Beleidsnotitie BRANDVEILIGHEID (‘brandveiligheid, een hot item’)
Beleidsnotitie brandveiligheid
Inleiding Er zijn zowel interne – als externe ontwikkelingen die maken dat extra aandacht voor het onderwerp brandveiligheid gewenst is. In het Strategisch Plan van de organisatie is het hebben van een veilige prettige leefomgeving voor cliënten onderdeel van de missie en visie. Mede daaruit volgt veiligheid als indicator voor de kwaliteit van leven van de cliënten in de jaarplansystematiek. Hetzelfde geldt voor bouwen als indicator voor vernieuwen en ontwikkeling. Van buitenaf komt de ontwikkeling dat de brandweer haar wettelijke handhavingstaak stringenter oppakt. Verder zijn de eisen in het Gebruiksbesluit (2008) aanmerkelijk aangescherpt. In deze strategische beleidsnotitie volgt allereerst de wet- en regelgeving ten aanzien van brandveiligheid, gevolgd door de consequenties voor De Hartekamp Groep, waarna wordt afgesloten met een algemene conclusie.
Wet- en regelgeving ten aanzien van brandveiligheid Er zijn meerdere wetten en regels die het kader vormen voor de invulling van brandveiligheid. Relevant voor onze organisatie zijn de bouwwetgeving en de arbowetgeving. Bouwwetgeving De Woningwet (2007) bepaalt dat er voorschriften moeten zijn met betrekking tot gebouwen. Inhoudelijke technische voorschriften zijn opgenomen in het Bouwbesluit (2003, incl latere aanvullingen en wijzigingen). Hierbij moet ondermeer worden gedacht aan de brandwerendheid van de bouwconstructie, het beperken van de uitbreiding van brand en verspreiding van rook en de mogelijkheid om veilig te kunnen vluchten. Eisen ten aanzien van brandveilig gebruik van gebouwen zijn vastgelegd in het Gebruiksbesluit (2008). Hierbij moet ondermeer worden gedacht aan de aankleding (meubels en stoffering) van ruimten, aanwezigheid van blusmiddelen, het opstellen van een ontruimingsplan en het kunnen openen van deuren in vluchtroutes. Op basis van de gemeentelijke bouwverordening is er, afhankelijk van de aard van het gebruik en/of de doelgroep een gebruiksvergunning of gebruiksmelding vereist. In deze documenten kunnen door de gemeente aan het gebruiksbesluit nog nadere voorwaarden worden verbonden. Een gebruiksvergunning is verplicht voor gebouwen waar bedrijfsmatig of in het kader van verzorging: - aan meer dan vier personen nachtverblijf wordt geboden; - aan meer dan 10 kinderen onder de 12 jaar dagverblijf wordt geboden; - aan meer dan 10 lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen dagverblijf wordt geboden. Een gebruiksmelding is verplicht voor gebouwen waar meer dan 50 personen tegelijk in een gebouw aanwezig gaan zijn. 1/7
Beleidsnotitie brandveiligheid
Vanuit het Bouwbesluit wordt er verwezen naar een NEN-norm als de uitleg van een voorschrift te uitgebreid is om in het besluit zelf op te nemen. In een NEN-norm staan een of meer methoden beschreven om aan het betreffende voorschrift te voldoen. Een NEN-norm heeft geen verplichtend karakter, maar het is wel een garantie dat men op dat onderdeel aan het Bouwbesluit voldoet. De verantwoordelijkheden liggen helder vast in de wetgeving. De eigenaar-beheerder van een gebouw is primair verantwoordelijk voor de bouwkundige staat, het beheer en het brandveilig gebruik van een object. Arbowetgeving De Arbeidsomstandigheden(Arbo)wet (2007) bepaalt dat een werkgever gevaren en risico’s in verband met de arbeid zoveel mogelijk moet voorkomen of beperken om zorg te kunnen dragen voor de veiligheid en gezondheid van medewerkers en andere personen. Verder stelt de Arbowet dat er een doeltreffende bedrijfshulpverleningsorganisatie moet zijn.
