarbij ook het legendarische VINLAND! (Fig. 1 en 2) Vinland, het Amerikaanse werelddeel, dat omstreeks het jaar 1000 door vikingen, die onder de leiding van Leif Eriksson uit Groenland waren gekomen, werd ontdekt en werd bewoond. Later werd het gedurende geruime tijd gekoloniseerd door nog andere vikingen, vanuit Groenland. Acht jaar lang is die wereldkaart van New Haven door een viertal geleerden aan een minutieus onderzoek onderworpen geweest. Tenslotte kwamen ze tot de bevinding, dat de kaart omstreeks het jaar 1440 moest getekend zijn, en dat ze hoogstwaarschijnlijk in IJsland tot stand kwam. Buitendien zou ze gesteund zijn op nog vroegere kaarten. Islanda Gronlandia Vinilanda Insula
Fig. 1 De Vinland-kaart van ca. 1440. Yale University.
Dit zou een aanduiding zijn, dat men in Europa toen alvast op de hoogte is geweest van het bestaan van Amerika, lang voordat Columbus er was terechtgekomen. Dat mag ons niet al te zeer verbazen, want er bestaan nog andere dergelijke niet rechtstreekse bewijzen waaruit we kunnen opmaken dat de ontdekking van de nieuwe wereld niet onopgemerkt was voorbijgegaan. De kennis van dit feit was wel degelijk bekend in West-Europa. Jammer genoeg heeft men, ofwel er geen aandacht aan geschonken, ofwel heeft men het niet zo letterlijk geloofd als het werd medegedeeld. In ieder geval heeft men die weten4
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
schap totaal laten verloren gaan. Dateert de vermelde wereldkaart van omstreeks 1440, dan kunnen we nog een ander indirect bewijs aanhalen voor het bekend zijn van Europa met het westelijk halfrond, vóór Columbus’ tijd. Ook in dit geval gaat het om een wereldkaart uit de 15e eeuw! Fig. 2 De Vinland-kaart. Detail.
In de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel bevinden zich 2 exemplaren van een tweedelige, Latijnse incunabel, waarvan de volledige titel luidt: “RUDIMENTUM NOVITIORUM s. Chronicarum et historiarum epitome, Lübeck, Lucas Brandis 1475, ipso die S. Regis Oswaldi”. Dit zeldzame werk, dat op 5 augustus 1475 in de eertijds uiterst belangrijke Duitse Hanzestad Lübeck werd uitgegeven, heet “Handleiding voor Beginners” omdat het bedoeld was voor geografiestudenten. Het werk was namelijk een aardrijkskundig handboek. In deze wiegendruk worden ettelijke landkaarten afgebeeld, hetgeen al een hele prestatie is. Vóór de uitvinding van de boekdrukkunst kon men immers moeilijk aan oorspronkelijke landkaarten geraken, en kopieën waren niet altijd onberispelijk getrouw. Nu echter, door het incorporeren van de kaarten – wat sindsdien gebruikelijk werd – , bracht men ze op een “goedkopere” manier in omloop, zodat ze binnen de financiële mogelijkheden van de arme (natuurlijk!) studenten vielen. De landkaarten in deze incunabel, o.a. een speciale kaart van Palestina, doen uiteraard erg primitief aan en ze beperken zich meestal tot het signaleren van de verschillende plaatsen, gebergten, stromen, meren en zeeën. De aardrijkskunde was in de vijftiende eeuw nog nauwelijks opgeschoten. 5
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008 Fig. 3 TO-wereldkaart uit 1475
Er staat in deze indrukwekkende foliant, deel 1, blz. LXXV, ook een wereldkaart afgedrukt (fig.3). Zoals toen de gewoonte was, is dit nog een TO-kaart, d.w.z. de kaart is rond en horizontaal in tweeën verdeeld; het onderste deel echter is nog eens vertikaal in twee gelijke delen gesplitst. Dit is dus de T, en de cirkel zelf, de O. De bovenste bal nu, het grootste halfrond dus, omvat geheel Azië. Het onderste rechterdeel is Afrika, en het linkerdeel Europa. Beide gelijkgerechtigd. Deze stereotiepe onderverdeling steunde zich op de bijbel, volgens dewelke Sem als oudste zoon van Noach recht had op het grootste deel van de aarde, Azië, en Cham en Jafet respectievelijk Afrika en Europa kozen. Sedert de tijd van Isodorus (570-636), aartsbisschop van Sevilla, die de TO-vorm voor zijn wereldkaart had gebruikt in zijn kosmografie “De Natura Rerum”, was dit de meest gangbare voorstelling van de aarde geworden ,althans bij de westerse geleerden (Fig.4). Fig. 4 Eerste TO-kaart van Isidorus van Sevilla (ca. 600-636)
6
Op deze wereldkaart van 1475 nu constateren wij iets zeer merkwaardigs. In het segment Europa krijgen we een hele opsomming van min of meer duidelijke plaats- en streeknamen. Kriskras door elkaar. Zo staat er bv. ook Flandria op vermeld. Eigenaardig genoeg echter vinden we, onderaan links en nagenoeg halfweg de boog, tot onze niet geringe verbazing, eveneens als land aangeduid: Vinland! (Fig. 5) Opvallend is hierbij dat, hoe “kinderlijk” de uitvoering en de hele opzet van deze wereldkaart ook is, juist dit Vinland nagenoeg op dezelfde wijze voorgesteld is als het “Promontorium Winlandiæ”, dat op een kaart over de randgebieden van de noordelijke Atlantische Oceaan van zowat honderd jaar later, 1570, voorkomt (frontpagina en Fig.6). Het is net alsof de ontwerper van deze laatste, de IJslandse geestelijke Sigurd Stefánsson – Siurd Stephanius – rector aan de kathedraalschool van Skálholt op IJsland, zich voor dat Vinland heeft geïnspireerd op de wereldkaart van het “Rudimentum Novitiorum”, en dit zowel voor
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
de vorm als voor de plaats van ligging. Op beide kaarten ligt het land links onderaan en heeft het een langgerekte puntvorm, een echt promontorium. Voor het overige geeft Stefánsson op zijn zeer gecommentarieerde kaart ook nog de traditionele Noordse namen voor de door de vikingen ontdekte delen van Amerika aan: Helleland, Markland en zelfs Skrælinge Land (Fig. 6). En dat zowat tachtig jaar na Columbus’ tocht!
VINLAND ZWEDEN (GOTHIA)
Fig. 5 “Rudimentum”-kaart uit 1475. Detail linker ondersegment.
