Bedrijfsplan / inrichtingsvoorstel Kweldamweg 49 SLIEDRECHT Verheij Integrale groenzorg
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Bedrijfsplan / inrichtingsvoorstel Kweldamweg 49 SLIEDRECHT Verheij Integrale groenzorg
Project
: Vergroten bestemmings-/bouwvlak Kweldamweg 49 > Optimalisering van huidige bedrijfsvoering; 2 > Uitbreiden van het bestemmingsvlak ter grootte van ca. 10.000 m ; 2 > Wijzigen van vorm bouwvlak, ter realisatie van bebouwing ca. 1.000 m ; 2 > Bijdrage aan verbetering van landschappelijke kwaliteit (ca. 4.000 m ) > Nemen van compenserende maatregelen.
Projectcode : JOi 7881 Datum : september 2013 Opdrachtgever : Verheij Integrale groenzorg / Verheij Groenvoorzieningen BV Contactpersoon : directeur D. Verheij Gemeente : Sliedrecht Contactpersoon : afdeling Ruimtelijke ordening / Gebiedsontwikkeling, dhr. J. van der Meer Uitvoering
: CUMELA Advies, Nijkerk, dhr. J. van Dijk
Status
: concept 2
CUMELA Advies – Nijkerk
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
VOORWOORD Voor u ligt een bedrijfsplan/ruimtelijke onderbouwing waarin nader wordt ingegaan op de diverse activiteiten en functies van het bedrijf Verheij Integrale Groenzorg / Verheij Groenvoorzieningen BV (hierna; Verheij) te Sliedrecht en de achtergronden van de beoogde planologische wijziging (i.c. vergroting van het bestemmingsvlak en bouwvlak). Verheij is al enige jaren in overleg met de gemeente Sliedrecht ter realisatie van een adequate- en doelmatige bedrijfslocatie aan de Kweldamweg. Reeds in 2009 is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente in relatie tot compenserende gronden c.q. maatregelen in de vorm van waterberging, natuur of ‘uitruilgronden’. Tot op heden zijn de plannen niet geconcretiseerd. De gemeente Sliedrecht heeft een herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Sliedrecht – waarin de bedrijfslocatie is opgenomen – recentelijk vastgesteld d.d. 26 juni 2013. Economische groei en toekomstperspectieven voor dienstverlenende (machinale) bedrijven ten behoeve van groenbeheer, landschap/natuur en agrarische sector i.c. “buitenruimten” worden in grote mate beïnvloed door de gebruiksmogelijkheden van de eigen inrichting/bedrijfslocatie. In de voorliggende ruimtelijke onderbouwing zijn de planologische, milieukundige en bedrijfsspecifieke aspecten in relatie tot de planologische ontwikkeling voor onderhavige locatie(s) weergegeven. Het cumelabedrijf “Verheij”, is aangesloten bij CUMELA Nederland. CUMELA Nederland is dé belangenorganisatie voor een gespecialiseerde groep ondernemingen (cumelasector). Deze ondernemingen, allen specialisten in groen, grond en infra, verrichten werkzaamheden met mens en materiaal voor derden. CUMELA Nederland kent een ledenaantal van nagenoeg 2.000 professionele bedrijven werkzaam in genoemde sectoren. CUMELA Advies maakt onderdeel uit van CUMELA Nederland. Deze ruimtelijke onderbouwing is in opdracht van Verheij, directie, opgesteld door CUMELA Advies. Inrichtingstekeningen zijn verzorgd door RoosRos Architecten te Oud-Beijerland. Een toelichting inzake mogelijkheden omtrent het realiseren van (financiële) compenserende maatregelen is opgesteld door ZuidWest Bedrijfsadviseurs B.V / RIJK Taxateurs.
CUMELA Advies – Nijkerk
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Inhoudsopgave 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding / achtergrond 1.2 Ligging plangebied 1.3 Geldend bestemmingsplan
2. VERHEIJ INTEGRALE GROENZORG 2.1 Bedrijfsprofiel Verheij 2.2 Agrarisch aanverwant bedrijf
3. BESTAANDE-/BEOOGDE LOCATIE (PLANGEBIED) 3.1 Bestaande locatie 3.2 Probleemstelling 3.3 Beoogde inrichting / plangebied (schematisch) 3.4 Beoogde inrichting / plangebied (toelichting) 3.4 Alternatieven
4. BELEIDSASPECTEN 4.1 Rijksbeleid 4.2 Provinciaal beleid 4.3 Regionaal beleid 4.4 Gemeentelijk beleid 4.5 Overig relevant ruimtelijk beleid
5. PLANOLOGISCHE- /MILIEUKUNDIGE ASPECTEN 5.1 Ruimtelijk 5.2 Milieukundig
6 VERANTWOORDING 6.1 Conclusie / motivering plan 6.2 Economische uitvoerbaarheid 6.3 Planologisch-juridisch 6.4 Grondexploitatie / planschade 6.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.6 Uitkomsten inspraak
7. BIJLAGEN
CUMELA Advies – Nijkerk
5 5 5 6
8 8 8
10 10 10 11 12 15
19 19 20 21 22 23
24 24 25
27 27 27 28 28 28 28
29
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
1 INLEIDING In deze paragraaf is de aanleiding voor dit plan, de ligging van het plangebied, het vigerend bestemmingsplan en dergelijke opgenomen.
1.1 AANLEIDING / ACHTERGROND Al diverse jaren is het bedrijf Verheij in afstemming met de gemeente Sliedrecht om te komen tot een adequate- en doelmatige bedrijfslocatie, waarbij – rekening houdend met overige beleidsaspcten i.c. de omgeving – een effectieve uitvoering van de bestaande bedrijfsactiviteiten (afgezien van autonome groei) kan plaatsvinden. In 1999 heeft het bedrijf Verheij zich gevestigd aan de Kweldamweg 49. Inmiddels is het bedrijf uitgegroeid tot een middelgrote onderneming en biedt een jaarrond werk aan circa 100 FTE. De werknemers zijn veelal afkomstig c.q. woonachtig in de regio Sliedrecht. Het werkgebied ligt grotendeels in de omgeving, waaronder Drechtsteden en Alblasserwaard. Ook de afgelopen jaren is, ongeacht de economische situatie in Nederland, gebleken dat het bedrijf zich weet te ontwikkelen én continuïteit (en hoge mate van dienstverlening/kwaliteit) kan waarborgen, danwel een groeipotentie heeft doorgemaakt. Door genoemde ontwikkeling is er ook al vele jaren een toenemende behoefte aan meer gebruiksruimte aan de Kweldamweg. Dit uit zich in een meer doelmatig terrein alsmede een toename aan bedrijfsgebouwen. Al vele jaren is het bedrijf in gesprek met de gemeente om tot een invulling te komen. De bereidheid tot het realiseren van een ‘win-win-situatie’ voor zowel de gemeente, omgeving, het bedrijf/personeel, natuur en een duurzame ontwikkeling van de locatie én nabijgelegen gronden staan hierbij centraal. Onderhavig plan voorziet derhalve in een uitbreiding qua gebruiks- en bebouwingsruimte van een reeds bestaand bedrijf i.c. het formaliseren van afdoende ruimtebeslag voor een grotendeels ‘aanwezige’ omvang. Oftewel het ruimtebeslag is een ‘inhaalslag’ qua gebruiksruimte voor de bestaande omvang (personeel, verkeersbewegingen, e.d.) én niet sec beoogd voor een toekomstig te realiseren groeimodel. In de afgelopen jaren zijn meerdere plannen/voorstellen ingediend, waaronder schriftelijke reacties inzake het recent in procedure geweest zijnde bestemmingsplan Buitengebied Sliedrecht (vastgesteld op 26 juni 2013). Gezien het conserverende karakter/beleidsuitgangspunt van het bestemmingsplan is onderhavige ontwikkeling hierin niet direct betrokken. In overleg met de gemeente is, geconcretiseerd tijdens overleg op 7 augustus jl., besproken om gezamenlijk de mogelijkheid van een separate procedure (waaronder ontheffing van de Verordening Ruimte) op te starten. In navolging van de afspraken op 7 augustus jl. ‘beschrijft’ dit plan de behoefte aan een adequate bedrijfslocatie. De beleidsmatige, ruimtelijke- en milieukundige aspecten in relatie tot genoemde ontwikkeling zijn benoemd. Om een realistisch zicht te krijgen of ontwikkeling op de huidige locatie het meest doelmatig is, is in navolging van het beleidskader nader onderzoek gedaan naar het verplaatsen naar een industrieterrein c.q. alternatieve locaties. Op grond van dit bedrijfsplan / ruimtelijke onderbouwing wordt de gemeente verzocht om het bestemmingsplan Buitengebied 2013 aan te passen in casu een ontheffingsprocedure op grond van de Verordening Ruimte Zuid-Holland de doorlopen. Inrichtingstekeningen zijn verzorgd door RoosRos te Oud-Beijerland. Een toelichting inzake mogelijkheden omtrent (financiële) compenserende maatregelen is opgesteld door ZuidWest Bedrijfsadviseurs B.V / RIJK Taxateurs.
1.2 LIGGING PLANGEBIED Het plangebied ligt aan de noordkant van de A15, boven Sliedrecht in de randen van de Alblasserwaard. Het perceel ligt aan de Kweldamweg, een weg in het buitengebied van Sliedrecht die verschillende moderne agrarische bedrijven en, naast het bedrijf, een locatie van het Waterschap ontsluit. Aan de noordkant van het plangebied loopt de Kweldamweg. Ten noorden hiervan liggen
CUMELA Advies (concept 2)
5
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
open weilanden. Dit geldt ook ten westen, waar tussen de Kweldamweg en de spoorbaan/Betuwelijn en A15 een open gebied van landbouwgronden (grotendeels in eigendom van initiatiefnemer) zijn gelegen. Ten zuiden van de A15 ligt de bebouwde kom van Sliedrecht. Aan de noordkant ligt op enige afstand enige agrarische bedrijven (zie illustratie 1). Het plangebied wordt aan de oost- en zuidkant ‘begrensd’ door het waterzuiveringstation van het Waterschap Rivierenland. 2
Het plangebied Kweldamweg 49 bedraagt in totaal circa 20.000 m . In de bestaande situatie is circa 2 2 10.000 m bestemd als ‘bedrijven’ (zie hierna), waarvan thans circa 8.000 m in gebruik voor de bedrijfsactiviteiten. De overige gronden zijn ingericht als landschappelijke inpassing, tuin en groenstroken (kadastraal bekend als gemeente Sliedrecht, sectie L, nr. 27). De uitbreiding richt zich op de ten westen gelegen gronden, van de huidige locatie, van in totaal 2 2 10.000 m , waarvan circa 8.000 m ingericht zal worden ten behoeve van bedrijfsactiviteiten én circa 2 2.000 m ten behoeve van groencompensatie/landschappelijke inpassing (kadastraal bekend als gemeente Sliedrecht, sectie L, nr 670). Zie voor een globale ligging van het plangebied; illustratie 2. Voor een nadere toelichting/onderbouwing van de wijze van uitbreiding wordt verwezen naar hoofdstuk 3. Een nadere weergave van de bestaande- en beoogde inrichting is weergegeven in het schets/inrichtingsplan: RoosRos te Oud-Beijerland. 2
De huidige bedrijfslocatie omvat een bebouwd oppervlak van circa 1.000 m , waarin kantoorfaciliteiten en ruimten voor het personeel (kantine, sanitair, kleedruimten) zijn gerealiseerd. Het overige deel is als werkplaats en stallingsruimte ingericht. Naast het feitelijk plangebied ten behoeve van de bedrijfslocatie (circa 2 ha) zullen de nabij gelegen landbouwgronden, ten westen, van circa 6,3 hectare – in relatie tot compenserende gronden (voor Verheij, danwel de gemeente) bij het plan- en projectgebied betrokken worden. In de bijlagen is een kadastrale kaart opgenomen waar de gronden zijn weergegeven (bijlage 1: Eigendom Verheij/Verheij Groenbeheer).
