Inspectierapportage Brandveiligheid

0

Datum 10 aug 2014 Betreft Inspectie brandveiligheid Appartementencomplex Oranje Nassaustraat 4-6 Valkenswaard Pagina

Inspectierapportage RAPPORTAGE Brandveiligheid

Pagina 1 van 28

Appartementencomplex Oranje Nassaustraat 4-6 te Valkenswaard

Bouwwerk:

Appartementencomplex Oranje Nassaustraat 4-6 5554 AG Valkenswaard

Opdrachtgever:

Huisje huren in Eindhovenseweg 65 5554 AB Valkenswaard

Document opgemaakt door:

Dirk Sommers Brandzorg Uiverlaan 24 5701 AA Helmond Telefoon: 06 - 813 838 78 Mail: [email protected]

Opmaak datum:

10 augustus 2014

Documentnummer:

DS/rap01.A_concept

Bijlagen:

Plattegrondtekeningen A.C van Velthoven

0

Datum 10 aug 2014 Betreft Inspectie brandveiligheid Appartementencomplex Oranje Nassaustraat 4-6 Valkenswaard Pagina Pagina 2 van 28

Inhoud INLEIDING ............................................................................................................................ 3 REGELGEVING .................................................................................................................... 4 CONCLUSIE ........................................................................................................................27 PLAN VAN AANPAK ................................................................................. …………………..28

Disclaimer: Brandzorg heeft dit rapport met zorg samengesteld gegeven de vraagstelling van de opdrachtgever en omstandigheden binnen het project. Dit rapport kan desondanks niet worden gezien als uitputtend en absoluut. Brandzorg aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid met betrekking tot eventuele niet opgemerkte situaties of omstandigheden waardoor veiligheid c.q. bedrijfszekerheid in gevaar zouden kunnen worden gebracht. © Dit document is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de auteur. Wijziging, aanvulling, of publicatie van dit document als mede het gebruik voor een ander dan het beschreven project is zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur niet toegestaan.

0


INLEIDING Brandzorg te Helmond heeft namens dhr. Van der Heijden van Huisje huren in, opdracht gekregen om de brandveiligheid van het appartementencomplex gelegen aan de Oranje Nassaustraat 4-6 te Valkenwaard in kaart te brengen. Dit naar aanleiding van de aanschrijving onder kenmerk 14.A.01136 van de brandweer Brabant-Zuidoost, afdeling naleving. In deze rapportage sommen we op aan welke brandveiligheid eisen volgens de wet en regelgeving minimaal dient te worden voldaan. Vervolgens geven we advies over hoe de brandveiligheidstekortkomingen het beste kunnen worden opgepakt, zodat aan de noodzakelijke brandveiligheid eisen wordt voldaan. Dit concept document dient als uitgangspuntendocument en vormt de basis voor het overleg met gemeente / brandweer en de gebouweigenaar. Tijdens dit proces kan het document wijzigen. Zodra deze definitief is kan deze samen met de vergunningstekeningen als voorstel bij bevoegd gezag worden voorgelegd.

Inspectie: Op 20 juni 2014 is ter plaatse door Brandzorg een bezoek gebracht om een goed beeld van situatie te krijgen. De inspectie is visueel uitgevoerd in en rond het betreffende bouwwerk. Er is geen destructief onderzoek uitgevoerd. Niet alle ruimten waren toegankelijk en alleen op de 1e verdieping bestonden de plafonds in de appartementen uit een systeemplafond. Op de 2e en 3e verdieping uit vaste plafonds. Toetsing: Aan de hand van dit bezoek is een rapportage opgesteld met hierin in het algemeen de geconstateerde tekortkomingen. Ter grondslag ligt hieraan de bouwvergunning, afgegeven onder nummer 257/2002 met een wijziging op 25 maart 2005 (Het van rechtens verkregen niveau). Omdat men kamergewijze verhuur wil beëindigen, dus deels een functiewijziging, is de toetsing gedaan aan de hand van de regelgeving uit het Bouwbesluit 2012, woonfunctie, andere woonfunctie/ woonfunctie in woongebouw. Enkele brandveiligheidpunten zijn naar aanleiding van de inspectie op 22 juli 2014 besproken met de dhr. Brouwer van afd. Vergunning, Toezicht en Handhaving (VTH).

Demarcatie Elektrische voorzieningen, water en gasinstallaties hebben ook ieder hun eigen eisen voor een veilig gebouw. Evenals reiniging afzuigkap, vervuiling appartementen, opslag, enz. Deze aspecten vallen echter buiten de reikwijdte van deze opdracht/rapportage.

