Inhoudstafel
Gebruikte afkortingen
CONTEXTUELE ANALYSE ................................................................ 1 Beleidsplannen inzake werkgelegenheid in het toerisme sinds het begin van de jaren '90....................................................................... 1 Voor een definitie van het begrip toerisme....................................... 2
AOD
Arbeidsovereenkomst onbeperkte duur
De definitie van het begrip toerist...........................................................2
De Productie en Consumptie van toeristische diensten.................... 3
De consumptie........................................................................................3 De productie...........................................................................................4 De Brusselse segmentatie van het aanbod aan toeristische prestaties4
Het zakentoerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ............... 5 DE INDICATOREN VAN DE TOERISTISCHE ACTIVITEIT........................................ 6 Analyse van de werkgelegenheid in het toerisme............................. 7 Loontrekkende tewerkstelling .................................................................7 Zelfstandige arbeid.................................................................................9 De toeristische ondernemingen ..............................................................9
Het economische belang van het toerisme in het BHG..................... 9 Overzicht van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in de toeristische sector............................................................................11
Analyse van de vraag op de arbeidsmarkt............................................11 Analyse van het aanbod op de arbeidsmarkt........................................13 Analyse van de overeenkomsten en de verschillen...............................15 Het beroepsverleden van de werknemers in het toerisme................15 Beroepsoverstap bij werknemers afkomstig uit de toeristische sector16
Tewerkstellingsinitiatieven in de toeristische sector in het BHG.....16
NIEUWE TOERISTISCHE PRAKTIJKEN : WELKE BANEN, WELKE OPLEIDINGEN ? .........................................................................18
Ondernemingen en werkgelegenheidsbeheer.................................18
) Een veelheid aan heterogene activiteiten..................................18 ) Aan de vraag aangepaste en voortdurend vernieuwende dienstverlening.................................................................................18 ) Jonge kleine ondernemingen met een gemengde financiering die aan outsourcing doen ......................................................................19 ) Kenmerken van het tewerkgestelde personeel..........................19 ) Scholingsgraad en aanwervingscriteria.....................................19 ) Statuten en arbeidsvoorwaarden ..............................................20 ) Werkuren ..................................................................................21 ) Strategische functies.................................................................21 ) Beroepsopleiding......................................................................21 Enkele symbolische functies in het toerisme.........................................22 ¾ Bewakers..................................................................................22 ¾ Onthaalhostessen .....................................................................22 ¾ Gidsen.......................................................................................22
De opleidingsmogelijkheden ............................................................23
Doelstellingen van de opleidingen ........................................................23 Contacten met de sector.......................................................................24 Aanpassing van de lesprogramma’s .....................................................24 Richtingen na de studies en toekomstmogelijkheden ...........................25 Bij wijze van besluit ..............................................................................25
Veranderingen en uitdagingen in de toeristische sector................26 De professionalisering in deze sector...................................................26 De atypische vormen van tewerkstelling en het toerisme......................27 De lokale arbeidskrachten en het toerisme...........................................28 ALGEMENE CONCLUSIES ..............................................................30
BGDA Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling BHG
Brussels Hoofstedelijk Gewest
CEREQ Centre d'Etudes et des Recherche sur les Qualifications COCOF Commission Communautaire Française DAC
Derde Arbeidscircuit
DSP
Doorstromingsprogramma’s
EU
Europese Unie
GECO
Gesubsidieerde Contractueel
Gewop Gewestelijk Ontwikkelingsplan GHN
Groep van Hoog Niveau
NWWZ Niet-werkende werkzoekende OPT
Office Promotion Tourisme
RSVZ
Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen
RSZ
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
SPI
Socioprofessionele Inschakeling
TIB
Tourism Information Brussels
TO
Tour operator
TW
Toegevoegde waarde
VGC
Vlaamse Gemeenschapscommissie
WES
Westvlaams Economisch Studiebureau
WZ
Werkzoekende
Vanuit mijn verantwoordelijkheid als Minister van Toerisme wil ik het toerisme opvatten in het vooruitzicht van een duurzame toeristische ontwikkeling, waarbij men respect toont voor het levenskader en waarbij in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest degelijke arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Het hoofddoel van de Territoriale Pacten voor de Werkgelegenheid bestaat erin de actie van het structurele tewerkstellingsbeleid te versterken. Van de krachtlijnen inzake ontwikkeling die voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in aanmerking komen, wordt het toerisme bestempeld als "sector met groeiperspectieven en tewerkstellingskansen". Het toerisme wint in Brussel steeds meer terrein als een socio-economisch gegeven waar men niet omheen kan. Zodra deze realiteit werd vastgesteld, moest men nagaan onder welke omstandigheden zij tot stand is kunnen komen. Daarom hebben het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties en de Dienst Research en Marketing van het Office de Promotion du Tourisme Wallonie-Bruxelles vanaf juli 1998 deze studie gevoerd met de bijkomende financiële steun van het Europees Sociaal Fonds. Dankzij de resultaten van dit onderzoek kunnen wij beschikken over verschillende betrouwbare en langdurige werkinstrumenten. 1. Een methodologie voor de kwantitatieve analyse van de toeristische arbeidsplaatsen in loondienst en op zelfstandige basis in Brussel. 2. De identificatie van de werkaanbiedingen volgens toeristische activiteitensector, hun invulling en de vraag naar arbeidsplaatsen. 3. Het belang van het toerisme in de verschillende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid : ¾ Tewerkstellingsmaatregelen (geco, …), projecten inzake socioprofessionele inschakeling. Deze studie beperkt zich echter niet alleen tot een kwantitatieve aanpak; zij wordt aangevuld met een kwalitatief onderzoek naar de werkgelegenheid en de opleiding in de toeristische sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit onderzoek biedt een antwoord op essentiële vragen : Hoe wordt de activiteit uitgewerkt ? Wat zijn de ontwikkelingsperspectieven? Welke profielen worden gezocht? … De studie is vernieuwend, in die zin dat zij activiteitensectoren behandelt die tot op heden weinig werden bestudeerd : organisatoren van evenementen, attracties, onthaal- en gidsdiensten en incoming-reisagentschappen. Ik ben ervan overtuigd dat deze studie een stimulans en een betrouwbaar instrument zal zijn om de evolutie van de werkgelegenheid in de Brusselse toeristische sector te blijven analyseren en om een beeld te krijgen van de perspectieven in verband met het scheppen van arbeidsplaatsen, alsook om de opleidingsbehoeften te bestuderen in deze activiteitensector, die in het Pact wordt beschouwd als "sector met groeisperspectieven".
Didier GOSUIN Lid van het College van de Commission communautaire française bevoegd voor Toerisme
Als Minister van Economie en Werkgelegenheid toon ik duidelijk belangstelling voor het toerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een sector die banen schept en economische groei bevordert. In deze context is het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het gunstige terrein geweest voor een vruchtbare samenwerking tussen het Office de Promotion du Tourisme Wallonie-Bruxelles en het Brussels Observatorium voor de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties. Dit samenvattend verslag is de vrucht van deze samenwerking en laat toe het toerisme als belangrijke socioeconomische factor vanuit een nieuwe invalshoek te belichten. De studie die hier wordt voorgesteld geeft voor de eerste maal duidelijke informatie over het economisch en sociaal belang van de sector in het Gewest. Vermits 25.000 werknemers in loondienst in het toerisme werkzaam zijn en deze sector voor meer dan 4% bijdraagt tot de totale toegevoegde waarde van het Gewest, vermits hij zich bevestigt als sector met groeiperspectieven en het imago van de Hoofdstad tot in het buitenland met zich meedraagt, vormt de toeristische sector een belangrijke toeristische inzet voor de economische ontwikkeling, vooral wat de stadsmilieus en het zakentoerisme betreft. Bovendien biedt de toeristische sector, in tegenstelling tot wat men er gewoonlijk van denkt, een waaier van uiteenlopende activiteiten die niet enkel op de horeca betrekking hebben. Binnen de activiteiten die rechtstreeks verband houden met het toerisme verschijnen er nieuwe beroepen en evenveel tewerkstellingspistes : culturele en recreatieve attracties, organisatie van salons, beurzen en jaarmarkten, reisagentschappen, vervoersondernemingen, verenigingen rond toeristische thema's, … Deze verschillende activiteiten vereisen uiteenlopende kwalificatieprofielen en bieden tewerkstellings-mogelijkheden voor plaatselijke arbeidskrachten en geven de werkzoekende bevolking, ongeacht haar kwalificatieniveau, de kans zich op de arbeidsmarkt in te schakelen. De aanwezigheid van toeristen vormt eveneens een stimulans voor volledige takken van de gewestelijke economische activiteit bestemd voor de plaatselijke consumptie, zowel wat de geschapen arbeidsplaatsen als de omzet betreft. Vandaag moeten wij de uitdaging aangaan inzake de professionalisering van de toeristische beroepen en de verbetering van de tewerkstellingsvormen. Bovendien moeten wij het publiek aanmoedigen om een beroep te doen op Brusselse arbeidskrachten, zodat Brussel een volwaardige toeristische hoofdstad kan worden.
Eric TOMAS Minister belast met Tewerkstelling en Economie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Doelstellingen van het cahier Onderhavig cahier heeft als doel de nodige middelen aan te brengen om de toeristische sector beter te leren kennen. Om dit te bereiken werd deze sector omschreven in het kader van de Brusselse economie. Als Observatorium van de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties is het onze doelstelling na te gaan of deze sector geen werkgelegenheid kan bieden aan laaggeschoolde arbeidskrachten, die de meerderheid vormen op de Brusselse arbeidsmarkt. Dit verslag, opgesteld in drie delen, geeft een synthetische voorstelling van de belangrijkste sociaal-economische indicatoren van deze sector en biedt zo een vernieuwende kijk op het economische belang en de mogelijkheden op het vlak van werkgelegenheid. Dankzij een meer kwalitatieve methode hebben we de kenmerken van de toeristische ondernemingen kunnen omschrijven. In het eerste deel wordt het toerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in zijn context geplaatst en worden de verschillende beleidsplannen voor tewerkstelling in het toerisme sinds het begin van de jaren 90 van naderbij bekeken. Na het overlopen van de verschillende theoretische concepten omtrent de grondbeginselen van het toerisme en het excursionisme, worden in dit hoofdstuk ook de activiteiten overlopen die voor een toeristische productie en consumptie in het Gewest zorgen. In dit deel wordt ook geprobeerd om de specifieke kenmerken van het toerisme in Brussel af te leiden. In het tweede hoofdstuk worden een aantal economische en sociale indicatoren (tewerkstelling, ondernemingen, toegevoegde waarde, omzet, werkloosheid en werkgelegenheidsinitiatieven) opgesomd die het toelaten een jaarlijks "instrumentenbord” samen te stellen dat de toestand van de toeristische sector in termen van groei en werkgelegenheid binnen het Gewest weergeeft. Deze indicatoren worden tevens geanalyseerd. Het laatste deel bestaat uit een kwalitatieve analyse van de werkgelegenheid en van de opleidingen in de toeristische sector. De analyse van de werkgelegenheid betreft de sector Attracties in Brussel in de ruime zin van het woord en biedt een hele reeks antwoorden op vragen over de impact van de vastgestelde veranderingen op de in deze sector aangeworven arbeidskrachten. Dit deel, dat zich op interviews baseert, behandelt het human resources management van de werkgevers en de organisatie van opleidingsprogramma’s die rekening houden met de behoeften van de sector. Drie werkhypothesen worden transversaal behandeld, met name "hoe kunnen we de graad van professionalisering in de toeristische sector in Brussel weergeven", "is het een dragende sector wat de toekomstmogelijkheden voor de lokale arbeidskrachten betreft en meer in het bijzonder de laagst geschoolden" en tot slot, "welke plaats nemen de atypische vormen van tewerkstelling in een dergelijke sector in en hoe is het werknemerschap samengesteld?". De analyse van de opleidingsmogelijkheden in deze sector probeert op haar beurt de dagdagelijkse praktijken, de doelstellingen van de opleiding, het doelpubliek en de relaties die met de beroepsmensen in de sector onderhouden worden, te omschrijven. En tot slot bekijken we de rol van de actoren die bij de beroepsopleiding zijn betrokken. Dit cahier is een samenvatting van een volledige studie l'étude "Le tourisme en Région de Bruxelles-Capitale : un secteur porteur de croissance et d'emplois ?", besteld door het Office de Promotion du Tourisme (OPT), die pas ontgonnen methodologische pistes voorstelt die absoluut noodzakelijk zijn voor de benadering van een dergelijk transversale sector als het toerisme. Het biedt een gedetailleerde socio-economische analyse van het toerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gaat verschillende methodologische pistes na om het belang van het toerisme in het Gewest beter te kunnen omschrijven. Dit werk is het resultaat van een intense samenwerking tussen de teams van het Observatorium van de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties en de dienst Marketing van het Office de Promotion du Tourisme.
Algemene inleiding De bloei van het stadstoerisme valt te verklaren door de toename van de steeds kortere momenten van ontspanning, de groeiende internationale concurrentie m.b.t. vakanties en excursies - waardoor de klant steeds veeleisender is geworden op het vlak van prijs en kwaliteit van de aangeboden producten - de vernieuwde interesse voor het patrimonium en het urbanisme in het algemeen en tot slot ook door een ware begeestering voor allerlei happenings die meestal in steden plaatsvinden. Bij de activiteiten van het stadstoerisme zijn een groot aantal actoren betrokken: hotelhouders, van ontspanningscentra, restauranthouders, beheerders van culturele sites en toeristische diensten, maar ook verstrekkers van een geheel van diensten en activiteiten ter ondersteuning van de toeristische activiteiten. De studie van de neveneffecten van het toerisme-beleid in termen van nieuwe werkgelegenheid dient op dit ogenblik als een prioritaire doelstelling te worden erkend, te meer omdat het stadstoerisme momenteel door verschillende parallelle acties in de economie, de ruimtelijke ordening en het imago van de stad (haar promotie) wordt gedragen. Over het algemeen zal de toenemende specialisatie van toeristische diensten zowel een beter algemeen opleidingsniveau en/of meer specifieke bekwaamheden, een hogere specialisatiegraad in de traditionele technische en professionele domeinen alsook een volledig nieuwe, professionele voorbereiding op volledig nieuwe beroepen noodzakelijk maken. De evolutie van het reisgedrag naar kortere doch meer frequente en minder voorzienbare verblijven heeft eveneens op de noodzaak gewezen van een grotere professionalisering op het vlak van planning, controle en inschatting van de toeristenstroom. Om de problemen inzake de toeristenstroom, de onthaalcapaciteit en de infrastructuur het hoofd te kunnen bieden, zullen de kwalificaties van de arbeidskrachten in de richting van logistiek en operational research evolueren. Het feit dat het aantal toeristen afkomstig uit nieuwe landen stijgt, zal van zijn kant diepgaande gevolgen hebben op het vlak van de organisatie en de tewerkstelling, vooral wat de knowhow en de beroepen in verband met de culturen van deze nieuwe landen betreft. Slechts weinig Europese landen voorzien en plannen zorgvuldig de voorbereiding op de beroepen en de beroepsopleidingsprogramma's teneinde op lange termijn aan de noden van de werknemers in de toeristische sector te beantwoorden. De ontoereikendheid op het vlak van de human resources is dus een steeds wederkerend kenmerk van deze sector.
Contextuele analyse
1
In deze context ging onze aandacht in het bijzonder uit naar het "ontvangend" toerisme, of in meer gewone termen het toerisme dat het Gewest binnenkomt, voor inkomsten zorgt en waarvoor een infrastructuur werd voorzien en werkgelegenheid werd gecreëerd.