Illustratie/foto 2: Bedrijfslocatie Kweldamweg.
Illustratie/foto 1: Luchtfoto omgeving
1.3 GELDEND BESTEMMINGSPLAN Het plangebied valt onder de werking van het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Sliedrecht, d.d. 26 juni 2013. Op de locatie Kweldamweg ‘rust’ deels de bestemming ‘Bedrijf’
CUMELA Advies (concept 2)
6
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
(ex.artikel 4) met de nadere omschrijving (bestaand) ‘Agrarisch aanverwant bedrijf’, met de aanduiding ‘hovenier’. Conform artikel 4.2.2. mag de bebouwde oppervlakte van gebouwen niet worden overschreden. Bedrijfsgebouwen mogen een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter hebben. In artikel 4.3.1 is, middels een afwijkingsbevoegdheid een vergroting van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de maximale inhoud van de bedrijfswoning opgenomen van agrarisch aanverwante bedrijven. De uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen, of, indien verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is eenmalig maximaal 30% van de bestaande inhoud. Voor het westelijk deel van het plangebied geldt de bestemming ‘Agrarisch’ (artikel 3). Deze gronden zijn bestemd voor; agrarisch gebruik, bedrijfsmatige nevenactiviteiten, behoud/herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden, water en waterhuishoudkundige doeleinden en dergelijke, alsmede bijbehorende perceelontsluitingen, houtwallen, bruggen, dammen, etc.
CUMELA Advies (concept 2)
7
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
2. VERHEIJ INTEGRALE GROENZORG Om een nader beeld te krijgen van de activiteiten van het bedrijf Verheij in relatie tot de benodigde ontwikkeling aan de Kweldamweg 49 wordt in dit hoofdstuk een toelichting gegeven op het ontstaan van het bedrijf en de aard van de activiteiten.
2.1 BEDRIJFSPROFIEL VERHEIJ Het bedrijf is in 1985 opgericht door de heer D. Verheij te Molenaarsgraaf. De aanleg, beheer en onderhoud van ‘landschap/buitenruimte’ in brede zin werd, destijds vanwege gemechaniseerde- en moderne apparatuur ‘gelijk’ al een specialiteit van het bedrijf, welke momenteel nog verder wordt ontwikkeld. Gebaseerd op een no-nonsense mentaliteit en het belang van direct en persoonlijk contact is gewerkt aan een robuust fundament van het bedrijf. Door de specifieke kennis, de professionaliteit, de mate van kwalitatieve dienstverlening en service heeft ertoe geleidt dat het bedrijf zich sterk heeft ontwikkeld. Dit uitte zich in meer materieel alsmede personeel. In de jaren negentig groeide het bedrijf van enkele medewerkers uit naar circa 40 medewerkers. Het laatste decennia is het bedrijf doorgegroeid naar de huidige 100 medewerkers (tijdens het seizoen zelfs 150 FTE). De medewerkers zijn in – hoofdzakelijk – in vaste dienst afkomstig uit Sliedrecht of directe omgeving. Zij komen met de bedrijfsauto’s (óf met fiets/brommer) naar de locatie aan de Kweldamweg, alwaar het materiaal wordt meegenomen, welke op de locatie van opdrachtgever benodigd is. De activiteiten van Verheij zijn gericht op het uitvoeren van dienstverlening voor hoveniers-/ cultuurtechnische werken en groen-/blauwe functies (agrarisch aanverwant bedrijf) met name in de omgeving West- en Midden Nederland. De activiteiten van Verheij Integrale Groenzorg vallen, planologisch, onder de definitie van ‘agrarisch aanverwant bedrijf’, ex. artikel 1, van het bestemmingsplan Buitengebied Sliedrecht (zie paragraaf 1.2) i.c. de Verordening Ruimte 2012, milieutechnisch in principe onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit (landbouw-/groene sector) en qua arbeidsvoorwaarden onder de CAO Hoveniersbedrijven. De werkzaamheden worden vooral uitgevoerd voor diverse overheids- of particuliere instellingen, o.a. provincies, gemeenten, waterschappen, zorginstellingen, natuur- en recreatieschappen, agrariërs, en dergelijke. Veel projecten worden op projectbasis c.q. totaalbeheer uitgevoerd en/of aangenomen. De professionaliteit en het onderscheid in de markt wordt gekenmerkt door vele certificaten en erkenningen, op het gebied van ‘groenkeur’, VCA, ISO 9000 en 140001 (milieu), etc. Daarnaast spelen duurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), CO2-prestatieladder, etcetera een voorname rol binnen de bedrijfsstructuur. Dit vertaald zich ook inzake het in dienst hebben van Wajongers (o.g.v. WAJONG), de inzet van personen van Drechtwerk, en dergelijke. -Toekomstperspectief Het bedrijf bevindt zich thans, gezien haar werkgebied, -aanbod en verdeling in de markt (c.q. economische omstandigheden), in een relatief stabiele fase. Afgezien van autonome groei/ontwikkelingen is een specifieke groei of uitbreiding (in soort activiteiten) niet voorzien. Autonome ontwikkelingen op het gebied van technische- en innovatieve ontwikkeling, waarbij modernisering, duurzaamheid en zuinig gebruik (CO2, milieu), naast het klantgerichte contact, speerpunten zijn, zijn benodigd voor het kunnen blijven voldoen aan de hoge mate van kwaliteit en service. Verheij wenst met een professionele uitstraling, vakbekwaam personeel en materieel, welke efficiënt, duurzaam en prijstechnisch, doelmatig ingezet kunnen (blijven) worden een voortzetting van het bedrijf te continueren. Een inrichting welke aansluit bij voornoemde ‘visie’, rekeninghoudend met omgeving/belanghebbende, is wenselijk c.q. wordt beoogd.
2.2 AGRARISCH AANVERWANT BEDRIJF Het bedrijf Verheij is in navolging van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel getypeerd als ‘landschapsverzorging’. Het bedrijf is gericht op de dienstverlening (middels inzet van personeel en
CUMELA Advies (concept 2)
8
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
materieel) van het beheer en onderhoud van het agrarisch gebied (buitengebied in brede zin), de groen en blauwe functies in stedelijk- en landelijk gebied, met respect voor natuur en groen. Bij de dienstverlening ten behoeve van groenbeheer, natuur, bosbouw, landbouw, cultuurtechniek in brede zin wordt gebruik gemaakt van (landbouw-)voertuigen, motorrijtuigen met beperkte snelheid en werktuigen etc. Het bedrijf is gezien de aard van haar werkzaamheden en functionaliteit voor het buitengebied, overeenkomstig de definitie zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Zuid-Holland (art. 1, lid 5), krachtens het bestemmingsplan Buitengebied Sliedrecht bestemd als ‘agrarisch aanverwant bedrijf’ met de aanduiding hovenier. -cumelasector / dienstverlening Bij loonbedrijven/ ‘agrarisch aanverwante bedrijven’, hebben er de laatste jaren inherent aan de ontwikkelingen van het buitengebied in brede zin, een herverdeling van werkvelden plaatsgevonden. Niet enkel de agrariërs zijn beheerder van het buitengebied of opdrachtgever voor werken. De feitelijke activiteiten in casu aard van de ondernemingen, binnen en buiten de inrichting, zijn niet gewijzigd. Er is in alle gevallen sprake van de stalling van landbouwmachines, motorrijtuigen met beperkte snelheid, werktuigen en overige hulpmiddelen, onderhoud en reparatie aan eigen materieel en de opslag van een strategische werkvoorraad aan hulp-, bouw- en grondstoffen. De gewijzigde rol van de cumelabedrijven in het buitengebied (‘beheerder en uitvoerder van de buitenruimte in brede zin”) is door CUMELA Nederland in relatie tot het concept van de provinciale Verordening Ruimte (2010) van Zuid-Holland ook kenbaar gemaakt middels een zienswijze. Bij de vaststelling van de Verordening Ruimte heeft dit tot aanpassing geleid. De begripsomschrijving van agrarisch aanverwant bedrijf is als zodanig aangepast. Algemeen: Zowel landelijk als in de provincie Zuid-Holland is circa 90-95% van de cumelabedrijven gevestigd in het buitengebied c.q. een kernrandzone. De gemiddelde bedrijfsgrootte, qua oppervlakte, is 1,25 hectare en in 98% van de gevallen is een bedrijfswoning aanwezig. De gemiddelde bedrijfsomvang – qua werkgelegenheid – is 10 FTE. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat de cumelasector de grootste werkgever is voor personeel in (en uit) het landelijk gebied. Dit geeft –kortweg - aan hoe de cumelabedrijven zijn georganiseerd en ontwikkeld, alsmede het belang en noodzaak van de cumelabedrijven in én voor het ‘buitengebied in brede zin’. Kortom: Er is, naast de agrarische sector, geen andere sector welke in een dergelijke mate gevestigd is in het buitengebied als de cumelasector ! Dit zegt veel over deze sector en de daarmee samenhangende ruimtelijke belangen !)
CUMELA Advies (concept 2)
9
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
3. BESTAANDE-/BEOOGDE LOCATIE (PLANGEBIED) Dit hoofdstuk bevat de planbeschrijving, bestaande uit een weergave van de huidige locatie, probleemstelling (alsmede de nut, onderbouwing en noodzaak voor ontwikkeling), alternatieve locaties, en dergelijke.