0


REGELGEVING Afdeling 1.3. Gelijkwaardigheidsbepaling 1. Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften. 2. Een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in het eerste lid wordt bij het gebruik van het bouwwerk in stand gehouden. 3. Een in het eerste lid bedoelde gelijkwaardige oplossing voor een aansluiting op het distributienet voor warmte als bedoeld in artikel 6.10, derde lid, heeft ten minste dezelfde mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu als wordt bereikt met de in het warmteplan voor die aansluiting opgenomen mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu.

Afdeling 1.4. Bijzondere bepalingen Artikel 1.16. Zorgplicht 1. Een bij of krachtens de wet aanwezige installatie van dit besluit: a. functioneert overeenkomstig de op die installatie van toepassing zijnde voorschriften; b. wordt adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd, en c. wordt zodanig gebruikt dat geen gevaar voor de gezondheid of de veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. 2. Na het aanbrengen of wijzigen van een kabel-, leiding- of andere doorvoer in of door een scheidingsconstructie waarvoor op grond van dit besluit een eis met betrekking tot de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang geldt, wordt de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of rookdoorgang op adequate wijze gecontroleerd.

0


Afdeling 2.2. Sterkte bij brand Artikel 2.14. Tijdsduur bezwijken 1. Een vloer, trap of hellingbaan waarover of waaronder een vluchtroute voert, bezwijkt niet binnen 20 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. Dit geldt niet voor de vloer van een buitenruimte van een woonfunctie. 2. Een bouwconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin die bouwconstructie niet ligt, niet binnen 30 minuten door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan dat brandcompartiment. Voor zover dat brandcompartiment een woonfunctie is, geldt dit niet voor een bouwconstructie van een aan dat brandcompartiment grenzend subbrandcompartiment of grenzende buitenruimte. Samengevat afdeling 2.2 Vluchtroute dienen minimaal 30 minuten in tact te blijven. Huidige situatie Enkele stalen kolommen en liggers zijn momenteel onvoldoende brandwerend bekleed. Ontvluchting vanuit de appartementen op de 3e verdieping kan alleen over het dak van de appartementen van de 2e verdieping richting Oranje Nassaustraat. Van hier heeft men een tweetal onafhankelijke vluchtrouten. Via de wenteltrap buiten of via de vluchttrap binnen (extra beschermde vluchtroute) kan men de vluchtroute vervolgen. De vluchtroute over het dak dient minimaal 30 minuten in tact te blijven. Op het dak liggen momenteel betontegels. Helaas was het niet mogelijk om zonder demontage de opbouw van het dak te analyseren. Op de aanwezige gestempelde vergunningstekeningen (het van rechtens verkregen niveau) 257/2002 zijn 30 en 60 minuten brandscheidingen aanwezig.

Actie Samen met de aannemer dient de dakopbouw ter hoogte van ruimten 4h en 4k nader op zijn brandwerendheid van minimaal 30 minuten te worden bekeken. Mocht blijken dat het dak niet de 30 minuten brandwerendheid haalt is het op de juiste manier laten aanbrengen van een brandwerend plafond in appartementen 4h en 4k een mogelijke optie. Op de begane grondvloer en 1e verdieping dienen enkele stalen kolommen en liggers welke niet of onvoldoende brandwerend zijn bekleed, alsnog minimaal 60 minuten brandwerend te worden uitgevoerd.

0


Afdeling 2.3. Afscheiding van vloer, trap en hellingbaan Artikel 2.17. Aanwezigheid 1. Een voor personen bestemde vloer heeft bij een rand een niet beweegbare afscheiding als die rand meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water. 2. Een trap als bedoeld in artikel 2.27 heeft, voor zover een zijkant van een tredevlak meer dan 1 meter hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding. 3. Een hellingbaan als bedoeld in artikel 2.27 heeft, voor zover een zijkant van de vloer meer dan 1 meter hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, aan die zijkant een niet beweegbare afscheiding. 4. Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan: a. een trap, en b. een hellingbaan. Samengevat afdeling 2.3 Zowel het dakterras als de trappen hebben daar waar noodzakelijk een niet beweegbare afscheiding van minimaal 1 meter hoogte. Huidige situatie

Zowel op de 2e als de 3e verdieping is een buitenruimte aanwezig. Deze zijn omgeven door een stevig metalen hekwerk. Het dak van de berging waar de vaste ladder op uit komt is niet voorzien van een hekwerk. Een deel van de ballustrade gelegen in het treappenhuis (vluchtweg) is niet meer aanwezig.

Actie De ballustrade van het trapdeel van de 1e naar de 2e verdieping dat niet meer aanwezig is herstellen. Tevens zat een leuning aan de muurzijde los. Dit dient te worden hersteld. Omdat men ontvlucht over het dak van de berging vanaf de vaste ladder zal dit dak voorzien moeten worden van een valbeveiligin. Dit kans middels het aanbrengen van een hekwerk of de vluchtladder / -trap moet dusdanig worden uitgevoerd dat deze niet verlaten kunnen worden totdat men de begane grond heeft bereikt.