Wat zijn de consequenties voor de organisatie De cliënten Cliënten kunnen zowel een risico lopen als een risico vormen in het kader van brandveiligheid. Deze individuele risico’s moeten in kaart gebracht worden, worden afgewogen en voorzien van werkafspraken en/of doelen in de nieuwe ondersteuningsplansystematiek worden opgenomen. Cliënten die roken of pyromaan gedrag vertonen, vormen een risico in het kader van brandveiligheid. De beperkte mate van- of veelal zelfs het ontbreken van zelfredzaamheid in geval van brand, maakt dat veel cliënten een risico lopen. In geval van een evacuatie zijn zij aangewezen op hulpverlening door derden. De medewerkers Het plan van aanpak naar aanleiding van de risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) moet aan de medewerkers helder maken welke maatregelen er in het kader van brandveiligheid op hun locatie worden genomen en welke maatregelen er van hen verwacht worden. De bedrijfshulpverlening moet zo georganiseerd worden dat een doeltreffend en efficiënt optreden in geval van een calamiteit mag worden verwacht. Er moet snel kunnen worden gereageerd op een alarmering en in verband met het grote aantal personen dat nodig is om te ondersteunen bij een evacuatie, is het wenselijk dat elke medewerker in ieder geval weet hoe haar locatie moet worden ontruimd. Dit moet periodiek worden geoefend. De gebouwen Alle door ons in gebruik zijnde gebouwen moeten voldoen aan de technische voorschriften die in het Bouwbesluit 2003 zijn opgenomen ten aanzien van de staat en het beheer van gebouwen. Onderzocht moet gaan worden op welke punten de gebouwen van de organisatie niet voldoen aan het Bouwbesluit. Op basis hiervan kan bepaald worden welke maatregelen er genomen moeten worden. Dan moet ook een keus worden gemaakt of de organisatie de NEN-norm volgt als het voorschrift hier naar verwijst of dat er voor een andere, maar gelijkwaardige oplossing wordt gekozen, als deze keuzevrijheid aanwezig is. Onze gebouwen die gebruiksvergunningplichtig en gebruiksmeldingplichtig zijn, moeten aan de eisen uit het Gebruiksbesluit voldoen. 2/7
Beleidsnotitie brandveiligheid
Onderzocht moet gaan worden op welke punten deze gebouwen nog niet voldoen aan het Gebruiksbesluit. Op basis hiervan kan bepaald worden welke maatregelen er genomen moeten worden. Er blijft dan een aantal locaties over die ‘slechts’ aan het bouwbesluit zouden hoeven te voldoen en waar vanuit de overheid geen eisen worden gesteld ten aanzien van brandveilig gebruik. Dit betreffen veelal de kleinschaliger woonvoorzieningen. Of, en zo ja in welke mate wij deze niet gebruiksvergunningplichtige gebouwen aan het Gebruiksbesluit willen laten voldoen, is een keus waar we als organisatie nog voor staan. Hiervoor moeten op korte termijn uitgangspunten worden geformuleerd. Gezien de beperkte beschikbaarheid van een doeltreffende bedrijfhulpverleningsorganisatie en de beperkte zelfredzaamheid van cliënten is dit een risicovolle situatie.
3/7
Beleidsnotitie brandveiligheid
Verantwoordelijkheden De Raad van Bestuur is eindverantwoordelijk voor de brandveiligheid binnen de organisatie. Zij vervult de eigenaar-beheerder rol zoals deze in de wet is bedoeld. Taken en bevoegdheden die naar het divisie- en dienstmanagement zijn gedelegeerd, moeten goed zijn belegd om de invulling van de rollen van eigenaar, beheerder en huurder goed te borgen. Delegatie van de taken betekent ook dat de juiste middelen en materialen beschikbaar moeten zijn om deze uit te kunnen voeren. Uitgangspunten Gezien onze doelgroep en de aard van de werkzaamheden binnen onze organisatie is het wenselijk een kader te scheppen waarbinnen wij als organisatie (brand)veiligheid willen kunnen borgen. De afdeling kwaliteit-arbo-veiligheid adviseert hiervoor de volgende uitgangspunten te hanteren: - geen enkele cliënt is zelfredzaam tenzij in ontruimingsoefeningen het tegendeel wordt bewezen. In ontruimingsoefeningen met cliënten in de laatste jaren blijkt een lagere mate van zelfredzaamheid dan dat werd verwacht; - elke medewerker is ontruimer tenzij de medewerker niet zelfredzaam is. Gezien de roosters is de continue aanwezigheid van een bedrijfshulpverlener op een locatie niet altijd te garanderen. Hiermee vervalt het huidige advies uit de RI&E (1:7). - een compartiment waar brand is, moet binnen 4 minuten ontruimd zijn. In de wet-en regelgeving wordt 5 minuten gehanteerd als reactietijd tussen de melding van een brand en het moment dat een compartiment daadwerkelijk ontruimd moet kunnen zijn. TNO adviseert 4 minuten ivm de tijd die veelal verloren gaat met het lokaliseren van een brandmelding en het handelend kunnen optreden; - in de nacht moet er te allen tijde binnen een bepaald tijdsbestek een bedrijfshulpverlener aanwezig zijn die bevoegd en bekwaam is om te kunnen handelen ingeval van een calamiteit; - waar technische maatregelen niet afdoende kunnen worden genomen moet middels organisatorische maatregelen een verantwoorde situatie worden gecreëerd; - waar organisatorische maatregelen niet afdoende kunnen worden genomen moet middels technische maatregelen een verantwoorde situatie worden gecreëerd; - alle door de organisatie in gebruik zijnde panden moeten worden uitgerust conform de eisen van een gebruiksvergunning. Hiermee wordt een eenduidig criterium gegeven voor de minimale vereisten van de brandveiligheidsmaatregelen.
