INHOUD INLEIDING........................................................................................................................................................... 2 HOOFDSTUK 1 INKOMEN ............................................................................................................................... 3 HOOFDSTUK 2 NORMBEDRAGEN ............................................................................................................... 4 2.1 LEEFVORMEN ................................................................................................................................................ 4 2.2 WWB NORMBEDRAGEN................................................................................................................................ 5 2.3 MINIMUMLOON EN MINIMUMJEUGDLOON..................................................................................................... 5 HOOFDSTUK 3 VERMOGEN ........................................................................................................................... 7 HOOFDSTUK 4 BIJZONDER BIJSTAND ...................................................................................................... 8 4.1 BIJZONDERE BIJSTAND EN VOORLIGGENDE VOORZIENINGEN......................................................................... 9 4.2 DE DRAAGKRACHT ........................................................................................................................................ 9 4.3 KINDERTOELAGE ......................................................................................................................................... 10 4.4 CHRONISCH ZIEKEN EN GEHANDICAPTEN .................................................................................................... 11 4.5 LANGDURIGHEIDTOESLAG .......................................................................................................................... 12 4.6 COLLECTIEVE VERZEKERING ....................................................................................................................... 14 4.7 ROTTERDAMPAS .......................................................................................................................................... 15 HOOFDSTUK 5 OVERIGE REGELINGEN .................................................................................................. 16 5.1 STICHTING LEERGELD ................................................................................................................................. 16 5.2 TOG (TEGEMOETKOMING IN DE ONDERHOUDSKOSTEN VAN GEHANDICAPTE KINDEREN) .......................... 16 5.3 KWIJTSCHELDINGEN VAN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN EN ZUIVERINGSLASTEN ...................................... 18 HOOFDSTUK 6 BELASTING ......................................................................................................................... 19 6.1 HEFFINGSKORTINGEN .................................................................................................................................. 19 HOOFDSTUK 7 TOESLAGEN ....................................................................................................................... 24 7.1 TOESLAGPARTNER ...................................................................................................................................... 24 7.2 HUURTOESLAG ............................................................................................................................................ 25 7.3 ZORGTOESLAG ............................................................................................................................................ 26 7.4 KINDGEBONDEN BUDGET ............................................................................................................................ 26 7.5 KINDEROPVANGTOESLAG ............................................................................................................................ 27 HOOFDSTUK 8 INFORMATIE BEHEER GROEP ..................................................................................... 27 8.1 WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN (WTOS) ............................................. 27 8.2 WET OP DE STUDIEFINANCIERING (WSF 2000) ........................................................................................... 28 HOOFDSTUK 9 SCHULDHULPVERLENING ............................................................................................ 29 BELANGRIJKE WEBSITES EN TELEFOONNUMMERS ......................................................................... 32
Inleiding Deze training is samengesteld door het Formulierenteam van de Gemeente Rotterdam. Het doel van het Formulierenteam is bij te dragen aan de armoedebestrijding. Door middel van het onder de aandacht brengen van inkomensverhogende voorzieningen en het bieden van hulp bij het doen van een aanvraag willen we het gebruik verhogen. Ook het bevorderen van de zelfredzaamheid behoort tot de doelstelling van het Formulierenteam. Tevens hebben we een nauwe samenwerking met de Kredietbank Rotterdam (KBR) voor mensen met schulden. Deze samenwerking houdt in dat het formulierenteam mensen, die een beroep doen op hulp van de KBR, helpen hun administratie op orde te krijgen en de benodigde formulieren in te vullen. Taken van het Formulierenteam bestaan onder andere uit:
Het doen van een voorzieningencheck: in kaart brengen of iemand wel van alle voorzieningen gebruik maakt waar recht op is. Het bieden van Formulierenhulp: ondersteunen bij het aanvragen van de benodigde voorzieningen Integraal werken: alert zijn op aandachtspunten op verschillende leefgebieden. Verwijzen: inschakelen van benodigde hulp- en dienstverleners.
Het Formulierenteam heeft een volledig beeld van de voorzieningen die er zijn. Dat betreft voorzieningen bij de gemeente, de Belastingdienst, de Informatiebeheer Groep, het Waterschap en dergelijke. Het Formulierenteam heeft een brede doelgroep en richt zich op de burgers van Rotterdam. In de praktijk vooral mensen met inkomen tot 125% van het minimumloon, want zij komen in aanmerking voor de inkomensverhogende voorzieningen en regelingen. Ook mensen met schuldenproblematiek worden geholpen met een aanvraag voor schuldhulpverlening. Voor schuldhulpverlening geldt geen inkomensgrens. De informatie in deze trainingsmap is bedoeld voor professionals die in de doelgroep werkzaam zijn. Wij verwachten dat deze informatie bij zal dragen tot: - verhogen van de kennis van de professionals over de inkomensverhogende regelingen en voorzieningen; - het vollediger kunnen informeren van rechthebbenden over de regelingen - het verhogen van de het gebruik van de regelingen; - het bevorderen van de zelfredzaamheid. De informatie in deze map is met zorg samengesteld. Omdat wetten, regels en vergoedingen aan verandering onderhevig zijn adviseren wij de gebruiker om voor actuele gegevens de betreffende websites te raadplegen. Achterin deze map treft u een lijst met belangrijke websites en telefoonnummers. Wij wensen u veel succes met het toepassen van de opgedane kennis na deze training!
Het Formulierenteam.
2
Hoofdstuk 1 Inkomen Inkomsten kunnen we indelen in: • • • • • •
Inkomsten uit arbeid / werk. Voor deze inkomsten wordt arbeid verricht. Ook loon in natura, een 13de maand of vakantiegeld valt onder inkomsten uit arbeid. Inkomsten in verband met arbeid. Dit zijn vergoedingen of uitkeringen naar aanleiding van vroegere werkzaamheden of dienstverbanden, bv. inkomsten uit werkloosheid, pensioen, VUT-uitkering, WAO.* Inkomsten anders dan uit werk (uitkeringen) bijvoorbeeld WWB en ANW Heffingskortingen. Dit zijn kortingen op de te betalen belasting. Hieronder vallen zowel de loonheffingskortingen als de heffingskortingen die via een voorlopige teruggaaf aan de belanghebbende worden uitbetaald. Inkomsten uit vermogen. Dit is bijvoorbeeld rente van spaargelden, dividend van aandelen, verhuur van bezittingen. Andere inkomsten, zoals alimentatie of onderhoudsbijdrage of inkomsten uit onderhuur.
Sociaal minimum
Een ieder die legaal in Nederland verblijft, heeft recht op een minimum inkomen om van te kunnen leven. Dit is het sociaal minimum. Deze bedragen zijn gelijk aan de bedragen van de WWB (= Wet Werk en Bijstand).
* Een overzicht van afkortingen treft u achterin de lesmap.
3
Hoofdstuk 2 Normbedragen 2.1 Leefvormen
De hoogte van de bijstandsuitkering(WWB) voor de kosten van levensonderhoud is afhankelijk van de leefvorm, de leeftijd en de woonsituatie van de belanghebbenden. Onder bijstandsnorm wordt verstaan de norm die op iemand van toepassing is vermeerderd of verminderd met de toeslag als de algemeen noodzakelijke kosten niet gedeeld kunnen worden. In de wet worden drie basisnormen genoemd. Het zijn de normen: • Alleenstaande • Alleenstaande ouder • Gehuwden Alleenstaande De alleenstaande is de (on)gehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en ook geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij dit een bloedverwant is in de eerste graad. Voorbeeld: Hans is 22 jaar, woont zelfstandig. Hij huurt een kamer van het verhuurbedrijf Grobido. Hij heeft een eigen kookgelegenheid en douchecabine en een woonslaapkamer. Hans is een alleenstaande. Alleenstaande ouder Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan, diegene die alleen en uitsluitend een huishouding voert met eigen of stiefkinderen. De alleenstaande ouder heeft voor deze kinderen de volledige zorg en ontvangt kinderbijslag. Om in aanmerking te komen voor de norm alleenstaande ouder moet dus aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: • eigen of stiefkinderen hebben, die jonger zijn dan 18 jaar; • kinderbijslag ontvangen; • materiële zorg. Voorbeeld: Karina woont zelfstandig en heeft een kind van 1 jaar. Zij draagt alleen de zorg voor Petertje en ontvangt voor hem kinderbijslag. Karina is een alleenstaande ouder. Co-ouderschap De definitie alleenstaande ouder geldt alleen als de ouder de volledige zorg draagt voor zijn kind. Wanneer de materiële zorg gedeeld wordt door beide ouders, doordat het kind wisselend enkele dagen van de week bij de ene ouder verblijft en de andere dagen bij de andere ouder, heeft dit gevolgen voor de norm. In deze situatie worden zij geen van beiden aangemerkt als alleenstaande ouder, maar moeten zij in de WWB beiden beschouwd worden als een alleenstaande. Gehuwden In de bijstand worden de gehuwden omschreven als die mensen die gehuwd zijn en hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben. Ook de geregistreerde partners alsmede twee ongehuwde die met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren, vallen onder dit begrip.
