Inhoud Inleiding Inleiding Aanleiding Vraagstelling Plan van behandeling Afbakening
2 2 3 3 3 3
Hoofdstuk 1 De technische achtergrond van de hyperlink
4
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
4 4 5 5 7
Inleiding Korte geschiedenis van het Internet en de hyperlink De hyperlink De verschillende categorieën hyperlinks Conclusie
Hoofdstuk 2 De hyperlink en het verveelvoudigingsrecht
8
2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.4 2.5
8 8 9 9 10 11 13 14 16
Inleiding Traditionele betekenis van het verveelvoudigingsrecht Verveelvoudiging en het Internet Verveelvoudiging in een digitale omgeving De tijdelijke kopie De Auteursrechtrichtlijn De stilzwijgende licentie Status van de hyperlink inzake verveelvoudiging Conclusie
Hoofdstuk 3 De hyperlink en het openbaarmakingsrecht
17
3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.5
17 17 18 18 19 20 20 20 21 23
Inleiding Traditionele betekenis van het openbaarmakingsrecht Openbaarmaking en het Internet Openbaarmaking in een digitale omgeving Secundaire openbaarmaking Openbaarmaking door framed link Status van de hyperlink inzake openbaarmaking Relevante jurisprudentie Nadere beschouwing Conclusie
Hoofdstuk 4 De hyperlink en de geschriftenbescherming
24
4.1 4.2 4.3 4.4
24 24 25 26
Inleiding De betekenis van de geschriftenbescherming NVM/Telegraaf (El Cheapo) Conclusie
Hoofdstuk 5 De onrechtmatigheid van de hyperlink bij het auteursrecht
27
5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.3
27 27 27 30 31
Inleiding De onrechtmatige hyperlink Relevante jurisprudentie Nadere beschouwing Conclusie
Conclusie Geraadpleegde literatuur Rechtspraakoverzicht Bijlage: De Auteursrechtrichtlijn
32 33 36 37
1
Inleiding Inleiding Dommering sprak al eens over “het elektronisch vergiet” 1 en Hugenholtz beschreef het Internet als een wereldomspannend kopieerapparaat, bediend door een miljoenenleger van gevaarlijke en anonieme piraten. 2 Het wereldwijde netwerk, wat het Internet vormt, stelt mensen in staat kopieën zonder kwaliteitsverlies te maken en te verspreiden. De angst die het Internet heeft opgeroepen bij auteursrechthebbenden is geenszins onterecht gebleken. Tegenwoordig zijn er diverse programma’s beschikbaar die het mogelijk maken om materiaal uit te wisselen. Deze programma’s kunnen derhalve ook gebruikt worden om auteursrechtelijk beschermde werken uit te wisselen. Zo werd februari 2002 een uitspraak gedaan door het Amsterdamse Hof in het voordeel van een dergelijk programma, namelijk KaZaA.3 Als men de makers van dergelijke programmatuur beschouwt als cowboys in de media, dan wordt het Internet kennelijk geacht momenteel een wild west te zijn. 4 Het Internet heeft de deur voor massale auteursrechtinbreuk immers wagenwijd opengezet. Via het Internet kunnen perfecte kopieën binnen korte tijd over de hele wereld verspreid worden. Deze ontwikkelingen hebben er toe geleid dat de rechthebbenden de afgelopen jaren om versterking van het auteursrecht hebben gevraagd. Het Internet stelt het auteursrecht voor nieuwe uitdagingen. “Almost everything we think we know about intellectual property is wrong”, schreef Internet-goeroe John Perry Barlow eens.5 Nu lijkt dit enigszins overdreven, maar duidelijk is dat het auteursrecht, zoals Gerbrandy al eens heeft gezegd, altijd in de steigers staat. Bepaalde auteursrechtelijke begrippen dienen opnieuw gedefinie erd, althans geïnterpreteerd, te worden om tegemoet te komen aan de nieuwe problemen die het Internet oproept. Het auteursrecht is mede onder invloed van technologische vooruitgang in de loop der tijd steeds verder uitgebreid. 6 Ook de vanzelfsprekende vrijheid waarmee hyperlinks geplaatst werden is ter discussie komen te staan. Zes jaar na de eerste rechterlijke uitspraak over hyperlinks Shetland Times7 , is de problematiek rondom de hyperlink nog steeds niet uitgekristalliseerd. Wat wel duidelijk lijkt is, gezien de rechtspraak, dat de vrijheid om te linken zoals Berners-Lee, de uitvinder van het World Wide Web, ooit voorstond aan beperkingen onderhevig is. 8 De vraag is echter of hyperlinks beperkt dienen te worden door het auteursrecht of dat er sprake is van een missing link tussen beide.
1
E.J. Dommering,’Het auteursrecht spoelt weg door het elektronisch vergiet’,Computerrecht 1994, p. 109-113. 2 P.B. Hugenholtz, Het Internet:Het auteursrecht voorbij?, Recht en Internet, handelingen Nederlandse Juristen- Vereniging, W.E.J. Tjeenk Willink, Deventer, 1998-I, p. 206. 3 Hof Amsterdam 27 februari 2002 (KaZaA/Buma). 4 NPS-documentaire, “De cowboys van Internet”, laatst uitgezonden 28 augustus 2002. 5 J.P. Barlow, ‘Selling Wine Without Bottles. The Economy of Mind on the Global Net’, in: P.Bernt Hugenholtz (ed.), The Future of Copyright in a Digital Environment, Kluwer Law International, Den Haag, 1996, p. 187. 6 M. de Cock Buning, Auteursrecht en informatietechnologie. Over de beperkte houdbaarheid van technologiespecifieke regelgeving (diss. Amsterdam/UVA ), Otto Cramwinckel Uitgever Amsterdam,1998. 7 Shetland Times Ltd. v. Wills, 1997 S.L.T. 669 (Sess Cas. 1996). 8 Tim Berners-Lee, Realizing the Full Potential of the Web, December 1997. www.w3.org/1998/02/Potential.html
2
Aanleiding Een uitspraak van de Hoge Raad in de vroege lente van 2002 werd door sommigen geacht een gevaar te zijn voor de hyperlink. De kop boven het artikel “Uitspraak Hoge Raad gevaar voor hyperlink” illustreert dat er een grote onzekerheid bestaat omtrent de status van de hyperlink. 9 In het El Cheapo-arrest werd door de rechter gesteld dat een hyperlink een eenvoudige herhaling bewerkstelligt en derhalve een inbreuk op de geschriftenbescherming betekent.10 Een hyperlink lijkt altijd een eenvoudige herhaling. Niettemin laat menig rechter het niet na om in zijn overwegingen te vermelden dat hyperlinks, behoudens uitzonderingsgevallen, zijn toegestaan. Is het mogelijk dat deze opvattingen met elkaar verenigd kunnen worden, of is er sprake van een misvatting? Vraagstelling Met de komst van de Auteursrechtrichtlijn is nog steeds geen duidelijk antwoord gegeven op de vraag naar de status van het aanbrengen van een hyperlink naar een auteursrechtelijk beschermd werk. Ook de vraag in hoeverre een verveelvoudiging die tot stand komt bij het activeren van een hyperlink auteursrechtelijk relevant is laat zich raden. De centrale vraag van dit onderzoek richt zich op in hoeverre de hyperlink auteursrechtelijke relevantie heeft. Plan van behandeling In het eerste hoofdstuk zal er technische uitleg worden gegeven over de hyperlink. Eerst zal kort de geschiedenis van het Internet en de hyperlink behandeld worden om vervolgens de techniek achter de hyperlink en de verschillende categorieën van de hyperlink toe te lichten. In de volgende twee hoofdstukken worden de twee traditionele exploitatierechten behandeld: het verveelvoudigingsrecht en het openbaarmakingsrecht. Bij beide zal de traditionele betekenis in een kort bestek worden beschouwd. Daarnaast komt aan bod hoe beide rechten zich verhouden tot de digitale omgeving om vervolgens de status van de hyperlink toe te lichten aan de hand van relevante jurisprudentie. In het vierde hoofdstuk is er aandacht voor het zogenaamde “pseudo-auteursrecht”, de geschriftenbescherming. Daarbij zal de betekenis van de geschriftenbescherming worden behandeld en vervolgens zal aan de hand van een uitspraak van de Hoge Raad getracht worden de status van de hyperlink inzake geschriftenbescherming te duiden. Het vijfde en laatste hoofdstuk betreft de eventuele onrechtmatigheid van de hyperlink. Hierin worden een aantal uitspraken behandeld om vervolgens met behulp van deze uitspraken een kader te schetsen over wanneer onrechtmatigheid van een hyperlink kan worden aangenomen. Afgesloten zal worden met een conclusie die het gehele onderzoek omvat. Afbakening Dit onderzoek zal zich voornamelijk op het Nederlandse recht concentreren. Daarbij zal weliswaar ook gebruik gemaakt worden van internationale rechtspraak. Dit vanwege het mondiale karakter van de hyperlink en het feit dat de Nederlandse wetgeving en rechtspraak soms ruimte laten voor internationale invloeden. Het uitgangspunt blijft echter het Nederlandse recht. Voorts beperkt het onderzoek zich voornamelijk tot de twee traditionele exploitatierechten in het auteursrecht, namelijk het verveelvoudigingsrecht en het openbaarmakingsrecht. De persoonlijkheidsrechten en naburige rechten blijven dus buiten beschouwing. Wel zal de prestatiebescherming in de vorm van geschriftenbescherming aan bod komen omdat de problematiek zich op hetzelfde vlak afspeelt als bij de twee traditionele rechten. 9
Webwereld, “Uitspraak Hoge Raad gevaar voor hyperlink”, d.d. 26 maart 2002. http://www.webwereld.nl/nieuws/10720.phtml 10 HR 22 maart 2002, LJN AD 9138 (NVM/ De Telegraaf).
3
Hoofdstuk 1 De technische achtergrond van de hyperlink 1.1 Inleiding Dit hoofdstuk zal beginnen met een korte geschiedenis van het Internet en de hyperlink. Vervolgens wordt een technische omschrijving gegeven van de hyperlink en wordt er ingegaan op de verschillende typen hyperlinks: de surface link , de deeplink , de inline link en de framed link. De technische omschrijvingen van de zojuist genoemde middelen dienen om een duidelijk beeld te schetsen wat deze begrippen inhouden, teneinde behulpzaam te zijn deze begrippen beter binnen een juridische context te plaatsen. Het verschil aanduiden tussen de hyperlinks is belangrijk aangezien het verschil juist vaak een reden vormt voor verwarring bij het beoordelen van een casus.11 Eerst wordt het algemeen begrip hyperlink toegelicht en vervolgens wordt er ingegaan op de varianten van de hyperlink. 1.2 Korte geschiedenis van het Internet en de hyperlink Het Internet is oorspronkelijk voortgekomen uit het ARPANET-project van het Pentagon aan het einde van de jaren 60 van de twintigste eeuw. Het vormt een netwerk van netwerken, en stelt computers in staat met elkaar te verbinden zonder gebruik te maken van een centrale computer. Daarmee werd het risico vermeden dat men militaire aanvallen kon plegen op een centraal punt waarmee het gehele netwerk kon worden platgelegd. 12 Het zou echter nog twintig jaar duren voordat het Internet enigszins de gestalte zou krijgen die het tegenwoordig heeft. Dit werd veroorzaakt door een vinding van Tim Berners-Lee; het World Wide Web, korter gezegd het Web. Hij maakte het via links mogelijk om op een gemakkelijke manier documenten op het Internet in verbinding met elkaar te stellen. BernersLee, een software expert, is van mening dat het Web fungeert als een universele ruimte met informatie waarbij het vrije linken een essentieel onderdeel vormt van het Web. Volgens Berners-Lee verliest het Web zijn kracht zonder de vrijheid om naar alles te kunnen linken. 13 In het begin van het Web werden deze links voornamelijk gebruikt om wetenschappers in staat te stellen documenten in complexe netwerken op een snelle en efficiënte manier te kunnen vinden. 14 Toen het Internet nog voornamelijk wetenschappelijke doeleinden voorstond werden er geen juridische kanttekeningen bij het gebruik van links geplaatst. De evolutie van het Internet heeft ons echter gebracht dat commerciële bedrijven hun producten en diensten via Internet zijn gaan aanbieden. Deze ontwikkeling heeft er toe geleid dat het gebruik van de link, die we vervolgens zullen aanduiden als hyperlink, vaker ter discussie is komen te staan. Men is tegenwoordig van opvatting dat het Internet geen rechtsvrije ruimte is en dat op het Internet dezelfde rechtsnormen gelden als bij vergelijkbare situaties die zich afspelen buiten het Internet.15 11
I.J. Garrote, Linking, Framing and Copyright: A comparitive law approach, 2001, p. 3. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=280596 12 M. Schellekens, Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss. Tilburg), Sdu 2001, p. 5. 13 Tim Berners-Lee, Realizing the Full Potential of the Web, December 1997. www.w3.org/1998/02/Potential.html 14 I.J. Garrote, Linking, Framing and Copyright: A comparitive law approach, 2001, p. 2. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=280596 15 G.Plaß, ‘Hyperlinks im spannungsfeld von Urheber-, Wettbewerbs- und Haftungsrecht’, WRPWettbewerb in Recht und Praxis 6-2000, p. 608.
4
1.3 De hyperlink Hyperlinks vormen de belangrijkste karakteristiek van het World Wide Web. De hyperlink is de voornaamste reden voor het succes van het Web. 16 Waarschijnlijk komt dat succes gedeeltelijk door het feit dat het maken en het gebruiken van de hyperlink een relatief makkelijke handeling is. Immers is voor het maken van een hyperlink slechts het adres nodig van de betreffende pagina waarnaar men wil verwijzen. Een webpagina is opgebouwd door het gebruik van Hypertext Markup Language, bekender onder de afkorting HTML. HTML is een tekstcoderingstechniek die het mogelijk maakt dat een webbrowserprogramma een aangewezen webpagina kan weergeven. Met andere woorden bevat HTML informatie voor de browsers over de opmaak van de pagina en koppelingen naar andere documenten.17 Een browser maakt het mogelijk om de codes, ook wel “tags” genoemd, in HTML te lezen. 18 Een van deze HTML-tags is de hyperlink. De hyperlink is een commando in een website dat verwijst naar het adres van de website waarnaar wordt gelinkt. Men wordt verwezen naar informatie terwijl deze informatie automatisch gekopieerd wordt naar de computer van de gebruiker en vervolgens zichtbaar wordt op de monitor van deze gebruiker. De hyperlink is meestal herkenbaar doordat een woord of woordengroep gekleurd is of wordt onderstreept. Door te klikken op een hyperlink maakt men als het ware een sprong naar een andere pagina. Dit “springen” naar andere websites door middel van hyperlinks vormt de essentie van het Web. Hyperlinken stelt de internetgebruiker in staat om snel contact te maken met andere websites. Voorts geeft het de mogelijkheid om binnen enkele seconden informatie op te halen zonder nieuwe zoekopdrachten of andere complexe taken. Het extensieve gebruik van deze verbindingen is waarom men spreekt van een “web”.19 1.4 De verschillende categorieën hyperlinks Zoals al in de inleiding van dit hoofdstuk werd vermeld is het maken van een onderscheid tussen de verschillende soorten links belangrijk om verwarring te voorkomen. Welke aspecten van het Auteursrecht in het geding zijn kan afhankelijk zijn van de soort link. Men kan links onderscheiden in surface-, deep-, inline-links en de framed links. Zowel de surface-link als de deep-link zijn zogenaamde HREF-links. HREF staat voor Hypertext Reference link. De surface-link is de meest klassieke en simpele variant van de hyperlink. Zij verwijst slechts naar de homepage of frontpage van een andere website. De deep-link daarentegen is een hyperlink die direct verwijst naar een andere pagina van de site dan de homepage. “Deep”refereert dus aan het feit dat je direct linkt naar een file die “diep” ligt binnen de hiërarchische structuur van een website. De homepage, die gezien dient te worden als de voordeur van een site 20 , wordt hierdoor dus omzeild. Op de homepages van veel websites zijn (merk)namen, logo’s en advertenties opgenomen. Als men middels een deeplink de homepage omzeilt kan dat voor de sitehouder betekenen dat hij advertentie -inkomsten misloopt. 21 Voorts kan er voor de internetgebruiker onduidelijkheid ontstaan of deze pagina nu
16
World Wide Web Consortium, Links 12.1: W3C Recommendation 24 December 1999. www.w3.org/TR/REC-html40/struct/links.html 17 J.G.L. Wees, W.G. van der Renden, Internet voor juristen, Kluwer; Deventer 1998, p. 103. 18 A.Strowel, Introduction to Intellectual Property Issues in Relation to Electronic Commerce, Document from ECLIP 2nd workshop in Münster 24-25 September 1998. www.jura.uni-muenster.de/eclip/institute/itm/ workshop/02_Strowel.doc 19 J.R. Kuester, P.A. Nieves, ‘Hyperlinks, frames and meta-tags: an intellectual property analysis’, IDEA: The journal of Law and Technology 1998. <www.patentperfect.com/idea.htm> 20 K.J. Koelman, in zijn noot onder Rb. Rotterdam 22 augustus 2000 (Kranten.com), Informatierecht/AMI 2000-10, p. 207-210. 21 M. de Cock Buning en M.Vermeer, ‘Hyperlinks en Metatags; meeliften in cyberspace’, Computerrecht 1999/4, p. 166.