Beleidsplannen inzake werkgelegenheid in het toerisme sinds het begin van de jaren '90 Meerdere belangrijke documenten met programmatische doeleinden handelen over de werkgelegenheid in de toeristische sector en over de ontwikkeling en het potentieel ervan in het Brussels Gewest: Reeds in 1992 buigt het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (Gewop) van het Brussels Gewest zich over de kwestie toerisme en onthaal in Brussel en werden zeer rooskleurige perspectieven voor deze sector voorspeld. De groei van deze sector met betrekking tot de werkgelegenheid tussen 1980 en 1992 bedroeg op dat moment 20%, terwijl de economische prognoses voor de komende jaren een groei van 3 tot 5% verwachtten. Eén van de krachtlijnen van het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat erin de sectoren met groeipotentieel te stimuleren. Het Pact verenigt verschillende hoofdrolspelers van het toerisme in Brussel en wil de kennis van deze sector in de hoofdstad verbeteren. De uiteindelijke doelstelling is het aanboren van nieuwe werkgelegenheidsbronnen en het ontwikkelen van ad-hoc opleidingen in een domein waar Brussel over echte troeven beschikt die nog te weinig werden aangesproken en die alle soorten van kwalificaties omvat. Het Witboek van het Brusselse Toerisme werd opgesteld na afloop van de Brusselse Congressen voor Toerisme die tussen september en december 1994 plaatsvonden en waar bijna 400 hoofdrolspelers uit de Brusselse toeristische sector aan deelnamen. Het punt omtrent werkgelegenheid en opleiding benadrukt hoofdzakelijk de noodzaak om opleidingen enerzijds aan te passen aan de nieuwe vereisten van de toeristische industrie en anderzijds te specialiseren (onthaaltoerisme, zakenreizen, begeleide bezoeken, animatie,…). Het Europese standpunt omtrent het potentieel van het toerisme op het vlak van de werkgelegenheid1 overgenomen door de Groep van Hoog Niveau (GHN) inzake toerisme en werkgelegenheid en opgesteld in maart 1998, omvat aanbevelingen met het oog op het verstevigen van de competitiviteit van het Europese toerisme in het belang van de groei en de werkgelegenheid. Het toerisme is volgens de GHN een sector die de mogelijkheid heeft om de 4 fundamentele principes van de Europese strategie voor werkgelegenheid uit te voeren, met name het ontwikkelen van de ondernemingsgeest, het verbeteren van de werkbekwaamheid of de inzetbaarheid, het stimuleren van het aanpassingsvermogen (het moderniseren van de werkorganisatie) en het bevorderen van de gelijke kansen. De analyse van de werkgelegenheid in de toeristische sector zal één van de studieterreinen zijn van het Observatorium van het Toerisme dat door het Office de Promotion du Tourisme Wallonie-Bruxelles, Toerisme Vlaanderen en het T.I.B. werd opgericht. Het is de bedoeling Brussel een permanent instrument te bezorgen voor het doorlichten van de sector en de toekomstige acties voor de promotie van Brussel op alle niveaus te bepalen.
1
Bron: nota van M. C. Trojan, algemeen secretaris van de Europese Commissie, overgemaakt aan M. J. Trumpf, algemeen secretaris van de Raad van de Europese Unie, "Het potentieel van het toerisme verhogen omwille van de tewerkstelling: gevolgd door conclusies en aanbevelingen van de GHN omtrent toerisme en tewerkstelling", Brussel, 4/5/1999.
2
Contextuele analyse
Voor een definitie van het begrip toerisme De doelstelling van het toerisme is de productie en consumptie van heterogene goederen en diensten die aan de noden van zowel toeristen als niet-toeristen voldoen. De definitie en de evaluatie van het toerisme als een volwaardige economische sector is niet gemakkelijk. Het toerisme als sector zal gedefinieerd worden aan de hand van de kruising van meerdere criteria met een representatief karakter: ¾ wat is een toerist?, hoe de consumentenstroom identificeren?, wat is de minimum af te leggen afstand?, om welke reden en voor hoelang? ¾ welke zijn de economische activiteiten die gekenmerkt worden door de consumptie van toeristische diensten enerzijds en door de productie van toeristische dienstverlening anderzijds? ¾ hoe de toegevoegde waarde van het toerisme inschatten in vergelijking met de gewestelijke ontwikkeling? ¾ hoe de economische gevolgen van deze activiteiten bepalen in termen van werkgelegenheid en aantrekkingskracht van de onderzochte zone voor de ondernemingen en dit wanneer alle sectoren in overweging worden genomen ? De beschikbare statistieken in verband met deze sector zijn onvolledig, hun homogeniteit is beperkt en hun betrouwbaarheid relatief. De vergelijkende studie van de gegevens omtrent de tewerkstelling en de werkloosheid in de sector toerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt derhalve een eerste poging tot een betere kijk op deze twee dimensies, hoewel sommige onvolkomenheden zullen blijven bestaan. De definitie van het begrip toerist De toerist is een tijdelijke bezoeker voor een periode van minimum 24 uur met als belangrijkste motieven ontspanning, vergaderingen of ontmoetingen. De excursionist is een bezoeker voor een periode van minder dan 24 uur met dezelfde motieven, de personen op doorreis inbegrepen. De toeristische vraag wordt ingedeeld in 3 grote stromen van personen/consumenten : de toerist in de enge zin van het woord, de excursionist en de inwoner die aan de toeristische activiteiten in zijn eigen regio deelneemt. Het aantal Belgen dat de nacht in Brussel doorbrengt, hoewel in stijgende lijn, stelt slechts een marginale 6,9% (1998) voor, wat bevestigt dat de toeristen in Brussel hoofdzakelijk buitenlanders zijn. We stellen vast dat de gemiddelde verblijfsduur in de hoofdstad tussen 1,7 en 2,1 dagen schommelt, wat betekent dat de toeristen sterk aangetrokken worden door korte verblijven2 in de stad. Wat de excursionisten (Belgen of buitenlanders die niet in Brussel overnachten) betreft, bestaat er nog geen statistisch overzicht. Een marktonderzoek uitgevoerd door het OPT omtrent de vakanties en excursies van de Belgen3 wijst op een groei van 10,5% tussen 1991 en 1996 van de Belgische excursiebestemmingen. In vergelijking met het volledige land neemt Brussel 9% van de excursies voor zich, Antwerpen en Gent 5% en Brugge 3%. Een persoon die in het Gewest woont, wordt als een consument van toeristische activiteiten beschouwd wanneer hij aan evenementen, festivals of tentoonstellingen deelneemt of culturele uitstappen maakt. 2 3
Korte vakanties: een verblijf buiten de normale woonplaats van 1 tot maximaal 3 overnachtingen met het oog op ontspanning. Werkdocument - 22/04/98, marktonderzoek: België, de vakanties en excursies van de Belgen, OPT, (bron WES - West-Vlaams Economisch StudiebureauToerisme Vlaanderen).
Contextuele analyse
3
Het begrip verplaatsing wordt vaak gebruikt om een onderscheid te maken tussen de dagjestoeristen en de vakantiegangers (overnachtende toeristen). Om van een excursie te kunnen spreken, gaat men uit van een verplaatsing van minstens 20 kilometer en worden uitstappen met als enig doel het bezoeken van familie of vrienden alsook de routine-uitstappen (zoals het beoefenen van een sport) uitgesloten. In deze laatste gevallen heeft het geen zin om over toerisme van inwoners te spreken. Als kenmerk van de verschillende consumenten van toeristische producten onthouden we hoofdzakelijk de belangrijke heterogeniteit van de motieven om de stad te bezoeken. Deze verschillende motieven worden geïdentificeerd naargelang zij tot één van de volgende drie categorieën behoren: voor zaken (congres, vergaderingen), voor het plezier (cultuur, ontspanning, shopping…) en tenslotte tijdens bezoeken (aan ouders, vrienden,…).
De Productie en Consumptie van toeristische diensten De toeristische productie en consumptie is moeilijk in te schatten in de totale economische activiteit.
De consumptie Het is bijzonder moeilijk het aandeel van de consumptie van de toeristen te scheiden van de consumptie van de plaatselijke bevolking en/of gelijkgestelden. Het probleem om hun respectieve consumpties en verplaatsingen te meten, verklaart tevens de noodzaak om een klassering te maken van de verschillende toeristische consumptiemodellen. Vertrekkende van verschillende types van toeristische praktijken kunnen de modellen van toeristische consumptie volgens twee hoofdlijnen worden geklasseerd: a. de graad van deelneming van de klant aan de conceptie van zijn toeristische ervaring (autonomie versus heteronomie); b. de graad waarin het aangeboden product overeenkomt met de wensen van de gebruiker. Er kan sprake zijn van weinig gediversifieerde basisprestaties of, in het andere uiterste, van een dienstverlening "op maat" gebaseerd op variëteit. In werkelijkheid zijn de toeristische praktijken veeleer het resultaat van een combinatie van deze verschillende handelswijzen. De elementaire typologie maakt het echter mogelijk een algemeen beeld te hebben van de diversiteit aan socio-economische sferen die in de waaier aan toeristische praktijken voorkomen. De relatieve concentratie van de toeristische consumptie in de tijd leidt tot een analoge concentratie van de noden aan arbeidskrachten. Het fenomeen van de seizoensarbeid kan betrekkelijk negatieve gevolgen hebben in termen van werkgelegenheid: er ontstaat een bepaalde onstabiliteit van het personeel en een vorm van afhankelijkheid van de seizoenarbeiders; er dient elk jaar gerekruteerd en bijgeschoold te worden om aan de kwaliteitseisen van de toeristische industrie te kunnen voldoen; het maakt de toeristische sector weinig aantrekkelijk voor potentiële werkzoekenden in deze branche en tot slot verhoogt het de financiële en menselijke inspanningen tijdens de aanwerving.
4
Contextuele analyse
De productie De toeristische productie groepeert alle diensten en afgewerkte goederen die door de toeristische sector worden aangeboden en tijdens een bepaalde periode geconsumeerd. Zij wordt gemeten ofwel in termen van aantal bezoeken, overnachtingen en vervoerde passagiers ofwel in termen van omzet die door de ondernemingen in de sector wordt gerealiseerd. De heterogeniteit van het toeristische aanbod en de diversiteit van de eindproducten leidt tot een specialisatie4 van de ondernemingen die actief zijn in deze sector. Het is van belang dat het aanbod aan toeristische diensten aan de verschillende categorieën van toeristen is aangepast. Dit fenomeen komt nog duidelijker aan het licht wanneer het over de stad gaat die als toeristische bestemming op elke plaats en op elk moment voor consumptie geschikt moet zijn.
De Brusselse segmentatie van het aanbod aan toeristische prestaties Brussel beschikt over iets meer dan 12.000 hotelkamers (175 hotels waarvan 131 erkend door de COCOF of de VGC) waarvan 92% met meer dan drie sterren. Een bezettingsgraad van 75% wordt normaal als het minimum rentabiliteitsniveau beschouwd; in Brussel schommelt deze bezettingsgraad rond 65%. Brussel telt ook 5 andere etablissementen die overnachtingen aanbieden5 wat met een maximale onthaalcapaciteit van 837 personen overeenstemt. Wat het aanbod aan gastenkamers6 betreft, telt Brussel 145 gastgezinnen. Dit komt overeen met een maximale onthaalcapaciteit van 320 personen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt 524 cafés en 1.721 restaurants (RSZ 1998). We herinneren eraan dat deze subsector overvloeit van etablissementen die door zelfstandigen worden gerund, waardoor het aantal cafés en restaurants in het gewest duidelijk hoger ligt. In 1998 waren er 2.678 zelfstandigen in de horeca werkzaam. Op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevinden zich 76 toeristische, culturele en bijzondere monumenten die open staan voor het publiek of recreatieve sites en plaatsen, en tot slot toeristische verenigingen, in totaal 6, die met het thema “de stad” werken en het toerisme als hefboom gebruiken.
recreatieve attracties8 (bron : databank OPT - GT4). Daartoe behoren musea (73),
Brussel telt op zijn grondgebied 245 reisbureaus en 31 touroperators. Wat het binnenlandse aanbod aan spoorwegvervoer betreft, kan het aantal treinreizen op het Belgische spoornet in 1998 op ongeveer 145 miljoen worden geschat, waarvan ongeveer 45 miljoen reizen (±30%) in het kader van verplaatsingen tijdens de "vrije tijd" (biljetten tegen de volle prijs, Go Pass, Multi Pass, Golden Railpass, Pass+9, weekendbiljetten, B-Excursies & Evenementen, Ozonkaarten, …). Wat het internationale aanbod betreft, kunnen de volgende ordes van grootte worden aangehaald8: voor de Eurostar steeg het aantal passagiers met bestemming Brussel in 1998 tot 275.000 personen waarvan 225.000 afkomstig uit Londen en 50.000 afkomstig uit Rijsel. Voor de Thalys ziet de verdeling van de cliënteel in 1998 er als volgt uit: 30% zakenreizigers 4 5 6 7 8
Deze tendens naar specialisering sluit concentraties niet uit, of deze nu horizontaal of verticaal zijn (huisvesting, luchttransport, organisatie van reizen, distributie). Het betreft dus geïntegreerde ondernemingen die hun klanten een volledig toeristisch "pakket” willen aanbieden. Bronnen: OPT - Loger Jeunes 1998. Bronnen: OPT - Bed & Brussels, Taxi Stop. Bron: "Toeristische vraag en aanbod in de sector Attracties in Wallonië en Brussel, Methodologie en toepassingen", Conventie OPT - GT4 1997-1998. Bron: persdienst en public relations van de NMBS.
Contextuele analyse
5
(ongeveer 1.450.000 personen), 55% toeristen (2.600.000 personen) en 15% speciale tarieven (groepen, T.O., gehandicapten). Op het vlak van het luchttransport registreerde SABENA in 1998 4.361.243 passagiers met bestemming Brussel waarvan 57% reizigers op doorreis zijn terwijl 43% (zijnde 1.884.057 personen) Brussel als eindbestemming had. De beschikbare statistieken van de Belgische Federatie van Autobus- en Touringcarexploitanten zijn niet voldoende gedetailleerd en maken het niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen de afkomst en de bestemming van de reizigers. In totaal hebben 11.696.519 personen in 1998 dit transportmiddel gebruikt. Organisatoren van salons, congressen en beurzen (congres- en zakentoerisme): volgens de RSZ-statistieken blijkt dat er in 1998 104 etablissementen in deze branche actief waren tegen slechts 81 in 1997 wat aantoont dat er in deze sector een aanzienlijke ontwikkeling plaatsvindt. De belangrijke groei van deze sector vertaalt zich in termen van bezoldigde werkgelegenheid vermits het aantal van 14 in 1992 naar 517 werknemers in 1998 stijgt (bron: RSZ). Vermelden we ook nog als toeristische actoren: de lokale activiteiten met toeristisch karakter die gedeeltelijk als doel hebben de stad te promoten door middel van inwoners en haar ondernemingen (het theater Toone, de opendeurdagen van de ondernemingen, de open monumentendagen,…) en tot slot de Diensten voor de promotie van het toerisme (OPT - T.I.B. - Toerisme Vlaanderen)
Het zakentoerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Wij kunnen deze omschrijving van het Brusselse toerisme niet afsluiten zonder op het belang van het zakentoerisme te wijzen. Het zakentoerisme in het Brussels Gewest is immers groter dan het vrijetijdstoerisme. Zijn aandeel in het Brusselse toerisme schommelt, naargelang de landen van oorsprong die in overweging worden genomen, tussen 56% en 76%, wat gedeeltelijk kan worden verklaard door het toenemende belang van de internationale rol van Brussel. De activiteiten verbonden aan het zakentoerisme zorgden in 1997 voor meer dan 2.800.000 overnachtingen maar kenden in 1998 een teruggang van meer dan 5% in vergelijking met het voorgaande jaar. De vraag naar cultuuren vrijetijdstoerisme daarentegen steeg tussen 1997 en 1998 met 3%. Hoewel zij verschillende strategieën vereisen, zijn het zaken- en vrijetijdstoerisme twee complementaire bronnen van verrijking voor Brussel. Indien de hoofdstad zich nadrukkelijker als toeristische bestemming bij uitstek wil profileren dient de synergie tussen deze twee polen op tijd te worden versterkt.