3.1 BESTAANDE LOCATIE Om een indruk te verkrijgen van de huidige- (en toekomstige) ruimtelijke indeling van het terrein aan de Kweldamweg 49 wordt verwezen naar de diverse situatie- en inrichtingstekeningen, welke zijn opgesteld door RoosRos Architecten te Oud-Beijerland. In paragraaf 1.2 is nader ingegaan op de diverse afmetingen van het terrein en de bebouwing. De in dit rapport opgenomen illustraties en afbeeldingen geven een algemeen beeld. Het totale oppervlak van het plangebied is circa 2 hectare. Aan de westzijde van het plangebied zijn gronden gelegen, welke betrokken worden (kunnen) bij de uitwerking van het plan. De kadastrale gegevens zijn; Gemeente Sliedrecht, sectie L, nrs: 27 en 670 (plangebied) en overige landbouwgronden (nrs. L. 667 en 668). 2
De huidige bedrijfslocatie omvat een bebouwd oppervlak van circa 1.000 m , waarin kantoorfaciliteiten 2 en ruimten voor het personeel (kantine, sanitair, kleedruimten) zijn gerealiseerd (ca. 360 m ). Het 2 overige deel is als werkplaats (ca. 300) en stallingsruimte ingericht (ca. 340 m )
Ilustratie: Materieel van Verheij / Vertrek materieel vs ruimtegebruik De niet bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de volgende doeleinden: - parkeergelegenheid voertuigen personeel en bezoekers; - parkeren materieel/voertuigen, welke niet inpandig gestald kunnen worden; - stallingsruimte containers; - op- en overslagruimte voor grond-, bouw-, en overige (afval-)stoffen groenmaterieel, compost, tuinturf, takken-/snoeihout, etc.); - manoeuvreerruimte voor materieel, werktuigen, e.d.
(zoals
3.2 PROBLEEMSTELLING De huidige locatie biedt te weinig mogelijkheden voor de bestaande activiteiten. Concreet zijn de volgende aspecten niet of nauwelijks uitvoerbaar (beknopte weergave): Gebrek aan gebruiksruimte voor stalling, logistiek, parkeren, op-/overslag, etc.
CUMELA Advies (concept 2)
10
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Geen/te weinig bouwmogelijkheden voor bedrijfsgebouw c.q. werktuigenberging (werkplaats/opslag te klein én veel ‘kwetsbaar’ materieel kan niet inpandig/beschermd gestald worden); Kantoorfaciliteiten (tekort aan (kantoor-)werkplekken), Logistieke afwikkeling / manoeuvreerruimte (terrein is maar via een zijde te ontsluiten); Buitenopslag.
In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de beperking van de gebruiksmogelijkheden en de redenen waarom aanpassing van de bedrijfslocatie noodzakelijk wordt geacht.
3.3 BEOOGDE INRICHTING / PLANGEBIED (SCHEMATISCH) Onderstaand is schematisch een onderverdeling gemaakt van de huidige situatie in relatie tot de oppervlakte van het terrein alsmede de beoogde / noodzakelijke indeling van het plangebied.
Overzicht indeling terrein: Bestaand / beoogd + omvang per voorziening Huidige situatie I: 1 2 3 4 5 6 7
Beoogde-/benodigd Oppervl. 2 (m )
Terrein Grootte/omvang (kad.) Grootte/omvang (eff.) * Groen/landschapp. inrichting terrein * Bebouwing * Logistieke / vrij ruimte * Parkeren personeel/ derden * Opslag stoffen/goed. (buiten)
9560
50st.
Effectief bruikbaar uitoef. bedrijfsactiviteiten
8700 1200 1000 1500 625 800 3575
II: Materieel 8 Eenheden (gemiddelde gegevens) 350 TOTAAL OPPERVLAKTE 0 9 Ruimte rondom materieel (norm) Stallingruimte materieel (benodigd) 10 Stallingruimte materieel (uitbreiding t.o.v. bestaand) III: 4.1 4.2 4.3
Bebouwing (ca.) > kantoor / pers.faciliteiten (bebouwd opp.) > werkplaats / magazijn/voorraad e.d. > stallingsruimte (inpandig)
Oppervl (ca.) 20000 18700 3000 2000 2500 1000 2500 7700
15 5250 5250 2100 7350
1000 360 300 340
7350 3775 2000 670 630 700
TOELICHTING: 1 Kadastrale oppervlakte van kavel L27 (bestaand) : in nieuwe situatie is uitgegaan van tot. 2 ha; 2
Perceel begrenst via sloten/water; Kadastr. grens is midden van sloot: in nieuwe situatie +10.000 m
3
Bestaand groen op terrein wordt steeds minder : in nieuwe situatie = zie plan ROOSROS
2
4 5 6
Zie plantoelichting Ruimte benodigd voor logistiek / extra toegangsweg e.d. 2 2 Nu 50 'krappe' parkeerplaatsen van ca. 12.5 m ; wordt ca. 65 plaatsen van 15 m 7 Zie plantoelichting 2 / eenheid 8 Zie plantoelichting ; totaal ca. 350 eenheden, met gemiddeld omvang van 15 m 9 O.g.v. KWIN-norm is per machine/eenheid 40% 'vrije' ruimte benodigd 2 10 Uitbreiding stallingsruimte i.r.t. huidige omvang bedrijf = 3.775 m (het 'tekort' wordt in huidige situatie 'opgevangen' door materieel op locatie te laten/personeel neemt naar huis/"stapelen" /dubbele opslag/etc.
CUMELA Advies (concept 2)
11
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
3.4 BEOOGDE INRICHTING / PLANGEBIED (TOELICHTING) In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de noodzakelijkheid om te komen tot een meer doelmatige- en effectieve bedrijfslocatie. Voor een nadere indeling en weergave van de feitelijke beoogde indeling wordt verwezen naar paragraaf 3.3 alsmede de inrichtingsplannen welke zijn opgesteld door RoosRos te Oud-Beijerland. Onderstaand is per onderdeel een en ander uitgewerkt. Uitgaande van de huidige- en toekomstige activiteiten-/ontwikkelingen is er binnen het bedrijf/bedrijfslocatie al meerdere jaren behoefte aan de volgende ontwikkelingen; A) Vergroten bestemmingsvlak: Zoals in hoofdstuk 2 verwoord is het bedrijf het afgelopen decennia uitgegroeid naar een middelgrote onderneming inzake MKB-bedrijven én een grote onderneming binnen de cumelasector. Inherent aan deze groei is de toename van het personeelsbestand alsmede het aantal machines/werktuigen i.c. machinepark en derhalve de noodzaak voor meer gebruiksruimte. Dit uit zich in meer parkeerplaatsen voor voertuigen van het personeel, meer kantoormogelijkheden (zie paragraaf 3.2 en onderdeel B), maar ook gebruik-, stallings- en manoeuvreerruimte voor het werkmaterieel. Het bedrijfsmachinepark bestaat uit circa 350 eenheden, zoals bedrijfsauto’s-/voertuigen, landbouwtractoren, gazonmaaiers, maaikorf/boten, motorrijtuigen met beperkte snelheid, aanhang-/schaftwagens, veegmachines, zoutstrooiers en dergelijke, alsmede (hand-)werktuigen, waaronder heggenscharen, bladzuigers, spuitmachines, enzovoort. Alhoewel er naar gestreefd wordt (deels ook door bestaand gebrek aan ruimte op eigen locatie ingegeven) om – indien mogelijk – machines/werktuigen op de werklocatie ‘te laten’ of dat het personeel het ‘mee naar huis neemt’, heeft iedere machine/werktuig zijn eigen ruimtebeslag binnen de inrichting. Vanwege de omvang van het machinepark ansich, alsmede de toegenomen omvang van de afzonderlijke machines/werktuigen op zich (ter vergelijk: vroeger was een 70 – 80 kW tractor al relatief groot, nu bedraagt dit circa 180-200 kW) is het ruimtegebruik qua stalling, manoeuvreerruimte en logistieke handelingen evident toegenomen. Het is gebruikelijk dat het machinepark bij terugkeer op de locatie voorzien wordt van brandstof (afgetankt) en – eventueel – gereinigd of gerepareerd/onderhouden. Laatstgenoemde activiteiten vinden plaats in de specifieke werkplaats/herstelruimte (overdekt). Aangezien de bedrijfslocatie slechts via één toegangsweg bereikbaar is, leidt voornoemde tot dagelijkse logistieke problemen op het terrein. Het merendeel van het personeel komt tussen circa 16.30 en 18.00 uur terug op de bedrijfslocatie, waardoor ‘spitsuur’ ontstaat tussen aankomende voertuigen/materieel, parkeren, aftanken, stalling, etc. alsmede het personeel dat het terrein verlaat met eigen voertuig. In de ochtend is feitelijk sprake van een soortgelijke situatie, wanneer werknemers naar bedrijf toekomen en, na het ‘opstarten’ van het werkmaterieel, vertrekken naar de werklocatie buiten de inrichting (zie voor aspect ‘verkeer’ – hoofdstuk 5). Het hiervoor geschetste problematiek inzake een te beperkte gebruiksruimte (“de omvang van het bedrijf is gegroeid, maar de locatie is (nog) niet meegegroeid”) leidt tot inefficiëntie, meer verplaatsingen op het terrein, onnodige schade / reparaties, enzovoort. Bij onderdeel B wordt beargumenteerd en inzichtelijk gemaakt dat er op grond van de bestaande situatie alreeds de noodzaak aanwezig is aan meer bebouwd oppervlakte. Afgezien van omvang en plaatsing op het terrein leidt het oprichten van bebouwing tot een afname aan – onbebouwde - de gebruiksruimte op het overige terrein. Eveneens is een adequaat oppervlakte, middels diverse opslagvakken voor bouw-, grond- en afvalstoffen (groenmateriaal), benodigd (zie hierna onderdeel C).