5
wel of niet direct in verband staat met de eerder geraadpleegde site. Dit betekent voor de sitehouder dat er ongewenste associaties kunnen ontstaan. 22 De inline-link23 , ook wel Image-link genoemd 24 of “autoload-link” 25 , bestaat uit een afbeelding, logo of icoon afkomstig van een andere site. Een afbeelding of logo kan van een andere site op de eigen site worden opgeroepen, een “inline-picture”, deze afbeelding of logo kan als link worden gedefiniëerd en wordt dan een inline-link genoemd. 26 Een Internetgebruiker hoeft de linkende site niet te verlaten om deze afbeelding te kunnen bekijken. 27 Tenslotte kennen we ook nog de framed link.28 In 1996 introduceerde Netscape Communications Corp de mogelijkheid voor de Internetgebruiker om meerdere pagina’s tegelijkertijd te bekijken door het opsplitsen van het beeldscherm in kleinere kaders, ook wel aangeduid met windows, en frames.29 Men heeft steeds de mogelijkheid één van deze frames te activeren of deze slechts zonder actieve functie zichtbaar te laten.30 Bij de framed link verdwijnt de oproepende pagina dus niet geheel uit beeld, een deel van de pagina, waarin bijvoorbeeld de advertenties en logo’s zich bevinden, blijft staan. 31 Naast de voordelen die deze toepassing heeft voor de Internetgebruiker, die middels de framed links sneller kan werken, kan er een probleem ontstaan vanuit het perspectief van het Auteursrecht. Wanneer de pagina waarnaar men linkt auteursrechtelijk beschermde werken bevat en de Internetgebruiker de inhoud van de webpagina geframed ziet binnen een andere webpagina, terwijl de URL32 niet verandert, spreken sommige auteurs van een bewerking. 33 Daarbij is het verwarrend dat de URL van de site niet wordt veranderd.
22
Zie Shetland Times Ltd. v. Wills, 1997 S.L.T. 669 (Sess. Cas. 1996) en Ticketmaster v. Microsoft Corp, No. 2:97-CV-03055 (C.D. Cal filed 12 april 1997). 23 Zie 1.2.2.1.5 A.Strowel, Introduction to Intellectual Property Issues in Relation to Electronic Commerce, Document from ECLIP 2nd workshop in Münster 24-25 September 1998. www.jura.uni-muenster.de/eclip/institute/itm/workshop/02_Strowel.doc met betrekking tot een inline-zaak; The United Media v. Dan Wallach case. 24 H.G. Ruse, Copyright Aspects of Hyperlinking, 2000, p. 3. http://www.eclip.org/workshop/2nd/Grosse_Ruse.handout.pdf 25 E.A. Cavazos & C.F. Miles,’Copyright on the WWW: Linking and Liablity’ (1997) 4 Richmond Journal of Law and Technology. http://law.richmond.edu/jolt/v4i2/cavazos.html 26 M. de Cock Buning en M.Vermeer, Hyperlinks en Metatags; meeliften in cyberspace, Computerrecht 1999/4, p. 167 Zij spreken foutief van kopiëren, daar waar men van oproepen dient te spreken. 27 A.Strowel, Introduction to Intellectual Property Issues in Relation to Electronic Commerce, Document from ECLIP 2nd workshop in Münster 24-25 September 1998. www.jura.uni-muenster.de/eclip/institute/itm/workshop/02_Strowel.doc 28 Het World Wide Web Consortium beschreef het nut en doel van de framed link als volgt: HTML frames allow authors to present documents in multiple views, Which may be independent windows or subwindows. Multiple views Offer designers a way to keep certain information visible, while other Views are scrollled or replaced. For example, within the same window, One frame might display a static banner, a second a navigation menu, And a third the main document that can be scrolled through or replaced by navigating in the second frame. World Wide Web Consortium, HTML 4.01 Specification: W3C Recommendation 24 December 1999, Frames 16.1. www.w3.org/TR/html401 29 I.J. Garrote, Linking, Framing and Copyright: A comparitive law approach, 2001, p. 5. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=280596 30 G.Plaß,’Hyperlinks im spannungsfeld von Urheber-, Wettbewerbs- und Haftungsrecht’, WRPWettbewerb in Recht und Praxis 6-2000, p. 599. 31 M. de Cock Buning en M.Vermeer, ‘Hyperlinks en Metatags; meeliften in cyberspace’, Computerrecht 1999/4, p. 167. 32 Uniform Resource Locater, de ‘URL’ is het adres van een webpagina. 33 M. O’Rourke,’Fencing Cyberspace; Drawing borders in a Virtual World ’, Minnesota Law Review 1998, Vol.82, p. 657-658. Ook in Nederland wordt deze opvatting gedeeld zie Brunt, M.Schellekens,
6
1.5 Conclusie Het World Wide Web heeft zich snel ontwikkeld van een middel dat zich primair richtte op het verschaffen van informatie tot een middel dat ook door commerciële bedrijven gebruikt wordt om hun producten en diensten aan te bieden. Deze ontwikkeling maakte het noodzakelijk dat het Internet ontdaan werd van het rechtsvacuüm waarin het zich leek te bevinden. Een van de belangrijkste karakteristieken van het World Wide Web is de hyperlink die men kan onderscheiden in surface-, deep-, inline-links en framed links. Onderscheid maken tussen deze links is vanuit een juridisch perspectief belangrijk omdat de toepassing van deze links op verschillende manieren kan uitwerken. Negeren van dat onderscheid zorgt voor verwarring bij het beoordelen van een rechtscasus.
‘Auteursrecht in DigiWorld’, Intellectueel eigendom in digitaal perspectief, Samsom; Alphen a/d Rijn/Diegem 1996, p. 35-36.
7
Hoofdstuk 2 De hyperlink en het verveelvoudigingsrecht 2.1 Inleiding De hyperlink is een relatief jong begrip. Het verveelvoudigingsrecht daarentegen vormt al sinds jaar en dag één van de pijlers van het auteursrecht. In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe beide begrippen zich ten opzichte van elkaar verhouden. Eerst zal de traditionele betekenis van het verveelvoudigingsrecht behandeld worden om vervolgens de positie van dit recht te bekijken in een Internet-omgeving, de omgeving waarin de hyperlink zich bevindt. Daarbij is met name aandacht voor de tijdelijke kopie en de Auteursrechtrichtlijn, die beide van belang zijn voor de juridische positie van de hyperlink inzake het verveelvoudigingsrecht. Vervolgens zal de status van de hyperlink inzake verveelvoudiging toegelicht worden met name aan de hand van rechtspraak. 2.2 Traditionele betekenis van het verveelvoudigingsrecht Het verveelvoudigingsrecht neemt een centrale plaats binnen het auteursrecht in. De Auteurswet 1912 gebruikt het begrip ‘verveelvoudigen’ in twee verschillende betekenissen. Men kent de betekenis van de verveelvoudiging in enge zin. Dit betreft het vervaardigen van één of meer stoffelijke exemplaren waarin het werk is vastgelegd, wat men ook wel reproductie noemt. Daarnaast kent men ook verveelvoudiging in ruime zin. Dit betreft het vertalen, bewerken of anderszins wijzigen van het stoffelijke werk. Het verveelvoudigingsbegrip wordt in verschillende landen en in de Berner Conventie in ongeveer dezelfde betekenis gehanteerd.34 Spoor omschrijft de verveelvoudiging (reproductie) als ‘de lichamelijke vastlegging van een werk welke geschikt is om dat werk op enigerlei wijze waarneembaar te maken’.35 De twee belangrijkste aspecten in deze definitie zijn de vastlegging en de geschiktheid om het werk waarneembaar te maken. Men kan van vastlegging spreken bij een verbinding tussen de informatie, het ‘immateriële’ werk, en een stoffelijke drager, het ‘materiële’ exemplaar.36 Men kan echter alleen spreken van vastlegging als de verbinding tussen werk en voorwerp min of meer duurzaam is.37 Als duurzaam gelden onder andere en in ieder geval de vastlegging op papier, hout, linnen, film (positief en negatief), (magneet)band, schijf of floppy, in steen, brons, ijs of plastic.38 Vergankelijkheid van het stoffelijk materiaal, zoals in het geval van ijs, is in beginsel niet relevant. Als onvoldoende duurzaam of onvoldoende ‘verbonden’ met een stoffelijke drager kan men
34
J.H. Spoor, Scripta manent, De reproduktie in het auteursrecht (diss. Utrecht), Groningen: Tjeenk Willink 1976, p. 50. 35 J.H. Spoor, Scripta manent, De reproduktie in het auteursrecht (diss. Utrecht), Groningen: Tjeenk Willink 1976, p. 50. 36 D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997, p. 43. 37 J.H. Spoor, Scripta manent, De reproduktie in het auteursrecht (diss. Utrecht), Groningen: Tjeenk Willink 1976, p. 50. 38 D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997er, p. 43.
8
bijvoorbeeld de projectie op een beeldscherm aanmerken. 39 Deze duurzaamheid van de verbondenheid wordt niet vastgesteld op basis van de gebruikte techniek, maar aan de hand van de geschiktheid om het werk opnieuw waarneembaar te maken.40 Volgens Spoor is de geschiktheid om het werk waarneembaar te maken ook aanwezig als men voor het waarneembaar maken hulpmiddelen of bewerkingen nodig heeft. Andere aspecten dan vastlegging en waarneembaarheid zijn niet van belang. Spoor noemt in zijn proefschrift een niet uitputtende opsomming van factoren die dus niet van belang zijn voor het reproductiebegrip. Zo noemt hij onder andere het aantal exemplaren, het toegepaste procédé, het doel van het exemplaar, de bestemming en de wil om te reproduceren als niet relevante factoren. 2.3 Verveelvoudiging en het Internet 2.3.1 Verveelvoudiging in een digitale omgeving Volgens artikel 1 van de Auteurswet beschermt het auteursrecht ‘werken van letterkunde, wetenschap of kunst’. In artikel 10 van de Auteurswet wordt opgesomd wat er onder ‘werken van letterkunde, wetenschap of kunst zoal wordt verstaan, onder meer boeken, tijdschriften, toneelwerken, tekeningen, aardrijkskundige kaarten, ontwerpen, fotografische werken en filmwerken. Deze laatst genoemde categorie behelst niet alleen traditionele films en televisieprogramma’s, maar ook allerlei via het Internet verkrijgbare werken, zoals videoclips, computerspellen en multimediaproducties.41 Deze lijst van werken beoogt echter geen limitatieve opsomming te geven wat ook blijkt uit de laatste zin van het eerste lid: ‘en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welke vorm het ook tot uitdrukking zij gebracht’. Dat betekent dat, ondanks dat zij niet voorkomen in de opsomming, voorkomende werken zoals webpagina’s of screensavers ook voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. 42 Hoe houdt het verveelvoudigingsrecht zich op het Internet? Verveelvoudiging door middel van vastlegging in een computermedium is geen beletsel om van verveelvoudiging te spreken.43 Algemeen wordt aangenomen dat digitalisering van een auteursrechtelijk beschermd werk als verveelvoudiging geldt en derhalve auteursrechtelijk relevant is. 44 Als men een werk wenst te bewaren in een permanent geheugen (ook wel ROM45 ) zoals een computerdiskette, een harddisk of een cd-rom, zal hiervoor de toestemming van de auteur vereist zijn. Men kan dit ontlenen uit artikel 9 lid van de Berner Conventie en dit uitgangspunt is in Internationaal verband nog eens bevestigd in het Agreed Statement bij artikel 1 lid 4 WIPO46 Auteursrechtverdrag.47
39
D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997, p. 43. 40 M. Schellekens, Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss.Tilburg),Sdu 2001, p. 167. 41 P.B. Hugenholtz, ‘Elektronische handel en intellectuele eigendom’, WPNR, Themanummer Ecommerce, nr. 6443, jrg. 132, 28 april 2001, p. 400. 42 P.B. Hugenholtz, ‘Elektronische handel en intellectuele eigendom’, WPNR, Themanummer Ecommerce, nr. 6443, jrg. 132, 28 april 2001, p. 401. 43 M. Schellekens, Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss.Tilburg),Sdu 2001, p. 168. 44 Brunt, M.Schellekens, ‘Auteursrecht in DigiWorld ’, Intellectueel eigendom in digitaal perspectief, Samsom; Alphen a/d Rijn/Diegem 1996, p. 23. 45 Read Only Memory 46 World Intellectual Property Organization 47 Agreed Statements Concerning the WIPO Copyright Treaty, aangenomen 20 december,1996 ,WIPO Doc. CRNR/96.
9
Artikel 9 lid 1 Berner Conventie bepaalt: “Authors of literary and artistic works protected by this Convention shall have the exclusive right of authorising the reproduction of these works, in any manner of form”.
Het Agreed Statement bij artikel 1 lid 4 WIPO Auteursrechtverdrag: “The reproduction right, as set out in Article 9 of the Berne convention, and the exceptions permitted thereunder, fully apply in the digital environment, in particular to the use of works in digital form. It is understood that the storage of a protected work in digital form in an electronic medium constitutes a reproduction within the meaning of Article 9 of the Berne Convention.”