6
De indicatoren van de toeristische activiteit
Kerncijfers van de toeristische arbeidsmarkt in 1998 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Aantal loontrekkenden* Toename van de werkgelegenheid sinds 1992 Aandeel van het toerisme in het BHG Aantal zelfstandigen* Afname van de werkgelegenheid sinds 1992 Aandeel van het toerisme in het BHG Aantal ondernemingen Toename van het aantal ondernemingen Aantal faillissementen
25.591 +3.593 (+16,3%) 4,5 % 2.736 -686 (-19,4%) 4,7 % 2.691 vestigingen +204 (+8,2%) 217
Aandeel van de toeristische T.W. in de gewestelijke T.W. 4,3 % Aantal werkaanbiedingen Aantal niet-werkende werkzoekenden Invullingsgraad van de werkaanbiedingen Gesubsidieerde tewerkstellingen Toegekende premies
*
Raming volgens de geïnduceerde benadering.
1.218 hetzij 8% van het totaal aantal bij de BGDA ontvangen werkaanbiedingen 8.389 hetzij 11% van het totaal aantal op 30/09/99 ingeschreven N.W.W.Z. 61,6 % 127 31
7
De indicatoren van de toeristische activiteit
In dit deel overlopen we de belangrijkste socio-economische indicatoren voor de toeristische activiteit in het Brussels Gewest: raming van de werkgelegenheid, van het aantal ondernemingen, van de gerealiseerde toegevoegde waarde. Tot slot geven wij een overzicht van de kenmerken van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van de toeristische sector.
Analyse van de werkgelegenheid in het toerisme Het is niet gemakkelijk om een exhaustive schatting te maken van het aantal betrekkingen in deze sector. Het betreft een niet-homogene activiteitensector en daarom worden in de conventionele werkgelegenheidsstatistieken geen globale aantallen van werknemers vermeld die aan deze sector verbonden zijn. Om deze lacunes te omzeilen, heeft het Observatorium een specifieke methode9 gebruikt die zich baseert op het percentage dat in elke sector met economische activiteiten in het Brusselse gewest aan de consumptie van de toeristen wordt toegekend. Wanneer van toepassing op administratieve gegevens, biedt deze methode de mogelijkheid om het aantal loontrekkenden, vestigingen en zelfstandigen te onderscheiden die verband houden met de toeristische economie van het Gewest. Loontrekkenden
Vestigingen
2.296
Var. 9298 -12,0%
12.236 4.903 5.090 7.487 2.381 1.643 260 517 1.929 856
7,6% 4,1% 12,9% -8,1%* 10,5% 92,9% 288,5% 3488,% 6,6% 43,2%
Totaal
25.591
16,3%
57,2%
51,8%
82,3%
2.691
Totaal BHG
567.279
-0,6%
54,7%
78,7%
61,1%
32.995
Aant. 98 Handel HORECA Hotels Restaurants Vervoer Reisbureaus Diversen toerisme Wisselkantoren Org. salons, beurzen Attracties Andere act., spektakels
34,8%
% hoofdar. 88,8%
58,3% 56,3% 65,1% 65,0% 33,3% 55,6% 64,1% 42,1% 48,2% 52,1%
19,8% 31,6% 8,9% 79,0% 97,4% 86,1% 99,2% 81,7% 76,5% 79,9%
%H
100,0%
401
Var. 9298 -5,5%
99,5% 100% 100% 52,5% 100,0% 95,3% 100% 96,4% 57,0% 60,6%
1.458 154 931 489 306 138 15 83 205 108
1,7% 2,7% 11,0% 9,9% 12,1% 126,3% 65,0% 2500% 66,2% 120,9%
% privé
Aant. 98
Zelfstandigen
567
Var. 9298 -20,1%
1.635
-20,5%
416
-15,2%
19
35,7%
97
-29,7%
8,2%
2.736
-19,8%
-1,1%
58.096
-1,5%
Aant. 98
Bron : RSZ; berekeningen Observatorium/geïnduceerde benadering. * Evolutie voor de periode 1993-1998 voor het spoorwegtransport.
Loontrekkende tewerkstelling Op 30 juni 1998 (de meest recente cijfers) hadden 25.591 werknemers een betrekking die verband hield met de toeristische consumptie in het Brussels Gewest10. Bepaalde sectoren in de hierna vermelde tabel hebben a priori geen band met het toerisme (zoals de handel bijvoorbeeld) maar een deel van hun productie gaat naar de toeristische consumptie. 9 10
De details van de methode worden integraal voorgesteld in de complete studie met de titel l'étude "Le tourisme en Région de BruxellesCapitale : un secteur porteur de croissance et d'emplois ?" opgesteld door het Observatorium van de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties. We preciseren ook dat een groot aantal zeer tijdelijke of atypische betrekkingen (studentenjobs, interims van korte duur of vrijwilligerswerk), waar vaak een beroep op gedaan wordt voor activiteiten die verband houden met toeristische activiteiten of evenementen, aan de administratieve telling ontsnappen en dus niet in de door ons gebruikte databanken voorkomen. We nemen dus aan dat de raming van de werkgelegenheid die wij hier geven, te laag is ingeschat.
8
De indicatoren van de toeristische activiteit
Deze 25.000 betrekkingen vertegenwoordigen zowat 4,5% van alle bezoldigde banen in het Gewest. In de context van een gewestelijke stagnatie van de bezoldigde werkgelegenheid zijn de veranderingen in de toeristische sector bemoedigend. Sinds 1992 is de tewerkstelling in het toerisme met 16,3% toegenomen; dit is een winst van zowat 3.600 bezoldigde banen. In tegenstelling tot bepaalde gangbare opvattingen, worden deze banen voor meer dan de helft door mannelijke werknemers ingenomen (57,2%). Wat de statuten betreft, is er een relatieve pariteit tussen arbeiders, bedienden en kaderleden. Het merendeel van de betrekkingen (82,3%) maakt deel uit van de privé-sector. Dit lage percentage aan hoofdarbeiders is te wijten aan het grote aandeel van de horeca in het toerisme. In alle andere belangrijke sectoren van het toerisme ligt het aantal hoofdarbeiders duidelijk boven het gewestelijke gemiddelde. De positieve evolutie van de tewerkstelling in het toerisme in zijn geheel is evenwel het resultaat van sterk contrasterende situaties tussen de verschillende sectoren en subsectoren. De Handelssector is de enige die tijdens de betrokken periode een verlaging van het personeelsbestand vertoont. De horeca domineert met nagenoeg 50% van het personeelsbestand ruimschoots het geheel van de bezoldigde arbeid in de toeristische sector. In de bestudeerde periode zijn er 870 banen bijgekomen, wat een verhoging is met 7,6%. We wijzen op de sterke toename in de sector van de Restauratie (+600 banen) en in de sector Kantines en traiteurs (+320 banen, zijnde een verhoging met 39,7%). De tewerkstelling in het Hotelwezen vertoont een stijgende tendens vermits er, ondanks enkele conjuncturele stuiptrekkingen, tijdens de periode 19921998 een toename van 200 jobs te noteren viel. Globaal gezien heeft er sinds 1993 in de Vervoerssector een daling van meer dan 650 banen plaatsgevonden. Deze verliezen zijn uitsluitend te wijten aan de trage inkrimping van het personeelsbestand van het treinvervoer. De situatie is helemaal anders voor de sector van de Reisbureaus die een toename met 226 banen over de periode vertoont. De totale tewerkstelling in de reisbureaus en bij touroperators vormt bijna 10% van de banen in de Vervoerssector. Laatstgenoemden creëren dus heel wat nieuwe banen in het Gewest. De categorie Diversen verenigt de sectoren die moeilijk elders te klasseren zijn en die allen sinds 1992 een forse toename van de tewerkstelling vertonen. De Wisselkantoren en vooral de Organisatoren van salons, tentoonstellingen en beurzen in het Brussels Gewest hebben sinds 1992 op het vlak van werkgelegenheid een opmerkelijke en constante evolutie doorgemaakt (respectievelijk +193 en +503 banen). De sector Attracties11 tenslotte vertoont sinds 1992 een trage doch positieve evolutie. We wijzen voornamelijk op een belangrijke toename van het bezoldigde personeelsbestand van de subsector Andere activiteiten inzake Spektakel en amusement die hoofdzakelijk diensten verenigt die verband houden met toneel en muziek en beschouwd worden als diensten voor de organisatie en de promotie van culturele activiteiten, alsook technische diensten die in spektakel gespecialiseerd zijn.
11
Met attracties worden bedoeld de activiteiten spektakel en amusement, culturele activiteiten, de exploitatie van sportinstallaties, recreatieparken.
De indicatoren van de toeristische activiteit
9
Zelfstandige arbeid Het Brussels Gewest telde op 31 december 1998 (de meest recente cijfers) 2.736 zelfstandigen in de toeristische sector, wat 4,7% van de gewestelijke zelfstandige betrekkingen vertegenwoordigt. De structuur van de zelfstandige arbeid verschilt niet veel van deze van de bezoldigde werkgelegenheid. Inzake ontwikkeling daarentegen zakte het aantal zelfstandigen met bijna één vijfde gedurende de periode van de studie en dit in alle sectoren die verband houden met het toerisme, met uitzondering van de financiële diensten. Bij die vergelijking dient echter opgemerkt dat het aantal zelfstandige betrekkingen op gewestelijk vlak, alle sectoren in overweging genomen, een beduidend kleinere inkrimping laat noteren (-1,5%). De sectorale categorieën van de RSVZ laten niet toe na te gaan in welke mate er in de toeristische sector een beroep wordt gedaan op zelfstandigen zoals bvb. gidsen. De toeristische ondernemingen Als logisch gevolg van de waarnemingen omtrent de bezoldigde arbeid geeft de eerdervermelde tabel sinds 1992 een vermeerdering met 8,2% van de toeristische vestigingen aan (+204 eenheden). De groei van het aantal arbeidsplaatsen gaat dus wel degelijk gepaard met een groei van het aantal productie-eenheden die de bezoldigde werknemers tewerkstellen. Er werden in 1998 2.691 toeristische ondernemingen geteld. De Handelssector is de enige die een vermindering van het aantal vestigingen kent (parallel met het verlies aan banen zoals reeds hoger vermeld werd). Het aantal ondernemingen dat in de sector attracties actief is, steeg sinds 1992 met 66,2%. Deze toename is voor een groot deel te danken aan de expansie van de ondernemingen voor spektakel en amusement in de subsector van de diensten voor de organisatie en promotie van culturele activiteiten, alsook van de Technische diensten gespecialiseerd in spektakels: +83 etablissementen en 516 banen over de periode in kwestie. De Vervoerssector kende een toename met 9,9% van het aantal productie-eenheden. De belangrijkste groei betreft de subsector van de Reisbureaus: een toename met 12,1% van het aantal etablissementen. Het normale luchttransport gaat achteruit, zowel wat het aantal ondernemingen als de tewerkstelling betreft (-16% ondernemingen voor -130 banen). De touroperators en restaurants kennen een forse groei.
Het economische belang van het toerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De analyse van de toegevoegde waarden in de gewestelijke context gaat gepaard met een bepaald aantal interpretatieproblemen vermits er geen compilatiesysteem van de onverwerkte gegevens op het niveau van het Gewest bestaat en de diverse bruikbare bronnen op nationaal vlak vrij grote beperkingen inhouden. Er kunnen drie verschillende bronnen aangewend worden om het economische belang van een bepaalde sector te benaderen: ¾ het gebruik van de gewestelijke rekeningen gepubliceerd door de Nationale Bank van België ¾ de jaarrekeningen van de Belgische ondernemingen neer te leggen bij de Balanscentrale ¾ de verwerking van de gegevens omtrent de BTW-aangiften van de ondernemingen
10
De indicatoren van de toeristische activiteit
Enkel de tweede bron12 zal in dit cahier aan bod komen. Twee beperkingen dringen zich op met betrekking tot de berekening van de toeristische toegevoegde waarde volgens deze benadering: ten eerste zijn de talrijke ondernemingen met een toeristische en/of culturele bestemming opgericht in de vorm van een vzw of hebben ze gedeeltelijk openbare statuten. Zij dienen hun jaarrekeningen niet neer te leggen bij de Balanscentrale, wat een onderschatting veroorzaakt tijdens de berekening van de globale toeristische toegevoegde waarde. Ten tweede vervalst de registratie van de ondernemingen op basis van de maatschappelijke zetel het representatieve karakter van de toegevoegde waarde in verhouding tot een bepaald grondgebied. In het geval van Brussel leidt dit globaal tot een overschatting van de toeristische toegevoegde waarde vermits de maatschappelijke zetel van talrijke grote ondernemingen zich op het grondgebied van het Gewest bevindt. Schatting van de toegevoegde waarde van het toerisme Sector Reisbureaus, T.O. Attracties Accomodatie Restauratie Vervoer Totaal
Omzet 26.892.630 11.736.511 16.822.980 30.870.169 86.684.154 173.006.444
Toegevoegde waarde 3.131.144 7.029.567 11.706.593 16.667.045 22.830.313 61.364.662
Bron : NBB, Balanscentrale, berekeningen Observatorium Toegevoegde waarde van de ondernemingen in de sector toerisme in het BHG-schatting 1997 (maatschappelijke zetel in Brussel + balans neergelegd bij de NBB: totaal in miljoen BEF)
Volgens deze benadering bedraagt de toegevoegde waarde van de sector toerisme 61,4 miljard bij een omzet van 173 miljard. Aan de hand van deze berekeningsmethode kan het representatieve karakter van het toerisme worden ingeschat in vergelijking met het economische belang van de verschillende sectoren in Brussel. In vergelijking met de totale toegevoegde waarde van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die volgens dezelfde berekeningsbasis 1.429.520 miljard13 bedraagt, wordt het aandeel van het toerisme in het BHG berekend op 4,3% van het totaal. Deze raming benadert deze van het belang van het toerisme berekend in termen van tewerkstelling die in het Gewest 4,5% bedraagt. Afgezien van het effect "maatschappelijke zetel" kan de balansmethode a contrario tot een effect van onderschatting van het werkelijke aandeel van het toerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest leiden. Bij alle ondernemingen die aan de verplichting onderworpen zijn om de jaarrekeningen aan de NBB over te maken, merken we voor de sectoren die een directe band met het toerisme hebben, enerzijds een ondervertegenwoordiging op van de Horeca en het Vervoer, en in mindere mate van de sector van de Attracties. Anderzijds heeft een groot deel van de ondernemingen die in de toeristische sector actief zijn, statuten die niet aan de verplichting onderworpen zijn om de balans jaarlijks te publiceren en hun toegevoegde waarde wordt dientengevolge niet verrekend. De toegevoegde waarde van de economische activiteiten die een indirecte band met het toerisme hebben, wordt hier evenmin in overweging genomen. 12
13
De volledige studie l'étude "Le tourisme en Région de Bruxelles-Capitale : un secteur porteur de croissance et d'emplois ?" stelt op een gedetailleerde wijze deze drie bruikbare bronnen voor en maakt een vergelijkende analyse. Bruto-omzet aan de courante marktprijs.
De indicatoren van de toeristische activiteit
11
Er bestaat op dit moment geen toereikende statistische verzameling betreffende de gewestelijke boekhouding waarmee een betrouwbare berekeningsmethode kan worden ontwikkeld met betrekking tot de toegevoegde waarde van het toerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De verschillende bestaande methodes leveren benaderingen op van het economische belang van deze sector. Zij moeten dus met de nodige voorzichtigheid worden behandeld.
