Inleiding van Open Vld-voorzitter Gwendolyn Rutten bij de boekvoorstelling Het liberale canon. Grondslagen van het liberalisme (Houtekiet) van Prof. Dr. Dirk Verhofstadt in het Liberaal Archief te Gent op donderdag 22 januari 15. Beste vrienden, Wat is liberalisme? Wat zijn haar doelstellingen? En vooral, welke filosofen, economen en andere denkers hebben bijgedragen tot het liberale gedachtegoed? Op die vragen geeft Dirk Verhofstadt een antwoord in zijn nieuw boek. Het is niet zomaar een boek. Het is een verzamelwerk. Een heuse ‘De Liberale Canon’ met een oplijsting van 60 liberale filosofen, denkers en economisten, aangevuld met een essay over de ‘Grondslagen van het liberalisme’. Het liberalisme is actueler dan ooit. Omdat onze waarden centraal staan in de maatschappelijke vragen van vandaag. Vrijheid en vooruitgang. Vooruitgang, om economisch uit het dal te kruipen en - zoals Obama het deze week nog zei - “de schaduw van de crisis achter ons te laten”. En vrijheid, voor liberalen de belangrijkste waarde uit de verlichting. Vrijheid die gisteren nog evident leek, en vandaag, in tal van debatten opnieuw onder druk staat; Voor liberalen is vrijheid altijd het hoogste ideaal en Open Vld is een vrijheidspartij. Natuurlijk zijn er ook andere ideologieën die het begrip vrijheid claimen en – al dan niet in functie van de actualiteit – beweren dat vrijheid een van hun doelstellingen is. Wie kan er immers tegen vrijheid zijn? Totdat je verder kijkt dan woorden. Dan zijn er partijen die in naam van de vrijheid uw vrijheden willen afnemen. Of voor wie vrijheid slechts een afgeleide is van andere, in hun hoofde meer belangrijke doelstelling zoals de gelijkheid, het belang van het geloof, de primauteit van de volksgemeenschap, de vrijwaring van het milieu en andere zaken. Zelfs Karl Marx sprak ooit over de vrijheid, maar dan wel als eindresultaat van de klassenstrijd waarin het proletariaat finaal zou overwinnen en de mens dan echt vrij zou zijn. Intussen weten we dat er binnen die socialistische en communistische volksrepublieken de mens niet in vrijheid, maar onder dwang leefde. Er is nog een cruciaal verschil tussen het liberalisme en andere ideologieën die zich vaak voordoen als utopische politiek-filosofische richtingen. Dat zagen we goed tijdens de vorige eeuw, maar ook vandaag nog. Zowel het extreem nationalisme, het communisme, het fascisme als de theocratie beloofde de mens een finaal eindstadium, een perfecte wereld die men zou bereiken voor zover men leefde volgens de richtlijnen die bepaald waren door het volk, de natie, de Partij, de Führer of de geestelijke leider. Het was de liberale filosoof Karl Popper die waarschuwde voor dergelijke
1
utopische ideeën die meestal de hemel beloofden, maar in de praktijk doorgaans neerkwamen op de hel. Hoeveel mensen zijn in de loop van de geschiedenis niet opgeofferd in naam van een utopisch ideaal? Zelfs vandaag stellen we dat vast in Syrië en Irak, waar fanatieke islamisten een kalifaat willen uitbouwen dat zou leiden tot het paradijs op aarde. Daarvoor wordt al wie in de weg staat uit de weg geruimd. Het doet me denken aan het nazisme, het maoïsme en de politiek van de Rode Khmer. In elk van die gevallen werden honderdduizenden, miljoenen mensen opgeofferd voor een dangmatige utopie. Voor liberalen is individuele vrijheid het hoogste goed. In de woorden van Dirk Verhofstadt : “Liberalisme stelt de mens centraal en niets anders. Niet de staat, niet de winst, niet de markt, niet een geloof, niet een volk, niet een ras.” Het liberalisme is geen gemakkelijke ideologie, omdat er voor complexe vragen nu eenmaal geen eenvoudige antwoorden zijn. Mario Vargas Llosa zegt over vrijheid dat het als liefde is. Een rijke ervaring, die je niet in één definitie kan vatten. Maar zo onmogelijk het is om haar te definiëren, zo simpel is het om haar te identificeren, te beseffen wanneer ze er is, of ze echt is of vals en of we haar genieten of moeten ontberen. Vrijheid is onvoorspelbaar. Net zoals de geschiedenis. Die ligt niet vast, en er is niet één mirakelrecept. Dirk Verhofstadt wijst in zijn boek op het feit dat ook het liberale denken even in de val dreigde te trappen van het utopisch denken, in de figuur van Francis Fukuyama. In 1992 publiceerde hij zijn ophefmakende boek ‘Het einde van de geschiedenis en van de laatste mens’ waarin hij stelde dat de ideologische strijd definitief gewonnen was door de liberale democratie. Vanaf dan zouden we als vanzelf een overgang zien van autoritaire en dictatoriale staten naar een democratisch systeem. Dat leek in de tijdsgeest van toen, enkele maanden na de val van de Berlijnse Muur en de implosie van het Sovjet-communisme, een aantrekkelijk idee om in te geloven. Maar intussen weten we dat de vrijheid en de democratie niet vanzelfsprekend zijn en dat er elke dag opnieuw moet voor geknokt worden. Sterker nog, ik denk dat de liberale democratie vandaag opnieuw sterk onder druk staat en dat vanuit verschillende hoeken. Sinds enkele jaren, maar zeker sinds de zomer van 2014, weten we dat het autoritarisme in Rusland volledig terug is. De manier waarop de Russen de Krim hebben ingepalmd en nu ook in OostOekraïne actief zijn, toont aan dat geweld opnieuw een factor van belang is geworden. Poetin was trouwens al een langere tijd bezig om de democratie opzij te schuiven. Politieke tegenstanders worden er opgepakt, tientallen journalisten zijn er vermoord, wie protesteert riskeert celstraf, homoseksuelen zijn er opnieuw kop van jut. Even erg is dat die houding ook overslaat op Europese regeringsleiders zoals de Hongaarse premier Orban die de persvrijheid en de oppositie in zijn land aan banden heeft gelegd. Maar de ergste vijand van de liberale democratie is de voorbije jaren vooral het radicale islamisme.