2.3.2 De tijdelijke kopie Een digitalisering van een auteursrechtelijk werk valt dus te beschouwen als een verveelvoudiging. Waar echter minder duidelijkheid over bestaat is de auteursrechtelijke status wanneer een werk slechts bewaard wordt in een tijdelijk computergeheugen (ook wel RAM48 ). Wanneer men een hyperlink activeert, wordt er ook een tijdelijke kopie gemaakt in het werkgeheugen om het werk op het beeldscherm af te kunnen beelden. Om een gedigitaliseerd werk te kunnen gebruiken dient deze in het RAM-geheugen te worden geladen. Om dit mogelijk te maken wordt dit aldus daarin gekopieerd. Als men een rechtlijnige uitleg van het auteursrechtelijke begrip ‘verveelvoudigen’ voorstaat dient men aan te nemen dat het auteursrecht ook tegen deze vorm van verveelvoudigen beschermt.49 Daarbij dient men zich wel te realiseren dat het voortdurend verblijf van het werk afhankelijk is van een permanente stroomtoevoer. Een werkgeheugen is dus al naar zijn aard minder geschikt om een werk met enige duurzaamheid te bewaren.50 Het tijdelijke karakter van de kopie is echter nog geen reden om niet van verveelvoudiging te spreken, zelfs al verdwijnt het werk bij het onderbreken van de stroom. 51 De tijdelijke aard doet niet ter zake in een technische uitleg van het reproductiebegrip. De Eiffeltoren in ijs of chocola is immers óók een reproductie.52 Toch wordt er betoogd dat wanneer men de tijdelijke kopie als een mogelijke inbreuk ziet, welke weer wordt gewist als een ander werk wordt geladen of als de stroomtoevoer wordt afgebroken, men de oorspronkelijke functie van het auteursrecht uit het oog verliest.53 Ondanks deze kritiek werd er reeds op Europees niveau gekozen voor een ruime interpretatie van het verveelvoudigingsrecht in zowel artikel 4 van de software-richtlijn 54 als artikel 5 van de databank-richtlijn. 55 De rechtmatige gebruiker wordt echter wel toegestaan reproductiehandelingen te plegen indien deze noodzakelijk zijn voor normaal gebruik van het werk. Beide richtlijnen achten de ‘tijdelijke reproductie’ auteursrechtelijk relevant waarmee voor een ruim verveelvoudigingsbegrip werd gekozen. Dit ruime verveelvoudigingsbegrip wordt ook gehanteerd in de Auteursrichtlijn.
48
Random Acces Memory K.J. Koelman, ‘Handjeklap in Brussel’, I&I 2000-2, p. 2-4. 50 Brunt, M.Schellekens, ‘Auteursrecht in DigiWorld’, Intellectueel eigendom in digitaal perspectief, Samsom; Alphen a/d Rijn/Diegem 1996. p. 23. 51 T. Heremans, ‘De exploitatie van auteursrechtelijk beschermde werken in cyberspace’, Rechtskundig weekblad 1998-1999, nr.19-9 januari 1999, p. 632. 52 P.B. Hugenholtz, ‘Het auteursrecht, het Internet en de informatiesnelweg’, NJB,1995, p. 515. 53 K.J. Koelman, Handjeklap in Brussel, I&I 2000-2, p. 2-4. 54 Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s. Publicatieblad nr. L 122 van 17 mei 1991. Wet van 19 juli 1994. 55 Richtlijn 96/9/EG van de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken. Publicatieblad nr. L 77/20 van 27 maart 1996. Wet van 8 juli 1999. 49
10
2.3.3 De Auteursrechtrichtlijn56 Op 22 mei 2001 werd de Richtlijn auteursrecht in de informatiemaatschappij, de Auteursrichtlijn, vastgesteld. 57 De Richtlijn is bedoeld ter uitvoering van de twee WIPOverdragen, gesloten in december 1996. Het doel van de twee verdragen was zeker te stellen dat het auteursrecht en de naburige rechten van toepassing zouden zijn in de digitale omgeving, men noemde dit daarom wel de ‘Internet-treaties’.58 Het recht op verveelvoudiging dat in principe ook iedere tijdelijke elektronische kopie omvat is neergelegd in artikel 2 van de richtlijn. Artikel 2 van de Auteursrichtlijn bepaalt: “Reproductierecht De lidstaten voorzien ten behoeve van: a) auteurs, met betrekking tot hun werken, b) uitvoerend kunstenaars, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitvoeringen, c) producenten van fonogrammen, met betrekking tot hun fonogrammen, d) producenten van de eerste vastleggingen van films, met betrekking tot het origineel en de kopieën van hun films, en e) omroeporganisaties, met betrekking tot de vastleggingen van hun uitzendingen via de ether of per draad plaatsvinden, uitzendingen per kabel of satelliet daaronder begrepen, in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.”
In dit artikel is met betrekking tot het reproductiebegrip de ruime benadering van de softwarerichtlijn en de databank-richtlijn overgenomen, waarin ook is bepaald dat tijdelijke verveelvoudigingen onder het recht vallen. Om te voorkomen dat door deze ruime benadering diverse transport- en gebruikshandelingen, zoals ‘caching’59 en browsing, tot de exclusieve beschikkingsmacht van rechthebbenden behoren, geeft artikel 5 lid 1 van de Auteursrichtlijn een complex en uitgebreid stelsel van vrijelijk door de lidstaten te kiezen uit zonderingen. 60 Daar waar de richtlijn duidelijkheid probeert te verschaffen omtrent caching en browsing laat het na een antwoord te geven op vragen betreffende de auteursrechtelijk relevantie van de hyperlink, terwijl de benodigde verveelvoudiging gelijkenis vertoont met cachen en browsen. Artikel 5 lid 1 van de Auteursrichtlijn bepaalt: “Tijdelijke reproductiehandelingen, als bedoeld in artikel 2, die van voorbijgaande of incidentele aard zijn, en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé en die worden toegepast met als enig doel a) de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of b) een rechtmatig gebruik van een werk of ander materiaal mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, zijn van het in artikel 2 bedoelde reproductierecht uitgezonderd.”
De beperking van het reproductierecht van artikel 5 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn heeft alleen betrekking op reproductiehandelingen die van tijdelijke aard zijn. Wat de betekenis van ‘tijdelijk’ is laat de richtlijn onbeantwoord. Hugenholtz wijst er op dat men tegenwoordig ook 56
Zie bijlage. Richtlijn 2001/29/EG van het Europees parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. Publicatieblad nr. L 167/10 van 22 juni 2001. 58 E.J. Arkenbout, ‘Nieuw auteursrecht op komst’, Informatierecht/AMI augustus/september 2000 nr.7, p. 125. 59 Caching is de tijdelijke opslag van recentelijk opgevraagde informatie in het werkgeheugen of op de server om deze informatie bij een herhaling van het verzoek sneller beschikbaar te kunnen stellen. 60 C. Prins, ‘Kroniek van het recht inzake informatie - en communicatietechnologie’, NJB, afl. 2002/10. http://rechten.kub.nl/prins/Publicatnl/kronieknjb.pdf 57
11
in werkgeheugens een kopie uren- of dagenlang kan vasthouden. 61 Voor een mogelijk antwoord hierop zoekt hij aanknoping bij artikel 5 lid 2 sub d van de Auteursrechtrichtlijn, dat voorziet in een beperking van het reproductierecht te aanzien van ‘tijdelijke opnamen van werken, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen ten behoeve van hun eigen uitzendingen’. In Nederland geldt een wettelijke beperking voor het maken van ‘efemere’ ofwel kortstondige kopieën (artikel 17 Auteurswet). De maximale duur van dergelijke tijdelijke kopieën is wettelijk bepaald op zes maanden. 62 Mijn inziens wordt de tijdelijkheid onderscheiden in een enerzijds voorbijgaande en anderzijds een incidentele aard, waarbij voorbijgaand niets anders betekent dan niet blijvend. Daarnaast is ook de context waarin de reproductie ontstaat van belang. Daarmee kan men reproducties ook onder de werking brengen van artikel 5 lid 1 als de opslag nie t kortdurend is. In overweging 33 bij de auteursrichtlijn wordt overwogen dat reproductiehandelingen zoals artikel 2 omschreven zijn toegestaan mits zij gebeuren ten behoeve van een efficiënte doorgifte, hetzij een geoorloofd gebruik betreft van een beschermd werk dan wel dat deze reproductiehandelingen geen economische waarde bezitten. Voorts wordt overwogen in overweging 33 ‘Voorzover zij aan deze voorwaarden voldoen, moet deze beperking ook gelden voor handelingen die elektronisch bladeren (browsing) en caching mogelijk maken, onder andere met het oog op het doelmatig functioneren van doorgiftesystemen, op voorwaarde dat de tussenpersoon de informatie niet modificeert en niet intervenieert bij het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatig gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie’. Artikel 5 lid 1 is niet uitsluitend beperkt van toepassing op caching en browsing, echter is duidelijk in de overweging dat men deze twee toepassingen uitdrukkelijk onder voorwaarden heeft willen toestaan. Hoewel browsen een handeling is die zich laat vergelijken met downloaden, wat wel als auteursrechtelijk relevant wordt geacht, zou een verbod op browsen op gespannen voet staan met de informatievrijheid gewaarborgd in artikel 10 EVRM. 63 In het geval van caching speelt enerzijds de vraag van de technische noodzaak en anderzijds de vraag of caching zelfstandige economische waarde bezit. Met betrekking tot de eerste vraag dient men zich af te vragen of cachen een essentieel onderdeel vormt van het technisch procédé. Men kan hierover van mening verschillen. Feit is echter dat het zonder caching allemaal heel veel trager verloopt, en dat zonder caching het Internet waarschijnlijk geen bestaansrecht heeft zoals het nu functioneert. Met deze opvatting kan men toch spreken van een essentieel onderdeel van het technisch procédé gezien de noodzakelijkheid voor het voortbestaan van het Internet zoals we het nu kennen. Over de tweede vraag kan men tevens van mening verschillen. Volgens sommige auteurs heeft caching wel degelijk zelfstandig economische waarde, immers als een provider geen caching-faciliteiten biedt zal deze zich niet kunnen handhaven op de markt.64 Echter spreekt overweging 33 duidelijk van ‘efficiënte’ doorgifte en verklaart deze overweging eveneens met zoveel woorden dat caching ‘onder andere met het oog op het doelmatig functioneren van doorgiftesystemen’ is toegestaan. In Nederland is de heersende leer dat verveelvoudiging een rechtsbegrip is en geen louter technisch bepaalde notie. Derhalve dient niet de stand der techniek de reikwijdte van de bescherming te bepalen maar het recht dient de norm te bepalen. Met andere woorden: niet
61
P.B. Hugenholtz, ‘Brussels Broddelwerk. Recht en krom in de Auteursrichtlijn’, Informatierecht/AMI 2001-1. 62 P.B. Hugenholtz, ‘Brussels Broddelwerk. Recht en krom in de Auteursrichtlijn’, Informatierecht/AMI 2001-1. 63 P.B. Hugenholtz, ‘Het auteursrecht, het Internet en de informatiesnelweg’, NJB,1995, p. 516. 64 A.A. Qaedvlieg, ‘Het Internet: het auteursrecht voorbij? Bespreking van het preadvies van P.B. Hugenholtz’, Computerrecht 1998, p. 124-125; J. Corbet,’De ontwerp-richtlijn van 10 december 1997 over het auteursrecht en naburige rechten in de Informatiemaatschappij’, Informatierecht/AMI 1998, p. 95.
12
alles wat in technische zin ‘kopie’ mag heten valt onder het reproductierecht.65 De Commissie Auteursrecht wijst op het feit dat men dan rechten schept die niet of nauwelijks te handhaven zijn. Zuiver consumptieve handelingen, zoals lezen, bekijken of luisteren dienen buiten het exploitatierecht te blijven ook in de digitale omgeving. Dit verandert niet als dit consumeren gepaard gaat met tijdelijke reproductiehandelingen. 66 2.3.4 De stilzwijgende licentie Naast de vraag of tijdelijke verveelvoudigingen die tot stand komen bij bijvoorbeeld browsen en hyperlinken kan men zich afvragen of men met het plaatsen van een werk op het World Wide Web impliciete toestemming geeft om naar deze pagina te linken. In Angelsaksische landen betoogt men wel dat het bekijken van een webpagina door middel van het activeren van een link is toegestaan op basis van een impliciete toestemming. Er is dan geen sprake van auteursrechtinbreuk en er is tevens geen ruimte voor een afgeleide verantwoordelijkheid wegens het bevorderen van auteursrechtinbreuk door het plaatsen van een link. 67 Volgens Hugenholtz zou browsen ook toegestaan zijn als het reproductierecht zich tot iedere tijdelijk gekopieerde bit zou uitstrekken, omdat wie informatie via het web beschikbaar stelt geacht moet worden het goed te vinden dat daar normaal gebruik van wordt gemaakt.68 Browsen is dus toegestaan, al was het maar op basis van de stilzwijgende licentie.69 Evenals het browsen is de hyperlink een verschijnsel dat inherent is aan het World Wide Web. Wie informatie beschikbaar stelt via het Web dient dan ook te accepteren dat men hier middels hyperlinks naar kan verwijzen. 70 Een Engelse hoogleraar beredeneerde de impliciete toestemming als volgt: “The copyright owner made a deliberate choice to place his website online, with full knowledge (presumably) of how the system operates. Linking of Web sites to one another is extremely common and is, arguably, both the raison d’être of the World Wide Web and the reason for its succes. It is custom and practice, and so if a copyright owner puts up a Web site, he MUST expect others to link into his site . Services such as Web search rights could not operate without this ability.”71 Men kan deze stilzwijgende licentie vaststellen op basis van het feit dat men als Internetgebruiker geen waarschuwing krijgt dat men een auteursrechtinbreuk begaat bij verder gebruik van de webpagina. Omdat de meeste Webpagina’s niet een dergelijke waarschuwing bevatten zal men aan de hand van de stilzwijgende licentie de meeste activiteiten door eindgebruikers, zoals het activeren van een hyperlink, kunnen legitimeren. 72 Toch kan men er 65
D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997, p.61-82; P.B. Hugenholtz, Het Internet:Het auteursrecht voorbij?, Recht en Internet, handelingen Nederlandse Juristen- Vereniging, W.E.J. Tjeenk Willink, Deventer, 1998-I, p. 206-213; Commissie auteursrecht 1998, p. 11. 66 P.B. Hugenholtz, ‘Brussels Broddelwerk. Recht en krom in de Auteursrichtlijn’, AMI 2001-1. 67 S. Kiristov, ‘Can Millions of Internet Users Be Breaking the Law Every Day?, An Intellectual Property Analysis of Linking and Framing and the Need for Licensing’, 2000, Stanford Technology Law Review. http://stlr.stanford.edu/STLR/Events/linking/contents_f.htm 68 P.B. Hugenholtz, Het Internet:Het auteursrecht voorbij?, Recht en Internet, handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging, W.E.J. Tjeenk Willink, Deventer, 1998-I. 69 D. Nimmer, ‘Brains and Other Paraphernalia of the Digital Age’, Harvard Journal of Law and Technology (10) 1996. http://cyber.law.harvard.edu/metaschool/fisher/ISP/ISP5.html 70 P.B. Hugenholtz, Het Internet:Het auteursrecht voorbij?, Recht en Internet, handelingen Nederlandse Juristen- Vereniging, W.E.J. Tjeenk Willink, Deventer, 1998-I. 71 C.Oppenheimer,’The Internet Copyright Case and Its Implications for Users of the WWW’, Shetland News, December 6, 1996. http://www.ariadne.ac.uk/issue6/copyright 72 S. Kiristov, ‘Can Millions of Internet Users Be Breaking the Law Every Day?, An Intellectual Property Analysis of Linking and Framing and the Need for Licensing’, 2000, Stanford Technology Law Review. http://stlr.stanford.edu/STLR/Events/linking/contents_f.htm
13
niet altijd van uitgaan dat er sprake is van een stilzwijgende licentie. Als er sprake is van een minder neutrale link zoals een framed link wordt wel betoogd dat er dan geen stilzwijgende toestemming dient te worden aangenomen. 73 Men neemt dus niet aan dat degene, die zijn informatie op het World Wide Web plaatst, toestemming geeft om deze in een andere verschijningsvorm te laten waarnemen dan de vorm waarin hij het zelf op het Internet heeft geplaatst. 2.4 Status van de hyperlink inzake verveelvoudiging Kan er sprake zijn van verveelvoudiging met auteursrechtelijke relevantie wanneer men een hyperlink gebruikt? Op het moment dat men een link gebruikt wordt er immers een kopie gemaakt in het RAM-geheugen van de computer, de zogenaamde tijdelijke kopie die nodig is om iets af te kunnen beelden op het computerbeeldscherm. Aan de hand van de volgende jurisprudentie zal getracht worden een beeld te schetsen in hoeverre hyperlinking auteursrechtelijk relevante verveelvoudiging op kan leveren. Scientology/XS4ALL Een zeer spraakmakende zaak die veel pennen in beweging heeft gebracht is de zaak Scientology/XS4ALL e.a..74 Deze zaak betrof een bodemprocedure van de Church of Scientology tegen een twintigtal service providers en één content provider, mevrouw Spaink. De eis was dat de providers zowel de verveelvoudigingen van de beschermde werken als de links, die bij activering een verveelvoudiging van deze werken bewerkstelligen, van hun computersystemen zouden verwijderen. Het vonnis werd met gemengde gevoelens ontvangen en laat nogal veel ruimte over voor interpretatie. De activiteiten van de service providers werden niet geacht een auteursrechtelijk relevante verveelvoudiging te zijn. Nu is dit niet vreemd aangezien de service providers slechts de technische faciliteiten verschaffen tot verveelvoudiging. De Rechtbank geeft echter een andere grond waarom er geen sprake is van een auteursrechtelijk relevante verveelvoudiging gesproken. In rechtsoverweging 16 staan de volgende zinsnedes; …‘Het gaat hier om door de technologie gedicteerde reproducties die ontstaan niet zozeer als gevolg van een handeling van de Service provider als wel van de houder van een home page of de consument die thuis informatie opvraagt. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het bepaalde in art. 5 lid 1’…. …’In dit verband niet is van belang of de informatie toegankelijk is via een ‘internet- adres’ dan wel via een hyperlink (een vanuit een home page ‘aanklikbare’ elektronische doorverwijzing).’… De Rechtbank verwijst naar artikel 5 lid 1 van de auteursrechtrichtlijn. Dat lijkt een misvatting daar de inbreukmakende documenten zich min of meer permanent op de servers bevonden. De verwijzing dient naar alle waarschijnlijkheid dan ook zo geïnterpreteerd te worden dat de permanente verveelvoudiging, die wel auteursrechtelijk relevant is, door de content provider wordt gepleegd, terwijl de andere verveelvoudigingen nodig voor verzending of raadpleging geen auteursrechtelijke relevantie hebben. 75 Bij de laatst genoemde verveelvoudigingen is dan niet van belang of informatie toegankelijk wordt gemaakt via een Internetadres, hetgeen veel 73
M. Sableman, ‘Link Law Revisted: Internet Linking Law at Five Years’, 16 Berkeley Technology Law Journal 1273, p. 62. www.law.berkeley.edu/journals/btlj/articles/16_3/sableman/sableman.pdf; P.B. Hugenholtz, Het Internet:Het auteursrecht voorbij?, Recht en Internet, handelingen Nederlandse Juristen- Vereniging, W.E.J. Tjeenk Willink, Deventer, 1998-I. 74 Rb. s’-Gravenhage 9 juni 1999, Informatierecht/AMI 1999, p. 110-115, m.nt. K.J. Koelman; Mediaforum 1999, p. 205-209, m.nt. D.J.G. Visser; Computerrecht 1999, p.200-205, m.nt. P.B. Hugenholtz (Scientology/XS4ALL e.a.). 75 Visser is deze interpretatie ook toegedaan. zie noot. D.J.G. Visser; Computerrecht 1999, p. 208.