0


Afdeling 2.4 Overbruggen van hoogteverschillen + Afdeling 2.5 Trap Artikel 2.27. Voorziening bij hoogteverschil 1. Een hoogteverschil van meer dan 0,21 m tussen vloeren waarover een vluchtroute voert en tussen vloeren van verblijfsgebieden, verblijfsruimten, toiletruimten, badruimten, of voor bezoekers bestemde vloeren, vloeren van een verkeersroute die deze ruimten met elkaar verbindt of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan.

Artikel 2.38. Afmeting trap 1. Een trap als bedoeld in artikel 2.27, heeft afmetingen die voldoen aan tabel 2.33. Samengevat afdeling 2.4 Een hoogteverschil groter dan 0,21 meter wordt overbrugd door een vaste trap die voldoet aan de afmetingen uit tabal 2.33 of een vaste hellingbaan. Huidige situatie Vanaf alle verdiepingen zijn een tweetal vluchtwegen aanwezig. Één intern trappenhuis (extra beschermde vluchtroute) is vanaf alle verdiepingen te bereiken. Vanaf de 3e en 2e verdieping ook vanaf buiten te bereiken. De andere vluchtweg gaat via de buitenlucht vanaf de 3e verdieping door naar het platte dak van de 1e verdieping. De vluchtweg vanaf de 3e verdieping is uitgevoerd middels een spiltrap. De vluchrtweg gaat vanaf de 2e verdieping verder als kooiladder. De kkoiladder stopt echter op het platte dak van de berging ter hoogte van de 1e verdieping. De binnenplaats is van een andere gebruiker. Op de aanwezige gestempelde vergunningstekeningen (het van rechtens verkregen niveau) 257/2002 is deze aanwezige vluchtweg in het verleden door de gemeente / brandweer akkoord verklaard.

Actie Om te voorkomen dat mensen bij een calamiteit bij het gebruik van de tweede vluchtweg van het platte dak kunnen vallen zal de vluchtweg moeten doorlopen tot het aansluitend terrein. Aangezien de vluchtweg uitkomt op het binnenterrein van een andere gebruiker, wordt geadviseerd om de bestaande kooiladder op te schuiven en deze te verlengen naar het aansluitend terrein. De kooiladder rondom voorzien van valbeveiliging, zodat men niet uit de kooiladder kan vallen. Voor het goed kunnen gebruiken van de vluchtweg wordt geadviseerd om ter plaatse van de aanwezige kooiladder en de spiltrap noodverlichting aan te brengen. Vanuit de binnenplaats dienen de vluchtdeuren, zoals de poort wel te worden voorzien van een paniekslot.

0


Afdeling 2.9 Artikel 2.76. Binnenoppervlak extra beschermde vluchtroute 1. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht voldoet aan brandklasse 4 en een rookdichtheid van ten hoogste 10m-1. Voor een extra beschermde vluchtroute gelden de brandklasse 2 en een rookdichtheid van ten hoogste 5,4m-1.

Artikel 2.78. Beloopbaar vlak extra beschermde vluchtroute 1. In afwijking van artikel 2.76 geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap en een hellingbaan die grenst aan de binnenlucht brandklasse T3 en rookklasse 10m-1. Voor een extra beschermde vluchtroute geldt brandklasse T1. Huidige situatie De materialen in de vluchtwegen bestaan met name uit steen, brandwerende beplating. Op de traptreden en vloer is vinyl en zachtboard aanwezig. Onduidelijk is wat voor brand en rookklasse het vinyl heeft. De leverancier / fabricaat is namelijk niet te achterhalen.

Actie Vanwege een snelle ontbranding van zachtboard dienen de zachtboard plaatjes gelegen op de traptreden te worden verwijderd.

0


Afdeling 2.10. Beperking van uitbreiding van brand Artikel 2.83. Omvang 1. 3. 5. 6.

Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan 1.000 m². Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een perceel. In een brandcompartiment liggen ten hoogste een woonfunctie en nevenfuncties daarvan. In afwijking van het vijfde lid is een gemeenschappelijk verblijfsgebied toegestaan, indien dat verblijfsgebied een afzonderlijk brandcompartiment is. 7. Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m² of een technische ruimte waarin een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kW worden opgesteld, is een afzonderlijk brandcompartiment.