2
In zijn boek Liberalism. The Live of an Idea wijst Edmund Fawcett onder meer op het gevaar van het islamitisch radicalisme voor het liberale gedachtegoed en bij uitbreiding voor de Verlichtingsidealen die sinds de 18de-eeuw wereldwijd zo'n opgang maakten. Van de terreuraanslagen van 9/11 in de Verenigde Staten, over de opkomst van moslimextremisten van IS, Boko Haram en al-Shabaab, tot de barbaarse moorden in Parijs, en de geplande maar verijdelde aanslagen in België, zien we een felle tegenbeweging ten aanzien van de fundamentele mensenrechten en hun universele geldigheid. Eigenlijk is die reactie al begonnen in 1981 toen zowat alle islamitische staten hun goedkeuring gaven aan de Universele Islamitische Verklaring van de Rechten van de Mens waarin de algemeen gekende mensenrechten finaal ondergeschikt worden gesteld aan de sharia. Dat betekent concreet dat fundamentele grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van geloof, de gelijkwaardigheid van elke mens en het recht op zelfbeschikking maar geldig zijn voor zover ze niet in tegenspraak zijn met de islamitische wetgeving. Dat maakt dat in tal van moslimlanden geen echte persvrijheid bestaat, dat geloofsafval en blasfemie zwaar bestraft worden, dat vrouwen minder rechten hebben dan mannen, en dat men niet zelf mag beslissen over essentiële stappen in een mensenleven. Vandaar praktijken zoals gedwongen huwelijken, verplichte sluiering, verstotingen, barbaarse straffen, eremoorden en dergelijke waar vooral vrouwen het slachtoffer van zijn. De religieuze terreur bestaat reeds sinds de fatwa van ayatollah Khomeini tegen Salman Rushdie in 1989 waarbij de opdracht werd gegeven de Indisch-Britse auteur van De duivelsverzen te vermoorden. Daarna kenden we de aanslagen van 9/11 in de Verenigde Staten, en later in Madrid en Londen. In 2004 werd Theo Van Gogh vermoord in het centrum van Amsterdam omwille van zijn kritiek op de islam. In 2006 volgden de zogenaamde cartoonrellen na publicatie van spottende tekeningen in een Deense krant Jyllands-Posten. De meest spectaculaire aanslag volgde in 2015 met de moorden op de redactieleden van Charlie Hebdo in Parijs waarbij 12 doden vielen en de gijzelneming van Joden waarbij nog eens vijf doden vielen. Als reactie werden in de VS en GrootBrittannië tal van wetten aangenomen die tot doel hebben de veiligheid aldaar te vergroten, maar die ook hard inbeuken op de rechten en vrijheden. Hetzelfde dreigt nu op het Europese vasteland te gebeuren. Na de moordaanslagen in Parijs en de verijdelde aanslag in België is de roep om meer anti-terreurmaatregelen groter dan ooit. Het gevaar bestaat erin dat we door het zoeken naar veiligheid onze vrijheid prijsgeven. Ja, we moeten lik op stuk geven, maar we moeten vooral gepast reageren. Zonder te ver te gaan. In de Verenigde Staten heeft Obama dat beseft. Maar wel na de uitwassen met de behandeling van gevangenen in Guantanamo. Na de onthullingen over spionage op grote schaal door klokkenluiders als Edward Snowden. Dat zijn zaken waar wij lessen moeten uit trekken. Maar wel nu meteen.
