VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
THEMA: • Brandveiligheid
Nr. 3 • Jaargang 1 • maart 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
DWER AN
TREEM EX
GE HO BR
DHEID EN
2resist® ceiling system
Optimale bescherming voor bewoners en patiënten
Wie veiligheid serieus neemt, anticipeert op brandgevaar. Het 2resist® ceiling system van Faay biedt optimale bescherming: met minimaal 60 minuten is het plafond extreem brandwerend. De extra vluchttijd die dit biedt, kan van doorslaggevend belang zijn. Faay 2resist® plafonds bieden daarmee optimale bescherming. Veilig idee! Bel (0347) 37 66 24 of kijk op faay.nl.
Samenwerking met:
FAA5027 adv 2resist 185x268.indd 1
25-02-15 12:05
Inhoud
18
21
Brandveiligheid 6 Roep om sprinklers en risicoanalyse omgevingsgevaar 10 Beheersen van brand en rook bij doorvoeringen? 14 Diepgaande kennis bouwregels gevraagd van leverancier 16 Toepassingsgebied testen brandwerendheid verschillende deur-/ kozijnconstructies
Brandveiligheid binnenafbouw 21 Een nieuwe dimensie in modulair bouwen 24 Ambachtelijk dekken ook mogelijk met kunstriet 25 Lichtstraatelementen voldoen aan alle eisen 26 Productnieuws 29 Octrooi 30 Utiliteit of logies?
En verder 5 Column 18 Bestuursrechtelijke sancties 32 Vluchtroutes bij verbouw 34 Bouwrecht 36 Nieuws 39 NEN Nieuws 44 Verenigingsnieuws VBWTN
VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
Voorpagina
Col ofon HOOFDREDACTIE Ing. Frank de Groot Katja van Roosmalen REDACTIE Wico Ankersmit (directeur Vereniging BWT Nederland) Mr.drs. Hans Damen (Rho adviseurs voor leefruimte) Drs. Bart Dunsbergen (Ministerie BZK, Wonen en Bouwen) Ir. Hajé van Egmond (Instituut voor Bouwkwaliteit) Ir. Annet van der Horn (NEN Bouw) Ing. Gert-Jan van Leeuwen (Instituut voor Bouwkwaliteit) Drs. ing. Harry Nieman (Instituut voor Bouwkwaliteit) Dr. ir. C.C.A.M. (Caspar) van den Thillart (adviseur CE-markering en industrieel bouwen) Alle bijdragen worden op persoonlijke titel geschreven. UITGEVER Marcel Jille (
[email protected])
Leden van de Vereniging BWT Nederland dienen met betrekking tot wijzigingen/opzegging lidmaatschap contact op te nemen met de ledenadministratie van de Vereniging BWT Nederland tel. 0318-438340.
VORMGEVING De Opmaakredactie, Wehl ABONNEMENTEN BIM Media Klantenservice, Postbus 16262, 2500 BG Den Haag, tel (070) 304 67 77;
[email protected] Abonnementen: € 203,- (excl. btw), losse nummers € 27,50 (excl. btw) Verschijnt 10 maal per jaar. Een abonnement geldt steeds voor een jaar en kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Het abonnement wordt automatisch met een jaar verlengd, tenzij uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het abonnementsjaar schriftelijk wordt opgezegd bij BIM Media Klantenservice. Vanwege de aard van de uitgave, gaat BIM Media uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht.
ontwierp de
THEMA: • Brandveiligheid
brandweerkazerne in Doetinchem.
ADVERTENTIE-ACQUISITIE Rob Koppenol (
[email protected]), 070- 399 00 00 www.omgevingindepraktijk.nl | www.nbd-online.nl Wij verwerken uw gegevens voor de uitvoering van de (abonnements) overeenkomst en om u van informatie te voorzien over BIM Media bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Als u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij BIM Media Klantenservice, postbus 16262, 2500 BG Den Haag. Voor informatie over onze leveringsvoorwaarden kunt u terecht op www.bimmedia.nl/leveringsvoorwaarden. ISSN: 1382-4937
EINDREDACTIE Ingrid de Zwart-Schaap (
[email protected])
Bekkering Adams
© BIM Media 2015 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De bij toepassing van art. 16b en 17 Auteurswet wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 10. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken op grond van art. 16 Auteurswet dient men zich te wenden tot de Stichting PRO, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 09. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. Aangeleverde artikelen kunnen worden hergebruikt voor elektronische doeleinden.
Nr. 3 • Jaargang 1 • maart 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
Adverteerdersindex Faay2 Metacon38 NEN42 Nysingh advocaten-notarissen 4 Polytech Kunststoffen 47 Troelstra & De Vries 48
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 3
Om iets van de grond te krijgen moet je alle kikkers in de kruiwagen houden.
Gebiedsontwikkeling. Nysingh weet er meer van. Bouwen, bestemmingsplannen of grondverwerving. Flora en fauna of projectontwikkeling. Als u zich met gebiedsontwikkeling bezighoudt, wordt u regelmatig geconfronteerd met juridische vraagstukken. Onze gespecialiseerde juristen hebben de ervaring om uw project niet ingewikkelder te maken dan het is. Wij brengen partijen niet alleen samen, maar zorgen er ook voor dat er geen kikkers uit de kruiwagen
Kijk op www.nysingh.nl
springen. De betrokken organisaties moeten elkaar juist versterken. Zij zijn voor een geslaagd project immers afhankelijk van elkaar. De vastgoedspecialisten van Nysingh kennen de regels én kennen de praktijk. Voor een deskundig en praktisch advies. Over onroerendgoedtransacties, erfpacht en exploitaties. Over ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen. Over financieringen en kostenverhaal.
Column
Kramp in de Euregio De krimp slaat in Limburg keihard toe. Hoe om te gaan met dit voor onze generatie onbekende fenomeen? Gesteld kan worden dat Limburg een conglomeraat van dorpen is dat centraal ligt in een Euregio met een substantiële bevolkingsdichtheid. Zoals overal in de volwassen wordende moderne economieën trekt ook in deze regio de werkzoekende naar de stad, waar zich, zo gezegd, de werkgelegenheid bevindt. Deze stad is voornamelijk de Randstad.
In vroeger tijden waren de grote Belgische en Duitse steden dichtbij en was er sprake van een natuurlijk evenwicht. Binnen een uur reizen bevinden zich nog steeds de steden Aken, Düsseldorf, Keulen, Luik, Hasselt, Brussel en Antwerpen. Door de toevoeging van Maastricht aan de Nederlanden in 1840 en het ontstaan van de landsgrenzen zijn deze natuurlijke verbindingen, die zich met name in oost-west richting voordeden, langzaam verdwenen. Aangemoedigd door het gegroeide zelfvertrouwen ten tijde van de mijnbouw en de infrastructurele ontwikkelingen in noord-zuid richting werd kunstmatig vormgegeven aan een ontwikkeling in ruimtelijke, sociale en culturele zin op basis van toen geldende inzichten. De moederkoek in België en Duitsland stilzwijgend achterlatend… Na het sluiten van de mijnen werd kunstmatig getracht de regio nieuw, ander leven in te blazen. Met wisselend succes. Vele overheidsinstanties werden naast DSM gehuisvest in de regio. Denk daarbij aan pensioenfonds ABP en de autobouwer DAF die recent ternauwernood werd gered en nu de trotse producent van Mini is. Een wereld aan regels, niet in de minst de fiscale, heeft zich ontwikkeld. Wonen en werken in een grensoverschrijdende regio werd daarmee welhaast onmogelijk gemaakt. Limburg wordt nu wakker, opent de ogen en blijkt aan het almaar leger rakende infuus van Den Haag te liggen terwijl de oude levensaders naar de omringende, buitenlandse, steden verdroogd zijn. Hoe nu verder?
Visie Op lokaal niveau stellen we het sociaal economische gemeenschapsleven boven het gedroomde ruimtelijke beeld. Laat de dorpen en wijken op eigen kracht transformeren naar vitale plekken waar de gemeenschap vanuit de ruimtelijke context wordt gefaciliteerd. Vergroot bijvoorbeeld woningoppervlakten door samenvoeging van eenheden in plaats van door sloop en nieuwbouw. Maak Limburg een gebied met (hele) grote woningen in een prachtige natuur!
Probeer emotioneel waardevol erfgoed te behouden en als uitgangspunt te nemen voor nieuwe ruimtelijke structuren. Herbestem kerken en scholen, kloosters en boerderijen. Of beter gezegd: maak deze gebouwen vrij van bestemming, zodat in principe alles past. Geef volop ruimte aan nieuw elan, nieuwe functies en nieuwe samenwerkingsverbanden. Op regionaal en landelijk niveau versterken we de economische structuur door de nadruk te leggen op de thema’s verblijven, ontwikkelen en cultureren. In dit verband spelen de ruimtelijke kwaliteit, de aanwezigheid van kennis- en onderzoeksinstituten en de ontwikkelende vrijetijdsindustrie en de cultuurindustrie een cruciale rol. Geef ruim baan aan innovatie in relatie tot cultuur en vrije tijd. Verbind tot slot op internationaal niveau de prachtige verblijfsomgeving van Limburg met de werkgelegenheid in de steden in de Eurregio zoals Aken, Luik, Keulen, Hasselt en zelfs Brussel, Antwerpen en Düsseldorf. Ik noem daarbij speciaal de Duitse stad Aken, met de grootste technische universiteit van Europa waar momenteel miljarden worden geïnvesteerd en uit de hele wereld komende studenten, docenten en ander personeel naarstig op zoek zijn naar woonruimte. Deze campus ligt op 5 minuten rijden van Limburg, jawel, 5 minuten. En we doen er niets mee… Nee, wij slopen woningen voor de krimp, in plaats van ze in te zetten voor de grensoverschrijdende groei! Om bovengenoemde ontwikkelingen te kunnen faciliteren is het hard nodig dat de politiek inziet dat de Limburgse regio bij uitstek een Europese is en dat het daarbij behorende wettelijke en zeker ook fiscale instrumentarium met de grootste spoed dient te worden gemoderniseerd. Het wordt tijd om de Europese gedachte concreet vorm te laten krijgen in een Europees gebied. Om een foutje uit het verleden ongedaan te maken… Joop Petit Community Innovator | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 5
Forumdiscussie Brandveiligheid
Roep om sprinklers en risico ‘Meer aandacht voor de maatschappelijke gevolgen van brand, minder brandbare bouwmaterialen en waar mogelijk sprinklers toepassen.’ Dat zijn de belangrijkste conclusies uit een debat dat Bouwkwaliteit in de praktijk organiseerde met enkele branddeskundigen en een verzekeringsmakelaar/ risico-adviseur. Het debat vond plaats bij het Instituut Fysieke Veiligheid te Arnhem en liet zien dat bouwen volgens de minimale eisen in het Bouwbesluit niets zegt over het risico dat een gebouw door brand wordt verwoest. Tekst ing. Frank de Groot
‘H
et Bouwbesluit regelt de bouwkwaliteit in Nederland. Daarin bepalen we onder meer wat een brand mag doen: er mogen geen slachtoffers vallen en de brand mag zich niet uitbreiden naar belendende percelen. Prima, daar voldoen veel branden ook wel aan, maar hoe zit het dan met de maatschappelijke impact van een brand?’, snijdt ing.
René Hagen BSc MPA, lector Brandpreventie bij de Brandweeracademie, een heikel punt aan. ‘Door een brand in de verkeersleiding van ProRail bij Utrecht Centraal Station in 2010 lag al het treinverkeer in een groot deel van Nederland stil. Duizenden reizigers zaten vast in gestrande treinen en op stations. In Roermond werd op 16 december een groot deel van de binnenstad afgesloten, nadat er bij een brand
De gevolgschade van brand speelt in de nationale bouwregelgeving een ondergeschikte rol. Foto: Sterrenburg BHV. 6 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
in een jachthaven veel asbest was vrijgekomen. Mensen mochten hun woningen niet uit en winkels werden gesloten. Het zijn maar enkele voorbeelden van branden die binnen de risico’s van het Bouwbesluit vallen, maar een enorme maatschappelijke impact hebben. We moeten ons afvragen of we dat risico wel bij de markt willen laten liggen.’
Maatschappelijk risico Marcel Hanssen BSsc MSc, Director Risk Control & Engineering bij verzekeringsmakelaar en risicoadviseur Aon, wijst in navolging van René Hagen op de enorme bedrijfsrisico’s bij brand: ‘De materiële kosten zijn in de regel goed verzekerbaar, dus dat overleeft een bedrijf nog wel. Maar de langdurige stilstand en verlies van klanten leidt vaak alsnog tot een faillissement na een zware brand. Werknemers komen op straat te staan en toeleveranciers leiden zware verliezen. Het bedrijfspand voldeed aan het Bouwbesluit, iedereen stond gelukkig op tijd veilig buiten en de belendende percelen liepen ook geen schade op. Prima, maar na een half jaar is het bedrijf wel failliet. De gebouweigenaar begrijpt er niets van: “Ik heb een bouwvergunning en een verzekering. Dan kan er toch niets gebeuren?” Maar het bevoegd gezag kijkt alleen of je veilig kunt vluchten en de verzekeraar maakt een financiële afweging op basis van het afbrandscenario. Dat beseft de eigenaar meestal niet.’
Brandveiligheid
-analyse omgevingsgevaar ‘In de toelichting van het Bouwbesluit staat letterlijk dat Bouwbesluit 2012 voorschriften bevat ter voorkoming van brandgevaar en ontwikkeling van brand en het veilig kunnen vluchten bij brand. Het Bouwbesluit regelt niets omtrent het voorkomen van brand, het behoud van het pand bij brand of voorkoming van maatschappelijke schade en schade aan de openbare ruimte, anders dan belendende percelen (in eigendom van derden). Anders gezegd: er ontstaat ergens brand en dan regelt het Bouwbesluit dat je veilig naar buiten kunt vluchten en dat je buurman er geen schade van ondervindt’, zegt ir. Ruud van Herpen MSc FIFireE, lector Brandveiligheid in de Bouw bij Saxion Kenniscentrum Leefomgeving en Fellow Fire Safety Engineering aan de faculteit Bouwkunde van TU Eindhoven. ‘Het is dus een groot misverstand dat een gebouw dat aan het Bouwbesluit voldoet niet tot de grond toe kan afbranden en tot grote maatschappelijke schade kan leiden. De inschatting van die risico’s wordt aan de markt overgelaten. Probleem is alleen: de markt ziet dat niet als haar verantwoordelijkheid!’ René Hagen, goed voor 37 jaar ervaring bij de brandweer, stelt dat een brand nog steeds als domme pech wordt gezien: ‘Het is overmacht; het overkomt ons. Dat zagen we ook bij de brand in het Armando Museum in de Elleboogkerk in Amersfoort in 2007, bij de TU Delft in 2008 en de brandbij de meubelzaak Maxum Megastore in Brielle in 2013: in alle gevallen besloot de brandweer om de panden gecontroleerd te laten uitbranden. De gevolgschade was enorm.’ Dr. ir. Ricardo Weewer, lector Brandweerkunde bij de Brandweeracademie en ruim twintig jaar brandweerervaring, wijst op de gedachte achter het Bouwbesluit: ‘De overheid wil minimale regels stellen en meer verantwoordelijkheden bij de markt leggen. Maar kun je een eigenaar verantwoordelijk maken voor maatschappelijk schade? In deze economisch lastige tijden zullen gebouweigenaren voor de goedkoopste oplossing kiezen. Het is de vraag of ze zich al voldoende realiseren dat die verantwoordelijkheid bij hun ligt. Bovendien is het een economische balans: de burger betaalt uiteindelijk alles, de kosten
worden verwerkt in de kostprijs voor producten. De vraag is: waar heeft een investering in brandveiligheid het hoogste rendement? Investeer je in onbrandbare gebouwen, installaties, lagere verzekeringspremies of de brandweer?’
Preventie Terugdringing van de brandschaderisico’s is volgens de branddeskundigen mogelijk door een goede afweging van preventieve en repressieve maatregelen. Weewer merkt op: ‘We moeten vooral inzetten op preventieve maatregelen: voorkom dat er brand ontstaat. Nu is het nog teveel: laat die brand maar komen, dan kijken we wel hoe we het gaan doen. Aan de preventieve kant is veel te halen, als je naar de belangrijkste oorzaken van brand kijkt. Circa éénvijfde van de branden ontstaat door brandstichting, veelal aan de buitenzijde van een pand. Voorkom daarom dat er vrachtwagens of brandbare goederen dicht tegen de gevel staan. Gebruik in de gevel onbrandbare materialen. Brand door werkzaamheden, zoals dakdekken, is eveneens in circa twintig procent van de gevallen de oorzaak. Brand in elektrische installaties is bij één of vijf branden de aanleiding. De volgende twintig procent komt voor rekening van menselijk gedrag. Het resterende deel komt voor rekening van overige oorzaken. Conclusie: in tachtig procent van de gevallen is er sprake
van vermijdbaar brandgevaar.’ Hanssen knikt en reageert: ‘Brand door storing in je elektrische installatie, menselijk handelen of opslag tegen de gevel is vaak al uitgesloten in je brandverzekering, maar toch blijven het belangrijke brandoorzaken. Verzekeringnemers zijn vaak slecht op de hoogte van de dekking en de kosten. Voor een ziektekostenverzekering gaan we shoppen om de goedkoopste te krijgen, maar voor een brandverzekering doen we dat niet. Men is er gewoon niet mee bezig en dat zal moeten veranderen. Neem de dekkingsvoorwaarden van je verzekering mee in de ontwerpfase. Zorg bijvoorbeeld dat je logistiek op orde is, dat je geen materialen buiten tegen de gevels hoeft te plaatsen en vermijdt brandbare bouwmaterialen zoveel mogelijk.’ Weewer: ‘We toetsen in ons land alleen op regels. Als die toets succesvol is denken we blijkbaar dat er geen brandrisico meer is. Als de brandweer daar dan nog een opmerking over maakt dan krijg je te horen: waar bemoeien jullie je mee?’ Ronduit zorgelijk vinden de deelnemers aan het debat de toepassing van nieuwe, veelal lichte, kunststof materialen in gebouwen. Vaak betreft het materialen met een onvoorspelbaar brandgedrag, zoals vrijkomende brandbare gassen die tot een snelle brand uitbreiding kunnen leiden. Doordat deze materialen brandwerend zijn opgesloten in de constructie, voldoet het geheel aan het
Belangrijke conclusies Investeer je in onbrandbare gebouwen, lagere verzekeringspremies of de brandweer? Enkele antwoorden die tijdens het debat werden gegeven: • Neem de dekkingsgraad van je verzekering mee in de ontwerpfase en maak goede afspraken over het verwachte risico en de daarbij horende premie. • Inzetten op preventieve maatregelen: voorkom dat er brand ontstaat.
• B eperking van gevolgschade strakker regelen in het Bouwbesluit. • Brandbaarheid van gebouwen niet proberen te sturen met de hoogte van verzekeringspremies. • Brandveiligheid koppelen aan duurzaamheid. • Doelen kwantificeren: er moet al in de ontwerpfase een risico-analyse worden gemaakt met betrekking tot brandschade en omgevingsschade.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 7
→
leidt tot een veel grotere schadelast.’ Weewer: ‘Het is echter een misverstand dat de hogere schades worden veroorzaakt doordat de brandweer bezuinigt en daardoor niet meer naar binnen gaat. Door de lagere brand preventieve maatregelen en de gevaarlijker geworden branden kán de brandweer niet meer veilig naar binnen. De brandweer investeert daarom enorm in onderzoek om gegeven deze veranderde omstandigheden toch nog een brand effectief te bestrijden, maar dan van buitenaf.’ Dr. ir. Ricardo Weewer, lector Brandweerkunde bij de Brandweeracademie: ‘Mijn advies is: voorzie gebouwen van sprinklers. Bij een sprinkler blijft een lokale brand ook een lokale brand.’