CUMELA Advies (concept 2)
12
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
2
B) Extra bebouwing ter grootte van ca. 1.000 m : 2 Op het terrein is thans circa 1.000 m aan bebouwing aanwezig. Zoals eerder vermeld is hiervan een deel als kantoor ingericht, een werkplaats/magazijn en overdekte werktuigenberging. - Kantoor In navolging van de groei van het bedrijf is enerzijds de organisatiestructuur ‘meegegroeid’, wat geleidt heeft tot meer ‘overhead’ inzake administratie, facturatie, werkvoorbereiding, planning, monteurs en dergelijke. Anderzijds vindt door de mate van dienstverlening, de toename aan automatisering/technologie in combinatie met het aannemen van werken (bestek, begroting, calculatie) en het projectmatig werken (werkoverleg, planning, rapportages, tekeningen/overzichten etc.) meer ‘werk’ op kantoor plaats. Inherent aan de ontwikkeling is derhalve de behoefte aan meer ‘werkplekken’ aanwezig en daarbij behorende faciliteiten. Voor de bestaande situatie is tenminste behoefte aan ca. 10 - 15 werkplekken, wat grofweg 2 resulteert in de noodzaak van 150 m extra ruimte voor werkplekken. In combinatie met overige voorzieningen, zoals spreekkamers, archiefruimte, keuken, sanitair, e.d. alsmede uitbreiding van kantineruimte voor het personeel zal een herverdeling van werkplekken/functies plaats kunnen vinden. Derhalve is tenminste behoefte aan een toename 2 van 300 m aan kantoorruimte. - Werkplaats/ stallingsruimte Een soortgelijk parallel is te maken voor de omvang van de werkplaats én de noodzakelijke overdekte stallingsruimte. Het onderhoud en beheer van het materieel wordt om kostentechnische redenen en specifieke kennis van het materieel – zoveel als mogelijk – in eigen beheer uitgevoerd. Een ruime en goed geoutilleerde werkplaats is hierbij, mede vanwege arbeidstechnische- en milieukundige redenen, opportuun. Ten opzichte van de situatie in 1999/2000 is de huidige werkplaats te klein. Ook de behoefte aan een groter magazijn (voorraad onderdelen, hulpmiddelen, etc.) is aanwezig. Hoewel het een utopie is (en derhalve ook niet benodigd) om het gehele machinepark inpandig te kunnen stallen, is dit wel voor een deel van het machinepark (voertuigen, werktuigen en gereedschappen) opportuun. Veel materieel is met (kostbare) en fijngevoelige elektronische- en innovatieve voorzieningen uitgerust. Het onnodig bloot stellen van dergelijke apparatuur, indien deze niet in bedrijf zijn, leidt tot extra storingen, schade, e.d. in casu tot bedrijfstechnisch- en economisch ongunstige situatie. Dientengevolge en inzake de autonome toename in het aantal machines, omvang van de afzonderlijke machines/werktuigen (i.v.m. capaciteitsbehoefte), het niet onnodig buiten hoeven stallen van materieel, etc. meer ruimte aan overdekte stalling benodigd voor de bestaande situatie. 2 In de huidige situatie wordt circa 300 m gebruikt ten behoeve van het uitvoeren van onderhoud en reparaties. Deze werkruimte is om bedrijfstechnische redenen te klein, maar ook in relatie tot de benodigde voorzieningen (werkbank, hulpapparatuur, e.d.) wat vervolgens tot spanningen leidt op gebied van arbeids- en milieuomstandigheden. De toename van het aantal machines en werkmaterieel leidt ook tot het uitvoeren van meer (noodzakelijk en preventief) onderhoud maar ook reparaties vanwege schade, storingen, e.d. De technologie en techniek/elektronica is ook verder toegenomen. Voornoemde betekent dat de onderhoudsfrequentie en doorlooptijd in de werkplaats groter is. Ook de voorraad aan onderdelen per machine is toegenomen. Om toch te kunnen voorzien in een modern en goed kwalitatief machinepark is uitbreiding van de werkplaats opportuun. Hierin kan voorzien worden door de thans in gebruik zijnde stallingsruimte te gebruiken/in te richten als werkplaats en opslag onderdelen, reservedelen, etc. - Stallingsruimte materieel Het bedrijf heeft een omvangrijk machinepark. Een groot deel hiervan zijn ‘kwetsbare’ machines, vanwege onder andere: * Materieel bevat hoge mate technologie en elektronica;
CUMELA Advies (concept 2)
13
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
*
* *
Materieel bevat draaiende, onbeschermde (tegen weersinvloeden) onderdelen; bij stilstand c.q. indien materieel niet in gebruik is, leidt dit tot roestvorming, ‘vastlopende’ onderdelen en derhalve storingen en dergelijke met een toename aan onderhoud/reparaties tot gevolg; Divers materieel is zeer ‘gewild’ bij het ‘dievengilde’ (extra bescherming is noodzakelijk); Diverse machines/ werktuigen zijn maar een deel van het jaar inzetbaar. In de tijd dat het materieel niet gebruikt wordt, is inpandige stalling vereist.
Hiervoor bedoelde ‘kwetsbaar’ materieel zijn o.a.: gazonmaaiers, taludmaaiers, tractoren, quads, spuitmachines, graszaaimachines, strooiers, mini-shovels, onkruidborstels, bladblazers, hand-werktuigen, enzovoort, enzovoort. De ‘niet- c.q. minder kwetsbare’ groep aan materieel bestaat uit bedrijfsauto’s/-bussen, aanhangwagens, watertanks, kipwagens, en dergelijke. Deze machines hebben – per stuk – een relatief grotere omvang c.q. ruimtebeslag. Inherent aan de genoemde groei en ontwikkeling van het bedrijf is ook de groep ‘kwetsbare’ machines/werktuigen toegenomen. Van het huidige machine-/materieelpark (350 eenheden) zijn er in totaal circa 160 eenheden als ‘kwetsbaar’ aan te merken. Schematisch weergave: Aantal
Machinepark totaal -kwetsbare groep
350 160
Gem. oppervlakte per 2 machine (m ) 12 - 15 6
Totaal benodigde plaatsingsruimte 2 4.200 - 5.250 m 2 960 m
Beschikbare inpandige stallingsruimte 2 340 m 2 340 m
Uit het overzicht blijkt dat de beschikbare ruimte aan bebouwing ten behoeve van het inpandig stallen van de ‘kwetsbare’ groep machines/werktuigen zeer nijpend is. Tot op heden wordt dit deels opgevangen, door materieel elders te stallen, door - waar mogelijk – materieel ‘te stapelen’ (via stellages) of heel strak tegen elkaar aan te zetten. Dit alles leidt tot veel extra handelingen, toename aan schade, kosten, inefficiency en dergelijke. Conclusie ‘bebouwing’ Uit voormelde blijkt duidelijk dat er vanuit meerdere perspectieven (kantoor, werkplaats, stallingsruimte) behoefte is aan uitbreiding van bebouwing. Het vigerende bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van tenminste 10% uitbreiding van de inhoud van de bestaande 2 2 bebouwing (= gemakshalve 100 m ), of - onder voorwaarden – 30% (300 m ). Alhoewel het bestemmingsplan deze uitbreidingsmogelijkheid biedt, blijkt duidelijk zijn dat dit bij lange na niet in de behoefte voorziet. Geopteerd wordt voor het realiseren van een ‘spiegelbeeld / boerenerf-principe, zie plan RoosRos) qua bebouwing met een gelijke stijl en uitstraling als de bestaande bebouwing. 2
De uitbreiding van 1.000 m aan bebouwing (100%) is derhalve opportuun. Hierdoor wordt er ruimte gecreëerd om: - te voorzien in de extra benodigde kantoorplekken én –faciliteiten; - de werkplaatsfaciliteiten te optimaliseren (vermoedelijk zal bestaande bebouwing hiervoor volledig ingericht worden); 2 - in de nieuw te realiseren bebouwing circa 750 m aan stallingsruimte voor het ‘kwetsbare’ materieel te faciliteren (door effectief en zuinig ruimtegebruik c.q. indeling van de ruimte kan – in navolging van de bestaande werkwijze – voorzien worden in voldoende inpandige stallingruimte). C) Opslagvoorzieningen: Het onderdeel opslagvoorziening is essentieel als ‘verlengstuk’ van de dienstverlening van het cumelabedrijf i.c. het bedrijf Verheij.
CUMELA Advies (concept 2)
14
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
De werkzaamheden dienen op de werklocatie (buiten de inrichting) normaliter vroegtijdig aan te vangen (bijvoorbeeld 7.00 uur op locatie). Onder andere bij ‘kleinere’ klussen is het gebruikelijk, en onderdeel van de service dat het cumelabedrijf/hovenier zorgt draagt voor de hulp-, gronden benodigde goederen/stoffen. Dit betreft bijvoorbeeld zaaizaden, grasmengsels/plantmateriaal of bijvoorbeeld (kunst)meststoffen, en dergelijke. Voornoemde is ook van toepassing bij grondverbeteringsprojecten, het aanleggen van een natuurvriendelijke oever of andere landschapselementen. Bij genoemde werken is het zeer doelmatig en efficiënt dat Verheij direct de benodigde hulp-/grondstoffen kan meebrengen en ter plaatse, bij de klant, nuttig kan toepassen. Om dit vanuit bedrijfsmatig en strategisch oogpunt te realiseren is een doelmatige op- en overslag (strategische werkvoorraad) binnen de inrichting aan de Kweldamweg gewenst. In het verlengde van de uitgevoerde activiteiten van het bedrijf én overeenkomstig de milieukundige mogelijkheden van het Activiteitenbesluit is de op-/overslag c.q. bewerking/verkleinen van groenmateriaal (takken, grof hout, e.d.) opportuun. Om dit vrijkomend materiaal, na bewerking, duurzaam in te zetten / nuttig toe te passen zijn faciliteiten hiertoe binnen het bedrijf wenselijk. 2 Nu is op het achterste deel van het bedrijf hiervoor een beperkte ruimte van circa 800 m hiervoor in gebruik. Het leveren van ‘hoogwaardige’ grond-/hulpstoffen (zand, grond, teeltaarde, e.d.), die toepasbaar zijn naar ratio van gebruiksfunctie en kwaliteit (rekening houdend met humane- en ecologische waarde) wordt door Verheij nagestreefd en beoogd. Door een doelmatige op-/overslagvoorziening kan, conform het Besluit bodemkwaliteit, gescheiden opslag plaatsvinden naar functie (landbouw/natuur, wonen, industrie) en kwaliteit (AW, wonen, industrie) van grondstromen. Tevens is het door zeven en mengen mogelijk om specifieke toepassingen van grond (bomengrond, bomenzand, verrijkte teeltaarde, e.d.) afhankelijk van gebruik en geleverd ‘op maat’ per opdrachtgever. Door een goede opslagmogelijkheid onder beheersbare condities is/wordt de kwaliteit van het product gewaarborgd en de eventuele bodemrisico’s geminimaliseerd. Alhoewel Verheij tracht om vrijkomend stof- en geurpotentieel, e.d. bij deze activiteiten wenst te voorkomen, is dit in navolging van natuurlijke processen en de bijbehorende handelingen niet geheel te voorkomen. Beoogd wordt om circa 10 opslagdepots te maken, afgeschermd door keerwanden van circa 2 3 180-200 m per vak. Op deze wijze is de opslag van groenmaterieel (600 m ) en diverse – gescheiden - partijen van zand (div. kwaliteit/functie), bomengrond, compost, bomenzand, e.d. effectief mogelijk. Rekening houdend met functionele ruimte voor het laden en lossen van de 2 stoffen/goederen is tenminste een oppervlakte van 2.500 m opportuun. -CONCLUSIE De bovenstaande redenering/toelichting op de diverse onderdelen leidt ertoe dat een uitbreiding van het bestemmingsvlak in westelijke richting ter grootte van 1,0 hectare (= gezamenlijk 2,0 hectare) voorziet in de behoefte. In combinatie met het behoud van symmetrie in casu het verkavelingspatroon van het landschap, de beoogde inrichting als ‘boerenerf’, het versterken van de groenelementen op en nabij het terrein/plangebied, etc. leidden ertoe dat een uitbreiding van 100% (qua bebouwing alsmede bestemmingsvlak) in totaliteit als zodanig verantwoord is. Zie voor detaillering, inrichting en vormgeving de inrichtingstekeningen van RoosRos Architecten te Oud-Beijerland.