NOORWE(GEN) ISLAND DENEMARKEN (DACIA)
Het merkwaardigst evenwel op de pre-Columbiaanse “Rudimentum”kaart is wel de positie van het gewraakte Vinland. Het werd inderdaad gesitueerd vlak naast Gothia, Norwe…, Island en Dacia (Fig. 5). Dus naast de Scandinavische streken Zweden, Noorwegen, IJsland en Denemarken, waar de ontdekkers van Vinland vandaan stamden. En waar anders dan in Europa had de tekenaar Vinland moeten plaatsen? Hij kon immers niet vermoeden – nog niet – dat het hier over een heel nieuw werelddeel ging. En hij mocht er maar drie “officieel bijbelse” kennen!
Fig. 6 Skálholt-kaart uit 1570. Detail van de kaart op de frontpagina met vermelding van Helleland, Markland, Skrælinge Land en het Promontorium Winlandiæ.
Hoe dan ook, deze wereldkaart van 1475 vermeldt als normaal het bestaan van een Vinland in de buurt van de vikingvolken, die het gekoloniseerd hadden. Het bestaan dus van Amerika als een werkelijk feit. Zowat twintig jaar vóór het uitzeilen van Columbus! Het ligt hierbij voor de hand, dat ook deze kosmoskaart stoelt op een vorige “losse” uitgave. Er moet er al één hebben bestaan, wilde men er een afdruk kunnen van maken om ze over te nemen in een “echt” boek. Hetgeen immers, zoals gezegd, nog maar net was mogelijk gemaakt door de uitvinding van het drukken met losse letters, sedert zowat 1450. 7
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
Het bestaan van de kaart uit de incunabel van 1475 wettigt dus ook het vermoeden, dat er wel al vóór de 15e eeuw ettelijke landkaarten in omloop moeten geweest zijn, waarop Vinland werd vermeld. Bovendien mogen we niet vergeten dat kaarten, in het voor ons zóver afgelegen begintijdperk, steeds werden getekend naar gegevens geput uit de traditie en vooral uit de antieke overlevering. Eeuwenlang werd er gesteund op de hoogste autoriteit, op de “Geografia” van de Alexandrijnse Griek, Claudius Ptolemaios (ca. 85-ca.161). Zijn kaarten werden telkens opnieuw uitgegeven in groten getale; zo bv. verschenen er van 1477 tot 1599 niet minder dan 31 gedrukte uitgaven, in Venetië, Bazel, Rome, Ulm enz. Voor het overige steunden de aardrijkskundigen zich soms op de verhalen van reizigers, en ook, maar dan in uiterst zeldzame gevallen, werden de kaarten gemaakt naar inlichtingen verstrekt door de authentieke “ontdekkers” zelf. Maar door die variërende “min of meer betrouwbare” bronnen, krijgen we die soms geweldig van elkaar afwijkende land-, zee- en wereldkaarten. Ook al stammen ze vaak uit een zelfde periode. Dit maakt dat, al bestonden er reeds van in de vroegste Oudheid wereldkaarten, we er geenszins een zelfs bij benadering exact beeld van de aarde zoals we dat nu kennen, kunnen uit opmaken. In ieder geval, in West-Europa werd klaarblijkelijk totaal geen aandacht geschonken, noch aan het feitenmateriaal van kaarten noch aan enige andere gegevens omtrent de ontdekking van Amerika door de vikingen. Zelfs niet aan de vermelding hiervan door niemand minder dan de toenmaals zeer befaamde Duitse kerkhistoricus, Magister Adamus Bremensis, die nochtans als de voornaamste kenner van de geschiedenis van Scandinavië van de tiende en de elfde eeuw geldt. Deze was in 1067 naar Bremen, het toenmalige “Rome van het Noorden” gekomen, om er te doceren aan de kathedraalschool, en hij schreef er in 1085 zijn geschiedenis van het aartsbisdom BremenHamburg, de “Gesta Hammaburgensis Ecclesiæ Pontificum”. Deze Adam van Bremen nu, die om zijn wetenschappelijke vorming en de betrouwbaarheid van zijn geselecteerde en aan de werkelijkheid getoetste beweringen hoog werd geschat, vertelt ergens dat koning Svein II Estrithson van Denemarken (1047-1076) hem persoonlijk had gesproken over een “eiland in gindse oceaan, dat Vinland heet…”! Hieruit blijkt dus, dat al zeer vroeg na de feitelijke ontdekking van het Amerikaanse vasteland door de vikingen, omstreeks het jaar 1000, de kennis ervan onder de Scandinavische volken zelf algemeen verbreid was en verbreid bleef. Dat is het nu juist, wat ons steeds opnieuw treft: de Scandinaviërs zelf hebben steeds onwankelbaar geloofd in het feit van de ontdekking van Amerika door enkelen van hun eigen mensen. Zij hebben er rotsvast in geloofd, omdat dit zo werd meegedeeld in hun saga’s. Dit in de tijd toen deze nog gewoon van mond tot mond werden voortverteld, eerst als gewone familiekronieken en later “officieel” als gemeengoed bij gelegenheid voorgedragen door speciale skalden. Door “sagnamenn”, de daartoe aangestelde beroepsvertellers. 8
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
Voor de Groenlanders, IJslanders, Noren, Denen, Zweden, Färöers, kortom voor de Scandinavische volken in het algemeen, voor hen dus die gewoon waren de recitatie of de voorlezing van de heldendaden van hun voorvaderen te horen, klonken de saga’s immers als authentieke, echt beleefde “ooggetuigenverslagen”. In ieder geval waren ze onvoorwaardelijk geloofwaardig. Aan de voordracht van een goed “sagnamadhr”, een sagaverteller, beleefden de toehoorders bovendien steeds weer echte “sagna-skemtan”, waarachtig luistergenot. Welke zijn nu die Noordse overleveringen en veelgeroemde saga’s, die handelen over de inbezitneming van Vinland? Dat is de Oudijslandse anonieme saga van het “Landnámabók”, en meer bepaald de 14e-eeuwse handschriften daaruit: het “Hauksbók” en het “Flateyjarbók”. Het eerstgenoemde is de IJslandse lezing en het tweede de Groenlandse lezing van de “landname”, d.i. de kolonisering of inbezitneming van Amerika door Groenlandse vikingen. Zoals gezegd, bleven de saga’s over de ontdekking van Vinland, de “Tháttr Eiriks Rauda” –de daden van Erik Thorvaldson de Rode –, evenals de “Grönlendinga Tháttr” – de daden van de Groenlanders –, zoals die in het “Flateyjarbók’ worden verhaald, voor het overige deel van de toenmalige wereld volkomen uit de lucht gegrepen. En zo ongeloofwaardig dat wij zelfs de berichten van nietScandinaviërs, zoals het Vinlandrelaas van de geleerde Adam van Bremen, en de landkaarten-waarop-Vinland uit de 15e eeuw en vroeger, gewoon niet ernstig hebben opgenomen. Jammer voor ons, want de Scandinaviërs hebben gelijk gehaald door trouwhartig naar hun oeroude saga’s te luisteren. Laten we even de Vinland-saga’s bespreken. Omstreeks het einde van de 14e eeuw werd de Groenlandse versie van het “Landnámabók”, de saga van het “Flateyjarbók”, neergeschreven. Volgens sommige geleerden zou ze te boek gesteld en met nog ettelijke andere saga’s gebundeld zijn, door twee geestelijken, Magnus Thórhallson en Jón Thórdarson, voor een Noor uit Bergen, Jón Hakonarson. Hierin nu wordt verhaald hoe Leif, bijgenaamd de Rode, de christen zoon van Erik Thorvaldson, omstreeks het jaar 1003 vanuit Brattahlíd op West-Groenland naar het onbekende Westen vertrekt. De jonge viking was zo ondernemend en doelbewust om zee te kiezen, omdat hij van een andere bewoner van Groenland, Bjarni Herjulfson, blijkbaar zeer betrouwbare gegevens had vernomen over een drietal kusten westwaarts, die Bjarni daar zelf had gezien – maar waar hij niet was geland. Leif Eriksson kocht Bjarni’s boot over en vertrok met vijfendertig man. En inderdaad, achtereenvolgens ontdekte Leif en de zijnen: Helluland – land van de platte stenen –; meer zuidwaarts, Markland – land van de wouden –; en nog meer naar het zuiden, weer een andere streek. Overal waren ze aan land gegaan om poolshoogte te nemen. Tenslotte besloten ze in het laatst ontdekte land te overwinteren. Ze sleepten hun schip een zalmrijke rivier op naar het meer waaruit die
Fig. 7 Afbeelding uit het Flateyjarbók
9
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
waterloop wegvloeide. Ze bouwden er hun huizen, hun “búdir”. Op een dag werden door Tyrker, de Duitse “fóstri” of pleegvader van Leif, wijndruiven ontdekt. Van die dag af werd het nieuwe land Vinland geheten. Naar het Oudnoorse woord “vinber” – druif, en “vinvid” – wingerd. Verder werd er ook zelfzaaiend koren gevonden en in de bossen was er timmerhout genoeg. Dit alles maakte dat Leif Eriksson en zijn vikingen vol lof waren over “Vinland it godha” – Vinland het goede – toen zij na hun overwintering aldaar terugzeilden naar Groenland. Overigens kreeg Eriksson gedurende die thuisreis de bijnaam “hinn heppni”, Leif de Gelukkige, omdat hij in het zicht van Groenland nog vijftien Noorse vikingen die schipbreuk hadden geleden, had kunnen redden. Dit is samengevat de hoofdinhoud van de saga over de ontdekking van het huidige Amerika. Het IJslandse “Hauksbók” werd in de eerste helft van de 14e eeuw gecompileerd door de IJslandse rechtsgeleerde Haukr Erlendsson en zijn twee sekretarissen. In dit handschrift komt eveneens de “Saga van Thorfinn Karlsefni” voor, waarin in nog veel beknoptere vorm dan in de Groenlandse versie, de ontdekking van Amerika door Eriks zoon, Leif, staat vermeld. Het verhaal gaat aldus. Nadat Eirik Raudi van IJsland was verbannen voor herhaalde manslag, koos hij met zijn familie en met enkele getrouwen zee. Hij ontdekte Groenland en vestigde zich er te Brattahlíd. Vandaar vertrok, in het jaar 1000, zijn zoon Leif naar Noorwegen, naar het hof van koning Olaf Tryggvason. De jongeman werd er christen en zeilde terug naar Groenland, om er het christendom te brengen. Hij geraakte evenwel de koers kwijt en ontdekte westwaarts nieuw land. Daar groeiden druiven, zelfzaaiend koren en er was een overvloed aan wouden. Eindelijk later weer op weg naar Groenland, redde hij schipbreukelingen. Ook deze compacte IJslandse versie bevestigt dus Leif Erikssons ontdekking. Weliswaar komen er ettelijke afwijkingen voor tussen het Groenlandse “Flateyjarbók” en het IJslandse “Hauksbók”, maar zowel in de ene als in de andere versie wordt Leif Eriksson met name vernoemd als de ontdekker van het nieuwe land. Ook in het “Hauksbók” is het hoofdpersonage de IJslander Thorfinn Karlsefni, die eveneens, maar dan wel later, met zijn vrouw Gudrid en zijn gevolg naar Vinland is getrokken. Zijn zoon Snorri is zelfs ginder geboren – de eerste blanke Amerikaan! De eerste autochtone Vinlander! Alles bij elkaar spreken vier saga’s uitvoerig over de ontdekking van Vinland. Twee Groenlandse saga’s uit het “Flateyjarbók”: de “Thättr Eiriks Rauda” en de “Grönlendinga Thättr”, alsook twee IJslandse saga’s, waarvan de “Saga van Thorfinn Karlsefni” uit het “Hauksbók”, en nog een nagenoeg gelijkluidend verhaal, de “Saga van Erik de Rode”. Vinland wordt evenwel nog vaker vernoemd, hoewel slechts terloops, in de saga’s van “Kristni”, “Eyrbyggja”, “Grettis” en in de “Sturlunga”-saga’s. In de “Grettis Saga” wordt een zekere Thorhall 10
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