14
gelijkenis vertoont met het toegestane browsen, dan wel via een hyperlink. Daaruit zou men op kunnen maken dat de Rechtbank het gebruik van een hyperlink in dit geval onder artikel 5 lid 1 heeft willen brengen. De verklaring van recht suggereert echter dat een provider die een link op zijn computersysteem heeft, die bij activering een verveelvoudiging van een auteursrechtelijk beschermd werk bewerkstelligt, onrechtmatig handelt. ‘…Verklaart voor recht dat de Service Providers door het zonder toestemming van eisers op hun computersystemen aanwezig hebben van een 'link’ die bij activering een verveelvoudiging van werken waarop CST het auteursrecht bezit bewerkstelligt op het scherm van de computer van de gebruiker, onrechtmatig handelen,…’ Deze verklaring staat haaks op de eerdere stellingname van de rechtbank waarin krachtens artikel 5 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn de verveelvoudiging van de eindgebruiker geen auteursrechtelijke relevantie zou hebben. De aanwezigheid op een server van een hyperlink die naar het auteursrechtelijk beschermde werk verwijst wordt gelijk gesteld met het “fysiek” aanwezig hebben van het werk zelf op de server. Deze gelijkstelling roept vragen op. Immers alleen wanneer linken tot auteursrechtinbreuk kan leiden bestaat er ruimte voor een afgeleide aansprakelijkheid voor de provider.76 Logischer is dat slechts op grond van schending van een zorgvuldigheidsnorm door de servic e provider onrechtmatigheid wordt aangenomen. 77 Concluderend kan men stellen dat het activeren van een hyperlink een niet auteursrechtelijk relevante verveelvoudiging oplevert met verwijzing naar artikel 5 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn. Het aanbrengen van een link is ook geen auteursrechtelijke relevante handeling omdat dit geen verveelvoudiging oplevert. Men kopieert immers in dat geval zelf niet, dat doet degene die de hyperlink activeert. Dat laat echter onverlet dat het aanbrengen van een hyperlink wel onrechtmatig kan zijn, bijvoorbeeld op grond van het bevorderen of profiteren van auteursrechtinbreuk. 78 Shetland Times & Kranten.com Een van de eerste hyperlink-zaken is de Shetland Times-zaak.79 Het geschil ontstond tussen de Shetland Times en de online-krant Shetland News nadat de laatstgenoemde deep-links had geplaatst naar nieuwsartikelen van de online-versie van de Shetland Times. Deze hyperlinks waren letterlijke kopieën van de nieuwskoppen van de Shetland Times’ website. Deze hyperlinks brachten Internetgebruikers direct naar de webpagina van de Shetland Times met het gerelateerde artikel. Volgens de Rechter was er sprake van inbreuk op het auteursrecht van de Shetland Times omdat de hyperlinks werden gemaakt in de vorm van exacte koppen uit de andere krant. Men ging er daarbij vanuit dat de nieuwskoppen auteursrechtelijk waren beschermd. Wanneer een kop boven een artikel auteursrechtelijk beschermd is, dan is het plaatsen van die link op een website uiteraard in beginsel een verveelvoudiging van een werk van een ander.80 In de Kranten.com-zaak81 echter nam de rechter een ander standpunt in. De rechter oordeelde dat het aanbrengen van een hyperlink op zichzelf niet als een verveelvoudiging is aan te merken. Het feit dat het hier zogenaamde deep-links betreft doet hier niks aan af. Degene die de hyperlink aanbrengt kopieert immers zelf niets, maar verwijst slechts naar een andere site. Ook in deze zaak werden de koppen letterlijk overgenomen. Het 76
P.B. Hugenholtz, in zijn noot onder Rb. s’-Gravenhage 9 juni 1999 (Scientology/XS4ALL e.a.), Computerrecht 1999, p. 200-205. 77 K.J. Koelman in zijn noot onder Rb. s’-Gravenhage 9 juni 1999 (Scientology/XS4ALL e.a.), Informatierecht/AMI 1999, p. 110-115. 78 P.B. Hugenholtz, in zijn noot onder Rb. s’-Gravenhage 9 juni 1999 (Scientology/XS4ALL e.a.), Computerrecht 1999, p. 200-205. 79 Shetland Times Ltd. v. Wills, 1997 S.L.T. 669 (Sess Cas. 1996). 80 G. Brunt, ‘Is de hyperlink hyper link?’, IT en Recht 1997/1. 81 Rb. Rotterdam 22 augustus 2000, Informatierecht/AMI 2000-10, p. 207-210 m. nt. K.J. Koelman (Kranten.com).
15
overnemen van gepubliceerde artikelen uit dagbladen is echter wettelijk toegestaan op grond van de beperkingen van de artikelen 15 en 15a van de Auteurswet, daaronder vallen ook de koppen. 82 Conclusie is dat het aanbrengen van een hyperlink, ook als het een deep-link betreft, geen verveelvoudiging oplevert, omdat deze handeling als zodanig geen verveelvoudiging oplevert. Alleen wanneer de hyperlink zelf als auteursrechtelijk werk kan worden aangemerkt is het overnemen daarvan bij het aanleggen van een hyperlink aan te merken als een aan de rechthebbende voorbehouden verveelvoudigingshandeling. 83 2.5 Conclusie Verveelvoudiging door middel van vastlegging in een computermedium is geen beletsel om van verveelvoudiging te spreken. Het aanbrengen van een hyperlink echter is geen verveelvoudiging, behalve wanneer de hyperlink zelf als auteursrechtelijk werk kan worden aangemerkt. Immers degene die deze hyperlink aanbrengt verveelvoudigt niet, dat doet degene die de hyperlink activeert. Ook de commissie auteursrecht beschouwt het aanbrengen van een hyperlink, die de mogelijkheid biedt contact te leggen met een andere website of vindplaats, niet als een verboden of te verbieden verveelvoudigingshandeling in de zin van de Auteurswet of de Wet naburige rechten.84 Het activeren van een hyperlink levert wel een verveelvoudiging op, maar hierbij dient men zich af te vragen of deze wel auteursrechtelijk relevant geacht dient te worden, en het zich in dat opzicht laat vergelijken met tevens niet auteursrechtelijk relevante handelingen als caching en browsing. Men kan deze handeling onder artikel 5 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn brengen waardoor deze wordt uitgezonderd van auteursrechtelijk relevante verveelvoudiging. Dit zou stroken met de heersende leer in Nederland dat verveelvoudiging een rechtsbegrip is en niet een puur technisch bepaalde notie. Echter dient daarbij wel weer een voorbehoud gemaakt te worden, in die zin dat een hyperlink geen downloading mag bewerkstelligen omdat dit dan wel een auteursrechtelijk relevante verveelvoudiging betreft.85
82
Volgens K.J. Koelman, in zijn noot onder Rb. Rotterdam 22 augustus 2000 (Kranten.com). zie noot 13, M. de Cock Buning en M. Vermeer, Hyperlinks en Metatags; meeliften cyberspace, Computerrecht 1999/4, p. 172. 84 Commissie Auteursrecht, ‘Advies over Auteursrecht, naburige rechten en nieuwe media’, Den Haag 1998, p.38. De samenstelling van de Commissie auteursrecht werd gvormd door: Prof. mr D.W.F. Verkade (voorzitter), Prof. mr E.J. Dommering, Prof. mr F.W. Grosheide, Prof. mr. P.B. Hugenholtz, Prof. mr. K.J.M. Mortelmans, Mr E.J. Numann, Prof. mr. Spoor en mevrouw Mr J.A. Schaap. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een nieuw verschenen advies de bevindingen van de Commissie auteursrecht uit 1998 betreffende de verveelvoudiging en openbaarmaking bevestigen. Commissie Auteursrecht, ‘Advies over de uitvoering van de EG-richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij’, Den Haag 2001, p. 5. http://www.justitie.nl/images/11_7448.doc 85 M. Schellekens, Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss.Tilburg),Sdu 2001, p. 165. 83
16
Hoofdstuk 3 De hyperlink en het openbaarmakingsrecht 3.1 Inleiding Naast het verveelvoudigingsrecht kent men ook het openbaarmakingsrecht. Kort gezegd het recht om een werk aan het publiek ter beschikking te stellen. In dit hoofdstuk zal onderzocht worden in hoeverre men openbaar maakt door middel van een hyperlink. Eerst wordt het traditionele begrip openbaarmakingsrecht toegelicht. Vervolgens wordt de positie van het openbaarmakingsrecht in de Internet-omgeving besproken. In de vierde paragraaf is aandacht voor jurisprudentie en de Nederlandse opvatting inzake hyperlinken en openbaar maken. 3.2 Traditionele betekenis van het openbaarmakingsrecht Aan de term ‘openbaar maken’ wordt door de wetgever in de Auteurswet 1912 verschillende betekenissen toegekend. Deze betekenissen hebben met elkaar gemeen dat het werk op de een of andere manier ter beschikking van een publiek wordt gesteld, waardoor het publiek in staat is ervan kennis te nemen. Artikel 12 lid 1 Auteurswet noemt vijf rubrieken van handelingen die openbaarmaking opleveren. De wet geeft echter geen definitie van het begrip, maar omschrijft slechts wat naast de bekend veronderstelde betekenis mede onder openbaarmaking moet worden verstaan.86 Het openbaarmakingsbegrip is dus in het Nederlandse recht niet beperkt tot bepaalde openbaarmakingsvormen wat het tot een open begrip maakt. Niettemin brengt Visser in zijn proefschrift de veelheid aan traditionele openbaarmakingsvormen terug tot vier traditionele vormen van openbaar maken, te weten: verspreiden, tentoonstelle n, uitvoeren en uitzenden. 87 Het uitgangspunt van het openbaarmakingsrecht is dat aan de auteur is voorbehouden te beslissen of en zo ja hoe zijn werk aan het publiek wordt geopenbaard. 88 Zolang een werk nog niet is gepubliceerd geniet het meer bescherming. 89 De auteur heeft in beginsel geen zeggenschap meer over in het verkeer gebrachte exemplaren, tenzij deze worden aangewend voor een nieuwe wijze van openbaarmaking van het werk. Als een bepaald exemplaar in het verkeer is gebracht is het openbaarmakingsrecht uitgeput. Men spreekt dan wel van uitputting. Deze beperking betreft het verspreiden en niet de andere vormen van openbaarmaking. 90 Voorts wordt het recht exemplaren van het werk te verhuren of uit te lenen niet geraakt door uitputting. 91 De uitputting blijkt in Nederland niet uit de tekst van de wet, maar worden door de Hoge Raad erkend in een tweetal arresten, namelijk het Leesportefeuille -arrest 92 en het Stemra/Free Record Shop-arrest.93 Zoals al eerder vermeld is er slechts sprake van openbaarmaking als men ter beschikking stelt aan het publiek. Wat onder een publiek moet worden verstaan kan men ontlenen uit artikel 12 lid 4 van de Auteurswet wat zegt: 86
N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, 4de druk, Samsom; Alphen a/d Rijn 1998, p. 84. D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997, p. 83. 88 N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, 4de druk, Samsom; Alphen a/d Rijn 1998, p. 83. 89 J.H. Spoor en D.W.F. Verkade, Auteursrecht, 2de druk, Kluwer; Deventer 1993. 90 J.H. Spoor en D.W.F. Verkade, Auteursrecht, 2de druk, Kluwer; Deventer 1993. 91 D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997, p. 95. 92 HR 25 januari 1952, NJ 1952, 95 (Leesportefeuille). 93 HR 20 november 1987, NJ 1988, 280 (Stemra/Free Record Shop). 87
17
“Onder een voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar wordt mede begrepen die in besloten kring, tenzij deze zich beperkt tot de familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring en voor de toegang tot de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling geen betaling, in welke vorm ook, geschiedt. Hetzelfde geldt voor een tentoonstelling.”
De uitzondering beperkt zich dus tot de familie -, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring (banden van een dusdanig persoonlijke aard dat deze nauwelijks minder hecht zijn dan familiebanden of banden van vriendschap). Het criterium is derhalve niet zozeer de plaats van handeling als wel de band die de aanwezigen bindt.94 De Hoge Raad bepaalde in dit verband dat de gezamenlijke bewoners van een bejaardentehuis niet aan dit criterium voldoen. 95 3.3 Openbaarmaking en het Internet 3.3.1 Openbaarmaking in een digitale omgeving In de vorige paragraaf werd al duidelijk dat het openbaarmakingsbegrip in het Nederlandse recht een open begrip is, derhalve kan er weinig twijfel over bestaan dat een beschikbaarstelling van informatie op het Internet in digitale vorm onder het begrip openbaarmaking valt.96 In internationaal verband is dit gegeven in het WIPOauteursrechtverdrag voorzien in artikel 8, wat luidt: “Recht op mededeling aan het publiek Onverminderd de bepalingen van de artikelen 11, eerste lid, onder (ii), 11bis, eerste lid, onder (i) en (ii), 11ter, eerste lid, (ii), 14, eerste lid, onder (ii) en 14bis, eerste lid van de Berner Conventie, hebben auteurs van werken van letterkunde en kunst het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor het per draad of langs draadloze weg mededelen van hun werken aan het publiek, met inbegrip van het op zodanige wijze voor het publiek beschikbaar stellen van hun werken dat deze voor leden van het publiek beschikbaar zijn vanaf een door hen gekozen plaats en op een door hen gekozen tijdstip. ”
De Auteursrechtrichtlijn voorziet tevens in een ruim geformuleerd recht van ‘mededeling aan het publiek’, in Nederland beter bekend als openbaarmaking, is rechtstreeks ontleend aan artikel 8 van het WIPO-auteursrechtverdrag. Artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn luidt: “De lidstaten voorzien ten behoeve van auteurs in het uitsluitende recht, de mededeling van hun werken aan het publiek, per draad of draadloos, met inbegrip van de beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, toe te staan of te verbieden.”