Artikel 2.84. Weestand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) 1. De volgens NEN 6068 bepaalde wbdbo van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment, naar een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, naar een niet besloten veiligheidsvluchtroute en naar een liftschacht van een brandweerlift is ten minste 60 minuten. 2. In afwijking van het eerste lid kan tussen een brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert worden volstaan met 30 minuten. 3. In afwijking van het eerste lid kan worden volstaan met 30 minuten indien: a. de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m², en b. in het gebouw geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 m boven het meetniveau. 6. Het vierde lid is niet van toepassing op een technische ruimte. 7. Het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor een ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert. 8. Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ruimte van een op een aangrenzend perceel gelegen gebouw wordt voor het op het andere perceel gelegen gebouw uitgegaan van een identiek maar spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Indien het perceel grenst aan een openbare weg, openbaar water, openbaar groen, of een perceel dat niet is bestemd voor bebouwing of voor een speeltuin, een kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen vindt deze spiegeling plaats ten opzichte van het hart van die weg, dat water, dat groen of dat perceel.

0


Artikel 2.92. Ligging 1. Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meer subbrandcompartimenten of verkeersruimten waardoor een beschermde vluchtroute voert. 2. Een beschermde vluchtroute ligt niet in een subbrandcompartiment. 3. In afwijking van het eerste lid kan een verblijfsgebied voor bewaking buiten een subbrandcompartiment liggen indien: a. constructieonderdelen in dat gebied voldoen aan de eisen die artikel 2.67 stelt aan constuctieonderdelen die grenzen aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert, en b. aankleding in dat gebied voldoet aan de eisen die artikel 7.4 stelt aan aankleding in een ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert. 4. Een verblijfsgebied ligt in een beschermd subbrandcompartiment.

0


Samengevat afdeling 2.10 In een brandcompartiment ligt ten hoogste één woonfunctie. Oftewel elk appartement dienst als een apart brandcompartiment te zijn uitgevoerd. Tevens is elk brandcompartiment een subbrandcompartiment. Tussen de appartementen onderling dient een wbdbo aanwezig te zijn van ten minste 60 minuten. De wbdbo vanuit het appartement naar de extra beschermde vluchtroute (gang) is minimaal 30 minuten. Op de aanwezige gestempelde vergunningstekeningen (het van rechtens verkregen niveau) 257/2002 zijn deze brandscheidingen ook weergegeven. Echter staat op deze tekeningen niet exact waar zich de brandscheidingen moeten bevinden om branddoorslag en brandoverslag te voorkomen.

Huidige situatie Verspreid door het pand zijn vele doorvoeringen niet of onvoldoende brandwerend voorzien. Naden zijn deels afgewerkt, met mortel maar veelal met PUR. Ook zijn er op enkele plaatsen openingen in de wand boven het verlaagd plafond aanwezig. Op de 1e verdieping zijn sommige deuren massief uitgevoerd. Op andere plaatsen zitten regelmatig boarddeuren, welke geen 30 minuten brandwerendheid bezitten. De sponningdiepte is wisselend van bijna 25 mm. tot krap 12 mm. Het trappenhuis uitkomende aan de Oranje Nassaustraat is met brandwerende beplating voorzien. De afwerking is echter onvoldoende om te voldoen aan de vereiste brandwerendheid. Op de 2e verdieping liggen appartement 4f en 4g tegenover 4h en 4k. Zoals op de foto laat zien is deze gescheiden door een 110 cm brede (vlucht)gang. Hiertussen zal brandoverslag plaats vinden ondanks de open gang. Dit omdat de aanwezige kunststof kozijnen met hierin standaard glas binnen korte tijd het zullen begeven en de vlammen/hitte hierna bij een relatief korte afstand nog brandoverslag veroorzaken. Mogelijk lopen er ook leidingen en/of kanalen door de vloer van de 1e verdieping richting winkels. De verdiepingsvloer tussen de winkel en de woningen dient ten minste 60 minuten brandwerend te zijn uitgevoerd. Hiertoe hadden we ten tijde van de inspectie geen toegang. Eventuele gebreken vanuit de winkel / BG vloer zijn dus niet meegenomen in deze rapportage. Op de volgende pagina’s enkele foto’s ter illustratie.

0


Appartement 4p op de 1e verdieping.

0


0


0


Appartement 6l op de 1e verdieping.