Gamlason zelfs gewoon een “Vinlander” genoemd. Voor het overige worden er in de saga’s niet minder dan negen reizen naar het land in het Westen behandeld, waarbij trouwens nog drie andere streken van die verre stranden met naam worden aangeduid: Furdustrandir, Straumfjord en Hóp. Uiteraard werd het latere onderzoek van de geleerden naar het “waar?” van dat land in het Westen, niet gemakkelijker door de vele vermeldingen ervan. Doch tegelijkertijd konden zij juist daardoor het historische feit van die ontdekking niet zo maar blijven ignoreren. Te meer daar nog in verscheidene andere Noordse bronnen van de meest diverse oorsprong, steeds opnieuw al die verhalen opdoken over Vinland, Leif Eriksson en nog vele vikingen – mannen en vrouwen –, die naar het verre Westen waren uitgetrokken voor de landname van de nieuwontdekte kolonie. We mogen immers niet vergeten dat de saga’s in eerste instantie familiekronieken waren, die de min of meer roemruchte daden van telgen van één bepaalde sibbe behandelen. Die daden worden vaak erg uitgerafeld, zonder dat men zich daarbij ook maar om het minst bekommert om de nog veel grotere prestaties van anderen, zelfs al lopen die parallel met de door de eigen “helden” van de saga gestelde daden. Vandaar dat er bv. in het IJslandse “Hauksbók” vooral de lof wordt gezongen van Thorfinn Karlsefni; gewoon omdat dit een voorvader was geweest van o.a. Haukr Erlendsson zelf! Karlsefni blijft dus de spil van het gebeuren, ook al speelden zich net omstreeks die zelfde periode de enorme prestaties af van de Groenlander Erik de Rode en van diens zoon Leif. Dit laatste was daarom voor een IJslandse skald, die Thorfinns ondernemingen te loven had, gewoon maar iets wat alleen de Groenlanders aanging. En evenzo gingen natuurlijk ook de Groenlandse skalden te werk. Vinden we nu desondanks toch zowel de ene als de andere naam, Leif of Thorfinn, vermeld in verband met bijvoorbeeld Vinland, dan is dit weliswaar niet toevallig maar stellig incidenteel, en in ieder geval enkel maar dienbaar voor “meer eer en glorie” van de IJslander resp. Groenlander. Wat er ook van zij, aan gegevens omtrent Vinland en zijn ontdekker, ontbreekt het in de vikingsaga’s, en bepaaldelijk in de compilatie van het “Landnámabók” dat eigenlijk de kolonisering van IJsland en Groenland tot onderwerp heeft, beslist niet. Later echter vinden we in de officiële annalen van de staat IJsland nog ettelijke keren die Amerikaanse koloniën vermeld. Zo is er sprake van dat in het jaar 1121 een IJslandse missiebisschop, Erik Gnupsson, die in Gardar in Groenland verbleef, door zijn Zweedse aartsbisschop, Adzer, ambtshalve officieel ter visitatie naar Vinland wordt gezonden. Een paar eeuwen daarna, in 1347, vertellen die zelfde annalen, dat er vanuit Markland een Groenlandse boot in Straumfjord, IJsland, aankwam. Er scheen dus wel geregeld contact te zijn blijven bestaan; alvast tussen Groenland en zijn overzeese kolonie. Ook bij de Noordse geleerden hebben hun eigen overleveringen steeds sterk doorgewerkt. Zo vinden we bij de IJslandse priester en historicus 11
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
Ari Thorgilsson (1067-1148), bijgenaamd “inn fródi” – de wijze –, in zijn omstreeks 1100 geschreven “Islendingabók” als hij het er heeft over de “inboorlingen” van Groenland: “… mensen … als thans in Vinland”. In de geschriften van Nicholas Bergsson, de twaalfde-eeuwse abt van het benedictijnerklooster te Thverá in IJsland, constateren we dat deze niet enkel Leif Eriksson met diens bijnaam en al vermeldt, maar dat hij er zelfs de nadruk op legt dat die het allereerst voet zette op Vinland het goede! Bovendien geeft hij heel natuurlijk de zeeroute naar Amerika vanuit Groenland op zoals we die al kennen: naar het zuiden ligt Helluland, daarna Markland, waarvandaan het niet ver meer is naar Vinland… Deze uitspraken vinden we in vrijwel dezelfde bewoordingen nog eens terug in het anonieme “Historia Norwegiæ” van omstreeks 1180. Deze eigen-Noordse bronnen die voor de Scandinaviërs generlei twijfel overlieten, dateren allen van lang vóór Columbus. En wat er na die mediterraan nog bekend is geworden over de eventuele ontdekking van “zijn” Indië, door vikingen, door Ieren, door Welshmen, door Foinikiërs, door Polynesiërs, door Chinezen, of nog door anderen, behandelen wij hier niet. Zoals al aangestipt, de overige wereld bleef zich uitsluitend interesseren voor Christoforos’ tocht. Toen dan ook eindelijk in 1688 het verhaal over de ontdekking van het (eiland) Vinland in druk verscheen, in het historische werk “Grönlandia” van de IJslandse geestelijke, Arngrímur Jónsson (15681648), leraar aan de kathedraalschool te Hólar, ging dit geheel onopgemerkt voorbij. Evenzo was trouwens een vijftig jaar eerder, in 1637, de laconieke opmerking van de IJslandse bisschop, Gisle Oddson, over de Groenlanders, dat deze niet meer in Groenland verbleven omdat ze waren “overgestoken naar de volken van Amerika” verloren gegaan voor ons. Fig. 8 Kensington-steen
