Inleiding In 1998 ontwikkelde het Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen (SODA) het Strategische Plan Drugs Antwerpen (SPDA), het eerste drugbeleidsplan voor de stad Antwerpen. Anno 2004 is de tijd aangebroken om het SPDA te optimaliseren en te actualiseren. Het SPDA optimaliseren betekent dat het kader voor het stedelijk drugbeleid wordt geëxpliciteerd: de krachtlijnen die het bestuur hanteert, de doelstellingen die de stad wil nastreven, de positie van de stad ten opzichte van de andere overheden in deze materie. Het SPDA actualiseren houdt in dat de drugprojecten die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld en geïmplementeerd, alsook de vernieuwde werking van SODA, in het nieuwe beleidskader worden opgenomen. Drugbeleid maakt deel uit van de bevoegdheden van de Vlaamse en Federale overheden. Toch neemt de stad het initiatief om op haar grondgebied de regie te vervullen over het drugthema. Het is voor de stad immers belangrijk op de hoogte te zijn van het reilen en zeilen binnen het drugswerkveld om een aanvullend beleid te kunnen voeren en om goed geïnformeerd naar de bevolking en andere overheden te kunnen communiceren. Daarnaast heeft de stad en haar bevolking er alle baat bij dat het drugswerkveld goed functioneert en samenwerkt. Daardoor kan elke Antwerpenaar genieten van een goede service bij problemen met bewustzijnsbeïnvloedende middelen. Dit beleidsplan schetst het algemene kader en geeft de prioriteiten van de stad weer op het vlak van het reeds gevoerde en in de toekomst te voeren drugbeleid. Gekoppeld aan het beleidsplan is er het Actieplan Drugs Antwerpen 05-07. Daarin wordt teruggekomen op de regiefunctie, en worden de drugprojecten die de stad financiert en de prioriteiten voor de toekomst uitgebreid voorgesteld. Het eerste hoofdstuk van het beleidsplan omvat een omgevingsanalyse. Het tweede hoofdstuk zet de missie en de uitgangspunten van het stedelijke drugbeleid op een rij en hoofdstuk drie beschrijft de strategische doelstellingen van het drugbeleid. Het vierde hoofdstuk geeft een overzicht van de partners. Hoofdstuk vijf tenslotte omschrijft het belang en de rol van SODA als stedelijke regisseur van het drugbeleid.
3
Inhoudstafel Lijst met afkortingen
4
1 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.3 1.3.1 1.3.2
Inleiding Omgevingsanalyse Begrippenkader De uitdagingen van de risicomaatschappij Een fundamentele onzekerheid De roep om een veiliger samenleving Een positief samenlevingsproject Verschillende bevoegde overheden De Verenigde Naties en Europa Bevoegdheden op federaal, gemeenschapsen provinciaal niveau
5 6 6 6 6 7 8 8 8
1.3.3 1.4 1.4.1 1.4.2
Het lokale, Antwerpse beleidsniveau De drugproblematiek in cijfers Een belangrijk maatschappelijk probleem Een tekort aan cijfergegevens
9 10 10 10
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3
Missie en uitgangspunten van het stedelijk drugbeleid Missie van het stedelijk drugbeleid Uitgangspunten Gezondheid als finaliteit Congruentie tussen stedelijk beleid en hogere beleidsniveaus Beleidsontwikkeling in overleg met alle belanghebbenden
12 12 12 12 13 13
2.2.4
Onderzoek en registratie als onderbouw voor beleidsontwikkeling
13
3
Strategische doelstellingen van het stedelijk drugbeleid
14
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.4
Ontrading en preventie Betere opvang en behandeling van problematische gebruikers Ontwikkeling van vraaggestuurde hulpverlening Werken met restgroepen Maatschappelijke (re)integratie van druggebruikers Vrijwaren van de leefbaarheid voor omwonenden Een harde aanpak van handel in drugs
14 16 16 17 18 18 20
4
9
Beleidsplan 2005-2007
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Partners in de uitvoering van het stedelijke drugbeleid Sector drugpreventie De sector hulpverlening Sector schadebeperking (harm reduction) Sector politie en justitie Overlegorganen, koepelorganisaties en belangenverenigingen Stedelijke actoren
22 22 22 23 24 24 25
5 5.1 5.2 5.3
SODA als ondersteunende, stedelijke regisseur Stedelijke regie Invulling van de regiefunctie door SODA Doelstellingen van SODA
27 27 27 28
Besluit
Contactadres stad Antwerpen sociale zaken stedelijk overleg drugs Antwerpen Van Immerseelstraat 11-23 2018 Antwerpen tel.: 03-222 37 63 fax: 03-226 94 21 e-mail:
[email protected] www.antwerpen.be/SODA
5
1 Omgevingsanalyse De omgevingsanalyse geeft belangrijke feiten en evoluties aan die bepalend zijn voor de beleidskeuzes die met dit plan worden gemaakt. De complexiteit van de drugthematiek is daarin een centraal gegeven. Deze complexiteit wordt in de omgevingsanalyse opgesplitst in vier punten. In een eerste punt verduidelijken we enkele begrippen (1.1). Vervolgens werpen we ons licht op de maatschappelijke evolutie die het veiligheidsdenken verklaart (1.2) en focussen we op de bevoegdheidsverdeling aangaande het drugbeleid (1.3). We beëindigen de omgevingsanalyse met een blik op de Antwerpse situatie (1.4).
1.1 Begrippenkader Beleidsplan: Dit plan geeft aan wat de stad wil bereiken en in grote lijnen hoe zij dit wenst te bereiken. Met dit plan gaan zowel de stad als het werkveld het engagement aan om vanuit onderstaande uitgangspunten en strategische doelstellingen te werken. Drugs: We spreken over drugs in de meest brede betekenis van het woord. De stad wenst een drugbeleid te voeren dat alle bewustzijnsbeïnvloedende middelen omvat en middelen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid. Enkele voorbeelden zijn: alcohol, tabak, geneesmiddelen (b.v. benzodiazepines), hasj, cannabis, cocaïne, heroïne, amfetamines enz. Antwerpen: Het actieterrein van dit plan is beperkt tot de stad Antwerpen. Toch worden ook partners van buiten de stad betrokken in de vorming en uitvoering van het beleid omdat op het grondgebied van de stad niet alle functies in het aanpakken van de drugsproblematiek aanwezig zijn (b.v. bepaalde vormen van psychiatrische zorg).
1.2 De uitdagingen van de risicomaatschappij De eerste drugwetgeving (1921) focuste op een justitiële aanpak van drugproblemen. Nadat bleek dat een louter repressieve aanpak niet het gewenste effect had, werd samenwerking en afstemming met hulpverlening in de drugwet ingeschreven (1975). Vanaf de jaren negentig, met de algemene richtlijn van 26 mei 1993 en met het actieplan toxicomaniedrugs van 1995 kwam het drugbeleid volop in het teken van veiligheid te staan. Deze evolutie wordt treffend geïllustreerd door de veranderende samenwerking tussen hulpverlening en justitie. “Vrijwillige samenwerking met behoud van eigenheid en met
6
Beleidsplan 2005-2007
eigen finaliteiten werd omgebouwd tot een in de wet ingeschreven gedwongen samenwerking met als gezamenlijke einddoel ‘de veilige samenleving’ . In de omschrijving van onze huidige samenleving als een ‘risicomaatschappij’ vinden we aangrijpingspunten om bovenstaande evolutie te verklaren.
1.2.1 Een fundamentele onzekerheid De Duitse socioloog Ulrich Beck omschrijft onze huidige maatschappij als een ‘risicomaatschappij’. Nieuw in de ‘risicomaatschappij’ is dat de risico’s die we lopen de gevolgen zijn van ontwikkelingen die we zelf in gang hebben gezet. Bovendien zijn we niet in staat de gevolgen van de industriële, technologische en wetenschappelijke vooruitgang te overzien. Nu is een ‘risicomaatschappij’ niet per definitie ‘gevaarlijker’ dan een traditionele samenleving, de aard van het gevaar is anders. In meer traditionele samenlevingen komen gevaren van buiten – bijvoorbeeld in de vorm van een natuurramp – en worden als levensgegeven opgenomen. In de ‘risicomaatschappij’ keren de negatieve neveneffecten van het moderniseringsproces als een boemerang bij ons terug. Kenmerkend voor het begrip ‘risico’ is dat het bij mensen de behoefte oproept zich hiertegen in te dekken, de behoefte oproept het leven, en in het bijzonder de toekomst, te controleren. De afbraak van de traditionele fundamentele kaders en verbanden gaat gepaard met een onduidelijk toekomstperspectief, gekenmerkt door negatieve keuzes: “het kan zo niet verder, maar hoe dan wel?” De Engelse socioloog Anthony Giddens spreekt over een gebrek aan ‘ontologische zekerheid’. Dit wil zeggen dat mensen zich onzeker voelen tot in de wortels van hun bestaan. Wat zich hierbij aftekent is een basisgevoel van “zich niet meer geïntegreerd weten” binnen een samenleving die geen coherente antwoorden meer kan bieden op sociaal en moreel vlak, en geen duidelijke economische en politieke toekomstperspectieven kan bieden.
