DE CANON VAN HET LAND VAN VOLLENHOVE Jo Steenstra, Lemmer In 2006 verscheen de Canon van Nederland over cultuur en geschiedenis. Het is een lijst met vijftig ‘vensters’, onderwerpen aan de hand waarvan de geschiedenis van Nederland wordt belicht en waarvan elke Nederlander iets moet weten. Die Canon is bedoeld als lesstof, inspiratiebron, voor de hoogste groepen van de basisschool en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Wat is een canon? Het woord qanu stamt uit het Akkadische spijkerschrift, komt als kanèh voor in de Hebreeuwse bijbel en is nog beter bekend als kanoon in het Grieks. Betekenis: riet, rietstengel, en als maataanduiding: meetriet. Vandaar in overdrachtelijke zin: meetlat, richtsnoer, norm. Overbekend is de canon van de bijbel: een lijst met de erkende bijbelboeken. Daarover wordt verschillend geoordeeld, zodat de rooms-katholieke canon veel ruimer is dan de protestantse. Daarmee raken we meteen een probleem. Ook een canon van de geschiedenis dreigt ‘canoniek’, normatief te worden: dit móét erin, voor andere onderwerpen is minder of helemaal geen plaats. Canonitis Een tweede probleem deed zich alras gelden bij de Canon van Nederland: een wildgroei aan canons. Een literaire canon, een canon van de popmuziek etc. etc. En de geschiedenis zelf viel ten prooi aan versnippering, elke provincie lanceerde haar eigen canon. De ziekte canonitis werd epidemisch. Canon van Overijssel Ook Overijssel heeft een canon. De Provincie wil daarnaast graag deelcanons van de drie gewesten: Twente, Salland en Land van Vollenhove. Historisch gezien behoort Zwartewaterland voor een klein deel tot het Land van Vollenhove, maar die gemeente is bezig met een eigen canon. Gevolg is dat we voor een canon van het Land van Vollenhove ons kunnen beperken tot de gemeente Steenwijkerland met een paar uitstapjes naar Zwartsluis en omgeving. Canon van het Land van Vollenhove Al enig jaren geleden is in het Cultuurhistorisch Platform Kop van Overijssel (CHP-KvO) een aanzet gegeven tot een canon. Waaraan moet beslist aandacht worden besteed? Een louter chronologische ordening? Of ook ruimte voor een thematische aanpak? Dankzij de financiële steun van de Provincie berust de supervisie en de eindredactie bij de IJsselacademie. Een groepje van vijf auteurs, afkomstig uit de gelederen van het CHP, schrijft de teksten en zoekt voor specifieke onderwerpen meer ter zake kundige medeauteurs.. De Silehammer 19/3 september 2011
16
Criteria Door de IJsselacademie zijn criteria geformuleerd waaraan een Canon van het Land van Vollenhove zou moeten voldoen. 1. Chronologische spreiding: gewenst is een aantal ijkpunten uit de gehele regionale geschiedenis, niet teveel nadruk op één bepaalde periode. 2. Geografische spreiding: niet alleen aandacht voor de grotere plaatsen, juist ook voor kleine kernen en buurtschappen. Dan is het zaak een aantal kernen onder één noemer te plaatsen, bijv. lintdorpen, waterstreekdorpen. Of bij een onderwerp als havezaten niet alleen de bekende uit Vollenhove vermelden, ook verdwenen havezaten elders, zoals die in Paasloo en Dinxterveen. 3. Thematische samenhang: dat lukt goed bij een thema als water: de strijd tegen het water (dijken, watersnood) of, positief geformuleerd, het gebruik van water (scheepvaart, visserij); en zowel de binnenwateren als de Zuiderzee. 4. Onderlinge samenhang: geen geïsoleerde ’vensters’, maar de relaties benadrukken van de punten 1, 2 en 3. 5. Uniciteit: wat is er zo bijzonder, zo uniek aan dit onderwerp, waarin wijkt het hier in de regio af van eenzelfde onderwerp elders in den lande? 6. Representativiteit: wat is uitermate kenmerkend, specifiek, voor deze regio? 7. Invloed: in hoeverre werken bepaalde gebeurtenissen uit de regionale historie door tot op de dag van vandaag? Hoe is dat te merken? 8. Herkenbaarheid: wat is er nu nog te zien van die gebeurtenissen uit vroeger tijd? Of, anders gezegd, hoe kun je dat leren zien, er oog voor krijgen? 9. Educatieve waarde: kan het onderwijs ermee aan de slag, zoals de hoogste groepen van de basisschool en de onderbouw van het voortgezet onderwijs? Een veertigtal vensters Allereerst is een evenwichtige keuze gemaakt voor een aantal ‘vensters’. Dan gaan de schrijvers aan de slag. Uitgangspunt is een tekst van circa 500 woorden, maar daaraan blijken velen zich niet te kunnen houden. Elk venster krijgt een icoontje, een kenmerkende symbolisch afbeelding ter herkenning. Ook vermelden de schrijvers een drietal bijpassende afbeeldingen en verwijzingen naar bronnen en verdere toepassingen. Als voorbeeld canonvenster 3: Nummer + Onderwerp + Datering + Achterliggend thema 3. Muntvondst van Onna 28 nC Romeinen in onze omgeving Een digitale Canon De Canon van het Land van Vollenhove verschijnt in eerste instantie digitaal, op internet. Wellicht komt er nog een aangepaste onderwijsversie. Misschien ook nog een gedrukte populaire versie, van groot belang uit toeristisch oogpunt; tevens aanlokkelijk voor mensen, instanties en bedrijven die zich hier willen vestigen – maar dan mag de gemeente Steenwijkerland ook wel eens in de buidel tasten.