Het is daarom dan eerst veel later geworden, zowat in de tijd van de romantiek van de 19e eeuw, dat Europeanen en Amerikanen actieve aandacht zijn gaan schenken aan de ontdekkingstochten van de vikingen. Hoewel, aanvankelijk was die belangstelling vooral negatief ingesteld, want toen in augustus 1898 een Zweedse Amerikaan, Olof Ohman, een bijna honderd kilogram zware steen bedekt met runen op zijn land vanonder een esp had te voorschijn gebracht, geloofde geen enkele geleerde aan de authenticiteit van die vondst (Fig.8 en 9). De omstandigheden waarin de steen was gevonden, waren immers veel te verdacht. Ten eerste. De runenrotssteen kwam aan het licht op zowat 2.500 km landinwaarts vanaf de Atlantische Oceaan, met name te Kensington, Minnesota. Ten tweede. Hij werd precies door een Amerikaan van Scandinaafse oorsprong gevonden. Ten derde. De twaalfregelige runentekst werd door de eerste ontcijferaar, de Amerikaanse runoloog Prof. O.J. Breda, als niet oorspronkelijk afgedaan, omdat: er drie Latijnse lettertekens – AVM – in voorkwamen; de taal niet uitsluitend Oudnoors was, maar zelfs vermengd met Oudengels; er ettelijke runen niet konden thuisgebracht, o.a. de vier slotrunen; en ten slotte ook, omdat er in de tekst sprake was van Zweden, hoewel de 12
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
eerste ontdekkers uitsluitend Groenlanders en IJslanders waren geweest. Vele andere specialisten volgden jarenlang Breda in diens mening. Tien jaar later evenwel, heeft de Noorse Amerikaan Dr. Hjalmar R. Holand de bestudering van de gewraakte Kensington-steen – die intussen bij Ohman tot deurdrempel was gedegradeerd – opnieuw opgenomen. Holland heeft er om zo te zeggen zijn levenswerk van gemaakt om de historiciteit van de runensteen, die uit 1362 dateert, wetenschappelijk en onomstootbaar te bewijzen. Overigens luidt de tekst op de steen als volgt: op de voorzijde: “8 göter ok 22 norrmen pa i opdagelsefard frä winland of west wi hade läger wed 2 skjar en VOORZIJDE
8 G
ö T E R O K 22 NO R R M E N PA I
OP D A GE L S
E F
W I NL A ND OF
HA DE
L Ä GER
W E D
R I S E
NORR
DA G S
W I W A
W I
A F
A R D F
W E S T
2
R A
WI
S KJ A R
EN
F R A THENO S T E N
R OK F I S K E END AGH Ä P T I R
KOM
HEM
B L O D
F R Ä
OG
E L S E
F A N 10
D E D
A F
M A N
A
V
R Ö DE
M
I L LY
ZIJKANT
HAR 10 ÄPTIR FRAM
MANS WORE THENO
WE SKIP ÖH
HAWET AT SE 14 DAGH RISE AHR 1362
Fig. 9 Transscriptie van de Kensington-steen 13
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
dags rise norr frä denä sten wi war ok fiske en dagh äptir wi kom hem fan 10 man röde af blod og ded AVM fräelse af illy op de zijkant: har 10 mans we hawet at se äptir wore skip 14 dagh rise fram denä öh ahr 1362” Dit betekent, vrij weergegeven: “We waren met 8 Zweden en 22 Noren op tocht westwaarts door Winland. Op een dagreis ten noorden van deze steen, kampeerden we bij 2 klippen. We visten er een dag lang. Toen we terugkwamen vonden we 10 man van ons dood, rood van bloed. Wees gegroet Maria, bewaar ons voor onheil, want wij moeten nog 10 man terugzien bij de zee, en vanaf dit eiland zijn we nog 14 dagreizen van ons schip verwijderd. Jaar 1362.” Op het ogenblik is de steen te zien in het Smithsonian Institute te Washington D.C. Inmiddels werden er trouwens ettelijke vondsten gedaan van vikingoverblijfselen, grotere en kleinere. Gebruiksvoorwerpen en wapens, zoals vuurslagen, zwaarden, aksen en zelfs hellebaarden (Fig. 10). Merkwaardig is daarbij, dat al deze vondsten in hoofdzaak gebeurden diep in het binnenland van Amerika, in het gebied van de Grote Meren, aan weerszijden van de huidige grens tussen Canada en de Verenigde Staten. Meer bepaald in de staten Minnesota, Michigan, Wisconsin, Ontario en Nova Scotia. Fig. 10 Noorse hellebaarden, gevonden in de Verenigde Staten.
Langzamerhand overtuigd door de zeer obstinaat, doch ook zeer wetenschappelijk methodisch werkende Holand, sloten zich veel andere onderzoekers aan bij hem, die niet alleen de Kensington-steen als ongetwijfeld authentiek kon identificeren, maar die eveneens alle andere Amerikaanse vondsten, vóór en ná de opgraving van de runensteen opgedoken, wisten thuis te brengen. Ook in de eerste helft van de twintigste eeuw werden nog allerlei Noordse vondsten gemeld, door de geleerden onderzocht en als ettelijke eeuwen oud bevonden. Een drietal wapenresten, in 1930 bovengehaald uit een vermoedelijk vikinggraf in Beardmore, niet ver van het Nipigonmeer in Canada, werden zelfs gedateerd op omstreeks het jaar 1000! In 1947 werden bij Cape Cod, Massachuestts, in de oeverrotsen van de Bassrivier, meerringgaten gevonden, zoals die door de vikingen werden aangebracht, en die ook door Holand in groten getale langs de waterlopen in Minnesota waren teruggevonden. Bij al die overblijfselen van Noordse aanwezigheid in Amerika zijn er weliswaar af en toe “nagemaakte” geconstateerd – vooral inscripties – maar er blijven er toch nog ettelijke over die wellicht eveneens authentieke resten zijn van de landname door de vikingen in het Amerikaanse binnenland en diep naar het zuiden toe.
14
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
Zo is er bijvoorbeeld de massieve ronde toren te New Port, Rhode Island, met zijn merkwaardige bouwstijl, rustend op acht pijlers met rondbogen (Fig. 11). Van dit gebouw vermoedt men zelfs dat het een kerk van Noormannen zou geweest zijn. In ieder geval zijn niet enkel de doorsnee Scandinaviër maar zelfs de geleerden uit de noordelijke landen steeds verder gegaan met hun onderzoekingen naar het saga-Vinland. Ook al was er sporadisch wel eens iemand onder deze laatsten die, blijkbaar ontgoocheld door het lange uitblijven van een overtuigend bewijs, zijn vertrouwen voelde wankelen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Dr. Fridtjof Nansen (1861-1930), de noordpoolvorser uit Noorwegen. Hij verwierp de hele Vinland-ontdekking op grond van het feit dat er later schijnbaar geen betrekkingen meer zouden zijn geweest tussen Groenland, IJsland en Noorwegen en dat saga-Vinland. Wat hem totaal onmogelijk voorkwam.