1.2.2 De roep om een veiliger samenleving Het is tegen deze bredere maatschappelijke achtergrond van afbrokkeling van fundamentele samenlevingsverbanden dat de aandacht voor criminaliteit, angst- en onveiligheidsgevoelens en preventie zich situeert. Het zich niet meer veilig weten of m.a.w. een niet ingeloste behoefte aan duidelijkheid en zekerheid, leidt tot de drang om onzekerheidsversterkende factoren uit de wereld te bannen . Druggebruik (naast b.v. criminaliteit en ziekte) is er een van.
7
We proberen onze samenleving op het juiste spoor te zetten door groepen die als een bedreiging ervaren worden, te ‘neutraliseren’ aan de hand van toezicht, controle, dwang en repressie . De ruimte om aandacht toe te spitsen op de strijd tegen processen van maatschappelijke uitsluiting waarvan vooral deze risicogroepen het slachtoffer zijn, wordt zeer marginaal en voorwaardelijk. Ook met betrekking tot de drugproblematiek zien we een toenemende dominantie van controle. Eigen aan die dominantie is dat ze zich niet zo makkelijk laat kennen: het gaat niet alleen over een versterking van politie en justitie, maar evenzeer over het minder zichtbaar ‘binnensluipen’ van controle binnen zorg en hulpverlening. Zo kan de injecterende druggebruiker een beroep doen op het methadonprogramma op voorwaarde dat hij de buurt geen ‘overlast’ bezorgt.
1.2.3 Een positief samenlevingsproject De complexiteit van de drugproblematiek kan enkel beantwoord worden door een aanpak met dezelfde complexiteit. Er moet gezocht worden naar een evenwicht tussen een controlerend perspectief enerzijds en een hulpverlenende, ondersteunende invalshoek anderzijds. Het balanceren tussen beide perspectieven gebeurt niet in het luchtledige, maar wel in een maatschappelijke context waar het aanbieden van zorg afbrokkelt ten voordele van het beteugelen van onveiligheid . Eerder dan mee te timmeren aan de weg van de ‘schijnbare’ consensus tussen beide perspectieven moeten welzijnswerkers, preventiewerkers en hulpverleners hun eigen profiel en missie bepalen en opkomen voor een positief samenlevingsproject. Achter de roep voor meer veiligheid en controle schuilt de nood aan het herstel van het sociale weefsel, het begrijpen van zijn plaats in een groter geheel, het herstel van autonomie en informele levenskwaliteit. Autonomie en zelfverantwoordelijkheid zijn in essentie de bron van het menselijk welzijn. Het komt er op neer de doelstellingen van het preventiewerk, het welzijnswerk en de hulpverlening zo uit te voeren dat ze de autonomie, de kracht en het zelfregulerend vermogen van informele netwerken stimuleren, of op zijn minst niet tegenwerken of verhinderen . Een goed drugbeleid is ingebed in een ruimer welzijnsbeleid met het herstel of het versterken van een positief leefklimaat als basisdoelstelling.
8
Beleidsplan 2005-2007
1.3 Verschillende bevoegde overheden 1.3.1 De Verenigde Naties en Europa In het kader van de Verenigde Naties is België gebonden door drie verdragen, met name: - het enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961; - het Verdrag van Wenen inzake psychotrope stoffen van 1971; - het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988. Deze drie instrumenten leggen de staten, binnen de grenzen van het recht, vele verplichtingen op, zoals de controle op legale activiteiten die verband houden met drugs, de strafbaarstelling van de verschillende stadia van de illegale handel en de strafbaarstelling van het witwassen van geld. In het kader van de Verenigde Naties bestaan tal van organisaties die actief zijn rond de drugmaterie. Al sinds het verdrag van Rome (1957) beschikt de Europese Gemeenschap over de bevoegdheid om de drugproblematiek aan te pakken. Het verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) biedt voor het eerst de mogelijkheid om een algemene aanpak van de drugsproblematiek op Europees niveau te ontwikkelen. Sinds het Verdrag van Amsterdam probeert de Europese Unie voor de drugproblematiek een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak te ontwikkelen om doelstellingen te verwezenlijken die raken aan de soevereiniteit en de nationale bevoegdheden van de lidstaten. Artikel 152 van het EG-verdrag, als gewijzigd bij het verdrag van Amsterdam, bepaalt op het gebied van de bescherming en de verbetering van de volksgezondheid dat de Gemeenschap ‘het optreden van de lidstaten aanvult ter vermindering van de schade aan de gezondheid door drugsgebruik met inbegrip van voorlichting en preventie’.
1.3.2 Bevoegdheden op federaal, gemeenschaps- en provinciaal niveau De bevoegdheden over de drugthematiek liggen in België verspreid over verschillende beleidsniveaus. Niet alleen de federale overheid (ministerie van Volksgezondheid, Sociale Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Financiën) maar ook de Vlaamse gemeenschap (Welzijn, Gezondheid, Tewerkstelling, Onderwijs, Jeugd en Sport) en de provincie (Welzijn en Gezondheid) beschikken over bevoegdheden op het gebied van drugs.
9
De federale overheid nam in 2001 het initiatief een drugbeleidsnota op te stellen die een geïntegreerde globale benadering bepleit. De nota behandelt zowel de luiken preventie, zorgverlening als repressie. De versnippering van bevoegdheden is niet bevorderlijk voor een eenduidig en coherent drugbeleid. De federale beleidsnota drugs (januari 2001) stelt zich dan ook tot doel tot een beleidsafstemming te komen tussen de diverse beleidsniveaus (verticaal) en tussen de betrokken actoren in de hulpverlening en preventie (horizontaal). De Vlaamse overheid is bevoegd voor de preventieve aanpak van de drugthematiek. Een inclusief alcohol- en drugbeleid in alle maatschappelijke sectoren (onderwijs, arbeidssector, vrijetijdssector, welzijnssector) vereist de actieve betrokkenheid van verschillende Vlaamse ministeries. In het kader van een samenhangend alcohol- en drugbeleid heeft de Vlaamse gemeenschap ook een bevoegdheid op het vlak van vroeginterventie, behandeling en harm reduction. De Vlaamse minister van Welzijn en Gezondheid is bevoegd voor een geïntegreerde aanpak in een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod. In de provincie Antwerpen neemt het provinciebestuur de coördinatie van de drugpreventie op. Deze coördinatie loopt via 3 lijnen: inzicht, overzicht en doorstroming/afstemming, en wordt georganiseerd door een provinciaal coördinator op de dienst Welzijn. Niet alleen de bevoegdheden betreffende de drugmaterie zijn versnipperd. Er is ook een grote verscheidenheid in financieringsbronnen van drugprojecten: initiatieven m.b.t. de drugthematiek worden op federaal niveau gefinancierd door de Ministeries van Binnenlandse zaken (Veiligheids- en Preventiecontracten) en Sociale Zaken en Volksgezondheid (RIZIV) en door de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie (Grootstedenbeleid). Daarnaast sloot de stad Antwerpen een overeenkomst af met de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het stedenfonds. Hierbij verbindt de stad zich tot ‘het voeren van een drugbeleid waarbij druggebruikers worden betrokken, een zorgaanbod te doen inzake drugs en te communiceren naar jongeren en allochtonen’ .
1.3.3 Het lokale, Antwerpse beleidsniveau Het Antwerps drugbeleid kan niet los gezien worden van de bevoegdheden en richtlijnen van andere (hogere) overheden. Op internationaal en Europees vlak werden in het kader van de Verenigde Naties en de Europese Unie verdragen afgesloten en wetgeving uitgevaardigd. Op federaal Belgisch niveau zijn er verschillende bevoegde ministeries. Ook de gemeenschappen en de provincie beschikken over bevoegdheden inzake de drugmaterie. Op lokaal niveau realiseert de stad Antwerpen via het stedelijk overleg drugs Antwerpen
10
Beleidsplan 2005-2007
(SODA) een horizontale beleidsafstemming tussen alle bij het lokaal drugbeleid betrokken partners. Deze afstemming gebeurt in overeenstemming met de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep Drugs, die aan de basis lagen van de federale drugbeleidsnota van begin 2001. De stad is bevoegd voor de verdeling van (boven)stedelijke middelen die in het kader van de aanpak van drugproblemen kunnen worden ingezet. Daarnaast heeft de burgemeester de bevoegdheid om politionele acties te ondernemen in verband met de drugthematiek.