0


Gemeenschappelijke berging 1e verdieping

Opening boven verlaagd plafond in gang 1e verdieping

0


Algemene actie kamers en inpandige vluchtroute Zoals in 'samengevat afdeling 2.10" dient iedere woning als een apart (sub)brandcompartiment uitgevoerd te zijn. Dit houdt in dat zowel horizontaal als vertikaal alle:  kieren, spleten en naden voldoende brandwerend gedicht moeten worden, niet met PUR;  alle metalen leidingen door de wand dienen rondom voldoende brandwerend afgewerkt te zijn;  alle elektraleidingen door de wand voldoende brandwerend afgewerkt dienen te zijn;  alle sanitairleiding (PVC) voldoende brandwerend afgewerkt dient te worden en voorzien te zijn van brandwerende manchetten;  alle metalen ventilatiekanalen voorzien dienen te worden van een brandklep ter plaatsen van de brandscheiding;  alle flexibele ventilatiekanalen voldoende brandwerend afgewerkt dienen te worden en voorzien te zijn van brandwerende manchetten;  deuren minimaal 30 minuten brandwerend dienen te zijn en geplaatst in een kozijn met een sponningdiepte van minimaal 25mm. Op de 2e verdieping liggen de appartement 4f en 4g tegenover 4h en 4k op een te korte afstand. Tussen deze woningen onderling is dus de kans op brandoverslag aanwezig. Door de ramen en deuren van de woningen 4H en 4K ten minste 30 minuten brandwerend te voorzien zal worden voldaan aan de brandoverslageis. De kunststof kozijnen en deuren dienen te worden vervangen voor ten minste 30 minuten brandwerende kozijnen. Door de vloer tussen de 1e verdieping en de winkels kunnen leidingen en/of kanalen lopen. Deze dienen ook brandwerend afgewerkt te worden zodat er ook een 60 minuten brandscheiding tussen de winkels en de boven gelegen woningen aanwezig is. Dit is een algemeen punt wat niet door ons is geïnspecteerd, maar wat nog wel dient te worden opgepakt. Noot: De brandwerende voorzieningen dienen te worden uitgevoerd door een applicateur, welke van alle aangebrachte brandwerende materialen, certificaten of attesten kan overleggen en toevoegen in het brandveiligheid logboek.

0


Afdeling 2.12. Vluchtroutes Artikel 2.112. Vluchtroute 1. Op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer begint een vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg. 4. De loopafstand een punt en een gebruiksgebied en een uitgang van het subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt is niet groter dan 45 meter.

Artikel 2.114. Extra beschermde vluchtroute 1.Een vluchtroute die door een gemeenschappelijke verkeersruimte voert waarop een totale gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m² aan woonfuncties is aangewezen, is een extra beschermde vluchtroute. 2.Een vluchtroute waarop meer dan 60 en ten hoogste 225 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een extra beschermde vluchtroute, tenzij dat compartiment direct grenst aan het aansluitende terrein. 3.Een vluchtroute die vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment over een trap voert en een hoogteverschil van meer dan 12,5 m overbrugt, is een extra beschermde vluchtroute.

Artikel 2.116. Tweede vluchtroute 1.Indien op een vluchtroute een tweede vluchtroute begint, zijn de artikelen 2.113,2.114 eerste en tweede lid, en 2.115 niet van toepassing vanaf het punt dat de twee vluchtroutes door verschillende ruimten voeren. 2.In afwijking van het eerste lid kunnen de twee vluchtroutes vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de eerste vluchtroute begint door dezelfde ruimte voeren indien: a.de ruimte grenst aan de uitgang van het subbrandcompartiment; b.de vluchtroutes in de ruimte naar verschillende uitgangen voeren, en c.de ruimte een besloten ruimte is, is de loopafstand in die ruimte gemeten over de vluchtroute ten hoogste 30 m en indien de route een beschermde route is ten hoogste 70 m. 3.In afwijking van het eerste lid kunnen de twee vluchtroutes vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de eerste vluchtroute begint door dezelfde ruimte voeren voor zover de vluchtroute een veiligheidsroute is. Samengevat afdeling 2.12 Een vluchtroute vanaf elk appartement is een extra beschermde vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg. Daar waar een tweede vluchtroute begint komt artikel 2.113 en 2.114 te vervallen dus zijn de eisen alleen noodzakelijk die aan een vluchtroute worden gesteld.

0


Huidige situatie Vanaf alle verdiepingen zijn een tweetal vluchtwegen aanwezig. Één intern trappenhuis (extra beschermde vluchtroute) is vanaf alle verdiepingen te bereiken. Vanaf de 3e en 2e verdieping ook vanaf buiten te bereiken. De andere vluchtweg gaat via de buitenlucht vanaf de 3e verdieping door naar het platte dak van de 1e verdieping. De vluchtweg vanaf de 3e verdieping is uitgevoerd middels een spiltrap. De vluchrtweg gaat vanaf de 2e verdieping verder als kooiladder. De kkoiladder stopt echter op het platte dak van de berging ter hoogte van de 1e verdieping. De binnenplaats is van een andere gebruiker.

Op de aanwezige gestempelde vergunningstekeningen (het van rechtens verkregen niveau) 257/2002 is deze aanwezige vluchtweg in het verleden door de gemeente / brandweer akkoord verklaard.