Overzicht van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in de toeristische sector De BGDA neemt een bevoorrechte plaats in om de Brusselse arbeidsmarkt te analyseren. Enerzijds heeft de Dienst als opdracht het registreren van het aanbod op de arbeidsmarkt, die in 1998 zowat 77.180 ingeschreven14 personen telde. Anderzijds registreert de BGDA de openstaande betrekkingen die door de werkgevers meegedeeld worden, zijnde 16.185 werkaanbiedingen voor het boekjaar 1998. Analyse van de vraag op de arbeidsmarkt In 1998 registreerde de BGDA 1.218 openstaande betrekkingen voor toeristische beroepen. Dit cijfer vertegenwoordigt bijna 8 % van het totale aantal openstaande betrekkingen van 16.185 meegedeeld in 1998. Het gemiddelde van 96,2 toeristische werkaanbiedingen per maand in 1997 stijgt naar 105,2 aanbiedingen in 1998. Voor de duidelijkheid van de analyse groeperen wij alle werkaanbiedingen voor toeristische beroepen in 6 grote relevante groepen15. Onderverdeling van de werkaanbiedingen "Toerisme" ontvangen door de BGDA 1998 Horeca restauratie waaronder: obers, kelners en gelijkaardigen koks Horeca hotels waaronder: kamermeisjes receptionisten conciërges, portiers, chauffeurs Reisbureaus waaronder: bedienden van reisbureaus Musea, cinema’s waaronder: zaalwachters Gidsen, onthaalhostessen waaronder: onthaalhostessen Podiumkunsten waaronder: regisseurs, toneelmeesters Totaal aanbiedingen 14 15
Aanbiedingen 882 465 407 214 89 95 30 57 56 26 24 22 20 17 14 1.218
% aanbiedingen die max. lager sec. onderwijs vereisen 88,4%
% tewerkstellingsprogramma's 11,5%
72,4%
% deeltijds
Invullingsgraad
28,0%
58,8%
13,0%
9,3%
69,6%
36,8%
0,0%
19,3%
68,4%
92,3%
69,2%
50,0%
65,4%
18,1%
27,2%
13,6%
54,5%
52,9%
52,9%
23,5%
82,4%
81,5%
13,7%
24,5%
61,6%
Aantal niet-werkende werkzoekenden in jaargemiddelde. De grote heterogeniteit van de beroepen in de sector toerisme roept de vraag op van de selectie van de betrekkingen die als deel van de toeristische sector beschouwd worden. Het is zeker duidelijk dat een museum een conservator kan tewerkstellen, een beroep dat hier als toeristisch zal beschouwd worden, alsook een boekhouder of een elektricien… We zien dus dat we deze twee beroepen moeilijk als "toeristisch" kunnen beschouwen terwijl deze personen duidelijk in de "sector" werken. Wij mogen deze grens natuurlijk niet overschrijden.
12
De indicatoren van de toeristische activiteit
Bron : BGDA
De onderverdeling van de groepen vertoont een grote verscheidenheid. De beroepen in de horeca domineren zeer duidelijk met bijna 90% van de ontvangen aanbiedingen. Vervolgens komen de reisbureaus, de aanbiedingen voor gidsen of hostessen en tot slot de personen die in musea of cinema’s tewerkgesteld worden. Alle aanbiedingen die in de twee groepen obers en koks opgenomen zijn, hebben voor het merendeel betrekking op beroepen met lage kwalificaties zoals tafelbedienden (115), hulpjes in snack-bars (71) voor de eerstgenoemde groep en afwassers (147), keukenpersoneel (114) en koks (99) voor de tweede groep. Al deze aanbiedingen kenden een toename van meer dan 10% tussen 1997 en 1998. Voor het hotelwezen betreft de eerste groep beroepen receptionisten. Vervolgens komt het onderhoudspersoneel. Voor het overige bemerken we een explosie van het aantal werkaanbiedingen die tussen 1997 en 1998 ontvangen werden voor bewakingsfuncties (zaalwachters). Deze tendens lijkt zich in 1999 niet door te trekken. Het aantal aanbiedingen voor onthaalhostessen daarentegen vertoont een belangrijke evolutie. Wij herinneren eraan dat het aantal aanbiedingen voor deze beroepen via uitzendburaus geschiedt. Het gaat hier evenwel om vaste betrekkingen. We noteren eveneens het kleine aantal aanbiedingen voor toeristische gidsen. Ook hier stellen we de hypothese voorop dat deze beroepen aan de loonarbeid ontsnappen ofwel dat de BGDA niet het kanaal bij voorkeur is om dergelijke beroepen aan te werven. Het kleine aantal aanbiedingen voor de beroepen i.v.m. podiumkunsten concentreert zich hoofdzakelijk op de beroepen toneelmeesters en regisseurs. In de artistieke wereld wordt nogal informeel aangeworven; de aanbiedingen die via de gebruikelijke kanalen verlopen, zijn schaars. (lager en lager secundair onderwijs) bestemd. Dit percentage ligt tweemaal hoger dan voor alle aanbiedingen die de BGDA in 1998 ontving (en 41% bedraagt). Op het eerste gezicht is de toeristische sector dus toegankelijk voor een groot aantal ingeschreven werkzoekenden. Er bestaan echter grote verschillen tussen de beroepen in de toeristische sector. Deze tabel stelt in het licht dat voor 88% van de aanbiedingen voor de restauratie niet meer dan een lager studieniveau vereist is. In de sector hotelwezen wordt maximaal het niveau van lager secundair onderwijs gevraagd in 72,4% van de gevallen. Musea en cinema’s concentreren van hun kant meer dan 90% van de beroepen met een lage scholingsgraad. Dit percentage bedraagt slechts 36,8% voor de reisbureaus.
81,5% van de toeristische werkaanbiedingen zijn voor laaggeschoolde werknemers
13,7% van de toeristische aanbiedingen kaderen in tewerkstellingsprogramma’s of in maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid. Dit relatief lage16 percentage is te wijten aan de oververtegenwoordiging van de aanbiedingen voor de restauratie en het hotelwezen. Deze specifiek verhandelbare dienstensectoren lenen zich ongetwijfeld iets minder tot het gebruik van deze plannen of premies. De sector van de musea en cinema’s doet in 69,2% van de gevallen een beroep op werkaanbiedingen in het kader van tewerkstellingsprogramma's. Dit percentage bedraagt bijna 30% voor gidsen en hostessen, en 52,9% voor de podiumkunsten.
Algemeen beschouwd is deeltijdse arbeid stevig ingeburgerd vermits deze vorm één op vier17 aanbiedingen betreft. We stellen wel een zekere ongelijkheid tussen de groepen vast en een relatief laag percentage deeltijdse arbeid voor de sector gidsen en hostessen en voor de beroepen in het hotelwezen. Dit percentage is daarentegen heel hoog in de groep van de musea, cinema’s en de restauratie. 16
17
Voor alle werkaanbiedingen van de BGDA bedraagt dit percentage 27% (1998).
Voor alle bij de BGDA ontvangen aanbiedingen bedraagt dit percentage 13%.
13
De indicatoren van de toeristische activiteit
Het invullingspercentage legt een verband tussen het aantal ontvangen aanbiedingen en de ingevulde aanbiedingen. Dit percentage bedroeg voor alle door de BGDA ontvangen aanbiedingen 73% in 1997 tegen 64% in 1998. Deze teruggang wordt verklaard door een sterke toename van de ontvangen aanbiedingen in 1998 terwijl het aantal ingevulde aanbiedingen relatief stabiel bleef. Het totale invullingspercentage van de toeristische aanbiedingen ligt iets lager dan het percentage voor alle aanbiedingen die de BGDA ontving. De laagste percentages worden geregistreerd voor de beroepen van gidsen en onthaalhostessen alsook voor de restauratie. De invullingspercentages houden globaal gezien verband met de gevraagde scholingsgraad. Hoe lager de gevraagde scholingsgraad, hoe hoger het invullingspercentage. Dit percentage ligt bijvoorbeeld zeer hoog voor kamermeisjes in hotels en is bijna tweemaal zo klein voor koks. We wijzen op een relatief goed invullingspercentage (68,4%) voor de functies bediende in een reisbureau ondanks het feit dat men een scholingsgraad vereist die hoger ligt dan bij de andere beroepen. Analyse van het aanbod op de arbeidsmarkt Eind september 1999 telde de BGDA 8.389 werkzoekenden met een toeristische opleiding, zijnde meer dan 11% van het totaal aan niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingeschreven zijn. Indicatoren met betrekking tot werkzoekenden (in procent) Totaal Horeca restauratie waaronder: ober, kelners en gelijkaardigen koks Horeca hotels waaronder: kamermeisjes receptionisten conciërges, portiers, chauffeurs Reisbureaus waaronder: bedienden van reisbureaus Musea, cinema’s waaronder: zaalwachters ouvreuses in cinema-theater Gidsen, onthaalhostessen waaronder: onthaalhostessen toeristische gidsen Podiumkunsten waaronder: toneelmeesters, regisseurs Totaal
5.408 2.794 2.471 893 591 198 82 304 290 39 18 16 266 241 25 1.479 1.464 8.389
Vrouwen 42,1% 50,5% 32,6% 73,9% 93,9% 42,9% 12,2% 73,0% 73,8% 43,6% 0,0% 87,5% 88,0% 92,1% 48,0% 43,6% 43,8% 48,3%
Laagge<25 jaar schoolden
> jaar
% EU
% niet-EU
WZ/ WA*
88,2%
16,8%
40,8%
17,7%
30,9%
6,1
81,9%
15,5%
42,1%
15,5%
39,9%
4,2
22,0%
44,7%
21,0%
8,9%
11,5%
5,3
82,0%
5,1%
48,7%
18,0%
15,4%
1,5
33,5%
42,9%
31,6%
13,9%
12,0%
12,1
39,9%
9,9%
49,7%
16,4%
5,8%
87
74,8%
17,2%
41,5%
16,8%
26,0%
6,9
Bron : BGDA, gegevens op 30/09/99 * Aanbiedingen ontvangen in 1998
Zoals we dit ook konden waarnemen bij de werkaanbiedingen, domineren de beroepen van de horeca duidelijk in onze onderverdeling per sector. Anderzijds is het aantal bewakers ingeschreven als werkzoekende heel laag. De vrouwen domineren duidelijk in de beroepen van het hotelwezen, in reisbureaus en in de beroepen van gidsen en hostessen. Een belangrijk percentage heeft betrekking op het aantal ingeschreven werkzoekenden die voor een werkaanbieding geteld worden. Dit percentage drukt in zekere zin de hoop uit, in statistische zin althans, voor een
14
De indicatoren van de toeristische activiteit
werkzoekende (WZ) om een werkaanbieding in te vullen. Hoe hoger het percentage is, hoe groter de concurrentie zal zijn ten aanzien van het aanbod. Een laag percentage a contrario - nemen we het voorbeeld van zaalwachters in musea waar 39 werkzoekenden over 26 aanbiedingen beschikken - geeft aan dat de hoop op het vinden van een betrekking groter is voor deze 39 ingeschrevenen. Voor het totale aantal toerismegebonden beroepen tellen we 6,9 werkzoekenden per ontvangen werkaanbieding (5,8 wanneer we de artistieke beroepen die bijzonder weinig vertegenwoordigd zijn qua
aanbiedingen, niet meerekenen). Dit cijfer bedraagt 4,8 voor het totale aantal door de BGDA ontvangen werkaanbiedingen. Wanneer het aantal ingeschreven werkzoekenden omvangrijk is, is het aantal ontvangen aanbiedingen voor toeristische beroepen relatief gezien klein. Twee bijzonder grote verschillen ten aanzien van het gemiddelde tekenen zich af: "podiumkunsten" en "gidsen en hostessen". In de twee gevallen blijken de werkaanbiedingen maar zelden via de BGDA te verlopen. Voor de beroepen in de restauratie hangt de vraag op de arbeidsmarkt samen met de scholingsgraad, die aan de hand van een schooldiploma gestaafd wordt. In de groep "koks" vinden we voor de helft afwassers, vervolgens de keukenbedienden, de koks zelf en tot slot de chef-koks met slechts 36 ingeschreven personen. We wijzen op het proportioneel kleine aantal vrouwen die werk zoeken in deze laatste groep van beroepen. 66% van de bij de BGDA ingeschreven werkzoekenden in de hotelsector zijn gegroepeerd onder de code "kamermeisjes" (waaronder 94% vrouwen) en 22% onder het beroep van receptionist (waaronder 43% vrouwen). Op 30 september 1999 werden 290 werkzoekenden geteld onder de beroepscode van bedienden in reisbureaus voor iets minder dan zestig ontvangen aanbiedingen. Zij vertegenwoordigen bijna 4% van de ingeschreven werkzoekenden in de toeristische beroepen. De kaderleden (14 werkzoekenden) zijn duidelijk meer vertegenwoordigd dan het aantal aanbiedingen dat via de BGDA verloopt en waarvoor zij in aanmerking komen. 18 werkzoekenden, waaronder geen enkele vrouw, zijn onder de code van zaalwachter in musea ingeschreven. In werkelijkheid toont de analyse van het beroepsverleden van de werkzoekenden die onder deze code ingeschreven zijn, dat slechts weinigen een praktijkervaring in een museum kunnen voorleggen. Toch beschikken zij over een bepaalde ervaring of is het hun wens om in de bewaking of in een gelijkaardige functie (bewaker, politieagent, nachtwaker, gevangenbewaarder, opzichter) te werken. En tot slot is het aantal ontvangen werkaanbiedingen voor de beroepen van de "podiumkunsten" laag terwijl het aantal ingeschreven werkzoekenden in deze beroepscode daarentegen heel hoog ligt. We weten dat deze beroepen aan bijzonder moeilijke arbeidsvoorwaarden onderworpen zijn en bepaalde vragen doen stellen in verband met hun statuut. In het algemeen is de scholingsgraad van de werkzoekenden die met een toeristische code ingeschreven zijn, laag. Bijna 75% onder hen behoren tot de zogenoemde "laaggeschoolde" groepen, dat wil zeggen niet hoger dan het lager secundair onderwijs. Dit percentage bedraagt geen 65%18 voor de totale bevolking die als werkzoekende bij de BGDA is ingeschreven. Zoals reeds gezegd, moeten wij onze uitspraken nuanceren omdat er grote verschillen bestaan tussen de verschillende beroepen in het toerisme. De werkzoekenden afkomstig uit de sector van de reisbureaus zijn hooggeschoold en hetzelfde geldt voor artiesten en in mindere mate voor gidsen en onthaalhostessen.
18
Dit cijfer is iets te hoog ingeschat vermits het rekening houdt met heel de categorie "andere studies" die in theorie slechts ongeveer 80% personen met een heel lage scholingsgraad telt.