De Silehammer 19/3 september 2011
17
De voorlaatste IJstijd, circa 200.000 jaar geleden. Ontstaan van stuwwallen bij Vollenhove en Steenwijkerwold. Na de laatste IJstijd vochtiger en warmer klimaat en veenvorming. V = oerstroomdal van de Vecht. Boven: eigen bewerking van kaartje van M.W. ter Wee (1962). Onder: eigen bewerking van kaartje van Peter Vos (2003). Nederland ca. 800 nC. Donkergrijs = veen, toen ( weer) onbewoonbaar gebied. Op zandgronden veel invloed vanuit Westfalen (Fernbesitz van kloosters).
S Later veenontginningen in Sticht en Oversticht, veelal vanaf rivieren en kuststrook.
De bisschop van Utrecht verleende concessies namens de landsheer, de Duitse koning/keizer.
S = Stavoren, met oude kanunnikengemeenschap en vanaf 1132 invloedrijke St.-Odulphusabdij.
De Silehammer 19/3 september 2011
18
Een paar kritische opmerkingen over de Canon 1. Streefdatum. De presentatie van de Canon van het Land van Vollenhove was beoogd voor Open Monumentendag 10 september 2011. Die streefdatum is niet gehaald, nu vindt de presentatie wellicht plaats op zaterdag 29 oktober: Dag van de regionale geschiedenis en de streekcultuur. Op het moment van het schrijven van dit artikel ontbreekt nog een kwart van de ‘vensters’, die dan ook nog de redactiecommissie zouden moeten passeren en pas daarna naar de IJsselacademie gaan voor de eindredactie. 2. Tekstomvang. Veel ‘vensters’ zijn geretourneerd naar de schrijvers omdat zij de eerder bepaalde omvang van circa 500 woorden verre te boven gaan. Inmiddels circuleert een andere omvangsnorm van 400 tot 800 woorden, maar die is niet besproken met de schrijvers die vroegtijdig hun aandeel inleverden. 3. Volledigheid. Een aantal ‘vensters’ behandelt uitputtend de geschiedenis van een plaats. Dat is leuk uit toeristisch oogpunt en daarnaar kan worden verwezen voor de verdieping. Het is echter de vraag of een Gieterse blijvend geïnteresseerd is in de titels van de hits van Mannenkoor Karrespoor uit Tuk. 4. Oriëntatie. Een kaartje van het Land van Vollenhove kan een eerste kijk bieden op deze regio met op een relatief klein oppervlak een enorme diversiteit aan landschappen dankzij de hoogteverschillen: keileembulten en uitgeveende laagten. Dus een soort ‘nulde’ venster’ ter inleiding en tevens een handreiking voor de toerist. Op mijn voorstellen daartoe is niet gereageerd. 5. Onderlinge afstemming. Veel ‘vensters’ zijn geschreven uit louter het eigen standpunt (letterlijk!) van de auteur. Terwijl mij juist is opgevallen dat er meer historische samenhang in het Land van Vollenhove aanwezig is dan ik ooit had kunnen vermoeden. Een voorbeeld aan de hand van canonvenster 24: e e Vollenhove, stad der paleizen 24. Havezaten 17 -18 eeuw In de tekst staat: Die havezaten kwamen en komen veelvuldig voor in Vollenhove. Aan een havezate waren bijzondere staatkundige voorrechten verbonden. In 1646 werd door de Staten van Overijssel een register samengesteld van alle adellijke havezaten, met naam en eigenaar. Wie lid wenste te worden van de Staten, moest op een havezate wonen en er eigenaar van zijn. Aan de tekst van venster 24. zou ik aan het eind een stukje toe willen voegen onder het kopje Elders: Ook op andere locaties verrezen havezaten, al zijn vele verloren gegaan. Zo waren er zelfs twee met de naam Huize Paasloo, eerst van de familie Van Haersolte, later van het geslacht Van Isselmuden tot Paaslo. Het afgebroken huis nabij Paasloo staat ook bekend als Het Spiker en was een voortzetting van het bisschoppelijk Spicarium (graanvoorraadschuur). Het huis bij Dinxterveen, eveneens van de familie Van Isselmuden, is beter bekend als Zwollingerkamp; daarvan resteert nog slechts een tekening. Pas later ontdekte ik dat de website van de Provincie bij de Geschiedenis van Noordwest-Overijssel ook nadrukkelijk De Eese en de twee Huizen Paasloo vermeldt. Reden temeer om bij venster 24 de aandacht te verbreden! De Silehammer 19/3 september 2011