4
2.2 WWB Normbedragen
Een WWB uitkering bestaat uit de landelijke norm verhoogd met de maximale toeslag voor zover de betrokken alleenstaande of alleenstaande ouder de algemeen noodzakelijke kosten niet met een ander kan delen. Als de alleenstaande of de alleenstaande ouder de bestaankosten c.q. woonkosten kan delen is de maximale toeslag voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder 20% van het wettelijk minimum loon. Indien gehuwden de kosten delen dan wordt er verlaging toegepast. Basisbedragen (incl. 5% vak.toeslag) Gehuwden beiden 21 tot 65 jaar kostendelend geen woonkosten
Norm 100% 1295,07 1295,07
Toeslag
Verlaging 129,51 (10%) 259,01 (20%)
Alleenstaande ouder 21 tot 65 jaar 70% alleenwonend 906,55 kostendelend 906,55
259,01 (20%) 129,51 (10%)
Alleenstaande 22 tot 65 jaar alleenwonend kostendelend
50% 647,54 647,54
259,01 (20%) 129,51 (10 %)
Alleenstaande 21 jaar alleenwonend kostendelend
50% 647,54 647,54
259,01 (20%) 259,01 (20%)
129,51 (10%) 129,51 (10%)
2.3 Minimumloon en Minimumjeugdloon
Als je werkt en tussen de 15 en 65 jaar bent, heb je recht op het wettelijk minimumloon. Wanneer je jonger bent dan 23 jaar, heb je recht op het wettelijk minimumjeugdloon. Precies op je verjaardag gaat het minimumjeugdloon omhoog, behalve als dit in het weekend valt. In dat geval gaat je salaris omhoog op de maandag na je verjaardag. Twee keer per jaar, in januari en juli, wordt de hoogte van het minimumloon aangepast waarbij het gaat om het brutoloon dat je krijgt bij een normale werktijd. De actuele bedragen van de minimumlonen zijn te vinden op www.postbus51.nl Bruto minimumloon tussen 1 juli 2009 en 1 januari 2010 23 jaar en ouder
Per Maand
Per Week
Per Dag
Minimumloon
€ 1.398,60
€ 322,75
€ 64,55
5
Leeftijd
%
Per Maand
Per Week
Per Dag
22 jaar
85 %
€ 1.188,80
€ 274,35
€ 54,87
21 jaar
72,5 %
€ 1.14,00
€ 234,00
€ 46,80
20 jaar
61,5 %
€
860,15
€ 198,50
€ 39,70
19 jaar
52,5 %
€
734,25
€ 169,45
€ 33,89
18 jaar
45,5 %
€
636,35
€ 146,85
€ 29,37
17 jaar
39,5 %
€
552,45
€ 127,50
€ 25,50
16 jaar
34,5 %
€
482,50
€ 111,35
€ 22,27
15 jaar
30 %
€ 419,60
€ 96,85
€ 19,37
•
Onder de 15 jaar is geen wettelijk minimum jeugdloon vastgesteld.
Netto Minimumloon bedragen zijn anders dan de bruto bedragen! Deze zijn niet wettelijk bepaald, daar ze per bedrijfstak of bedrijf kunnen verschillen. Dit heeft te maken met verschillen in inhoudingen op het loon of loonheffingen. Zoals bijvoorbeeld; • premieheffing voor de sociale zekerheid (de volksverzekeringen, AOW, ANW, AWBZ) • premies voor de werknemersverzekeringen (WW, WIA). Deze heffingen worden afgedragen aan de Belastingdienst. Het verschil tussen bruto en netto bedragen zit hem dus in dit soort premies, Wanneer je in deeltijd werkt, moet je naar de bruto bedragen kijken, omdat de netto bedragen niet evenredig kunnen worden verminderd (doordat over lagere brutolonen in verhouding minder wordt ingehouden) Het is niet wettelijk vastgelegd hoeveel uur een volledig dienstverband is. In de praktijk is dit meestal 36 of 38 uur per week. Minimumloon per uur Het minimumuurloon is niet wettelijk vastgelegd. Dat is omdat een volledige werkweek in sommige cao's 36 uur telt, en in andere 38 of 40 uur. Voor iedereen geldt wel het minimummaandloon, waardoor het minimumuurloon dus kan verschillen. Vakantiegeld Bij het bepalen van de hoogte van het brutominimumloon tellen bijvoorbeeld overwerkuren, vakantiebijslag en winstuitkeringen niet mee.
6
Hoofdstuk 3 Vermogen Onder vermogen wordt verstaan alle bezittingen die belanghebbenden hebben of waarover zij redelijkerwijs kunnen beschikken minus de aantoonbare schulden. Alle aantoonbare schulden worden in aanmerking genomen om het vermogen te bepalen! Aantoonbare schulden zijn schulden waar je bewijzen van hebt. Studieschulden (schulden die gemaakt zijn via Wet Studie Financiering *) vallen hier niet onder. Ook familieschulden** tellen niet mee, mist deze zijn vastgelegd. Het vermogen is het bedrag aan bezittingen minus de erkende schulden. Dit vermogen kan ook negatief zijn. Dit is het geval als de schulden groter zijn dan de bezittingen. Ook het spaargeld van kinderen onder de 18 jaar wordt meegeteld.
*WSF-schulden Bij studieschulden op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) wordt in het algemeen niet voldaan aan de eis dat de klant daadwerkelijk tot terugbetaling verplicht is. De aflossingscapaciteit wordt naar draagkracht vastgesteld en daarbij is nihilstelling mogelijk. De schuld gaat in elk geval te niet bij het einde van de zogeheten aflosfase (maximaal 15 jaar). Gesteld kan worden dat er geen verplichting tot aflossing van WSF-schulden bestaat en hiervoor hoeven dan ook geen gelden te worden gereserveerd. Daarom blijven studieschulden op grond van de WSF 2000 buiten beschouwing bij de vaststelling van het vermogen. **Familieschulden Schulden aan familieleden kunnen in aanmerking worden genomen als vaststaat dat de schuld werkelijk bestaat en de klant tot terugbetaling is verplicht. Daarbij worden strenge eisen aan de aantoonplicht van de klant gesteld. Het overleggen van een enkele schuldbekentenis is niet voldoende. Ook dient uit verifieerbare stukken als bank- of giroafschriften te blijken dat daadwerkelijk een vermogensoverdracht tussen de familieleden heeft plaats gevonden. Zeker bij grote bedragen zal er ook een verifieerbare reden voor de vermogensoverdracht moeten zijn, zoals het voorkomen van een dreigende ontruiming.
7
Hoofdstuk 4 Bijzonder bijstand Bijzondere bijstand is extra geld dat gegeven wordt voor bijzondere kosten. Mensen met een laag inkomen kunnen extra geld krijgen voor dingen die echt nodig zijn om mee te kunnen doen. Bijvoorbeeld voor het schoolreisje van een van de kinderen of voor de extra bijdrage van de thuiszorg. De gemeente Rotterdam heeft een boekje gemaakt waarin staat waarvoor u bijzondere bijstand kunt krijgen: het brugboekje. Wie kan het aanvragen? Mensen kunnen bijzondere bijstand aanvragen wanneer ze een laag inkomen hebben, bij voorbeeld een bijstanduitkering of een uitkering die net zo hoog is. Ook studenten kunnen bijzondere bijstand aanvragen, en mensen die het minimumloon verdienen. Ook kan er bijzondere bijstand worden aangevraagd als men opeens minder inkomen heeft of als men hoge woonkosten heeft. Bijzondere bijstand wordt gegeven als het vermogen niet hoger is dan: € 5.455,- voor alleenstaanden en € 10.910,- voor gehuwden en alleenstaande ouders. Dit wordt ook het vrij te laten vermogen genoemd. Heeft men een hoger inkomen dan een bijstandsuitkering, ook dan kan er bijzondere bijstand worden aangevraagd. De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van het inkomen en het vermogen. Op www.sozawe.rotterdam.nl is via een vragenlijstje te zien of men recht heeft op bijzondere bijstand. Hoe vraagt u bijzondere bijstand aan? Mensen die een bijstanduitkering hebben kunnen hun klantmanager hiervoor bellen. (Zij krijgen het brugboekje ook automatisch per post thuisgestuurd). Indien men geen uitkering heeft dient men een afspraak te maken op een kantoor van Sozawe. (de adressen en telefoonnummers van de kantoren staan in het brugboekje). De aanvraag wordt gedaan met een aanvraagformulier en bewijsstukken. Er zijn 2 verschillende aanvraagformulieren: • een aanvraagformulier voor mensen jonger dan 65 jaar en • een formulier voor mensen ouder dan 65 jaar. De bewijsstukken (bonnen) die men in moet leveren mogen niet ouder zijn dan 1 jaar. Welke bewijsstukken ingeleverd dienen te worden, is afhankelijk van welke aanvraag u doet voor de bijzondere bijstand. Op het aanvraagformulier staat precies welke bewijsstukken ingeleverd moeten worden. Indien de klant de benodigde gegevens niet of niet tijdig of onvolledig heeft overgelegd dient een hersteltermijn geboden te worden. Worden de gegevens ook binnen deze termijn niet overgelegd dan moet de aanvraag buiten behandeling worden gesteld.