Bouwbesluit. Maar als de brand zich verder uitbreidt, kunnen deze materialen alsnog tot ontbranding komen. Hagen: ‘Een ander probleem is dat gebouwen tegenwoordig steeds luchtdichter worden gebouwd. Een brand gaat dan smoren, totdat er plotseling zuurstof bijkomt doordat bijvoorbeeld de brandweer een deur opent. Dat kan leiden tot een gevaarlijke rookgasontbranding. Een ander heikel punt is de uitbreiding van brandcompartimenten, zoals bij bedrijfsverzamelgebouwen. Die vormen tegenwoordig één brandcompartiment, waardoor de rook er aan alle kanten uitkomt. Deze ontwikkelingen leiden er steeds vaker toe dat de brandweer het niet meer verantwoord vindt om een brand van binnenuit te bestrijden. Dit
Deelnemers aan debat • Ing. René Hagen BSc MPA, lector Brandpreventie bij de Brandweeracademie. • Marcel Hanssen BSsc, MSc, Director Risk Control & Engineering bij Aon (verzekeringsmakelaar en risicoadviseur). • Ir. Ruud van Herpen MSc FIFireE, lector Brandveiligheid in de Bouw bij Saxion Kenniscentrum Leefomgeving, Fellow Fire Safety Engineering faculteit Bouwkunde van TU Eindhoven en technisch directeur Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. • Dr. Ir. Ricardo Weewer, lector Brandweerkunde bij de Brandweeracademie (plv. commandant (DCFO) / strategisch adviseur Brandweer Amsterdam-Amstelland van 1993-december 2014).
8 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Risico-analyse De vraag dringt zich op hoe we het risico van gevolgschade van brand kunnen beperken en bij welke partijen de verantwoordelijkheden moeten komen te liggen. Daar is volgens de heren geen eenduidig antwoord op te geven, maar ideeën komen uiteindelijk toch wel over de tafel. ‘Ik vind dat je de beperking van gevolgschade strakker moet regelen in het Bouwbesluit. We moeten de brandbaarheid van gebouwen niet proberen te sturen met de hoogte van verzekeringspremies’, zegt Hanssen, die bouwen volgens het huidige Bouwbesluit al op menig congres ‘bouwen volgens het afbrandscenario’ heeft genoemd. Hagen vindt het een complexe opgave: ‘We moeten het probleem eerst tussen de oren van de beleidsverantwoordelijken krijgen. Daarna kunnen we pas kijken of we het willen oplossen. Tot slot is het dan de vraag hoe we dat willen doen, zoals in aanvullende regelgeving in de toekomstige Omgevingswet.’ Van Herpen, tevens technisch directeur bij Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V., denkt aan een koppeling met milieuregelgeving of keurmerken voor duurzaam bouwen: ‘Het is toch eigenlijk te gek dat je een BREEAMExcellent certificaat kan krijgen voor een gebouw dat bij brand volledig kan afbranden? De levensduur van een gebouw met een ‘afbrandscenario’ zal, afhankelijk van de ontstaanskans van brand, aanmerkelijk korter zijn dan van een gebouw met een brandveiligheidsconcept waarin het afbranden van het gebouw onwaarschijnlijk is. Een dergelijk gebouw is alleen om die reden niet duurzaam te noemen. Ik vind daarom dat brandveiligheid gekoppeld zou moeten worden aan duurzaamheid.’ Volgens Van Herpen moeten we bij brandveiligheid leren om doelen te kwantificeren, niet alleen publiekrechtelijke doelen maar vooral ook private doelen: ‘Er moet al in de ontwerp fase een risico-analyse worden gemaakt met betrekking tot brandschade, omgevings schade en maatschappelijke impact. Daarbij kun je variëren met verschillende
Ing. René Hagen BSc MPA, lector Brandpreventie bij de Brandweeracademie: ‘Een probleem is dat gebouwen tegenwoordig steeds luchtdichter worden gebouwd. Een brand gaat dan smoren, totdat er plotseling zuurstof bijkomt doordat bijvoorbeeld de brandweer een deur opent. Dat kan leiden tot een gevaarlijke rookgasontbranding.’
parameters, zoals onbrandbare materialen, compartimentering, rookbeheersingssystemen, automatische blussystemen, repressieve maatregelen, enzovoort. Uiteindelijk zou je dan de faalkans (of het faalrisico) per doel moeten bepalen en die toetsen aan een acceptabele faalkans (of faalrisico).’ Hanssen vult aan: ‘Het is toch vreemd dat verzekeraars wel degelijk risico-analyses uitvoeren en daar voorwaarden en premies op afstemmen, terwijl resterende schades (milieu, banenverlies, verlies van onderwijs instellingen) via algemene middelen (belastingen, et cetera) worden gecompenseerd: het total loss bij de TU Delft (en zoveel meer scholen) was vooraf precies bekend. In de meeste gevallen was er sprake van slechte compartimentering in combinatie met brandbare bouwmaterialen.’
Sprinklers ‘We dachten altijd dat passieve brandveiligheid beter was dan actieve brandveiligheid: brandscheidende constructies falen niet. Maar mensen gaan er achteraf gaten in boren of zetten brandwerende deuren permanent open met een wig. Mijn advies is: voorzie gebouwen van sprinklers. Bij een sprinkler blijft een lokale brand een lokale brand met een vrijwel verwaarloosbare thermische belasting op constructies. Zo hebben we recent berekend dat voor een parkeergarage in Amsterdam een sprinklerinstallatie de goedkoopste brandveiligheidsmaatregel was, als je de gevolgschade en de besparingen op bouwkundige maatregelen van een brand en de mogelijke besparingen op bouwkundige maatregelen meerekent’, zegt Weewer. Hagen vult aan: ‘In alle landen om ons heen zijn er regels voor sprinkler
Brandveiligheid toe te passen. Ik vind dat onvoorstelbaar. Het lijkt me zinvol om automatische blusinstallaties in de regelgeving mee te nemen.’ Volgens Weewer wordt er in Nederland in bijvoorbeeld zorgcentra en ziekenhuizen zwaar ingezet op BHV, maar niet op sprinklerinstallaties: ‘In de praktijk zijn er ’s nachts misschien drie verpleegkundigen, waarvan je mag hopen dat ze bedrijfshulpverlener zijn. Maar dan nog: die drie verpleegsters kun je toch niet een heel gebouw met hulpbehoevende mensen laten ontruimen bij brand? Dat is schijnveiligheid.’ Ir. Ruud van Herpen MSc FIFireE, onder meer lector Brandveiligheid in de Bouw bij Saxion Kenniscentrum Leefomgeving: ‘Het is toch eigenlijk te gek dat je een BREEAM-certificaat kan krijgen voor een gebouw dat bij brand volledig kan afbranden? De levensduur van een gebouw met een ‘afbrandscenario’ zal, afhankelijk van de ontstaanskans van brand, aanmerkelijk korter zijn dan van een gebouw met een brandveiligheidsconcept waarin het afbranden van het gebouw onwaarschijnlijk is.’
installaties bij gebouwen met een vloer boven bijvoorbeeld 8, 12 of 15 meter. In Nederland gelden die regels nog niet eens voor gebouwen met vloeren boven de 70 meter! En dan gaat het ook nog om een advies om sprinklers
Premies Hanssen denkt dat de aanwezigheid van een sprinklerinstallatie ook tot verlaging van de premies kan leiden: ‘Maar dat betekent niet dat de premie voor een afzonderlijk project met sprinklers ineens omlaag kan. Verzekeraars berekenen hun risico over een groot aantal projecten. Pas als we massaal sprinkler installaties gaan toepassen dan neemt de schadelast af en kunnen de premies omlaag. Ook bouwkundige voorzieningen, zoals een deugdelijke compartimentering, verlagen de faalkans en verlengen de probabilistische levensduur. Met een dergelijke integrale benadering kun je de brandveiligheid van een gebouw optimaliseren.’ Van Herpen besluit: ‘Als je een kansberekening loslaat op een
Marcel Hanssen BSsc, MSc, Director Risk Control & Engineering bij Aon: ‘Beperking van gevolgschade moeten we strakker regelen in het Bouwbesluit. We moeten de brandbaarheid van gebouwen niet proberen te sturen met de hoogte van verzekeringspremies.’
gebouw met of zonder sprinklers dan blijkt de probabilistische levensduur van een gebouw met sprinklers aanmerkelijk langer. Alleen dat zou al een reden kunnen zijn om sprinklers in de regelgeving op te nemen.’
Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) ondersteunt de veiligheids regio’s in Nederland bij het versterken van de brandweerzorg en de aanpak op het terrein van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Via de Wet veiligheidsregio’s zijn verschillende wettelijke taken overgeheveld naar het IFV. In opdracht van de veiligheidsregio’s voert men daarnaast gemeenschappelijke werkzaamheden voor de regio’s uit. Het IFV verzorgt ook werkzaamheden op het gebied van de fysieke veiligheid voor derden. Hoofdactiviteiten voor de veiligheidsregio’s zijn: • beleids- en bestuursondersteuning van de ambtelijke en bestuurlijke top; • kennis ontwikkelen, makelen en borgen voor de professional in het veld; • opleidingen, trainingen en oefeningen voor vakbekwaam worden en blijven faciliteren en verzorgen; • talent- en leiderschapsontwikkeling bevorderen; • materieel voor de veiligheidsregio’s verwerven, beheren en organisatorisch inbedden; • projectmanagement en (organisatie)advies. Brandweeracademie Onderdeel van het IFV is de Brandweeracademie. De Brandweeracademie heeft als taak brandweermedewerkers en mensen werkzaam binnen rampenbestrijding en crisisbeheersing vakbe-
kwaam te maken en te houden. De academie ontwikkelt en verzorgt opleidingen vanaf officiersniveau en ontwikkelt onderwijsmaterialen voor de gehele brandweer. Ook biedt de academie tal van specialistische opleidingen aan, waaronder preventieopleidingen en opleidingen voor docenten en instructeurs. Daarnaast voert de academie fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en incidentonderzoek uit. De lectoraten Brandweerkunde en Brandpreventie zorgen hierbij voor een optimale interactie tussen onderzoek, onderwijs en beroepspraktijk. Meer weten? Kijk op www.ifv.nl.
Fellowship Fire Safety Engineering en lectoraat Brand veiligheid in de bouw Ruud van Herpen is fellow Fire Safety Engineering aan de TU Eindhoven en lector Brandveiligheid in de bouw aan de Saxion Hogeschool in Enschede. In beide gevallen ondersteunt het bedrijfsleven de onderzoekslijnen. Aan de Saxion Hogeschool is de onderzoekslijn voor 2014-2016 Doelgerichte brandveiligheid. Aan de TU Eindhoven ligt de focus op Duurzame brandveiligheid door BIO-voorzieningen. Meer weten? Kijk op www.fellowfse.nl.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 9
←
Beheersen van brand en rook bij doorvoeringen?
Voorbeeld kunststof doorvoer. Opbouwmanchet, 1= manchet, 2=kunststof leiding, 3=grondplaat, 4=bevestiging.
Om de brand- of rookwerendheid van een wand of vloer met doorvoeringen te kunnen bepalen, moet er inzicht zijn in de compartimentering van een gebouw. Bovendien moet u weten welke ruimten als beschermde en extra beschermde vluchtroute zijn aangemerkt. Alleen zó zorgt u ervoor dat brand en rook beheersbaar blijven, mocht er ooit brand uitbreken. Tekst SBRCURnet
10 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Brandveiligheid
V
oor het vaststellen van de juiste eisen aan de brand- of rookwerendheid van een wand of vloer met doorvoeringen, moet een bouwwerk in brandcompartimenten, subbrandcompartimenten en beschermde subbrandcompartimenten worden onderverdeeld. Ook moet bekend zijn welke ruimten als beschermde route (bestaande bouw) of als beschermde of extra beschermde vluchtroute (nieuwbouw) zijn aangemerkt. Een aandachtspunt hierbij is dat veel doorvoeringen zich in de praktijk bevinden in schachtwanden en meterruimten, en bij schachten is vaak onduidelijk of de brandwerendheidseis alleen van binnen naar buiten of ook van buiten naar binnen geldt.
Indeling in brandcompartimenten Om snelle uitbreiding van brand binnen het bouwwerk en naar andere bouwwerken te voorkomen en daarmee de omvang van een brand beperkt te houden, zijn wettelijke eisen geformuleerd voor de indeling van gebouwen in brandcompartimenten. Hiermee wordt in beginsel beoogd de omvang van een brand beperkt te houden. Voor de meeste gebruiksfuncties geldt bij nieuwbouw dat het gebruiksoppervlak van het brandcompartiment maximaal 1.000 m2 mag bedragen. Voor de volgende gebruiksfuncties geldt een andere waarde voor het maximaal brandcompartimentoppervlak: • Logiesfunctie: maximaal 500 m2. •C elfunctie (gedeelte met cellen): maximaal 500 m2. • Woonfunctie: elke woonfunctie en gemeenschappelijk verblijfsgebied. • Industriefunctie: maximaal 2.500 m2. Voor bestaande bouw gelden grotere maximaal toegestane vloeroppervlaktes voor verschillende gebruiksfuncties. Indeling in subbrandcompartimenten Om de verspreiding van brand én rook binnen het brandcompartiment (verder) te beperken en daarmee een veilige ontvluchting uit het bouwwerk mogelijk te maken, zijn wettelijke eisen geformuleerd voor een nadere indeling van een brandcompartiment in subbrand
compartimenten of in verkeersruimten waardoor een beschermde vluchtroute voert. Uitgangspunt is dat de loopafstand binnen het subbrandcompartiment zodanig is dat binnen afzienbare tijd, met ingehouden adem door de rook een uitgang kan worden bereikt van waaruit weer verder gevlucht kan worden. De indeling van een brandcompartiment in subbrandcompartimenten en verkeersruimten met beschermde vluchtroute geschiedt op basis van een aantal criteria, waaronder de maximaal toegestane loopafstand in een subbrandcompartiment, het maximale hoogteverschil dat mag worden overbrugd, en de voorwaarden die aan het vluchten gelden bij een subbrandcompartiment met één toegang. Bij woonfuncties (galerij en corridorflats) wordt deze indeling voornamelijk bepaald door de afstand die door de (extra) beschermde vluchtroute moet worden afgelegd.
Indeling in beschermde subbrandcompartimenten Om verdere branduitbreiding binnen het brandcompartiment te voorkomen, moeten bij bepaalde gebruiksfuncties binnen een brandcompartiment beschermde subbrand compartimenten worden opgenomen. Beschermde subbrandcompartimenten zijn nodig bij gebruiksfuncties waarin bijvoorbeeld mensen slapen of ziek te bed liggen, omdat die mensen meer tijd of zelfs hulp nodig hebben om een brandcompartiment te verlaten. Dit is het geval bij woonfuncties, logiesfuncties, bijeenkomstfuncties voor kinderopvang met bedgebied, gezondheidszorgfuncties met bedgebied en celfuncties. Wbdbo-eisen, wrd-eisen en zelf sluitende deuren Om de uitbreiding van brand en de verspreiding van rook te beperken, moet tussen een brandcompartiment, subbrandcompartiment c.q. beschermd subbrandcompartiment en een andere ruimte een bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) en/of weerstand tegen rookdoorgang (wrd) aanwezig zijn. Van een brandcompartiment naar een andere
besloten ruimte geldt als basiseis een wbdbo van 60 minuten. In bepaalde situaties mag de eis worden gereduceerd tot 30 minuten. Van een beschermd subbrandcompartiment naar een andere besloten ruimte geldt: • Een wbdbo-eis van 30 minuten. • In de toekomst: een zekere wrd-eis, om verspreiding van relatief koude rook tegen te gaan. Van een subbrandcompartiment naar een andere besloten ruimte geldt: • Een eis aan de weerstand tegen branddoorslag (wbd) van 20 minuten, waarbij voor de bepaling van de brandwerendheid alleen rekening wordt gehouden met het criterium
Nieuwe set SBRCURnet Infobladen brandveiligheid Dit artikel is gebaseerd op Infoblad 463 Beheersbaarheid van brand en rook bij doorvoeringen. Dit infoblad maakt deel uit van een serie van 3. Infobladen behandelen een groot aantal bouwtechnische onderwerpen in kort bestek. U kunt er direct mee aan de slag. Zoeken kan op onderwerp of trefwoord, via www. sbrcurnet.nl/infobladen. De overige infobladen op het gebied van brandveiligheid en doorvoeringen bieden specifieke oplossingsrichtingen. Dit zijn: • SBR-Infoblad 461 Treffen van brand- en rookwerende voorzieningen bij doorvoeringen van kunststof leidingen. • SBR-Infoblad 462 Treffen van brand- en rookwerende voorzieningen bij doorvoeringen in metalen leidingen. In deze infobladen vindt u ook meer informatie over de geldende NENnormen op het vlak van brandveilige doorvoeringen.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 11
→
‘vlamdichtheid betrokken op de afdichting’ (E-criterium). • In de toekomst: een zekere wrd-eis, om verspreiding van relatief koude rook tegen te gaan. De wrd-eis is ook van toepassing tussen een subbrandcompartiment en een besloten ruimte in een ander brandcompartiment. De voorschriften over de beperking van rookdoorgang van een (beschermd) subbrandcompartiment naar een andere besloten ruimte zullen te zijner tijd (waarschijnlijk in 2015) worden opgenomen in de ministeriële regeling. Om de wbdbo-eis en wbd-eis te realiseren zal de scheidingsconstructie tussen het (beschermd) (sub)brandcompartiment en de andere ruimte brandwerend moeten worden uitgevoerd. De brandwerendheid is hierbij even groot als de wbdbo-eis c.q. wbd-eis. Afhankelijk van de richting van de wbdbo-eis moet deze brandwerendheid in één richting of twee richtingen aanwezig zijn. Om aan de (toekomstige) wrd-eis te voldoen zal de scheidingsconstructie tussen genoemde ruimten rookwerend moeten worden uitgevoerd. In de brand- en rookwerende scheidingsconstructies mogen slechts zelfsluitende deuren voorkomen. Voor de woningtoegangsdeur (niet zijnde de voordeur van woningen in portiekflat) en de celdeur geldt deze verplichting niet.
Brandveilige doorvoeringen Gaat u aan de slag met brandveilige doorvoeringen, dan biedt de SBRCURnetpublicatie Brandveilige doorvoeringen Brand- en rookwerende oplossingen voor installatietechnische doorvoeringen (publicatienummer: 809.14) alle kennis die u zoekt. Deze publicatie gaat in op: • Doorvoeringen van metalen en kunststof leidingen (zoals voorkomend in de sanitaire techniek); • Kabels en kabelgoten; • Luchtkanalen; • Rookgasafvoer- en verbrandingslucht toevoerleidingen. Nu te bestellen via www.sbrcurnet.nl
Beschermde vluchtroutes, extra beschermde vluchtroutes Voor zowel het vaststellen van de wbdbo-eisen (hoogte van eis en richting van eis) als de eisen aan het materiaalgedrag bij brand, is het van belang te weten wanneer een verkeersruimte als beschermde vluchtroute dan wel extra beschermde vluchtroute moet worden aangemerkt. Indien een subbrandcompartiment slechts één uitgang heeft, is de vluchtroute vanaf die uitgang een beschermde of extra beschermde vluchtroute. Het type gebruiksfunctie, het aan-
Slordige uitvoering van de doorvoeringen bij een 30 minuten brandwerende lichte ms-wand. 12 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
tal personen dat gebruik moet maken van die vluchtroute en de lengte van ‘het doodlopend eind’ bepaalt of sprake is van een beschermde of extra beschermde vluchtroute. Een trappen huis waarin een hoogteverschil van meer dan 8 meter wordt overbrugd is altijd een extra beschermde vluchtroute. Een beschermde vluchtroute ligt buiten het subbrandcompartiment, maar binnen het (grotere) brandcompartiment; deze route is dus niet per definitie gevrijwaard van brand en rook. Een extra beschermde vluchtroute ligt buiten het brandcompartiment. Aan een extra beschermde vluchtroute worden voor de meeste gebruiksfuncties zwaardere eisen aan het materiaalgedrag bij brand gesteld. De kans op het ontwikkelen van brand in deze ruimte is daardoor klein. Aandachtspunt 1: schachten Tussen een compartiment en een andere besloten ruimte geldt een bepaalde wbdboeis of wbd-eis en een bepaalde wrd-eis. In het Bouwbesluit is onduidelijk aangegeven welke eis geldt bij een schacht. Een schacht is in principe een besloten ruimte, waardoor gedacht zou kunnen worden dat rond een schacht altijd een brandwerendheidseis geldt. In dat geval is nog onduidelijk of deze eis dan alleen richting die schacht geldt of ook vanuit de schacht, dus of een brand- en rookwerendheid in één richting geldt of in twee richtingen. Tot 2003 gold (voor woningbouw) alleen een eis in de richting van de schacht. Zeker bij de utiliteitsbouwfuncties komen situaties voor waarbij een brand- en rookwerendheid in twee richtingen gewenst of vereist is, omdat in de schacht brand kan ontstaan. De hoogte van de
Brandveiligheid brand- en rookwerendheid van de schachtwand of -vloer en de richting hiervan wordt daarom bepaald door de ‘inrichting’ van de schacht, oftewel door de benoeming van die schacht. Aandachtspunt 2: meterruimten Bij meterruimten in een woongebouw worden nog regelmatig geen brandwerende voorzieningen getroffen ter plaatse van de doorvoeringen, terwijl dit wel zou moeten. Per woonsituatie moet elke wand of vloer branden rookwerend anders worden uitgevoerd. Ook de doorvoeringen door deze wand of vloer moeten, hoe klein de doorvoeringen ook zijn, brand- en rookwerend worden uitgevoerd.