3.4 ALTERNATIEVEN Alvorens nader ingegaan kan worden op een uitbreiding op de huidige locatie dient nader – op grond van provinciaal beleid – beoordeeld te worden of alternatieve locatie in casu verplaatsing mogelijk is. In dit kader is, rekening houdend met bedrijfseconomische/-technische, ruimtelijke, landschappelijke, bereikbaarheid/ontsluiting en stedenbouwkundige aspecten (en financiële haalbaarheid) een nadere analyse uitgevoerd naar beschikbare locaties/vestigingsmogelijkheden in de omgeving.
CUMELA Advies (concept 2)
15
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Vanuit bedrijfstechnisch oogpunt en op grond van een reëel toekomstperspectief i.c. optimalisatie van de bedrijfsvoering op een ‘nieuwe locatie’ zijn de onderstaande aspecten een minimaal vereiste: 2 Bedrijfsoppervlakte ca. 20.000 m ; 2 Bebouwingsmogelijkheid, ter grootte van tenminste 2.000 m ; Voorzieningen t.b.v. buitenopslag; Gunstige ligging t.o.v. werkgebied; Goede ontsluiting (doelmatig/bereikbaarheid (landbouw-)verkeer); Geen hinder/belemmering van/door omliggende objecten/omgeving. - Bedrijfsterreinen Op grond van een analyse van alternatieve mogelijkheden in de omgeving (rekening houdend met werkgebied) resteren onder andere volgende objecten/locaties: - Bedrijfsterreinen in Sliedrecht, Alblasserdam, Gorinchem, Noordeloos - Voormalig agrarisch bedrijf (VAB-locatie) Gezien de bedrijfsoppervlakte én het provinciaal beleid (Verordening ruimte) is sprake van een bedrijf (agrarisch aanverwant bedrijf) welke qua type en aard van de werkzaamheden, in een bestaande situatie, past c.q. thuishoort in het landelijk gebied. Indien sprake is van ‘nieuwvestiging’ zal het bedrijf in eerste aanleg op een bedrijfsterrein gevestigd moeten zijn. Wanneer vestiging op het bedrijfsterrein aan de orde is, wil het bedrijf Verheij hierbij uiteraard met haar volledige activiteiten aan de slag kunnen (dus geen gedeeltelijk verplaatsing c.q. dependance) . Bij verplaatsing moet gedacht worden aan een totale verplaatsing van de bedrijfslocatie-/activiteiten. Dit betekent dat een terrein van tenminste 2 hectare opportuun moet zijn. In de relatief directe omgeving zijn diverse industrieterreinen gelegen met een verschillend karakter, waaronder: - De Driehoek (zie hieronder nader uitgewerkt) - Noord Oost Kwadrant (bedrijfsverzamelgebouwen/langs A15hoogwaardige beeldkwaliteit) - Nijverwaard (diversiteit gebouwen/meubelboulevard) - Vinkenwaard (verhuisbedrijven-/transport-/autoboulevard); - Nieuwland Parc (bedrijfsverzamelgebouwen / kleinere percelen); - Blauwe Zoom (geen geschikte locatie); - overig Algemeen: Uitgaande van gemiddelde bedragen voor de aanschaf van industriegrond van € 225,--/m² voor de regio zou de investering voor enkel de benodigde oppervlakte ongeveer € 4.500.000,- bedragen. Daar komen de kosten voor inrichting van gebouwen, verharding, bewaking, inrichting, e.d. van grofweg € 1.500.000,- bij (globale indicatie). Genoemde investering is in relatie tot de omzet i.c. bedrijfseconomisch / financieel niet haalbaar. De productiewaarde van de grond verhoudt zich niet tot het rendement. De exploitatie/huisvestingskosten zullen fors toenemen ten opzichte van de huidige kosten. De marges én het rendement binnen de cumelasector staan onder druk. Er is niet nagegaan of financiering mogelijk is. De kans is echter reeël dat de huisfinancier op een financieringsaanvraag (netto uitbreiding van € 6.000.000,-) geen toestemming geeft. De eventuele opbrengst van het huidige perceel zal relatief beperkt zijn. Uit een eerste globale verkenning van de bedrijfsterreinen blijkt dat er nagenoeg geen adequate locaties voor het vestigen van een dergelijk bedrijf opportuun zijn. Veel locaties laten op grond van het bestemmingsplan slechts bedrijven toe in categorie 1 en/of 2, veelal dient voorzien te worden in hoogwaardige beeldkwaliteit en een relatief hoog bebouwingspercentage, de aanwezigheid van buitenopslag is veelal een beperkende factor voor dergelijke bedrijven i.c. Verheij. Dit geldt ook in relatie tot de voor Verheij relevante opslag van stoffen, zoals groenmateriaal e.d. én de daarbij behorende stof- en geurcomponenten.
CUMELA Advies (concept 2)
16
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Een gedeeltelijk verplaatsing van de activiteiten leidt naast het financiële aspect tot een tweetal locaties en voorzieningen. Dit komt de efficiëntie en de bedrijfsorganisatie niet ten goede. Daarnaast zullen extra bewegingen ontstaan tussen de twee locaties. Milieutechnisch en in relatie tot duurzaamheid is dit niet gunstig. De Driehoek: Specifiek aandacht wordt besteed aan het bedrijfsterrein ‘De Driehoek”. Dit terrein gelegen aan de noordrand van de gemeente Sliedrecht, begrensd door de infrastructurele voorzieningen als de Betuwelijn, de A15 en de spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen (zie illustratie hiernaast / de locatie Kweldamweg 49 ligt geheel rechts (noord-oosten)), heeft een grootte van (netto) 8 hectare. Voor dit gebied is op 6 december 2010 het bestemmingsplan De Driehoek door de raad vastgesteld. Beoogd werd om tenminste het bedrijf ABB Ontwikkeling, de gemeentewerf met milieustraat en een bagger- en slibdepot en waterberging te realiseren (doelstelling 2010). Vanwege beleidsontwikkelingen en de veranderde economische situatie zijn voornoemde, beoogde, ontwikkelingen afgezien van het bagger- en slibdepot niet gerealiseerd. Recent is besloten door de gemeente Sliedrecht (o.a. raadsvoorstel 20 augustus 2013) dat de verplaatsing van de gemeentewerf met milieustraat en de verplaatsing van ABB niet doorgaat, op grond van nieuw beleid. Thans wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd voor de nadere ontwikkeling van De Driehoek. Bij de aanleg van de Betuwelijn is met het oog op de ontsluiting van De Driehoek een viaduct gerealiseerd onder de spoorlijn Dordrecht - Gorinchem. Deze in/uitgang is bedoeld voor alle verkeerssoorten niet in het laatst voor weggebonden vrachtverkeer aangezien de ontsluiting van Driehoek direct gekoppeld zit aan bestaande de op- en afrit van de A15. Gezien de ligging van het terrein direct aan / langs de A15 is het vestigingsbeleid primair gericht op en interessant voor weggebonden bedrijvigheid. Bedrijven met een milieuzonering behorend bij categorie 3.2 zijn toegestaan. Voor de bebouwing nabij / langs de A15 is een nader beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarbij een passende- en representatieve uitstraling vereist is. Zoals de naamgeving al doet vermoeden (De Driehoek) bestaat het terrein veelal uit ‘schuine’/glooiiende lijnen. Weliswaar zijn rechthoekige vormen te realiseren, al is daarbij sprake van ‘verloren’ meters welke mogelijk voor groen/landschappelijke inpassing bruikbaar zijn/ingezet kunnen worden. De investeringskosten (grond, inrichting, bebouwing, etc.) voor Verheij voor deze locatie bedragen 2 circa 280 – 320 euro/m (ca. 5.600.000 – 6.400.000 euro). De ligging van de locatie langs/aan de A15 levert Verheij niet direct een meerwaarde. De bereikbaarheid van de huidige locatie is eveneens zeer goed én meer landelijk gelegen. De beschikbaarheid van de kavels en de vestigingsvoorwaarden voor dit industrieterrein zijn voor Verheij toereikend. Het kritische aspect is gelegen in de investeringskosten versus rendement. De financiële- en economische lasten zijn dusdanig groot dat dit geen verantwoord beleid zou vertegenwoordigen. Conclusie bedrijfsterreinen Uit voornoemde analyse omtrent het beschikbaar zijn van een alternatieve locatie op een industrie/bedrijfsterrein, alsmede de toename van huisvestigingskosten én financieringsmogelijkheden, kan op voorhand gezien de aard van het bedrijf, de marges in de sector, de binding met het landelijk gebied / Sliedrecht geconstateerd worden dat van een acceptabele- en verantwoorde verplaatsing naar een industrieterrein geen sprake kan zijn. Voornoemde is ook ‘zichtbaar’ op grond van de algemene landelijke kenmerken van de CUMELA – groensector. Zoals in paragraaf 2.2 verwoord is circa 95% van de bedrijven in het landelijk gebied
CUMELA Advies (concept 2)
17
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
gevestigd. Ook op grond van de Leidraad Groenvoorzieningsbedrijven (DHV – 2006), zie paragraaf 4.5, is een vestiging in het landelijk gebied verantwoordbaar. -Vestiging op een voormalig agrarische bedrijfslocatie (VAB-beleid) Overeenkomstig de Verordening Ruimte (artikel 3, lid 2 onder c) is het een mogelijkheid dat nietagrarische bedrijven, waaronder agrarisch aanverwante bedrijven, zich – onder voorwaarden vestigen op een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Geschikte vrijkomende agrarische locaties met een omvang van tenminste 2,0 hectare zijn er nauwelijks, laat staan dat ze beschikbaar komen in dit gebied voor de ‘vestiging van niet-agrarische bedrijven’. Ook aan de gestelde voorwaarden, waaronder hergebruik van bestaande bebouwing én geen toenamen van verkeersbewegingen, kan gezien de omvang van het bedrijf Verheij in casu de ‘minimale vereiste’ niet worden voldaan. De mogelijk beschikbare bestaande agrarische bedrijven hebben veelal een kleinere bouwkavel of worden naar andere functies (wonen) omgezet.
