Inhoudsopgave Inhoudsopgave.............................................................................................1 Woord vooraf...............................................................................................4 Prelude: De collectie ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’.....................................5 Den Haag anno 1785....................................................................................5 Een bezoek aan de stadhouderlijke collecties.....................................................5 De ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ in de verzameling(en) van Willem V............8 Etnografica............................................................................................9 Relieken van de Vaderlandse geschiedenis en de geschiedenis van de Oranjes...........9 Inleiding...................................................................................................11 Methode van onderzoek .............................................................................13 Hoofdstuk 1: De collectie ‘door kunstgemaakte zeldzaamheden’...............................16 Arnout Vosmaer .......................................................................................18 De geschiedenis van het Natuurhistorisch kabinet...............................................20 De vorming van de collectie.........................................................................23 De totstandkoming van de collectie(s)..........................................................24 Tot slot..................................................................................................26 Hoofdstuk 2: De functie van de ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ van Willem V......28 ‘Een aangenaame en teffens leerzame schouwplaats voor Zijne Doorluchtigste Hoogheit’ ...........................................................................................................29 Willem V: een karakterschets ...................................................................30 De wereld begrijpen ...............................................................................31 ‘Een plek voor vreemselingen van alle oorden’..................................................32 ‘Niet dan eer aan het Doorluchtigste huis’.......................................................35 Internationale context ............................................................................36 Vorstelijke representatie..........................................................................37 Tot slot..................................................................................................39 1
Hoofdstuk 3: De verzameling tussen 1795 en 1816.................................................41 1795 – de verzameling valt uiteen..................................................................41 De in veiligheid gebrachte objecten............................................................43 De objecten die in latere stadia alsnog in veiligheid gebracht werden...................44 De naar Frankrijk verzonden objecten..........................................................45 De objecten die in Nederland bleven...........................................................46 Een nieuwe koning en de oprichting van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden ....51 Tot slot..................................................................................................54 Conclusie..................................................................................................56 Samenvatting.............................................................................................59 Literatuurlijst.............................................................................................61 literatuur...............................................................................................61 Reizigersbronnen......................................................................................63 Geraadpleegd archiefmateriaal........................................................................65 Koninklijk Huisarchief................................................................................65 A29: Archief Willem IV.............................................................................65 A30: Archief Anna van Hannover.................................................................65 A31: Archief Willem V .............................................................................65 A35: Archief Koning Willem I.....................................................................66 Nationaal Archief......................................................................................67 VTHR:Topografische verzameling Nassausche Domeinraad..................................67 2.04.01: Archief Binnenlandse zaken, 1813-1864 ............................................67 2.21.271: Archief Familie Vosmaer 17e-20e eeuw............................................67 Noord Hollands Archief ..............................................................................68 476: Archief Rijksmuseum.........................................................................68 Archives Nationales Parijs...........................................................................69 Bijlagen....................................................................................................70 Bijlage 1.................................................................................................71 2
Toelichting bijlage 1...............................................................................71 Uitleg per kolom....................................................................................71 Bijlage 2.................................................................................................84 Bijlage 3.................................................................................................95
3
Woord vooraf Met dit onderzoek rond ik mijn Master Museumstudies af aan de Universiteit van Amsterdam. De afgelopen jaren heb ik met veel plezier gestudeerd aan de Universiteit, eerst Algemene Cultuurwetenschappen en later Museumstudies. Met veel genoegen denk ik terug aan bepaalde collegereeksen -waaronder bijvoorbeeld Artefact of Signalementen- en de inspirerende wijze waarop deze werden gegeven. Graag wil ik in dit voorwoord enkele personen en instanties bedanken, die op verschillende manieren een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van mijn onderzoek. Allereerst dank ik de medewerkers van het Nationaal Archief en het Koninklijk Huisarchief voor hun behulpzaamheid en adviezen. Maarten Schuth dank ik wederom voor zijn hulp bij de vormgeving van mijn werk en Hans Gritter voor zijn hulp bij het lezen en vertalen van enkele Franse handschriften. Verder dank ik Ellinoor Bergvelt, mijn ouders en Daniëlle Stötefalk voor het lezen en becommentariëren van dit stuk. Als laatst wil ik Frans Grijzenhout hierbij hartelijk danken voor de altijd even prettige en inspirerende begeleiding.