1.4 De drugproblematiek in cijfers 1.4.1 Een belangrijk maatschappelijk probleem Alcohol- en andere drugproblemen vormen een belangrijke maatschappelijke problematiek. Enkele cijfers illustreren dit: - Het aantal problematische alcoholgebruikers wordt in België geschat op 500.000 en de netto maatschappelijke kost van alcohol werd recent berekend op bijna 4,5 miljard euro, wat neerkomt op 1,8 % van het BNP; - De bezorgdheid over het druggebruik bij jongeren blijft hoog scoren bij de Vlaamse bevolking. Het laatstejaarsgebruik van cannabis bij 18-jarigen bedraagt 31 %. We beschikken niet meer over recente Vlaamse gegevens van het aantal cliënten in de drughulpverlening. - België is koploper wat betreft het gebruik van benzodiazepines in de wereld.
1.4.2 Een tekort aan cijfergegevens Meten is weten: evoluties en veranderingen worden op een objectiveerbare wijze zichtbaar gemaakt. Beleid uitwerken en bijsturen wordt makkelijker op basis van goede cijfers. Enkel de Databank Sociale Planning verzamelt op stedelijk niveau bestaande, veelal administratieve gegevens over een heel gamma thema’s: sociale, demografische, economische data, gegevens over milieu, huisvesting. Over het drugthema worden tot nu toe geen gegevens verzameld. Dit gebeurt enkel op federaal niveau via het BIRN (Belgian Information Reitox Network) en wordt doorgegeven aan het EMCDDA (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction) . Periodieke rapporten over de stand van zaken in de stad ontbreken. Deze zouden moeten gebaseerd zijn op gebundelde registratiegegevens en op beschrijvend kwalitatief onder-
11
zoek van de stedelijke drugscene. Er moet ook oog zijn voor moeilijker bereikbare populaties en voor alle verschillende producten (legale en illegale) . Op basis van geconstateerde evoluties en trends kan beleid bijgestuurd worden. Enkel VAD maakt jaarlijkse rapporten op Vlaams niveau . Als basis voor een degelijk onderbouwd drugbeleid zijn de huidige cijfergegevens ontoereikend. Er is een tekort aan zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksresultaten.
2 Missie en uitgangspunten van het stedelijk drugbeleid Beleid maken is richting aangeven. Op het allerhoogste niveau fungeert een missie als de ultieme gewenste uitkomst van dat beleid. De uitgangspunten zijn een weerspiegeling van cruciale elementen uit de omgevinganalyse. Deze punten gelden als bakens, ze zijn de referentiepunten bij het proces van beleidsvorming.
2.1 Missie van het stedelijk drugbeleid In november 1999 formuleerde SODA de missie van het Antwerpse drugbeleid. Deze werd bekrachtigd door de toenmalige schepen van sociale zaken. “De stad Antwerpen wil een continu en lokaal drugbeleid voeren, dat recht doet aan de complexiteit en veelzijdigheid van de drugthematiek. De Stad waarborgt de ontwikkeling van een integrale aanpak waarbij coördinatie centraal staat en alle betrokken sectoren (beleid, hulpverlening, preventie, politie/justitie) zich engageren tot samenwerking en uitvoering. In dialoog en met respect voor elkaars verscheidenheid werken zij aan een klantgerichte, kwaliteitsvolle en gedifferentieerde aanpak die gericht is op de bevordering van het welzijn van de bevolking, inclusief de druggebruikers. Dit lokaal drugbeleid wordt afgestemd op de stedelijke en bovenlokale beleidsdomeinen”. In het bestuursakkoord 2001 – 2006 omschrijft het college van burgemeester en schepenen duidelijk de wijze waarop zij het drugvraagstuk benadert en welke de strategische doelstellingen zijn: “druggebruik is in de eerste plaats een welzijnsprobleem: ontrading en preventie gaan samen met een betere opvang en behandeling van verslaafden, met het vrijwaren van de leefbaarheid voor omwonenden en met een harde aanpak van handel in harddrugs” . Waar het bestuursakkoord de doelstellingen van het drugsbeleid concreet maakt vinden we in de missie ook de achterliggende uitgangspunten voor de beleidsuitvoering.
12
Beleidsplan 2005-2007
Hieronder beklemtonen en actualiseren we de elementen die als uitgangspunt fungeren. Anno 2004 voegen we er de wetenschappelijke onderbouw als bijkomend uitgangspunt aan toe. In punt 3 gaan we dieper in op de doelen van het drugbeleid.
2.2 Uitgangspunten 2.2.1 Gezondheid als finaliteit Gezondheid vormt de finaliteit van een drugbeleid. Voor de definitie van gezondheid doen we beroep op de omschrijving van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO): "Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet enkel de afwezigheid van ziekte en kwalen". Seedhouse voegt eraan toe: deze toestand wordt verkregen als mensen in staat zijn hun realistisch gekozen en biologische mogelijkheden te realiseren. De WHO definitie belicht verschillende onderdelen van gezondheid terwijl de toevoeging van Seedhouse verwijst naar diversiteit in het bereiken van welzijn, namelijk de lichamelijke en sociaal-economische mogelijkheden van mensen. Naast een verbetering van de volksgezondheid zorgt ook een veilige en leefbare samenleving ervoor dat burgers zich goed in hun vel voelen. Preventie, curatie, schadebeperking en repressie zijn dus complementaire strategieën voor een effectief drugbeleid.
2.2.2 Overeenstemming tussen stedelijk beleid en hogere beleidsniveaus Het beleid (internationale verdragen, richtlijnen, wetten, decreten) met betrekking tot volksgezondheid en veiligheid, i.c. drugs, wordt ontwikkeld op mondiaal (Verenigde Naties), Europees, Federaal en Vlaams niveau. De stad Antwerpen baseert haar drugbeleid op deze bovenlokale beleids- en richtlijnen.
2.2.3 Beleidsontwikkeling in overleg met alle belanghebbenden Ontwikkeling en uitvoering van het drugbeleid gebeuren in overleg met alle betrokken partners. Dit volgt logischerwijze uit de vaststelling dat er vele ontwikkelaars en uitvoerders zijn van drugbeleid en uit het gegeven dat de stad beperkte bevoegdheden heeft op het terrein van de drugsproblematiek. Bij het voeren van overleg gelden de volgende principes: - vormgeving van het beleid op democratische wijze; - bundeling van competenties; - gezamenlijke verantwoordelijkheid; - transparante beslissingen en communicatiekanalen.
13
De partners zijn de vertegenwoordigers van het beleid (overheid), van de sectoren hulpverlening, preventie en politie/justitie, van de bevolking en van de gebruikers (zie ook punt 4 p. 21).
2.2.4 Onderzoek en registratie als onderbouw voor beleidsontwikkeling Bij de ontwikkeling van het stedelijk drugbeleid wordt steeds rekening gehouden met de huidige wetenschappelijke stand van zaken rond de drugmaterie. De wetenschappelijke onderbouw draagt bij tot een doeltreffend drugbeleid.
3 Strategische doelstellingen van het stedelijk drugbeleid Het bestuursakkoord situeert de strategische doelstellingen voor het Antwerpse drugbeleid in de volgende domeinen: - ontrading en preventie; - een betere opvang en behandeling van verslaafden; - het vrijwaren van de leefbaarheid voor omwonenden; - een harde aanpak van handel in harddrugs. Op elk van deze vier terreinen worden één of meerdere strategische doelstellingen geformuleerd. Het Antwerpse drugbeleid kent in totaal zes strategische doelstellingen: Ontrading en Preventie: S tr a t egis c h e doe ls t e lling doels lling 1: 1 De stad Antwerpen wil alle mensen, organisaties en het beleid ondersteunen in het verantwoord omgaan met het drugthema. Een betere opvang en behandeling van verslaafden: lsttelling S tra tra tegisc egische doe doels lling 2: 2 De stad Antwerpen wil een betere opvang en behandeling van problematische gebruikers realiseren via de ontwikkeling van vraaggestuurde hulpverlening. ls t e lling S tr a t egis c h e doe doels lling 3: 3 De stad Antwerpen wil een betere opvang en behandeling van problematische gebruikers realiseren door de afstemming van het bestaande aanbod op de complexe situatie van diverse restgroepen binnen de gebruikerspopulatie. ls t e lling S tr a t egis c h e doe doels lling 4: 4 De stad Antwerpen wil een betere opvang en behandeling van problematische gebruikers realiseren via bijzondere aandacht voor de maatschappelijk (re)integratie van druggebruikers.