CUMELA Advies (concept 2)
18
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
4. BELEIDSASPECTEN Bij planologische ingrepen is het beleidskader van evident belang. Onderstaand zijn voor het plangebied de meest relevante beleidsaspecten weergegeven en een afweging gemaakt of de ontwikkeling passend binnen het beleidskader.
4.1 RIJKSBELEID - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. De SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is op 13 maart 2012 vastgesteld. In de SVIR is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De Nota Ruimte heeft vier algemene doelen: versterken van de economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle groengebieden en veiligheid. Op het gebied van verstedelijking zet de Nota Ruimte in op een voortzetting van het bundelingsprincipe. Bundeling draagt bij aan economische schaalvoordelen, benutting van (overheids)investeringen in voorzieningen (zoals die in infrastructuur), versterkt het draagvlak voor diverse stedelijke voorzieningen en beperkt de druk op het landelijk gebied. Bundeling van verstedelijking en economische activiteit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd wordt gelokaliseerd. Dat wil zeggen zoveel mogelijk in het bestaand bebouwd gebied, aansluitend op de bestaande bebouwing. De Nota Ruimte streeft daarmee naar een optimale benutting van het bebouwd gebied. Intensief ruimtegebruik door middel van bijvoorbeeld hoogbouw en ondergronds bouwen speelt daarbij een rol. Revitalisering, herstructurering en transformatie is cruciaal om deze ruimtelijke doelen van de Nota Ruimte te kunnen bereiken. Dat geldt eveneens voor een zorgvuldig beheer van het bestaand stedelijk gebied. De Nota Ruimte gaat in haar sturingsfilosofie uit van een vergaande mate van beleidsdecentralisatie. Dat wil zeggen dat het provinciaal beleidskader de komende jaren steeds meer richtinggevend zal zijn. Het rijksbeleid zoals opgenomen in de (ontwerp) SVIR richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de ‘SER-ladder’), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. In het mobiliteitsbeleid komt de gebruiker centraal te staan en wordt de samenhang tussen de verschillende modaliteiten en tussen ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit versterkt. In totaal zijn in de SVIR 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarvan een gedeelte gelijktijdig met de SVIR in werking is getreden. In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in
CUMELA Advies (concept 2)
19
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
acht worden genomen bestemmingsplannen.
bij
het
opstellen
van
provinciale
ruimtelijke
verordeningen
en
Het planvoornemen voorziet in het bieden van ruimte, middels uitbreiding, aan een bestaand agrarisch verwant bedrijf om zodoende het voortbestaan hiervan te zekeren. Daarmee kan geconstateerd worden dat het initiatief, waarvoor onderhavig plan is opgesteld, aansluit op het locatie- en bundelingsbeleid uit de Nota Ruimte i.c. dat er geen sprake is van strijdigheid met het voormelde rijksbeleid. Rijksbelangen zijn niet in het geding.
4.2 PROVINCIAAL BELEID - Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Op 2 juli 2010 heeft de Provinciale Staten van Zuid-Holland de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) en de Verordening Ruimte vastgesteld. Genoemde nota’s zijn op 26 juli 2010 in werking getreden. Hiermee is invulling gegeven aan de wettelijke bepaling (art. 2.2) van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro: 1 juli 2008). Bij besluit van 30 januari 2013 is de geactualiseerde versie van de Verordening Ruimte 2012 vastgesteld. Middels deze instrumenten is er één integrale ruimtelijke structuurvisie/Verordening voor het hele grondgebied van Zuid-Holland. Het beleid zoals voorheen opgenomen in de diverse Streekplannen, overige structuurvisies of nota’s is herzien en waar nodig gewijzigd in relatie tot trends, ontwikkelingen en de filosofie van de provincie. De structuurvisie beschrijft de visie, ambitie en de te beschermen provinciale ruimtelijke belangen van de provincie. Op grond van de SVRO/Verordening wordt gestuurd op ‘functies’ en ‘kwaliteiten’ van het gebied. De Verordening bevat voorschriften voor de borging en bescherming van de provinciale belangen, welke op grond van het bepaalde in de Wro, grotendeels een rechtstreeks doorwerkend beleid heeft naar de gemeentelijke bestemmingsplannen. De belangen (o.g.v. Verordening) zijn onderverdeeld in diverse bepalingen, bestaande uit algemene-, inhoudelijke-, procedure-, overgangs- en slotbepalingen. Eveneens is een toelichting opgenomen en zijn er algemene ontheffingen en afwijkingen mogelijk. De nieuwe lijn in de SVRO is om minder uit te gaan van functies, maar meer van gebiedskarakteristieken en gebiedsontwikkeling. De kwaliteit van de ruimte is het dragende principe. De elementen; gebruikswaarde, toekomstige waarde en belevingswaarde zijn hierbij evident. Het sturen op kwaliteit is het bepalende, gezamenlijke, aspect. De provincie ordent de instrumenten ook op kaarten, ontwikkelt programma’s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: ‘Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.’ De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijke beleid tot 2020. Op de functiekaart van de Structuurvisie is de Kweldamweg aangeduid als 'Agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling'. Dit landelijk gebied met landschappelijke, cultuurhistorische waarden en een overwegend agrarische functie dient in te spelen op de bodemdaling. Daarnaast komen (verspreid gelegen) natuurwaarden en bebouwingslinten voor. Het vergroten van een bestemmings-/bouwvlak voor een agrarisch aanverwant bedrijf is niet strijdig met deze functie. Terwijl de functiekaart stuurt op 'wat en waar', stuurt de kwaliteitskaart op het 'waar en hoe'. Op de kaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale regionale schaal. Op de kwaliteitskaart is dat 'droogmakerij als herkenbare eenheid'. Van belang bij elke ruimtelijke ontwikkeling binnen het gebied is het behoud en versterking van dit unieke Hollandse landschap. In de Structuurvisie is aangegeven dat een verbreding en/of uitbreiding van bedrijvigheid middels (verblijfs)recreatie, educatie, zorg en streekeigen producten een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bewustwording voor het Groene Hart.
CUMELA Advies (concept 2)
20
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
De belangrijkste wijzigingen bij de Actualisering 2012 van de structuurvisie betreffen: Verbeterde Kwaliteitskaart (effectiever sturen op kwaliteit); Kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties); Woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt); Opnemen regionale afstemming nieuwe ontwikkelingen ladder voor duurzame verstedelijking. Het voorliggend initiatief sluit qua aard en omvang aan op de doelstellingen uit de Structuurvisie Zuid-Holland. Middels een landschappelijke inpassing worden de aanwezige kwaliteiten van het veenweidelandschap gewaarborgd en waar mogelijk versterkt. -Verordening Ruimte Op grond van de Verordening Ruimte 2012 (art 1, lid 5) wordt het bedrijf Verheij als volgt getypeerd: Artikel 1, lid 5 begripsbepalingen: Agrarisch aanverwant bedrijf “Een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zonodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie aan werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk”
De Verordening kent afhankelijk van het ‘thema’ in eerste aanleg een verbodsbepaling, waar onder voorwaarden uitzondering op mogelijk zijn. Op grond van artikel 3, lid 3, onder b, is in afwijking van het bepaalde in lid 1 voor bestaande stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren, een eenmalige uitbreiding voor agrarisch aanverwante bedrijven van 10% van de inhoud, of 30% indien verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en maatregelen worden getroffen voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing. In hoofdstuk 3, artikel 21 is een Algemene ontheffings- en afwijkingsbepaling opgenomen. Artikel 21, lid 1, luidt als volgt: Artikel 21 Algemene ontheffings- en afwijkingsbepalingen: Lid 1 algemene ontheffing Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de regels van deze verordening voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Lid 4 luidt: Lid 4 afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk Onder de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van de algemene regel, kan een bestemmingsplan een bestemming bevatten waarvan de maten en normen afwijken van die welke zijn opgenomen in: a) ……; b) ……; c) artikel 3, lid 3, onder b, ten behoeve van de uitbreiding van agrarisch aanverwante bedrijven;
Voornoemde ontheffingsmogelijkheid biedt een mogelijkheid om invulling te geven aan de gewenste ontwikkeling.
4.3 REGIONAAL BELEID -Transformatievisie Merwedezone (2009) Gemeenten, waterbeheerders en provincie schetsen met het opstellen van de Transformatievisie Merwedezone de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de Merwedezone tussen Gorinchem en Alblasserdam. De visie geeft randvoorwaarden voor een gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2015 met een doorkijk naar de verdere toekomst. De op 8 mei 2009 vastgestelde Transformatievisie is bedoeld als basis voor verdere uitwerking op projectniveau. De transformatievisie zet onder andere in op het benutten van gebiedsspecifieke kwaliteiten voor woonmilieus. Het plangebied is niet aangemerkt als specifiek project. Het onderhavige plan is gesitueerd in de randzone van het Groene Hart. In de Transformatievisie Merwedezone wordt ten noorden van de Betuweroute ingezet op de realisering van een duurzame en kwalitatieve overgangszone van stad naar land met oog voor de bestaande (agrarische) belangen.
CUMELA Advies (concept 2)
21
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Het streven is ten noorden van de Betuweroute/A15 te komen tot een duurzame, kwalitatieve en groenblauwe overgangszone, genaamd ‘Regiopark Merwede’. Hierbij wordt een sterke verwevenheid tussen natuur en recreatie beoogd, waarbij een bescherming wordt geboden tegen een verdere verstedelijking van het Groene Hart en de bestaande verrommeling een halt wordt toegeroepen. Het regiopark dient verder een recreatieve gebruikswaarde te krijgen voor inwoners en passanten. De recreatieve knooppunten vormen de basis voor de ontwikkeling van het regiopark en zijn de toegangspoorten naar het Groene Hart. Vanuit recreatie wordt hierin een belangrijke rol toegedacht aan het Werelderfgoed Kinderdijk, het Recreatiegebied Soubergh, het Alblasserbos met het Educatief Streekcentrum Alblasserbos en het nog te realiseren ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’, dat westelijk van de Kweldamweg ligt. Deze recreatiegebieden zullen een functie moeten vervullen als pleisterplaats, als begin- en eindpunt van bijvoorbeeld wandel-, ruiter-, en fietstochten in de directe omgeving. Het ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’ moet derhalve voorzien in elementen op het gebied van sport, recreatie, natuur en water. Het uitgangspunt bij alle te realiseren voorzieningen is dat deze een meerwaarde moeten leveren aan de randzone en dat de legitimiteit van een eventuele uitplaatsing uit het stedelijk gebied gewaarborgd is. Geconcludeerd wordt dat het agrarisch aanverwante bedrijf in casu de inbreng van landbouwgronden ten behoeve van de realisatie van de doelstellingen van de Transformatievisie Merwedezone elkaar kunnen versterken c.q. de ontwikkelingen niet belemmeren.