Materiaalgedrag bij brand In het Bouwbesluit worden eisen gesteld aan het materiaalgedrag bij brand. Deze eisen kunnen betrekking hebben op het voorkomen van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie (bijvoorbeeld bij schachten) of op het beperken van de ontwikkeling van brand en rook. De brand- en rookwerendheid van bouwmaterialen wordt bepaald volgens de Euroklassen uit NEN-EN 13501-1. Schachten, koker en kanalen In artikel 2.58 van Bouwbesluit 2012 worden eisen gesteld aan het materiaalgedrag bij brand van de binnenzijde van een schacht, koker of kanaal. De binnenzijde van de schacht, de koker of het kanaal moet over 1 cm voldoen
aan brandklasse A2. Deze eis geldt alleen indien de inwendige doorsnede van die schacht, die koker of dat kanaal groter is dan 0,015 m2 (Ø140 mm) en indien die schacht, die koker of dat kanaal aan meerdere brand- of subbrandcompartimenten grenst en niet is gelegen in en bestemd is voor boven elkaar gelegen toiletruimten of badruimten. Brandgedrag leidingen en kanalen Ter beperking van de ontwikkeling van een brand en rook zijn eisen gesteld aan de branden rookklasse van constructieonderdelen die in een bouwwerk zijn toegepast. Doel van de eisen is de ontwikkeling van de omvang van de brand te beperken en gebruikers voldoende tijd te geven om het gebouw veilig te verlaten. Brandgedrag kabels Hoewel kabels op zichzelf zelden de directe oorzaak zijn van brand, kunnen ze wel grote invloed hebben op het verloop ervan. Bepaalde kabels kunnen als een lont fungeren waarlangs een brand zich snel kan voortplanten. Bovendien veroorzaken conventionele kabels bij verbranding een ondoorzichtige en corrosieve rook. Door de rook kan bij mensen desoriëntatie en paniek ontstaan, met alle fatale gevolgen van dien. De keuze van het type kabel in relatie tot de brandeigenschappen is dus belangrijk. De keuze wordt daarbij ← bepaald door het risico bij brand.
Nationaal Brandveiligheidsevenement (NBE) op 16 april ‘Kwaliteit bouwen, brandveiligheid houden’, dat is dit keer het thema van het Nationaal Brandveiligheidsevenement (NBE), voorheen Nationaal Brandveiligheidscongres (NBC). Het evenement vindt plaats op 16 april bij Domus Medica in Utrecht. Vragen die centraal staan zijn bijvoorbeeld: Wat houdt de overstap naar private kwaliteitsborging nu precies in; wat zijn de gevolgen in de praktijk voor partijen? Tijdens dit evenement wordt ook de Innovatieprijs Brandveiligheid 2015 uitgereikt. Private kwaliteitsborging houdt in dat de overheid zich terugtrekt en meer taken overlaat aan de markt. Deze moet zelf zijn verantwoordelijkheden nemen qua brandveiligheid, en weten wat de mogelijkheden zijn. Uiteindelijk zal de eindgebruiker een betere kwaliteit krijgen, maar wat betekent het voor de beheerder? Het NBE 2015 zoomt in op bovenstaande vragen. Daarbij moet u niet alleen denken aan technische aspecten, maar ook aan juridische zaken. Daarnaast besteedt het evenement aandacht aan het gegeven dat het nauwgezet volgen van wet- en regelgeving niet altijd garantie biedt voor een goed brandveilig gebouw. Meer informatie over het Nationaal Brandveiligheidsevenement vindt u op www.sbrcurnet.nl/nbe.
Tussen manchet en leiding is weliswaar ruimte aanwezig, maar deze ruimte wordt bij brand afgedicht door opschuimende grafiet. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 13
Diepgaande kennis bouwregels gevraagd van leverancier Wat wordt de rol van een toeleverancier van bouwproducten als straks de gehele bouwsector overstapt op Private Kwaliteitsborging? Tijdens een Pilot die Vetrotech samen met het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties heeft opgestart, liep men vooruit op deze rol in de veranderende wereld van de bouwregelgeving. In dit artikel krijgt u een kijkje in die toekomst. Tekst Mark Knoops
D
e CE-markering geeft informatie over de prestaties van een product. De fabrikant dient met de CE-markering ook een installatie-instructie mee te leveren. De prestaties van bijvoorbeeld brandwerend glas hangen nauw samen met een correcte montage. Voor Vetrotech is het dan ook van belang dat de klant het juiste product selecteert en op de juiste manier plaatst. Informatieverstrekking vanuit de leverancier over de producten en de toepassing daarvan is dan ook, zeker in het geval van brandwerend glas, van levensbelang. Gedurende de looptijd van een project zijn er veel contactmomenten met diverse betrokkenen van een bouwproject, zoals de klant, de overheid en de eindgebruiker (zie ook afbeelding). Deze betrokkenen worden ondersteund met certificaten, rapporten en plaatsingsinstructies tijdens dit proces. Deze rol sluit aan bij de rol die de overheid weggelegd ziet voor leveranciers bij kwaliteitsborgingsinstrumenten, gericht op een productbenadering. De leveranciers krijgen een grote verantwoordelijkheid tijdens het bouwtraject. Maar hoe borgt een leverancier zijn kennis over zijn producten? Alleen als het
14 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
product op de juiste manier is toegepast, weet de leverancier dat het product straks doet wat het moet doen. Mocht blijken dat het product niet doet wat het beoogt te doen, omdat het product onjuist is toegepast, dan kan de leverancier laten zien dat hij zo goed mogelijk invulling heeft gegeven aan zijn verantwoordelijkheden.
Declaration of Perfomance (DoP) In de Construction Product Regulation (CPR) van februari 20141 staat aangegeven hoe de leverancier de klant moet informeren. Dat betreft de prestaties van essentiële kenmerken voor de producten die de fabrikant vanaf de
fabriek levert. Maar verderop in het bouwproces is het de vraag of voor een bepaald bouwproject producten worden gekozen met de juiste prestaties voor dat project en of die producten correct worden gemonteerd. Het bouwproces kan worden verdeeld in de bouwvoorbereidingsfase, bouwuitvoeringsfase en bouwtoeleveringsfase. In elke fase is een belangrijke rol weggelegd voor de leverancier. Tijdens de Bouwvoorbereidingsfase is het zaak de klant te informeren over de prestaties van het product. De zogenoemde Declaration of Perfomance (DoP) moet worden overlegd. Daarin staat aangegeven welke eigenschappen het product bezit. De eigenschappen van
Brandveiligheid het product worden in de productnorm en vervolgens in de DoP aangeduid als de ‘essentiële kenmerken’. Die essentiële kenmerken hebben vaak een relatie het specifieke beoogd gebruik dat aan de orde is. Voor die essentiële kenmerken wordt dan een waarde opgegeven. Bij essentiële kenmerken, die niet van belang zijn voor dat specifieke beoogde gebruik, kan de fabrikant NPD (No Performance Declared) invullen. Vetrotech levert de DoP al aan in het offertestadium. Juist in het offertestadium is het namelijk van belang de klant te informeren over de prestaties van het product. Vetrotech gebruikt een unieke productcode voor elk product. Met deze code wordt automatisch een DoP gegenereerd die mee kan worden gestuurd met de offerte. Naast deze DoP kan ook een Aansluitdocument Bouwregelgeving worden opgesteld door de leverancier. In dit document worden de eigenschappen van het product vertaald naar een toepassing in het gebouw. Vetrotech is op dit moment in een vergevorderd stadium om dergelijke documenten op te stellen. Voor een leverancier is het makkelijk om kenmerken van zijn product op te sommen, maar het wordt lastiger als het gaat om deze kenmerken af te stemmen op de mogelijke toepassingen in een gebouw. Dit laatste vereist diepgaande kennis van het Bouwbesluit.
Voorbeeld Een concreet voorbeeld van een toepassing: het brandwerende product Contraflam Lite
Vetrotech Een korte introductie: Vetrotech is onderdeel van Saint-Gobain. SaintGobain is met 190.000 werknemers wereldwijd actief in 42 landen. Binnen deze multinational is Vetrotech de leverancier van Brandwerend-, Inbraakwerend-, Kogelwerend- en Explosiewerend glas. Vetrotech levert het glas aan uiteenlopende klanten, zoals glashandelaren, schilders en gevelbouwers. Zij zorgen ervoor dat het glas volgens de richtlijnen op de bouw wordt geplaatst.
is getest volgens de geldende Europese brandtest. Uit deze brandtest volgt dat het glas de classificatie EW 30 en EI 15 haalt. De vraag van de klant is of de Contraflam Lite geschikt is om toe te passen in een zijlicht naast een deur op de scheidingsconstructie tussen twee brandcompartimenten in een woongebouw van 6 meter hoog. De eigenschappen van het product moeten daardoor worden vertaald naar een toepassing in het gebouw. Elk product krijgt dus ook een Aansluitdocument Bouwregelgeving waarin staat beschreven voor welke situaties het product geschikt is. Op dit document staat de unieke productcode van het product. De samenhang tussen de DoP en het Aansluitdocument wordt zo duidelijk. Hoe wordt nu zekerheid verkregen dat het
product goed wordt toegepast? Het is onmogelijk om samen met iedere glaszetter naar het werk te rijden en hem/haar daar op zijn/haar vingers te kijken tijdens de plaatsing. Brandwerend glas moet namelijk worden toegepast zoals het is getest. Voordat Vetrotech een product met CE-markering op de markt brengt, moet er een succesvolle Type Test zijn uitgevoerd. Voor de klanten destilleert men uit het testrapport duidelijke plaatsingsinstructies. Op deze plaatsingsinstructies moet worden gerefereerd aan de unieke productcode. Hierdoor worden de DoP, het Aansluitdocument Bouwregelgeving en de plaatsingsinstructies een drieluik. Van drieluiken is algemeen bekend dat, als er één ontbreekt, de andere delen vele malen minder waard zijn.
CE-markeringslabel Als de bouwproducten op de bouw worden geleverd, is het CE-markeringslabel duidelijk zichtbaar voor iedereen aangebracht. Op dit CE-markeringslabel wordt het beoogd gebruik aangegeven en worden de essentiële kenmerken aangegeven. Tevens wordt de unieke productcode van het product en het nummer van de DOP vermeld op het label. Hiermee kan de klant controleren of daadwerkelijk het juiste product is geleverd en kan de klant de DoP en de plaatsingsinstructies opvragen. Indien deze documenten aan het einde van de bouw worden overhandigd aan de eindgebruiker, krijgt die de zekerheid dat de gewenste prestaties uit het voortraject daadwerkelijk zijn gerealiseerd. De leverancier krijgt grip op de toepassing en daarmee ook op de kwaliteit van zijn producten in de situatie van de toepassing. Een leverancier van bouwproducten is niet meer de leverancier van jaren geleden. Hij wil als volwaardige gesprekspartner worden gezien tijdens een bouwproces en vroegtijdig aan tafel zitten, zodat het bedrijf de klanten kan informeren over de mogelijkheden, en in een enkel geval ook onmogelijkheden, van de producten. Met de op stapel staande veranderingen kan de leverancier zich onderscheiden door alle producten compleet gedocumenteerd aan te leveren. Hierdoor kan de leverancier zijn klant ontzorgen. Van een leverancier vraagt dit naast een hoog verantwoordelijkheidsgevoel en productkennis ook diepgaande kennis van de bouwregelgeving. 1
Delegated Act 574/2014, waarin het model voor de Declaration of Performance (DOP) is vastgelegd.
↘ Informatie over de auteur
Een weergave van een klein deel van de plaatsingsinstructies van Vetrotech.
Mark Knoops is technisch commercieel medewerker bij Vetrotech Saint Gobain. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 15
←
Toepassingsgebied testen verschillende deur-/kozijnc Er zijn in het verleden veel brandproeven uitgevoerd op houten deur-/ kozijnconstructies. Vóór de introductie van Europese testmethoden werd hiervoor vooral de testmethode uit NEN 6069 ‘Beproeving en klassering van
de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten’ gebruikt. Sinds 1999 is er ook een Europese testmethode beschikbaar: EN 1634-1 ‘Bepaling van de
brandwerendheid en rookbeheersing van deuren, luiken, te openen ramen en hang- en sluitwerk - Deel 1: Beproeving van de brandwerendheid van deuren, luiken en hang- en sluitwerk’. Ook met deze testmethode is inmiddels ruime ervaring opgedaan. Tekst G. van den Berg en J. Mertens
16 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Brandveiligheid
brandwerendheid constructies
M
et een brandproef wordt de brandwerendheid van de geteste constructie aangetoond. In de praktijk wordt zelden dezelfde constructie toegepast, zoals die getest is geweest. Uiteraard wil men wel graag weten wat de brandwerendheid is van de toegepaste variant. In het verleden werd er op basis van kennis en ervaring een inschatting gegeven voor de te verwachten brandwerendheid. In verband met de gewenste eenheid bij dergelijke beoordelingen zijn Europese Extended Application-normen (ExAp) geïntroduceerd. In een ExAp-norm staat aangegeven welke varianten van geteste constructies mogen worden toegepast, en onder welke voorwaarden. Voor houten deurconstructies is dit omschreven in EN 15269-3 ‘Uitbreiding geldigheidsgebied van resultaten van brandwerendheidsproeven en/of rookwerendheidsproeven voor deuren, luiken en te openen ramen, inclusief hangen sluitwerk - Deel 3: Brandwerendheid van houten scharnierende en taatsende deuren en te openen ramen’. Het voordeel van ExAp’s is dat deze classificeerbaar zijn volgens EN 13501-2 ‘Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 2: Classificatie op grond van resultaten van brandwerendheidsproeven, behalve voor ventilatiesystemen’ en hiermee ook buiten Nederland zijn te gebruiken.
Rol van CE-markering Per 1 juli 2013 is in Europa de Construction Products Directive (CPR) van kracht. De CPR houdt onder andere in, dat CE-markering verplicht is voor producten waarvoor een Harmonized Product Standard (HPS) is gepubliceerd en waarvan de coëxistentieperiode is verstreken. Voor brandwerende, houten deuren is de HPS inmiddels gepubliceerd, t.w. hEN 16034:2014. Deze moet nog worden geciteerd in the Official Journal of the European Union (OJ), waarna de coexistentieperiode van start zal gaan. Naar verwachting zal deze periode verstrijken in 2019. Vanaf dat moment is er dus CE-markering verplicht voor brand werende deuren. Wat houdt dat concreet in? Dit betekent, dat
de brandproef moet zijn uitgevoerd volgens de Europese testmethode, bij een geaccrediteerd en genotificeerd test-laboratorium, dat er Factory Production Control heeft plaatsgevonden op het proefstuk. Het betekent ook dat aanvullende beoordelingen (dat wil zeggen de invloed op de brandwerendheid van afwijkingen op dat wat er is getest) moeten zijn gedaan volgens de betreffende ExAp. En dat uiteindelijk de testresultaten en de ExAp’s zijn geclassificeerd volgens EN 13501-2. Maar daarna wordt het eenvoudiger: de aldus bepaalde brandwerendheid en toepassingsmogelijk heden worden opgenomen in de Declaration of Performance (DoP1) die deel uitmaakt van de CE-markering. De betreffende deuren kunnen daarmee in alle Europese lidstaten worden verkocht. De extra inspanning in het begin is daarmee alleszins de moeite waard!
Voor meer informatie: Marc, C.O. Mergeay, Consultant NEN-Bouw, Cluster Bouw & Installaties, tel. (015) 2690367 of mail
[email protected]. G. van den Berg is werkzaam bij Efectis NL en J. Mertens bij Peutz bv. Beiden zijn lid van de normcommissie 353 084 ‘Brandveiligheids aspecten bouwproducten en bouwdelen’.
1
Een document waarbij de fabrikant zich verantwoordelijk verklaart voor de door hem verklaarde prestaties. Aangezien deze verklaring opgelegd wordt in alle Europese landen, worden de fabrikanten verplicht om een gemeenschappelijke taal te gebruiken voor het uitdrukken van de prestaties van hun producten. De proefmethodes zijn identiek in alle landen van de Unie, zodat de afnemer producten van verschillende fabrikanten kan vergelijken. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 17
←
Bij bouwwerken die onder private kwaliteitsborging (PKB) tot stand komen is na invoering van het nieuwe stelsel eventuele strijdigheid met het Bouwbesluit tot en met de gereedmelding geen handhavingsgrond. Foto: Kraan Bouwcomputing BV.
Bestuursrechtelijke handhaving bij (private) kwaliteitsborging deel 4
Bestuursrechtelijke sancties
De kern van het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging is, dat privaat wordt geborgd dat bouwwerken ten minste voldoen aan de technische voorschriften die het Bouwbesluit daaraan stelt. Bestuursrechtelijke handhaving richt zich dan ook in beginsel niet op het voldoen aan het Bouwbesluit zelf, maar op het voldoen aan dit wezenskenmerk van het nieuwe stelsel. Om niet tegen bestuurlijke sancties aan te lopen moeten de opdrachtgever, de bouwer en de kwaliteitsborger zelf inspanningen leveren. In dit artikel komen de bestuurlijke sancties zelf aan bod. Tekst Ing. Gert-Jan van Leeuwen met medewerking van ir. Hajé van Egmond en mr. Hans Barendregt
18 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Handhaving
O
p bestuurlijke sancties is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Private sancties worden geregeld via de instrumenten als bedoeld in de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, waarvan momenteel de consultatieversie van juni 2014 de enige openbare versie is.
Stilleggen en slopen In het huidige stelsel kan het bevoegd gezag, wanneer daartoe aanleiding is op grond van strijdigheid met de omgevingsvergunning, besluiten bouwactiviteiten tijdens de bouw geheel of gedeeltelijk stil te leggen of een bouwwerk te laten slopen dan wel zelf tot sloop over te gaan. Bij bouwwerken die onder private kwaliteitsborging (PKB) tot stand komen kan dit na invoering van het nieuwe stelsel ook, maar aangezien daarin het Bouwbesluit geen deel meer uitmaakt van het toetsingskader voor de vergunning, vervalt eventuele strijdigheid met het Bouwbesluit als handhavingsgrond. Stilleggen of slopen kan dan alleen op grond van strijdigheid met de blijvende toetsingsgronden (bestemmingsplan, welstand, omgevingsveiligheid) of als de vergunninghouder niet voorziet in adequate kwaliteitsborging1. Bij ontbrekende kwaliteitsborging is – los van andere redenen voor sloop bij strijdigheid met de vergunning – sloop geen optie, maar stillegging des te meer tot het moment waarop de kwaliteitsborging weer op orde is. Dat wil zeggen: tot het moment dat de vergunninghouder gebruik maakt van een toegelaten instrument, dat past bij de aard van het bouwwerk en dat wordt toegepast door een kwaliteitsborger, die daartoe gerechtigd is. Als het bevoegd gezag aan de hand van het openbare register, dat in het nieuwe stelsel door de Toelatingsorganisatie wordt bijgehouden, constateert dat een bouwwerk in uitvoering is genomen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een toegelaten instrument of van een kwaliteitsborger, die als zodanig is geregistreerd, is dat simpele feit voldoende reden om het werk stil te leggen. Handhavingsgronden Vanzelfsprekend doet het bevoegd gezag er goed aan om zorgvuldig te werk te gaan, maar daarbij gaat het eigenlijk alleen om de eenvoudige verificatie van de bevinding aan de hand van het register: ‘Wij hebben geconstateerd dat u geen gebruik maakt van een toegelaten kwaliteitsborgingsinstrument door een daartoe gerechtigde kwaliteitsborger, als gevolg waarvan u handelt in strijd met artikel 7ab van de Woningwet. Als u deze constatering per omgaande gedocumenteerd
kunt weerleggen, mogen de werkzaamheden worden voortgezet. Maar als u een weerlegging achterwege laat of als deze ontoereikend is, verbieden wij u de werkzaamheden voort te zetten totdat deze strijdigheid is opgeheven.’ Alleen als zo’n signaal totaal wordt genegeerd en stillegging geen oplossing brengt, kan sloop in het uiterste geval onvermijdelijk zijn. Bij de overige handhavingsgronden kan de eventuele strijdigheid met het Bouwbesluit niet als mede-argument worden gebruikt voor de stillegging of sloop als zodanig, maar het is wel denkbaar dat het als verzwarende omstandigheid wordt gezien. Dat kan helpen om de proportionaliteit van de maatregel te verdedigen of aan te vechten. Het past echter niet bij de nieuwe rolverdeling ‘je bent ervan of je bent er niet van’. Opletten dus! De hierover te ontwikkelen jurisprudentie moet uitwijzen hoe ver deze meeweging zal gaan. Aan het slot van dit artikel wordt hier nog op ingegaan. Het nieuwe stelsel voor kwaliteitsborging moet er immers voor zorgen dat het gebruiksgerede bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit, niveau nieuwbouw of verbouw.