14
Beleidsplan 2005-2007
Het vrijwaren van de leefbaarheid voor omwonenden: S tr a t egis c h e doe ls t e lling doels lling 5: 5 De stad Antwerpen wil de leefbaarheid voor omwonenden vrijwaren via het verminderen van (drugs)overlast. Een harde aanpak van handel in harddrugs: S tr a t egis c h e doe ls t e lling doels lling 6: 6 De stad Antwerpen wil een harde aanpak van de handel in verdovende middelen realiseren.
3.1 Ontrading en preventie S tr a t egis c h e doe ls t e lling doels lling 1: 1 De stad Antwerpen wil alle mensen, organisaties en het beleid ondersteunen in het verantwoord omgaan met het drugthema. Pr o b l ee ms c h e ts Wanneer we kijken naar de relevante federale en Vlaamse beleidsdocumenten, kunnen we niet anders dan vaststellen dat de besteding van de budgetten over de verschillende sectoren onvoldoende corresponderen met de genomen beleidsopties. Vanuit financieel oogpunt blijft preventie de minst gefinancierde sector, ondanks de beleidsverklaringen die het hoofdaccent willen leggen op de preventieactiviteiten . De investering in de sector preventie bedraagt slechts 4% van het totaal geïnvesteerde budget door de federale en Vlaamse overheid. De laatste jaren is het aantal actoren in de sector preventie aanzienlijk gestegen. Dit is voornamelijk te wijten aan de investeringen van de federale Staat in de preventie vanuit een veiligheidsperspectief (veiligheidscontracten) en de inspanningen van de Vlaamse gemeenschap (aanstelling van regionale preventiewerkers). De specifieke preventie en de preventie die niet kadert binnen het veiligheidsperspectief blijven echter te weinig ontwikkeld . De specifieke preventie blijft nog sterk gericht op bepaalde doelgroepen (jongeren, allochtonen) of op bepaalde sociologische profielen (de verslaafden die afhankelijk zijn van opiaten) . Er is een gebrek aan een algemene preventie van druggebruik gericht op alle gebruik en voor alle doelgroepen. O p l o s sing sing s s tr a t egieën egieën De stad Antwerpen geeft prioriteit aan een preventieve benadering van de drugthematiek. Wanneer keuzes moeten gemaakt worden over de inzet van stedelijke middelen en boven-
15
stedelijke projectmiddelen wordt de prioritaire keuze voor een preventieve benadering steeds in overweging genomen. De huidige stedelijke middelen voor preventie worden minstens gecontinueerd. Drugpreventie werkt in de stad Antwerpen vanuit een breed perspectief. Het drugpreventiewerk moet gezien worden als een onderdeel van een gezondheids- en welzijnsbevorderende aanpak waarbij op alle momenten bijzondere aandacht wordt besteed aan vroegdetectie en vroeginterventie. Drugpreventiewerk moet integraal zijn en zowel informatieverstrekking, vorming als algemene educatie aanbieden. Drugpreventie beweegt zich op het brede continuüm tussen welzijn en probleem. Een netwerk waarin iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, is een voorwaarde voor effectieve preventie. Iedereen in dit netwerk (ouder, jongere, hulpverlener, leerkracht, politie, huisarts, opvoeder, magistraat, politicus) heeft zijn eigen unieke en belangrijke inbreng. Vandaar ook dat preventie sectoroverschrijdend werkt. Drugpreventie wil de partners in het werkveld meer zelfstandig en deskundig maken in het omgaan met de drugthematiek. Het preventieaanbod wordt uitgewerkt in overleg met de doelgroep. Actieve betrokkenheid verhoogt de aanvaardbaarheid van de boodschappen en hierdoor kan preventie ook beter aansluiten bij wat reeds bestaat. Met de preventie van alcohol- en andere drugproblemen beoogt de stad Antwerpen, vanuit een gezondheids- en welzijnsbevorderend perspectief individu en samenleving deskundiger te maken in het omgaan met alcohol en andere drugs en het gebruik ervan.
3.2 Betere opvang en behandeling van problematische gebruikers De doelgroep ‘verslaafden’, zoals vermeld in het bestuursakkoord, verbreden we naar ‘problematische gebruikers’. Verslaving hangt samen met afhankelijkheid van (een) product(en), wat slechts optreedt bij een kleine subgroep van gebruikers. Regelmatig uit de hand lopend gebruik van middelen wijst niet noodzakelijk op verslaving maar geeft aan dat het gebruik op dat moment problematische effecten veroorzaakt. Een betere opvang en behandeling van problematische gebruikers wordt verder vertaald naar drie strategische doelstellingen: - de ontwikkeling van vraaggestuurde hulpverlening; - het werken met restgroepen; - maatschappelijke (re)integratie van druggebruikers.
16
Beleidsplan 2005-2007
3.2.1 Ontwikkeling van vraaggestuurde hulpverlening S tra lsttelling tra tegisc egisc h e doe doels lling 2: 2 De stad Antwerpen wil een betere opvang en behandeling van problematische gebruikers realiseren via de ontwikkeling van vraaggestuurde hulpverlening. Pr o b l ee ms c h e ts Nog steeds is gebrek aan afstemming, samenwerking en communicatie een kenmerk van de organisatie van de op welzijn en gezondheid gerichte initiatieven, wat aanleiding geeft tot overlap, dubbel werk en gebrek aan continuïteit. Dit heeft verschillende oorzaken: het drugthema is een dynamisch gegeven in een voortdurend veranderende samenleving; diverse overheden zijn bevoegd voor deelaspecten van de aanpak van de drugthematiek; de organisatie van de zorg op zich werkt ondoorzichtigheid en moeizame samenwerking in de hand. Zorg op maat, zorgcontinuïteit en vraaggestuurde zorg worden als alternatieven naar voor geschoven. In de federale drugnota van 2001 neemt het concept van de zorgcircuits een belangrijke plaats in. Zorgcircuits kunnen de zorg voor de individuele druggebruiker en/of voor bepaalde subgroepen optimaliseren. Deze circuits garanderen zorg op maat en continuïteit tussen de zorgfasen. Zorg op maat betekent dat de zorg die de cliënt krijgt aangeboden is toegesneden op diens hulpvraag en hulpbehoefte, m.a.w dat die zorg vraaggestuurd is. In een zorgcircuit krijgt de cliënt niet automatisch het standaardpakket van de afdeling of hulpverlener waarnaar hij is doorverwezen. Het zijn dus niet de voorzieningen die het uitgangspunt mogen vormen, wel de cliënt en zijn hulpvraag of behandelnoden . O p l o s sing sing s s tr a t egieën egieën De evolutie naar de ontwikkeling van zorgcircuits voor middelengebruik wordt gesteund en gestimuleerd. Alle echelons van de gezondheidszorg (van huisarts tot specialist) dienen de behandelnood van de cliënt centraal te stellen. De samenwerking binnen de SODA-overlegstructuur verzekert een betere afstemming van de betrokken partners op elkaars werking. Het reeds via de themagroepwerking opgerichte cliëntenoverleg, met als doel de continuïteit van de zorg te verzekeren, vervult een cruciale schakel in de vorming van zorgcircuits. Verder zal SODA blijvend casemanagementsprojecten en wetenschappelijk onderzoek bepleiten en initiëren en de afstemming en de samenwerking tussen zelfhulpgroepen en de reguliere hulpverlening bevorderen.
17
3.2.2 Werken met restgroepen S tr a t egis c h e doe ls t e lling doels lling 3: 3 De stad Antwerpen wil een betere opvang en behandeling van problematische gebruikers realiseren door de afstemming van het bestaande aanbod op de complexe situatie van diverse restgroepen binnen de gebruikerspopulatie. Pr o b l ee ms c h e ts Zijn restgroepen groepen die buiten de samenleving staan, groepen die aan de marge van de samenleving leven, mensen die overal naast vallen, door de mazen van het net glippen? Het gebruik van de term is niet evident. Enerzijds kan men niet buiten of naast onze samenleving leven, anderzijds is de term voor de betrokkenen zelf erg stigmatiserend. De socio-economische diversiteit in onze samenleving veroorzaakt een zekere gelaagdheid. Mensen die ten gevolge van allerhande oorzaken helemaal onder aan deze ladder vertoeven, kunnen weinig tot geen gebruik maken van de voordelen die door maatschappelijke organisaties en instellingen worden voorzien. Essentieel voor het fenomeen “restgroepen” is het aanwezig zijn van zowel een persoonlijk als een maatschappelijk aandeel in het ontstaan en voortbestaan van restgroepen. Globaal kan gesteld worden dat deze mensen vooral met de negatieve kanten van de maatschappij in contact komen en niet kunnen genieten van de voordelen ervan. Concreet heeft het te maken met het samengaan van problemen op heel wat verschillende leefgebieden: lage scholingsgraad, niet in orde met sociale administratie (identiteitskaart, mutualiteit, vakbond), laag inkomen, psychische problemen, middelenmisbruik, juridische problemen, gezondheidsproblemen. Het is in hoofdzaak de combinatie van de verschillende problematieken die zorgt voor een negatieve vicieuze cirkel die steeds meer marginalisering veroorzaakt. Waar enerzijds steeds minder tolerantie bestaat ten aanzien van “deviant gedrag”, worden anderzijds steeds meer voorwaarden gesteld om te voldoen aan maatschappelijke normen en regelgeving waardoor de kloof tussen “niet aangepast gedrag” en de “mogelijkheden tot reïntegratie” groter wordt. O p l o s sing sing s s tr a t egieën egieën Om de gevolgen voor de maatschappij en de restgroepen te beperken moet er extra aandacht worden besteed aan de organisatie en werking van maatschappelijke instellingen. - Organisaties en overheden moeten blijvend gemobiliseerd worden zodat de toegankelijkheid van diensten voor restgroepen vergroot en zij beter opgevangen worden. Hierbij is een gedegen signaalfunctie vanuit verschillende sectoren erg belangrijk.