4.4 GEMEENTELIJK BELEID Het gemeentelijk beleid is onder te verdelen in structuurvisie(s) en het bestemmingsplan en ‘groenbeleidsplannen’. Onderstaand zijn diverse relevante beleidsaspecten aangehaald. - Bestemmingsplan Buitengebied (vigerend) Het plangebied valt onder de werking van het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied Sliedrecht, d.d. 26 juni 2013. Op de locatie Kweldamweg ‘rust’ deels de bestemming ‘Bedrijf’ (ex.artikel 4) met de nadere omschrijving (bestaand) ‘Agrarisch aanverwant bedrijf’, met de aanduiding ‘hovenier’. Voor het westelijk deel van het plangebied geldt de bestemming ‘Agrarisch’ (artikel 3). Deze gronden zijn bestemd voor; agrarisch gebruik, bedrijfsmatige nevenactiviteiten, behoud/herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden, water en waterhuishoudkundige doeleinden en dergelijke, alsmede bijbehorende perceelontsluitingen, houtwallen, bruggen, dammen, etc. - Structuurvisie “De wèreld tussen Wengerde en ’t waoter” Door het spanningsveld tussen de beperkt beschikbare ruimte, fysieke mogelijkheden en maatschappelijke wensen had Sliedrecht behoefte aan een besliskader om sturing te kunnen geven aan nieuwe ontwikkelingen. Hiervoor is de Structuurvisie “De wèreld tussen Wengerde en ’t waoter “ opgesteld. De structuurvisie bevat drie hoofddoelen: 1. Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat. 2. Fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven. 3. Daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur. In de visie ligt de nadruk op locaties en functies. Het gebruik van deze afzonderlijke stukjes Sliedrecht moet bijdragen aan een nu en in de toekomst goed functionerende gemeenschap. De gemeenteraad van Sliedrecht heeft de Structuurvisie in 2006 vastgesteld. Om op lokale ruimtelijke ontwikkelingen te sturen wordt momenteel een actualisatie van de Structuurvisie voor de gemeente voorbereid. Dit moet leiden tot een nieuwe digitale 'Structuurvisie 2010-2020' met een uitvoeringsparagraaf. De structuurvisie is op 4 juni 2013 vastgesteld.
-Structuurvisie Sliedrecht 2020
CUMELA Advies (concept 2)
22
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
De gemeenteraad van Sliedrecht heeft op 4 juni 2013 de “Structuurvisie Sliedrecht 2020; geen nieuw plan, op volle kracht door met uitvoering!” vastgesteld. Hierin worden de hoofdlijnen van de in 2006 vastgestelde structuurvisie nog steeds onderschreven en bekrachtigd. In de actualisatie is de balans opgemaakt en specifiek aangevuld voor de komende tien jaar. Hierbij spelen recente inzichten in demografische trends en andere ontwikkelingen een belangrijke rol. Deze structuurvisie vormt een richtinggevend kader voor de werkzaamheden als gemeente, het vormt een afwegingskader voor initiatieven van particulieren en andere (semi)overheden, maar zeker ook een uitnodiging en inspiratiebron voor deze partijen om initiatieven te ontplooien in lijn met de structuurvisie. De hoofdkeuzes uit 'De wèreld tusse Wengerde en 't woater' zijn toegespitst op de huidige situatie en trends voor de toekomst. Waar dat aan de orde is worden bij de uitwerking daarvan nieuwe projecten benoemd. Daarnaast omvat de structuurvisie een uitvoeringsparagraaf, waarin de gemeentelijke beleidskeuzen rondom de gewenste in te zetten instrumenten op het gebied van kostenverhaal zijn verankerd. De planontwikkeling is inpasbaar in de geactualiseerde Structuurvisie. - Welstandnota Sliedrecht 2011 In 2004 is de welstandsnota voor de gemeente Sliedrecht in werking getreden, waarvan de Welstandsnota Sliedrecht 2011 een herziening betreft. In de welstandsnota zijn welstandseisen opgenomen waaraan een bouwplan moet voldoen. Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau sluit zoveel mogelijk aan bij het gehanteerde ruimtelijke kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in het buitengebied van de gemeente Sliedrecht. Het buitengebied van Sliedrecht is een ‘gewoon welstandsgebied’. Het beleid is gericht op het behoud van het karakteristieke profiel van de lintwegen en de cultuurhistorische bebouwing en het inperken van grote oppervlakken verharding. De welstandscommissie zal bij de advisering over de bouwplannen onder meer aandacht schenken aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.
4.5 OVERIG RELEVANT RUIMTELIJK BELEID Naast het provinciale - en het gemeentelijke beleid dient rekening gehouden te worden met de nationale - en Europese regelgeving betreffende het plangebied. Hierbij hebben de volgende wetten of richtlijnen een relatie met de projectlocatie: de Habitat- en Vogelrichtlijn, Natuurbeschermingswet, Flora – en Faunawet, de Kaderrichtlijn Water, Wet-/besluit ruimtelijke ordening, Wet geluidhinder, Wet Milieubeheer en dergelijke. De planologische gevolgen van de hiervoor genoemde regelgeving zijn – vooralsnog summier - in hoofdstuk 5 nader uitgewerkt. - Wet Milieubeheer / Activiteitenbesluit Inzake de verplichtingen uit de Wet Milieubeheer (ex. art 8.1 juncto art. 8.40) wordt door het bedrijf voldaan. Verheij is een bedrijf welke qua aard van de activiteiten en huidige voorzieningen tot 1 januari 2013 binnen de werkingssfeer van het Besluit Landbouw Milieubeheer (staatsblad 2006, 390) viel. Per 1 januari 2013 maakt dit Besluit onderdeel uit van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM). - Leidraad Vestigingsplaats voor hoveniers- en groenvoorzieningsbedrijven Op 1 februari 2006 heeft DHV in opdracht van de Vereniging van Hoveniers- en Groenvoorzieners (VHG) een leidraad opgesteld, welke een handreiking bevat voor bedrijven en overheden om inzicht te verschaffen in de bedrijfsactiviteiten en de daaraan gekoppelde milieuaspecten van de bedrijven uit de groene sector, zodat de betreffende bedrijven op een eenduidige- en eenvoudige wijze planologisch kunnen worden ingepast.
CUMELA Advies (concept 2)
23
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
5. PLANOLOGISCHE- /MILIEUKUNDIGE ASPECTEN De gewenste ontwikkelingen zoals genoemd in hoofdstuk 4 van dit inrichtingsplan hebben hun gevolgen voor de ruimtelijke (planologische) en milieukundige situatie op het bedrijf en voor de omgeving.
5.1 RUIMTELIJK Vanuit planologisch oogpunt, rekening houdend met het provinciale en gemeentelijk beleid, én de toetsingscriteria aangaande een goede ruimtelijke onderbouwing is, gebaseerd op de bedrijfsvoering, onderhavig voorstel redelijk en billijk. De ruimtelijke ingreep met name ten aanzien van het bestemmingsvlak is fors te noemen. Het bedrijfsoppervlak breidt met 100% uit. Qua bebouwing is sprake van een verdubbeling van het bebouwd oppervlakte. De ontwikkeling vindt plaats richting het open gebied. Binnen het Nationaal Landschap het Groene Hart zijn alleen ontwikkelingen toegestaan die de kernkwaliteiten van dit gebied behouden of versterken. In de Provinciale Verordening zijn kernkwaliteiten vastgelegd waaraan ontwikkelingen moeten voldoen: landschappelijke diversiteit, het veenweidekarakter, openheid en rust, en stilte. Onderhavig plan betreft een ruimtelijke ontwikkeling welke qua schaal en omvang passend is in de omgeving. Aansluitend op het huidige terrein en onderdeel van het plan is een aanzienlijke bijdrage in relatie tot de landschappelijke inpassing, waarmee een versterking van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten en natuurkwaliteiten wordt nagestreefd. - Landschappelijke diversiteit De percelen in deze polder worden vooral gekenmerkt door de openheid in meerdere richtingen naar de polder. Voor de locatie aan de Kweldamweg betekent dit: het realiseren van bebouwing binnen het bouwvlak gebaseerd op een ‘boerenerf-principe’, zodat de open doorzichten zo min mogelijk worden beperkt; op/rondom het erf en richting omgeving passende beplanting om zo het zicht rondom en ‘over’ de polder te handhaven; aanplant met bomen en struiken (gebiedseigen beplanting) aan de randen van de percelen en deels op het erf (‘kamers’). Een nader compensatieplan voor het gehele gebied ten noorden van de Betuwelijn is realiseerbaar indien de door Verheij in te leveren/te compenseren gronden van circa 6 hectare betrokken worden in een totaal-omgevingsplan. - Veenweidekarakter De kavelrichting ter hoogte van de locatie is noord-zuid. Deze karakteristieke verkavelingsstructuur inclusief de daarbij behorende slotenpatronen is de landschappelijke onderlegger voor de inrichting en positionering van het bouwblok. De hoofdbebouwing dient, zoals nu het geval ook in de nieuwe situatie als zodanig in het landschap te worden gesitueerd, waarbij de kaprichting en -vorm deze verkavelingsrichting benadrukken (zie Inrichtingsplan RoosRos). - Openheid en rust , en stilte Met de situering van het bouwblok wordt rekening gehouden met de aanwezige zichtlijn, de randen van het veenweidelandschap en de zichtlijn over het erf. De bebouwing in de polder neemt toe, maar er wordt zeker rekening gehouden met de aanwezige landschappelijke structuren. Door de bebouwing te clusteren blijft zoveel mogelijk gebied open. De eenheid en rust wordt versterkt door streekeigen, neutraal kleurgebruik en transparante beplanting (zie Inrichtingsplan RoosRos). Door een verbetering van de logistieke afwikkeling op het terrein én daarmee richting de omgeving ontstaat een gelijkmatiger en ‘rustiger’ beeld en geluidsproductie naar de omgeving. Ten opzichte van de bedrijfsvoering, gerelateerd aan de bestaande situatie, is de uitbreiding van terrein en bebouwing qua bruto en netto verhouding in een acceptabel perspectief.
CUMELA Advies (concept 2)
24
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Ten aanzien van de kwaliteitsverbetering van het landschap bepaald onder andere de Verordening Ruimte dat wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot nieuw ruimtebeslag, er feitelijk, juridisch en financieel wordt zekergesteld dat deze ontwikkeling leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze zorgplicht geldt ook voor onderhavige wijziging. De feitelijke- en juridische borging zal middels het opnemen van regels van het bestemmingsplan gerealiseerd moeten worden. Voor de wijze waarop invulling is of kan worden gegeven aan de landschappelijke inpassing c.q. bijdrage aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse, alsmede de mate van compenserende maatregelen, wordt verwezen naar de overige opgestelde rapportages (RoosRos) c.q. een nader te vervaardigen beplantingsplan.