De indicatoren van de toeristische activiteit
15
De onderverdeling van de werkzoekenden volgens leeftijd levert contrasterende profielen op al naargelang de beroepen. We zien veel jongeren voor reisbureaus en voor gidsen en onthaalhostessen. De beroepen in verband met de horeca in het algemeen hebben een relatief hoger gemiddelde leeftijd (grotere concentratie van werkzoekenden tussen 30 en 40 jaar oud). Het betreft beroepen waarvoor de vraag naar tewerkstelling toeneemt met de leeftijd. De onderverdeling van de werkzoekenden volgens de duur van inactiviteit zorgt eveneens voor een divergentie tussen de profielen. De laagste gemiddelden treffen we aan bij de beroepen in de reisbureaus en bij de gidsen en hostessen. Vooral de artistieke beroepen (bijna 50% zijn reeds meer dan twee jaar ingeschreven) en de zaalwachters in musea (48,7% zijn reeds meer dan twee jaar als werkzoekenden ingeschreven) raken verstrikt in de werkloosheid. Eén van de werkhypothesen van deze studie bestaat erin na te gaan in welke mate de vreemde arbeidskrachten in de toeristische sectoren vertegenwoordigd zijn en de gevolgen hiervan te onderzoeken. Uit een eerste vergelijkende blik blijkt dat er in de toeristische sector van het toerisme minder Belgen, iets minder buitenlanders van buiten de Europese Unie en iets meer EU-buitenlanders (staatsburgers van de Europese Unie) tewerkgesteld zijn dan de onderverdeling zoals die voor de volledige bevolking wordt waargenomen (respectievelijk: 60%, 28% en 12%). Meer dan vier werkzoekenden op tien zijn dus voor toeristische beroepen met een vreemde nationaliteit. Met uitzondering van de "reisbureaus" schommelt het aantal werknemers van de Europese Unie tussen 13 en 18%. De buitenlanders van buiten de Europese Unie zijn sterker vertegenwoordigd in de sectoren of de beroepen met lagere kwalificaties (kamermeisjes, afwassers, keukenbedienden). Onder de laatstgenoemden tellen we proportioneel gezien weinig artiesten (ingeschreven als werkzoekenden) en hetzelfde geldt voor gidsen en het werk in reisbureaus. Tot slot vinden we veel buitenlanders terug in het hotelwezen. Analyse van de overeenkomsten en de verschillen Het is interessant om de vastgestelde graad van overeenkomst na te gaan bij de vergelijking van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Met andere woorden welke zijn de beroepscodes van de werkzoekenden die "toeristische" werkaanbiedingen hebben ingevuld. Het beroepsverleden van de werknemers in het toerisme In 1998 werd gemiddeld één "toeristische" werkaanbieding op twee ingevuld door een werkzoekende ingeschreven19 in een toeristisch beroep. Er blijken nuances te bestaan tussen de soorten van beroepen. De hoogste graden van overeenkomst vinden we terug in de aanbiedingen vanwege reisbureaus, touroperators en de toneelkunsten. Werken in een reisbureau is dus een beroep op zich, weinig toegankelijk voor andere toeristische beroepen. Voor de beroepen in de horeca, bij de gidsen en in de beroepen in verband met musea wordt daarentegen een heel lage graad van overeenkomst waargenomen. We stellen ook vast dat geen enkele werkaanbieding voor gidsen of zaalwachters in musea wordt ingevuld door personen met een praktijkervaring op deze vlakken. Het beroep van zaalwachter in musea lijkt dus toegankelijk voor een ruime groep van werkzoekenden die voornamelijk uit arbeidersberoepen afkomstig zijn (drukker, elektromecanicien, modeontwerper, werkster, bakker…). 19
De inschrjving wijst op een praktijkervaring in de sector toerisme.
16
De indicatoren van de toeristische activiteit
Drie groepen van beroepen, administratieve werknemers, polyvalente winkelverkopers en werksters, worden vaak gemobiliseerd om een "toeristische" werkaanbieding in te vullen. De hypothese die wij als verklaring vooropstellen, is tweevoudig. Enerzijds betreft het beroepen die niet specifiek zijn voor de toeristische sector maar er toch vaak voorkomen en anderzijds kunnen we voor bepaalde beroepen veronderstellen dat zij bruikbare bekwaamheden vereisen die gemakkelijk over te dragen zijn naar toerismegebonden beroepen. Beroepsoverstap bij werknemers afkomstig uit de toeristische sector De tweede analyse wil de beroepen benadrukken die toegankelijk zijn voor personen die in een toeristische functie gewerkt hebben of bij voorkeur in die functie wilden werken. De personen met praktijkervaring in het toerisme hebben (voor diegenen die in 1998 uit de werkloosheid gestapt zijn dankzij de BGDA) in bijna één geval op twee opnieuw werk gevonden in niet-specifiek toeristische beroepen. Dit geldt in het bijzonder voor de beroepen in de toneelkunsten of voor gidsen en hostessen die zich ongetwijfeld noodgedwongen tot andere beroepen moeten richten omwille van het kleine aantal werkaanbiedingen (in termen van aanbiedingen ontvangen door de BGDA). Meer dan één persoon op twee met een waardevolle ervaring (in termen van werk- of studiejaren) als bediende in een reisbureau stapt over naar een ander beroep (bediende, verkoper, secretaresse, opvoeder). Voor de beroepen in de horeca merken we het laagste percentage inzake beroepsoverstap. De opgedane ervaring is dus ongetwijfeld heel specifiek en moeilijk over te dragen naar andere sectoren of beroepen. Een ervaring in het toerisme lijkt waardevol te zijn bij een beroepsoverstap naar beroepen als polyvalente verkoper of administratieve bediende of opvoeder. De bekwaamheden op het vlak van communicatie, beheer en opvolging van dossiers en het leiden van groepen lijken hier de bruikbare bekwaamheden van het toerisme.
Tewerkstellingsinitiatieven in de toeristische sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Wij zullen enerzijds op gewestelijk niveau de belangrijkste programma’s en premies voor de toeristische sector voorstellen en anderzijds voorbeelden geven van Brusselse initiatieven ter ontwikkeling van de socioprofessionele inschakeling (SPI) in de sector. TYPE Gesubsidieerde contractuelen (geco) op 3-12-99 Derde arbeidscircuit (DAC) op 31-08-99 Aanwervingspremies/ Beroepsoverstappremies/ premies K.B.. 495 voor het jaar 1998
BETROKKEN ONDERNEMINGEN/SECTOREN 32 ondernemingen vooral op cultureel vlak: organisatoren van evenementen, verenigingen voor het behoud van het patrimonium, toneelkunsten, verenigingen voor het organiseren van stadsexcursies, jeugdherbergen en een vervoersmaatschappij. De verenigingen die in deze programma’s kaderen, zijn 2 vzw’s die stadsexcursies organiseren, 1 organisator van evenementen en 4 vzw’s "Vrienden van het Museum …" Vooral de horecasector komt in aanmerking voor deze premies.
BANEN, INGEDIENDE DOSSIERS 93 gesubsidieerde banen, dit is 4% van het totale aantal toegekende geco-banen, alle sectoren samengenomen. 34 tewerkgestelden (21 mannen en 13 vrouwen) wat iets meer is dan 5% van het totale aantal toegekende DAC-banen. 31 dossiers ingediend door toeristische ondernemingen voor een totaal van 320 dossiers, alle sectoren samengenomen, of 10%.
De indicatoren van de toeristische activiteit
17
Het aandeel van het toerisme in de werkgelegenheidsinitiatieven schommelt tussen 4 en 10%, al naar gelang de soort initiatieven. Dit cijfer kan laag lijken maar moet parallel bekeken worden met het economische belang van de sector binnen het geheel van alle sectoren van dezelfde orde van grootte. Vermits de toeristische sector een sector is waar talrijke tijdelijke evenementen georganiseerd worden en waar beantwoordt moet worden aan een seizoensgebonden vraag, is er dikwijls sprake van arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur of van het type "uitzonderlijke prestaties". Deze arbeidsovereenkomsten zijn moeilijk in de mechanismen van de werkgelegenheidsinitiatieven in te passen. Het gewestelijk socioprofessionele inschakelingsbeleid probeert de zwakste werklozen (werklozen zonder enige kwalificatie of waarvan de kwalificatie niet of niet meer beantwoordt aan de noden van de Brusselse werkgevers) een reële mogelijkheid te bieden om in de gewestelijke arbeidsmarkt te integreren d.m.v. een inschakelingstraject. Acties gesteund door diverse instanties (Europese, communautaire en gewestelijke) zijn in de meeste gevallen op een kwalificerende opleiding (soms zelfs een vooropleiding, praktische stages in ondernemingen en hulp bij het zoeken naar een baan) gericht. Het is een netwerk van partners - specialisten inzake SPI en opleiding, netwerken van nabije ondernemingen - die samenwerken in het kader van partnershipovereenkomsten om de werkzoekenden de kans te bieden op een kwalificerende opleiding en op waardevolle beroepservaring. Al deze initiatieven komen tussen in het merendeel van de sectoren die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn met de toeristische sector. Enkele hiervan kunnen als voorbeeld aangehaald worden. In de sector van het hotelwezen vonden inschakelingsacties plaats, met name in een aantal prestigieuze hotels. Zij hadden tot doel een dertigtal vaste betrekkingen voor verschillende functies (zaalpersoneel, keukenpersoneel, kamermeisjes) tot stand te brengen. In de sector van de renovatie vermelden we het voorbeeld van de oprichting van ondernemingen met een sociaal doel (kantines). In werkelijkheid werd een opleidingsproject gestart voor het organiseren van evenementen met als doel zowat 10 personen op te leiden tot polyvalent technicus voor de organisatie van evenementen. In de sector van het onthaal kent het project Passerelle reeds zijn 3e opleidingssessie. Het is hier de bedoeling een twintigtal personen een kwalificerende opleiding te geven voor het onthaal van buitenlandse toeristen en gasten in Brussel. In diezelfde optiek werd, in het kader van Brussel Europese hoofdstad van het jaar 2000, een opleidingscentrum opgericht met een opleiding onthaalhostess, keuzerichting toerisme. In de bewakingssector kunnen wij het project aanhalen dat door de Gewestelijke interministeriële Afvaardiging voor stedelijke solidariteit en het Koning Boudewijnstichting wordt gesteund en dat betrekking heeft op de inschakeling van Doorstromingsprogramma’s (DSP) voor onthaalfuncties en bewakingsfuncties in musea.
18
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen ?
Ondernemingen en werkgelegenheidsbeheer De afgelopen 20 jaar werden heel wat toeristische activiteiten ontwikkeld of gecreëerd. Het betreft ondernemingen behorend tot de peilers van het ontvangend toerisme en die dus belast zijn met het aantrekken en onthalen van toeristen. Zij stellen de toeristen die in Brussel verblijven een ruime waaier aan activiteiten voor (onthalende reisbureaus, promotiediensten, organisatoren van salons, beurzen en evenementen, musea, ontspanning, verenigingen die stadsexcursies voorstellen, attracties,…). Deze ondernemingen, die we "nieuwe toeristische ondernemingen" noemen, zijn nauw verbonden met de ontwikkeling van het Brusselse stadstoerisme en vormen de spil van de toeristische activiteiten in de hoofdstad. De volgende analyse is het resultaat van diepgaande interviews die wij hadden met een dertigtal ondernemingen en geeft een beeld van de kenmerken van deze nieuwe ondernemingen.
) Een veelheid aan heterogene activiteiten Deze toeristische ondernemingen stellen een ruime waaier aan activiteiten voor op het vlak van cultuur, wetenschappen, ontspanning, organisatie van salons, beurzen en colloquia... Zij zijn relatief weinig bekend omwille van het feit dat zij moeilijk te identificeren zijn. Hun activiteiten kunnen een tijdelijk (evenementen) of een continu karakter (permanente tentoonstellingen) hebben. Een aantal van deze ondernemingen heeft een commerciële doelstelling, andere een niet-commerciële. Er kunnen 3 categorieën van activiteiten onderscheiden worden: c De activiteiten productie en ontwerp (onderzoek-actie, uitwerken van projecten, coproductie van culturele evenementen,…) doen een beroep op geschoolde werknemers: het gaat hier voornamelijk om historici, kunsthistorici, afgestudeerden in communicatie of journalistiek, evenals enkele artistieke beroepen. d De activiteiten organisatie en beheer, die tot de ondersteuning en de logistiek behoren: administratieve taken, human resources management, commercialisering. De profielen die voor de functies in deze activiteiten gezocht worden, zijn eveneens van hoger opleidingsniveau. Het gaat hier voornamelijk om managers, licentiaten in menswetenschappen. e De activiteiten die als uitvoerende activiteiten kunnen worden geklasseerd, zoals onthaal, bewaking, kaartverkoop,… vergen eerder laaggeschoolden die wel relatief gespecialiseerd zijn. Dit zijn functies die afhankelijk zijn van de seizoengebondenheid van de activiteiten.
) Aan de vraag aangepaste en voortdurend vernieuwende dienstverlening De producten en diensten van deze ondernemingen omvatten een zeer gevarieerd gamma, gaande van flexibele toeristische producten, aangepast aan de vraag van de klant, tot de gewone dienstverlening. In de toeristische sector is het bedenken van nieuwe projecten of het voortzetten van voortdurend vernieuwde projecten van vitaal belang. Het vernieuwende karakter van de voorgestelde producten en diensten wordt steeds belangrijker en de meest geavanceerde formalisering bestaat in de ontwikkeling van talrijke evenementen. Een evenement uitwerken wordt een noodzaak: nieuwe diensten bedenken en een steeds betere kwaliteit aanbieden, een nieuw cliënteel aantrekken en op nieuwe markten penetreren met behulp van een ruimere en tegelijkertijd ook meer gerichte promotie. De uitwerking van nieuwe programma’s
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen?
19
impliceert daarom niet een uitbreiding of een inkrimping van de activiteiten van de onderneming maar veeleer het opnieuw concentreren van de activiteiten.
) Jonge kleine ondernemingen met een gemengde financiering die aan outsourcing doen
Met uitzondering van bepaalde musea zijn de onderzochte toeristische ondernemingen nog jong. De meerderheid onder hen bestaat nog geen 10 jaar. Zowel openbare (hoofdzakelijk culturele instellingen) als privé-initiatieven bestaan naast elkaar onder diverse juridische vormen. De musea krijgen openbare dotaties en zelfbestuur, zij genieten soms ook alternatieve financieringen zoals sponsoring of voornamelijk financiële steun van bepaalde verenigingen. De vzw’s genieten financieringen en subsidies voor de aanwerving van personeel zoals gesubsidieerde contractuelen. Tenslotte wat de klassieke commerciële instellingen betreft, is de consumptie van de klanten de enige bron van inkomsten voor de onderneming. De onderzochte ondernemingen zijn klein van omvang (minder dan 50 personen), met uitzondering van de musea. De outsourcing van de activiteiten neemt verschillende vormen aan: netwerken, samenwerking met zelfstandigen, partnershipovereenkomsten, oprichting van satelliet-vzw’s. Het gaat om talrijke activiteiten: onthaal, toezicht-bewaking, opzetten van tentoonstellingen, gidsen, informatica, boekhouding,… De ondernemingen in de toeristische sector worden gekenmerkt door een “opsplitsing” van activiteiten die door verschillende tussenpersonen uitgewerkt worden. De arbeidskrachten die in deze randstructuren aangeworven worden, hebben geen zicht op een vaste betrekking op lange termijn en zijn veel mobieler (hoge turn-over); deze mobiliteit is nog groter voor de betrekkingen met een lage scholingsgraad. Bovendien kan het gebrek aan trouw ten aanzien van de onderaannemers de kwaliteit van het toeristische product schade toebrengen. De seizoensgebonden toename van de toeristische activiteiten kan eveneens leiden tot een verzadiging van de satellietactiviteiten zodat niet altijd aan de vraag kan worden voldaan. De kwaliteit van de dienstverlening gaat achteruit terwijl de druk op de werknemers groter wordt.
) Kenmerken van het tewerkgestelde personeel De mannen en vrouwen in deze ondernemingen zijn paritair vertegenwoordigd, ook op het vlak van de kaderfuncties. Toch moeten we opmerken dat bepaalde functies typisch mannelijk of vrouwelijk blijven, zoals onthaalfuncties, die door hostessen worden uitgeoefend, of bewaking, die door mannelijke bewakers uitgeoefend wordt.