Verbod en opschorting gebruik Wanneer bij voltooiing van het bouwwerk de vergunninghouder niet voldoet aan de eisen, verbonden aan de gereedmelding, is dat simpele feit voldoende reden voor het bevoegd gezag om ingebruikname van het bouwwerk op te schorten totdat dit gebrek is opgeheven. Concreet gaat het hier om het op tijd aanleveren van de kwaliteitsverklaring van de private borger en van het eventueel te verplichten opleverdossier. Hierbij geldt uiteraard weer het zorgvuldigheidsvereiste: eerst een vraag aan de vergunninghouder, van wie een onmiddellijke respons op die vraag mag
worden verwacht om aan het verbod op gebruik te ontkomen. De druk om na oplevering een bouwwerk in gebruik te kunnen nemen is meestal heel groot. Als het gebruik al dan niet gefaseerd begint, terwijl nog niet is voldaan aan de formele eisen, wordt handhaving alleen maar lastiger. Als de verklaring bij gereedmelding onjuist of onvolledig is of niet ondertekend of wanneer een onvolledig opleverdossier is ingediend, staat dat in beginsel gelijk aan het ontbreken van deze stukken. Natuurlijk is proportionaliteit hierbij van belang. Een typefout in de verklaring kan geen reden zijn voor zwaar geschut, tenzij daarmee een inhoudelijk andere interpretatie zou kunnen ontstaan. Een ontbrekend gegeven in het opleverdossier kan worden nageleverd, maar als dat gegeven cruciaal is of als de handtekening van de kwaliteitsborger (en daarmee akkoord op het bouwwerk) ontbreekt is dat juist wel een reden om onverwijld handhavend op te treden.
Handhaving tijdens gebruiksfase Daar bovenop geldt dat bouwwerken die vergunningvrij of onder private kwaliteitsborging zijn gerealiseerd, moeten voldoen aan de eisen voor nieuwbouw of verbouw ten tijde van de realisatie. Naarmate er meer tijd is verstreken sinds de realisatiefase of wanneer bij vergunningvrije bouw niet exact te achterhalen valt wanneer de realisatie plaatsvond, is het strak hanteren van deze grens lastiger en soms niet proportioneel. Veroudering en slijtage beïnvloeden de staat van het bouwwerk. Latere vergunningvrije wijzigingen kunnen de situatie compliceren. De ernst van de afwijkingen kan niettemin tot de conclusie leiden, dat het bouwwerk in strijd is met de bepalingen die destijds golden voor vergunningvrije bouw
Serie artikelen in Bouwkwaliteit in de praktijk In voorgaande artikelen van deze serie (Bouwregels in de praktijk 2014, nummers 5 en 6) is uiteengezet op welke wijze de bestuursrechtelijke handhaving zal veranderen door invoering van private kwaliteitsborging in de plaats van gemeentelijke toetsing en toezicht. Het derde artikel (Bouwkwaliteit in de praktijk 2015, nummer 1/2) ging over de gevolgen daarvan voor de respons op een verzoek tot handhaving. In dit vierde artikel komen de bestuurlijke sancties zelf aan bod. Het in de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen voorgeschreven
instrumentarium kent momenten waarop moet worden ‘doorgeschakeld’ naar het bevoegd gezag, dat dan weer het spoor van de bestuursrechtelijke handhaving volgt. Hoe dat in zijn werk gaat komt in deel 5 aan de orde. In het zesde artikel, waarmee deze reeks wordt afgesloten, staan de sancties van instrumentbeheerders en Toelatingsorganisatie centraal. Deze zijn gericht op de kwaliteitsborgers en de instrumenten, maar naarmate deze serieus worden genomen en effectief toegepast, zijn deze indirect ook van invloed op de bouwkwaliteit.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 19
→
of voor bouwen onder kwaliteitsborging. Ook als deze conclusie pas jaren na realisatie wordt getrokken, betekent dit dat sprake kan zijn van een illegaal – want in strijd met de voorschriften gerealiseerd – bouwwerk. Meestal zal door het opheffen van de gebreken het bouwwerk alsnog kunnen worden gelegaliseerd. Of daarvoor het gebruik moet worden opgeschort vanwege de uitvoerbaarheid van herstel, moet van geval tot geval worden bezien. Als sprake is van gevaarzetting of ernstige gezondheidsrisico’s, is opschorting van het gebruik tot deze manco’s zijn verholpen onontkoombaar. Die factoren zijn ook van invloed op de tijd die de eigenaar moet worden gegund om de gebreken op te heffen. Hoe ernstiger het gebrek, des te groter de noodzaak om het bestuursrechtelijke handhavingsinstrumentarium stevig in te zetten. Hoewel met het verstrijken van de tijd de oorspronkelijke bouwer en kwaliteitsborger en mogelijk ook de vergunninghouder steeds verder uit beeld raken, is het in het nieuwe stelsel noodzakelijk ook deze partijen te informeren over de bevindingen van het bevoegd gezag. De conclusie, waarop in de vorige alinea’s wordt gedoeld, betekent immers dat de bouwer niet heeft geleverd wat hij moest leveren en dat de kwaliteitsborger dit niet heeft opgemerkt of heeft verzwegen.
Eigenaar, bouwer en borger plus de instrumentbeheerder en de Toelatingsorganisatie moeten daarop worden gewezen. In hoeverre daarop aanvullende sancties in beeld komen, wordt in het volgende artikel van deze serie behandeld.
Strafrechtelijke maatregelen Als sprake zou zijn van bewuste wanprestatie, al dan niet met medeweten of instemming van de vergunninghouder, kan de conclusie ook aanleiding geven tot strafrechtelijke maatregelen. In dat geval is immers sprake van ten minste een economisch delict en mogelijk frauduleus handelen. Dat strafrechtelijke traject blijft hier buiten beschouwing, maar is wel een punt van aandacht. Ook de eventuele civielrechtelijke stappen, die de vergunninghouder / opdrachtgever / gebouweigenaar jegens bouwer en/of kwaliteitsborger zou kunnen zetten wegens het niet leveren van de vereiste prestatie, et cetera, blijven hier buiten beschouwing. Handhaving en ‘voorkennis’ Na de invoering van het nieuwe stelsel is sprake van bouwwerken binnen en buiten dit stelsel naast elkaar. Er zijn nog projecten in uitvoering met vergunning of vergunningvrij volgens het huidige stelsel en de gevolgklas-
sen 2 en 3 blijven voorlopig buiten het private stelsel. Het bevoegd gezag heeft in deze duale periode van project tot project verschillende rollen. Dat zal wennen zijn, niet alleen voor het bevoegd gezag zelf, maar ook voor de bouwwereld, aanvragers / vergunninghouders en derden-belanghebbenden. Bij wie klop je aan voor wat? Waar moet het bevoegd gezag zich wel en niet in verdiepen? En moet je als bouwinspecteur met je kennersblik ‘wegkijken’ als je wanprestaties opmerkt? Als je bijvoorbeeld in het kader van toezicht op de naleving van de omgevingsvergunning evidente strijdigheid met de voorschriften uit het Bouwbesluit signaleert bij een bouwwerk dat onder kwaliteitsborging wordt gerealiseerd, is dat op zich geen handhavingsgrond zoals in deel 3 is uiteengezet. Ook als een derde in een handhavingsverzoek zou wijzen op zo’n strijdigheid verwijs je als bevoegd gezag die derde door naar de vergunninghouder en kwaliteitsborger, die in het nieuwe stelsel hun verantwoordelijkheid moeten oppakken. Zo nodig kan het bevoegd gezag ook de Toelatingsorganisatie informeren. Maar stel nu, dat het om heel ernstige zaken gaat, waarbij zonder nader onderzoek de strijdigheid evident is, dan kan die ‘voorkennis’ een behoorlijke ballast worden. Je bent als bevoegd gezag zo al voor gereedmelding op de hoogte van (mogelijke) zaken waartegen je pas na gereedmelding handhavend kunt optreden in het kader van toezicht op de bestaande bouw. Je kunt de vergunninghouder uiteraard wijzen op de mogelijke strijdigheid en de consequenties die dat na de gereedmelding kan hebben. Laat je dat achterwege, dan zou je dat, wanneer die consequenties naderhand vorm krijgen via bestuursdwang of dergelijke, wellicht kunnen worden tegengeworpen. Het is voorlopig de vraag in hoeverre de bestuursrechter daarin zal meegaan. Goede voorlichting over de nieuwe verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden richting zowel de bouwpraktijk als de rechterlijke macht is daarom absoluut noodzakelijk. 1
Ook kan sprake zijn van handhaving op grond van art. 1a van de Woningwet, waarin de staat van het bestaande bouwwerk (lid 1) en de bouwwerkzaamheden en het gebruik (lid 2) centraal staan qua veiligheid en gezondheid.
↘ Informatie over de auteur
20 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Ing. Gert-Jan van Leeuwen is kwartiermaker voor de Toelatingsorganisatie, die in het kader van de komende Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt ingesteld om instrumenten voor kwaliteitsborging toe te laten en toe te zien op de toepassing daarvan. Hij schreef dit artikel met medewerking van ir. Hajé van Egmond, medekwartiermaker en Mr. Hans Barendregt werkzaam bij de Dienst Stadsontwikkeling van de Gemeente Rotterdam.
←
Project
Studentenhuisvesting op Amsterdamse Zuidas
Een nieuwe dimensie in modulair bouwen Eind februari nemen de eerste studenten hun intrek in Ravel Residence op de Amsterdamse Zuidas. Het studentencomplex is ontworpen door Oeverzaaijer architectuur en stedebouw. ‘Het is een combinatie van efficiëntie, rendement en esthetiek’, legt architect John Bosch uit.
Tekst Katja van Roosmalen
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 21
Een nieuw werkproces Voor aannemer Jan Snel is het belangrijk dat studenten in een veilig gebouw wonen. ‘Hij eiste daarom een brandwerendheid van de woonunits van 90 minuten in plaats van 60’, vertelt Micha van Dun, projectleider bij Firejob. ‘Wij dragen bij Ravel Residence zorg voor het brandwerend afdichten van de meterkasten, de plafonds en de zijwanden. Firejob dicht de doorvoeren van de leidingen af en brengt brandmanchetten aan. Voor de brandveiligheid moet ieder ‘lek’, overal waar een kans op branddoorslag en vuuroverslag bestaat, gedicht worden. Ravel is daarin niet anders dan andere gebouwen. NEN-EN 1366 is leidend en net als bij traditionele bouw mogen we sparingen pas dichtzetten als we met testrapporten hebben onderbouwd wat zich in de sparing bevindt.’ Anders dan bij traditionele bouw is echter het werkproces. ‘Deze modulaire manier van bouwen vergt veel inzet. Vooraf moeten tekeningen goed bestudeerd worden en op de bouwplaats moet je efficiënt te werk gaan. Normaal hebben we een paar weken om de brandveiligheid te garanderen, nu een paar dagen. En wij kunnen pas aan de slag als de anderen klaar zijn. Een kwestie van goed plannen dus.’
R
avel Residence zal de tand des tijds niet doorstaan. ‘Of er moet een architectuurprijs voor tijdelijke bouw in het leven geroepen worden. Dit is tijdelijk studentenhuisvesting. In dit geval is er een vergunning voor twaalf jaar afgegeven’, zegt Bosch. De vraag die dat direct oproept is: wat gebeurt er in 2027 met Ravel Residence? ‘De kans is groot dat het gebouw dan nog steeds studenten huisvest, maar het kan ook dat Ravel plaats moet maken voor een ander project. Is dat het geval dan worden de wooneenheden gerecycled. Jan Snel levert Cradle-2-Cradle-modules. Het kunststof en alle andere onderdelen van de units kunnen hergebruikt worden.’
spronkelijk was het de bedoeling om een dubbele gevel te persen. Dat lukte niet. Uiteindelijk is gekozen voor twee mallen voor de binnen- en buitenzijde die met elkaar zijn verlijmd.’ Op het oog is de gevel aan alle buitenzijden identiek, maar schijn bedriegt. ‘De west- en noordzijde hebben een dove gevel. Bij de andere gevels werkt de voorzetgevel als zonwering. De studentenkamers hebben twee ramen die naar binnen opendraaien.’ Voor de gevelafwerking die grenst aan de binnentuinen koos Bosch Cape Cod hout. Het hout wordt geleverd met de garantie dat het 15 jaar onderhoudsvrij is. Dat is voor deze tijdelijke huisvesting precies genoeg.’
Aantrekkelijk Ravel laat zien dat tijdelijke huisvesting ook aantrekkelijk kan zijn. Door de situering was individuele buitenruimte geen optie, maar binnen dat kader creëerde Oeverzaaijer een concept dat een brede groep jonge mensen zal aanspreken. De plattegronden zijn overzichtelijk en in het gebouw is ruimte voor sport, ontspanning, studie en een winkel. ‘Het Bouwbesluit stelt dat er per woonunit 1 m2 buitenruimte moet zijn. Dit hebben we op verschillende manieren opgelost. Er zijn twee binnen tuinen gerealiseerd waardoor we ook de geluidsoverlast van de A10 konden tegengaan. De ruimte voor de binnentuin konden we realiseren door de fietsenstalling onder het complex te plaatsen. Daarnaast is er een voetbalveld aan de achterzijde en een sportveld boven op het complex.’ Dubbele gevel Onderscheidend is ook de gevel. ‘Het is een dubbele gevel. De zwarte gevel wordt door de witte kunststof huid aan het oog onttrokken. Oor22 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
De zwarte gevel wordt door de witte kunststof huid aan het oog onttrokken.
Project
Nieuwe realiteit Op dit moment is tijdelijke huisvesting in opkomst. Gemeenten willen procedures versnellen en het oplopende tekort aan (studenten)huisvesting op deze wijze tegengaan. De architect licht toe dat de populatie jong volwassenen in Amsterdam jaarlijks met 10.000 toeneemt. ‘Dat komt onder andere doordat het aantal studenten de afgelopen tien jaar verdubbeld is, maar ook op de huisvestingsmarkt voor jonge professionals zien we dat er een woningtekort is. Gemeenten als Amsterdam kunnen nauwelijks snel genoeg bijschakelen om aan de vraag te voldoen.’ Daarnaast worden gemeenten geconfronteerd met een andere realiteit dan een decennium geleden: investeerders en woningbouwcorporaties kunnen weinig bijdragen aan de woningproductie. Toch ziet Bosch ook lichtpuntjes in de huidige omstandigheden. ‘Zo zijn er steeds meer private investeerders die in de lucratieve studentenhuisvesting stappen. Bij dit project is Student Experience de opdrachtgever en treedt zij straks ook op als beheerder. Daarnaast zijn gemeenten steeds bereidwilliger om medewerking te verlenen. Dat was ook zo bij Ravel Residence.’ Volgens Bosch zijn er veel goede argumenten om te kiezen voor tijdelijke huisvesting. ‘Gemeenten kunnen snel op de vraag inspelen en het dwarsboomt de langetermijnplannen niet. Al kan je natuurlijk vraagtekens bij tijdelijkheid zetten. Het is meer een juridische ingreep dan een echte visie, en het zou me weinig verbazen als het pand over 25 jaar nog studenten onderbrengt.’ Eisen Voor de eisen die gesteld worden aan de bouw maakt het weinig verschil of er sprake is van permanente of tijdelijke bebouwing. ‘Ook in dit geval moet voldaan worden aan de eisen in het Bouwbesluit.
Bijvoorbeeld ten aanzien van de energie-eisen, het binnenklimaat, de verhouding buitenruimte en de brandveiligheid. Daarin komt ook de nieuwe rol van de architect naar voren. Onze rol schuift in het bouwproces naar voren. Door vroegtijdig problemen te signaleren en op te lossen, kunnen we onze meerwaarde tonen. Daarnaast vergt een modulair bouwproces – zoals dat is toegepast bij Ravel Residence – dat we samenwerken.’ De 800 studentenwoningen komen uit de ‘fabriek’ van modulair bouwer Jan Snel. Bij het bedrijf worden de modules geprefabriceerd inclusief installaties, keuken en badkamer. Op de bouwplaats vindt de afbouw plaats. De laatste woonunit werd begin december geplaatst en tot eind februari worden de woningen afgewerkt, worden de algemene ruimten gebouwd, de gevels geplaatst en de tuinen aangelegd.
Vijf woonlagen ‘De brandveiligheid is één van de redenen dat Ravel Residence vijf woonlagen heeft. Eigenlijk is dat het grootste verschil tussen de modulaire en reguliere bouw. Wil je hoger bouwen dan worden er andere eisen gesteld aan de constructie, met name de staalconstructies in de wanden’, legt Bosch uit. Maar brandveiligheid is niet alleen keuzes maken op het terrein van materialisatie. ‘Vluchtroutes en plattegronden zijn minstens zo bepalend. In Ravel Residence bevinden de vluchtwegen zich in de hoeken van het pand en hebben we gekozen voor een breed trappenhuis bij de lift. Dat is niet alleen ter bevordering van de veiligheid, maar ook om bewoners te stimuleren vaker de trap te nemen.’
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 23
←
Productnieuws uitgelicht Brandveiligheid
Onbrandbaar riet
Ambachtelijk dekken ook mogelijk met kunstriet De vraag naar riet is groot, mede omdat het ook in nieuwbouwprojecten steeds vaker wordt toegepast. De kwaliteit van het natuurriet houdt echter geen gelijke tred met de vraag. Dat was reden voor Polytech Kunststoffen om op zoek te gaan naar een alternatief bouwproduct. De oplossing werd gevonden in Novariet. Een kunststof riet dat ambachtelijk wordt verwerkt, goede energiepresentaties heeft, duurzaam wordt geproduceerd én brandveilig is. Tekst Katja van Roosmalen
‘Een natuurrieten dak kende een levensduur van 30 tot 40 jaar, maar die verwachtingen werden de laatste jaren niet meer gehaald. Er ontstond daardoor een noodzaak om ander riet te ontwikkelen. Wij leverden al rieten matten, maar voor ons is het ook van belang dat daken ambachtelijk gedekt worden’, legt Leon Eikens van Polytech Kunststoffen uit. Novariet wordt geleverd in bossen, met stengels met diverse diameters (4 mm, 6 mm en 8 mm). ‘Voor de rietdekkers is het van belang dat het
riet flexibel verwerkt kan worden en wordt geleverd in verschillende kleuren die de gloed van natuurlijk riet benaderen. Wij vonden het vooral van belang dat het kunstriet ook echt een meerwaarde heeft. Het moest dus recyclebaar en brandveilig zijn.’