19
6. Le prestige de l’origine. Dat is de claim de oudste, dus de belangrijkste te zijn. In het Land van Vollenhove gaat de strijd tussen twee plaatsen, te weten Vollenhove en Steenwijk. Nu kende Onna nabij Steenwijk al vroeg vaste bewoning, Steenwijk wordt ‘pas’ vermeld in 1142. Late vermelding zegt op zichzelf niets. Onder de St.-Clemenskerk zijn sporen van houten palen gevonden. Dat wijst op een ouder houten kerkje - of juist een heidens heiligdom. Inmiddels wordt een kerkje geclaimd uit de achtste eeuw, ja zelfs Willibrord zou in Steenwijk zijn geweest. Welnu, dat kunnen we vergeten. Steenwijk kan teruggaan tot circa 900, alles daarvoor is louter speculatief. Willibrord heeft hooguit het westen des lands bezocht. We kunnen alleen vaststellen dat Vollenhove al vroeg een bisschoppelijk bestuurscentrum werd en dat Steenwijk zich alras ontwikkelde tot kerkelijk centrum met zelfs een kapittelkerk. Een voorbeeld van samenhang In 1979 verscheen de omvangrijke scriptie van Jochem Kroes en Teunis Hol, getiteld: Het Land van Vollenhove. Een historisch-geografische studie van het Noordwest-Overijsselse kultuurlandschap. Inmiddels een standaardwerk. Zo lanceerden zij een theorie over het Weerribbengebied, ooit een veenmoskoepel, die vanuit het latere Ossenzijl richting Kalenberg zou zijn doorgraven. Door de inklinking van de bodem en de vernatting zou het oudste IJsselham in twee richtingen zijn opgeschoven: naar het noordoosten richting de Torenakker aan de Hoogeweg en nog later naar de huidige buurtschap IJsselham ten westen van Oldemarkt; en naar het westen richting de Zeedijk, alwaar Blankenham ontstond in 1418. Die theorie is tot nu toe door iedereen gevolgd. Echter, één belangrijk punt wordt veronachtzaamd. De vroegste ontginningen waren bedoeld om landbouwgrond te verkrijgen voor de snel groeiende bevolking. Vrijwel steeds is ontgonnen vanaf rivieren en riviertjes en vanaf de kuststrook van het Almere, nog voor het ontstaan van de Zuiderzee. De kavels bij Baarlo en in het Rondebroek bij Blankenham en Kuinre vertonen nog steeds een patroon van opstrekkende verkaveling. Het lijkt onlogisch om een veenkoepel van destijds vier tot vijf meter dik te doorgraven en niet vanaf de randen te beginnen. Eén van de grootste kenners van de Middeleeuwen is thans prof.dr. J.A. (Hans) Mol, verbonden aan de Fryske Akademy te Leeuwarden en deeltijd hoogleraar in Leiden. Een artikel van zijn hand over de vroege veenontginningen is beoogd voor december 2011 in een wetenschappelijk tijdschrift. Hij heeft sterke aanwijzingen dat het oudste IJsselham – Silehem geheten in 1132 – is begonnen op de locatie die in 1395 nog In den Hamme werd genoemd en later, in 1418 is hernoemd naar bisschop Frederik van Blankenheim. Een lijst van kapellen van de St.-Odulphusabdij uit Stavoren dateert uit 1132 en vermeldt onder meer Kunre, Silehem, Emelwerth. Die lijst is door een Utrechtse hoogleraar van Duitse komaf ooit als ‘falsch’ bestempeld, maar dat deed die met zo wat alle oorkonden. In 1998 heeft Hans Mol de echtheid van De Silehammer 19/3 september 2011
20