8
4.1 Bijzondere bijstand en voorliggende voorzieningen
Als er een passende en toereikende voorliggende voorziening is, kan er geen bijzondere bijstand worden verleend. Voorliggende voorzieningen zijn: • De Zorgverzekeringswet Sinds 1 januari 2006 regelt de zorgverzekeringswet de ziektekostenverzekering voor alle inwoners van Nederland. Het verplicht in beginsel iedereen die in Nederland woont zich tegen ziektekosten te verzekeren. Verzekeraars zijn op hun beurt verplicht om iedereen te accepteren die in Nederland woont en zich voor de verzekering aanmeldt. Ze mogen iemand die misschien hoge ziektekosten heeft niet weigeren. De zorgverzekeringswet geeft recht op de basisverzekering. Deze dekt alle noodzakelijke vormen van zorg, daarnaast kan men een aanvullende verzekering afsluiten. • De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) De AWBZ verzekert tegen het risico van bijzondere ziektekosten, zoals het verblijf in een inrichting of een instelling voor gehandicapten. • Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) De WMO regelt de leef-, vervoers-, en woonvoorzieningen voor ouderen en gehandicapten (bijvoorbeeld rolstoel of vervoer).Het doel van de wet is dat zij zolang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren en dat de voorzieningen voor iedereen financieel mogelijk zijn. 4.2 De draagkracht
Ook mensen met een inkomen boven de bijstandsnorm kunnen een beroep doen op de bijzondere bijstand. In dat geval wordt hun inkomen inclusief vakantietoeslag (VT) vergeleken met het voor hen geldende sociaal minimum (normuitkering + eventuele toeslag voor algemene bijstand inclusief VT). Het verschil noemen we de ruimte in het inkomen. Een deel van die ruimte noemen we de draagkracht. Om de ruimte te berekenen kijkt men naar het inkomen en het vermogen: • inkomsten uit arbeid, uitkering of pensioen, • alimentatie; • inkomsten uit vermogen, boven het vrij te laten vermogen. Als er extra uitgaven zijn, zoals studiekosten voor de kinderen of alimentatieplicht, kan dit op de inkomsten in mindering worden gebracht. De Gemeente Rotterdam hanteert in principe de volgende regels voor het berekenen van de draagkracht: • 10% over de ruimte tot en met € 70,- per maand. • 35% over de ruimte boven de € 70,- per maand. Dit geldt tot anderhalf maal de bijstand. Heb je meer inkomen dan dien je dat voor de kosten te gebruiken. Is het inkomen hoger dan anderhalfmaal de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag dan is de totale ruimte ook de draagkracht. 9
Draagkracht berekening Piet en Annie hebben 2 kinderen en een inkomen van € 1387,- incl. VT (vakantietoeslag). Inkomen € 1387,Norm € 1295,Ruimte € 92,Draagkracht 10% van € 70,35% van € 22,- ( 92-70)
= € 7,= € 7,70 + € 14,70,-
Draagkracht (per maand) is € 14,70 De draagkracht periode In de Gemeente Rotterdam start het draagkrachtjaar op de eerste dag van de maand waarin je aanvraag doet en eindigt precies 1 jaar later. Als je in dat jaar meerder aanvragen Bijzondere Bijstand doet wordt er rekening gehouden met het vastgestelde bedrag in dat draagkrachtjaar. De berekende ruimte blijft het hele jaar geldig.
4.3 Kindertoelage
Huishoudens met één of meer schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar kunnen voor kosten die zij voor deze kinderen maken, bijzondere bijstand krijgen. Per 1 augustus 2008 wordt deze regeling uitgevoerd als een categoriale bijzondere bijstand. Categoriaal wil zeggen, dat de klant geacht wordt kosten voor zijn kinderen te maken waarvoor hij een vergoeding krijgt, zonder dat hij de kosten hoeft aan te tonen door middel van nota’s. Of een kind schoolgaand is wordt niet getoetst. SoZaWe gaat ervan uit dat alle kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar naar school gaan. De hoogte van de toelage voor kinderen wordt bepaald door het aantal thuiswonende schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 11 jaar en in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar. De leeftijd dat het kind heeft op 1 augustus is bepalend. De hoogte van de Kindertoelage: kind van 4 t/m11 jaar € 225,- en kind van 12 t/m17 jaar € 300,De kosten van de buitenlandse werkweek blijven in principe buiten beschouwing bij deze vergoeding. Als een middelbare school voor een buitenlandse werkweek zelf geen regeling of fonds heeft kan een aanvraag worden gedaan. De verstrekkingsperiode is een vast tijdvak, dat loopt van 1 augustus tot en met 31 juli. De toelage wordt toegekend per gezin. Doelgroep voor deze categoriale regeling zijn gezinnen met een inkomen tot 120%. Er wordt geen draagkrachtberekening gedaan, er vindt wel een vermogenstoets plaats.
10
4.4 Chronisch zieken en gehandicapten
Chronisch zieken en gehandicapten in Rotterdam met een inkomen op bijstandsniveau kunnen een vergoeding voor verborgen ziektekosten krijgen. Verborgen ziektekosten zijn de kosten van bijvoorbeeld een hogere telefoonrekening, extra voedingsmiddelen, niet-vergoede zelfzorgmiddelen, het lidmaatschap van een belangenvereniging of patiëntenorganisatie. Om voor deze eenmalige verstrekking van bijzondere bijstand in aanmerking te komen, moet de belanghebbende: • inwoner van de gemeente Rotterdam zijn; en • geen vermogen hebben dat groter is dan het vrij te laten vermogen ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB); en • chronisch ziek of gehandicapt zijn. Voor de hoogte van het inkomen geldt dat: • personen met een inkomen tot 120% van het wettelijk minimumloon recht • hebben op de toeslag; en • personen met een inkomen tussen 120% en 125% van het wettelijke minimumloon recht hebben op 50% van de toeslag. • Om te beoordelen of een klant in aanmerking komt voor de toeslag, heeft SoZaWe toetsinkomens vastgesteld. De vergoeding bedraagt per 1 januari 2009 maximaal € 125,- per persoon per jaar. 1 juli 2009
Toetsinkomen
Toeslag
Bij een inkomen tot
€ 1.425,00
€ 125,00
Bij een inkomen tot
€ 1.485,00
€ 62,50
Bij een inkomen boven Tussen 57 en 65 jaar
€ 1.485,00
€
Bij een inkomen tot
€ 1.505,00
€ 125,00
Bij een inkomen tot
€ 1.565,00
€ 62,50
Bij een inkomen boven
€ 1.565,00
€
Jonger dan 57 jaar
0,00
0,00
Alle mensen die een structurele voorziening in het kader van de Wmo ontvangen, waaronder huishoudelijke verzorging met de indicatie langer dan 1 jaar, en die een uitkering van SoZaWe ontvangen ingevolge de WWB of de IOAW of IOAZ of WWIK, ontvangen vanuit de centrale actie automatisch de vergoeding. Personen die chronisch ziek of gehandicapt zijn en die geen Wmo-voorziening ontvangen, kunnen ook voor deze categoriale bijzondere bijstand in aanmerking komen. Zij kunnen hiervoor een aanvraag (bijzondere bijstand) indienen bij de districtskantoren van SoZaWe. In dat geval gelden de volgende aanvullende voorwaarden: • een beschikking van het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ), voorheen Stichting Rotterdams Indicatieorgaan (SRI), kunnen overleggen waaruit blijkt dat men als thuiswonende langdurig, dat wil zeggen langer dan een jaar, thuiszorgbehoeftig is. Deze indicatie moet één of meerdere van de volgende functies omvatten: 11
huishoudelijke verzorging, verpleging, persoonlijke verzorging of ondersteuning begeleiding. Ontbreekt een beschikking, dan kan ook worden volstaan met andere bewijsstukken waaruit blijkt dat zo'n indicatie is vastgesteld; of •
dat men volgens een advies van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) als chronisch ziek of gehandicapt kan worden aangemerkt.