De voordelen De eigenschappen van Novariet op een rijtje: • Geen onderhoudskosten • Geen mos- en algengroei • Onbrandbaar • Toepasbaar op iedere dakhelling (halmhellingshoek vanaf 5°) • Te gebruiken in dichtbebouwde gebieden • Waterafstotend door lotuseffect • Constante isolatiewaarde • Constante kwaliteit door optimaal productieproces
Onbrandbaar natuurproduct Het hoofdbestanddeel van Novariet is zout. ‘Dat is al van nature onbrandbaar en bovendien een natuurproduct. Bij brand verkoolt het kunstriet en bij bijvoorbeeld een schoorsteenbrand blijft de schade beperkt en lokaal. Daardoor is het dak na brandschade relatief eenvoudig te repareren. Door het lotuseffect dat is toegepast op Novariet kunnen waterdruppels niet door de daklaag dringen, maar wordt water netjes afgevoerd via de rietstengels.’ Technische en sociale innovatie Sinds Novariet op de markt is, ervaart Polytech Kunststoffen echter dat innovatie niet alleen een technisch begrip is. ‘Innoveren is een kwart techniek en driekwart sociale innovatie. We zien dat consumenten de omslag snel kunnen maken, mede omdat het duurzaam is en we een lange garantie geven.’ www.novariet.nl
24 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Productnieuws uitgelicht Brandveiligheid
Integratie van brandwerende elementen zonder optisch verschil
Lichtstraatelementen voldoen aan alle eisen VELUX modulaire lichtstraten kunnen als brandwerende lichtstraatelementen worden toegepast. Ze voldoen aan alle eisen die gesteld worden aan brandwerendheid in het Bouwbesluit. Vorig jaar werd het Fugro Tech Center opgeleverd, waarbij zowel ‘gewone’ als brandwerende lichtstraatelementen zijn toegepast.
vlammen (E) en de thermische isolatie van de lichtstraatopstelling waardoor de temperatuur (I) en de warmtestraling (W) aan de niet-verhitte zijde niet de kritische waarden bereiken. De VELUX Groep heeft alle mogelijke opstellingen van haar modulaire lichtstraten laten toetsen en heeft een REI 30-classificatie verkregen.
Dit betekent dat alle opstellingen op alle criteria een vuurlast van minimaal 30 minuten kunnen weerstaan.’ www.modulairelichtstraten. velux.nl
Tekst Katja van Roosmalen
‘In het dak van het Leed Platinum gecertificeerde Tech Center van Fugro zijn 48 VELUX modulaire lichtstraatelementen verwerkt. Daarvan zijn er 24 brandwerend. De daglichttoetredingen bevinden zich boven de laboratoriumomgeving. Het mooie is dat de ‘normale’ en brandwerende elementen niet zichtbaar van elkaar te onderscheiden zijn’, vertelt Joris van Leeuwen, Sales Manager Projecten bij VELUX Nederland.
Verschil Het enige verschil tussen een standaard VELUX modulaire lichtstraat en een brandwerende versie is dat bij de brandwerende VELUX modulaire lichtstraten het glaselement naar brandwerendheidseis is aangepast. ‘De energiezuinige profielen zijn gemaakt van een hoogwaardig composietmateriaal dat voor 80% bestaat uit glasvezel en 20% uit polyurethaan. Dit maakt het vier keer sterker dan hout en 700 keer meer isolerend dan aluminium. De warmtegeleidingscoëfficiënten zijn in dit geval lambda 0,3 respectievelijk aluminium 160. Een belangrijke eigenschap van het materiaal is de lage uitzettingscoëfficiënt, die heel dicht bij glas ligt. Door de minimale zettingsverschillen tussen het glas en het profiel wordt de levensduur verlengd en wordt de hoge water- en winddichtheid gewaarborgd.’
De rijen met gele markering zijn voorzien van brandwerende lichtstraten.
Genormeerde brandtest Met genormeerde brandtesten is de REIclassificatie verkregen. Van Leeuwen: ‘Hierbij wordt getoetst hoe lang de testopstelling een vuurlast van 900-1000°C kan weerstaan. Er is gelet op de maximaal toelaatbare vervorming (R), het niet doorlaten van hete gassen of | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 25
Productnieuws Brandveiligheid Houtvezel plaat met verhoogde brandweerstand
Nieuwe generatie brandwerende deuren
Homatherm ontwikkelde voor haar buitengevelisolatiesysteem EnergiePlus een houtvezelplaat met verhoogde brandweerstand. EnergiePlus FR is een homogene buitengevel stucplaat die conform EN 13501 Euro Brandklasse C, s1-d0 geclassificeerd is. De stucplaat wordt met dekmaat 1300 x 590mm en diktes tussen de 60 en 100 mm geleverd. De plaat is voorzien van een omlopende symmetrische tand- en groefdetaillering. EnergiePlus FR wordt ecologisch, energiebesparend en in een droog productieproces geproduceerd. www.homatherm.com
LUNAX Contraflam Deuren is een eigentijds programma met strakke, volledig glazen brandwerende deuren. De profielloze en doorslaande serie van Vetrotech combineert optimale brandveiligheid met maximale lichtinval voor houten, stalen en ondersteunende constructies binnen de brandwerende classificaties E, EW en EI. www.vetrotech.com
Brandwerende coating voor hoofddraagconstructie Vorig jaar werd één van de grootste Nederlandse zuivel ondernemingen uitgebreid met een melkpoederfabriek. Voor dit project was een brandwerende coating nodig voor de hoofddraagconstructie. Deze moet tot 60 minuten brandwerend zijn. Sika leverde Unitherm® Platinum. De coating levert betrouwbare bescherming bij een brand als het gaat om staalconstructies. Het duurzame product is geurarm, slagvast, oplosmiddelvrij en CE-gemarkeerd volgens ETAG 018 (berekening volgens EN 13381-8). www.sika.com
Modulaire brandmeldinstallatie De FX 3NET intelligente brandmeldinstallatie van SK FireSafety Group is een betrouwbaar hulpmiddel bij brandveiligheid. De modulaire opbouw van FX 3NET en het gebruik van meerdere-processor technologie bieden eenvoudige uitbreidmogelijkheden. De gebruiker activeert alleen delen van het systeem die hij echt nodig heeft. De SK FireSafety Group brandmeldinstallatie kan zelfstandig worden gebruikt of als onderdeel van een geïntegreerd beveiligingssysteem waarin branddetectie, inbraak- en toegangscontrole en videobewaking worden gecombineerd. Het FX 3 SMC paneel is ingericht voor een sprinklermeldcentrale. www.skfiresafetygroup.com
Nieuwe dimensies in brandwerendheid Onlangs heeft JAZO verschillende brandproeven uitgevoerd bij Efectis. De resultaten geven een nieuwe dimensie aan het productengamma. Met name het testresultaat van 135 minuten op de JAZO brandwerende cassettes biedt veel toepassingsmogelijkheden. De brandwerende cassettes zijn te combineren met élk type JAZO ventilatierooster. Volledige (schijn)roostergevels kunnen brandwerend worden uitgevoerd zonder dat dit esthetische verschillen laat zien ten opzichte van nietbrandwerende delen van een gevel. www.jazo.eu 26 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
De redactie van dit blad aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de op deze pagina’s aangegeven eigenschappen van de besproken producten.
N D nieuwsB brieven Op de hoo gte
blijven va productnie n al het uws kan o ok via de nieuwsbri themaeven van NBD-onlin thema’s va e. De n komend e maand: 17 maart 2 015 Zonne-en ergie
In, voor en op de muur Het voordeel van de nieuwe generatie 3G brandkleppen van Systemair is dat deze zowel in de muur, voor de muur, als op de muur gemonteerd kunnen worden. Ook is het mogelijk om de as verticaal te plaatsen, waardoor de installatiemogelijkheden onbeperkt zijn. De 3G brandkleppen zijn er in ronde en rechthoekige uitvoeringen. Inspectie is slechts één keer per jaar nodig. De PKI 3G brandkleppen van Systemair zijn ontworpen voor horizontale of verticale vaste brandwanden of verticale flexibele brandscheidingswanden. Alle brandkleppen zijn gecertificeerd volgens de internationale normen (NEN-EN 1366-2 en geclassificeerd volgens NEN-EN 135013:2005). En bovendien verkrijgbaar met luchtdichtheidsklasse 3C (volgens NEN-EN-1751). www.systemair.com
Computergestuurde brandtrap Om aan de eisen van architecten te voldoen levert JOMY een ophaalbare brandtrap die achter een extra gevel omhoog getrokken wordt. Voor omwonenden is de brandtrap aan het zicht onttrokken. Om aan de eis van de brandweer te voldoen is de brandtrap volledig computergestuurd. Zodra een brandtrap nodig is, is deze gebruiksklaar. De brandtrap is te activeren door het brandalarm, het openen van een nooddeur en een commando op het bedieningspaneel. www.jomy.nl
26 maart 2015 Isolatie
Bestand tegen temperatuur boven 1000°C ROCKWOOL steenwol platdakisolatie hoeft niet meegerekend te worden in de permanente vuurlast berekening van een gebouw, is goed bestand tegen vuur en verdraagt temperaturen tot boven de 1000°C. In de Europese classificatie voor de brandreactie van producten valt de dakisolatie in de beste klasse A1 volgens NEN-EN 13501-1. www.rockwool.nl
Woningscheidende systeemwand 130 minuten brandwerend Efectis testte de FAAY IW200 woningscheidende systeemwand. De uitkomst was dat dit wandtype 130 minuten brandwerend is. De geteste constructie bestond uit twee FAAY VP70 wanden van elk 70 mm dik, waarvan de 60 mm spouw gevuld was met 40 mm steenwol. Het binnenspouwblad, aan de ovenzijde, bezweek pas na 85 minuten. De drie kwartier daarna heeft het buitenste spouwblad het vuur tegengehouden. Onder meer door dit testresultaat valt de IW200 woningscheidende wand in de classificatie E120, EW120, EI120 geldig tot een hoogte van 4,5 meter. www.faay.nl
Gevelbekleding in onbrandbare kwaliteit ROCKPANEL lanceert uiteenlopende designs van ROCKPANEL plaatmateriaal in de onbrandbare ‘FS-Xtra’ uitvoering. Deze uitvoering voldoet aan de Europese brandklasse A2-s1, d0. Dankzij deze productinnovatie verbetert de brandveiligheid van het productassortiment nog meer. Tot nu toe was ROCKPANEL gevelbekleding verkrijgbaar in de uitvoeringen ‘Durable’ voor standaardtoepassingen in gevels en dakranden, en ‘Xtreme’ voor toepassingen in gevels waarbij een hogere mechanische weerstand, bijvoorbeeld tegen windbelasting, of slagvastheid vereist is. Dat is nu aangevuld met de ‘FS-Xtra’ uitvoering. www.rockpanel.nl | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 27
Productnieuws Brandveiligheid Brandwerend rolscherm succesvol getest In het Bouwbesluit is voor subbrandcompartimenten een E20 eis opgenomen. Hoefnagels Branddeuren ontwikkelde een gepatenteerd brandscherm dat inspeelt op deze eis: Firescreen® Flame. Dit is het meest compacte en voordelige brandscherm in de markt. Peutz testte een afmeting van 3000 x 2800 mm (bxh). Naast de brandclassificatie E30, is er een materiaalclassificatie gehaald. Het scherm voldoet aan brandklasse A1. www.hoefnagels.com
Veiliger dan tropisch hardhout NobelWood FRX biedt een brandveilig alternatief voor tropisch hardhout. Samen met Lonza Wood Protection ontwikkelt Foreco houtproducten die voldoen aan de huidige brandveiligheidseisen. Met NON-COM Exterior biedt Lonza de mogelijkheid om hout te voorzien van een weersbestendige brandvertragende bescherming zonder dat het materiaal de natuurlijke uitstraling verliest. De brandvertragende variant NobelWood FRX wordt inmiddels toegepast en siert onder andere de Brede School Fiep Westendorp in Amsterdam. www.foreco.nl
Rookwerende branddeuren Metacon heeft als eerste fabrikant in Europa haar branddeuren succesvol getest op zowel brandwerendheid als rookwerendheid. De brandwerende roldeuren, overheaddeuren en schuifdeuren zijn bij Efectis Nederland met succes tweezijdig getest conform de NEN-EN 1634-3, op zowel Sa 20 (koude rook à ± 20 graden Celsius) als S 200 (warme rook à ± 200 graden Celsius). www.metacon.nl
Een veilige ingang Forbo Flooring heeft onlangs een nieuwe schoonloopcollectie op de markt gebracht: Coral Luxe. Coral Luxe voelt aan en oogt als luxueus tapijt, maar de nieuwe schoonloopmat doet tegelijkertijd haar werk en houdt maar liefst 94 procent van het vuil en vocht tegen. De nieuwe Coral collectie heeft daarnaast nu ook standaard de hoogste brandklasse voor textiele vloer bedekking. Hierdoor is de ingang, die ook als nooduitgang dient bij calamiteiten, extra brandveilig. www.forbo.com
60 minuten brandwerend plafond Faay Vianen heeft met Promat en Sira het nieuwe 2resist® 60 plafondsysteem ontwikkeld. Het nieuwe plafondsysteem is getest bij Efectis. Het systeem bestaat uit twee componenten: brandwerende Promat panelen en Faay bevestigingsprofielen. Daardoor is het een effectieve oplossing als er snel een brandwerende scheiding aangebracht moet worden die aan alle Bouwbesluiteisen moet voldoen. www.faay.nl
VdS-erkenning voor hogedrukwatermistsysteem Fire Technology B.V. is als eerste leverancier van hogedrukwatermistsystemen door VdS met een positief resultaat geaudit voor een VdS-erkenning op basis van VdS 2132. De kwaliteitsborging die Fire Technology B.V. al jaren hanteert voor de engineering, levering en het onderhouden van HI-FOG® hogedrukwatermistsystemen, was al eerder geformaliseerd in 2012. Fire Technology B.V. was als eerste door Kiwa Nederland B.V. gecertificeerd volgens de BRLK-K21020 regelgeving. Het Kiwa procescertificaat alsmede het VdS certificaat omvat het ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandveiligheidssystemen gebaseerd op hogedrukwatermist-systemen. www.firetechnology.nl
28 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Brandveiligheid
Gecertificeerde brand werende scheidingswand ↘ Octrooi Tekst Joost Melten
Een combinatie van glasvliesversterkte gipsplaten en panelen van staalplaat levert een niet te dure brandwerende scheidingwand op voor een ‘brandweerlift’. Grote hotels, kantoor- of woongebouwen hebben vaak twee of meer naast elkaar geplaatste liften. Bij een eventueel brandalarm stuurt de meldinstallatie alle liften naar de begane grond, waarna ze niet meer kunnen worden gebruikt. Toch kan de brandweer voor zichzelf één van de liften weer aan de praat krijgen met de zogeheten ‘brandweersleutel’. Het gaat daarbij om een lift die gewoon dagelijks in gebruik is, maar beter tegen brand is beveiligd dan de overige liften. Dat komt met name doordat de liftschacht van deze ‘brandweerlift’ met een brandwerende wand is gescheiden van de ernaast liggende schacht. ‘Het is bekend dergelijke brandwerende scheidingswanden uit beton te vervaardigen, maar dit is duur’, schrijft Ad Veraart in octrooiaanvraag NL1038299, ‘terwijl de brandwerendheid van een goedkopere, uit panelen vervaardigde scheidingswand te wensen over laat.’
RiNoFlam-S De uitvinder beschrijft een brandwerende wand voor de scheiding van twee naast elkaar gelegen liftschachten, waarvan er één zal worden gebruikt voor de brandweerlift. Tussen de wand met de liftdeuren op de verschillende verdiepingen en de achterwand van de liftschacht komen horizontale dwarsbalken, boven elkaar met een onderlinge afstand van 250 cm. Daartussen komen stalen panelen van 50 bij 250 cm, die met hun omgezette randen worden vastgezet aan de dwarsbalken en aan elkaar. De vlakke kant van de panelen krijgt aan de van de brandweerlift afgekeerde zijde een laag met 10 mm dikke, brandwerende platen RiNoFlam-S die de naden afdekken. Daaroverheen komt een tweede laag van deze glasvliesversterkte gipsplaten, met langsranden die zijn versprongen ten opzichte van de langsranden van de platen in de eerste laag. TNO-gecertificeerd De dwarsbalken zijn ook voorzien van hoekprofielen voor het dragen van de geleidingsprofielen voor de liftkooien. Deze profielen steken dus door de brandwerende wand heen. In een toelichting laat Veraart – directeur van Jongenelen Las- & Constructiewerken – weten dat de dwarsbalken en de draagprofielen zodanig zijn afgewerkt, dat hun warmtegeleiding minimaal is. Hij heeft zijn vinding ook samen met de bijpassende brandwerende liftfronten laten testen bij Efectis Nederland:
De scheidingswand (510) loopt tussen de voor- (101) en achterwand (102) van de liftschacht en is opgebouwd uit H-balken (103) met er tussen aangebrachte stalen panelen (400). Deze zijn aan de (niet afgebeelde) ‘buitenzijde’ voorzien van twee lagen brandwerende platen.
‘Bij 1.000 graden Celsius hielden ze het meer dan een uur uit. Mijn wand is goedkoper dan een wand van beton. En iets duurder dan eerdere wanden met panelen, maar wel beter. En tot nu toe is er nog niemand anders die een TNO-rapport bij zijn scheidingswand heeft’, aldus Veraart, die zijn vinding al in tientallen grote projecten heeft toegepast. Octrooinummer: NL1038299 Houder: Jongenelen Las- & Constructiewerken, Roosendaal Uitvinder: A. Veraart
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 29
Utiliteit of logies? De brandweerkazerne in Doetinchem ontving in 2014 de Architectuur Prijs Achterhoek. Het ontwerp van Bekkering Adams architecten onderscheidt zich door duurzaamheid en mooie detaillering. Daarnaast was er veel aandacht voor de brandveiligheid.
30 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
‘We hebben op twee punten strengere normen gehanteerd dan het Bouwbesluit. Zo zijn de acht slaapkamers van een aanvullende “subbrandcompartimentering” van 30 minuten brandwerendheid voorzien. Volgens het Bouwbesluit worden deze kamers niet aangemerkt als logies, maar de opdrachtgever vindt dat zij hierin een goed voorbeeld moest geven. Daarnaast zijn op meerdere plekken automatische brandmelders met automatisch ontruimingsalarm geplaatst. Voor een remise is dit niet voorgeschreven’, legt Monica Adams uit. ‘Vanwege het maatschappelijk effect heeft de opdrachtgever hier toch voor gekozen. Het zou natuurlijk bijzonder zijn als er brand ontstaat in de remise en dat
In beeld
de slapende brandweermensen aan de achterzijde door voorbijgangers moet worden gewekt.’ Opvallend is verder de verticale transparantie en de uitstroom van licht en het hergebruik van hemelwater. ‘Het pand ligt op een vleermuizenroute. We hebben hier bij het ontwerp rekening mee gehouden en de buitenverlichting is vleermuisvriendelijk. Daarnaast wordt hemelwater gebruikt voor het wassen en vullen van de brandweerauto’s en de oefensloot op het oefenterrein.’ Beeld Ossip van Duivenbode
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 31
Vluchtroutes bij verbouw Om u een idee te geven van de vragen die bij de Helpdesk Bouwbesluit binnenkomen, wordt in elke uitgave van Bouwkwaliteit in de praktijk een telefonisch gestelde vraag en antwoord opgenomen. Vraag en antwoord zijn uiteraard geanonimiseerd.