) Scholingsgraad en aanwervingscriteria Deze nieuwe ondernemingen doen een beroep op personen met een verschillende scholingsgraad. Zij stellen echter een groot aantal hooggeschoolde personen tewerk: het percentage universitairen ligt bijzonder hoog. Er worden vaak overgekwalificeerde werknemers aangeworven: bepaalde licentiaten nemen uitvoerende functies aan om in de sector binnen te geraken; deze praktijk kan op individueel vlak
20
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen ?
lonend zijn maar brengt voor de organisaties evenwel een hoge turn-over met zich mee (personen die een job zoeken op het niveau van hun bekwaamheden) wat een hinderpaal kan zijn voor de professionalisering. Deze hooggeschoolden studeerden vooral de richtingen kunstgeschiedenis, architectuur, muziek, sociale en commerciële wetenschappen of talen. De ondernemingen werven zelden personeelsleden aan die toerisme studeerden. Hoewel de culturele kennis sterk gewaardeerd wordt in alle overwegend culturele organisaties (voornamelijk musea), blijkt dat er nood is aan een specifiek administratief beleid (klantenbestand, personeel, promotie, verzekeringen…). Dit vereist meer specifieke bekwaamheden inzake communicatie, administratie en beheer. Deze nieuwe tendens is vooral zichtbaar in de vzw’s. Met betrekking tot de arbeidsplaatsen met een lage scholingsgraad is er geen overeenstemming tussen de gevolgde opleidingen en de sector, of het nu bewakers of onthaalpersoneel betreft. Toch heeft het technisch secundair onderwijs een richting Toerisme en onthaal… Wat de aanwerving van personeel betreft, vormt de woonplaats geen aanwervingscriterium op zich. Hoewel talrijke werkgevers belang hechten aan de kennis over het Gewest, sluiten zij niet-inwonenden niet uit. In deze ondernemingen werken ook talrijke buitenlandse werknemers die afkomstig zijn uit de Europese Unie. De aanwerving van werknemers van buiten de Europese Unie is zeer zeldzaam. De manier van aanwerven verschilt. De informele aanwerving neemt een belangrijke plaats in. De aanwervingscriteria hebben betrekking op het gedrag (voorkomen, onthaalcapaciteit, belangstelling voor het werk,…), de kennis (algemene cultuur, talenkennis, kennis van de cultuur en de mentaliteit van andere landen,…) en de knowhow (de dienstverlening aanpassen aan de vraag van de klant, communiceren, voorstellen van het product,…). Behalve de problemen m.b.t. de aanwerving van tweetalige, drietalige of veeltalige personeelsleden, werden geen specifieke moeilijkheden vastgesteld op het vlak van de aanwerving. Wat de openbare instellingen betreft, wordt de aanwervingsprocedure via het Vast Wervingssecretariaat vaak beschouwd als onaangepast voor de aanwerving van werknemers voor een toeristische functie.
) Statuten en arbeidsvoorwaarden De statuten van de tewerkgestelde personeelsleden verschillen. Het interne personeelsbestand van elke onderneming wijst in de meeste van de gevallen op het bestaan van centrale functies die worden ingenomen door werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst - voltijdse arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur - en op het bestaan van een periferie - ook "flexibele personeel" genoemd - waar we de zogenaamde "atypische" arbeidsovereenkomsten terugvinden zoals de uitzendarbeidsovereenkomsten of arbeidsovereenkomsten op zelfstandige basis
volgens geleverde prestatie. Intrinsiek aan de activiteiten op het vlak van toerisme en vrije tijd en aan het seizoensgebonden karakter van deze activiteiten is de flexibiliteit. Het inzetten van het zogenaamde "flexibele personeel" is in dit opzicht dan ook van groot belang en vereist een specifiek beheer. Met uitzondering van de grote nationale musea wordt in de sector heel vaak een beroep gedaan op uitzendkrachten. Op die manier kan men het hoofd bieden aan een plotse toename van de activiteiten. Dit doet zich vooral voor tijdens de zomerperiode wanneer er meer toeristen zijn, tijdens de organisatie van een specifiek evenement (tijdelijke tentoonstelling, festival) of wanneer een zieke medewerker moet worden vervangen. De functies die typisch zijn voor dit "flexibele personeel" zijn onthaal, bewaking en veiligheid. In het algemeen worden gidsen per prestatie betaald. Sommige gidsen zijn professionals op wie men een beroep doet naargelang de noden.
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen?
21
We wijzen eveneens op het belang van de vrijwilligers die in vzw’s en musea ingezet worden. Hierover bestaan bij de verantwoordelijken echter verdeelde meningen. Vrijwilligers zijn inderdaad waardevolle en goedkope werkkrachten (enkel de verplaatsingskosten en andere werkingskosten dienen door de werkgever betaald te worden). Toch vereisen zij een adequate omkadering. Bovendien stemt de motivatie van de vrijwilligers niet altijd overeen met de doelstellingen van de verenigingen. Ook moeten bepaalde functies die door vrijwilligers uitgeoefend worden, zoals het onthaal, relatief permanent ingevuld worden (werkuren, permanentie,…) en vereisen ze een graad van professionalisme waarover niet iedereen beschikt. De aanwerving van studenten voor onthaalfuncties biedt de werkgevers de mogelijkheid om bepaalde betrekkingen die tijdens de vakantieperiode of in het hoogseizoen vacant zijn, in te vullen.
) Werkuren Niet alle werknemers in de toeristische sector blijken atypische werkuren te hebben. De kaderleden van deze ondernemingen hanteren meestal de gewone werkuren. Wat de werknemers met een onthaalfunctie betreft, zoals hostessen, bewakers, gidsen…, legt de aard van hun dienstverlening specifieke werkuren op. Die kunnen volledig verschillen van de klassieke werkuren. De sector wordt evenwel over het algemeen gekenmerkt door de vereiste van een grote beschikbaarheid.
) Strategische functies We kunnen drie soorten functies onderscheiden: functies in het kader van het ontwerpen - het opzetten van de toeristische activiteit: zonder onderzoek geen museum, geen salon, geen georganiseerde reis, geen uitgewerkte stadsexcursie of evenement. In deze categorie vinden we functies terug zoals onderzoekers, stedebouwkundigen, archivarissen, kunsthistorici… Ten tweede zijn er de functies die gericht zijn op bemiddeling; communicatie, onthaal,… Dit zijn de functies waarbij het contact met het publiek centraal staat en die het meest uitgesproken toeristisch karakter hebben. En tot slot alle functies in het kader van de logistiek. Tot de sleutelfuncties behoren de saloncommissarissen die aan de grondslag liggen van de organisatie van salons en beurzen. Hun profiel komt overeen met dat van coördinatoren-organisatoren van culturele evenementen. Van de personen die deze functie uitoefenen, wordt geëist dat zij enerzijds de inhoud en het product meester zijn maar ook dat zij het ermee gepaard gaande budget beheren, het communicatieplan opstellen en over de nodige bekwaamheden beschikken om het project te concretiseren. De functie van museoloog, waarbij ook de rol van interface hoort, kende de afgelopen jaren een ontwikkeling. Hoewel deze functie nog weinig verspreid is, zeggen bepaalde hoofdrolspelers uit de toeristische sector dat het momenteel ondenkbaar is een tentoonstelling op te zetten zonder museoloog. Deze functie omvat niet alleen de taken die voordien door decorontwerpers werden uitgevoerd, maar ook de taken van regisseur en orkestmeester van de tentoonstelling.
) Beroepsopleiding De opleidingen binnen deze ondernemingen gebeuren vooral op informele wijze en zijn praktijkgericht. Bij bepaalde functies krijgen de personeelsleden de kans deel te nemen aan colloquia of conferenties en
22
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen ?
worden ze op die manier opgeleid. De formele vaardigheden van de opleiding, die heel wat minder aan bod komen, betreffen voornamelijk opleidingen in nieuwe informatietechnologieën. Enkele symbolische functies in het toerisme Bepaalde typisch toeristische functies hebben belangrijke wijzigingen ondergaan. Zij vormen de interface tussen het publiek en de aangeboden dienstverlening / het aangeboden product. Drie van deze functies worden hier beknopt beschreven: bewakers, onthaalhostessen en gidsen.
¾ Bewakers De functie van bewaker bestaat er voornamelijk in toezicht te houden op de stroom bezoekers en op de veiligheid van het patrimonium en van de gebouwen. Deze functie wordt vaak verward met de onthaalfunctie omdat beide in de kleinere structuren door dezelfde personen worden waargenomen. In de meeste gevallen hebben bewakers een statuut van ongeschoolde arbeider. Het beroep wordt relatief weinig gewaardeerd en de functie wordt voornamelijk door mannen uitgeoefend. In de musea worden de bewakers meestal voor onbepaalde duur aangeworven terwijl ze in de ondernemingen die evenementen organiseren slechts tijdelijk worden aangeworven. De werkuren zijn vaak afwisselend of er wordt met een beurtrol gewerkt. De scholingsgraad van de bewakers is laag (diploma van basisonderwijs) hoewel het soms ook gebeurt dat overgekwalificeerde werknemers deze betrekking aanvaarden.
¾ Onthaalhostessen Deze functie bestaat uit het onthaal van publiek, het meedelen van praktische informatie of zelfs kaartjesverkoop en de vestiaire. Het profiel is nagenoeg uitsluitend vrouwelijk. De arbeidsvoorwaarden van hostessen zijn nagenoeg vergelijkbaar met deze van de bewakers: flexibele werkuren en meestal gaat het om arbeidsovereenkomsten voor een bijverdienste. Het belang van deze onthaalfuncties wordt steeds groter. Het zijn immers eerstelijnsfuncties die het imago van de onderneming vertegenwoordigen. Dat is echter nog geen garantie voor de professionalisering van het beroep. Deze functies kennen immers een hoge turn-overgraad. Personen die carrière maken als hostess, zijn zeldzaam. Anderzijds worden in bepaalde vzw’s vrijwilligers ingezet voor het onthaal. Omdat het voornamelijk om een bijbaan gaat die met name door studenten van het hoger onderwijs uitgeoefend wordt is de scholingsgraad van hostessen relatief hoog in vergelijking met de vereisten van de functie. De aanwervingscriteria hebben voornamelijk betrekking op talenkennis, maar ook op het gedrag. De leeftijd en het uiterlijk spelen eveneens een rol.
¾ Gidsen De meeste gidsen zijn kunsthistorici, merendeels vrouwen. Het statuut van gids is verre van uniform. Sommigen werken voor verenigingen als loontrekkenden, maar de meerderheid is zelfstandig medewerker. De grote musea werven gidsen aan op basis van een deeltijdse arbeidsovereenkomst : 1/2, 1/3 of zelfs 1/4. De werkuren zijn flexibel en atypisch: weekend, avond, tijdens vakanties en op verlofdagen en naargelang het seizoen. Het beroep van gids lijkt niet als een hoofdberoep beschouwd te worden maar veeleer als een occasionele activiteit.
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen?
23
De vereisten waaraan de gidsen moeten voldoen, hebben betrekking op de theoretische kennis van de behandelde thema’ s, op intellectuele leergierigheid, op de inspanningen die ze doen om hun kennis bij te schaven, op de kennis van meerdere talen en op de bekwaamheden op het vlak van communicatie.
De opleidingsmogelijkheden
Om de studie van de beroepsprofielen in de toeristische sector te vervolledigen, leek het ons opportuun een analyse te maken van de mogelijkheden qua beroepsopleiding die in het Gewest aanwezig zijn. De oprichting en ontwikkeling van studierichtingen gericht op het toerisme, dragen zonder twijfel bij tot een autonomere toeristische sector en tot de erkenning als volwaardige sector. De doelstelling van dit hoofdstuk is om enerzijds na te gaan welke opleidingen aangeboden worden voor de beroepen in het toerisme en om anderzijds eens te kijken naar de manier waarop de opleiders en de beroepsmensen in de toeristische sector samenwerken: gaat het om formele relaties, welke zijn de mogelijkheden en de moeilijkheden. Wij zullen immers proberen te achterhalen in welke mate de opleiders bijdragen tot de professionalisering van de sector. Wittorsky definieert professionalisering als het productieproces van de bekwaamheden die een beroep kenmerken. In de praktijk hebben we vijf opleiders ontmoet die een studierichting toerisme aanbieden: 2 scholen uit het secundair onderwijs, een hogeschool, een opleidingscentrum van de Middenstand en tot slot een universiteit die een universitair diploma aanbiedt. Doelstellingen van de opleidingen Talen en cultuur in het algemeen vormen de noodzakelijke basisleerstof voor de sector. Daarbij komen nog administratief en commercieel beheer, informatica, marketing, communicatie… De bekwaamheden die bij deze vakken aangeleerd worden, zijn ook bruikbaar in andere activiteitensectoren. De doelstellingen van de aangeboden opleidingen variëren naargelang het studieniveau. Het technisch secundair onderwijs streeft naar een goede talenkennis, een culturele en artistieke bagage en wil ook de grondbeginselen van de toeristische organisatie bijbrengen. Wie hier afstudeert moet in staat zijn zijn bekwaamheden toe te passen op het vlak van praktisch beheer en methodologie en hij moet autonoom kunnen werken. Het technisch onderwijs bereidt de studenten meestal voor op een functie in een reisbureau. De hogere niveaus willen een opleiding garanderen als voorbereiding op kader- of middenkaderfuncties in de algemene dienstverlenende toeristische industrie. De gegradueerde zal over voldoende kennis beschikken om concrete problemen aan te pakken en zich aan de talrijke verschuivingen in de sector aan te passen. In het universitair onderwijs is de licentie toerisme gericht op een meer globale benadering van het fenomeen toerisme door deze in een bredere context en in de problematiek van de lokale ontwikkeling te plaatsen. De opleiding wil zowel een kritieke geest, een wetenschappelijke nauwkeurigheid als een goede theoretische kennis van het milieu bijbrengen. Hier leidt men kaderleden op die het binnenkomende toerisme (incoming) van het Gewest kan beheren en concipiëren.
24
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen ?
Wat de opleiding vanuit de Middenstand betreft, deze heeft voornamelijk oog voor het praktische aspect door de leerlingen op een welomlijnd beroep voor te bereiden en hen zo de toegang tot het beroep te verschaffen op basis van het diploma. Contacten met de sector Alle studierichtingen omvatten een stage in een onderneming. Deze eerste confrontatie van de leerling met de professionele praktijk wordt als een fundamenteel element van de opleiding beschouwd. Tijdens deze stage wordt niet alleen de kans geboden de schoolkennis in de praktijk aan te wenden, maar worden ook, wat sommigen de sociale vaardigheden van de sector noemen, bevorderd (zich aan de klant kunnen voorstellen, de nauwkeurigheid). Hieronder verstaat men het beantwoorden aan de minst expliciete verwachtingen van de werkgevers. De contacten die bij deze gelegenheid ontstaan en de feedback van de leerlingen geven belangrijke en nauwgezette inlichtingen m.b.t. de overdracht van informatie tussen de wereld van de opleiding en deze van de sector. Deze communicatiestroom gebeurt echter vaak informeel en de leraars klagen dat ze noch over de tijd noch over adequate financiële middelen beschikken om de stages te leiden. In de meeste gevallen hebben de stages plaats in een reisbureau dat vaak dicht bij de school gelegen is of soms in de receptie van een hotel. Voor de hogere niveaus breidt dit zich uit tot ondernemingen die evenementen organiseren en tot grote openbare of privé-instellingen voor toerisme. We merken ook op dat stages, naast een eerste kennismaking met de professionele praktijk, ook de indirecte maar niet te verwaarlozen waarde hebben dat ze de ondernemingen op het nut van de aangeboden opleiding toerisme wijzen. Aanpassing van de lesprogramma's Hoewel de opleidingsprogramma’s die door de Gemeenschappen opgelegd worden, redelijk bindend zijn, is de docent in zekere mate ook vrij. Ook in dit opzicht merken we variatie op, al naargelang de graad. In het technisch secundair onderwijs komt het element "handigheid" op de eerste plaats. De leraars passen op persoonlijk initiatief hun lessen aan en houden zich ook op persoonlijk initiatief op de hoogte van de evolutie in de sector. Hun contacten met de professionele wereld zijn relatief onregelmatig (in het kader van bezoeken aan reisbureaus om de studenten-stagiairs op te volgen) of indirect, met name door het lezen van professionele tijdschriften. De aanpassingen van de inhoud van de lessen toerisme gaan gewoonlijk in de richting van de meer concrete aspecten van de beroepen, een dynamiek die op grote praktische en materiële moeilijkheden stuit. Het blijkt dus overduidelijk dat de inhoud van de lessen op een weinig gestructureerde manier opgesteld en aangepast wordt, zonder formeel contact met de beroepsmensen uit de sector. Wat de opleiding van de Middenstand betreft, vinden de contacten tussen de leerkrachten en de professionele wereld op een directe en permanente wijze plaats. Wanneer lacunes of bepaalde noden op het vlak van de opleiding vastgesteld worden, zal de leerling of de stagemeester deze onmiddellijk aan de docenten in kwestie melden.