Chronisch zieke of gehandicapte kinderen tot 18 jaar waarvan de ouders een inkomen op bijstandsniveau hebben, komen ook voor deze verstrekking in aanmerking. Zij moeten uiteraard wel aan de overige voorwaarden voldoen. Bij bijstandsaanvragen van jongeren van 18 tot 21 jaar wordt ook rekening gehouden met de inkomsten van de onderhoudsplichtige ouder(s). Ingeval van een aanvraag voor de tegemoetkoming chronisch zieken of gehandicapten wordt alleen met de inkomsten van de jongere rekening gehouden. Het buiten beschouwing laten van het inkomen van de ouder(s) geldt enkel voor de tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. 4.5 Langdurigheidtoeslag
Het normbedrag van de bijstand is bedoeld als voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waar ook de reserveringen voor onder andere duurzame gebruiksgoederen onder vallen. Als mensen langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen en er geen perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen, kan dit tot problemen leiden. Om hieraan tegemoet te komen is in de WWB de langdurigheidtoeslag geïntroduceerd. Per 1 januari 2009 valt de langdurigheidstoeslag onder de bijzondere bijstand. De gemeente bepaalt de omvang de doelgroep en de hoogte van de toeslag
De aanvraag dient te voldoen aan de volgende voorwaarden: • • •
•
Recht op langdurigheidstoeslag heeft de persoon van 21 jaar en ouder, maar jonger dan 65 jaar: De persoon heeft gedurende een aaneengesloten periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum (referteperiode) in Nederland een inkomen gehad dat niet hoger is dan de voor hem toepasselijke bijstandsnorm Indien de door de persoon ontvangen uitkering wegens inkomsten uit arbeid is beëindigd dan worden deze inkomsten voor het gedeelte dat boven de toepasselijke bijstandsnorm uitkomt, gedurende maximaal zes maanden per referteperiode buiten beschouwing gelaten. Hiermee wordt voorkomen dat een persoon, die vanuit een uitkering (hoeft geen bijstand te zijn) werk aanvaardt, meteen het recht op langdurigheidstoeslag verliest, als door de werkaanvaarding zijn inkomen hoger wordt dan de voor hem toepasselijke bijstandsnorm. Er bestaat geen recht op een langdurigheidtoeslag indien de persoon in het jaar voorafgaand aan de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) of de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000). Degene die studeert of korter dan een jaar zijn studie heeft beëindigd behoort niet tot de doelgroep.Van hem wordt verwacht een uitzicht te hebben op inkomensverbetering door het volgen van een opleiding. 12
•
• •
Een persoon die één jaar of langer niet meer studeert voorafgaand aan de peildatum, kan wel recht hebben op langdurigheidstoeslag mits hij aan de voorwaarden voldoet. Als een persoon in de referteperiode studiefinanciering heeft ontvangen, wordt dit inkomen in aanmerking genomen naar het normbedrag voor levensonderhoud. De aard van het inkomen is voor het recht op langdurigheidstoeslag niet van belang. Er is geen ander vermogen dan het vrij te laten vermogen
De langdurigheidtoeslag voor 2009: Getrouwd of samenwonend € 486,00 Alleenstaand ouder € 436,00 Alleenstaand € 341,00 Co-ouders € 389,00 Dit geld wordt 1 x per 12 maanden gegeven. Geen recht op LDT Wanneer er een maatregel is opgelegd dan kan het zo zijn dat het recht op een toeslag is verspeeld. Dit is wel afhankelijk van het type maatregel. Heeft de klant in de 60 maanden voorafgaand aan de aanvraag in detentie gezeten, dan is er geen recht. Er is immers sprake van een onderbreking van de periode waarin de klant moest trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen. Deze voorwaarden gelden ook voor de eventuele partner van de klant. Als de eventuele partner niet aan één van deze voorwaarden voldoet, heeft de klant geen recht op de langdurigheidtoeslag. Dit geldt ook voor het leeftijdscriterium. Is de eventuele partner nog geen 21 jaar oud of 65 jaar en ouder, dan is er geen recht op de langdurigheidtoeslag. Wel recht op LTD Mensen hebben recht op de langdurigheidtoeslag op de datum waarop de termijn van 60 maanden (5 jaar) is bereikt. Dit wordt de peildatum genoemd. Als een klant voor het eerst een aanvraag indient, toetst de klantmanager deze aanvraag aan de vroegst mogelijke peildatum, ook als die in een eerder kalenderjaar ligt. Alle jaren tussen die eerste peildatum en het moment van aanvragen moeten dan in één keer worden getoetst, en indien er recht op de langdurigheidtoeslag bestaat, worden toegekend en uitbetaald. Klanten die al eerder een langdurigheidtoeslag hebben ontvangen, moeten bij het doen van een vervolgaanvraag worden gecontroleerd op nog niet geëffectueerde rechten. Bij de vaststelling van het inkomen wordt een eventuele eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten. De langdurigheidtoeslag mag niet ambtshalve worden toegekend en wordt dus alleen op aanvraag verleend. De aanvraag moet worden ingediend bij de gemeente waar de belanghebbenden woont. De hoogte van de langdurigheidtoeslag wordt vastgesteld op basis van de situatie zoals die was op het moment dat het recht ontstond. Dit kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben, dat klanten die samenwoonden op het moment waarop het recht ontstond maar die uit elkaar zijn gegaan ten tijde van de aanvraag, per persoon maximaal 50% van de toeslag voor gehuwden kunnen ontvangen. Bij co-ouderschap dient het bedrag te worden vastgesteld, overeenkomstig de berekening die wordt toegepast bij de vaststelling van de bijstandsnorm. Langdurigheidstoeslag is niet vatbaar voor beslag. 13
Als iemand recht heeft op de langdurigheidtoeslag en bij SoZaWe staat nog een schuld open, mag de langdurigheidtoeslag niet worden aangewend voor schuldaflossing, tenzij er sprake is van goedkeuring door de belanghebbende. De langdurigheidtoeslag moet jaarlijks worden aangevraagd. Als de klant na toetsing voldoet aan de voorwaarden, wordt de toeslag in één bedrag (belastingvrij) uitgekeerd. Als de bijstandsklant gedurende de afgelopen 60 maanden een periode in een andere gemeente heeft gewoond zal de betreffende gemeente schriftelijk om informatie gevraagd moeten worden. Een klant die onder de Generaal Pardonregeling valt kan in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. *Een schuldeiser kan voor zijn vordering ook beslag leggen onder derden. Zo kan er beslag gelegd worden bij de bank op je bankrekening of bij je werkgever op je salaris, of bij iedereen van wie je nog geld te goed hebt. Hiervoor is wel toestemming van de rechter nodig. Indien het saldo van je bankrekening negatief is op de dag van beslaglegging, kan de schuldeiser hier geen beslag op leggen. Bij je salaris ligt dit anders omdat je daar in feite voortdurend geld tegoed hebt.
4.6 Collectieve verzekering
Vanaf 1 januari 2008 kunnen inwoners van Rotterdam met een inkomen tot 120% van het minimumloon een collectieve ziektekostenverzekering (de Beter Af polis) afsluiten bij Zilveren Kruis/Achmea (ZKA). Belanghebbenden die meedoen aan de collectieve verzekering (met aanvullende verzekering) zien hun verzekering uitgebreid met zaken die vóór 2008 nog via de bijzondere bijstand werden vergoed. Als men niet meedoet met de collectieve verzekering kan men in principe via de bijzondere bijstand in aanmerking komen voor vergoedingen die niet in de verzekering zitten. Deze zaken zijn ondergebracht in de voor Rotterdam uitgebreide aanvullende verzekering van ZKA en bevatten: • • • • •
100% vergoeding eigen bijdrage poliklinische bevalling (zonder medische noodzaak); een vergoeding van een bril tot maximaal € 250,- per 3 kalenderjaren (voor jongeren tot 18 jaar is de vergoeding maximaal € 350,- per 3 kalenderjaren); een hogere vergoeding voor een hoortoestel van maximaal € 300,-; 100% vergoeding van de eigen bijdrage voor kraamzorg; vergoeding preventieve cursussen (bv stoppen met roken, leefstijltraining etc.,max € 115,- per kalenderjaar).
Belanghebbenden met de bovengenoemde collectieve verzekering hoeven in feite geen beroep meer te doen op de bijzondere bijstand voor medische kosten. Alle medische behandelingen worden voor 100% vergoed in de collectieve verzekering, waarbij voor sommige behandelingen wel een maximum vergoeding geldt. Vanaf 1 januari 2009 geldt een verplicht eigen risico van € 155,- per jaar per verzekerde. Indien gebruik wordt gemaakt van de collectieve verzekering, neemt de gemeente het verplichte eigen risico voor haar rekening. 14
Ook draagt de gemeente € 3,30 per maand bij aan de aanvullende tandartsverzekering. Belanghebbenden die bij een andere zorgverzekeraar goed verzekerd zijn (dat wil zeggen inclusief een aanvullende verzekering en tandartsverzekering) kunnen niet gedwongen worden om aan de collectieve verzekering van het ZKA mee te doen. Deze belanghebbenden kunnen niet worden uitgesloten van de bijzondere bijstand, medische voorzieningen. 4.7 Rotterdampas
Iedereen kan de Rotterdampas kopen. De Rotterdampas is een voordeelpas voor Rotterdammers die veel voordeel geeft. Met deze pas kan men gratis naar de Euromast, Pathé, musea en op de Spido. Bij diergaarde Blijdorp en Tropicana krijgt men flinke korting op de entree, maar ook bij vele sportclubs en cursussen worden kortingen gegeven. Standaardtarief: € 55,De Rotterdampas is voor iedereen te koop voor € 55,-. Voor inwonende kinderen van 3 t/m 17 jaar kan bij gelijktijdige aanschaf per kind een pas worden gekocht voor slechts € 5,-. Dit kindertarief geldt alleen bij aankoop in de eigen gemeente. € 5,- voor de minima Bij een inkomen van Gehuwden / samenwonenden gezamenlijke netto inkomen niet hoger dan € 1.525,00 Alleenstaande ouder netto inkomen niet hoger dan € 1.375,00 Alleenstaande netto inkomen niet hoger €1.100,00 Bijgelijktijdig aanschaf is de pas ook gratis voor inwonende kinderen in de leeftijd van 3 t/m 17 jaar. Deze gratis passen kunnen alleen in de eigen gemeente afgehaald worden.. Studenten: € 10, Voltijd MBO, HBO en WO studenten t/m 29 jaar, woonachtig of studerend in Rotterdam Op vertoon van collegekaart Exclusief verkrijgbaar in de Rotterdampaswinkel (Centrale Bibiotheek) Studenten ontvangen geen reistegoed omdat zij een ov jaarkaart bezitten. Seniorentarief: € 10,Personen van 65 jaar en ouder kunnen de pas voor het gereduceerde tarief van € 10,aanschaffen. Het Seniorentarief is alleen van toepassing voor inwoners van Rotterdam, Albrandswaard, Capelle a/d IJssel, Hellevoetsluis, Lanseringland, Midden-Delfland, Nieuwerkerk a/d IJssel, Schiedam, Spijkenisse en Vlaardingen.. De pas kan dan alleen in de eigen gemeente worden gekocht. Senioren met een minimuminkomen krijgen de pas gratis Verkooppunten; Districtkantoren van SoZaWe, deelgemeente kantoren en stadswinkels. Telefoonnummer Rotterdampas 010- 498 46 66
15
Hoofdstuk 5 Overige regelingen
5.1 Stichting Leergeld
In steeds meer gezinnen is het niet haalbaar om de kinderen mee te laten doen met sportclubs of muziekles. Zelfs de kosten die de school met zich meebrengt. (bijvoorbeeld schoolbenodigdheden, kamp en excursies) zijn voor steeds meer mensen niet op te brengen. Soms kunnen deze gezinnen geen of achteraf pas een beroep doen op bijzondere bijstand of een andere voorziening. Zij kunnen echter wel rekenen op steun van Stichting Leergeld. Stichting Leergeld werkt met vrijwilligers. Zij komen op huisbezoek om samen met de aanvrager de mogelijkheden te bespreken en eventueel te helpen met invullen van de formulieren. Omdat de vrijwilligers vaak uit dezelfde situatie als de aanvrager komen, zijn ze vertrouwde gesprekspartners. Stichting Leergeld verwijst in de eerste instantie naar wettelijk voorliggende voorzieningen, indien aanwezig. Daarnaast biedt de stichting ook zelf hulp in de vorm van een voorschot, gift of renteloze lening. Maar ook in natura. Stichting Leergeld behandelt een aanvraag in alle vertrouwelijkheid. Voor wie Stichting Leergeld richt zich op ouders/ verzorgers van schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar: -met een laag inkomen -woonachting in de gemeent waar Stichting Leergeld is gevestigd/ werkzaam is -die hun kosten niet of gedeeltelijk vergoed krijgen via bijzondere bijstand, tegemoetkoming in studiekosten of een andere regeling -die hun kosten pas op een later tijdstip vergoed krijgen Het gaat om kosten voor school, sportclub,vereniging of kunstzinnige vorming, waardoor kinderen mee kunnen doen. Aanvragen Voor aanvragen kan er gebeld worden met Stichting Leergeld Rotterdam : 010-240 01 89 Telefonisch spreekuur op dinsdag en donderdag van 10.00 tot 12.00 www.leergeld.nl/rotterdam
5.2 TOG (Tegemoetkoming in de onderhoudskosten van gehandicapte kinderen)
Een gehandicapt kind heeft vaak extra zorg nodig. Een ouder/verzorger die een gehandicapt kind van 3 t/m 17 jaar heeft, die thuis woont kan vanwege die extra zorg in aanmerking komen voor de tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG). De SVB regelt de TOG. Recht op TOG Er gelden een aantal voorwaarden. Of de ouder/verzorger daadwerkelijk recht heeft hangt ook af van de medische beoordeling.