5.2 MILIEUKUNDIG - zonering Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met de milieuhinder van bedrijven/activiteiten ten opzichte van milieugevoelige functies. Ingevolge de uitgave “Bedrijven en milieuzonering (2009)” van de Vereniging Nederlandse Gemeente is het bedrijf Verheij zelf gezien haar activiteiten in de volgende SBI-code te rangschikken: 014 (Dienstverlening t.b.v. de landbouw/ hovenier), 8130 (landschapsverzorging), 713 (Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen). Met betrekking tot deze typen bedrijvigheid moet een afstand tot omliggende woonbebouwing/gevoelige objecten van 50 meter in acht genomen worden. In de bestaande situatie voldoet het bedrijf aan deze afstandseis. Door de beoogde plannen wordt de afstand tot gevoelige objecten niet kleiner danwel onevenredig aangetast. - flora-/fauna Naast de bestaande landschappelijke inpassing is een forse aanvulling beoogd (ter plaatse of elders). In relatie tot flora- en fauna dient rekening te worden gehouden met mogelijke verstoring van broed en verblijfplaatsen. Aangezien het huidige perceel, waarop de uitbreiding beoogd is (westelijke deel) al als landbouwgrond in gebruik is, is de kans op verstoring van permanente broed- of verblijfplaatsen, nihil. Sloop van bestaande bebouwing is niet voorzien. - waterhuishouding Als gevolg van de ‘waterhuishouding’ i.c. de toename van verhard oppervlak (bebouwing) zal een nadere uitwerking c.q. overleg met waterschap dienen plaats te vinden. Mogelijkheden voor waterberging/-compensatie in de directe nabijheid zijn aanwezig. - verkeer Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient een oordeel gegeven te worden van de verkeersaantrekkende werking, gevolgen voor mobiliteit en infrastructuur. Onderhavig plan voorziet in een uitbreiding van een reeds bestaand bedrijf i.c. het formaliseren van afdoende ruimtebeslag voor een grotendeels ‘aanwezige’ omvang. Oftewel het ruimtebeslag is een ‘inhaalslag’ qua gebruiksruimte voor de bestaande omvang (personeel, verkeersbewegingen, e.d.) én niet sec beoogd voor een toekomstig te realiseren groeimodel. De verkeersbewegingen bestaan uit voertuigbewegingen van landbouwvoertuigen, bedrijfsauto’s, BEcombinatie en motorrijtuigen met beperkte snelheid, welke passend zijn in de omgeving en veelal gebiedseigen. De bewegingen (i.p. in ochtend weg, avond terug) naar en van de locatie worden in oostelijke- of westelijke richting in principe 50-50% gespreid, zodat sprake is van een gelijkmatige verdeling. De Kweldamweg is een polderontsluitingweg (B-weg), welke gezien de breedte en inrichting geschikt is voor tenminste vele duizenden motorvoertuigbewegingen per etmaal. De dichtstbijzijnde woningen/geluidsgevoelige objecten, zijnde bedrijfswoningen bij een agrarisch bedrijf, liggen op respectievelijk 105 en 260 meter in oostelijke richting én op meer dan 600 meter dan westelijke richting. Gezien de afstand tussen deze objecten en de inrichting van Verheij is van directeof indirecte geluidshinder geen sprake.
CUMELA Advies (concept 2)
25
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Parkeervoorzieningen zijn op eigen terrein aanwezig. Aangezien sprake is van een bestaande situatie is er ten aanzien van verkeer/geluid of verkeersaantrekkende werking geen onevenredige hinder te verwachten. Door de beoogde ontwikkeling nemen de activiteiten ansich niet toe (t.o.v. huidige feitelijke situatie). Sterker nog: door het optimaliseren van de logistiek (waaronder een tweede in-/uitrit in westelijke richting) en een toename aan gebruiksruimte zal een relatief rustiger ‘verkeersbeeld’ binnen en nabij de inrichting ontstaan. - luchtkwaliteit Ongeacht de wijziging van het bestemmings-/bouwvlak is geen sprake van een wezenlijke verandering van de bedrijfsvoering. Er is sprake van optimalisering van de bestaande situatie. Gevolgen voor de luchtkwaliteit zijn niet aan de orde. Over het algemeen zal het bedrijf, gezien de omvang en activiteiten, als NIBM (Besluit niet in betekende mate) aan te merken zijn. - bodem Door het toepassen van bodembeschermende voorzieningen is overeenkomstig de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) een verwaarloosbaar bodemrisico realiseerbaar. Milieuhygienisch is er – op voorhand - geen belemmering voor het voortzetten van dit plan.
CUMELA Advies (concept 2)
26
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
6 VERANTWOORDING In dit bedrijfsplan/ruimtelijke onderbouwing is nader ingegaan op de ruimtelijke/planologische, juridische en milieukundige aspecten aangaande het wijzigen van het bestemmings-/bouwvlak voor de locatie Kweldamweg 49 te Sliedrecht.
6.1 CONCLUSIE / MOTIVERING PLAN Op basis van het voormelde wordt geconcludeerd dat aan de gestelde voorwaarden van het gemeentelijk-/provinciaal beleid in casu planologische voorwaarden kan worden (/wordt) voldaan. De volgende aspecten zijn van belang: Genoemde ontwikkeling past binnen het provinciale- en gemeentelijke (planologisch) beleidskader. Het ruimtelijke beleidskader is beschreven in hoofdstuk 4. Gezien de omvang van de beoogde ontwikkeling is een Algemene ontheffing ex. Artikel 21 van de Verordening opportuun; Verplaatsing van het bedrijf naar industrieterrein wordt niet haalbaar geacht, vanwege o.a.: - Gestelde eisen qua beeldkwaliteit, bestemmingsplan, e.d. op industrieterreinen te ‘zwaar’ in relatie tot aard bedrijvigheid, stalling/opslag materieel, parkeren, buitenopslag, etc.; - Financiële-/economische investering niet verantwoord; (marges in sector erg klein! / grote terughoudend bij geldverstrekker in relatie tot dergelijke ontwikkelingen); - Financieel rendement van grond niet lonend; Bedrijf zal zich zelf, gezien stijging kostprijs, uit markt concurreren i.c. verlies van marktpositie; - Voor Verheij is buitenopslag van essentieel belang. Op veel bedrijfsterreinen is dit uitgesloten of tot minimum beperkt. Daarnaast kunnen vrijkomend stof – of geurcomponenten (opslag van groenafval) mogelijk tot overlast leidden voor omliggende bedrijven; - De Driehoek vo Noodzaak van uitbreiding en ontwikkeling is nader aangetoond (zie hoofdstuk 3); De toelichting op de diverse onderdelen leidt ertoe dat een uitbreiding van het bestemmingsvlak in westelijke richting ter grootte van 1,0 hectare (= gezamenlijk 2,0 hectare) voorziet in de behoefte. In combinatie met het behoud van symmetrie in casu het verkavelingspatroon van het landschap, de beoogde inrichting als ‘boerenerf’, het versterken van de groenelementen op en nabij het terrein/plangebied, etc. leidden ertoe dat een uitbreiding van 100% (qua bebouwing alsmede bestemmingsvlak) in totaliteit als zodanig verantwoord is. Vanwege het betrekken van de overige landbouwgronden van Verheij i.c.m. de ontwikkeling van het plangebied is een ‘win-win-situatie’ mogelijk; Bij de realisatie van de inrichtingsplannen (RoosRos) is rekening gehouden met het karakter van het landelijk gebied, de mate van landschappelijke inpassing, e.d.; Bereidheid tot realisatie van compenserende maatregelen (zie nader voorstel: Zuidwest Bedrijfsadviseurs / Rijk Taxateurs). Door de combinatie van onderhavig plan (ontwikkeling Verheij) met de ontwikkeling van de te ‘compenseren’ gronden in casu landschappelijke inpassing passend binnen de gebiedsontwikkeling van het Recreatief Knooppunt en dergelijke is een win-win situatie (voor Verheij, gemeente, omgeving en landschap) realiseerbaar. Planologische- en milieuhygiënische aspecten behoeven, zie paragraaf 5, uitwerking van dit plan op voorhand niet in de weg te staan. Geconcludeerd wordt dat in de ruimtelijke onderbouwing afdoende is verwoord en aangetoond vanuit verschillende invalshoeken dat een bestemmingsplanwijziging in casu het planologisch toestaan van de uitbreiding voor het bedrijf Verheij, aan de locatie Kweldamweg 49, uitvoerbaar is.
6.2 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID De ontwikkeling van het voorliggende plan is een particulier initiatief. De financiële- en economische uitvoerbaarheid komt ten laste van het bedrijf Verheij (initiatiefnemer). De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding (zie ook 6.4).
CUMELA Advies (concept 2)
27
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
6.3 PLANOLOGISCH-JURIDISCH De Wro (juli 2008) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en het IMRO (Informatiemodel ruimtelijke ordening) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De gemeente zal verzocht worden medewerking te verlenen aan een bestemmingsplanwijziging. Na een positieve reactie zal via de daartoe geëigende procedure (afdeling 3:4 Awb) een bestemmingsplanwijziging worden doorgevoerd.
6.4 GRONDEXPLOITATIE / PLANSCHADE In de Wro is opgenomen dat de gemeente bij ontwikkelingen kosten uit de kostensoortenlijst (Bro 6.2.3 tot en met 6.2.5), die in eerste instantie voor rekening komen van de gemeente, moet verhalen. Voor de planologische ontwikkeling die middels het wijzigen van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, geldt deze verplichting. De kosten die in dit kader van belang zijn beperken zich voornamelijk tot de plankosten en de eventuele kosten voor het vergoeden van planschade.
6.5 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID De maatschappelijke uitvoerbaarheid zal tijdens de inspraakmogelijkheden betreffende het doorlopen van verdere benodigde procedures (omgevingsvergunning / planherziening) overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht aan de orde komen. Het plan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro aan diverse instanties voor advies verzonden. De overlegreacties worden samengevat en beantwoord. Per reactie wordt aangegeven of en in welke mate de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6.6 UITKOMSTEN INSPRAAK PM
CUMELA Advies (concept 2)
28
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
7. BIJLAGEN Bij dit voorstel/inrichtingsplan zijn de volgende bijlagen opgenomen: 1)
CUMELA Advies (concept 2)
29
Nijkerk, september 2013
Bedrijfsplan/inrichtingsvoorstel VERHEIJ Integrale groenzorg
Bijlage 1: (zie volgende pagina’s)
CUMELA Advies (concept 2)
30
Nijkerk, september 2013