3
Daarom is het goed dat Dirk Verhofstadt in zijn Liberale Canon ook de Canadese politieke-filosoof Michael Ignatieff heeft opgenomen die een belangrijk boek schreef onder de titel ‘Het minste kwaad’. Het probleem is complex. De burgers verwachten van hun regering dat ze in geval van dreiging of gevaar snel en efficiënt zal optreden tegen diegenen die daarvoor verantwoordelijk en medeplichtig zijn. Op dat ogenblik treft de regering maatregelen in het belang van de veiligheid van de meerderheid van de burgers. Maar binnen een democratie bestaan er ook grenzen aan de macht van de gemeenschap over het individu. Democratieën moeten dus niet alleen oog hebben voor de meerderheid van de bevolking maar in feite voor elk individu. Dat maakt dat elke maatregel die bepaalde rechten en vrijheden van minderheden of individuen inperkt, getoetst moet kunnen worden door de wetgevende en de rechterlijke macht, en zo voegt de auteur er expliciet aan toe, aan de vrije pers. Zelfs de plegers van aanslagen beschikken nog steeds over mensenrechten. Het spanningsveld tussen het toepassen van geweld door een democratie om diezelfde democratie te verdedigen tegen terreur is bijgevolg reëel. Volgens Michael Ignatieff zijn maatregelen die de rechten en vrijheden van burgers aantasten met het oog op de bescherming van de veiligheid van de meerderheid van de bevolking alleen aanvaardbaar als ze tijdelijk zijn, als ze de schade zoveel mogelijk beperken (het minste kwaad) en als ze aan een kritisch toezicht van een open democratisch systeem worden onderworpen. Het is goed dat we daar blijven bij stilstaan alvorens we onze eigen democratie beginnen uit te hollen of te ontmantelen in functie van een virtuele veiligheid. Beste vrienden, Er is nog een reden waarom ik verheugd ben met de publicatie van dit boek. Men zegt vaak dat het liberalisme een huis met vele kamers is. Dat als je drie liberalen bij elkaar zet, er drie verschillende meningen te horen zijn. We hebben dat zo’n tien jaar geleden trouwens zelf meegemaakt in onze partij toen sommigen zich niet langer konden terugvinden in de lijn van de partij. Verschillende mensen, liberalen, hebben ons toen verlaten en dat heeft ons – laten we eerlijk zijn – pijn gedaan. Welnu, Dirk Verhofstadt bespreekt de belangrijkste werken en ideeën zestig liberale filosofen, economen en andere denkers zonder dat hij daar een waardeoordeel aan koppelt. En in zijn essay ‘Grondslagen van het liberalisme’ doet hij een poging om duidelijk te maken wat ons als liberalen verbindt en niet zozeer wat ons verdeelt. En dan valt het op dat er veel meer zaken zijn die we allemaal delen, dan zaken die ons verdelen. Principes als de vrijheid van meningsuiting, het recht op eigendom, het afwijzing van een al te groot overheidsbeslag, de noodzakelijke afbouw van de staatsschuld, het verdedigen van het recht op zelfbeschikking in ethische kwesties, de benadrukking van de gelijkwaardigheid van elke mens, en van man en vrouw in het bijzonder, de noodzaak van een scheiding van kerk en staat en de acceptatie van een universele seculiere moraal zijn zaken waar we het allen eens over zijn en die in feite gericht zijn op een centraal doel: elke mens meer vrijheid geven, elke mens kansen geven, elke mens waardig behandelen.
4
Dat alles kan je lezen in De Liberale Canon. Wat mij verheugt dat Dirk Verhofstadt het niet gelaten heeft bij the usual suspects van het liberalisme zoals John Locke, Adam Smith en John Stuart Mill. Hij keert veel verder terug in de tijd en begint met Epicurus en Lucretius. Hij wijst op de liberale tendensen die ook binnen de islam bestonden en bestaan aan de hand van Averroës en vandaag Irshad Manji. Hij benadrukt het belang van tal van mensen in de Renaissance en de vroege Verlichting die opkwamen voor religieuze tolerantie. Hij heeft oog voor de strijd van zowel liberale mannen en vrouwen tegen de slavernij en voor de gelijkheid van man en vrouw. Hij staat stil bij liberalen die opkwamen voor een minimale overheid als voor hen die het belang benadrukten van onderwijs, sociale rechtvaardigheid en steun voor de zwakken in de samenleving. Hij wijst op de grote invloed van 20ste eeuwse denkers als Ludwig Von Mises, Friedrich Hayek en Karl Popper die opgroeiden in een tijd dat de liberale ideologie definitief dreigde ten onder te gaan door de collectivistische ideeën. En hij eindigt met een batterij aan nieuwe, jonge, hedendaagse filosofen die aantonen dat het liberalisme springlevend is en nog een grote toekomst voor zich heeft. Uiteraard kan men discussiëren over de samenstelling van die zestig door Dirk Verhofstadt gekozen personen die het liberalisme sterk hebben beïnvloed. Waarschijnlijk zijn het er nog veel meer. Maar De Liberale Canon geeft een goed beeld vanwaar we als liberalen komen, en welke weg we in de toekomst moeten bewandelen. Want als er één zaak is dat al die zestig personen bindt, wat ons hier allemaal bindt, dan is het die uitspraak in het boek van Dirk die komt van de grote Peruviaanse schrijver en Nobelprijswinnaar Literatuur, en een groot liberaal, Mario Vargas Llosa: ‘Wie niet bereid is voor de vrijheid te vechten, wie niet bereid is om voor haar in de bres te springen, loopt het risico haar definitief te verliezen.’
5