16
Voorwaarden: De aanvrager is ouder/ verzorger van het kind Leeftijd van het kind is tussen de 3 en 17 jaar Het kind verblijft ten minste 4 nachten per week thuis Er wordt nog geen toelage voor de thuis verzorging ontvangen Ouders/verzorgers werken in Nederland Ouders/verzorgers en kind wonen in Nederland. Medische voorwaarden: Het kind heeft een lichamelijke, verstandelijke of geestelijke ziekte of stoornis. De ziekte of stoornis zal langere tijd duren Het kind vraagt aanzienlijk meer verzorging en toezicht dan een gezond kind. Dat wil zeggen dat extra zorg nodig is voor: -lichaamshygiëne -zindelijkheid -eten en drinken -mobiliteit -medische verzorging -gedrag -communicatie -alleen thuis zijn -begeleiding buitenshuis -bezighouden en handreikingen Er wordt alleen TOG gegeven als de ouder op meerdere onderdelen extra tijd besteedt. Beoordeling van de handicap De beoordeling van de handicap gebeurt door ClientFirst. De medisch deskundigen van ClientFirst baseren zich daarbij zoveel mogelijk op de gegevens die de ouder/verzorger schriftelijk aanlevert. ClientFirst brengt advies uit aan de SVB. De SVB beslist uiteindelijk over de aanvraag. Hoeveel bedraagt de TOG Vanaf 1 januari 2009 is de tegemoetkoming € 211,45 per kwartaal. De SVB betaalt na afloop van het kwartaal uit. Aanvragen Voor vragen kan men contact opnemen met de afdeling TOG van het SVB kantoor in Roermond (0475-36 80 40) Een aanvraag kan digitaal gedaan worden via www.svb.nl Op het moment dat het SVB een anvraag ontvangt, beoordelen zij deze standaard met terugwerkende kracht van 1 jaar (als ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan) Beoordeling van de aanvraag: De beoordeling van de handicap gebeurt door ClientFirst. De medisch deskundigen van ClientFirst baseren zich daarbij zoveel mogelijk op de gegevens die de ouder/verzorgerschriftelijk aanlevert. ClientFirst brengt advies uit aan de SVB. De SVB beslist uiteindelijk over uw aanvraag.
17
5.3 Kwijtscheldingen van gemeentelijke belastingen en zuiveringslasten
In het begin van het jaar krijgt men belastingaanslagen van zowel de gemeente als van het waterschap. De gemeentelijke aanslag bestaat uit afvalstoffenheffing en (eventueel) hondenbelasting. Het gebruikersdeel van de onroerende zaakbelasting is vanaf 2006 afgeschaft. De aanslag van het waterschap heeft o.a. betrekking op de zuivering van het afvalwater en het dijkbeheer. Afhankelijk van de (deel)gemeente waarin men woont, krijgt men een gecombineerde aanslag of twee aparte aanslagen. Heeft men een bijstandsuitkering of leeft men van een minimuminkomen? Dan komt men waarschijnlijk in aanmerking voor kwijtschelding van belastingen. Kwijtschelding wil zeggen dat de aanslagen voor een aantal belastingen niet betaalt hoeft te worden. Kwijtschelding kan worden aangevraagd voor belastingen van de gemeente en het waterschap. Het gaat dan om onder andere de onroerende zaakbelasting (OZB), afvalstoffenheffing, rioolrechten, waterschapsbelasting. Ontvangt de bewoner een aparte aanslag voor Zuiveringslasten/ Waterschapsbelasting dan dient hiervoor apart kwijtschelding aangevraagd te worden. Kwijtschelding Gemeentelijke belasting: Om te kunnen bepalen of men voor kwijtschelding van belastingen in aanmerking komt, heeft de gemeente een aantal gegevens nodig. Onder andere over het inkomen, de banksaldo, bezittingen als een auto of een eigen huis en eventuele schulden. Deze gegevens moeten worden ingevuld op een speciaal formulier. Het formulier is te verkrijgen bij Gemeentebelastingen, een Stadswinkel, de deelgemeente kantoor of de bibliotheken. Voor vragen over kwijtschelding van gemeentelijke belastingen kan men terecht bij: Gemeentebelastingen Blaak 34 in Rotterdam. Geopend van 08:30 tot 16:30 Telefoon 0800-1545 Informatie is te vinden op www.gemeentebelastingen.rotterdam.nl
18
Hoofdstuk 6 Belasting De wet op de inkomstenbelasting (IB) kent drie soorten inkomens waar belasting over geheven kan worden. Deze zijn verdeeld in drie boxen (zie hieronder). Elk inkomen kan maar in één box worden belast. Elke box kent verschillende belastingtarieven. Aftrekposten die direct te maken hebben met inkomen uit die box, verminderen het inkomen in die box. (bijvoorbeeld: Loon valt in box 1, de kosten voor het woon-werk verkeer met het openbaar vervoer zijn aftrekbaar in box 1, want het heeft direct te maken met het inkomen voor werk en woning). De drie belastbare inkomens (uit de boxen) vormen samen het verzamelinkomen. Het verzamelinkomen is onder meer van belang voor de inkomensafhankelijke regelingen, zoals huurtoeslag. Box 1 Inkomen uit werk en woning Dit is voor de meeste belastingbetalers de belangrijkste box. Voor de mensen met een WWB uitkering vaak de enige box waar ze mee te maken hebben. De inkomsten bestaan oa uit: • loon, uitkering, pensioen, auto van de zaak • winst uit een onderneming • freelance inkomsten • alimentatie Aftrekposten in deze box zijn oa: • uitgaven kinderopvang • lijfrente premies • aftrekposten voor de eigen woning • specifieke zorgkosten Box 2 Inkomen uit aanmerkelijk belang Deze box is voor mensen die een zogenaamd aanmerkelijk belang hebben, die bijvoorbeeld een eigen bedrijf hebben of meer dan 5% aandelen van een BV of NV hebben. Box3 Inkomsten uit sparen en beleggen Deze box is alleen voor belastingplichtigen met een vermogen (= waarde van de bezittingen minus de waarde van de schulden) Het heffingvrije vermogen bedraagt € 20.315 per belastingplichtige. Als uw vermogen niet hoger is dan € 20.315, dan is het helemaal belastingvrij. Als u kinderen heeft, dan kan het heffingvrije vermogen verhoogd worden met € 2.715 per minderjarig kind. 6.1 Heffingskortingen
Heffingskortingen zijn kortingen die je krijgt op de belasting die je moet betalen (over de inkomsten uit box 1, box 2 en box 3). De hoogte van de heffingskorting is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Het totaalbedrag aan heffingskorting kan nooit hoger zijn dan het bedrag dat iemand aan de belasting moet betalen. Als er sprake is van partners kan de niet-verdienende partner toch in aanmerking komen voor de heffingskortingen, als de verdienende partner voldoende belasting betaald.
19
Wie is partner De belastingdienst heeft een andere partnerdefinitie dan de WWB. Voor de belastingdienst is een partner de gehuwde of geregistreerde partner. Ongehuwd samenwonende kunnen onder bepaalde voorwaarden als partners worden aangemerkt. Zij moeten dan wel een verzoek bij de belasting indienen. De voorwaarden zijn: • in een jaar meer dan 6 maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding voeren; • beiden op één adres ingeschreven; • beiden ouder dan 18 jaar. Bloedverwanten in de eerste graad kunnen voor de belasting als partners worden aangemerkt mits zij beiden minimaal 27 jaar zijn.