↘ Vraag en antwoord Tekst Helpdesk Bouwbesluit
OMSCHRIJVING De verbouw van een kantoor waarbij het de vraag is of bij het verbouwen de tweede vluchtroute mag vervallen. VRAAG Een bestaand kantoorgebouw met twee bouwlagen wordt verbouwd. Elke bouwlaag heeft een gebruiksoppervlakte van circa 250 m² (dit is inclusief de trappenhuizen) en is bestemd voor 27 personen. In de bestaande situatie zijn twee trappenhuizen aanwezig, van waaruit op de begane grond rechtstreeks naar buiten kan worden gevlucht. Deze trappenhuizen hebben voor wat betreft brandveiligheid geen beschermde status. Het gehele gebouw inclusief trappenhuizen is één brandcompartiment en één (samenvallend) subbrandcompartiment. In de nieuwe situatie wil men een trappenhuis laten vervallen, zodat doodlopende einden ontstaan. De enige deur naar buiten op de begane grond is de uitgang van het trappenhuis. Is dit toegestaan? antwoord Ja, mits aanvullende maatregelen worden getroffen. Bij verbouw is het verbouwvoorschrift voor vluchtroutes van toepassing. Hieruit blijkt dat vluchtroutes na verbouw moeten voldoen aan het rechtens verkregen niveau. Dat betekent dat de situatie na verbouw niet slechter (minder veilig) mag worden dan dat het was voor de verbouwing. De ondergrens is hierbij altijd het niveau voor bestaande bouw en de bovengrens is het nieuwbouwniveau. Bij het zonder meer laten vervallen van het tweede trappenhuis zou de nieuwe situatie slechter worden dan de situatie voor de verbouwing. Dit is niet toegestaan, tenzij die situatie zou voldoen aan het nieuwbouwniveau. Dit is immers altijd de bovengrens en het niveau waaraan voor verbouwing wordt voldaan. De nieuwe situatie voldoet na verwijdering van het trappenhuis echter niet aan het nieuwbouwniveau, omdat de gecorrigeerde loopafstand vanuit het gebruiksgebied op de eerste verdieping naar de uitgang van het trappenhuis groter is dan 30 meter (artikel 2.102, lid 4, Bouwbesluit 2012). Daarom moeten er extra brandveiligheidsmaatregelen worden getroffen, zodat de verbouwde situatie voldoet aan hetzelfde niveau van veiligheid dat voor de verbouwing aanwezig is: het nieuwbouw niveau. 32 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Om de nieuwe situatie aan het nieuwbouwniveau te laten voldoen, moeten de volgende zaken worden gecontroleerd en indien nodig worden aangepast: - De gecorrigeerde loopafstand naar de uitgang van het subbrandcompartiment mag maximaal 30 meter bedragen (artikel 2.102, lid 4, Bouwbesluit 2012). Er moet dus een subbrandcompartimentsgrens worden gelegd ter plaatse van het trappenhuis. - Op het trappenhuis zijn meer dan 37 personen aangewezen. Het trappenhuis moet daarom worden uitgevoerd als extra beschermde vluchtroute en moet daarom buiten het brandcompartiment en subbrandcompartiment van de kantoren worden gelegd (artikel 2.104, lid 5 en artikel 2.82, lid 4, Bouwbesluit 2012). - De loopafstand in het trappenhuis tussen elke uitgang van het subbrandcompartiment en het aansluitende terrein mag niet groter zijn dan 30 meter (artikel 2.104, lid 6, Bouwbesluit 2012). - De materialen die in het trappenhuis zijn toegepast, moeten voldoen aan brandklasse B en Cfl en aan rookklasse s2 en s1fl (artikel 2.67, lid 1 en artikel 2.69, lid 1, Bouwbesluit 2012). - De WBDBO van het brandcompartiment naar het trappenhuis moet minimaal 60 minuten bedragen (artikel 2.84, lid 1, Bouwbesluit 2012). - De deuren tussen het (sub)brandcompartiment en het trappenhuis moeten zelfsluitend worden (artikel 6.26, lid 1, Bouwbesluit 2012). - Deuren in de vluchtroutes moeten een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,85 meter en een hoogte van ten minste 2,3 meter hebben. (artikel 2.107, lid 8, Bouwbesluit 2012). - De capaciteit van het trappenhuis moet voldoen aan artikel 2.108 van Bouwbesluit 2012. - Er moet een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking worden aangebracht, omdat doodlopende einden ontstaan (artikel 6.20, lid 5, van Bouwbesluit 2012). Aanvullende opmerking(en) - Als de bestaande situatie slechts één trappenhuis zonder beschermde status had gehad, had de situatie voldaan aan de eisen voor bestaande bouw. Bij herindeling van het kantoor tot de nieuwe situatie in dit voorbeeld waren dan geen aanvullende brandveiligheidsmaatregelen nodig geweest. De verbouwvoorschriften staan dit echter in de weg aangezien het veiligheids niveau voor de verbouwing hoger lag dan het bestaande bouw niveau. - Een alternatieve oplossing voor de nieuwe situatie is om op de begane grond een extra deur naar buiten te maken. Er zijn dan minder dan 37 personen op het trappenhuis aangewezen, zodat het trappenhuis een beschermde in plaats van een extra beschermde vluchtroute kan worden en binnen het brandcom-
Vraag en antwoord
partiment kan liggen. De WBDBO ter plaatse van het trappenhuis kan dan 30 in plaats van 60 minuten worden. - Ook een mogelijkheid is om de route van de kantoren naar het trappenhuis als een beschermde vluchtroute uit te voeren. Gevolg hiervan is wel dat de kantoren aparte subbrandcompartimenten moeten worden. Op deze wijze wordt ook aan het rechtens verkregen niveau voldaan, zij het tegen erg hoge meerkosten. Om die reden is deze optie niet uitgewerkt.
Toelichting verbouwvoorschrift voor vluchtroutes artikel 2.109, Bouwbesluit 2012 Op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk zijn de artikelen 2.102 tot en met 2.108 van overeenkomstige toepassing, waarbij in plaats van het in die artikelen aangegeven niveau van eisen wordt uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.
rechtens verkregen niveau artikel 1.1, Bouwbesluit 2012 Niveau dat het gevolg is van de toepassing op enig moment van de relevante op dat moment van toepassing zijnde technische voorschriften en dat niet lager ligt dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een bestaand bouwwerk en niet hoger dan het niveau van de desbetreffende voorschriften voor een te bouwen bouwwerk. Enigszins vrij vertaald is het rechtens verkregen niveau het kwaliteitsniveau dat: - bij een rechtmatig gebouwd bouwwerk feitelijk aanwezig is (het actuele kwaliteitsniveau); -
naar onderen is begrensd door het niveau voor bestaande bouw; en
-
naar boven is begrensd door het nieuwbouwniveau.
Indien mogelijk ontvangt u telefonisch direct een inhoudelijke reactie op uw vraag. Voor een uitgewerkte (schriftelijke) vastlegging zullen prijsafspraken worden gemaakt. Bel: (085) 489 88 89 Mail:
[email protected] Praktische hulp bij het nieuwe Bouwbesluit. Gratis voor u als abonnee! De technische voorschriften waaraan gebouwen moeten voldoen, zijn op 1 april 2012 veranderd met het nieuwe Bouwbesluit. Met al uw vragen hierover kunt u bij ons terecht. Speciaal voor u als abonnee is er professioneel advies door een uitgebreid team van experts beschikbaar gesteld. Deze experts zijn werkzaam bij de Nieman Groep en Geregeld BV. U kunt eenvoudig uw vraag stellen via (085) 489 88 89 of helpdeskbouwbesluit@ bimmedia.nl. Met een van de experts neemt u door wat uw vraag is.
www.omgevingindepraktijk.nl Alle gepubliceerde vragen en antwoorden zijn te vinden op de website van Omgeving in de praktijk (www.omgevingindepraktijk.nl) en kunnen door de abonnementhouders van Omgeving in de praktijk worden geraadpleegd. Zie voor de voorwaarden www.cobouw.nl/ helpdeskbouwbesluit/ voorwaarden. Daar kunt u ook zien voor welke abonnementen van BIM Media deze service gratis is. Deze Vraag en antwoord is geschreven door Marjolein Berghuis (Nieman Groep), met medewerking van Hajé van Egmond (Geregeld BV). | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 33
Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen:
Waarschuwingsplicht en verruiming aansprakelijkheid ↘ Bouwrecht Tekst Mr. K.D.C. (Kim) Schemkes
Het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen van minister Blok heeft veel stof doen opwaaien in de bouwwereld. Het doel van het wetsvoorstel is, zoals de titel al doet vermoeden, het bevorderen van de kwaliteit in de bouw. Met name de forse verruiming van de aansprakelijkheid van de aannemer voor gebreken na oplevering springt direct in het oog. Maar hoe kan deze aansprakelijkheid nu gepareerd worden? Hierbij is naar mijn mening de waarschuwingsplicht van de aannemer van belang.
34 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Bouwrecht
O
nder het huidige regime is de waarschuwingsplicht vastgelegd in artikel 7:754 BW en dit blijft zo. In dit artikel is bepaald dat de aannemer dient te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht, voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Daarnaast geldt een waarschuwingsplicht voor gebreken en ongeschiktheid van zaken die afkomstig zijn van de opdrachtgever. De verantwoordelijkheid voor de juistheid van het ontwerp ligt bij de partij die het ontwerp heeft gemaakt en als deze partij de aannemer is, dus bij de aannemer. Maar ook wanneer de aannemer het ontwerp niet heeft gemaakt, kan hij aansprakelijk zijn voor de gevolgen van onjuistheden in het ontwerp, indien hij deze onjuistheden kende of behoorde te kennen. Ook in dat geval moet de aannemer waarschuwen. In sommige gevallen is het moeilijk om te bepalen aan wie het ontwerp moet worden toegerekend. Soms is dit de aannemer en soms is dat de opdrachtgever. Bepalend is wie de opdracht tot het maken van het ontwerp gaf. Dat er via de aannemer werd betaald, doet niet ter zake. Als de aannemer advies heeft gegeven over het ontwerp, hoeft dit niet per definitie tot de slotsom te leiden dat hij daar verantwoordelijkheid voor draagt. Dit hangt af van de grootte van zijn inbreng. Maar ook als het ontwerp wel van de aannemer afkomstig is maar de opdrachtgever de inhoud feitelijk heeft bepaald, kan het zo zijn dat het ontwerp niet of niet in zijn geheel aan de aannemer kan worden toegerekend. Of een ontwerp aan de aannemer kan worden toegerekend, dient te worden bepaald aan de hand van de omstandigheden van het geval. Het zal duidelijk zijn dat de waarschuwingsplicht speelt voor de oplevering van het werk. Maar het al dan niet hebben gewaarschuwd heeft gevolgen voor de hierna te bespreken aansprakelijkheid voor gebreken na oplevering, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel.
Aansprakelijkheid voor gebreken na oplevering Dan komt het moment waarop het werk is opgeleverd. Hoe is het na dit moment met de aansprakelijkheid van de aannemer gesteld? Het huidige artikel 7:758 lid 3 BW luidt dat de aannemer is ontslagen van aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering bestaat nu enkel voor verborgen gebreken. Het wetsvoorstel strekt ertoe dit artikel te wijzigen in een aansprakelijkheid voor gebreken die bij de oplevering niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet
aan de aannemer zijn toe te rekenen. Hierbij komt de bewijslast bij de aannemer te liggen, hij zal moeten aantonen dat het gebrek niet aan hem is toe te rekenen. Het aangepaste artikel houdt een veronderstelde aansprakelijkheid en dus een behoorlijke verruiming van de aansprakelijkheid voor de aannemer in. Onder het huidige artikel 7:758 lid 3 BW is het moment van oplevering van het werk en het opmaken van het proces-verbaal van oplevering een bijzonder belangrijk moment in de bouw. Immers, op dat moment nemen aannemer en opdrachtgever (al dan niet bijgestaan door een adviseur) de staat van het werk op en worden eventuele gebreken in het procesverbaal vastgelegd. Indien artikel 7:758 lid 3 BW wordt gewijzigd zoals voorgesteld, zullen het moment van de oplevering en het opstellen van het proces-verbaal minder van belang zijn voor het bepalen van de aansprakelijkheid van de aannemer voor geconstateerde gebreken. Immers, het zal er op uitkomen dat de aannemer toch wel aansprakelijk is, of een gebrek nu tijdens de oplevering is geconstateerd of niet. Feitelijk is het nagenoeg onmogelijk voor de aannemer aan te tonen dat hij een gebrek niet heeft veroorzaakt, of toch wel? Hierbij is al dan niet door de aannemer gegeven waarschuwing van belang.
Hoe om te gaan met de te geven waarschuwing? Velen hebben al kritiek geuit op de voorgestelde wijziging van artikel 7:758 lid 3 BW. Dit is ook begrijpelijk, nu de aannemer wel erg gemakkelijk zal zijn aan te spreken voor gebreken. Hierbij dient ook de plaats van het artikel niet uit het oog te worden verloren. Dit artikel is terug te vinden in titel 12 van Boek 7 en deze titel is van toepassing op alle aannemingsovereenkomsten en dus niet alleen op consumentenbouw. Met de aanpassing van het artikel beoogt men echter de consument beter te beschermen. De consument bevindt zich immers vaak ten opzichte van de aannemer in een zwakkere positie. Nu titel 12 van Boek 7 echter van toepassing is op alle aannemingsovereenkomsten kan deze verzwaring van de aansprakelijkheid van de aannemer niet worden gerechtvaardigd met voornoemd argument. Indien de opdrachtgever immers geen consument is, bevindt deze zich ook niet in een zwakkere positie ten opzichte van de aannemer. Naar mijn mening echter, kan wel een voordeel worden gezien in het feit dat artikel 7:754 BW ongewijzigd blijft en de waarschuwingsplicht in haar huidige vorm blijft bestaan. Zoals zojuist aangegeven, zal het moment van oplevering en het opstellen van het proces-
verbaal van oplevering aan belang inboeten voor de bepaling of de aannemer aansprakelijk is of niet. Het al dan niet voldoen aan de waarschuwingsplicht en de wijze waarop men de waarschuwing geeft zal daarentegen belangrijker worden. Teneinde de aansprakelijkheid van de aannemer voor de fouten van een ander in ieder geval te kunnen pareren, valt te overwegen tijdens de oplevering in het procesverbaal op te nemen dat de aannemer heeft gewaarschuwd voor bepaalde zaken en de opdrachtgever hier ook voor te laten tekenen. Het spreekt voor zich dat het de voorkeur heeft de waarschuwing schriftelijk te doen. In het proces-verbaal kan alsdan verwezen worden naar deze schriftelijke waarschuwing. Op deze manier kan de aannemer ten aanzien van bepaalde gebreken aantonen dat het gebrek niet aan hem te wijten is, dat hij heeft gewaarschuwd voor bijvoorbeeld ontwerpfouten of het gebruik van bepaalde materialen. Met andere woorden, een goede bouwadministratie wordt nog belangrijker en de aannemer zal alle stappen van het bouwproces, inclusief de gegeven waarschuwingen, zorgvuldig vast moeten leggen.
Conclusie Het wetsvoorstel gaat uit van een verbetering van de kwaliteit in de bouw. De vraag is echter of dit doel met het wetsvoorstel en een verruiming van de aansprakelijkheid van de aannemer bereikt zal worden. In ieder geval blijft de waarschuwingsplicht in haar huidige vorm bestaan en zowel de aannemer als de opdrachtgever hebben bij het serieus nemen van deze plicht belang. Men voorkomt zo fouten en gebreken die opgemerkt hadden kunnen worden en dus komt dit de kwaliteit van de bouw ten goede. Wanneer het wetsvoorstel wet wordt, valt het aan te raden ook daadwerkelijk tijdig te waarschuwen, deze waarschuwing schriftelijk vast te leggen en bij de oplevering te verwijzen naar de schriftelijke waarschuwing, waarbij de opdrachtgever hier ook voor tekent. Zo vangt men in ieder geval een deel van de aansprakelijkheid van de aannemer af, nu deze toch al aanzienlijk ruimer zal zijn onder het nieuwe regime.
↘ Informatie over de auteur
r. K.D.C. (Kim) Schemkes is advocaat bij Bierman M Advocaten, Sectie Bouw en Vastgoed. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 35
←
Nieuws
Nieuwe tool keuze brandwerende plaat en -mortel Op www.brandveiligmetstaal.nl heeft Bouwen met Staal in februari de tool Brandwerende plaat en -mortel gelanceerd. Met deze gratis tool kunnen ontwerpers, bouwers en medewerkers van brandweer en bouwtoezicht zich oriënteren op plaat- en mortelproducten voor het brandwerend beschermen van staalconstructies van gebouwen. De voor de beoogde toepassing geschikte producten zijn te vinden via de zoekcriteria in het keuzemenu. Zoekcriteria zijn onder meer: brandwerendheidseis, type profiel van kolom of ligger (I-, H-, buis- of kokerprofiel), profiel-factor, kritieke staaltemperatuur en toepassingsgebied (binnen (droog/vochtig), buiten, al of niet zichtwerk). Hoe meer criteria zijn ingevuld, des te gerichter is het zoekresultaat. De producten zijn eveneens vindbaar op product- of leveranciersnaam. Elk zoekresultaat bestaat uit een korte omschrijving van het product en downloadbare PDF-en van het test-/beoordelingsrapport (ETA, European Technical Assessment of overeenkomstig), CE-documenten (Conformiteitscertificaat (CPD) en Prestatieverklaring (DOP)) en productinformatie. In de beoordelingsrapporten zijn tevens de laagdiktetabellen opgenomen. Elke productopname wordt gecompleteerd met de leveranciersgegevens. Op dit moment bevat de tool plaatproducten van Fermacell, Saint-Gobain Gyproc Nederland en Promat. Deze en in de toekomst nog op te nemen producten zijn allemaal getest en beoordeeld volgens EN 13381-4 door een hiervoor geaccrediteerd instituut.
Informatie De tool Brandwerende platen en -mortel is snel te vinden via de button Tools BmS op de homepage van brandveiligmetstaal.nl. Bouwen met Staal heeft de tool Brandwerende platen en -mortel ontwikkeld in samenspraak met leveranciers die in Nederland actief zijn en met de Technische Commissie Brandveiligheid van Bouwen met Staal. In deze commissie zijn de diverse partijen vertegenwoordigd die in de projectpraktijk met brandveiligheid van doen hebben.
Bouwbesluit aangepast: eigenbouw vereenvoudigd Particulieren kunnen vanaf 1 juli 2015 eenvoudiger zelf een nieuw huis bouwen, nu de eisen in het Bouwbesluit 2012 worden versoepeld. Dat betekent bijvoorbeeld meer vrijheid bij het ontwerpen van trappen, de hoogte van plafonds en de omvang van de badkamer of de WC. Minister Blok heeft het voorstel om het Bouwbesluit aan te passen in januari naar de Tweede Kamer gestuurd. Het gaat hier onder andere om voorschriften ten aanzien van een aansluiting op nutsvoorzieningen, het aanbrengen van een buitenberging en het realiseren van buitenruimte. Als het voorstel Eerst erin, toen er weer uit, toen wordt aangenomen, dan zijn weer erin en nu gaat de de volgende passages uit buitenberging voor particuliere het Bouwbesluit na 1 juli niet bouw toch weer uit het meer van toepassing op het Bouwbesluit. Foto: De Groot bouwen van een huis voor Vroomshoop. particulier eigendom: • Afdeling 4.3. Badruimte, nieuwbouw • Afdeling 4.4. Bereikbaarheid en toegankelijkheid, nieuwbouw • Afdeling 4.5. Buitenberging, nieuwbouw • Afdeling 4.6. Buitenruimte, nieuwbouw • Artikel 6.10. Aansluiting op het distributienet voor elektriciteit, gas, en warmte
Bouwen van studentenwoningen Behalve voor particuliere woningen, wordt er ook een aantal eisen aan het bouwen van nieuwe studentenwoningen veranderd. Zo wordt de verplichting van een balkon en fietsenhok geschrapt. En gaat de eis voor de minimale oppervlakte van een woning van 18 m2 naar 15 m2. Toegankelijkheid gebouwen gehandicapten In samenspraak met organisaties van gehandicapten wordt in het aangepaste Bouwbesluit ook de toegankelijkheid van nieuwe gebouwen met een publieksfunctie verbeterd. Zo hoort de hoofdingang vanaf 1 juli altijd rolstoeltoegankelijk te zijn. Voor de ruimte binnen in zo’n gebouw moet voortaan 80 procent toegankelijk zijn, voor winkels wordt dat 60 procent. Waar deze eisen feitelijk niet mogelijk zijn blijft de huidige eis van 40 procent gelden. Denk aan een voetbalstadion, bioscoop of theater. Vluchtrouteaanduidingen Het Bouwbesluit wordt ook gewijzigd op het punt van de vluchtrouteaanduidingen (artikel 6.24). In de huidige wettekst wordt verwezen naar vluchtrouteaanduidingen die voldoen aan NEN 6088. In de nieuwe versie geldt NEN 6088 nog steeds, maar dan voor bestaande bouwwerken. Voor te bouwen bouwwerken gaat NEN 3011 gelden.
36 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Nieuws
Verplichte rookmelder in iedere Franse woning
Stroomversnelling ligt jaar achter op schema
Vanaf 8 maart 2015 moet in elke Franse woning een rookmelder hangen. Die verplichting werd begin februari in de Franse Staatscourant gepubliceerd. Huiseigenaren zijn verplicht rookmelders te plaatsen, maar huurders moeten er op letten dat de rookmelder daadwerkelijk functioneert. De vereniging VEBON van (brand)veiligheidsspecialisten pleit ook in Nederland voor ‘een algehele verplichtstelling’.