de lijst uit 1132 overtuigend aangetoond, al schijnt dat nog steeds niet te zijn doorgedrongen bij de Provincie Overijssel en de Gemeente Steenwijkerland. Opmerkelijk, zowel de kerk van Steenwijk als die van IJsselham worden beide moederkerken genoemd, matres ecclesiae of matrices ecclesiae. Silehem/IJsselham had als dochterkerken misschien Kuinre, in ieder geval het oude Scheerwolde, Giethoorn en uiteraard het latere Blankenham. In 1296 is het toen geheten Yzelhamme gesteld onder de kapittelkerk van Steenwijk. De echtheid van de lijst uit 1132 bewijst dat Silehem/IJsselham toen al bestond, zeker midden 11de eeuw en wellicht al eerder. Juist voor de oudste ontginningen werden horigen van de bisschop ingezet, in IJsselham en Giethoorn (Sint Maartenslieden). De nieuwere ontginningen betrof vrije lieden uit Friesland en Holland, die de bisschop tijns (cijns) moesten betalen. Van grootscheepse ontginningen nabij Vollenhove getuigt de Giftbrief uit 1134 van Rudolf van Steinfurt aan de kerk van Lette, later klooster Clarholz in Westfalen. Het betreft Fernbesitz bij Leeuwte, Barsbeek en Zwartsluis. Veel latere kerken hebben St.-Nicolaas als patroon. Silehem/IJsselham had Stephanus, Steenwijk Clemens. Van Paasloo, vanuit Steenwijk gesticht, kennen we niet het patrocinium; misschien Lambertus, vanwege de Lambertusmarkt uit 1438. Zowel Clemens als Lambertus kunnen wijzen op Westfaalse invloeden, dus vanuit het zuidoosten, over land. Mocht Steenwijk zijn gesticht vanaf Baarlo stroomopwaarts de Aa, dan zal het zeker niet veel ouder zijn dan Silehem, evenals Vollenhove en Kuinre een stichting vanaf de waterkant. St.-Nicolaaskerken - o.a. Kuinre, Blankenham, Oldemarkt, Scheerwolde en Vollenhove - duiden doorgaans op een laat ontstaan. Voor Vollenhove valt aan te nemen een verandering van patrocinium. De naam Oldenhof voor het bisschoppelijk complex aldaar moet wel duiden op hoge ouderdom van de plaats. Tot slot In het uitgestrekte bosgebied Fulnaho bezat de Utrechtse bisschop het jachtrecht; ook was aan hem het recht van toestemming voor ontginningen voorbehouden. Het stroomgebied van Kuinder (Fries: Tjonger) en Linde lag aan de noordwestrand van dit gebied. In 1118 verkreeg bisschop Godebald bij Kuinre een huis met enige hoeven en grasland (zwaag): swechus juxta Cunre. De Duitse keizer bepaalde in 1165 dat de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht voortaan Friesland gezamenlijk zouden besturen. In datzelfde jaar gaf de bisschop een ontginningsconcessie aan de Friezen van Lammerbruke, nabij Kuinre. Tevens bouwde de bisschop een nieuwe dwangburcht ter plekke van het latere Vollenhove. Zijn kasteel (munitio = verdedigingswerk) te Kuinre bood kennelijk niet afdoende afweer. Naast Vollenhove als bestuurscentrum en Steenwijk als kerkelijk centrum was Kuinre een militair en economisch steunpunt, strategisch gelegen bij de vaarroute van de IJsselsteden naar de Oostzee. De onderlinge samenhang in het hele Land van Vollenhove blijkt in 1165 beslist heel groot te zijn! Een paar zaken op een rijtje: De Silehammer 19/3 september 2011
21
1. De veenontginningen langs de kust van Oosterzee tot Vollenhove begonnen stellig reeds in het vierde kwartaal van de elfde eeuw. 2. In 1134 is de locatie van het latere Zwartsluis al bereikt (Giftbrief van Rudolf van Steinfurt). 3. De bisschop van Utrecht verleende op grond van zijn grafelijke rechten concessies voor ontginning namens de landsheer, de Duitse koning/keizer. 4. De ontginning geschiedde vanuit oudere nederzettingen langs de kust, zoals het eerste Silehem/IJsselham, richting het hogere land (hellingveen). 5. Bisschoppelijke steunpunten met dienstmannen (ministerialen) te Vollenhove en Kuinre; Steenwijk ontwikkelde zich tot kerkelijk centrum met kapittelkerk. 6. De oudste ontginningen vonden plaats door horigen (Silehem/IJsselham, Giethoorn); de nieuwere door vrijen die een tijns (cijns, grondrente, soort erfpacht) moesten betalen. 7. De veenkolonisten kwamen deels uit oudere veenontginningsgebieden in Friesland en Holland; van elders misschien verdreven door landafslag. Eigen bewerking van kaartje uit “Ontdek Noordwest Overijssel” (1981; serie Nederlandse Landschappen, eindred. H. van Halm).
De Silehammer 19/3 september 2011
22