Het beschikbaar stellen voor raadpleging of waarneming op het Internet valt derhalve onder het begrip openbaarmaken, daargelaten de afgrenzing van de besloten kring. 97 In het geval van het Internet roept dit de vraag op wat tot het privé-domein behoort. 98 Ondanks dat artikel 12 lid 4 Auteurswet slechts op bepaalde openbaarmakingsvormen lijkt toe te zien, betoogt
94
N. van Lingen, Auteursrecht in hoofdlijnen, 4de druk, Samsom; Alphen a/d Rijn 1998, p. 91. HR 9 maart 1979, NJ 1979, 341 (Willem Dreeshuis/Buma). 96 D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997, p. 90; M. Schellekens, Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss. Tilburg), Sdu 2001, p. 163; G.Brunt, M. Schellekens, ‘Auteursrecht in DigiWorld ’, Intellectueel eigendom in digitaal perspectief, Samsom; Alphen a/d Rijn/Diegem 1996, p. 35. 97 Commissie Auteursrecht, 1998, p. 14. 98 De Commissie auteursrecht heeft hierop zelf geen antwoord willen geven, maar heeft dit aan de rechter en wetgever over willen laten. Commissie Auteursrecht, 1998, p. 27. 95
18
Schellekens dat het ‘vriendencriterium 99 ’ bij alle vormen van openbaarmaking kan plaatsvinden. 100 Voorts kan er twijfel ontstaan of er bij kennisname van een op het Internet gepubliceerd werk wel sprake kan zijn van een publiek. Immers de bezoekers van de site bevinden zich niet op dezelfde plaats noch nemen zij tegelijkertijd kennis van het werk. Men kan van opvatting zijn dat het publiek bestaat uit al diegenen die in staat zijn geweest om het werk op te vragen, en niet slechts degenen die dat daadwerkelijk gedaan hebben. 101 Deze stelling kan men ontlenen van een uitspraak van het Hof Den Haag met betrekking tot video-cabines.102 Het Hof bepaalde dat er tevens sprake is van openbaarmaking, ook al wordt een werk niet op dezelfde plaats en tegelijkertijd beschikbaar gesteld. Deze opvatting is nu vervat in artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn. Artikel 3 lid 1 bevestigt namelijk dat het recht van openbaarmaking ook een recht van beschikbaarstelling op individueel verzoek omvat. Met deze bepaling wordt buiten twijfel gesteld dat het aanbieden van werken op websites aan de rechthebbenden exclusief is voorbehouden. 103 3.3.2 Secundaire openbaarmaking Van secundaire openbaarmaking wordt meestal gesproken in het geval dat gelijktijdig in het openbaar radio- of televisie -uitzendingen ten gehore worden gebracht of vertoond en voor de gelijktijdige ongewijzigde kabeldoorgifte van uitgezonden radio- of televisieprogramma’s. Men spreekt van een secundaire openbaarmaking omdat hier vrijwel gelijktijd ig een primaire openbaarmaking aan vooraf gaat, namelijk de uitzending van het radio-of televisieprogramma.104 Als men over een openbaarmakingshandeling, in geval van een hyperlink, wil spreken dient men te bedenken dat de gelinkte website ook afzonderlijk opvraagbaar is. Daar vindt de “eerste” openbaarmaking plaats. Echter betoogt Brunt dat men ook kan spreken van een secundaire openbaarmaking -zoals uitgemaakt in de kabelarresten105 - als er sprake is van een ander “organisme” dat openbaar maakt en dat deze openbaarmaking een zelfstandige betekenis heeft.106 Inzake de hyperlink zou men kunnen spreken van een zelfstandige betekenis door het feit dat een hyperlink een methode is om sneller en gemakkelijker dan via een search-engine op een verwante website te geraken. Men kan zich echter afvragen of het mechanisme van de hyperlink een ander “organisme” vormt in de zin van de Berner Conventie (Artikel 11bis lid 1 sub 2). In een arrest van de Hoge Raad werd bepaald dat onder een “ander organisme” verstaan dient te worden een ander organisme dan het organisme dat de radio- of televisieuitzending verricht. Dit duidt op een intermediair, een tussenschakelende instantie tussen uitzendende omroep en kijker/luisteraar, door wie een activiteit wordt verricht en als een “communication” van het uitgezonden werk kan worden beschouwd. 107 Bij een centrale antenne-inrichting (cai) was volgens de Hoge Raad sprake van een “ander organisme”.108 In dit licht zou men wellicht kunnen spreken van een “ander organisme” ingeval van de hyperlink. Kan men spreken van “communication”? Naar mijn 99
zie paragraaf 3.2 M. Schellekens, Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss. Tilburg), Sdu 2001, p. 163. Hij verwijst hierbij naar een arrest waarbij het criterium werd toegepast bij een beschikbaarstelling van werken via een Gemeenschappelijk Antenne-inrichting. HR 24 december 1993, NJ 1994, 641. 101 G.Brunt, M. Schellekens, ‘Auteursrecht in DigiWorld’, Intellectueel eigendom in digitaal perspectief, Samsom; Alphen a/d Rijn/Diegem 1996, p. 34. 102 Hof ’s-Gravenhage 1 december 1994, Informatierecht/AMI 1995/3, blz. 51-54 (Pornovideocabine). 103 P.B. Hugenholtz, ‘Elektronische handel en intellectuele eigendom’, WPNR, Themanummer Ecommerce, nr. 6443, jrg. 132, 28 april 2001. 104 D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997, p. 135. 105 o.a. HR 30 oktober 1981, NJ 1982, 435 (kabel I), HR 25 mei 1984, NJ 1984, 697 (kabel II). 106 G.Brunt, ‘Is de hyperlink hyper link?, IT en Recht 1997/1. 107 HR 24 december 1994, NJ 1994, 641. 108 HR 30 oktober 1981, NJ 1982, 435 (kabel I). 100
19
mening niet omdat een hyperlink alleen doorgeeft aan de browser van de gebruiker waar de informatie gevonden kan worden. De hyperlink communiceert niet het werk zelf naar de eindgebruiker. De vraag of men kan spreken van een “ander organisme” is vatbaar voor discussie, maar mijns inziens is er geen sprake van “communication” van het werk en derhalve geen sprake van secundaire openbaarmaking. 3.3.3
Openbaarmaking door framed link
Net als bij normale links brengt het aanbrengen van een framed link geen verveelvoudiging teweeg. Er valt weliswaar te betogen dat de framed link een bewerking is van een werk en daarmee als een openbaarmaking van die bewerking kan worden aangemerkt en derhalve onder de werking van artikel 13 Auteurswet valt. 109 Krachtens artikel 13 Auteurswet is mede sprake van een verveelvoudiging als er een bewerking van een werk wordt gemaakt, zonder dat het vervolgens als een nieuw oorspronkelijk werk valt aan te merken. Wanneer de framed link als een bewerking wordt gezien maakt degene die de link activeert auteursrechtinbreuk. Het verschil zit in de presentatie van het resultaat van het linken. Er wordt niet alleen verwezen naar een andere pagina maar deze pagina wordt in zijn geheel afgebeeld op de eigen pagina. Men kan dan zeggen dat deze pagina in een gewijzigde vorm wordt afgebeeld, wat auteursrechtelijk relevant kan worden geacht110 , aangezien een bewerking ook een verveelvoudiging kan opleveren. In dat geval baseert men deze wijziging puur op de manier van afbeelden waarbij het werk zelf wordt niet gewijzigd. 111 Mijn inziens lijkt een simpele framed link waarbij een kader binnen een ander kader geplaatst wordt in beginsel niet te beschouwen als een bewerking bedoeld als in artikel 13 Auteurswet. Of van een bewerking gesproken kan worden zoals in het Hovener/Poortvliet-arrest dient per geval bekeken te worden. 112 De situatie laat zich vergelijken met die van het Leesportefeuille -arrest. 113 Men voorziet andere tijdschriften (framed links) van een kaft (de oproepende webpagina) waarop advertenties staan. De vraag is echter of een inline-link, en wellicht een framed link, zij het mijns inziens in mindere mate, een bewerking kunnen vormen. Zeker bij een inline-link lijkt mij het zeer wel mogelijk dat een link zodanig geïntegreerd wordt in de pagina dat er sprake is van een bewerking. In dat geval lijkt het mij goed verdedigbaar dat er derhalve sprake is van een openbaarmaking.
3.4 Status van de hyperlink inzake openbaarmaking 3.4.1 Relevante jurisprudentie Kelly v. Arriba Soft Op 6 februari 2002 kwam het U.S. Ninth Circuit Court of Appeals met een opmerkelijke uitspraak die elke link op het World Wide Web een auteursrechtinbreuk dreigt te maken. 114 Het Hof bepaalde namelijk dat linken naar een website zonder toestemming een inbreuk op het openbaarmakingsrecht van de rechthebbende vormt.
109
Brunt, M.Schellekens, ‘Auteursrecht in DigiWorld’, Intellectueel eigendom in digitaal perspectief, Samsom; Alphen a/d Rijn/Diegem 1996, p. 35-36. 110 M. O’Rourke, ‘Fencing Cyberspace; Drawing borders in a Virtual World’, Minnesota Law Review 1998, Vol.82, p. 657-658. 111 G.Plaß, ‘Hyperlinks im spannugsfeld von Urheber-, Wettbewerbs-und Haftungsrecht’, WRPWettbewerb in Recht und Praxis 6-2000, p. 601. 112 HR 19 januari 1979, NJ 1979, 412 (Hovener/Poortvliet). 113 HR 25 januari 1952, NJ 1952, 95 (Leesportefeuille). 114 Kelly v. Arriba Soft, 280 F.3d 934 (9th Cir. 2002).
20
Ditto.com (voorheen bekend als Arriba Soft) is een zoekmachine die mensen helpt om vrijelijk beschikbare plaatjes van het internet te vinden. Ditto presenteerde de plaatjes in een gereduceerd formaat, ook wel “thumbnails” genoemd, en zorgde tevens voor links naar de “full-size” plaatjes. Ditto werd aangeklaagd door Les Kelly, een fotograaf, nadat Kelly had ontdekt dat Ditto zijn website met de daarbij behorende plaatjes had geindexeerd. Hoewel het gebruik van”thumbnail” -plaatjes onder het beginsel van “fair use” is toegestaan werd Ditto verantwoordelijk gehouden voor auteursrechtinbreuk door het openen (lees openbaren) van een nieuw kader om het plaatje te laten zien. Deze techniek staat ook wel bekend als “inline” linken of framing en wordt ook gebruikt door talloze andere zoekmachines zoals Google en Altavista.115 In de Arriba-zaak oordeelde de rechter dat Arriba Kelly’s werk publiek openbaar heeft gemaakt zonder toestemming. De rechter beriep zich grotendeels op het volgende artikel uit de Copyright Act. Artikel section 101 USC To perform or display a work ‘publicly’ means(1) to perform or display it at a place open to the public or at any place where a substantial number of persons outside of a normal circle of a family and its social acquaintances is gathered; or, (2) to transmit or otherwise communicate a performance or display of the work to a place specified by clause (1) or the public, by means of any device or process, whether the members of the public capable of receiving the performance or display receive it in the same place or in separate places and at the same time or at different times.
Evenals in Nederland hanteert men in de Verenigde Staten een breed openbaarmakingsbegrip. Deze houdt in dat iedere methode waarmee beelden of geluiden, die bestaan uit een voorstelling of vertoning, opgevangen of vervoerd worden als een ‘transmissie’, en als deze transmissie het publieke domein bereikt in enigerlei vorm, deze binnen de strekking van sectie 106 (de publieke tentoonstellings- en vertoningsrechten) valt. Op basis van de tekst en de geschiedenis van the Act concludeerde de rechter dat wanneer Arriba de plaatjes van Kelly’s importeert in zijn eigen pagina, Arriba inbreuk ple egt op het openbaarmakingsrecht van Kelly. Hij beredeneerde dat het vertonen van de plaatjes door Arriba gezien moet worden als een handeling in artikel 101 tweede lid. De Rechter stelde daarmee vast dat Arriba door middel van transmissie of andere vorm van communicatie een auteursrechtelijk werk heeft geopenbaard. Deense MP-3 zaak Ook in een Deense uitspraak sprak de rechter van openbaarmaking. 116 In deze zaak betrof het een jongen die hyperlinks had gemaakt naar sites waar men illegaal muziek kon downloaden. De rechter oordeelde dat het plaatsen van links naar dergelijke sites een zelfstandige openbaarmaking vormde. De Rechter stelde dat door het plaatsen van de links de kans vergroot werd dat personen illegaal muziek zouden gaan downloaden en dat daarmee de links voldoende zelfstandige betekenis hadden.