18
Beleidsplan 2005-2007
- Enerzijds moeten organisaties ruimte krijgen om voldoende flexibel om te gaan met regelgeving, anderzijds moeten zeer duidelijke grenzen worden aangegeven waarbinnen deze flexibiliteit mogelijk wordt. Dit kan via duidelijke procedures, goede informatieverstrekking en goed opgeleid personeel. - Continue afstemming en overleg tussen verschillende actoren: gezondheidszorg, gespecialiseerde hulp, justitie, schuldbemiddeling, tewerkstelling en tijdsbesteding, administratie, beleidsniveaus, doelpubliek. Het is immers het aanwezig zijn van problemen op verschillende leefgebieden die leiden tot een neerwaartse spiraal. - Voorgaande strategieën zijn gericht op het verhogen van de aandacht en toegankelijkheid voor restgroepen bij projecten, sectoren en beleid. Tegelijkertijd wordt een destigmatiserend effect beoogd. Daarnaast bestaan er al verschillende projecten en organisaties die specifiek werken met restgroepen: MSOC, straathoekwerk, spuitenruil. Een laagdrempelige werking, een actieve en een intensieve benadering zijn noodzakelijk om met restgroepen te werken. Eveneens wordt blijvend gewerkt aan het zoeken en ontwikkelen van gepaste methodieken om deze doelgroep zo efficiënt mogelijk te benaderen.
3.2.3 Maatschappelijke (re)integratie van druggebruikers S tr a t egis c h e doe ls t e lling doels lling 4: 4 De stad Antwerpen wil een betere opvang en behandeling van problematische gebruikers realiseren via bijzondere aandacht voor de maatschappelijk (re)integratie van druggebruikers. Pr o b l ee ms c h e ts Druggebruikers die clean willen worden of hun gebruik onder controle willen krijgen stoten vaak op problemen die zich voornamelijk situeren op het vlak van wonen (men komt op straat te staan door een onhoudbare situatie thuis, na een verblijf in een therapeutische gemeenschap, na detentie), werken en vrijetijdsbesteding (er ontstaat vaak een leemte na periodes van gebruik, behandeling of detentie). Na periodes van langdurig gebruik bevindt men zich vaak in een onzekere juridische en financiële situatie (strafblad, uitvoering van (oude) straffen, schulden), ondervindt men een gebrek aan praktische vaardigheden (budgetbeheer, administratie) en lijdt men onder de afwezigheid van een ondersteunend sociaal netwerk. Deze problemen leiden meermaals tot herval. Daarbij komt nog dat heel wat op maatschappelijke integratie gerichte initiatieven (begeleid zelfstandig wonen, initiatieven in de sfeer van arbeid, opleiding en tewerkstelling) weinig toegankelijk zijn voor (ex)druggebruikers omwille van negatieve beeldvorming, vaak samenhangend met eerder opgedane negatieve ervaringen in het werken met deze doelgroep.
19
O p l o s sing sing s s tr a t egieën egieën - Projecten met als kerntaak woonbegeleiding van (ex-)druggebruikers (met aandacht voor administratie, budgetbegeleiding, werk en vrijetijdsbesteding) zijn een noodzaak. - Sectoren die integratiebevorderend werken (wonen en werken) moeten gemobiliseerd worden om zich meer open te stellen voor de doelgroep. - Een arbeidsmarktgericht vormings- en opleidingstraject dat naadloos aansluit bij de hulpverlening, geeft de beste garantie op een duurzame integratie in de samenleving. Arbeids(zorg)projecten op maat voor (ex-)druggebruikers zijn een noodzaak. - Overleg tussen hulpverlening en justitie is noodzakelijk Zo kan men vermijden dat de uitvoering van (oude)straffen een eventueel reïntegratieproces in de weg staat.
3.3 Vrijwaren van de leefbaarheid voor omwonenden S tra lstte lling tra t egisc egisc h e doe doels lling 5: 5 De stad Antwerpen wil de leefbaarheid voor omwonenden vrijwaren via het verminderen van (drugs)overlast. Pr o b l ee ms c h e ts Het vrijwaren van de leefbaarheid voor omwonenden heeft betrekking op het fenomeen van de drugsoverlast. In de literatuur is tot op heden geen eenduidige definitie van drugsoverlast te vinden. De ‘SODA themagroep drugsoverlast’ definieerde het fenomeen heel ruim: drugsoverlast is overlast gelieerd aan legale en illegale drugs. (Drugs)overlast omvat een veelheid aan gedragingen en situaties die als onaangenaam, ongewenst, lastig, hinderlijk of bedreigend worden ervaren door een individu. Drugsoverlast kan niet worden geïsoleerd van algemene overlast maar maakt deel uit van het ruimer overlastfenomeen. Verder is druggerelateerde overlast niet gelijk te stellen met criminele overlast. Dat laatste valt onder de categorie criminaliteit. Drugsoverlast is eerder subjectief beleefde overlast. Bovendien is deze vorm van overlast eerder gerelateerd aan legale dan aan illegale drugs. Onderzoek toont aan dat het overlastfenomeen wordt toegeschreven aan andere maatschappelijke groepen dan aan druggebruikers. Daarnaast kan de groep van overlastveroorzakers niet beschouwd worden als een homogene groep maar als een groep bestaande uit verschillende subgroepen, naargelang hun problematiek. Overlast en drugsoverlast wordt voornamelijk toegeschreven aan allochtonen, jongeren, illegalen en mensen in een precai-
20
Beleidsplan 2005-2007
re positie (werkloos, gemarginaliseerde groep, residugroep of vierde wereld) en aan mensen met een alcoholprobleem. De druggebruikers die aanleiding geven tot overlastgevend gedrag moeten worden gezien als een element binnen de bredere problematiek van concentraties van sociaal-gemarginaliseerde groepen in de grote steden. Het gebruik echter van heroïne, cocaïne en amfetamines (speed) zorgt bij de eerder zwakke bevolkingsgroepen voor problemen. Deze groepen moeten zich beroepen op criminele praktijken om hun verslaving te kunnen bekostigen. Woninginbraken, auto-inbraken, fietsdiefstallen, handtasdiefstallen enzovoort zijn hiervan het gevolg. Het aandeel van problematische druggebruikers in de totale geregistreerde criminaliteit in Antwerpen is echter onbekend. O p l o s sing sing s s tr a t egieën egieën Het (drugs)overlastfenomeen vormt een vertrekpunt voor dialoog en overleg. Heterogeniteit en respect voor ieders eigenheid zijn daarin de uitgangspunten. Alle belanghebbenden, ook de druggebruikers, moeten gewezen worden op hun verantwoordelijkheid en actief betrokken te worden bij de ontwikkeling van een geïntegreerd beleid. Een geïntegreerd beleid richt zich bijgevolg (doch niet uitsluitend) op enerzijds de concentraties van sociaal-gemarginaliseerde groepen via o.a. deconcentratie van hulpverlening. Op diverse plaatsen in de stad moet een hulpaanbod beschikbaar zijn waardoor hulpvragers op rustiger plekken en in kleinschaligere initiatieven kunnen worden opgevangen. Anderzijds is dit beleid gericht op de aanpak van veel- en vaakplegers via een aanzet tot een alternatieve gerechtelijke afhandeling van druggerelateerde criminaliteit. In de reguliere bedrijfsvoering moet de aanpak van deze veelplegers voorrang krijgen. De drugrecherche wil daarvoor een dader-opvolgingssysteem uitwerken op basis van dossieropbouw, een top-10 van recidiverende problematische druggebruikers samen te stellen en het in kaart brengen van hotspots van druggerelateerde misdrijven. Vanuit de optiek van een gezamenlijke probleemgerichte aanpak van onveiligheid wil het rechercheteam bijgevolg de politieteams informatie ‘op maat’ aanleveren over veelplegers in hun buurt zodat er gepland, gericht en effectief kan worden gewerkt aan de problemen in de wijk. In het zonaal veiligheidsplan 2005-2008 dat werd afgesloten tussen stad en parket worden in het kader van de aanpak van criminaliteitsfenomenen volgende prioriteiten gesteld: dief-
21
stal uit auto, woninginbraken, diefstallen met geweld/gewapenderhand, jongerencriminaliteit en -overlast. Binnen deze prioriteiten zal bijzondere aandacht worden besteed aan de druggerelateerdheid. De aanpak van maatschappelijke overlast werd eveneens als prioriteit opgenomen in het zonaal veiligheidsplan. Voor die aanpak zal intensief worden samengewerkt tussen de stad en de politie. Het stadsplan veilig vormt de bestuurlijke tegenhanger van het zonaal veiligheidsplan betreffende de aanpak van maatschappelijke overlast. Inhoudelijk kiest dit stadsplan voor een dubbelspoor: een gebiedsgerichte aanpak in de vorm van buurtregie en een doelgroepgerichte aanpak. Bij de doelgroepgerichte aanpak worden daders en risicogroepen gedefinieerd en wordt met alle betrokken partners aan persoonsdossiers gewerkt om via doorgedreven casemanagement tot een sluitende aanpak op maat te komen. Daarnaast worden een aantal programma’s stadsbreed gepland. Met sommige van die programma’s wil men inspelen op opportuniteiten die zich aandienen zoals de gemeentelijke administratieve sancties. Met andere tracht men een aantal gesignaleerde lacunes weg te werken of wordt een beroep gedaan op hogere overheden. In verschillende van deze stadsbrede programma’s komen druggebruikers en druggerelateerde overlast aan bod.