Actie Om te voorkomen dat mensen bij een calamiteit bij het gebruik van de tweede vluchtweg van het platte dak kunnen vallen zal de vluchtweg moeten doorlopen tot het aansluitend terrein. Aangezien de vluchtweg uitkomt op het binnenterrein van een andere gebruiker, wordt geadviseerd om de bestaande kooiladder op te schuiven en deze te verlengen naar het aansluitend terrein. De kooiladder rondom voorzien van valbeveiliging, zodat men niet uit de kooiladder kan vallen. Voor het goed kunnen gebruiken van de vluchtweg wordt geadviseerd om ter plaatse van de aanwezige kooiladder en de spiltrap noodverlichting aan te brengen. Noot; Vanuit de binnenplaats dienen de vluchtdeuren, zoals de poort wel te worden voorzien van een paniekslot.

0


Afdeling 6.1. Verlichting Artikel 6.2. Verlichting 4.

Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute of beschermde route voert heeft een verlichtingsinstallatie die een op een vloer, een tredevlak of een hellingbaan gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux.

Artikel 6.3. Noodverlichting

5.

Noodverlichting als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten een op de vloer en het tredevlak gemeten verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.

Samengevat afdeling 6.1 In een woonfunctie is wel verlichting in een vluchtroute noodzakelijk maar geen noodverlichting. Huidige situatie Op diverse plaatsen in het pand zijn noodverlichtingarmaturen aanwezig. Een aantal daarvan zijn momenteel defect.

Actie Ondanks dat noodverlichting niet volgens wet en regelgeving voor een woonfunctie noodzakelijk wordt geacht, adviseren we toch om de huidige noodverlichting te handhaven en daar waar nodig te repareren. Ook is ons advies om extra noodverlichting bij de spiltrap en de bestaande kooiladder aan de buitenzijde van het gebouw noodverlichting te plaatsen.

0


Afdeling 6.5. Tijdig vaststellen van brand Artikel 6.20. Brandmeldinstallatie Geen lid aangestuurd

Artikel 6.21. Rookmelders 1. Bij een te bouwen woonfunctie en bij functiewijziging naar een woonfunctie heeft een besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie een of meer rookmelders die voldoen aan en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen als bedoeld in NEN 2555. Dit geldt niet voor een woonfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20. Samengevat afdeling 6.5 Binnen een woonfunctie, andere woonfunctie, is geen brandmeldinstallatie vereist. Wel hebben die besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie (appartement) een rookmelder die voldoet aan NEN 2555 (aangesloten op het lichtnet en voorzien van een noodstroomvoorziening). Oftewel geplaatst op de route naar de voordeur van de woning en niet op de route tussen de voordeur van de woning en de uitgang van het woongebouw. Huidige situatie Op diverse plaatsen in het pand hangen in de appartementen rookmelders. Misschien een uitzondering daar gelaten zijn deze vrij oud en wordt dus getwijfeld aan de (correcte) werking hiervan.

Actie Geadviseerd word om alle rookmelders te verwijderen en alleen daar waar noodzakelijk deze te vervangen voor rookmelders uitgevoerd conform de NEN 2555.

Noot: rookmelders hoeven alleen in een besloten ruimte te hangen waardoor vanuit een andere verblijfsruimte wordt gevlucht. Mocht men de deur tussen het portaal en de woon/slaapkamer verwijderen behoort het portaalgedeelte ook bij dezelfde verblijfsruimte als deze woon/slaapkamer en hoeft er geen rookmelder meer geplaatst te worden omdat men niet meer door een andere besloten ruimte vlucht. Dit kan omdat de dan hierin uitkomende doucheruimte niet als een verblijfsruimte wordt gezien.

0


Afdeling 6.6. Vluchten bij brand Artikel 6.23. Ontruimingsalarminstallatie en ontruimplan Geen lid aangestuurd.

Artikel 6.24. Vluchtrouteaanduidingen

Geen lid aangestuurd.

Artikel 6.25. Deuren in vluchtroutes 1. Een deur op een gemeenschappelijke vluchtroute die toegang geeft tot een trappenhuis van een te bouwen woongebouw draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in. 8. Een automatisch werkende deur en een voorziening voor toegangs- of uitgangscontrole in een vluchtroute mogen het vluchten niet belemmeren. 9. Een deur die toegang geeft tot een overdruktrappenhuis is voorzien van een aanduiding waaruit blijkt dat hard duwen noodzakelijk kan zijn.

Artikel 6.26. Zelfsluitende deuren 1. Een beweegbaar constructieonderdeel in een inwendige scheidingsconstructie waarvoor een eis aan de weerstand tegen branddoorslag, weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of weerstand tegen rookdoorgang geldt, is zelfsluitend. 2. Het eerste lid geldt niet voor een deur in een niet-gemeenschappelijke doorgang.