115
EFF Media Release: EFF Defends Web Links in Ditto.com Case. www.eff.org/IP/Linking/kelly_v_Arriba_Soft/20020227_eff_pr.html 116 Danish High Court 20 April 2001. www.koda.dk/usr/koda/kodaweb.nsf/filer/deeplinkingverdict/$file/deep+linking+verdict.pdf
21
3.4.2 Nadere beschouwing Vooralsnog heeft de redenering dat het gebruik van hyperlinks een zelfstandige openbaarmaking vormt in Nederland weinig steun gevonden. Ook in de Verenigde Staten is deze redeneringswijze niet onbekritiseerd gebeleven. Men wil niet spreken van het importeren van files, daarmee zeggende dat de plaatser van de hyperlink nooit daadwerkelijk in bezit komt van de files, maar van het ophalen van files. Naast dit feit heeft men betoogd dat er geen sprake was van transmissie van auteursrechtelijk beschermd werk. Wat er slechts overgedragen werd was een URL (United Resource Locator), een stukje tekst dat de instructie geeft aan de gebruiker’s browser om een plaatje direct van Kelly’s server op te halen. Als enkel al de transmissie van deze URL een inbreuk op het auteursrecht bewerkstelligt dan bestaat er volgens de tegnstanders van deze redeneertrant geen reden om onderscheid te maken tussen de link van Arriba en andere links op het web.117 Derhalve kan geconcludeerd worden dat een dergelijke opvatting er voor zorgt dat alle hyperlinks een inbreuk vormen op het auteursrecht. Zoals al eerder is vermeld is de algemene Nederlandse opvatting dat er geen sprake is van zelfstandige openbaarmaking bij het gebruik van hyperlinks. Men kan beredeneren dat de hyperlink zelf publiek toegankelijk maakt door toegang te verschaffen naar de gewenste site. Toch is men eerder geneigd in Nederland te spreken over het gebruik van een soort voetnoot. Een link kan echter ook worden beschouwd als een online-implementatie van een “device”118 , of een “button” welke mensen gebruiken zodat de browser op verzoek een document opvraagt van een andere server. De hyperlink heeft niet alleen verwezen naar de informatie, maar is tevens een virtuele button die, als deze wordt ingedrukt, ervoor zorgt dat het document wordt bezorgd. 119 Alhoewel een hyperlink een grotere uitwerking heeft dan een voetnoot, doordat de hyperlink direct toegang tot de informatie geeft, lijkt het ongepast om de hyperlink als een vorm van publiek toegankelijk maken aan te merken. 120 Dit omdat de aanbieder van de andere Internet-pagina waar de hyperlink naar verwijst degene is die de daar aangeboden werken publiek toegankelijk maakt.121 Een verwijzing naar een ander werk is auteursrechtelijk geen openbaarmaking van het verwezen werk.122 Vervolgens dient men zich af te vragen of het wenselijk zou zijn het openbaarmakingsbegrip zover op te rekken dat de hyperlink een openbaarmaking vormt. Dit omdat als voor het aanbrengen van iedere hyperlink toestemming vereist is men een zeer internet onvriendelijk klimaat schept. Van in de wet neergelegde specifieke uitzonderingen ten gunste van bepaalde vormen van hyperlinks kan in elk geval worden gevreesd dat ze snel door die zelfde techniek achterhaald zullen zijn. 123 Volgens Hugenholtz biedt het gemene recht voldoende aanknopingspunten om de door hyperlinks ontstane onrechtmatigheden te kunnen bestrijden. Ook gevallen van misleiding, bij het gebruik
117
Brief of the Electronic Frontier Foundation as amicus Curiae In Support of Petition for Panel Rehearing and Rehearing En Banc by Defendant-Appellee Ditto.com, Inc. (Formerly Arriba Soft Corporation). http://www.eff.org/IP/Linking/Kelly_v_Arriba_Soft/20020227_eff_amicus_brief.html 118 Zie artikel 101 USC lid 1 in paragraaf 3.4.1 119 B. Templeton, ‘Linking Rights’. http://www.templetons.com/brad/linkright.html 120 D.J.G Visser, ‘The Economic Rights Involved. Report on the Netherlands’, in: M.Dellebeke (ed.), Copyright in cyberspace, ALAI Study Days, Amsterdam: Otto Cramwinckel 1997, p.127. 121 D.J.G. Visser, Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997, p. 178. 122 Brunt, M. Schellekens, ‘Auteursrecht in DigiWorld’, Intellectueel eigendom in digitaal perspectief, Samsom; Alphen a/d Rijn/Diegem 1996, p. 36. 123 M.de Cock Buning en M.Vermeer, ‘Hyperlinks en Metatags; meeliften in cyberspace’; Computerrecht 1999/4 p. 171.
22
van framed links of inline-links, zijn op basis van het recht van ongeoorloofde mededinging (en eventueel het merkenrecht) gemakkelijk te bestrijden. 124 3.5 Conclusie Het begrip openbaarmaken in de Auteurswet is voldoende flexibel om nieuwe digitale technieken te omvatten. Men kan betogen dat een hyperlink een openbaarmaking van een werk bewerkstelligt doordat een hyperlink een middel is om documenten te verkrijgen en voldoende zelfstandige betekenis heeft. In Nederland wijst de algemene opvatting meer in de richting dat een hyperlink een equivalent is van een voetnoot en derhalve dat er geen sprake is van een zelfstandige openbaarmaking. De in Nederland geopperde mogelijkheid dat er wellicht sprake is van een secundaire openbaarmaking is een zienswijze die aanknopingspunten biedt om van openbaarmaking te spreken. Echter mijns inziens is een hyperlink niet aan te merken als een “communication” van het werk daar zij slechts verwijst. Voorts is twijfelachtig of een hyperlink een “ander organisme” vormt. Wat mijns inziens wel een openbaarmaking kan opleveren is een inline-link en in mindere mate een framed link. Het integreren van een link in een andere webpagina kan gezien worden als een bewerking van een werk en kan derhalve beschouwd worden als een openbaarmaking van een verveelvoudiging krachtens artikel 13 auteurswet.
124
P.B. Hugenholtz, Het Internet: Het auteursrecht voorbij?, Recht en Internet, handelingen Nederlandse Juristen-Vereniging, W.E.J. Tjeenk Willink, Deventer, 1998-I
23
Hoofdstuk 4 De hyperlink en de geschriftenbescherming 4.1 Inleiding Naast de twee pijlers van het auteursrecht verveelvoudiging en openbaarmaking kent het auteursrecht ook het zogenaamde lelijke zusje, de geschriftenbescherming. In dit hoofdstuk zal de betekenis van het geschriftenbescherming geduid worden en vervolgens zal het El Cheapoarrest uitgebreid onder de loep worden genomen. De verschenen noten bij de procedure hebben weinig aandacht gehad voor de ontstane hyperlinkproblematiek en derhalve zal hier een analyse op het arrest volgen die zich volledig richt op de relevante overwegingen in het arrest met betrekking tot de geschriftenbescherming en de hyperlink. 4.2 De betekenis van de geschriftenbescherming Artikel 10, lid 1, sub 1 van de Nederlandse Auteurswet bepaalt dat onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst mede verstaan worden “alle andere geschriften”. De Hoge Raad heeft in een aantal arresten bepaald dat ook niet originele geschriften bescherming genieten onder de Auteurswet. In de eerste twee arresten aanvaardde de Hoge Raad dat de Auteurswet “alle geschriften” bestempelde tot “werken van letterkunde, wetenschap of kunst”.125 In de volgende twee arresten uit 1961 en 1965 bevestigde de Hoge Raad dat de Auteurswet “alle geschriften” beschermt los van hun oorspronkelijkheid. Daarbij gaf de Hoge Raad wel aan dat deze geschriften duidelijk onderscheiden dienen te worden van het auteursrechtelijk object in strikte zin. In het Explicator-arrest werd aangegeven dat in geval van geschriften de objectieve elementen wel beschermd zijn, daar waar dit bij auteursrechtelijke werken in strikte zin niet het geval is.126 Echter is dit wel beperkt tegen ontlening door derden aan het geschrift zelf. Derden kunnen dus wel objectieve elementen gebruiken, mits deze aan een andere bron zijn ontleend. Er is geen sprake van inbreuk, ook al is er sprake van ontlening, als de nieuwe opschriftstelling niet als een eenvoudige herhaling van de eerdere opschriftstelling is te beschouwen.127 Niet elke bewerking verkrijgt dus bescherming zoals in geval van een regulier auteursrecht.128 In het Televizier-arrest bepaalde de Hoge Raad dat de bescherming zich uitstrekt tot vertalingen en bewerkingen van minder ingrijpende aard, zoals wanneer de inhoud van het geschrift niet geheel of grotendeels woordelijk of letterlijk is overgenomen en weglatingen of toevoegingen bevat. Voorts bepaalde de Hoge raad in het Televizier-arrest dat niet alle bepalingen van de Auteurswet zonder meer van toepassing zijn op deze geschriften.129 Dit omdat er een verschil van karakter bestaat tussen een normaal auteursrechtelijk beschermd werk en een niet origineel geschrift. 130 Welke bepalingen van de Auteurswet van toepassing zijn bij geschriftenbescherming dient afzonderlijk te worden beoordeeld.
125
HR 1 november 1937, NJ 1937, 1092 (Telefoongids Brummen); HR 17 april 1953, NJ 1954, 211 (Radioprogramma). 126 HR 27 januari 1961, NJ 1962, 355 (Explicator). 127 J.H. Spoor en D.W.F Verkade, Auteursrecht, 2de druk, Kluwer; Deventer 1993, p. 78-79. 128 Th. C.J.A. van Engelen, Prestatiebescherming en ongeschreven intellectuele eigendomsrechten, (diss. Leiden), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1994, p. 45. 129 HR 25 juni 1965, NJ 1966, 116 (Televizier). 130 Th. C.J.A. van Engelen, Prestatiebescherming en ongeschreven intellectuele eigendomsrechten, (diss. Leiden), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1994, p. 35-46.
24
Sinds deze arresten wordt algemeen aanvaard dat de Nederlandse Auteurswet in de vorm van de zogenaamde geschriftenbescherming een “pseudo-auteursrecht” kent.131 De Hoge Raad heeft met de arresten een sui generis bescherming in het leven geroepen voor deze geschriften. Echter is het Auteursrecht daarop slechts gedeeltelijk van toepassing. 4.3 NVM/Telegraaf (El Cheapo) Op 26 maart 2002 kwam de Hoge Raad met een uitspraak waarvan menigeen meent dat deze een verbod op de hyperlink ten gevolge heeft.132 Wat was nu het geval? De Telegraaf runt een Internetsite genaamd El Cheapo waarmee het mogelijk is door middel van een zoekactie op hun site te zoeken op sites van anderen.133 Zo kan men ook zoeken, als men de hyperlink ‘woning’ aanklikt, naar woningen. Vervolgens kan men een gespecificeerde zoekopdracht, geven aan El Cheapo waardoor het gaat zoeken naar koopwoningen naar de gading van de verzoeker. Vervolgens geeft het een hitlist weer die kolommen bevat waarin opgenomen: naam van de site waar informatie over de woning te vinden is, de plaats, straat, type woning, prijs en de beschikbaarheid van een eventuele foto. Zowel de aanduiding van de prijs als de naam van de site is voorzien van een hyperlink. Als men vervolgens meer informatie wil over deze woning kan men de hyperlink aanklikken waardoor men direct bij de informatie terecht komt. Er is hier sprake van een deeplink. Hierdoor wordt dus de homepage van de site waarvan de informatie afkomstig wordt overgeslagen, waaronder de homepage van de NVMmakelaars. Het Hof bepaalde dat de Telegraaf geen inbreuk maakte op de aan NVM toekomende geschriftenbescherming. 134 In rechtsoverweging 9 zegt het Hof : …“Het zoekresultaat (de lijst), dat bij de eerste behandeling wordt verkregen, verschilt blijkens de processtukken zodanig van de betrokken pagina van NVM, dat van ontlening niet kan worden gesproken. Aangaande het tweede resultaat heeft de Telegraaf –in zoverre onweersproken- aangevoerd dat daarvoor een softwareprogramma is ontwikkeld en dat dat zoekresultaat de vrucht is van ‘plak- en lijmwerk’. Gelet hierop acht het hof aannemelijk dat hier geen sprake is van ontlening door eenvoudige herhaling.”… Derhalve constateerde het Hof dat in dit geval geen sprake kan zijn van inbreuk op geschriftenbescherming. Echter had de Hoge Raad een andere redenering, waardoor de geschriftenbescherming wel van toepassing zou zijn. 135 In rechtsoverweging 3.7.3 zegt de Raad: …”Het tweede zoekresultaat dat wordt verkregen door een specifieke woning aan te klikken bestaat uit een beschrijving van de woning die uit de NVM (…) wordt opgehaald en aan de gebruiker wordt doorgegeven. In deze vaststelling van het Hof ligt besloten dat het aan de gebruiker doorgegeven resultaat volledig identiek is aan de beschrijving die in NVM -database is opgenomen. In een dergelijk geval is sprake van ontlening door eenvoudige herhaling. Hieraan doet, anders dan het Hof heeft overwogen, de wijze van verkrijgen van dit tweede zoekresultaat niet af.”… Analyse Het eerste zoekresultaat wordt gevormd door de searchengine van El Cheapo. Deze maakt een lijst, met woningen in de door de gebruiker aangegeven reikwijdte, die vervolgens wordt weergegeven op de webpagina van El Cheapo zelf. De server van El Cheapo maakt voor het 131
Th. C.J.A. van Engelen, ‘De geschriftenbescherming in de Auteurswet en de bescherming van daarmee op één lijn te stellen prestaties’, BIE 1987/10, p. 243. 132 Webwereld “Uitspraak Hoge Raad gevaar voor hyperlink”, d.d. 26 maart 2002. http://www.webwereld.nl/nieuws/10720.phtml 133 http://elcheapo.nl 134 Hof s’-Gravenhage 21 december 2000, Mediaforum 2001-3, nr.11 (De Telegraaf/ NVM). 135 HR 22 maart 2002, LJN AD 9138 (NVM/ De Telegraaf).
25
samenstellen van deze lijst kopieën van de gegevens, onder meer uit het bestand van NVM. Deze gegevens blijven beschikbaar zolang de gebruiker daar gebruik van maakt en nog een aantal minuten daarna. Het tweede “zoekresultaat” wordt verkregen door een in de lijst gegeven hyperlink aan te klikken. Deze hyperlink is een deeplink naar informatie die zich bevindt op de server van NVM. Met betrekking tot het eerste zoekresultaat zijn het Hof en de Hoge Raad het over eens dat het hier niet gaat om ontlening daar het resultaat zodanig verschilt dat niet van eenvoudige herhaling gesproken kan worden, hetgeen betekent dat geschriftenbescherming dus niet van toepassing is. Daarbij dient opgemerkt te worden dat dit zoekresultaat ook niet bewerkstelligd wordt door een hyperlink maar door een searchengine. Met betrekking tot het tweede “zoekresultaat” spreken zij elkaar tegen. De Hoge Raad spreekt hiervan ontlening door eenvoudige herhaling. Het feit dat dit het resultaat is van ‘plak- en lijmwerk’ doet hier niet aan af. Derhalve acht de Hoge Raad de geschriftenbescherming wel van toepassing. Echter waar El Cheapo bij het eerste zoekresultaat wel kopieën van gegevens van NVM op haar server zet doet het dat bij het tweede “zoekresultaat” niet. Is er derhalve wel sprake van een eenvoudige herhaling? Mijns inziens is er geen sprake van een herhaling omdat El Cheapo zelf niets verveelvoudigt noch openbaart bij deze actie, daar het niets kopieert of zelf ter beschikking stelt. De enige verveelvoudiging die plaatsvindt is de verveelvoudiging door de gebruiker. Deze verschilt weliswaar niet van de kopie die een Internetgebruiker zou bewerkstelligen als hij via NVM zelf de informatie zou opvragen, maar de verveelvoudiging die plaatsvindt door de gebruiker is geen auteursrechtelijke relevante verveelvoudiging en dus bestaat er ook geen ruimte voor een afgeleide aansprakelijkheid. Wel wijst de Raad in rechtsoverweging 3.7.1 op de in het Televizier-arrest gehanteerde opvatting dat er tevens sprake kan zijn van een auteursrechtelijk verboden overneming in het geval dat er sprake is van overneming met wijziging van een minder ingrijpende aard. Dit geldt derhalve ook wanneer de overneming niet geheel of grotendeels letterlijk is en zij weglatingen of toevoegingen bevat. In dat geval is niet ondenkbaar dat als men gebruik maakt van framed links of inline-links men een wijziging van minder ingrijpende aard aanbrengt en dat er dan wel een beroep gedaan kan worden op de geschriftenbescherming. 4.4 Conclusie Daar waar ontlening vroeger nogal vaak moeilijk te bewijzen viel, bestaat bij het gebruik van de hyperlink meestal geen onduidelijkheid over of de gegevens direct afkomstig zijn van de rechthebbende. Immers zegt de hyperlink waar de informatie gevonden is. Sterker nog, het vertelt tevens waar deze informatie reeds openbaar is gemaakt. Dat duidelijk is dat de ‘geschriften’ ontleend zijn van de rechthebbende betekent nog niet dat er sprake is van inbreuk. Dit is slechts het geval indien er sprake is van een eenvoudige herhaling, of wanneer er sprake is van overneming met een wijziging van minder ingrijpende aard. Men zou kunnen betogen dat er sprake is van een eenvoudige herhaling als men de hyperlink activeert. Er wordt immers in het tijdelijk werkgeheugen van de computer een kopie gemaakt, die het mogelijk maakt om het werk op het beeldscherm te kunnen waarnemen. Echter is in een eerder hoofdstuk al betoogd dat een dergelijke handeling niet auteursrechtelijk relevant is. In dat geval bestaat er ook geen ruimte voor een afgeleide aansprakelijkheid voor degene die de hyperlink heeft geplaatst. Wel lijkt er ruimte te bestaan voor een beroep op de geschriftenbescherming indien er gebruik is gemaakt van framed links of inline-links. Dit omdat men middels deze links wijzigingen kan aanbrengen in de visuele presentatie van het oorspronkelijke werk. Indien deze wijzigingen onvoldoende ingrijpend zijn kan men aannemen dat er dan een beroep op de geschriftenbescherming mogelijk is.