3.4 Een harde aanpak van handel in drugs S tr a t egis c h e doe ls t e lling doels lling 6: 6 De stad Antwerpen wil een harde aanpak van de handel in verdovende middelen realiseren. Het bestuursakkoord beklemtoont de harde aanpak van de handel in hard drugs. Hiermee volgt de stad het federaal strafrechtelijke drugbeleid, dat ‘de strijd tegen de handel in verdovende middelen de eerste prioriteit noemt van elk strafrechtelijk beleid dat een beperking van druggebruik en druggerelateerde delinquentie beoogt’. Tegelijkertijd benadrukt het bestuursakkoord het belang van een betere opvang en behandeling van verslaafden. Ook hiermee volgt de stad de federale beleidsnota drugs: ‘ten aanzien van druggebruikers wordt de strafrechtelijke interventie als een ultimum remedium aanzien. Problematische druggebruikers die in contact komen met politie of justitie zullen georiënteerd worden naar de hulpverlening’ . Hoewel het bestuursakkoord expliciet de harde aanpak van de handel in harddrugs vooropstelt, zitten in de praktijk alle illegale en verdovende middelen in het politionele vizier (o.a. heroïne, cocaïne, amfetamines, cannabis, hormonen).
22
Beleidsplan 2005-2007
Pr o b l ee ms c h e ts De mate waarin de handel en het gebruik van bepaalde middelen voor maatschappelijke en sociale overlast zorgen, bepaalt prioritair de inzet van het drugsrechercheteam. Heroïne, cocaïne en amfetamines (speed) zorgen zowel op het vlak van volksgezondheid als op het vlak van druggerelateerde criminaliteit voor de meeste overlast. Dit zijn specifiek grootstedelijke problemen. O p l o s sing sing s s tr a t egieën egieën De partners van de zonale veiligheidsraad (stad, politie en parket) stellen zich in het kader van de prioriteit jongerencriminaliteit en –overlast van het zonaal veiligheidsplan 20052008 tot doel ‘bij te dragen tot het beheersen en het terugdringen van maatschappelijk onaanvaardbare gedragingen en van misdrijven gepleegd door jongeren (van 12) tot 26 jaar. Hierbij zal specifieke aandacht worden geschonken aan de handel in drugs en zal een globaal preventief actieplan worden opgesteld als antwoord op de drugoverlast in en rond scholen.
4 Partners in de uitvoering van het stedelijke drugbeleid In punt 3 is duidelijk geworden dat een drugbeleid actief moet zijn binnen diverse levensdomeinen. Het stedelijk drugbeleid wordt dan ook vorm gegeven door de complementaire aanpak van verschillende sectoren: preventie, hulpverlening, schadebeperking en politie/ justitie. Ook de stedelijke beleidsmakers en enkele belangengroepen zijn belangrijke partners in de uitvoering van het stedelijk drugbeleid.
4.1 Sector drugpreventie De stad Antwerpen wordt bediend door de regionale pool van drugpreventiewerkers die is ondergebracht bij vzw VAGGA/Altox. Het drugpreventiewerk ondersteunt sleutelfiguren (intermediairen) in het omgaan met de problematiek van alcohol en ander drugs in diverse sectoren. Daarnaast ondersteunen en coachen de preventiewerkers het ontwikkelen van een drugbeleid binnen allerhande organisaties in verschillende sectoren. Aansluitend bij dit algemeen preventieaanbod richt JAC plus zich op vroegdetectie en vroeginterventie. Enkele organisaties hebben zich gespecialiseerd in een preventie-aanbod voor één sector. Dit aanbod kan op maat zijn, met aandacht voor het preventieproces, of kan beperkt zijn
23
tot één product, activiteit of project, voor een specifieke doelgroep. Voor de sector onderwijs is er een aanbod ontwikkeld door o.a. vzw Leefsleutels, De Sleutel preventiedienst, de lokale politie (project Schooladoptieplan) en vzw Elegast. Ook voor de sector jeugdwerk is er een specifiek aanbod ontwikkeld door o.a. vzw Leefsleutels. De vzw koma-ar Educatief is gespecialiseerd in het vormen van mensen die met jongeren werken, in het hanteren en voorkomen van problematische situaties bij adolescenten en jongvolwassenen op het gebied van agressie, alcohol en andere drugs, seksueel misbruik, depressies, eetstoornissen enzovoort. Daarnaast is Koma-ar Educatief gespecialiseerd in het werken met jongeren vanaf 14 jaar rond de hierboven vermelde thema’s. Er zijn ook theaterproducties die het thema alcohol- en drugs bespreekbaar stellen. Junkieblues van Educatief Theater Antwerpen en Trialoog van vzw Klap Klap zijn hiervan twee concrete voorbeelden. Tabakspreventie behoort tot de basistaken van de LOGO's. Het LOGO stad Antwerpen wordt opgevolgd en ondersteund door de dienst welzijn van de provincie Antwerpen.
4.2 De sector hulpverlening Tot de gespecialiseerde drughulpverlening rekenen we de Therapeutische Gemeenschappen (TG), de CrisisInterventieCentra (CIC), de Kort Therapeutische Programma's (KTP), de Dagcentra en de Medisch Sociale Opvangcentra (MSOC) (ambulante centra binnen RIZIV-conventie). In de stad Antwerpen vinden we 3 gespecialiseerde voorzieningen nl. het Dagcentrum van De Sleutel met een ambulant behandelings- en begeleidingsaanbod, ADIC, dat o.a. een crisisprogramma én een Kort Therapeutisch Programma aanbiedt en MSOC/Free Clinic, een centrum dat vanuit de visie van ‘harm reduction’ streeft naar gezondheidsbevordering bij gebruikers van illegale drugs. Psychiatrische Ziekenhuizen en Psychiatrische Afdelingen van Algemene Ziekenhuizen (PAAZ) bieden programma’s voor drug- en alcoholproblemen. In de stad Antwerpen bieden de afdelingen van het Stuivenbergziekenhuis binnen het Ziekenhuis Netwerk Antwerpen (ZNA) dergelijke programma's aan. Deze opvang bestaat minstens uit acute crisisopvang, desintoxicatie, stabilisatie, diagnosestelling en oriëntatie. M.b.t. de drughulpverlening kunnen in elk algemeen ziekenhuis met spoedopname druggebruikers terecht met ernstige somatische en psychiatrische problemen, die al dan niet het gevolg zijn van hun verslaving of van een overdosis. In de stad Antwerpen heeft de psychiatrische afdeling van het algemeen ziekenhuis St.Vincentius een specifiek aanbod naar drugverslaafden.