4/7
Beleidsnotitie brandveiligheid
Conclusies We willen een veilig en prettig leef- en werkklimaat dat voldoet aan de geldende wet- en regelgeving kunnen bieden aan onze cliënten, medewerkers en gasten. De praktijk heeft ons geleerd dat deze wens regelmatig in conflict komt met de mogelijkheden die we als organisatie hebben. •
Onderzoek moet worden gedaan naar de staat, het beheer en het gebruik van door de organisatie in gebruik zijnde gebouwen.
•
Een deel van de geconstateerde tekortkomingen zal technisch moeten worden opgelost en een deel zal organisatorisch moeten worden opgelost. Een deel zal zowel organisatorisch als technisch worden opgelost, daar heeft de organisatie nog een keus.
•
Financieel gezien kan het gunstig zijn om organisatorische maatregelen te nemen. Echter, de effectiviteit van organisatorische maatregelen wordt bepaald door het commitment van alle betrokkenen. Herhaling van, oefeningen, en controle op het uitvoeren van de maatregelen is dan ook belangrijk om belegd te hebben.
•
Niet alle technische maatregelen zullen gelijk kunnen worden opgelost, waardoor deze in de tijd zullen moeten worden geprioriteerd. Daardoor zullen waarschijnlijk tijdelijke organisatorische maatregelen moeten worden genomen om het risico te beperken.
•
Om keuzes te kunnen maken is het nodig dat er een criterium wordt bepaald wat wij als organisatie als ondergrens voor brandveiligheid hanteren.
•
Ten aanzien van de risico’s en/of eisen vanuit wet- en regelgeving waar bewust geen maatregelen op worden genomen, moet worden benoemd dat dit door de organisatie als aanvaardbaar wordt beschouwd. Dit besluit en de daaruit voortvloeiende risico’s moeten bij alle belanghebbenden bekend zijn.
Referenties Woningwet 2007: http://wetten.overheid.nl/BWBR0005181 Bouwbesluit 2003: http://wetten.overheid.nl/BWBR0012727 Gebruiksersbesluit 2008: http://wetten.overheid.nl/BWBR0024379 Arbowet 2007: http://wetten.overheid.nl/BWBR0010346
5/7
Beleidsnotitie brandveiligheid
Voorgesteld stappenplan MO en Raad van Bestuur moeten instemmen met bovenstaande notitie, inclusief de conclusies en geformuleerde uitgangspunten. De consequenties voor de gebouwen en brandveiligheidsorganisatie moeten door de afdeling kwaliteit-arbo-veiligheid met de lijn worden uitgewerkt. Alle gebouwen waar de organisatie gebruik van maakt, moeten worden geschouwd op basis van de brandveiligheidsmatrix voor de zorgsector. Dit zal gebeuren onder verantwoordelijkheid van het facilitair bedrijf - vastgoed. Op basis van de uitkomsten moeten maatregelen worden bepaald om de tekortkomingen weg te nemen. In de matrix kunnen verschillende maatregelen worden gewogen, waarmee makkelijk de prioriteit kan worden bepaald. Dit zal gebeuren in overleg tussen het facilitair bedrijf en de betreffende leidinggevenden. Tot die tijd is het van belang om te bepalen op welke wijze de brandveiligheid al naar een hoger niveau kan worden gebracht door het bewustzijn en het kennis- en vaardigheden niveau van (een deel van) de cliënten en de medewerkers te verhogen. - standaardisering bedrijfsnoodplannen, door het facilitair bedrijf; - inrichten doeltreffende bedrijfshulpverleningsorganisatie per organisatieonderdeel, mede op advies van de afdelingen vastgoed en kwaliteit-arbo-veiligheid; - uitvoer 4-maandelijkse (brand)veiligheidsinspectie per locatie; - uitvoer van minimaal 2 bhv-oefeningen per team per jaar, waarvan minimaal 1 daadwerkelijk ontruimen; - brandveiligheid minimaal 3x/jaar op de agenda teamoverleg; - vaststellen verantwoordelijkheden voor gebouwen en locaties met meerdere gebruikers (bedrijfsverzamelgebouwen); - vrijmaken personeel voor het observeren van ontruimingsoefeningen; - aanschaf van aanvullende hulpmiddelen voor de bedrijfshulpverlening.
6/7