Fig. 11 Merkwaardig torengebouw uit New Port, Rhode Island
Nu is het echter zo dat de andere Noorse geleerden zich precies op deze theorie van de nog lange eeuwen na de ontdekking durende geregelde betrekkingen tussen het moederland Groenland en zijn “kolonie” steunden en en ze juist hierdoor overtuigd waren ooit onomstotelijk te kunnen bewijzen, dat hun voorvaderen wel degelijk de Nieuwe Wereld hebben ontdekt. En…ze zijn daarin geslaagd ook. Sinds 1953 had de Noordse rechtsgeleerde, Dr. Helge Ingstad, tijdens een boottocht met zijn vrouw langs de westkust van Groenland, stilaan de overtuiging gekregen dat het vikingse Vinland vrijwel zeker moest te vinden zijn in de Canadese provincie Newfoundland. Hij vermoedde ook dat de kolonisten van daaruit nog wel verder zuidwaarts afgezakt zouden zijn langs de oostkust van de Verenigde Staten. Daarom begon hij, eigenaardig genoeg, langzaam, met overleg en systematisch te zoeken in de tegenovergestelde richting, opwaarts, dus noordwaarts. Hij vertrok vanaf Rhode Island. Vanuit de boot en ook vanuit het observatievliegtuig onderzocht hij stelselmatig de kust. Zo passeerde hij Massachusetts en Nova Scotia in Canada tot in Newfoundland. Daar belandde hij op het eiland van die naam, helemaal in de noordpunt, in een klein vissersdorp met de Frans-Engelse naam L’Anse aux Meadows. Toen was het al lente 1961 geworden. Ingstads vasthoudendheid werd hier beloond. De oorspronkelijk zuiver Noorse expeditie, bestaande uit de leider, diens vrouw Anne Stine, hun dochter Benedicte, Dr. Odd Martens, Paul Sornes en Erling Brunborg, die dat jaar in Lancey Meadow (= L’Anse aux Meadows) startte, groeide soms aan tot een bezetting van een twintigtal Noorse, IJslandse, Zweedse, Canadese en Amerikaanse geleerden. Nog voordat de winter intrad hadden de eerste zes Noorse pioniers zeven “búdir” – vikingshuizen – gevonden! Later werden dan ook de omtrekken van het grote huis van zowat 17 m bij 25 m, klaarblijkelijk van leider Leif Eriksson zelf, blootgelegd (Fig. 12). Bovendien werden nog ettelijke roestige spijkers, evenals brokken moerasijzer weergevonden. De haard in Leifs woning en ook andere stookplaatsen 15
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
werden ontdekt; en tenslotte vond men zelfs de smidse, met het gebroken stenen aambeeld, stukjes warmgesmeed ijzer en talrijke ijzerslakken. Twee radio-carbondateringen gaven de late tiende of de vroege elfde eeuw aan. Fig. 12 Viking-nederzetting in L’Anse aux Meadows, met het grote huis van Leif Eriksson.
Fig. 13 Spinklosje in zeepsteen uit de opgravingen in L’Anse aux Meadows.
Voor het overige werden nagenoeg geen artefacten opgegraven, hetgeen trouwens begrijpelijk voorkomt daar de bodem daar erg zuurhoudend is. Daarenboven ligt het voor de hand dat, in de loop der tijden, inboorlingen wel alles zullen hebben weggesleept wat ze maar enigszins konden gebruiken. Groot was dan ook de vreugde toen eind 1963, onder de archeologische leiding van mevrouw Ingstad, een zeepstenen spinklosje (om ruwe wol tot draad te draaien) aan het licht kwam (Fig. 13). Dit kleine doorboorde ronde steentje van zowat 3,5 cm doorsnede, van hetzelfde type als eertijds in Groenland, IJsland en Noorwegen gebruikelijk, en dat hier was gemaakt van een stuk van een gebroken kookpot, bevestigt niet enkel het feit dat te L’Anse aux Meadows vikingen hebben gewoond, maar het bewijs dat er ook vrouwen met hen waren meegekomen. Dáár op het eiland Newfoundland moet dus een werkelijke nederzetting hebben bestaan. Dr. Ingstad is vrijwel zeker dat dit het legendarische (eiland) Vinland is geweest. Het Vinland van Leif Eriksson waar die zelf heeft gewoond! Na dit nu vaststaand wetenschappelijk bewijs voor de aanwezigheid in Amerika van Groenlandse vikingen, ongeveer vijfhonderd jaar vóór Columbus, kunnen we nog alleen maar méér bevestigingen verwachten over het binnendringen van de Noormannen in het Amerikaanse binnenland. Blijft nu nog precies te achterhalen wat eigenlijk de betekenis is van het woord VINLAND. In de bewuste saga’s wordt herhaaldelijk en zelfs uitdrukkelijk gesproken over de druiven, die ter plaatse in grote hoeveelheden in het wild voorkwamen. Daardoor zou Vinland werkelijk gewoon WIJNLAND betekenen. Wat ook algemeen werd aanvaard. Tot nog toe.
16
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
Inmiddels had men evenwel geconstateerd dat wijndruiven nooit zo hoog in het noorden, op Newfoundland, kunnen voorgekomen zijn. Vandaar dat sommige geleerden zijn gaan twijfelen aan de ware betekenis van dat “vin”, en dit zelfs op linguïstische gronden. Ook Ingstad behoort tot hen die er een andere verklaring voor willen zoeken. Hij steunt zich hierbij o.a. op de Zweedse filoloog Sven Soderberg. Zij beweren dat “vin” in Vinland dient te worden verstaan in de Oudnoorse betekenis van “gras”, “grazige weiden”, “weilanden”. Door andere geleerden, o.a. door de IJslander Hermann Pálsson en de Schot Magnus Magnusson, wordt deze bewering op grond der taalfonologie als onmogelijk afgedaan. Terwijl zij zich ook en voornamelijk steunen op de ondubbelzinnige uitlatingen in de saga’s zelf. Wat daar nu ook van zij, deze “woorden”-strijd doet in generlei wijze afbreuk aan het “eerstontdekkingsrecht” van de vikingen! En ten slotte is de benaming die vijfhonderd jaar later aan het herontdekte werelddeel werd gegeven, niet enkel niet erg gelukkig maar daarbij helemaal nietszeggend en zelfs onjuist. Inderdaad, de naam Amerika werd in 1507 voorgesteld door de geleerde en gewetensvolle Duitse cartograaf Martin Waldseemüller (1470-1518) – ook bekend als Hylacomilus, Hilacomilus en Ilacomilus – , in diens werk “Cosmographia Introductio” (Fig. 14). Dit deed hij uit zijn aanvankelijk oprechte waardering voor de “ontdekkingen” verricht door de Florentijn Amerigo Vespucci (14511512). Hij gebruikte dan ook als eerste zelf die benaming Amerika op de wereldkaart in zijn “Introductio” en ook op zijn globuskaart van datzelfde jaar 1507. Het was evenwel meteen de laatste keer dat hij dit deed, zo groot was even later zijn gerechtvaardigde ontgoocheling over Vespucci’s bedrog. Weldra bleek immers dat die Italiaan zelf helemaal niets had ontdekt. Wel was hij, de notariszoon, als ondergeschikte onder een van de kapiteins van Columbus, de heetgebakerde Hojeda, in 1499 meegevaren ter verkenning van de kust van Venezuela, natuurlijk op bevel van Columbus. Teruggekeerd in Europa had Vespucci in 1504 twee brieven over zijn “ontdekkingstochten” geschreven aan een paar Italiaanse vrienden. Daarin gaf hij hoog hierover op, zodat hij Columbus poogde te usurperen, en waarin hij niet eens vermeldde dat hij onder Hojeda had gestaan, hoewel ook de Baskische cartograaf Juan de la Casa als zeeman mee aan boord was.