Het renovatieprogramma de Stroomversnelling, dat 111.000 woningen van hun energierekening af moet helpen, ligt een jaar achter op schema. Dat meldt Cobouw. Hoofdoorzaak is de vertraagde wetgeving rond de energieprestatievergoeding.
Het idee van een verplichte rookmelder in Nederland bestaat al een tijd. Sinds 2003 zijn rookmelders in nieuwbouwwoningen verplicht, maar in oudere woningen, zeker in particuliere huurwoningen en in de zogenaamde achterstandswijken, zijn rookmelders het minst te vinden en komen woningbranden vaker voor. De Nederlandse overheid acht een verplichting voor alle woningen echter niet zinvol, omdat handhaving van een dergelijke verplichting een onmogelijke taak is. Om die reden wordt voorlopig ook de koolmonoxidemelder niet verplicht gesteld. Op dit moment voeren Brandweer Nederland en de Brandwonden Stichting een campagne om de gevaren van koolmonoxide onder de aandacht te brengen. VEBON en haar leden geven steun aan deze campagne. Het beleid van de overheid is repressief van aard. ‘Dat zie je ook terug bij bedrijven’, aldus Erwin Schoemaker, directeur VEBON. ‘Minder wettelijke vereisten en meer eigen verantwoordelijkheid van (gebouw)eigenaren voor een brandveilig pand’. Als het dan onverhoopt misgaat, is de eigenaar aansprakelijk met alle gevolgen voor de bedrijfscontinuïteit van dien.
Bewustwording Rook is het grootste gevaar bij brand. Mensen worden niet tijdig gewaarschuwd door de rook die zich razendsnel verspreidt. Onlangs presenteerde Brandweer Nederland de resultaten van de brandproeven die zij in (sloop)woningen had uitgevoerd. De proeven toonden aan dat het sluiten van binnendeuren in combinatie met het ophangen van rookmelders bewoners de grootste kans biedt de brand te ontvluchten en dus te overleven. Rookmelders zijn verder relatief goedkoop en er zijn tegenwoordig melders verkrijgbaar met batterijen die een levensduur van tien jaar hebben. ‘Het is een kleine investering en zal levens redden! Ons doel is dat uiteindelijk in alle woningen rookmelders hangen en dat die rookmelders ook werken. Daarnaast is het van belang dat bewoners zich bewuster worden van de kans op brand in hun woning en de materiële en immateriële kosten die daarmee gepaard gaan’, aldus Schoemaker.
‘Het in juni 2013 gestarte innovatieprogramma heeft tot nu toe 150 nul-op-de-meterrenovaties achter de rug in plaats van de geplande duizend’, bevestigt woordvoerder Leen van Dijke in Cobouw. Ook dit jaar wordt de planning niet gehaald, al gaat het tempo flink omhoog. De vier aangesloten bouwers en zes corporaties denken 2.500 woningen onder handen te kunnen nemen. De doelstelling blijft volgens Van Dijke ‘voorlopig’ om volgens de oorspronkelijke planning eind 2016 11.000 renovaties af te hebben. Inmiddels ligt er een wetsvoorstel ter consultatie en verwacht Van Dijke binnenkort een advies van de Raad van State. Voor het zomerreces zou de wet dan door de Eerste en Tweede Kamer kunnen. ‘Het streven is om de energieprestatievergoeding op 1 juli in de huurregelgeving van de corporaties te hebben.’ De vertraagde wetgeving is de hoofdoorzaak dat de Stroomversnelling nog niet op schema ligt. ‘De wet is een echte showstopper. Corporaties zeiden: ho ho, wij gaan nog niets plannen zolang er nog geen wetgeving ligt’, aldus Van Dijke. De vier bij de Stroomversnelling aangesloten bouwbedrijven (BAM, VolkerWessels, Ballast Nedam en Dura Vermeer) kwamen zodoende in de wachtstand. Van Dijke: ‘Een zorgpunt voor de bouwers. Hun kosten lopen door. Misschien dat sommige het stiekem niet zo erg vonden; zo konden ze meer tijd in hun prototypes steken.’ Binnenkort krijgen ze hulp. De Stroomversnelling gaat het ontwikkelen van nul-op-de-meterrenovaties in een bredere kring uitwerken. De ‘Brede Stroomversnelling’ gaat het programma heten. Corporaties en bouwbedrijven, en ook netwerkbedrijven als Alliander mogen op de eerste rij zitten en informatie en kennis gaan uitwisselen. Ook wordt energiebedrijf Eneco genoemd als mogelijke deelnemer, al wilde Van Dijke dat nog niet bevestigen. De Brede Stroomversnelling start naar verwachting binnenkort. ‘Tientallen’ bouwers en corporaties hebben zich volgens Van Dijke al aangemeld. Ook toeleveranciers kunnen meedoen. Een binnenkort te installeren kwartiermaker moet het in goede banen gaan leiden. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 37
Nieuws
Luchtdicht bouwen met ultrasone luchtdichtheidsmeting In de Vogeltjesbuurt in Tilburg leverde bouwbedrijf Van der Weegen onlangs, in zeer korte bouwtijd, vervangende nieuwbouw op. Dit deed het bedrijf in nauwe samenwerking met de ketenpartners. De luchtdichtheid van het project controleerde Van der Weegen met ultrasoon geluid. Dit Kennispartnerpoject van SBRCURnet liet zien dat deze meetmethode prima voldoet om bewustwording te creëren en mensen scherp te houden, maar het kan zich nog verder ontwikkelen. Het Kennispartnerproject Vogeltjesbuurt te Tilburg draaide om kwaliteitsborging op het gebied van luchtdicht bouwen. Bij oplevering meten de betrokkenen de luchtdichtheid van woningen door middel van een blowerdoortest. Hiervoor brengen de uitvoerders de woning op over- en onderdruk en meten ze hoeveel lucht er nog door ongewenste gaten en kieren ontsnapt. Controle tijdens de bouw gebeurt vaak visueel. Van der Weegen paste in dit project een zogenoemde ‘non-destructive measurement methode’ toe, om op voorhand
eventuele luchtlekken op te sporen en passende maatregelen te nemen om lekken te voorkomen. Hiervoor maakte het bedrijf gebruik van ultrasoon geluid. Aan de hand van hoogfrequente geluidsgolven maken specialisten een pre-scan van de mogelijke luchtlekken. Aangezien de luchtdichtheid mede afhankelijk is van de aangeleverde prefab-elementen zijn ook bij de kozijnleverancier en bij de leverancier van de prefab betonelementen ultrasone metingen gedaan. De ultrasone metingen brachten onder meer luchtlekken aan het licht bij de hoekverbindingen van de kozijnen en bij de verbinding tussen de kozijnen en betonnen elementen.
Verdere ontwikkeling ultrasone metingen De bouw past ultrasone luchtdichtheidsmeting nog beperkt toe en de meetmethode zal zich verder moeten ontwikkelen voor het breed geaccepteerd is. Maar, met dit kennispartnerproject is een verdere stap gezet om de kwaliteitsborging van de verschillende aansluitingen al tijdens de bouw te kunnen controleren. De ultrasone luchtdichtheidsmeting voldoet prima om bewustwording te creëren en de mensen scherp te houden. De metingen geven een indicatie van eventuele luchtlekken en daarop kunnen corrigerende maatregelen worden genomen.
Meer weten? Ga naar www.sbrcurnet.nl en klik op ‘blogs’.
Zaken doen met de overheid? ‘De overheid als klant’ biedt u een kijkje in de keuken van de overheid.
Tegen welke problemen loopt u als ondernemer aan als u zaken wilt doen met de overheid? Hoe voorkomt u dat u zich stuk vecht tegen een muur van bureaucratische procedures en onwil? Dit boek biedt een duidelijke analyse van die procedures, en geeft u de handvatten om ze juist te gebruiken om uw doel te bereiken: succesvol zaken te doen met de overheid. ISBN 978 94 6245 052 3
9
789462
450523
mr. drs. Ireen Boon
Mr. drs. Ireen Boon studeerde beleid en bestuur in Internationale Organsiaties aan de Rijksuniversiteit Groningen en Staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Zij zette verschillende ondernemersorganisaties op en vertegenwoordigde de belangen van het midden- en kleinbedrijf voor werkgeversorganisatie MKB-Nederland op de dossiers aanbesteden en mededinging. Ireen Boon zette in 2005 haar eigen van public affairsbureau Trias Politica Advies op. Ireen Boon is veelgevraagd spreker op congressen en schreef verschillende columns voor het Financieele Dagblad over ondernemerschap en de overheid.
De overheid als klant
“De overheid als klant” biedt een kijk in de keuken van de overheid. Waar komt al die bureaucratie vandaan? Waarom duurt alles zo lang? Zijn ambtenaren echt ‘andere wezens’ die het fijn vinden om alles zo lang mogelijk te rekken? Het antwoord is nee. De overheid werkt gewoon anders dan een bedrijf. Hoe dat zit en wat dat betekent voor ondernemers die zich stuk vechten op een muur van procedures en onwil, maakt “De overheid als klant” inzichtelijk op een manier die voor iedereen herkenbaar is. Het boek geeft een duidelijke analyse van de problemen waar ondernemers tegenaan lopen als ze met de overheid te maken krijgen en biedt concrete handvatten om wél succesvol zaken te doen met de overheid. Dit boek is primair bedoeld voor ondernemers die zaken willen of moeten doen met de overheid, maar is daarnaast ook interessant voor iedereen die zich verbaast over (en ergert aan) de beruchte overheidsbureaucratie. ‘De overheid als klant’ geeft de lezer inzicht in het waarom en handvatten voor het hoe.
De overheid als klant mr. drs. Ireen Boon
Ga voor meer informatie of uw bestelling naar www.bimmedia.nl/overheid. Because safety is everything
↘ NEN nieuws
Deze pagina’s komen tot stand
NEN
Tel. (015) 2 690 391
onder verantwoordelijkheid
Vlinderweg 6
www.nen.nl
van NEN.
2623 AX Delft
[email protected]
Praktijkrichtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen ter commentaar Het ontwerp van de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 9998 voor aardbevingsbestendig bouwen is 9 februari 2015 ter commentaar gepubliceerd. Met deze NPR kunnen partijen bestaande en nieuwe gebouwen robuuster maken tegen aardbevingen, in het als gevolg van gaswinningen aardbevingsgevoelige gebied. Als gevolg van gaswinning in het Groningenveld zijn er aardbe vingen ontstaan. Op verzoek van de minister van Economische Zaken (EZ) is een richtlijn opgesteld om gebouwen (nieuwbouw en bestaande bouw) robuuster te maken tegen aardbevings belastingen. Gevaarlijke situaties (instortingen) moeten daarmee worden voorkomen. NPR 9998 is opgesteld onder auspiciën van de NEN-normcommissie ‘Technische Grondslagen voor Bouwcon structies’. NPR 9998 is bedoeld voor het maken van constructieve bereke ningen en sluit aan op de Europese normserie Eurocode 8 voor aardbevingsbestendig bouwen. Met de NPR kunnen bestaande gebouwen worden beoordeeld op constructieve veiligheidsa specten tijdens een aardbeving. Ook is de NPR te gebruiken voor verbouw en nieuwbouw van gebouwen (al dan niet volgend uit de beoordeling van een bestaand gebouw).
Commentaar indienen: uw mening telt Vanaf het moment van publicatie start tevens de consultatie van NPR 9998. Belanghebbenden worden hierbij in de gelegenheid gesteld technisch inhoudelijk commentaar op NPR 9998 in te dienen. U kunt tot 1 april 2015 gratis online uw commentaar indie nen via www.normontwerpen.nen.nl. Ontvangen opmerkingen en voorstellen tot wijzigingen van de tekst worden door de NENnormcommissie in behandelding genomen bij de besluitvorming over de definitieve NPR. Commentaargevers ontvangen hiervan een terugkoppeling. Praktijkgerichte training Naar aanleiding van het verschijnen van de ontwerp NPR 9998, wordt binnenkort door NEN in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken de praktijkgerichte training ‘Ontwerpen gebouwen op aardbevingen’ gegeven. De training gaat globaal in op de achtergronden en aard van de seismische belasting en behandelt vervolgens de locatie-afhankelijkheid en de invloed van grenstoestanden en veiligheidsklassen. De planning is dat de trainingen worden gegeven in april. De definitieve data en informatie over het programma volgen spoedig op de website van NEN. Lees meer op www.nen.nl/aardbevingen. Meer informatie Voor vragen over de NPR kunt u contact opnemen via
[email protected]. Uiteraard kunt u ook telefonisch contact opnemen met NEN Klantenservice, telefoon (015)2690391. Wij helpen u graag verder.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 39
↘ NEN nieuws
2015: Een nieuwe NEN 1006
Niemand wil toch uitglijden?
Komend najaar verschijnt een geheel herziene versie van NEN 1006. Deze norm bevat alle eisen waar een leidingwaterinstallatie aan moet voldoen uit het oogpunt van volksgezondheid, veiligheid en doelmatigheid. NEN 1006 wordt onder meer uitgebreid met nieuwe eisen die gesteld worden aan de warmtapwaterinstallatie.
Daarom heeft NEN de nieuwe Nederlandse norm voor het bepalen van de slipweerstand voor commentaar gepubliceerd. Deze norm vervangt de praktijkrichtlijn NTA 7909 uit 2003 en beschrijft de classificatiemethode op basis van de tribometer. Het normontwerp is bedoeld voor alle horizontale en hellende beloopbare oppervlakken in openbare en arbeidsruimten.
De herziening van NEN 1006 (‘Algemene voorschriften voor leidingwaterinstal laties’) is nodig omdat de laatste grote wijzigingen dateren uit 2002. Na 2002 zijn er wel drie aanvullingsbladen uitge geven, waarvan de laatste in 2011. In de tussentijd liggen er diverse nieuwe eisen uit de Europese NEN 1006 en NEN-EN 806 deel 1 tot en met deel 5. De norm wordt hiermee uitgebreid. De nieuwe versie van NEN 1006 wordt waar nodig eveneens aangepast aan de Nederlandse wetgeving. De belangrijke juridische verankering in de wetgeving zoals het Bouwbesluit en het Drinkwa terbesluit blijft. Hetzelfde geldt voor de koppeling met de Waterwerkbladen.
Belangrijkste wijzigingen NEN 1006 De volgende punten zullen verwerkt en opgenomen worden in de herzie ning van NEN 1006: • Opname van bepalingsmethoden van eisen die gesteld worden aan de benodigde druk- en volumestroom, temperaturen en materiaalgebruik; • Aanpassing van de persproef: eisen aan ingebruikstelling en dossier vorming bij de installatie; • Uitbreiding van de grondslagen op het gebied van temperatuur, fysische, chemische en microbiologische kwaliteit van het water aan tappunten en te hoge stroomsnelheden; • Aanpassing in de voorschriften voor de aanleg van de installatie; • Uitbreiding van de eisen aan de warmtapwaterinstallatie. Van NEN 1006 is eind 2014 een ontwerpversie opgesteld. Belangheb benden konden hier kritiek op geven. De termijn om kritiek in te dienen is inmiddels verstreken. De betreffende NEN-commissie zal de binnen gekomen kritiek beoordelen en verwerken in de norm. Verwachting is dat de volledig herziene NEN 1006 naar verwachting in het najaar van 2015 verschijnt.
Relevante training Als u werkt met leidingwaterinstallaties dan vraagt u zich waarschijnlijk af wat de huidige stand van zaken is, welke veranderingen er op komst zijn en wat dit voor u betekent. Met onze training ‘NEN 1006: Nieuwe ontwikkelingen leidingwaterinstallaties’ leert u daar alles erover.
40 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Met dit normontwerp wordt aangesloten op de Europese meetme thode die het meest geschikt wordt geacht voor metingen op locatie. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de praktijkrichtlijn NTA 7909:2003 zijn: • de slipweerstand van een vloermateriaal wordt nog steeds vast gelegd aan de hand van de dynamische wrijvingscoëfficiënt. Maar de methode die wordt voorgeschreven voor de bepaling van de dynamische wrijvingscoëfficiënt is gewijzigd om aan te sluiten bij de Europese CEN/TS 16165; • de eisen ten aanzien van de minimale slipweerstand van een beloopbaar oppervlak zijn gewijzigd en meer gespecificeerd naar de verschillende toepassingen; • er worden geen eisen meer gesteld aan de maximale slipweerstand; • er worden geen eisen meer gesteld aan het maximale verschil in slipweerstand; • de bepalingsmethode voor het vaststellen van de ‘maatgevende’ slipweerstand zowel op locatie als in het laboratorium is verder aangescherpt; • de rapportage van de uitgevoerde slipweerstandsmetingen is uitgebreid.
Commentaar indienen Belanghebbenden kunnen via www.normontwerpen.nen.nl tot 1 juni 2015 kosteloos het ontwerp van NEN 7909 bekijken en commentaar in dienen. De definitieve versie wordt na behandeling van het commentaar naar verwachting eind 2015 gepubliceerd. Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over deze norm of over het normalisa tieproces: ir. Annemarie Mewe, telefoon (015) 2 690 161 of e-mail:
[email protected].
nieuws
Planning overgang certificaten naar ISO 9001:2015 IAF en ISO hebben de overgangstermijn 9001 bekrachtigd en afgesproken een overgangsperiode van drie jaar aan te houden volgend op de publicatie van ISO 9001:2015 ‘Kwaliteitsmanagementsystemen - Eisen’. Deze overgangsperiode start in september 2015 en eindigt in september 2018. Certificaten die zijn uitgegeven op basis van ISO 9001:2008 zullen niet meer geldig zijn na de publicatie van ISO 9001:2015. De verloop datum van de certificaten die in de overgangsperiode zijn uitgegeven, moeten corresponderen met het einde van de drie jaar durende over gangstermijn.
Overgangsplan IAF en ISO Om normgebruikers en andere organisaties te helpen met de voorbe reidingen op de komst van de nieuwe norm heeft het IAF (International Accreditation Forum) tezamen met de communicatiegroep van de betref fende ISO-commissie een overgangsplan opgesteld. Dit is door de IAF bekrachtigd. Aanbevelingen van de IAF De mate waarin organisaties aanpassingen moeten doorvoeren om aan de herziene ISO 9001 te voldoen, zullen afhankelijk zijn van hoe goed het bestaande managementsysteem functioneert, van de structuur van de organisatie en haar werkwijzen. Daarom is een impactanalyse aan te raden om een realistische schatting te kunnen maken over de beno digde middelen en tijd voor de overgang. Omdat er nog steeds technische aanpassingen kunnen plaatsvinden
moeten organisaties en certificerende instellingen wel oplettend zijn hoe de eisen er precies uit gaan zien. Elke vroegtijdige beoorde ling van een certificerende instelling tegen de concepteisen moet opnieuw worden uitgevoerd en in zijn geheel worden geverifieerd alvorens een certificaat tegen de definitieve ISO 9001:2015 kan worden uitgereikt.
Certificerende en accrediterende instellingen Voor certificerende en accrediterende instellingen zijn gedetailleerde richtlijnen opgesteld over training, overgangsprogramma’s, beoordelin gen en communicatie. Het gehele document is gepubliceerd op de websites van IAF en www.iso.org/tc176/sc02/public. Meer informatie over ISO 9001 ISO 9001 ‘Kwaliteitsmanagementsystemen - Eisen’ wordt momenteel herzien. De herziening bevindt zich nu in het stadium van ‘Draft Inter national Standard’ of ‘DIS’. De publicatie van de herziene norm zal naar verwachting plaatsvinden rond september 2015. Voor inhoudelijke informatie over de nieuwe ISO 9001 of over het nor malisatieproces: Annemarie de Jong, consultant Managementsystemen, e-mail
[email protected]. Workshop De nieuwe ISO-normen De managementsysteemnormen ISO 9001 en ISO 14001 worden herzien. Wat verandert er voor het managementsysteem van uw organisatie? De interactieve workshop De nieuwe ISO-normen behandelt in een halve dag de nieuwe HLS-hoofdstructuur, de kerneisen en de belangrijkste managementthema’s. Ook de volgens de HLS opgemaakte ontwerpnor men voor kwaliteits- en milieumanagement komen aan bod.