De wet kent de volgende heffingskortingen: Soort
Jonger dan 65 jaar
65 jaar en ouder
Algemene heffingskorting Arbeidskorting < 57 jaar 57,58, 59 jaar 60, 61 jaar 62,63,64 jaar (inkomen<40.000 / inkomen>40.000) Inkomensafhankelijke Combinatiekorting Alleenstaande ouderkorting Aanvullende alleenstaande ouderkorting Ouderenkorting Alleenstaande ouderenkorting Jonggehandicaptenkorting
€ 2.007,€ 935,Max. € 1.480,-/ 1.504 Max. € 1.738,-/ 1.762 Max. € 1.994,-/ 2.018 Max. € 2.250,-/ 2.274 Max. € 1.048,-/ 1.059 Max € 1.765,€ 902,Max. € 1.484,€ 661,€ 410,€ 678,-
De loonheffingskorting wordt gevormd door: • • • •
de algemene heffingskorting de arbeidskorting de ouderen- en alleenstaande ouderenkorting en de jonggehandicaptenkorting
Deze worden zo genoemd omdat deze heffingskortingen kunnen worden verloond bij de werkgever en/of uitkerende instantie, dat wil zeggen dat de werkgever of de uitkeringsinstantie dit bij verwerking van het loon of de uitkering verrekend met de te betalen loonbelasting. Algemene heffingskorting De algemene heffingskorting is korting waar iedereen recht op heeft. Er gelden geen voorwaarden. De algemene heffingskorting wordt over het algemeen via de werkgever of de uitkerende instantie verrekend en is verwerkt in de loonbelastingtabellen. De algemene heffingskorting kan maar bij één werkgever van een belastingplichtige worden toegepast. 20
Partners hebben ieder een eigen recht op deze korting. Omdat de algemene heffingskorting niet overgedragen kan worden aan de partner, kan een niet of weinig verdienende partner de algemene heffingskortingen zelf uitbetaald krijgen via de belastingdienst. Voor de teruggave kan een T-biljet worden aangevraagd bij de belastingdienst. Voorwaarde is wel dat de verdienende partner voldoende belasting betaalt. Arbeidskorting De arbeidskorting heeft tot doel betaald werk aantrekkelijker te maken.De hoogte van deze korting is afhankelijk van uw leeftijd en de hoogte van uw inkomsten. Er bestaat recht op de arbeidskorting bij: • inkomsten uit tegenwoordige arbeid (loon of salaris); • winst uit een onderneming; • loon of resultaat uit overige werkzaamheden (zoals freelance inkomsten). Ook inkomsten tijdens tijdelijke arbeidsongeschiktheid (Wvlbz- en Ziektewetuitkering), uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg en de zwangerschaps- en bevallingsuitkering op grond van de WAZO, worden als inkomsten gezien. Indien een belastingplichtige meerdere inkomstenbronnen heeft, kan de arbeidskorting maar bij één inkomstenbron toegepast worden. Als de arbeidskorting in deze situatie niet volledig benut kan worden dient het restant via een T-biljet aangevraagd te worden.
Ouderenkorting De belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij voldoet aan de volgende twee voorwaarden: • op 31 december van het betreffende kalenderjaar 65 jaar of ouder is; • het verzamelinkomen niet hoger is dan € 34.282,--. De ouderenkorting wordt via de AOW verrekend.
Alleenstaande ouderenkorting De belastingplichtigen die recht hebben op een AOW-uitkering voor alleenstaande of alleenstaande ouder hebben recht op de alleenstaande ouderenkorting. Er geldt voor deze korting geen inkomstengrens. Ook de alleenstaande ouderenkorting wordt verrekend en kan dus in het jaar waarin men 65 wordt, niet geheel verloond worden.
Jonggehandicaptenkorting U komt in aanmerking voor de jonggehandicaptenkorting van 678 euro als u in 2009 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajonguitkering), tenzij u in aanmerking komt voor de ouderenkorting. U komt ook voor de jonggehandicaptenkorting in aanmerking als u recht heeft op een Wajonguitkering maar die niet daadwerkelijk ontvangt omdat u een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid heeft.
21
Onderstaande heffingskortingen moet men zelf bij de belastingdienst aanvragen. Het benodigde aanvraagformulieren kan bij de belasting worden opgevraagd, telefoonnummer van de belasting 0800- 0543.
Combinatiekorting is in 2009 afgeschaft.
Aanvullende combinatiekorting is in 2009 Inkomensafhankelijke Combinatiekorting geworden.
Inkomensafhankelijke Combinatiekorting Als je werken en zorgen voor je kinderen combineert geeft de belasting een inkomensafhankelijke combinatiekorting. Deze korting is voor minstverdienende partners en alleenstaande ouders die de zorg hebben voor kinderen onder de 12 jaar. De criteria om voor deze heffingskorting in aanmerking te komen zijn: •
de inkomsten uit tegenwoordige arbeid zijn hoger dan € 4.619,-- per jaar of de belastingplichtige komt in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek, Voor elke euro die meer wordt verdiend dan 4.619 euro loopt de inkomensafhankelijke combinatiekorting met 3,8 eurocent op tot maximaal 1.765 euro. Dit maximale bedrag wordt bereikt bij een inkomen uit werk van 30.800 euro.
•
er behoort in een kalenderjaar 6 maanden een kind jonger dan 12 jaar tot het huishouden; het kind staat op hetzelfde adres ingeschreven; voor de combinatiekorting geldt niet de onderhoudseis, zodat ook belastingplichtigen met een pleegkind voor deze korting in aanmerking kunnen komen.
• •
Als er sprake is van co-ouderschap kunnen beide ouders in aanmerking komen, als zij beiden voldoen aan de voorwaarden.
Alleenstaande ouderkorting Alleenstaande ouderkorting is er voor ouders die zonder partner voor hun kind(eren) zorgen. Om voor de alleenstaande ouderkorting in aanmerking te komen gelden voorwaarden. De belastingplichtige moet in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden: • geen partner hebben; • een huishouden voeren uitsluitend met kind(eren) die aan het begin van het kalenderjaar nog geen 27 jaar zijn.(Belanghebbende mag ook een kamer huren, mits een kamerhuurcontract getoond kan worden); • het kind in belangrijke mate onderhouden. Hieraan wordt voldaan als het kind geen eigen inkomsten heeft boven de WWB-norm 18, 19 en 20 jarige; • het kind op zijn/haar adres hebben ingeschreven.
22
Voorbeeld Een alleenstaande die op 1 oktober een kind krijgt, krijgt vanaf datum geboorte kind de norm alleenstaande ouder, maar heeft pas met ingang van het volgende kalenderjaar recht op de alleenstaande ouderkorting.Een alleenstaande met een inwonend studerend kind van 19 jaar met recht op een WSF-uitkering heeft recht op de WWB norm voor een alleenstaande. Voor de belastingdienst wordt zij aangemerkt als alleenstaande ouder omdat het kind nog door de ouder in belangrijke mate wordt onderhouden.
Aanvullende alleenstaande ouderkorting Er is recht op de aanvullende alleenstaande-ouderkorting als: er recht op alleenstaande-ouderkorting geldt; • er tegenwoordige arbeid verricht wordt; • een kind tot het huishouden behoort dat op 31 december 2008 de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt en dat gedurende die tijd op hetzelfde woonadres is ingeschreven voor een periode van meer dan zes maanden.
Vreemdelingen De belastingdienst kent geen heffingskortingen toe aan vreemdelingen waarvan de verblijfsvergunning verloopt voor 1 juli van het betreffende jaar. Dit omdat het niet zeker is of de vreemdeling kan voldoen aan de voorwaarden. (zijn verblijfsvergunning kan immers niet verlengd worden). Wordt de verblijfsvergunning wel verlengd dan kunnen de heffingskortingen alsnog worden aangevraagd en worden verrekend met de uitkering.
23
Hoofdstuk 7 Toeslagen Middels toeslagen draagt de overheid bij in de kosten van huur, zorg en kind(eren). De belastingdienst beoordeelt of iemand recht heeft op deze toeslagen en zij betalen deze ook uit. Let op, de bedragen genoemd in dit hoofdstuk gelden voor 2009, zie voor de relevante bedragen in inkomen de website www.belastingdienst.nl 7.1 Toeslagpartner
De toeslagpartner is degene met wie de aanvrager een toeslag aanvraagt. Als de aanvrager een echtgenoot heeft of een geregistreerde partner, dan is dat zijn toeslagpartner. Iemand anders met wie hij samenleeft, kan ook zijn toeslagpartner zijn. Bijvoorbeeld een broer, zus, vriend of vriendin. Het hebben van een toeslagpartner, is belangrijk bij het vaststellen van de toeslagen. Het inkomen van de toeslagpartner telt bijvoorbeeld mee voor de hoogte van de toeslagen. Wie uw toeslagpartner is, kunt u bepalen aan de hand van vragen op de site van belastingdienst (www.Belastingdienst.nl)
Inkomen Indien de aanvrager medebewoners heeft, wordt er uitgegaan van het gezamenlijke belastbaar inkomen van de huurder en de eventuele medebewoners. Het inkomen van (pleeg)kinderen onder de 23 jaar telt gedeeltelijk mee.
Toeslag aanvragen Een toeslag kan via internet of op papier worden aangevraagd. Via internet Vraag de toeslag aan met een aanvraag- en wijzigingsprogramma, via het download-overzicht op de site van de Belastingdienst. Kies in deze lijst de toeslag en het jaar waarvoor u een aanvraag wilt doen. Op papier Vraag een aanvraag- en wijzigingsformulier aan bij de Belastingtelefoon 0800- 0543. Houd het sofinummer bij de hand. Wijzingen doorgeven De volgende wijzigingen moeten altijd worden doorgeven: • Als iemand gaat samenwonen, trouwen of bij iemand anders wonen. • Als iemand gaat scheiden. • Als het inkomen van de aanvrager of dat van de toeslagpartner verandert. • Als het rekeningnummer verandert Daarnaast hangt het van de soort toeslag af welke wijziging u moet doorgeven.