24
Beleidsplan 2005-2007
Na de fusie in 2000 hebben we in het arrondissement Antwerpen twee erkende Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG), m.n. vzw Andante en vzw VAGGA. Het CGG is een ambulante voorziening die zich situeert tussen de brede waaier aan eerstelijnsvoorzieningen en anderzijds de residentiële voorzieningen. Naast zijn curatieve opdracht heeft een CGG een preventieve taak, gericht op het voorkomen en de vroegdetectie van problemen zodat een snellere en geschiktere hulpverlening mogelijk wordt. Van de Antwerpse CGG’s heeft vzw VAGGA het meest specifieke drughulpverleningsaanbod. De Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW) bieden zowel ambulant als residentieel heel wat hulp en opvang aan druggebruikers. Het uitgangspunt is een niet-specialistische kijk, waarbij het aangemelde drugsprobleem niet geïsoleerd wordt bekeken. Binnen de drie CAW’s in de stad Antwerpen (De Mare, De Terp en Metropool) heeft CAW Metropool enkele specifieke projecten ronde alcohol- en drugthematiek: het project Riskant is een laagdrempelige hulpverlening aan jonge experimenterende druggebruikers en hun omgeving; het project Onthaal Dakloze Druggebruikers richt zich tot dakloze cliënten die omwille van een specifieke problematiek (o.a. verslaving) niet terecht kunnen/willen in de reguliere hulpverlening en het Justitieel Welzijnswerk Antwerpen (JWA) organiseert in samenwerking met het VVBV het centraal aanmeldingspunt drugs in de Antwerpse gevangenis. Tenslotte nemen ook huisartsen, OCMW, CLB en de (zelfhulp)groepen een deel van de niet gespecialiseerde zorg en hulpverlening aan druggebruikers op zich. Heel wat mensen erkennen hun verslavingsprobleem niet en zoeken er dan ook geen hulp voor. Door het optreden van andere problemen (financieel, relationeel, lichamelijk,...) komen velen van hen wel in contact met nulde- en/of eerstelijnsdiensten. Vooral het opsporen van verslavingsproblemen, het bieden van steun, het motiveren van mensen om hulp te zoeken, het gericht doorverwijzen en zorgen voor continuïteit in de hulpverlening zijn enkele van de taken die zij op zich kunnen nemen. In de stad Antwerpen zijn er verschillende zelfhulpgroepen actief (AA, NA, Al-Anon, Alateen, Altox-jongerengroep, …).
4.3 Sector schadebeperking (harm reduction) Schadebeperkende of ‘harm reduction’ initiatieven worden internationaal als een aparte sector beschouwd. Deze initiatieven willen de negatieve gevolgen (schade) van het gebruik van psycho-actieve middelen verminderen voor de gebruikers, hun omgeving en de samenleving. Het streven naar een een daling van de druggerelateerde schade is essentieel, waarbij het succes van de aanpak niet noodzakelijk afhankelijk is van een daling van het gebruik. In Antwerpen kennen we het Vlaamse spuitenruilproject en enkele projecten van de
25
belangenvereniging van druggebruikers waaronder Breakline (schadebeperking en peersupport in het uitgaansmilieu).
4.4 Sector politie en justitie In het kader van de repressie ten aanzien van producenten en handelaars en doorverwijzing naar de hulpverlening van problematische gebruikers, organiseert SODA overleg met de politionele en justitiële actoren in de stad. L o k ale ale e n f ede ede r ale ale politi politiee Sinds 1 januari 2001 is er een onderscheid tussen de ‘lokale’ en ‘federale’ politie. De federale politie voert gespecialiseerde bovenlokale opdrachten uit van bestuurlijke en gerechtelijke politie en ondersteunende opdrachten voor de overheid, voor de lokale en voor de federale politie zelf. Vooral de lokale politie is een belangrijke partner binnen het stedelijk overleg rond drugs. De lokale politie Antwerpen bestaat uit zes afdelingen (Noord, West, City, Centrum, Oost en Zuid). Daarnaast bestaan er diverse eenheden binnen de lokale politie (met name de Lokale Recherche, Communicatie, Jeugdbrigade, Diverse Cellen, Interne Zaken, Wapenstand en Radiokamer). Binnen de eenheid Lokale Recherche zijn de Cel Drugs en de Cel Prioriteiten van belang. De Cel Drugs richt haar onderzoekscapaciteit specifiek naar dealers en groothandelaars van soft-, hard- en synthetische drugs, marihuanaplantages en in- en uitvoer van drugs. De Cel Prioriteiten richt zich op woninginbraken, autoinbraken en gauwdiefstallen. De taak van de eenheid Jeugdbrigade bestaat erin jeugdcriminaliteit te voorkomen, te bestrijden én hulpverlening en bijstand te verlenen waar nodig. M a gis tr a t u ur (zitte (zitte n d e e n s t a and and e) Bij het Antwerpse parket zijn twee drugmagistraten actief: één voor de sectie georganiseerde misdaad en één voor de sectie lokale criminaliteit. J u s titie titie h uis Het justitiehuis heeft volgende opdrachten: coördinatie en sensibilisering op lokaal niveau, onthaal van slachtoffers, burgerlijke opdrachten (sociaal onderzoek op vraag van een magistraat), bemiddeling in strafzaken, strafrechtelijke opdrachten (toezicht en begeleiding van de veroordeelde die onder bepaalde voorwaarden werd vrijgelaten) en tenslotte juridische eerstelijns bijstand en eerstelijns hulp.
26
Beleidsplan 2005-2007
G e v ang ang e nis Ant Ant w e r pe n De gevangenissen zijn belast met de strafuitvoering. Het drugfenomeen is prominent aanwezig in de gevangenissen: een groot deel van de gedetineerden kampt met een drugprobleem; het gebruik van allerhande middelen in de gevangenis is legio. De omzendbrief ‘penitentiair drugbeleid’ bevat een aantal krachtlijnen voor een drugbeleid in de gevangenis.
4.5 Overlegorganen, koepelorganisaties en belangenverenigingen Voor de ontwikkeling en uitvoering van het stedelijk drugbeleid zijn een aantal overlegorganen, koepelorganisaties en belangenverenigingen zeer relevante partners. Op stedelijk niveau zijn belangenverenigingen van druggebruikers en enkele bewonersgroepen partners van het stedelijk drugbeleid. Belangenverenigingen van druggebruikers proberen in een open dialoog, met respect voor andersdenkenden, op een realistische manier een stem te zijn van de druggebruikers, die de focus vormen van vele beleidsplannen en doelstellingen van organisaties maar slechts zelden beluisterd worden. Bij de ontwikkeling van nieuwe projecten en initiatieven worden ook bewonersgroepen betrokken. Zo zijn er contacten uitgebouwd met de bewonersgroep van de Richardstraat, De Bilzen, Van Arteveldestraat en pleingroep De Coninckplein. Op provinciaal niveau zijn ASTROV, OGGPA en PRADO de partners van het stedelijke drugbeleid. Het Antwerps Straathoekwerk Overleg (ASTROV) vzw coördineert, steunt en begeleidt de straathoekwerkers in de provincie Antwerpen. Ze vervult ook een signaalfunctie naar ander sectoren en het beleid. Het overlegplatform geestelijke gezondheidszorg provincie Antwerpen (OGGPA) verricht onderzoek en pleegt overleg over de behoeften aan psychiatrische voorzieningen en over de taakverdeling en wederzijdse aanvulling op het vlak van het aanbod van diensten. Het Provinciaal Overleg Drugpreventie Antwerpen (PRADO) verenigt alle mensen van de provincie Antwerpen die op beroepsmatige wijze in het preventiewerk actief zijn. PRADO geeft vorm aan het provinciaal drugpreventiebeleid en fungeert als doorgeefluik van informatie tussen het Vlaamse niveau en het lokale, en omgekeerd. Op het Vlaamse niveau zijn de VAD en het VVBV partners van het Antwerps drugbeleid. De Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) verenigt een groot aantal organisaties die in Vlaanderen werken op vlak van preventie, hulpverlening en studie van alcohol- en andere drugsproblemen. In het kader van de gezondheidspromotie is de VAD door de Vlaamse overheid erkend als coördinatieorganisatie voor preventie van alcohol en andere drugsproblemen.
27
De Vlaamse Vereniging van Behandelingscentra Verslaafdenzorg (VVBV) groepeert diverse centra die gespecialiseerd zijn in de begeleiding en de behandeling van personen met drug- en verslavingsproblemen (illegale drug, medicatie en alcohol). De VVBV wil naast de zorgverlening ook mee de kwaliteit van de drughulpverlening bevorderen. Ze creëert samenwerkingsverbanden met justitie en de verschillende centra.