0


Samengevat afdeling 6.6 Vanuit het Bouwbesluit is geen ontruimingsinstallatie als vluchtrouteaanduiding vereist. Deuren die uitkomen in het trappenhuis draaien niet tegen de vluchtrichting in. En deuren in een brandwerende scheidingsconstructie zijn zelfsluitend uitgevoerd met uitzondering van de toegangsdeuren van de appartementen. Huidige situatie In het pand zijn enkele vluchtrouteaaduidingsarmaturen aanwezig, al dan niet verlicht. Ook is de projectering hiervan niet optimaal. Maar vanuit het bouwbesluit is vluchtrouteaanduiding voor woonfuncties niet vereist. Enkele deuren uitkomende op het trappenhuis draaien tegen de vluchtrichting in. Aangezien het een bestaand gebouw betreft en dus niet een te bouwen woongebouw betreft, zoals in artikel 6.25 lid 1 staat omschreven, is deze situatie toegestaan. De deuren van de appartementen zijn niet zelfsluitend. De deuren naar het trappenhuis dienen allen zelfsluitend te zijn uitgevoerd. Alle vluchtroute waren ten tijde van de inspectie vrij van obstakels.

Actie Vluchtrouteaanduiding is voor woonfuncties niet vereist vanuit het Bouwbesluit. Aangezien de vluchtrouteaanduiding veel meerwaarde geeft aan de vluchtveiligheid, adviseren we om deze te laten hangen en waar nodig te repareren. Aangezien het een bestaand gebouw betreft en dus niet een te bouwen woongebouw betreft, zoals in artikel 6.25 lid 1 staat omschreven, mogen de deuren naar het trappenhuis tegen de vluchtrichting in draaien. Daarbij gelet op de huidige situatie zijn een minimaal aantal personen op de deuren aangewezen, waarin de draairichting van de deuren geen belemmering zullen vormen voor het vluchten. Wel wordt geadviseerd om alle deuren (dus ook de buitendeuren) naar het trappenhuis te voorzien van een deurdranger. Enkele deuren zijn momenteel al voorzien van deurdranger, maar de deur valt niet voldoende in het slot. Dit laten repareren, zodat de deuren goed in het slot dicht vallen. Bij regelmaat erop letten of vluchtroute vrijgehouden zijn van obstakels en hier de bewoners zo nodig op aanspreken wijzend op de mogelijke gevolgen bij brand.

0


Afdeling 6.7. Bestrijden van brand Artikel 6.28. Brandslanghaspels

Geen lid aangestuurd.

Artikel 6.31. Blustoestellen

Geen lid aangestuurd. Samengevat afdeling 6.7 Vanuit het Bouwbesluit geen blusmiddelen vereist.

0


Huidige situatie Op enkele plaatsen in het pand is een brandslanghaspel aanwezig of hangt een blustoestel. Deze zijn juni 2014 gekeurd. Deze zijn echter vanuit het Bouwbesluit niet noodzakelijk binnen woonfunctie andere woonfunctie.

Actie Aangezien de huidige brandslanghaspels in orde zijn wordt geadviseerd om ze te laten hangen en te blijven onderhouden.

Afdeling 7.1. Voorkomen van brandgevaar en ontwikkeling van brand Artikel 7.3. Vastzetten zelfsluitend constructieonderdeel Een zelfsluitend constructieonderdeel als bedoeld in artikel 6.26, eerste lid, mag niet in geopende stand zijn vastgezet tenzij het constructieonderdeel bij brand en bij rook door brand automatisch wordt losgelaten. Samengevat afdeling 7.1 Zelfsluitende deuren mogen niet worden vastgezet door een spie, haak, steen, enz.

Huidige situatie Deze situatie is ten tijde van de inspectie nergens aangetroffen.

Actie Bij regelmaat op letten of zelfsluitende deuren niet oneigenlijk worden vastgezet en hier de bewoners zo nodig op aanspreken wijzend op de mogelijke gevolgen bij brand.

0


Afdeling 7.2. Veilig vluchten bij brand Artikel 7.12. Deuren in vluchtroutes 1.

3.

Een deur op een vluchtroute is bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend gesloten indien die deur tijdens het vluchten, zonder gebruik te moeten maken van een sleutel onmiddellijk over de ten minste vereiste breedte kan worden geopend. Het eerste lid geldt niet voor een niet-gemeenschappelijke vluchtroute.

Samengevat afdeling 7.2 Alle aanwezige vluchtdeuren mogen niet met een sleutel zijn te sluiten. Deze moeten ten alle tijden eenvoudig over de volle breedte te openen zijn. Dit met uitzondering van de toegangsdeuren van de appartementen.