24
7.2 Huurtoeslag
De huurtoeslag is bedoeld als bijdrage in de huurlasten voor die mensen die dit het meest nodig hebben. Om voor de huurtoeslag in aanmerking te komen wordt er gekeken naar de persoonlijke situatie en er gelden de volgende voorwaarden:
Persoonlijke situatie 1. U bent 18 jaar of ouder, of u bent minderjarig en getrouwd. 2. U en uw eventuele medebewoners hebben de Nederlandse nationaliteit of hebben een geldige verblijfsvergunning. 3. Iedereen die bij u woont, is op uw adres ingeschreven bij de gemeente. Huishoudgrootte en inkomen • voor een éénpersoonshuishouden: € 20.975,-• voor een meerpersoonshuishouden: € 28.475,-• voor een éénpersoonsouderenhuishouden 65 +: € 19.800,-• voor een meerpersoonsouderenhuishouden 65 +: € 27.075,-Vermogen 1. Jonger dan 65 jaar: een vermogen van maximaal € 20.315,2. 65 jaar of ouder: Het hangt van het inkomen af, hoeveel vermogen men mag hebben. (zie voor de exacte bedragen www.belastingdienst.nl) De woning • De woning heeft een eigen toegangsdeur, een eigen toilet en keuken (dus geen kamerhuur). • De woning dient passend te zijn voor uw situatie. Dus bijvoorbeeld niet te ruim of te duur. De gemeente beoordeelt dit. Maximum huurgrens • € 647,53 per maand (bedrag juli 2009) als de huurder of een van de medebewoners op de peildatum 23 jaar of ouder is, dan wel de woning deelt met een kind of pleegkind van de huurder of een medebewoner; of de huurder, diens partner of de medebewoner jonger dan 23 jaar is, en een handicap heeft; • € 357,37 per maand (bedrag juli 2009) in andere gevallen. • tussen € 202.95 en € 621.78, jonger dan 23 jaar dan huur maximaal € 343.49
Hoeveel bedraagt de huurtoeslag De hoogte van de huurtoeslag hangt af van de huur, het totale inkomen en het vermogen van de aanvrager en de medebewoners. Alle bewoners die op het huurtoeslag aanvraagformulier worden vermeld moeten zijn ingeschreven op het adres. Bij de gemeente bevolking mogen niet meer of andere personen zijn ingeschreven dan op het formulier vermelde personen. De huurders en de medebewoners moeten rechtmatig in Nederland verblijven.
25
7.3 Zorgtoeslag
De zorgtoeslag is bedoeld als bijdrage in de kosten van de zorgverzekering voor die mensen die dit het meest nodig hebben. Voor de zorgtoeslag gelden de volgende voorwaarden;
Leeftijd vanaf 18 en ouder Men dient een Nederlandse zorgverzekering te hebben Er geldt een inkomensgrens; alleenstaand maximaal inkomen van € 32,502,- per jaar, en bij samenwonenden gezamenlijk inkomen van maximaal € 47.880,- per jaar.
Hoeveel bedraagt de zorgtoeslag De hoogte is afhankelijk van het inkomen en de gezinssituatie. Hoe hoger het inkomen, hoe lager de zorgtoeslag. 7.4 Kindgebonden Budget
Kindgebonden budget vervangt kindertoeslag. Vanaf 2009 komt het kindgebonden budget in plaats van de kindertoeslag. Net zoals de kindertoeslag, is het kindgebonden budget een bijdrage in de kosten voor de kinderen. Mensen met kinderen onder de 18 jaar, kunnen misschien kindgebonden budget krijgen. De hoogte van het inkomen en het aantal kinderen jonger dan 18 jaar is bepalend. Hoe meer kinderen, hoe hoger het kindgebonden budget kan zijn. Voor het Kindgebonden budget gelden de volgende voorwaarden; • •
1 of meer kinderen die jonger zijn dan 18 jaar. Men krijgt kinderbijslag voor de kinderen. Als een kind 16 of 17 jaar is en de ouder krijgt geen kinderbijslag, dan moet de ouder het kind in belangrijke mate onderhouden'.
De hoogte van het kindgebonden budget af van het inkomen van de aanvrager en eventuele partner. Ook het aantal kinderen telt mee. In onderstaande tabel is te zien hoe hoog het (gezamenlijke) jaarinkomen maximaal mag zijn bij 1 tot en met 8 kinderen. Meer dan 8 kinderen? Bel dan de BelastingTelefoon. Aantal kinderen Maximaal (gezamenlijk) jaarinkomen 1 kind
€ 45.110
2 kinderen
€ 49.895
3 kinderen
€ 52.710
4 kinderen
€ 54.340
5 kinderen
€ 55.125
6 kinderen
€ 55.910
7 kinderen
€ 56.695
8 kinderen
€ 57.480 26
7.5 Kinderopvangtoeslag
Gaan kinderen naar de kinderopvang? Dan kan kinderopvangtoeslag aangevraagd worden. Dit is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Om kinderopvangtoeslag te krijgen, moeten de aanvrager en de eventuele toeslagpartner allebei werken. Als de aanvrager niet werkt kan hij ook kinderopvangtoeslag krijgen, hij moet dan wel een opleiding of een reintegratietraject volgen via UWV of de gemeente. Verder moet het kind van de aanvrager naar een geregistreerde kinderopvanginstelling gaan.
Hoe werkt kinderopvangtoeslag •
• • • •
Binnen 8 weken na aanvraag krijgt men bericht over de hoogte van de kinderopvangtoeslag in 2009, de 'voorschotbeschikking'. Vanaf dan krijgt men ook kinderopvangtoeslag. Rond de 20e van de maand wordt de kinderopvangtoeslag overgemaakt voor de volgende maand. Een wijziging doorgegeven? Dan krijgt men een nieuwe voorschotbeschikking. Aan het einde van 2009 krijgt men automatisch de voorschotbeschikking voor 2010. Opnieuw aanvragen is dus niet nodig. In de loop van 2010 krijgt men de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag 2009, de 'beschikking Definitieve berekening'.
Hoofdstuk 8 Informatie Beheer Groep
8.1 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS)
Tegemoetkoming ouders Ouders met kinderen jonger dan 18 jaar kunnen een tegemoetkoming ouders aanvragen, als de kinderen naar het (speciaal) voortgezet onderwijs gaan of een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs volgen. Het kind moet op 1 juli 2008 jonger zijn dan 18 jaar. Moet het kind lesgeld betalen én wordt hij of zij 18 jaar in de periode 2 juli tot en met 1 augustus 2008, dan kan de ouder ook een tegemoetkoming in lesgeld aanvragen. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming ouders moet het kind in Nederland voltijd onderwijs volgen op een school voor: • voortgezet onderwijs (vmbo-tl, havo,vwo,lwoo of praktijkonderwijs. • vavo (de 1- of 2-jarige havo, vwo of vmbo-tl) • middelbaar beroepsonderwijs (beroepsopleidende leerweg (bol)). De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen van de ouder en diens (eventuele) partner.Voor het schooljaar 2009/2010 ligt de inkomensgrens op
27
€ 32.510,- Het gaat om uw verzamelinkomen of belastbaar loon in het jaar 2007. Is het inkomen hoger dan neemt de hoogte van de tegemoetkoming geleidelijk af. Iedereen die de Nederlandse nationaliteit heeft, of een verblijfsvergunning type I, II, III of IV kan een tegemoetkoming ouders aanvragen. Burgers uit een EU/EER* land komen ook in aanmerking voor een tegemoetkoming. •
Er zijn drie landen die niet bij de Europese Unie horen, maar wel op een heleboel gebieden met de EU samenwerken. Deze landen zijn: Liechtenstein, Noorwegen en IJsland. Deze drie landen behoren tot de Europese Economische Ruimte (EER).
LET OP !! In 2010 gaat de tegemoetkoming ouders veranderen. De tegemoetkoming wordt vanaf 1 januari opgenomen in het Kindgebonden Budget van de Belastingdienst. Het Kindgebonden Budget voor kinderen van 12 tot 18 jaar wordt dan verhoogd. Tegemoetkoming scholieren 18+ Een scholier van 18 jaar of ouder in het voortgezet onderwijs heeft zelf recht op een tegemoetkoming scholieren. Een tegemoetkoming bestaat altijd uit een basistoelage. Soms kan een scholier ook een aanvullende toelage krijgen. Dat hangt af van het inkomen van de ouders. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming ouders moet het kind in Nederland voltijd onderwijs volgen op een school voor: • voortgezet onderwijs (vmbo-tl, havo, vwo, lwoo of praktijkonderwijs. • vavo (de 1- of 2-jarige havo, vwo of vmbo-tl) • speciaal onderwijs (bijvoorbeeld zmlk); hier geldt dat een scholier tot zijn twintigste verjaardag een basistoelage kan aanvragen. De hoogte van de aanvullende toelage is afhankelijk van het (gezamenlijk)inkomen van de ouder en diens (eventuele) partner. Voor de actuele bedragen zie de website van de Informatie Beheer Groep. 8.2 Wet op de studiefinanciering (WSF 2000)
De Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF 2000) regelt een financiële bijdrage voor: • studerenden in het hoger onderwijs die de leeftijd van 34 jaar nog niet hebben bereikt (aanvraag moet wel voor de 30e verjaardag gedaan zijn; er is geen minimumleeftijd voor studiefinanciering in het hoger onderwijs); • MBO-studenten tussen de 18 en 34 jaar. (voorwaarde leeftijd idem als HBO) Om in aanmerking te komen moet de student de Nederlandse nationaliteit bezitten, of onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Gemeenschap. Elke student in het beroepsonderwijs (bol) of in het voltijds hoger onderwijs krijgt in principe een basisbeurs van de overheid. Deze staat los van het inkomen van de ouders. Daarnaast heeft een student recht op een OV-jaarkaart. Basisbeurs De hoogte van de basisbeurs is afhankelijk van de woonsituatie van de student. De basisbeurs voor uitwonende studenten is hoger dan voor thuiswonende studenten. De basisbeurs is onafhankelijk van het inkomen van de ouders.