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen?
25
De hogere studies toerisme (graduaat en licentie aan de universiteit) hebben adviserende organen opgericht waarin de professionele sector actief is. Deze kan tussenbeide komen in de keuze en in de pedagogische lijn die gevolgd wordt. Bovendien worden bepaalde lessen door beroepsmensen uit de sector gegeven. Het gaat hier dan over “gastprofessoren”. Hoewel we hieruit moeilijk definitief kunnen afleiden dat het hoger onderwijs zich sneller aan de veranderingen in de sector aanpast, bestaat er geen twijfel over dat de contacten met de sector hier talrijker zijn. Richtingen na de studies en toekomstmogelijkheden Wat het secundair onderwijs betreft, werkt minder dan de helft van de afgestudeerden in de toeristische sector. Heel wat afgestudeerden richten zich tot hogere studies secretariaat-talen. De studenten hechten belang aan de algemene vakken van die richting, voornamelijk talen, onthaal, informatica en dactylografie, die grotere tewerkstellingsperspectieven bieden in vergelijking met de gerichte opleiding toerisme. Bij de opleidingen van de Middenstand lijkt het aantal studenten dat aan het einde van de studierichting een betrekking vindt, bijzonder hoog. Nagenoeg alle gediplomeerden werken in de sector of zelfs in de onderneming waar ze hun stage liepen. Voor wat de hogere graden betreft en dan voornamelijk de graduaatsdiploma’s, worden door de instellingen redelijk nauwkeurige statistieken van het tewerkstellingspercentage bijgehouden. Deze wijzen op een relatief hoog aantal tewerkstellingen. Het aantal aanwervingen na de stage ligt hier hoger en de arbeidsovereenkomsten die aangeboden worden, zijn klassiek (AOD). We merken eveneens op dat het relatief vaak voorkomt dat afgestudeerden van de richting toerisme tewerkgesteld worden in de banksector. Dit is te verklaren door het feit dat de opleiding op economisch vlak relatief polyvalent is en dat ze borg staat voor een goede talenkennis en kennis inzake management. Voor de licentiaten toerisme, voor wie de eerste tewerkstelling in de sector toerisme niet evident is en niet altijd aan hun financiële verwachtingen of professionele verlangens beantwoordt, lijkt de situatie iets minder rooskleurig. Zij moeten dus soms wat geduld hebben voor ze een stabielere betrekking vinden of een betrekking die beter aan hun verwachtingen beantwoordt. Heel weinig studenten onderbreken de studierichting toerisme. Hun voornaamste toekomstmogelijkheden situeren zich in studiebureaus, het onderwijs, … Bij wijze van besluit De mensen die instaan voor de opleiding spelen een belangrijke rol in het professionaliseringsproces van de beroepen in de toeristische sector. Op basis van onze korte analyse kunnen wij vaststellen dat de docenten van alle bezochte opleidingsinstellingen contacten onderhouden met de ondernemerswereld. De intensiteit van de samenwerking varieert echter sterk, al naargelang het onderwijsniveau.
26
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen ?
Deze banden zijn wellicht het sterkst voor de opleidingen van de hogescholen en de middenstand, waar de onderneming zowel partner als ontvangende partij is in het proces van de opleiding. Dit leidt de facto tot een erkenning van de sector. Voor wat betreft het "gewone" technisch onderwijs en het universitair onderwijs daarentegen zijn de contacten met de beroepsmensen uit de sector beduidend minder frequent en is er niet echt sprake van samenwerking. Dit getuigt van een discrepantie tussen de vereisten van de sector inzake professionalisering en de mate waarin de opleidingen van deze onderwijsniveaus hieraan beantwoorden. In het algemeen richten de opleidingsprogramma’s zich op de klassieke beroepen uit de toeristische sector. Men mag de veranderingen en de nieuwe vormen die de actieve ondernemingen uit de toeristische sector aannemen en de daarmee gepaard gaande gevolgen voor de kwalificaties van de vereiste profielen, niet onderschatten of naast zich neerleggen. De vaststelling dat maar weinig afgestudeerden uit de richting toerisme in deze nieuwe ondernemingen aangeworven worden, moet een aansporing zijn om hier verbetering in te brengen en elke toenadering tussen de wereld van de ondernemers en deze van de opleiding aan te moedigen.
Veranderingen en uitdagingen in de toeristische sector De professionalisering in deze sector De ontwikkeling van het toerisme heeft ertoe geleid dat de toeristische sector erkend werd als een volwaardige en autonome economische sector. Het profiel van het personeel is gewijzigd: nieuwe beroepen duiken op en men kan een evolutie waarnemen in de vereisten bij de aanwerving. Deze professionaliserende tendens in de toeristische sector doet zich in Brussel op meerdere niveaus gevoelen: -
Op het niveau van de sector: de opkomst van professionele organisaties is één van de duidelijkste aanwijzingen. De oprichting van kantoren waar buitenlandse bestemmingen vertegenwoordigd worden, wijst eveneens op de wens om het doelpubliek te benaderen door middel van een pro-actieve houding en een versteviging van het imago van de sector.
-
Op het niveau van de werkgevers: de werkgevers vertonen de wil om het onthaal te professionaliseren. Op basis van het onthaal krijgt men namelijk een eerste indruk van de bestemming en van de toeristische onderneming. De communicatieplannen zijn beter afgewerkt. De oprichting van netwerken en labels garanderen de kwaliteit van de dienstverlening.
-
Op het niveau van de functies: nieuwe functies duiken op, museoloog bijvoorbeeld, die zich ontwikkelen om te voldoen aan de nieuwe noden van de markt. Bepaalde banen hebben zich ook aan de algemene evolutie van de toeristische industrie en aan de diversifiëring van de vraag aangepast, met name de assistenten van saloncommissarissen. Deze beheerfuncties die zich in een grensgebied bevinden, spelen een steeds groter wordende rol.
-
Op het niveau van de opleidingen: in het onderwijs werden studierichtingen ontwikkeld. De oprichting van de licentie toerisme wil gespecialiseerde kaderleden opleiden die instaan voor
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen?
27
het beheren en het vormgeven van het toerisme. Zij zullen later de huidige kaderleden vervangen, die nog ter plekke in het bedrijf opgeleid werden. Ook de opleiding van de Middenstand past in de logica van de beroepspraktijk. Bij deze opleiding komt de ervaring in een onderneming op de eerste plaats terwijl de theoretische lessen beperkter zijn. -
Op het niveau van de vraag van de toeristen: de steeds grotere vraag naar een ruimere keuze en de verandering in het gedrag van de toerist ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening hebben de touroperators ertoe genoopt op alle niveaus professioneel te werken. De toeristen-klanten zijn dus volwaardige medespelers in het professionaliseringsproces. Bovendien zijn de werkgevers in het toerisme genoodzaakt hun logistiek en hun organisatie af te stemmen op de groter wordende toeristenstromen en hun onthaalinfrastructuren zo in te richten dat ze zo goed mogelijk aangepast zijn aan de verschillende klanten.
Dit professionaliseringsproces zal echter alleen dan een verdere evenwichtige ontwikkeling kennen wanneer de sector zorgt voor een algemene verbetering van de arbeidsvoorwaarden (in termen van salaris, statuut, beperking van de turn-over,…). Dit geldt voornamelijk voor de perifere beroepen in de toeristische ondernemingen. Ruimere perspectieven op het vlak van mobiliteit binnen de sector en reële toekomstmogelijkheden voor de afgestudeerden uit de richting toerisme, zou er moeten voor zorgen dat de werknemers trouwer worden aan de firma. De atypische vormen van tewerkstelling en het toerisme De aanwezigheid en het aantal atypische betrekkingen hangt in grote mate af van de activiteit van de betrokken onderneming. Hoe meer de te leveren prestatie van korte duur is, hoe meer "atypische" betrekkingen. De grootte en het statuut van de ondernemingen spelen een grote rol : de grote musea bieden gewoonlijk klassieke arbeidsovereenkomsten aan. Ondernemingen die evenementen organiseren en opgericht worden enkel met het doel een gericht evenement te organiseren, bieden daarentegen altijd tijdelijke arbeidsovereenkomsten en individuele salarissen. Bij alle bezochte toeristische ondernemingen merken we een verregaande segmentering van de (voor de onderneming) interne arbeidsmarkt. Een centrale kern wordt door strategische betrekkingen ingenomen, vaak in verband met beheer, administratie, conceptie en productie. Hier komen de arbeidsvoorwaarden overeen met deze van het moderne kader. Rond deze kern situeert zich een periferie met allerlei functies die meestal in direct contact staan met het publiek (gidsen, hostessen, enz.). Het zijn voornamelijk deze betrekkingen die gepaard gaan met atypische arbeidsvoorwaarden. Wat de werkuren betreft, zowel het werkschema als de werkduur, bestaat er geen enkele twijfel over dat de kenmerken die in deze studie naar boven komen, beantwoorden aan de criteria van atypische jobs. Per definitie is het werkschema in de toeristische sector flexibel, vermits de dienstverlening moet plaatsvinden op het moment dat de consumptie groot is, dat wil zeggen in het weekend, ‘s avonds, tijdens de schoolvakanties, enz. De werkuren zijn flexibel, meer werkuren tijdens een drukke periode, minder werkuren tijdens een kalme periode.
28
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen ?
De noodzakelijke flexibiliteit heeft tot gevolg dat er een grote variëteit bestaat in de contractuele verhoudingen tussen werkgevers en werknemers. Deze verhoudingen hangen bijna altijd nauw samen met een relatief nauwkeurig omschreven prestatie. Niettemin zal de werkgever proberen opnieuw een beroep te doen op de werknemers die hij vroeger reeds tewerkstelde, vermits zij al een zekere ervaring in zijn onderneming hebben. De activiteit gebeurt meestal op één enkele werkplaats. Het werk in een incoming agentschap of in de evenementensector impliceert talrijke verplaatsingen in het kader van bezoeken aan klanten, inspectie van stands, enz. maar men heeft steeds een vaste werkplaats in een welbepaalde onderneming. De situatie van de randfuncties (gidsen, onthaalhostessen en in mindere mate bewakers) verschilt in die zin dat de werkplaatsen per definitie kunnen variëren. Tijdelijk werk of werk in onderaanneming verwijst naar werknemers die in een onderneming of voor één of meerdere ondernemingen tewerkgesteld worden maar daar geen loontrekkende zijn. Deze bijzondere vorm van tewerkstelling hangt samen met de drie bovenvermelde hoofdlijnen en vormt de definitie van wat wij het " flexibele personeel" noemden. Een groot aantal ondernemingen doet een beroep op uitzendkrachten, voornamelijk voor het onthaal en de bewaking (personeel aangeworven door een andere werkgever) en op zelfstandige medewerkers. De impact van deze nieuwe arbeidsvoorwaarden op de individuele ontwikkeling van de werknemer kan op twee manieren bekeken worden. Enerzijds heeft de afwezigheid van de klassieke banden van het werknemerschap (relatie baas versus bediende) ongetwijfeld een positieve invloed op de verwerving van autonomie. Anderzijds kunnen we dan logisch gezien echter ook opmerken dat het beroepsleven ten koste gaat van het familiale leven en dat er een marginale groep arbeidskrachten gevormd wordt die kan ingehuurd of weggestuurd worden al naargelang de actuele noden van de markt. De lokale arbeidskrachten en het toerisme Uit de statistieken blijkt dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest talrijke banen in de sector dienstverlening aan personen en in de horecasector door Brusselaars worden ingenomen. De flexibiliteit van de uren begunstigt immers onrechtstreeks de aanwerving van werknemers die niet te ver van de werkplaats wonen. In de bezochte nieuwe toeristische ondernemingen is het aantal Brusselaars zeer groot. Dit geldt voor de organisaties die de stad gebruiken als hefboom voor hun activiteit. Anderzijds is het echter zo dat de meerderheid van de werkgevers van mening is dat het feit of de kandidaat in Brussel woont of niet, geen relevant criterium is bij de aanwerving. Voor de betrekkingen in de federale musea spreidt de zone van aanwerving zich uit over het ganse nationale grondgebied. De arbeidskrachten, merendeels Brusselaars, die in het toerisme tewerkgesteld zijn, hebben uiteenlopende kwalificaties. In de bezochte ondernemingen worden zowel doctors in de wetenschappen als portiers of zaalwachters aangetroffen, betrekkingen die toegankelijk zijn voor personen die enkel het lager secundair onderwijs hebben afgewerkt. Met uitzondering van de horecasector (sector met de meeste laaggeschoolde jobs), stellen de Brusselse ondernemingen uit de toeristische sector in elk geval eerder geschoolde arbeidskrachten tewerk of bieden ze betrekkingen aan die moeilijk toegankelijk lijken voor laaggeschoolden. We merken dat er een beroep wordt gedaan op overgekwalificeerde arbeidskrachten voor banen met een lager niveau of voor betrekkingen waarvoor de scholingsgraad geen doorslaggevend criterium zou mogen zijn bij de aanwerving.
Nieuwe toeristische praktijken : Welke banen, welke opleidingen?
29
Bijbaantjes (studentenjobs) komen zeer veel voor, maar toch lijken ze geen reële mogelijkheden te bieden op een vaste tewerkstelling in de sector. Eigenlijk zijn in theorie alleen de functies van bewaker en
hostess, waarbij men rechtstreeks in contact komt met de klanten, toegankelijk voor laaggeschoolden. Toch worden ze vaak door hooggekwalificeerde, meertalige personen ingenomen. In het algemeen biedt de betrekking van kaderlid wel carrièremogelijkheden. Een eerste betrekking in een
middenfunctie biedt de kans op een overgang naar andere beroepen in dezelfde categorie en een overgang naar hogere beroepen. Een eerste laaggeschoolde betrekking (hostess of andere) daarentegen gaat gepaard met het risico op het vastraken in kantoor- of onthaalfuncties wat tot een ontwaarding van de kwalificaties kan leiden.
Tot slot verklaart de grote meerderheid van de ondervraagde toeristische ondernemingen dat de nationaliteit geen criterium is bij de aanwerving. Dit lijkt bevestigd te worden door het grote aantal tewerkgestelde Europese onderdanen. Hun linguïstische bekwaamheden zijn sterk gezochte troeven. Er wordt daarentegen zelden een beroep gedaan op Brusselse arbeidskrachten van niet-Europese origine. Hoe dan ook bestaan er aanwijzingen dat dit publiek tijdens de aanwerving gediscrimineerd wordt en dit in het bijzonder voor de betrekkingen waarbij men in contact komt met de klanten.