4.6 Stedelijke actoren Binnen de stad Antwerpen is de schepen van integrale veiligheid bevoegd voor de drugthematiek. Hij neemt dit op in zeer nauw overleg met de schepen van sociale zaken. Tweewekelijks is er een overleg tussen de coördinator van SODA en de twee betrokken kabinetten. De beleidscel preventie is de stedelijke regisseur met betrekking tot de Veiligheids- en Preventiecontracten (VPC). Een aantal drugprojecten worden uitgevoerd met middelen van het VPC. Ook met VISIEr, de stedelijke regisseur met betrekking tot risicogroepen, is afstemming en samenwerking noodzakelijk. VESPA is de beheerder van bovenlokale middelen (Stedenfonds en Grootstedenbeleid). SODA rapporteert aan VESPA de voortgang van de druggerelateerde projecten. Binnen de stedelijke bedrijven werkt SODA rond concrete dossiers regelmatig samen met de diensten die werken rond tewerkstelling, buurttoezicht, prostitutie, integratie, armoede, het wijkoverleg en het Lokaal Gezondheidsoverleg van het bedrijf sociale zaken; jeugd en onderwijs binnen het bedrijf lerende stad.
5 SODA als ondersteunende, stedelijke regisseur SODA, het stedelijk overleg drugs Antwerpen maakt deel uit van het bedrijf sociale zaken dat, samen met het OCMW, instaat voor de realisatie van het stedelijk gezondheidsbeleid. Het bedrijf wil de toegang bevorderen tot de democratische grondrechten die het welzijn van de bewoners bepalen, zodat iedereen gelijke kansen heeft om te participeren in onze samenleving. Sociale Zaken: • • • •
voert namens de stad de regie in deze materies en dit in overleg met het OCMW; is belast met de beleidsvoorbereiding; neemt initiatieven; voert acties uit;
28
Beleidsplan 2005-2007
• zorgt voor sociale correcties; • organiseert waar nodig overleg en samenwerking met de actoren op het terrein. Binnen sociale zaken ressorteert SODA onder de bedrijfscluster gezondheid & milieu. De diensten onder deze cluster bevorderen het fysiek, psychisch en sociaal welbevinden van de Antwerpenaar met aandacht voor specifieke doelgroepen. De missie van SODA is initieel dezelfde als deze van de diensten onder de cluster. Zij is echter specifiek voor wat betreft de uitwerking van het drugluik binnen het gezondheidsbeleid: SODA voert namens de stad en in samenspraak met het OCMW de regie over de drugmaterie. De regievoering resulteert in een coherent, geïntegreerd en doeltreffend stedelijk drugbeleid dat het fysiek, psychisch en sociaal welzijn van de Antwerpenaar bevordert.
5.1 Stedelijke regie Voor het uitgestrekte en complexe domein van de drugs is regievoering op stedelijk niveau absoluut noodzakelijk. De voorgaande hoofdstukken van dit beleidsplan illustreren duidelijk de gelaagdheid en veelzijdigheid van het drugthema. Elementen die in het oog springen zijn: - Maatschappelijke factoren die mee de grondslag vormen voor drugproblemen; - De versnipperde bevoegdheidsverdeling wanneer het gaat over de vorming van drugbeleid; - De veelheid aan organisaties dat instaat voor het aanpakken van aspecten van de drugthematiek en de daaruit ontstane nood aan afstemming en coördinatie. Het lokale, stedelijke niveau wordt bij uitstek geconfronteerd met de effecten die het drugthema teweeg brengen. Hier wordt tastbaar waar de stad kan bijdragen voor een effectief drugbeleid.
5.2 Invulling van de regiefunctie door SODA SODA vult het begrip regie als volgt in: “het vervullen van een initiërende rol door een instantie die relevante actoren (‘strategische partners’) mobiliseert, bij elkaar brengt en die hun gezamenlijke inspanningen op het beleidsterrein coördineert, faciliteert en stimuleert”. De rol van SODA bestaat er dan ook in bruggen te slaan tussen de onderscheiden actoren en voorwaarden te creëren om geïntegreerd werken, evenwicht, samenhang en doeltreffendheid van initiatieven en maatregelen te bekomen. De activiteiten die hiertoe bijdragen zijn geconcentreerd rondom vier kernfuncties die we samenvatten onder de noemer regie.
29
De kernfuncties zijn: - Informeren - Faciliteren, stimuleren en mobiliseren - Adviseren - Coördineren SODA werkt op twee dimensies. Ter ondersteuning van de bovenlokale dimensie biedt SODA service aan de organisaties die werken in Antwerpen (onder meer via het intersectoraal overleg). Via de stedelijke drugprojecten (uitvoering via Stedenfonds, VPC en FGSB) wordt ingespeeld op de specifieke lokale noden.
5.3 Doelstellingen van SODA SODA werkt niet rechtstreeks met de doelgroepen, dat doen de partners op het terrein. De vier kernfuncties van de regievoering dragen bij aan de globale verbetering van de werking van de organisaties die in Antwerpen instaan voor de drugthematiek. Hierdoor verbetert hun service naar de doelgroepen. SODA: • Realiseert samenwerking en afstemming tussen betrokken partners; • Informeert de betrokken partners over (elkaars) beleidsintenties en -plannen, startende initiatieven, regelgeving, tendensen, noden en behoeften; • Zorgt voor wetenschappelijke onderbouw en een wederzijds draagvlak van beleidsopties en –beslissingen van overheid en sector; • Adviseert de stedelijke overheid aangaande de prioritair in te vullen noden op het vlak van de drugthematiek; • Zorgt voor een optimale inzet van de beschikbare middelen en coördineert de stedelijke drugsprojecten; • Beantwoordt binnen de kortst mogelijke termijn vragen in verband met de drugthematiek van intermediairen binnen overheid en sector.
Besluit Met dit plan maakt de stad Antwerpen duidelijk welke koers zij vaart op het vlak van de drugsthematiek. De stad en alle uitvoerende partners van het drugbeleid bepalen de prioriteiten voor de komende jaren.
30
Beleidsplan 2005-2007
Besluit Met dit plan maakt de stad Antwerpen duidelijk welke koers zij vaart op het vlak van de drugsthematiek. De stad en alle uitvoerende partners van het drugbeleid bepalen de prioriteiten voor de komende jaren. Voorrang wordt gegeven aan ontrading en preventie. Voor problematische druggebruikers wordt gewerkt aan een betere opvang en behandeling via de ontwikkeling van vraaggestuurde hulpverlening, het werken met restgroepen en aandacht voor de (re)integratie van druggebruikers. Buurtbewoners worden geconfronteerd met bepaalde negatieve gevolgen van het drugfenomeen. Om de leefbaarheid voor deze bewoners te vrijwaren werken de betrokken diensten samen aan een integrale aanpak. De politie besteedt daarbij extra aandacht aan druggerelateerde criminaliteit. Tenslotte wordt ook de handel in verdovende middelen bestreden. Middelen die de meeste maatschappelijke en sociale overlast veroorzaken krijgen daarbij voorrang. Het stedelijk overleg drugs Antwerpen (SODA) regisseert de ontwikkeling en uitvoering van het drugbeleid en staat daarmee garant voor de continue aandacht voor het thema. In het bij dit plan aansluitende Actieplan Drugs Antwerpen 2005-2007 wordt de regiefunctie door SODA geconcretiseerd. Verder worden alle stedelijke drugprojecten toegelicht en kijken we naar de noden die richting geven aan het toekomstige Antwerpse drugbeleid.
31
Lijst met afkortingen AA ADIC AG/VESPA ALTOX ASTROV BIRN CAW CLB EMCDDA FGSB JAC JWA LOGO MSOC NA OCMW ODD OGGPA
Anonieme Alcoholisten Antwerps Drugs Interventie Centrum Autonoom Gemeentebedrijf voor Vastgoed en Sociale Projecten Antwerpen Studie- en behandelingscentrum voor Alcohol en andere Toxicomanieën Antwerps Straathoekwerk Overleg Belgian Information Reitox Network Centrum voor Algemeen Welzijnswerk Centrum voor Leerlingenbegeleiding European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction Federaal Grootstedenbeleid Jongeren Advies Centrum
PRADO RIZIV SODA
Justitieel Welzijnswerk Antwerpen Lokaal Gezondheidsoverleg Medisch en Sociaal Opvangcentrum Narcotics Anonymous Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Onthaal Dakloze Druggebruikers Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg Provincie Antwerpen Provinciaal Overleg Drugpreventie Antwerpen Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering Stedelijk Overleg Drugs Antwerpen
SPDA VAD VAGGA
Strategisch Plan Drugs Antwerpen Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen Vereniging Ambulante Geestelijke
VPC VVBV WHO ZNA
Gezondheidszorg Antwerpen Veiligheids- en Preventiecontract Vlaamse Vereniging van Behandelingscentra Verslaafdenzorg World Health Organisation Ziekenhuisnetwerk Antwerpen
32