28
Aanvullende beurs De hoogte van de aanvullende beurs is afhankelijk van het inkomen van de ouders, en de woonsituatie van de student (uit-, of thuiswonend). Ook speelt mee of de student broers of zussen heeft die in het voortgezet(speciaal) onderwijs zitten of die ook een aanvullende beurs hebben. Prestatiebeurs In het eerste jaar worden de basisbeurs en de OV-jaarkaart verstrekt in de vorm van een lening. Als de student voldoet aan de studienorm dan worden de eerste 12 maanden omgezet in een definitieve gift. De aanvullende beurs wordt in het eerste jaar direct als gift verstrekt. In de periode daarna krijgt de student de basisbeurs, de aanvullende beurs en de OV-jaarkaart als lening. Dit wordt omgezet in een gift als de student binnen 10 jaar zijn diploma haalt. Lening Voor studenten in het hoger onderwijs is het mogelijk om een lening af te sluiten om het collegegeld mee te betalen. Deze lening wordt ”collegegeldkrediet” genoemd. Een lening moet na de studie altijd terugbetaald worden. Informatie en/of aanvragen: Informatie Beheer Groep (050-599 77 55) of via www.ibgroep.nl
Hoofdstuk 9 Schuldhulpverlening Problematische schulden kunnen zo groot zijn of toenemen, dat huishoudens niet langer in staat zijn om zelfstandig hun financiële verplichting na te komen. Maar ook mensen die dreigen in de financiële problemen te komen kunnen terecht bij de Kredietbank Rotterdam.Kredietbank Rotterdam helpt mensen met schulden. Zij geven u informatie of advies. Indien nodig maken zij een afspraak voor een oriënterend gesprek. Kredietbank Rotterdam heeft de volgende producten: Sociale Kredietverlening Kredietbank Rotterdam verstrekt in sommige gevallen sociale kredieten. Belanghebbenden kunnen in aanmerking komen voor een sociaal krediet als men een minimuminkomen heeft of wanneer belanghebbenden in het verleden problemen hebben gehad met het aflossen van een krediet en daardoor geen lening kunnen krijgen bij reguliere banken. Budgetbeheer Budgetbeheer betekent dat al de inkomsten gedurende minimaal een jaar worden overgemaakt naar Kredietbank Rotterdam. Zij verzorgen vervolgens het gehele budget. Zij voldoen de maandelijkse vaste lasten van belanghebbende en reserveren geld voor onvoorziene uitgaven, 29
bijvoorbeeld een koelkast die stuk gaat. Belanghebbende krijgt gedurende het beheer wekelijks of maandelijks een vooraf afgesproken bedrag voor de boodschappen (leefgeld).
Schuldbemiddeling Schuldbemiddeling betekent dat de Kredietbank een oplossing zoekt waarbij er een traject wordt opgestart van drie jaar. Het slagen van schuldbemiddeling is voor een groot deel afhankelijk van de inzet en motivatie van belanghebbenden en de medewerking van de schuldeisers. Bewindvoering Het kan voorkomen dat er schulden zijn, maar schuldbemiddeling geen oplossing biedt, omdat de schuldeisers niet mee willen werken of omdat er onvoldoende inkomsten zijn om de schulden af te lossen. In dat geval kan er een beroep worden gedaan op de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Om hiervoor in aanmerking te komen, moet er een verzoekschrift ingediend worden bij de rechtbank. Kredietbank kan daarbij helpen. Waar moeten belanghebbenden aan voldoen om in aanmerking te komen voor schuldbemiddeling? Inkomenseisen • Inkomen moet minimaal op bijstandsniveau zijn. Is dat niet het geval, dient eerst een aanvulling worden aangevraagd, zoals de Toeslagenwet. • Indien er recht bestaat op huurtoeslag, Voorlopige Teruggave van de Belastingdienst of een andere voorliggende voorziening moet dit zijn aangevraagd en de beschikking zijn ontvangen.
Woonsituatie • Belanghebbenden moeten bij de gemeente ingeschreven staan op het adres waar zij daadwerkelijk verblijven. • In geval van verlating dient de vertrekkende partner uitgeschreven te zijn van het adres van belanghebbende. • Huurwoning: als er recht bestaat op huurtoeslag moet dat zijn aangevraagd en de beschikking ervan ontvangen door belanghebbende. • Koopwoning: als er overwaarde op het huis zit, dient het huis in de meeste gevallen verkocht te worden. In geval van achterstanden van de hypotheek en VvE-bijdrage*, dient te worden bekeken of belanghebbende deze kan inlopen, of wellicht nog een tweede hypotheek kan krijgen waar ook de andere schulden mee afgelost kunnen worden. Echtscheiding In geval van echtscheiding kan niet altijd een aanvraag schuldhulpverlening worden gedaan. Als de ex-partner in Nederland verblijft, en de schulden staan op beider naam, dient eerst de echtscheiding te zijn uitgesproken door de rechter. Er dient een uitspraak te zijn over de eventueel te betalen of te ontvangen alimentatie.
30
Als de ex-partner aantoonbaar in het buitenland verblijft (uitgeschreven uit het bevolkingsregister), kan in sommige gevallen toch een aanvraag schuldhulpverlening worden gedaan.
Crisis / dreigende huisuitzetting Als er een vonnis van de rechtbank betreffende de huurschuld is, en er door de deurwaarder een datum voor ontruiming is gepland, kan belanghebbende aan de balie van de Kredietbank komen met de bewijsstukken en kan er door schuldhulpverlening contact met de deurwaarder worden opgenomen voor een eventuele oplossing. Crisis / dreigende Eneco-afsluiting Als Eneco dreigt met afsluiting, maar belanghebbende nog niet daadwerkelijk is afgesloten van energie, kan belanghebbende bij de balie komen van de Kredietbank met de bewijsstukken en kan er eventueel contact met Eneco worden opgenomen. Crisis / boedelbeslag Belanghebbende kan met bewijsstukken aan de balie van de Kredietbank komen om te kijken of er een regeling getroffen kan worden. Budgetbeheer Is een voorwaarde voor een schuldregeling. Er kan ook om andere redenen budgetbeheer worden aangevraagd, bijv. om schulden te voorkomen.
*VvE staat voor Vereniging van Eigenaren. Alle kopers van een appartement zijn automatisch lid van die vereniging. Zij betalen daarvoor een maandelijkse bijdrage. Als lid heeft u inspraak in de hoogte en de noodzaak van die bijdrage. Uiteindelijk stelt de ledenvergadering de bijdrage vast. Zij doet dit op basis van de jaarlijkse begroting. Hierop staan de kosten voor gemeenschappelijke onderdelen van het appartementencomplex, zoals: Opstal- en aansprakelijkheidsverzekering /Schoonmaakkosten van het trappenhuis /Reservering voor planmatig onderhoud (bijvoorbeeld schilderwerk van de kozijnen) /Reservering voor reparatieverzoeken (bijvoorbeeld herstelwerkzaamheden van lekkage) /Contracten (bijvoorbeeld ontstoppingscontract) /Beheerkosten.
31
Belangrijke websites en telefoonnummers
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (aanvragen bijzondere bijstand) Algemeen telefoonnummer 0800-1545
www.sozawe.rotterdam.nl www.rotterdam.nl/rondkomen
Werkplein Heiman Dullaertplein Heiman Dullaertplein 3 3024 CA Rotterdam (010) 498 44 79 Werkplein Schiekade Schiekade 830 3032 AL Rotterdam (010) 498 44 75 Werkplein Gooilandsingel Gooilandsingel 41 3083 DP Rotterdam (010) 498 44 72 Werkplein Dwarsdijk Dwarsdijk 4 3078 JD Rotterdam (010) 498 44 73 Locatie: Prins Hendrikkade 45/46 3071 KB Rotterdam (010) 498 44 74 Werkplein Alexanderplein Alexanderplein 14 3067GC Rotterdam (010)498 4630 Locatie: Linker Rottekade 292 3034 CV Rotterdam (010)498.4630
32
Stichting Rechtswinkel Rotterdam
010-4130090
www.rechtswinkelrotterdam.nl
Kinder en Jongerenrechtswinkel
010-4120208
www.kinderrechtswinkel.nl
Het Juridisch loket Sociaal raadslieden Rotterdam
0900-8020 010-2811660
www.hetjuridischloket.nl
Gemeente Belastingen
0900-1545
www.soc-raadslieden-rdam.nl www.gemeentebelastingenrotterdam.nl
Belastingdienst
0800-0543
www.belastingdienst.nl
Toeslagen
www.toeslagen.nl
Rotterdampas
010-4984666
Inburgering
010-4984888
UWV-werkbedrijf
0900-9295
Kredietbank Rotterdam
010-4984111
Sociale Verzekerings Bank (SVB)
010-4174000
Informatie Beheer Groep (IB groep)
050-5997755
Zilveren Kruis Achmea Regionaal Bureau Zelfstandigen (RBZ)
www.rotterdampas.nl
www.werk.nl www.sozawe.rotterdam.nl
www.ib-groep.nl
0900-8435
www.zilverenkruis.nl
010-4984777
www.rbz.rotterdam.nl
33