30
Algemene conclusies
Ter afsluiting van dit onderzoek willen wij de aandacht vestigen op wat naar onze mening de kenmerken zijn van de veranderingen die waargenomen werden in de organisatie van het toerisme in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Schattingen geven aan dat de toeristische activiteit in Brussel rechtstreeks bijna 26.000 bezoldigde banen oplevert (of 4,5% van het gewestelijk totaal). Globaal genomen wordt sinds 1992 een permanente stijging van het aantal bezoldigde banen in de toeristische sector waargenomen. Deze toenemende tewerkstelling is voornamelijk te danken aan de oprichting van ondernemingen in de niettraditionele subsectoren van het toerisme, wat duidelijk de ontwikkeling van nieuwe activiteiten (de organisatie van salons en beurzen +513 betrekkingen, amusement +300 betrekkingen,…) in het licht stelt. Tot slot mogen we de goede resultaten van de meer klassieke sectoren zoals de restauratie (+13%), het hotelwezen (+4,1%) of de reisbureaus (+10,5%) niet vergeten. Tijdens de bestudeerde periode kende het aantal productie-eenheden in de Brusselse toeristische sector eveneens een stijging, met name met 8,2%. Wat het economische belang ervan betreft, kan men stellen dat deze evolutie in verhouding is met de evolutie van de algemene werkgelegenheid. Deze bedraagt 4,5% van de totale toegevoegde waarde van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het toerisme is dus een groeiende sector in de gewestelijke economie en wordt gekenmerkt door nieuwe gevarieerde activiteiten bij een groot aantal operators. Het opzetten van talrijke projecten door de Brusselse toeristische ondernemingen wijst er eveneens op dat de sector gezond is en gunstig voor de tewerkstelling. Deze dynamiek wordt enerzijds verklaard door het feit dat deze sector nog jong is en sinds de jaren 60 een echte ontwikkeling doormaakt en anderzijds door de veranderingen in de aangeboden dienstverlening die sedert een twintigtal jaar doorgevoerd werden om zich aan te passen aan de nieuwe cliënteel. Deze laatste hebben er bovendien voor gezorgd dat er een toenemende flexibiliteit van de arbeidskrachten wordt vereist en dat zich meer precaire vormen van tewerkstelling hebben ontwikkeld. De organisatie van het werk kenmerkt zich door een relatief sterke dualiteit van de activiteiten: we onderscheiden enerzijds centrale functies ingenomen door werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst (AOD, voltijds) en anderzijds het " flexibele personeel" in de periferie waar we allerlei rechtsvormen van zogenaamd atypische arbeidsovereenkomsten terugvinden. Voor de betrekkingen in verband met de conceptie en de productie is het aantal tewerkgestelden beperkt en zijn de vereiste bekwaamheden, zowel technische als sociale, hoog. De aangewende kennis heeft betrekking op allerlei vlakken. Interne professionele loopbanen krijgen de voorkeur op externe mobiliteit (men streeft naar stabiele tewerkstelling). Om al deze redenen beschikken deze werknemers gewoonlijk over een lange ervaring in het toerisme. De functies inzake beheer en administratie worden steeds belangrijker in de toeristische organisaties in het Gewest en vooral in wat wij de nieuwe vormen van toerisme noemen. De te beheren toeristenstromen worden steeds groter. De gevraagde bekwaamheden zijn dus talrijker en de aangeworven personen zijn licentiaten of graduaten bedrijfsvoering. In tegenstelling tot de betrekkingen productie of conceptie, die een grote praktijkervaring vereisen, bieden de functies inzake beheer en administratie mogelijkheden op tewerkstelling voor de jongeren.
Algemene conclusies
31
Rond deze stabiele kern van functies tenslotte, bevinden zich de randfuncties die meestal gepaard gaan met rechtstreeks contact met het publiek (gidsen, hostessen, bewakers, enz.) en die duidelijk minder getroffen zijn door de technologische evolutie. Het betreft voornamelijk deze vormen van tewerkstelling die aan de definitie van atypisch werk beantwoorden. De moeilijkheden tijdens de aanwerving houden minder verband met een structureel gebrek aan bekwaamheden in de sector toerisme dan met de objectieve omstandigheden waarin de activiteit plaatsvindt (veranderlijk beroepsleven, zwakke financiële basis, statuut van de betrekkingen, deeltijdse arbeidsovereenkomsten…). Voor het Gewest is het van belang geschoold personeel te kunnen leveren om aan de veranderingen in de sector die tijdens dit onderzoek in alle beroepsklassen naar boven kwamen, tegemoet te komen. De professionele doelstellingen van de verschillende primaire studierichtingen zijn relatief uiteenlopend doch coherent. De toekomstperspectieven voor de gediplomeerden van het technisch onderwijs kunnen zich naar onze mening richten op de nieuwe vormen van tewerkstelling die in het toerisme het daglicht zien (animatie, organisatie van evenementen, promotiediensten,…). De vereisten betreffen voornamelijk een algemene kennis van de sector alsook technische bekwaamheden op het vlak van bureautica en talen. Het graduaat heeft als doelstelling een middenkader op te leiden dat in diverse beheerfuncties zal kunnen worden tewerkgesteld. Van haar kant ontwikkelt de licentie aan de universiteit een globale benadering van de theoretische concepten van het toerisme en wil men hier kaderleden opleiden die zich met het beheer en de conceptie van het toerisme bezighouden. De beroepsopleiding die door de Middenstand wordt gegeven, richt zich op het aspect "praktijkervaring" in reisbureaus. In het algemeen merken we op dat de opleidingsprogramma’s momenteel nog sterk gericht zijn op de specifieke en traditionele beroepen in het toerisme en dat de toenemende uitwisselingen tussen de organisatoren van de opleiding en de professionals in de sector zonder enige twijfel een gunstig effect zal hebben op het openstellen van nieuwe vormen van tewerkstelling. Bovendien zijn belangrijke aspecten van de toeristische activiteiten nog weinig bekend en momenteel moeilijk te meten, meer in het bijzonder wat de indirecte gevolgen van de toeristische activiteiten op de gewestelijke economie betreft, m.a.w. het toerisme als hefboom voor economische ontwikkeling. Dat is de reden waarom de recente oprichting van een Observatorium van het Toerisme nuttig is. Het zal de mogelijkheid bieden de beschikbare bronnen, met name de statistische bronnen, steeds nauwkeuriger te maken. Een betere kennis van de sectorale realiteit kan eveneens tot stand gebracht worden via een betere structurering van de relaties tussen alle partijen die een rol spelen in het toerisme. De belangrijke meerwaarde van de Territoriale Pacten voor Tewerkstelling kadert in deze gedachtengang.
Bijlagen Raming van de loontrekkende werkgelegenheid : benadering volgens het toeristische verbruik - Invullingsgraad volgens NACE sector N3
N4
N5
Horeca
Handel
505 5211 5212 522 523 524 525 526 551 552 553 55401 55402 555
Vervoer
601 6021 6022 6023 621 622 6321 6323
Diversen
633 6713 711 7121 74842 7513
Attracties
9213 923 925 92613 9262 92710 92722 92724
Kleinhandel in motorbrandstoffen Niet-gespec. kleinhandel in winkels in overwegend voedings- en genotmiddelen Overige niet-gespecialiseerde kleinhandel in winkels Kleinhandel in voedings- en genotmiddelen in gespecialiseerde winkels Kleinhandel in farmaceutische producten, reukwerk en cosmetica Overige gespecialiseerde kleinhandel in nieuwe artikelen in winkels Kleinhandel in tweedehandsgoederen en antiquiteiten in winkels Kleinhandel, niet in winkels Subtotaal van de toeristische handel Hotels Overige accommodaties voor kortstondig verblijf Restaurants Cafés Discotheken, dancings en dergelijke Kantines en catering Subtotaal van de toeristische l'Horeca Vervoer per spoor Personenvervoer volgens een dienstregeling Exploitatie van taxi's Overig vervoer van personen te land Luchtvaart volgens dienstregeling Luchtvaart zonder dienstregeling Ondersteunende activiteiten i.v.m. het vervoer te land Ondersteunende activiteiten i.v.m. de luchtvaart Reisbureaus en touroperators Subtotaal van het toeristisch vervoer Overige hulpbedrijven i.v.m. financiële instellingen Verhuur van auto's Verhuur van overige transportmiddelen voor vervoer te land Organisatie van salons, tentoonstellingen en beurzen Activiteiten van openbare instellingen m.b.t. economische aangelegenheden Subtotaal van de toeristische diversen Vertoning van films Overige activiteiten op het gebied van amusement Overige culturele activiteiten Exploitatie van overige sportinstallaties en -accommodaties Overige sport Kansspelen Exploitatie van recreatieparken, lunaparken en dergelijke Overige activiteiten i.v.m. recreatie Subtotaal van de toeristische l'attracties TOTAAL
Bron : RSZ; berekeningen Observatorium/Geïnduceerde benadering.
1992 214 6.670 4.805 1.520 1.819 11.571 28 173 26.800 4.711 387 8.331 1.632 260 2.667 17.988 294 5.459 1.222 368 1.053 266 258 341 2.155 11.416 304 896 44 18 1.843 3.105 287 1.992 1.343 843 744 1.030 88 134 6.461
1993 214 6.629 4.510 1.484 1.708 10.793 26 249 25.613 4.823 210 8.281 1.661 258 2.870 18.103 7.179 5.571 1.116 365 977 267 276 345 2.251 18.347 296 861 42 85 4.911 6.195 300 1.981 989 804 723 927 84 178 5.986
Totaal werkgelegenheid 1994 1995 1996 190 190 162 8.878 9.063 8.837 1.062 881 881 1.416 1.325 1.260 1.723 1.728 1.812 11.082 10.997 10.789 44 91 98 276 320 287 24.671 24.595 24.126 4.690 4.891 4.862 218 248 248 8.741 8.730 9.224 1.547 1.529 1.502 283 294 259 3.257 3.581 3.347 18.736 19.273 19.442 6.500 7.153 7.073 5.704 5.656 5.617 1.067 1.043 1.077 274 222 251 672 652 618 357 395 445 366 366 356 327 326 324 2.337 2.238 2.432 17.604 18.051 18.193 543 573 1.074 858 814 835 48 86 94 199 328 487 5.158 4.776 5.950 6.806 6.577 8.440 276 217 257 2.168 2.441 2.387 1.054 1.000 1.086 753 741 724 807 910 855 866 849 768 96 101 136 107 68 82 6.127 6.327 6.295
1997 158 8.625 867 1.406 1.791 10.865 130 239 24.081 4.661 315 9.172 1.408 278 3.490 19.324 6.848 5.525 1.088 269 553 547 310 346 2.330 17.816 1.217 816 102 684 6.116 8.935 284 2.703 1.165 543 897 690 161 88 6.531
1998 174 9.137 914 1.226 1.800 11.071 163 278 24.763 4.903 261 9.408 1.418 324 3.725 20.039 5.949 5.577 1.102 238 513 522 197 396 2.381 16.875 1.181 906 103 646 5.905 8.741 288 2.853 1.275 502 784 693 170 88 6.653
65.770 74.244 73.944 74.823 76.496 76.687 77.071
Graad % 9,0 6,9 11 6,9 11 11 11 11 100 100 54,1 54,1 30 30 40 20 40 100 72,9 72,9 30 30 100 22 80 80 80 1 30 30 50 5 5 30 30 30
Toeristische werkgelegenheid Var. % 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 92-98 19 19 17 17 15 14 16 -18,7 460 457 613 625 610 595 630 37,0 529 496 117 97 97 95 101 -81,0 105 102 98 91 87 97 85 -19,3 200 188 190 190 199 197 198 -1,0 1.273 1.187 1.219 1.210 1.187 1.195 1.218 -4,3 3 3 5 10 11 14 18 482,1 19 27 30 35 32 26 31 60,7 2.608 2.481 2.288 2.276 2.237 2.234 2.296 -12,0 4.711 4.823 4.690 4.891 4.862 4.661 4.903 4,1 387 210 218 248 248 315 261 -32,6 4.507 4.480 4.729 4.723 4.990 4.962 5.090 12,9 883 899 837 827 813 762 767 -13,1 78 77 85 88 78 83 97 24,6 800 861 977 1.074 1.004 1.047 1.118 39,7 11.366 11.350 11.536 11.852 11.995 11.830 12.236 7,6 118 2.872 2.600 2.861 2.829 2.739 2.380 1923,5 1.092 1.114 1.141 1.131 1.123 1.105 1.115 2,2 489 446 427 417 431 435 441 -9,8 368 365 274 222 251 269 238 -35,3 768 712 490 475 451 403 374 -51,3 194 195 260 288 324 399 381 96,2 77 83 110 110 107 93 59 -23,6 102 104 98 98 97 104 119 16,1 2.155 2.251 2.337 2.238 2.432 2.330 2.381 10,5 5.362 8.141 7.737 7.840 8.045 7.877 7.487 39,6 67 65 119 126 236 268 260 288,5 717 689 686 651 668 653 725 1,1 35 34 38 69 75 82 82 134,1 14 68 159 262 390 547 517 3.488,9 18 49 52 48 60 61 59 220,4 852 905 1.055 1.156 1.429 1.611 1.643 92,9 86 90 83 65 77 85 86 0,3 598 594 650 732 716 811 856 43,2 672 495 527 500 543 583 638 -5,1 42 40 38 37 36 27 25 -40,5 37 36 40 46 43 45 39 5,4 309 278 260 255 230 207 208 -32,7 26 25 29 30 41 48 51 93,2 40 53 32 20 25 26 26 -34,3 1.810 1.612 1.659 1.685 1.711 1.832 1.929 6,6 21.998 24.488 24.274 24.809 25.416 25.385 25.591
16,3%
Bijlagen Methode van de bereking van de zelfstandigen in de toeristische sector (geïnduceerde benadering) Verdeling van de zelfstandigen in het BHG RSVZ
Kleinhandel
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998
Horeca
7.308 6.877 6.535 7.129 6.737 6.483 6.161
Vervoer
3.257 3.227 3.214 2.759 2.693 2.767 2.678
116 105 112 113 116 120 111
Vermakelijkheden 740 692 671 533 517 494 490
12,2 10,9 14,7 12,2 17,0 17,7 17,3
Vermakelijkheden 14,3 13,3 13,5 13,1 13,4 13,8 14,6
Banken
1.440 1.426 1.447 1.185 1.160 1.176 1.134
Foorkramers 105 107 112 95 80 97 88
Bron : RSZV; berekening Observatorium
Toeristische invullingsgraad Kleinhandel 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998
Horeca
9,7 9,7 9,3 9,2 9,2 9,2 9,2
Vervoer 63,2 62,7 61,6 61,5 61,7 61,2 61,1
Banken
34,1 36,8 36,5 36,4 37,6 37,8 36,7
Foorkramers 30 30 30 30 30 30 30
Raming van de zelfstandigen in de toeristische sector in het BHG RSVZ 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998
Kleinhandel 710 664 605 659 622 599 567
Horeca 2.058 2.023 1.979 1.697 1.661 1.694 1.635
Vervoer 491 525 528 431 437 445 416
Banken 14 11 16 14 20 21 19
Vermakelijkheden 106 92 90 70 69 68 71
Foorkramers 32 32 34 29 24 29 26
Totaal 3.411 3.349 3.253 2.899 2.833 2.856 2.736
Het Brussels Observatorium van de arbeidsmarkt en de kwalificaties werd opgericht in 1995 en is een orgaan dat door het Europees Sociaal Fonds in het kader van Doelstelling 4 wordt gecofinancierd. Zijn taak bestaat erin zich te voorzien van de nodige instrumenten om de behoeften en kwalificaties op de arbeidsmarkt te voorspellen en de nieuwe bekwaamheden te identificeren die een gevolg zijn van technologische en organisatorische mutaties. Medewerkers : verantwoordelijke :
Stéphane THYS (fr) Koen BOIS d'ENGHIEN (nl) Paul CLERBAUX (fr) Mourad DE VILLERS (fr) Sabine VANBUGGENHOUT (fr)
secretariaat :
Alexandra DE WIT (nl)
Anspachlaan 65 - 1000 Brussel Tel. : 02/505.14.54 - Fax : 02/505.78.19 (e-mail
[email protected])
Wij danken alle personen - verantwoordelijken van vzw's, directeurs van musea, privé-ondernemingen, personen in het onderwijs… - die tijd besteed hebben aan deze studie, zonder hun medewerking zou deze niet tot stand gekomen zijn. Maart 2000
Anspachlaan 65 - 1000 Brussel - http://www.bgda.be Verantwoordelijke uitgever : E. Courthéoux, Anspachlaan 65, 1000 Brussel
D/2000/57.47/6