Fig. 14 Eerste vermelding van “America” op de wereldkaart van Martin Waldseemüller in 1507.
In ieder geval had Waldseemüller van bedoelde brieven kennis gekregen en de cartograaf had aldus, te goeder trouw en opgetogen over de prestaties van die onbekende Amerigo, diens naam voor altijd willen vereren. Temeer daar de Italiaanse snoever het nog had bestaan de toenmalige bestseller “Quattuor Navigationes” – Vier Zeereizen – uit te geven, waarin hij voor het allereerst sprak over “quarta orbis pars” – het vierde werelddeel! 17
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
Het is dus wel zo dat de IJslanders van vandaag (en misschien wij allen) die Amerigo Vespucci gewoon zouden mogen negeren en het hele continent Amerika, indien niet Vinland, dan toch met gewettigde trots eenvoudig en zonder enige achterdocht de naam zouden kunnen geven van zijn echte ontdekker: LEIFLAND! BIBLIOGRAFIE Bauer, Frank. De Oud-IJslandse Saga. K.V.H.U. Leuven, 1929. Bronsted, Johannes. Zo leefden de Vikingen. Vert. L. Esmeyer, Baarn, 1962. Ceram, C.W. Der erste Amerikaner, Das Rätsel des vor-kolumbischen Indianers. Reinbek bei Hamburg, 1972. Fay, Howard LA. The Vikings. Washington D.C., 1972. Herrmann, Paul. Op zoek naar de Horizon. Bewerking Jan Vrijman, Utrecht, MCMLIV. Holand, Hjalmar Rued. Westward from Vinland. New York, 1940. Holthausen, Ferdinand. Altisländisches Elementarbuch. Weimar, 1895. Ingstad, Helge. Vinland Ruins prove Vikings found the New World. National Geographic Magazine, November, 1964. Leithäuser, Joachim G. Mappæ Mundi, Die geistige Erobering der Welt. Berlin, 1958. Magnusson, M. & Palsson, H. The Vinland Sagas. The Norse Discovery of America. Penguin Classics, 1971. Idem. Njal’s Saga. Penguin Classics, 1972. Maurik, H.G. van. IJsland in de Golfstroom. Meppel, 1959. Skelton, A.A., Marston, Thomas E. & Painter, George D. The Vinland Map and the Tartar Relation. Yale University Press, New Haven and London, 1965. Stroh, Friedrich. Handbuch der germanischen Philologie. Berlin, 1952. Tooley, R.V., Bricker, Charles & Crone, Gerald Roe. Landmarks of Mapmaking. Brussel, MCMLXVIII. Verhoog, P. De ontdekking van Amerika vóór Columbus. Hilversum, 1958.
WAARHEIDSCOMMISSIE IN PERU GESPREK MET PROF. SALOMON LERNER VERTALING: UTE WALTERSCHEID Na de val van President Fujimori wegens corruptie en zijn vlucht naar het buitenland, stelde de overgangspresident Valentin Paniagua in 2001 een onderzoekscommissie in, om de slachtpartijen en schendingen van de mensenrechten tijdens het bewind van Fujimori en zijn twee voorgangers te onderzoeken. Tussen 1980 en 2000 heersten er in Peru politiek geweld en terreur. De commissie, bestaande uit 12 personen werkte 2 jaar lang. Bijna 16.000 getuigen en slachtoffers werden ondervraagd. Tijdens openbare verhoringen van 9800 getuigen kwamen onvoorstelbare gruweldaden aan het daglicht – uitgevoerd door maoïstische guerillero’s maar ook door leden van het leger en de staatsveiligheid. Op sommige tijdstippen telde de commissie 500 medewerkers. Het resultaat werd vastgelegd in 8 lijvige boeken. Wij spraken met de voorzitter van de commissie tijdens zijn verblijf in België in het voorjaar van 2008. 18
Prof. Salomon Lerner werd geboren 1944 in Lima, Peru. Hij was Rector van de Pauselijke Universiteit van Peru (van 1994 tot 2000) en president van de Unie van de Universiteiten van Latijns Amerika en is nu directeur van het Instituut voor Democratie en Mensenrechten in Lima. Na studies in de rechten in Peru en studies van Filosofie in Leuven, werkte S. Lerner als professor aan verschillende instituten in binnen- en buitenland. Voor zijn inzet voor democratie en mensenrechten kreeg hij meerdere nationale en internationale onderscheidingen. Hoeveel slachtoffers zijn tijdens deze burgeroorlog te betreuren? Wij houden rekening met 70.000 mensen, exact 69.280 doden. Zij werden ofwel gedood, vermoord of ze zijn “spoorloos verdwenen”. Dit geweld staat voor ongeveer 54 % op rekening van het Lichtend
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
Pad, maar ook voor 37 % op rekening van de nationale veiligheidsdienst. Wij spreken trouwens niet van burgeroorlog maar van een “intern gewapend conflict”. Welke gevolgen had dit conflict voor de Peruviaanse maatschappij? Gevolgen die we nog lang zullen voelen. Het conflict veroorzaakte een enorme vlucht vanuit het platteland. De boeren zijn tot vandaag verarmd. Wij betreuren de ineenstorting van bijna alle gegroeide, overgeleverde en traditionele structuren. Op vele plaatsen heerst een klimaat van angst en wantrouwen. Door het verlies van geliefden hebben de mensen diepe psychische wonden opgelopen. Wat zijn de resultaten van de onderzoeken van de waarheidscommissie? Wij hebben niet alleen de onmiddellijke of latere gevolgen onderzocht maar ook de oorzaken en verantwoordelijkheden. Wij hebben vastgesteld, dat het aantal slachtoffers tenminste dubbel zo hoog was dan wat de nationale statistiek tot dan toe beweerde en dat drie kwart van de slachtoffers tot de autochtone bevolking behoren. Dus vooral de Indio’s waren de slachtoffers ? Ja, zij bevonden zich tussen alle fronten. Zij werden slachtoffer van misdaden van beide kanten: moord, slachtpartijen, verkrachtingen, folteringen, ontvoeringen enz. Hiervoor dragen de politiek verantwoordelijken tot vandaag een politieke en morele schuld. Hoe kon het zo ver komen? Wij geloven dat het zo ver alleen kon komen, omdat de mensenrechten in Peru maar zeer oppervlakkig zijn verankerd. Dit geldt niet alleen voor het gerecht, maar ook voor school en educatie, waarvan grote delen van de arme Andesbevolking zijn uitgesloten. Zijn er gelijkaardige ervaringen in Latijns Amerika met de verwerking van een bloedig verleden? Ja, in Argentinië, Chili, El Salvador en Guatemala. Wat kunnen we daaruit leren? Van Guatemala hebben we geleerd, onze aandacht op het lot van de autochtone bevolking te richten. Van Chili, dat we ons bezighouden met de late gevolgen om al dan niet een morele schadevergoeding te eisen. Welke rol speelde de katholieke kerk in deze commissie? Men kan zeggen, dat zij zogezegd heel haar gewicht in de weegschaal heeft gelegd. Dit heeft de geloofwaardigheid van de commissie erg bevorderd.