26
Hoofdstuk 5 De onrechtmatigheid van de hyperlink bij het auteursrecht 5.1 Inleiding In de vorige hoofdstukken zijn de auteursrechten behandeld, verveelvoudiging, openbaarmaking en geschriftenbescherming. In dit hoofdstuk zal worden onderzocht of los van de auteursrechtelijke voorvraag onrechtmatigheid van de hyperlink kan worden aangenomen. Men dient zich af te vragen in hoeverre een hyperlink kan bijdragen aan auteursrechtinbreuk. In de navolgende paragraaf zal aan de hand van relevante jurisprudentie getracht worden een kader te schetsen waarin onrechtmatigheid van hyperlinks kan worden aangenomen. 5.2 De onrechtmatige hyperlink 5.2.1 Relevante jurisprudentie Scientology/XS4ALL e.a. In de eerder besproken zaak Scientology/XS4ALL e.a.136 verklaarde de rechtbank voor recht dat de Service Providers door het zonder toestemming aanwezig hebben van een link op hun computersysteem, die bij activering een verveelvoudiging opleveren, onrechtmatig handelen. Echter kan betoogd worden dat deze verveelvoudigingen geen auteursrechtelijke relevantie hebben op basis van artikel 5 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn. Als de verveelvoudigingen geen auteursrechtelijke relevantie hebben bestaat hiervoor ook geen afgeleide aansprakelijkheid. De service provider is slechts aansprakelijk op basis van schending van een zorgvuldigheidsnorm. IFPI/Beckers & IFPI/Belgacom Skynet In een Belgische zaak IFPI/Beckers137 stonden een grote hoeveelheid hyperlinks ter discussie die naar illegale MP-3 bestanden linkten. IFPI Belgium is de Belgische belangenorganisatie van de platenindustrie. Beckers verdedigde zich op basis van het feit dat hij zelf geen auteursrechtelijk relevante handelingen verichtte. De Rechter echter vond dat hier wel degelijk sprake was van auteursrechtinbreuk omdat de links de Internetgebruiker in staat stelt illegale MP-3 bestanden te downloaden. Mijns inziens is directe inbreuk op het auteursrecht hier niet mogelijk omdat de aanbrenger zelf niet verveelvoudigt of openbaar maakt. Toch kan men wel concluderen dat de aanbrenger van de hyperlinks onrechtmatig handelt doordat hij het mogelijk maakt voor anderen om illegale MP-3 bestanden te downloaden. Dit downloaden is wel een auteursrechtelijk relevante handeling en de ‘linker’ bevordert deze handeling door het plaatsen van links. In een andere Belgische “MP-3-zaak”138 IFPI/Belgacom Skynet139 stond de positie van de Service Provider ter discussie. Op de server van de Service Provider bevonden zich links die naar illegale MP-3 bestanden verwezen. Deze MP -3 bestanden bevonden zich niet op de server van deze Service Provider, Belgacom Skynet. Toch oordeelde de rechter dat de Service Provider aansprakelijk was voor het bevorderen van auteursrechtinbreuk. Door het hebben van 136
Rb. s’-Gravenhage 9 juni 1999 (Scientology/XS4ALL e.a.). Rb. Antwerpen 21 december 1999 (IFPI/Beckers). 138 Mp3 staat voor Moving Picture Experts Group audio layer 3. 139 Hof Brussel 13 februari 2001 (IFPI/Belgacom Skynet). 137
27
informatie, in de vorm van links, op haar servers draagt zij bij aan het verspreiden van illegale muziekbestanden. Deze zaak laat zich vergelijken met de Scientology/XS4ALL-zaak. Mijns inziens vormen de links geen auteursrechtinbreuk dus kan de service provider niet aansprakelijk gehouden worden voor het bevorderen van auteursrechtinbreuk. Echter kan de service provider wel onrechtmatig handelen wegens schending van de zorgvuldigheidsnorm. Utah Lighthouse & DeCSS In de Verenigde Staten van Amerika was een van de eerste zaken met betrekking tot onrechtmatige informatie de zaak Intellectual Reserve, Inc. v. Utah Lighthouse Ministry, Inc.140 Deze zaak betrof een persoon die het onder meer door links mogelijk maakte, voor Internetgebruikers, geschriften te lezen waarop de kerk van de Mormonen het auteursrecht had. Deze persoon werd aansprakelijk gehouden voor het bevorderen van auteursrechtinbreuk. De Rechter baseerde dit op het feit dat er actief was aangezet tot auteursrechtinbreuk. Niet alleen had hij links geplaatst maar tevens had hij specifieke instructies er bij geplaatst en had hij mensen aangemoedigd om auteursrechtinbreuk te plegen. Linken werd dus onrechtmatig geacht op basis van het feit dat de links diende om auteursrechtinbreuk te bevorderen. Belangrijk was voor de Rechter dat de hyperlinks tevens voorzien waren van begeleidende teksten die opriepen tot de auteursrechtinbreuk. In een andere Amerikaanse zaak Universal City Studios, Inc. v. Corley 141 betrof het links naar illegale informatie. Deze links verwezen namelijk naar webpagina’s waarop werd beschreven hoe men een beveiliging tegen kopiëren moest omzeilen. Het systeem bekend als Content Scramble System, korter gezegd CSS werd ontwikkeld om kopiëren van DVD’s tegen te gaan. Een Noor ontwikkelde echter een code om deze beveiliging te omzeilen. Deze code staat bekend als DeCSS142 (waar de “De” voor decrypting staat) en werd vervolgens door vele Internetgebruikers op het Internet geplaatst. Partijen die verboden werd deze informatie op het web te plaatsen, gingen over tot het plaatsen hyperlinks naar de betreffende informatie in plaats van zelf de informatie op het web te plaatsen. Men deed dit met een groot aantal links en riep daarbij op om DeCSS te verspreiden. De Rechter oordeelde dat deze manier van linken het functionele equivalent was van zelf de informatie op het web plaatsen en derhalve onrechtmatig. Vervolgens oordeelde de rechter tevens dat ook gewone hyperlinks, die niet voorzien waren van commentaar, onrechtmatig waren. Dit omdat men na activeren van de hyperlink weliswaar nog niet de DeCSS code had gedownload, maar de daarna benodige actie voor het daadwerkelijke downloaden wel zodanig dicht bij de downloadactie staat dat dit onderscheid geen verschil maakt en dus ook onrechtmatig geacht dient te worden. De Rechter beargumenteerde dat een link meer is dan een feit, het is tevens een vorm van expressie. Een link kan de lezer ervan overhalen om kennis te nemen van de informatie achter de hyperlink. Naast dat Corley de hyperlinks ook weer voorzag van commentaar wat opriep tot onrechtmatig handelen, werden de hyperlinks zonder commentaar ook onrechtmatig geacht omdat deze alleen diende om een eerdere rechterlijke uitspraak te omzeilen. Een van de advocaten van DeCSS, Charles Sims, voegde toe ,na een eerdere uitspraak betreffende deze zaak, dat de kwaadwillende intentie van Corley had bijgedragen aan de onrechtmatigheid van de links.143
140
Intellectual Reserve, Inc. v. Utah Lighthouse Ministry, Inc , 75 F.Supp. 2d 1290 (D.Utah 1999) Universal City Studios, Inc. v. Corley, 275 F.Supp. 3d 429 (2d Cir. November 28, 2001) 142 zie noot 268. van M. Sableman, ‘Link Law Revisted: Internet Linking Law at Five Years’, 16 Berkeley Technology Law Journal 1273, p. 52 (DeCSS is a software utility or computer program “that enables users to break the CSS copy protection system and hence to view DVDs on unlicensed players and make digital copies of DVD movies. The quality of motion pictures decrypted by DeCSS is virtually identical to that of encrypted movies on DVD.”). www.law.berkeley.edu/journals/btlj/articles/16_3/sableman/sableman.pdf 143 Cyber Law Journal,’Is linking Illegal?’, d.d. 16 juni 2000. http://www.nytimes.com/library/tech/00/06/cyber/cyberlaw/16law.html 141
28
Deutsche Bahn/Indymedia In de Nederlandse zaak Deutsche Bahn/Indymedia 144 stond ook de rechtmatigheid van een aantal hyperlinks ter discussie. Aanleiding voor het geschil vormde een aantal links die verwezen naar webpagina’s die op hun beurt weer verwezen naar onrechtmatige informatie. Deze informatie bestond uit een handleiding voor het saboteren van treintransporten oorspronkelijk afkomstig van de linkse tijdschrift Radikal. Deutsche Bahn eiste dat de links die lezers van Indymedia, een alternatieve Internetkrant, op het forum plaatsten verwijderd zouden worden. De overweging van de Rechter waarom de links onrechtmatig waren was als volgt: “De vraag welke vorm van hyperlinken wordt gebruikt is in dit verband niet van belang. Doorslaggevend is dat Indymedia het technisch mogelijk maakt en laat de informatie bereiken. Of dat nu indirect of direct geschiedt is niet van belang. In dit verband geldt dit te meer nu de begeleidende teksten bij de hyperlinks de lezer ook uitdrukkelijk oproepen naar de onrechtmatig e artikelen te gaan en hen daarbij de benodigde instructies geven”. Het meest opmerkelijke uit deze uitspraak is dat ook het indirect linken naar onrechtmatige informatie onrechtmatig wordt geacht, zelfs als dit gebeurt zonder begeleidende teksten gezien dat de tweede zin in de bovenstaande overweging aangeeft dat dit te meer geldt nu er begeleidende teksten oproepen naar de onrechtmatige artikelen te gaan. Mijns inziens zou een aansprakelijkheid bij een indirecte link wel erg ver gaan als deze niet wordt voorzien van begeleidende teksten die oproepen naar een webpagina met een onrechtmatige inhoud. Duits/Oostenrijkse uitspraken In de Duitse en Oostenrijkse145 jurisprudentie kent men ook nog ten aanzien van hyperlinks het begrip “zu eigen machen”.146 In een Duitse uitspraak werd de simpele surfacelink toegestaan.147 Men erkende daarentegen dat middels een link informatie zich ook eigen gemaakt kan worden door bijvoorbeeld een framed link of een inline link. De Rechter overwoog het volgende: “Hyperlinks werden dabei als Querverweise millionenfach zur Steigerung der Benutzerfreundlichkeit der eigenen Website und zur Ergänzung de Informationen auf Webseiten anderer Anbieter gesetzt. Bei Ihnen handelt es sich um Weiterverweisungen des Internetnutzers, die dem leichteren Auffinden themenverwandter fremder Inhalte dienen und daher mit Fußnoten in einem wissenschaftlichen Text vergleichbar sind. (…) Verantwortlichkeit für fremde Inhalte ist aber gegeben, wenn zusätzliche Umstände vorliegen, die verdeutlichen, daß der Anbieter der Seite, auf der sich der Hyperlink befindet, sich den Inhalt der fremden Seite geistig zu eigen macht.” De aansprakelijkheid is in deze gevallen gelijk als ware men zelf de inhoud op het Internet heeft aangebracht.148 144
Vzr. Rb. Amsterdam 20 juni 2002. (Deutsche Bahn/Indymedia). OGH, Beschluss vom 19. Dezember 2000, MMR 2001. http://www.internet4jurists.at/entscheidungen/ogh4_274_00y.htm; OGH, Beschluss vom 13. Februar 2001. http://www.rechtsprobleme.at/doks/urteile/jobmonitor-linksIII.html . 146 G.Plaß, ‘Hyperlinks im spannungsfeld von Urheber-, Wettbewerbs- und Haftungsrecht’, WRPWettbewerb in Recht und Praxis 6-2000, p. 608. 147 Landgericht Lübeck, 24 November 1998, CR 1999, 650. 148 G.Plaß, ‘Hyperlinks im spannungsfeld von Urheber-, Wettbewerbs- und Haftungsrecht’, WRPWettbewerb in Recht und Praxis 6-2000, p. 608. 145
29
5.2.2 Nadere beschouwing Het bewust linken naar webpagina’s waar op illegale wijze auteursrechtelijk beschermde werken beschikbaar worden gesteld is onrechtmatig. Een dergelijke situatie laat zich vergelijken met de situatie in een vonnis van de Rechtbank van Amsterdam. Het betrof iemand die een flyer verspreidde, genaamd “De Piraat”, waarop het programma stond van illegale televisie -uitzendingen in de Amsterdamse regio. De President oordeelde dat dit een onrechtmatige daad vormde op grond van het bevorderen of profiteren van auteursrechtinbreuk. 149 Het welbewust linken naar overduidelijk inbreukmakend materiaal waardoor de belangen van een ander ‘in gevaar worden gezet’ worden, kan dus goed onrechtmatig worden geacht.150 Terecht wijst Koelman in zijn noot onder het Scientology/XS4ALL-vonnis op het feit dat de situatie anders ligt indien men aanvankelijk verwees naar een pagina zonder auteursrechtschendend materiaal, maar dat deze inmiddels wel naar auteursrechtschendend materiaal verwijst. Niet zozeer het aanbrengen van de hyperlink vormt een onrechtmatige daad als wel het niet verwijderen van de link. Dezelfde redeneerwijze gaat mijns inziens op als men linkt naar een pagina met auteursrechtschendend materiaal waarvan men, ten tijde van het zetten van de link, niet bewust is van de onrechtmatigheid. Men zal in zo een geval ook pas onrechtmatig handelen als men na notificatie de link niet wil verwijderen. Wil iemand direct onrechtmatig handelen bij het aanbrengen van een link, dan dient het overduidelijk te zijn dat er naar inbreukmakend materiaal verwezen wordt zoals in het geval dat men verwijst naar sites met illegale MP-3 bestanden. Indien links voorzien worden van begeleidende teksten waarin opgeroepen wordt een inbreuk te plegen zullen de links sneller onrechtmatig worden geacht blijkt uit de twee Amerikaanse uitspraken en het vonnis inzake Deutsche Bahn/Indymedia. Dat de Rechter in datzelfde vonnis het niet van belang acht of de links direct dan wel indirect naar de onrechtmatige informatie verwijzen roept vragen op. Alle websites schijnen met elkaar verbonden te zijn in 19 links.151 Dat betekent in principe dat elke link indirect verwijst naar onrechtmatige informatie, wat toch een stap te ver lijkt. Desondanks lijkt het opzettelijk construeren van een ketting van links wel onrechtmatig. 152 Ondanks dat de Duitse en Oostenrijkse uitspraken mededingingszaken betroffen valt er mijns inziens ook in andere gevallen te betogen dat een link wel degelijk onrechtmatig kan zijn als men zich de onrechtmatige informatie “eigen maakt” door een inline link of in mindere mate een framed link. Visueel kan het dan ogen als een eigen uiting zodat er vrijwel geen onderscheid gemaakt kan worden in het eindresultaat tussen het zelf plaatsen en het afbeelden door middel van een inline of framed link. Men zou bijvoorbeeld een auteursrechtelijk beschermd werk als een inline link op een pagina kunnen zetten. Het resultaat is dan ogenschijnlijk hetzelfde ook al wordt er niets gekopieerd naar de eigen server.
149
J.H. Spoor en D.W.F. Verkade, Auteursrecht, 2de druk, Kluwer; Deventer 1993, p. 342; Pres Rb A msterdam 25 juni 1981, Auteursrecht 1981, p. 85 (NBB/Piraat). 150 K.J. Koelman in zijn noot onder Rb. s’-Gravenhage 9 juni 1999 (Scientology/XS4ALL e.a.), Informatierecht/AMI 1999, p. 110-115. 151 L.F. Asscher, ‘Sabotage van het net: wat hier staat is onrechtmatig, Netkwesties’, d.d. 27 juni 2002. http://www.netkwesties.nl/editie40/column1.html 152 D.J.G. Visser in zijn noot onder Rb. s’-Gravenhage 9 juni 1999 (Scientology/XS4ALL e.a.), Mediaforum 1999, p. 205-209.