Huidige situatie De toegangsdeur, tevens vluchtdeur, aan de Oranje Nassaustraat is voorzien van een slot. Dit is niet toegestaan. De andere vluchttrap heeft een deur voorzien van drukbalk. De poort die men passeert als men via het binnenterrein vlucht is ook voorzien van een slot.

Actie Het beslag van de toegangsdeur aan de Oranje Nassaustraat alsmede van de poort zal dusdanig vanuit de vluchtzijde aangepast moeten worden, zodat deze te allen tijde zonder sleutel of ander los voorwerk van binnenuit kan worden geopend. Te denken valt bijvoorbeeld aan een draaiknopcilinder.

0


Conclusie Er moeten de nodige brandtechnische aanpassingen gedaan worden door het gehele wooncomplex. Onderstaand een kleine opsomming van de nodige aanpassingen: 

Met regelmaat komen doorvoeringen, gaten en kieren in de brandscheidingen voor welke niet brandwerend zijn uitgevoerd. Alle brandscheidingen zoals aangegeven op de bijgevoegde plattegrondtekeningen dienen door een applicateur te worden nagelopen en waar nodig brandwerend te worden voorzien. Ook de verdiepingsvloer tussen de winkel en woningen door de applicateur laten meenemen. Daar waar stalen balken en kolommen niet of onvoldoende brandwerend zijn voorzien, dienen deze alsnog ten minste 60 minuten brandwerend te worden voorzien. Daar waar paneeldeuren aanwezig zijn en de sponning niet voldoende dikte heeft dient dit te worden aangepast. Sponningen dienen tot minimaal 25mm met hardhouten latten te worden opgedikt en vastgeschroefd h.o.h. 250mm. Van alle brandveiligheidvoorzieningen dient door de applicateur een testcertificaat of Attest te kunnen worden getoond. De aan aangebrachte voorzieningen door de applicateur laten opnemen in een overzichtelijke opleverrapportage. Deze documenten samen met de onderhoudsstukken van de aanwezige installaties opnemen in het brandveiligheidlogboek.



Om te voorkomen dat mensen bij een calamiteit bij het gebruik van de tweede vluchtweg van het platte dak kunnen vallen zal de vluchtweg moeten doorlopen tot het aansluitend terrein. Geadviseerd wordt om de bestaande kooiladder op te schuiven en deze te verlengen naar het aansluitend terrein. De kooiladder rondom voorzien van valbeveiliging, zodat men niet uit de kooiladder kan vallen.



Enkele vluchtdeuren welke momenteel nog middels een sleutel of ander los voorwerp dienen te worden geopend dienen te worden voorzien van een paniekslot.



De huidige (oude) rookmelders verwijderen en deze vervangen voor nieuwe rookmelders conform de NEN2555. De melders opnieuw laten projecteren en plaatsen daar waar noodzakelijk.

0


Plan van aanpak, brandveiligheid Het appartementencomplex gaat men zo aanpassen dat kamergewijze verhuur komt te vervallen. Hierdoor krijgt men een functie/gebruikswijziging. Mocht deze nog niet aangevraagd zijn, er is dan wel een nieuwe omgevingsvergunning aanvraag voor nodig via het omgevingsloket. Mogelijk kan men dan ook direct een functiewijziging aanvragen voor die ruimten waar nu een andere bestemming op zit dan woonfunctie. Zoals afgesproken ontvangt u een algemene rapportage. De noodzakelijk brandveiligheidvoorzieningen zijn inmiddels met de architect A.C. van Velthoven overlegd. Deze definitieve rapportage kan worden toegevoegd aan de indieningsstukken voor de omgevingsvergunning. Ondertussen heeft Brandzorg al contact opgenomen met een applicateur (Euro Fire Block) die een opname komt doen voor het uitbrengen van een offerte voor de brandtechnische werkzaamheden. Dit heeft inmiddels plaatsvinden in week 32. Hiermee kunnen zo spoedig mogelijk de bouwkundige brandveiligheid voorzieningen zoals brandwerende doorvoeringen e.d. door een applicateur alvast worden opgepakt. Zodra de omgevingsvergunning is verleend, kunnen de overige zaken opgepakt worden. De werkzaamheden en de aanpak van de uit te voeren voorzieningen zullen tussen Brandzorg vooraf en tijdens de werkzaamheden met de gemeente / brandweer worden overlegd. Te denken valt aan testcertificaten van de toe te passen materialen, opleverrapportage e.d. Brandzorg zal voor de eigenaar een logboek doen opstellen welke de eigenaar kan vullen met de benodigde brandveiligheid stukken, zoals opleverrapportage, testcertificaten, onderhoud gegevens installaties e.d.

Helmond, 10 augustus 2014

Dirk Sommers Brandzorg

Inspectierapportage Brandveiligheid

Recommend Documents