Wat is het nut van opnieuw de schuldvraag te formuleren? Om filosofische en morele redenen is het kennen en bekend maken van de waarheid altijd beter dan een valse vrede. Maar er zijn ook andere redenen: vergeten vergroot de schuld en is een belediging voor de slachtoffers. Alleen zij hebben het recht om te vergeten en te vergeven. Zij mogen een aanspraak maken op de waarheid. Zelfs in het geval van een gehele amnestie geldt de voorwaarde dat de waardigheid van de slachtoffers gerespecteerd wordt en zij hun plaats in de maatschappij kunnen terugvinden. Zou het niet beter zijn, het verleden te laten rusten? Wij proberen een scheidingslijn tussen slachtoffers en daders te trekken. Als wij van misdaad spreken, mogen we bij de daders geen verschillende maten en gewichten gebruiken. Het kan niet zijn dat men weerloze mensen ombrengt alleen omwille van een goed principe zoals de democratie. Dit is een tegenspraak op zichzelf. Bij de heersende elite van Peru heerst nog altijd het idee, dat de rechten en zelfs het leven van de Andesbevolking, voor het bewaren van sommige verworvenheden zoals de democratie, geen grote rol spelen. Neemt men het werk van de commissie ernstig of gaat men stilzwijgend naar de dagorde over? De partijen hebben helaas besloten, de resultaten van de commissie en haar aanbevelingen niet in aanmerking te nemen. Zij zien in het politiek geweld gewoon een nachtmerrie, die nu beëindigd is. Dit betekent dat zij de slachtoffers gering achten en wensen geen gerechtelijke vervolging. Ze maken hiermee duidelijk dat zij geen diepgaande institutionele hervorming wensen en een verzoening van de staat met de meerderheid van zijn bevolking niet belangrijk vinden. Wat is de houding van president Alan Garcia? Hij neemt een middenpositie in. Aan de ene kant heeft hij sommige nodige maartregelen, zoals de inrichting van een Raad voor herstel, genomen. Aan de andere kant doet hij weinig voor verzoening en opbouw van een echte democratie. MARCEL BAUER
Twee gesculpteerde houten voorwerpen, gevonden in L’Anse aux Meadows. 19
TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2008
PERU VERWERPT LANDWETTEN OVER HET AMAZONEGEBIED Lima. DAN COLLYNS. BBC Het Congres van Peru heeft bij stemming twee landwetten ingetrokken die bedoeld waren tribale delen uit het Amazonegebied open te stellen voor industriële ontwikkeling, iets wat leidde tot protest bij autochtone bevolkingsgroepen. Verslaggevers noemen deze afschaffing een klap voor president Alan García, die de wetgeving bij decreet had goedgekeurd. Mr. García had het initiatief nochtans omschreven als cruciaal voor de ontwikkeling van de armste gebieden van Peru. Een vooraanstaande voorvechter van de mensenrechten voor de inboorlingen was wel tevreden over de intrekking van de wetten. Alberto Pizango noemde het een nieuwe lente voor het woongebied van de inboorlingen. Tijdens de protesten, die meer dan 10 dagen duurden, gijzelden autochtone groepen verschillende politiemensen. Ze namen ook de controle over de natuurlijke gaswinningen in het zuiden van Peru én over de oliepijpleiding. “Echte democratie” Het congres trekt de wetten in met 66 stemmen tegen 29. Vóór de stemming sprak Roger Naja, de voorzitter van de Nationale Commissie voor Andes-, Amazone-, en Afro-Peruviaanse volken, en raadde het Congres aan de wetten weg te stemmen. Hij zei dat men zich die Vrijdag zou blijven herinneren als de
dag waarop de teloorgang van inheemse groepen in het regenwoud en in de bergen voorkomen werd. Mr. Pizango, de leider van de Inter-Etnische Vereniging van het Peruviaanse regenwoud (Aidesep), loofde het intrekken als “een moment van echte democratie en echte integratie”.Verder zei hij: “Dit is een nieuw begin voor de mensen van deze gebieden, en voor alle Peruvianen die zich in vrijheid willen ontwikkelen en niet in onderdrukking”. Woensdag waarschuwde president García dat de afschaffing wel eens een ernstige historische fout zou blijken te zijn. “Als dit gebeurt uit schrik voor tegenstanders of uit schrik voor onrust, zal Peru zich dit op een dag herinneren als het ogenblik waarop veranderingen tot stilstand kwamen en honderdduizenden veroordeeld werden tot armoede, uitsluiting en marginalisatie”. De wetten zouden de verkoop van tribale grond mogelijk hebben gemaakt bij eenvoudige meerderheid in een volksvergadering. De opposanten beweren dat dit het de grote energie-maatschappijen gemakkelijk zou gemaakt hebben hun land in te pikken. Ongeveer 70% van Peru’s amazonegebied is verhuurd voor olie- en gaswinning en veel inboorlingen willen deze maatschappijen niet op hun grondgebied.
WEBSITE VAN RUUD VAN AKKEREN
Op zondag 7 januari 2007 woonden we met een grote groep in het Etnografisch Museum te Antwerpen de boeiende voorstelling bij van De Dans van de Trom, de eerste roman van antropoloog Ruud van Akkeren. Het boek kreeg van ons als enige voor het jaar 2007 een waardering van vier sterren op vier, wat toch wel wat zegt over de kwaliteiten ervan! De Dans van de Trom is uitvoerig besproken in ons tijdschrift. Deze recensie kan je tevens herlezen op de website van het Instituut (1). Nu heeft Ruud van Akkeren een eigen website geopend die we onze leden van harte kunnen aanbevelen. Een ideale gelegenheid om kennis te maken met leven en werk van deze sympathieke antropoloog (2). 1-http://www.amerikanistiek.org/bijdragen_danstrom1.htm 2-http://www.mayatundance.org/ 20