Overzicht nieuwe/herziene normen periode 07-01 t/m 17-02-2015 13.220.40
Brandgedrag/brandvoortplanting en ontvlambaarheid van materialen en producten
NEN-EN-IEC 61482-1-2:2015 en
Werken onder spanning - Beschermende kleding tegen de thermische gevaren van een elektrische vlamboog - Deel 1-2: Beproevingsmethodes - Methode 2: Bepaling van de beschermingsklasse van materiaal en kleding tegen vlambogen gebruik makend van een begrensde en gerichte vlamboog (box beproeving)
13.220.50
Brandwerendheid van bouwmaterialen en bouwdelen
NEN-EN 1364-2:2015 Ontw. en
Bepaling van de brandwerendheid van niet-dragende bouwdelen - Deel 2: Plafonds
13.320
Alarm- en waarschuwingssystemen
NEN-EN-IEC 62676-3:2015 en
Videobewakingssystemen voor gebruik in beveiligingstoepassingen - Deel 3: Analoge en digitale video-interfaces
79.040
Hout, houtblokken, rondhout en gezaagd hout
NEN-EN 599-2:2015 Ontw. en
Duurzaamheid van hout en op hout gebaseerde producten - Prestatie van houtverduurzamingsmiddelen zoals bepaald door biologische beproevingen Deel 2: Klasse-indeling en etikettering
79.060.99
Houtachtige plaatmaterialen, overige
NEN-EN 14080:2013 en
Houtconstructies - Gelijmd gelamineerd hout en gelijmd massief hout
91.010.30
Technische aspecten
NEN-EN 1992-1-1:2005/A1:2015 en
Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen
91.060.10
Wanden. Scheidingswanden. Gevels
NEN 5096:2012/A1:2015 Ontw. nl
Inbraakwerendheid - Dak- of gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen - Eisen, classificatie en beproevingsmethoden | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 41
Stelt u zich eens voor ... U bent aan het werk en u heeft een norm nodig. Gelukkig heeft u
Van de norm die u zoekt is een nieuwe versie verschenen. Dat
al uw normen in één druk op de knop voor u, want ze zijn online
wist u al via de handige attenderingsmail. Uiteraad staat de
beschikbaar. Dat maakt het zo eenvoudig, want uw collega’s
nieuwe norm al klaar om als pdf te downloaden. U heeft de garantie
kunnen er ook altijd bij. Bovendien zijn alle normen gemakkelijk
van een collectie met altijd actuele normen. Zo bent u eenvoudig
te printen. Met de goede zoekfunctie en normsamenvattingen
up-to-date. (Alle oudere normversies zijn natuurlijk ook nog in
vindt u direct de juiste norm, wat u een hoop tijd bespaart.
te zien.) Wat een gemak!
... het gemak van NEN Connect Bouw Kijk op www.nen.nl/nenconnectbouw Normalisatie: de wereld op één lijn.
nieuws 91.060.30
Plafonds. Vloeren. Trappen
NEN 7909:2015 Ontw. nl
Slipweerstand van beloopbare oppervlakken - Eis en bepalingsmethode. NEN 7909 geeft de eis ten aanzien van de slipweerstand van horizontale en hellende, beloopbare oppervlakken in een openbare ruimte of arbeidsruimte en de daarbij behorende bepalingsmethode. De dynamische wrijvingscoëf ficiënt is een maat voor de slipweerstand en geeft uitsluitsel over de beloopbaarheid oppervlakken. De norm is van toepassing op beloopbare oppervlakken die geheel ‘in het werk’ zijn gemaakt of samengesteld. Het beloopbaar oppervlak kan geheel of gedeeltelijk bestaan uit één of meerdere producten, welke elders zijn vervaardigd of ter plaatse zijn geproduceerd. Het oppervlak is al dan niet voorzien van een afwerklaag. Met de in de norm voorgeschreven methodiek kan te allen tijde na het in gebruik nemen van het beloopbare oppervlak de actuele slipweerstand worden gemeten en beoordeeld. De methode kan worden uitgevoerd in het laboratorium en op locatie.
91.060.40
Schoorstenen, schachten, leidingen
NEN-EN 14471:2013+A1:2015 en
Schoorstenen - Systeemschoorstenen met kunststoffen binnenbuizen - Eisen en beproevingsmethoden
91.060.50
Deuren en ramen
NEN-EN 13120:2009+A1:2014/C1:2015 en
Aan de binnenzijde geplaatste zonneschermen - Prestatie-eisen inclusief veiligheid
NEN-EN-IEC 60335-2-103:2015 en
Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen - Veiligheid - Deel 2-103: Bijzondere eisen voor poorten, deuren en ramen
NEN-EN-IEC 60335-2-97:2007/A12:2015 en
Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen - Veiligheid - Deel 2-97: Bijzondere eisen voor aandrijfmechanismen van rolluiken, zonneschermen, jaloezieën en soortgelijke uitrusting
91.080.01
Bouwconstructies, algemeen
NPR 9998:2015 Ontw. nl
Beoordeling van de constructieve veiligheid van een gebouw bij nieuwbouw, verbouw en afkeuren - Grondslagen voor aardbevingsbelastingen: Geïnduceerde aardbevingen. NPR 9998 geeft praktische methoden en rekenregels voor het verbeteren van de robuustheid tegen belastingen van aardbevingen voor gebouwen voor de geïnduceerde aardbevingen in de provincie Groningen. Ze kan worden gebruikt voor nieuwbouw, verbouw en afkeur. Deze NPR is gebaseerd op Eurocode 8 (NEN-EN 1998-serie).
91.080.30
Metselwerkconstructies
NEN-EN 845-1:2013 en
Specificaties voor nevenproducten voor steenconstructies - Deel 1: Spouwankers, muurankers, raveel-/gordingschoenen en ondersteuningsproducten
91.100.15
Minerale materialen en producten
NEN-EN 1097-6:2013 en
Beproevingsmethoden voor de bepaling van mechanische en fysische eigenschappen van toeslagmaterialen - Deel 6: Bepaling van de deeltjesdichtheid en de wateropname
NEN-EN 933-8:2012/Ontw. A1:2015 en
Beproevingsmethoden voor geometrische eigenschappen van toeslagmaterialen - Deel 8: Beoordeling van fijn materiaal - Zandequivalentbeproeving
91.100.25
Terracotta bouwproducten
NEN-EN 14891:2015 Ontw. en
Waterondoordringbare vloeibaar aangebrachte producten voor het gebruik onder verlijmde keramische tegels - Eisen, beproevingsmethoden, conformiteitsbeoordeling, classificatie en aanduiding
91.100.30
Beton en betonproducten
NEN-EN 12390-11:2015 Ontw. en
Beproeving van verhard beton - Deel 11: Bepaling van de weerstand van beton tegen chloriden, eenzijdige indringing
91.140.10
Centrale verwarmingssystemen
NEN-EN 16430-1:2015 en
Met behulp van een ventilator werkende radiatoren, convectoren en putconvectoren - Deel 1: Technische specificaties en eisen
NEN-EN 16430-2:2015 en
Met behulp van een ventilator werkende radiatoren, convectoren en putconvectoren - Deel 2: Beproevingsmethoden en classificatie voor warmtevermo gen
91.140.30
Ventilatie- en klimaatregeling
NEN-EN 12309-1:2015 en
Gasgestookte toestellen voor verwarming en/of koeling met een belasting op onderwaarde van niet meer dan 70 kW - Deel 1: Termen en definities
NEN-EN 12309-3:2015 en
Gasgestookte toestellen voor verwarming en/of koeling met een belasting op onderwaarde van niet meer dan 70 kW - Deel 2: Beproevingsvoorwaarden
NEN-EN 12309-4:2015 en
Gasgestookte toestellen voor verwarming en/of koeling met een belasting op onderwaarde van niet meer dan 70 kW - Deel 4: Beproevingsmethoden
NEN-EN 12309-5:2015 en
Gasgestookte toestellen voor verwarming en/of koeling met een belasting op onderwaarde van niet meer dan 70 kW - Deel 5: Voorschriften
NEN-EN 12309-6:2015 en
Gasgestookte toestellen voor verwarming en/of koeling met een belasting op onderwaarde van niet meer dan 70 kW - Deel 6: Berekening van seizoensgebonden prestaties
NEN-EN 12309-7:2015 en
Gasgestookte toestellen voor verwarming en/of koeling met een belasting op onderwaarde van niet meer dan 70 kW - Deel 7: Specifieke bepalingen voor hybride toestellen
91.140.40
Gasvoorziening
NEN-EN 16314:2013 en
Gasmeters - Aanvullende functionaliteiten
NPR 3378-0:2015 nl
Praktijkrichtlijn gasinstallaties - Deel 0: Algemeen. In NPR 3378- 0 zijn definities opgenomen die van belang zijn voor andere delen van deze NPR. Daarbij is aangegeven uit welke normen de definities afkomstig zijn. Bij definities afkomstig van een ingetrokken norm wordt deze niet (meer) vermeld.
NPR 3378-3:2015 nl
Praktijkrichtlijn gasinstallaties - Sectie gasleidingen - Deel 3: Dimensionering gasleiding voor aardgas met de grafiekmethode - Leidraad bij NEN 1078 en NEN 8078. NPR 3378-3 heeft betrekking op 5.3 van NEN 1078:2004 en op 5.3 van NEN 8078:2004. Volgens de procedures in dit deel van de NPR komt de grafiekmethode als werkwijze voor het dimensioneren van de leiding aan de orde, alsmede de berekening volgens de formulemethode.
NPR 3378-4:2015 nl
Praktijkrichtlijn gasinstallaties - Sectie gasleidingen - Deel 4: Dimensionering gasleiding voor propaan met de grafiekmethode - Leidraad bij NEN 1078 en NEN 8078. NPR 3378-4 behandelt de grafiekmethode als werkwijze voor het dimensioneren van de leiding.
NPR 3378-60:2015 nl
Praktijkrichtlijn gasinstallaties - Sectie uitmondingen - Deel 60: Uitmondingen, hinderafstand en verdunningsafstand - Leidraad bij NEN 2757-1 en NEN 2757-2. NPR 3378-60 geeft informatie over de plaats van uitmonding met betrekking tot hinder en om te voorkomen dat de kwaliteit van de toegevoerde ventilatielucht aan verblijfsgebieden wordt verontreinigd door verbrandingsgas. De regelgeving is niet bedoeld voor toe- en afvoervoorzieningen in stookruimten. De regelgeving is van toepassing in nieuwbouwsituaties en in situaties in de bestaande bouw waarin veranderingen in het verbrandings gasafvoersysteem of het ventilatieluchttoevoersysteem wordt aangebracht
NPR 3378-61:2015 nl
Praktijkrichtlijn gasinstallaties - Sectie uitmondingen - Deel 61: Uitmondingen; goede werking - Leidraad bij NEN 2757-1 en NEN 2757-2. NPR 3378-61 beschrijft werkwijzen voor het bepalen van de plaats van de uitmonding van een gastoestel met natuurlijke of mechanische afvoer van rookgas met het oog op de goede werking van toestel en afvoer. Dit deel van toepassing op zowel toestellen type B (open toestellen) als type C (gesloten toestellen).
NPR-CEN/TR 13737-2:2015 en
Gasvoorzieningssystemen - Implementatierichtlijn voor functionele normen opgesteld door CEN/TC 234 - Deel 2: Nationale pagina’s voor CEN/TC 234 normen
91.140.50
Elektriciteitsvoorziening
HD 60364-4-42:2011/A1:2015 en
Elektrische laagspanningsinstallaties - Deel 4-42: Beschermingsmaatregelen - Bescherming tegen thermische effecten
HD 60364-7-717:2010/C1:2015 en
Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties - Deel 7-717: Aanvullende en bijzondere bepalingen - Mobiele of verplaatsbare eenheden
NEN-EN-IEC 62053-24:2015 en
Apparatuur voor elektriciteitsmeting (wisselstroom) - Specifieke eisen - Deel 24: Statische meters voor blindenergie bij de grondfrequentie (klasse 0,5 S, 1S en 1)
NPR 5310:2007+A6:2015 nl
Nederlandse Praktijkrichtlijn bij NEN 1010
91.140.70
Sanitaire installaties
NEN-EN 14528:2015 Ontw. en
Bidets - Functionele eisen en beproevingsmethoden
NEN-EN 14688:2015 Ontw. en
Sanitaire toestellen - Wastafels - Functionele eisen en beproevingsmethoden
91.140.80
Binnenriolering
NEN-EN 1253-1:2015 en
Afvoerputten en -goten voor gebouwen - Deel 1: Afvoerputten en -goten met een waterslothoogte van ten minste 50 mm
NEN-EN 1253-2:2015 en
Afvoerputten en -goten voor gebouwen - Deel 2: Dakafvoerputten en vloerputten en -goten zonder waterslot
43 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 43
Opdracht: Het vernieuwen van het BWT logo Het BWT logo krijgt een nieuw jasje. Dit betekend dat het oude logo hier en daar wordt aangepast, maar wel zijn herkenning moet blijven behouden.
Het logo straalt een stevig, krachtig gevoel uit met een helder, goed te lezen lettertype welke w als modern wordt ervaren.
De verschillende vormen die gebruikt zijn, zijn te herkennen in het huidige logo alleen zijn ze ie meer betrokken bij de bouwmarkt. De vormen bestaan nu uit verschillende bouwelementen.
↘ Verenigingsnieuws VBWTN Deze pagina’s komen tot stand onder verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland. Kijkt u ook eens op www.bwtinfo.nl voor algemene berichtgeving over ons vakgebied en www.vereniging-bwt.nl met specifiek verenigingsnieuws.
Secretariaat VBWTN Het secretariaat is gevestigd bij de Vereniging Stadswerk Nederland.
Vereniging BWT Nederland Postbus 416 6710 BK Ede
Tel. 0318 – 43 83 40 www.bwtinfo.nl www.vereniging-bwt.nl
Wat doet de vereniging voor haar leden? Voor de leden die aan de meeste bijeenkomsten van de vereniging BWT deelnemen is vaak wel duidelijk wat de vereniging voor haar leden doet. Bekend zijn de regiodagen, het managementsymposium en natuurlijk het grote jaarcongres. En daarnaast laat de vereniging veel van zich horen en zien in dit blad ‘Bouwkwaliteit in de praktijk’, op BWTinfo en via de verenigingssite www.vereniging-bwt.nl. Toch gebeurt er ook heel veel achter de schermen. Om die reden wil ik in dit artikel ingaan op de taken en werkzaamheden van de vereniging die niet zo duidelijk zichtbaar zijn voor haar leden.
D
e meest belangrijke rol van de vereniging Bouw- en Woningtoezicht is het vertegenwoordigen van haar leden (gemeentelijk, als GOL, geassocieerd of persoonlijk) bij de totstandkoming van, en het werken met en volgens de wet- en regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht. Om dit te kunnen doen heeft de vereniging veel overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M). Dit gebeurt op basis van projecten en specifieke onderwerpen, maar ook structureel samen met het bestuur van de vereniging. De vereniging heeft dan ook een heel belangrijke stem als het gaat om bouwregelgeving. De Vereniging BWT is hiervoor ook vertegenwoordigd in diverse commissies. Zo zitten er, namens de vereniging, diverse specialisten vanuit gemeenten in NEN-normcommissies over constructieve veiligheid, bouwfysica, et cetera. Ook is vereniging vertegenwoordigd in de Commissie van Deskundigen Ascert die over de asbestcertificering gaat. Verder is de Vereniging BWT Nederland vertegenwoordigd in het Gezamenlijk College van Deskundigen van de BRL 5019 en de BRL 5006. Ook is zij vertegenwoordigd in het bestuur van de Federatie Ruimtelijke kwaliteit, de Commissie van Belanghebbenden Brand, de Raad van
44 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Toezicht van de Auditorenopleiding ABW, het bestuur van de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland, de Raad van Advies van het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheid en vertegenwoordigt zij haar leden in het Overlegplatform bouwregelgeving en de Juridisch Technische Commissie bouwregelgeving. Maar dat is nog lang niet alles. Momenteel lopen er diverse projecten waar de
vereniging intensief bij betrokken is. Dit zijn onder andere de projectgroep Omgevingswet, de kerngroep kwaliteit, Omgevingsloket 3.0, en natuurlijk een intensieve rol binnen de private kwaliteitsborging.
Breed overleg Over diverse thema’s wordt daarnaast regel matig gesproken met andere branche- of
Verenigingsnieuws VBWTN
belangenorganisaties zoals de VNG, BrandweerNLO, Vakgroep Omgevingsrecht van Omgevingsdienst.nl, de Vereniging van Milieu professionals, het Expertisecentrum Restauratie Monumenten, de Vereniging van Verplaatsbare Accommodaties, Provero, Bouwend Nederland, Aedes, BNA en Uneto-VNI. En nieuw is het intensieve partnerschap met het Nationaal Renovatie Platform. Daarbij worden ook bij activiteiten van deze bovengenoemde organisaties, presentaties namens de Vereniging BWT, door haar directeur verzorgd. En dit alles met het doel een voor de eindgebruiker, de burger en het bedrijfsleven zo goed en veilig mogelijke leefomgeving te creëren binnen wet- en regelgeving die uitvoerbaar en
het vakgebied vanuit de gemeenten die lid zijn van de vereniging, en een bestuur vanuit diverse gemeenten van groot tot klein. Zij worden ondersteund door Wico Ankersmit die ongeveer 30 uur voor de vereniging werkzaam is en door Annemieke Mulder die ongeveer 16 uur voor de vereniging werkzaam is. Extra capaciteit wordt alleen ingeschakeld als het echt nodig is en dit niet vanuit de leden kan worden gevraagd.
handhaafbaar is. Belangrijk is momenteel ook de afstemming en samenwerking met de Omgevingsdiensten. Al bij diverse Omgevingsdiensten heeft de vereniging zowel aan haar medewerkers als ook aan haar opdrachtgevers mogen vertellen over haar rol in de bouwketen. Duidelijk is dat dit niet door iedere gemeente afzonderlijk kan worden gedaan, maar door als vereniging de kennis en kunde te bundelen en als collectief dit te doen. Vaak wordt dan ook de vraag gesteld hoe groot het kantoor van de Vereniging BWT is en hoeveel mensen er werken. Ook dat is de kracht van onze vereniging. Heel veel werk wordt namelijk verricht door mensen met kennis, kunde en passie voor
Wilt u een totaaloverzicht van het jaaroverzicht 2014 en het jaarplan 2015 waar dit allemaal nog veel uitgebreider is toegelicht? Dit kunt u deze vinden op de pagina ALV 2015 op www.vereniging-bwt.nl.
Rekentool oppervlakteberekening Vergunningvrij bouwen Via een actief lid van de vereniging ontvingen wij een heel handige rekentool. Deze tool helpt aanvragers maar ook medewerkers van de gemeenten bij het bepalen van de maximale oppervlakte die nog vergunningvrij mag worden gebouwd op grond van artikel 2 lid 3 van Bijlage II Bor in het
bebouwingsgebied. Daarnaast bepaalt de rekentool hoe hoog de nok van een bijbehorend bouwwerk mag zijn op grond van artikel 2 lid 3 van diezelfde bijlage. In de praktijk blijkt het niet altijd eenvoudig te zijn deze te bepalen, waardoor met deze rekentool het leven weer iets eenvoudiger
wordt gemaakt. De rekentool is gemaakt in Excel. Deze kan vrij gebruikt worden door iedereen. De rekentool kan worden gedownload via www.bwtinfo.nl, onder de zoekterm ‘rekentool vergunningvrij bouwen’.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 3 maart 2015 | 45
←
ALTIJD EN OVERAL TOEGANKELIJK Al uw vragen over bijvoorbeeld het Bouwbesluit, brandveiligheid of andere praktische informatie kunt u nu snel en eenvoudig op 1 centrale plek vinden.
1 maand gratis via omgevingindepraktijk.nl/gratis
Omgeving in de praktijk.nl
BITUMEN V LO E I B A A R
KU N S T S TO F
Vakmensen werken met Troelstra & de Vries
Troelstra & de Vries geeft u het juiste antwoord. juiste keuze te maken, introduceren wij Roof Consulting. Een nieuwe dienst om u van A tot Z te begeleiden tijdens uw bouwproject. Van begeleiding bij het schrijven van bestekteksten tot technische begeleiding tijdens de uitvoering.
Maak kennis met onze Roof Consultant Arno van den Bosch. Bel (0)515 53 30 00 of mail naar
[email protected]
B I J ZO N D E R E DAKEN
Groendaken, witte warmte reflecterende daken, daken met een hoge isolatiewaarde, daken met zonnepanelen, architectonisch fraaie daken… Opgeteld hebben we ruim 40.000 (dak)oplossingen voor de bescherming van een gebouw. Om daarin de