30
5.3 Conclusie Een hyperlink kan wel degelijk een onrechtmatige daad opleveren indien men bewust linkt naar overduidelijk inbreukmakend materiaal. Hoewel het linken zelf niet tot, behoudens de inline link, auteursrechtinbreuk kan leiden, kan het wel onrechtmatig worden wegens het bevorderen of profiteren van auteursrechtinbreuk. Om tot de vaststelling te kunnen komen dat de link onrechtmatig is kan men een aantal factoren onderscheiden: de hoeveelheid links, het voorzien van begeleidende teksten en het linken naar bestanden waarvan overduidelijk is dat zij illegaal zijn . Hyperlinks kunnen dus wel degelijk onrechtmatig zijn maar daarbij dient wel gerealiseerd worden dat men deze onrechtmatigheid niet te makkelijk mag aannemen.
31
Conclusie Centraal in dit onderzoek stond in hoeverre de hyperlink auteursrechtelijke relevantie heeft. Om deze vraag te kunnen beantwoorden dient men een onderscheid te maken tussen de verschillende soorten hyperlinks. Men kan deze onderscheiden in surface-, deep-, inline-links en framed links. Vervolgens dient gekeken te worden naar hoe de hyperlink zich verhoudt met de traditionele begrippen van het auteursrecht: het verveelvoudigingsrecht en het openbaarmakingsrecht. Hoewel er bij het activeren van een hyperlink een verveelvoudiging tot stand komt, wordt deze mijns inziens niet geacht auteursrechtelijk relevant te zijn. Artikel 5 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn biedt ruimte om een uitzondering te maken voor een dergelijke verveelvoudiging. Dit is in lijn met de in Nederlandse heersende leer dat verveelvoudiging een rechtsbegrip is en niet een puur technische notie. Het openbaarmakingsbegrip is in Nederland een open begrip en dus voldoende flexibel om een techniek als de hyperlink te omvatten. De hyperlink wordt in Nederland echter beschouwd als een elektronisch equivalent van een voetnoot en dus wordt niet aangenomen dat er sprake kan zijn van een zelfstandige openbaarmaking. De inline-link, en in mindere mate de framed link, kan echter wel een openbaarmaking opleveren als het een bewerking van een werk is. In dat geval kan het een openbaarmaking van een bewerking zijn. Naast de twee traditionele begrippen van het auteursrecht kent het auteursrecht ook een lelijk zusje in de vorm van de geschriftenbescherming, het zogenaamde “pseudo-auteursrecht”. Inbreuk op de geschriftenbescherming vindt plaats door het produceren van een eenvoudige herhaling. Een hyperlink herhaalt echter niets, zij verwijst slechts naar de plek waar de informatie staat. De verveelvoudiging die plaatsvindt in het werkgeheugen om de “eenvoudige herhaling” te bewerkstelligen is geen auteursrechtelijk relevante, met verwijzing naar artikel 5 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn. Tenslotte rest ons de vraag of een hyperlink een onrechtmatige daad kan opleveren op grond wegens het schenden van de zorgvuldigheidsnorm. Het linken zelf kan niet tot auteursrechtinbreuk leiden, behoudens de inline-link. Wel kan het een onrechtmatige daad opleveren wegens het bevorderen of profiteren van auteursrechtinbreuk. Het aanbrengen van links kan mensen er toe brengen kennis te nemen van niet geopenbaarde werken of er toe aan te zetten verveelvoudigingen te maken van auteursrechtelijk beschermde werken. Een hyperlink kan dus wel degelijk onrechtmatig zijn. Niettemin dient men voorzichtig te zijn wil men deze onrechtmatigheid aannemen. Diverse factoren, aangereikt door de rechtspraak, geven ons een leidraad om te bepalen of een hyperlink onrechtmatig is. De vraag of de hyperlink auteursrechtelijk relevantie heeft wordt beantwoord met: de hyperlink heeft in veelal de meeste gevallen geen auteursrechtelijke relevantie aangezien het geen relevante verveelvoudiging bewerkstelligt noch een openbaarmaking is. Uitzondering is de inline link, en in mindere mate de framed link. Zelfs als men van mening zou zijn dat de hyperlink wel een auteursrechtelijk relevante handeling zou zijn dient men zich af te vragen of het wenselijk zou zijn dat de hyperlink in al haar verschijningsvormen onder het auteursrecht gebracht wordt. Dit omdat als voor het aanbrengen van iedere hyperlink toestemming vereist is men een zeer internet onvriendelijk klimaat schept.
32
Geraadpleegde Literatuur Arkenbout, E.J., ‘Nieuw auteursrecht op komst’, Informatierecht/AMI augustus/september 2000 nr.7. Asscher,L.F., ‘Sabotage van het net: wat hier staat is onrechtmatig’, Netkwesties, d.d. 27 juni 2002. http://www.netkwesties.nl/editie40/column1.html Barlow, J.P.,‘Selling Wine Without Bottles. The Economy of Mind on the Global Net’, in: P.Bernt Hugenholtz (ed.), The Future of Copyright in a Digital Environment, Kluwer Law International, Den Haag, 1996, p.187. Berners-Lee, T., Realizing the Full Potential of the Web, December 1997. www.w3.org/1998/02/Potential.html
Brunt, G., M.Schellekens, ‘Auteursrecht in DigiWorld’, Intellectueel eigendom in digitaal perspectief, Samsom; Alphen a/d Rijn/Diegem 1996. Brunt, G., ‘Is de hyperlink hyper link?’, IT en Recht 1997/1. Cavazos, E.A., & C.F. Miles,’Copyright on the WWW: Linking and Liablity’ (1997) 4 Richmond Journal of Law and Technology. http://law.richmond.edu/jolt/v4i2/cavazos.html Cock Buning, M.de, en M.Vermeer, ‘Hyperlinks en Metatags; meeliften in cyberspace’, Computerrecht 1999/4. Cock Buning, M.de, Auteursrecht en informatietechnologie. Over de beperkte houdbaarheid van technologiespecifieke regelgeving (diss. Amsterdam/UVA ), Otto Cramwinckel Uitgever Amsterdam, 1998. Commissie Auteursrecht, ‘Advies over Auteursrecht, naburige rechten en nieuwe media’, Den Haag 1998. Commissie Auteursrecht, ‘Advies over de uitvoering van de EG-richtlijn auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij’, Den Haag 2001. http://www.justitie.nl/images/11_7448.doc
Corbet, J.’De ontwerp-richtlijn van 10 december 1997 over het auteursrecht en naburige rechten in de Informatiemaatschappij’, Informatierecht/AMI 1998. Cyber Law Journal,’Is linking Illegal?’, d.d. 16 juni 2000. http://www.nytimes.com/library/tech/00/06/cyber/cyberlaw/16law.html
Dommering, E.J.,’Het auteursrecht spoelt weg door het elektronisch vergiet’, Computerrecht 1994. Electronic Frontier Foundation, Brief of the Electronic Frontier Foundation as amicus Curiae In Support of Petition for Panel Rehearing and Rehearing En Banc by Defendant-Appellee Ditto.com, Inc. (Formerly Arriba Soft Corporation) http://www.eff.org/IP/Linking/Kelly_v_Arriba_Soft/20020227_eff_amicus_brief.html
Electronic Frontier Foundation, EFF Media Release: EFF Defends Web Links in Ditto.com Case. www.eff.org/IP/Linking/kelly_v_Arriba_Soft/20020227_eff_pr.html
33
Engelen, Th. C.J.A. van, ‘De geschriftenbescherming in de Auteurswet en de bescherming van daarmee op één lijn te stellen prestaties’, BIE 1987/10. Engelen, Th. C.J.A. van, Prestatiebescherming en ongeschreven eigendomsrechten, (diss. Leiden), Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1994.
intellectuele
Garrote, J., Linking, Framing and Copyright: A comparitive law approach, 2001. http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=280596
Heremans, T., ‘De exploitatie van auteursrechtelijk beschermde werken in cyberspace’, Rechtskundig weekblad 1998-1999, nr.19-9 januari 1999. Hugenholtz, P.B., ‘Het auteursrecht, het Internet en de informatiesnelweg’, NJB,1995. Hugenholtz, P.B., Het Internet:Het auteursrecht voorbij?, Recht en Internet, handelingen Nederlandse Jur isten- Vereniging, W.E.J. Tjeenk Willink, Deventer, 1998-I. Hugenholtz, P.B., ‘Brussels Broddelwerk. Recht en krom in de Auteursrichtlijn’, Informatierecht/AMI 2001-1. Hugenholtz, P.B., ‘Elektronische handel en intellectuele eigendom’, WPNR, Themanummer Ecommerce, nr. 6443, jrg. 132, 28 april 2001. Koelman, K.J., ‘Handjeklap in Brussel’, I&I 2000-2. Kiristov, S., ‘Can Millions of Internet Users Be Breaking the Law Every Day?, An Intellectual Property Analysis of Linking and Framing and the Need for Licensing’, 2000, Stanford Technology Law Review. http://stlr.stanford.edu/STLR/Events/linking/contents_f.htm Kuester, J.R., P.A. Nieves, ‘Hyperlinks, frames and meta -tags: an intellectual property analysis’, IDEA: The journal of Law and Technology 1998. www.patentperfect.com/idea.htm Lingen, N. van, Auteursrecht in hoofdlijnen, 4de druk, Samsom; Alphen a/d Rijn 1998. Nimmer, D.,‘Brains and Other Paraphernalia of the Digital Age’, Harvard Journal of Law and Technology (10) 1996. http://cyber.law.harvard.edu/metaschool/fisher/ISP/ISP5.html Oppenheimer, C. ‘The Internet Copyright Case and Its Implications for Users of the WWW’, Shetland News, December 6, 1996. http://www.ariadne.ac.uk/issue6/copyright O’Rourke, M.,’Fencing Cyberspace; Drawing borders in a Virtual World’, Minnesota Law Review 1998, Vol.82. Plaß, G. ‘Hyperlinks im spannungsfeld von Urheber-, Wettbewerbs- und Haftungsrecht’, WRP-Wettbewerb in Recht und Praxis 6-2000. Prins, C., ‘Kroniek van het recht inzake informatie - en communicatietechnologie’, NJB, afl. 2002/10. http://rechten.kub.nl/prins/Publicatnl/kronieknjb.pdf Qaedvlieg, A.A., ‘Het Internet: het auteursrecht voorbij? Bespreking van het preadvies van P.B. Hugenholtz’, Computerrecht 1998. Ruse,H.G., Copyright Aspects of Hyperlinking, 2000. http://www.eclip.org/workshop/2nd/Grosse_Ruse.handout.pdf
34
Sableman, M., ‘Link Law Revisted: Internet Linking Law at Five Years’, 16 Berkeley Technology Law Journal 1273. www.law.berkeley.edu/journals/btlj/articles/16_3/sableman/sableman.pdf
Schellekens, M., Aansprakelijkheid van Internetaanbieders (diss. Tilburg), Sdu 2001. Spoor, J.H. Scripta manent, De reproduktie in het auteursrecht (diss. Utrecht), Groningen: Tjeenk Willink 1976. Spoor, J.H., en D.W.F. Verkade, Auteursrecht, 2de druk, Kluwer; Deventer 1993. Strowel, A., Introduction to Intellectual Property Issues in Relation to Electronic Commerce, Document from ECLIP 2nd workshop in Münster 24-25 September 1998. www.jura.uni-muenster.de/eclip/institute/itm/workshop/02_Strowel.doc
Templeton, B., ‘Linking Rights’. http://www.templetons.com/brad/linkright.html
Visser, D.J.G., ‘The Economic Rights Involved. Report on the Netherlands’, in: M.Dellebeke (ed.), Copyright in cyberspace, ALAI Study Days, Amsterdam: Otto Cramwinckel 1997. Visser, D.J.G., Auteursrecht op toegang. De exploitatierechten van de auteur in het tijdperk van digitale informatie en netwerkcommunicatie (diss. Leiden), ’s-Gravenhage: VUGA 1997. Webwereld “Uitspraak Hoge Raad gevaar voor hyperlink”, d.d. 26 maart 2002. http://www.webwereld.nl/nieuws/10720.phtml
Wees, J.G.L., W.G. van der Renden, Internet voor juristen, Kluwer; Deventer 1998. World Wide Web Consortium, HTML 4.01 Specification: W3C Recommendation 24 December 1999. www.w3.org/TR/html401 World Wide Web Consortium, Links 12.1: W3C Recommendation 24 December 1999. www.w3.org/TR/REC-html40/struct/links.html
153
153
Alle Internetbronnen zijn het laatst bezocht op 3 september 2002.
35
Rechtspraakoverzicht Nederlandse rechtspraak HR 1 november 1937, NJ 1937, 1092 (Telefoongids Brummen) HR 25 januari 1952, NJ 1952, 95 (Leesportefeuille) HR 17 april 1953, NJ 1954, 211 (Radioprogramma) HR 27 januari 1961, NJ 1962, 355 (Explicator) HR 25 juni 1965, NJ 1966, 116 (Televizier) HR 19 januari 1979, NJ 1979, 412 (Hovener/Poortvliet) HR 9 maart 1979, NJ 1979, 341 (Willem Dreeshuis/Buma) Rb Amsterdam 25 juni 1981 (NBB/Piraat) HR 30 oktober 1981, NJ 1982, 435 (kabel I) HR 25 mei 1984, NJ 1984, 697 (kabel II). HR 20 november 1987, NJ 1988, 280 (Stemra/Free Record Shop) Hof ’s-Gravenhage 1 december 1994 (Pornovideocabine) HR 24 december 1994, NJ 1994, 641 Rb. s’-Gravenhage 9 juni 1999 (Scientology/XS4ALL e.a.) Rb. Rotterdam 22 augustus 2000 (Kranten.com) Hof s’-Gravenhage 21 december 2000 (De Telegraaf/ NVM) HR 22 maart 2002, LJN AD 9138 (NVM/ De Telegraaf) Rb. Amsterdam 20 juni 2002 (Deutsche Bahn/Indymedia)
24 20 24 24 24 20 18 30 19 19 17 19 19 14, 27 15 25 3, 25 29
Internationale rechtspraak België Rb. Antwerpen 21 december 1999 (IFPI/Beckers) Hof Brussel 13 februari 2001 (IFPI/Belgacom Skynet)
27 27
Denemarken Danish High Court 20 April 2001. www.koda.dk/usr/koda/kodaweb.nsf/filer/deeplinkingverdict/$file/deep+linking+verdict.pdf
21
Duitsland Landgericht Lübeck, 24 November 1998, CR 1999, 650.
29
Oostenrijk OGH, Beschluss vom 19. Dezember 2000, MMR 2001 http://www.internet4jurists.at/entscheidungen/ogh4_274_00y.htm
29
OGH, Beschluss vom 19. Dezember 2000, MMR 2001 http://www.internet4jurists.at/entscheidungen/ogh4_274_00y.htm
29
Schotland Shetland Times Ltd. v. Wills, 1997 S.L.T. 669 (Sess Cas. 1996)
2,15
Verenigde Staten van Amerika Ticketmaster v. Microsoft Corp, No. 2:97-CV-03055 (C.D. Cal filed 12 april 1997). 6 Intellectual Reserve, Inc. v. Utah Lighthouse Ministry, Inc , 75 F.Supp. 2d 1290 (D.Utah 1999) 28 Universal City Studios, Inc. v. Corley, 275 F.Supp. 3d 429 (2d Cir. November 28, 2001) 28 Kelly v. Arriba Soft, 280 F.3d 934 (9th Cir. 2002) 20
36
Bijlage: De Auteursrechtrichtlijn
37