Amsterdam, 31 mei 2010
4
Prelude: De collectie ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ Den Haag anno 1785 Het is 1785, we logeren al enkele dagen in Den Haag in Hotel de Ville. Ons verblijf maakt deel uit van een rondreis door de Republiek, waarin we in verschillende steden de vele particuliere kabinetten en bibliotheken bezoeken.1 In Den Haag deden wij eerder deze week de bibliotheek en het schilderijenkabinet van de heer Fagel aan en maakten we verschillende stadswandelingen langs bijvoorbeeld de Vijverberg.2 Gisteren hebben wij achtereenvolgens de kabinetten van de heren Royer en Halle bezocht, deze zijn beide zeer rijk ingericht met vele Chinese en Japanse zeldzaamheden.3 Vandaag staan de stadhouderlijke collecties op het programma. We verlaten ons hotel dat uitzicht heeft op de Grote- of Sint Jacobskerk, passeren de slagerij in de Hoogstraat, lopen over de plaats en gaan onder de Gevangenpoort door. We staan op het Buitenhof.4
Een bezoek aan de stadhouderlijke collecties De stadhouderlijke collecties zijn al bijna twintig jaar opgesteld aan het Haagse Buitenhof.5 Aan de hand van de in dat jaar gepubliceerde reisgids over
Anoniem. Het Buitenhof anno 1770 met links het Huis van Noyelle. Collectie Atlas van 1 Stolk, In deRotterdam. zeventiende en achttiende eeuw waren er in Nederland honderden particuliere
natuurhistorische kabinetten van enige omvang. Bron: Sliggers. Het verdwenen Museum: 8. Beroemde verzamelingen zijn bijvoorbeeld die van Albertus Seba (1665-1736) en Levinus Vincent (1658-1727). Beide verzamelingen waren beroemd tot ver over de grens, telden jaarlijks veel bezoekers en droegen bij aan de natuurhistorische kennis van dat moment. Meer over deze verzamelingen in: Bergvelt: De Wereld binnen handbereik: 34-36 (LV) en Pieters. Een vorstelijke dierentuin: 13-14 (AS). 2 Peckham. A journey through Holland: 37. 3 Société des Libraires. Guide ou nouvelle description: 271. Meer over de verzameling van J.Th. Royer in: Campen. De Haagse jurist. 4 In bijlage 3 is een plattegrond van Den Haag anno 1785 opgenomen, gepubliceerd in de Guide ou nouvelle description. 5 Vanaf 1766 waren hier de natuurhistorische-, de antiquiteitenverzameling en de bibliotheek gevestigd. Vanaf 1774 opende ook de schilderijengalerij zijn deuren op deze locatie. Lunsingh Scheurleer. Het Koninklijk Kabinet: 51.
5
Den Haag, de Guide ou nouvelle description de la Haye et de ses environs, maken we een rondgang door de stadhouderlijke collecties.6 We beginnen in het zogenaamde huis van Noyelle, een pand op de noordoostelijke hoek van het Buitenhof. Hier is in zeven zalen het kabinet van (natuurlijke) zeldzaamheden oftewel het museum van natuurlijke historie gevestigd, onder beheer van Arnout Vosmaer: vijf zalen op de eerste etage, twee op de tweede.7 Om klokslag twaalf uur ‘s middags opent het kabinet zijn deuren voor de
David van Stolk. Ontwerptekening. Een dwarsdoorsnede van het Huis van Noyelle anno 1766. NA: 4 VTHR: S332.
bezoekers. Ons bezoek neemt aanvang in de twee zalen op de tweede etage. In de eerste zaal staan skeletten van vogels en zoogdieren opgesteld, maar ook enkele ‘door kunstgemaakte zeldzaamheden’.8 In de tweede, veel grotere, zaal staan voornamelijk etnografica uit China, Batavia en Ceylon. De ruimte is tot de nok toe gevuld met wapens, kledingstukken, sieraden, modellen van huizen, Chinese vazen en vele andere objecten. 9 Na deze eerste twee zalen bezichtigd te hebben dalen we af naar de eerste etage waar vooral naturalia getoond worden. De eerste zaal op deze verdieping herbergt de insectenverzameling, de tweede koralen, kreeften, zeesterren en in het midden van de zaal zien we een groot opgezet nijlpaard. In de derde zaal staan opgezette en op sterk water geconserveerde dieren. In de kasten tegen de wand zijn in lades fossielen, mineralen en stenen te vinden en op planken ligt de beroemde verzameling schelpen, geordend volgens de principes van de Zweedse natuurkundige Wallerius. 10 In de vierde zaal 6
Aangevuld met opmerkingen uit enkele reisverslagen. De andere vertrekken op de tweede etage werden door de collectiebeheerder Arnout Vosmaer gebruikt als woon- en studeerruimten. NA: 2.21.271:67. Arnout Vosmaer. Voorreden: 2. 8 Wat men onder ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ verstond is te lezen in de volgende paragraaf. 9 Société des Libraires. Guide ou nouvelle description. 10 NA: 2.21.271: 67. Arnout Vosmaer. Fragment uit de voorrede 1785. 7
6
staan de viervoeters, ‘opgezet in hun natuurlijke houding’ en onder glazen stolpen de kleine en middelgrote vogels. In lades in kasten in het midden van de ruimte nesten en eieren van vele vogelsoorten. Aansluitend bezoeken we het penningen- en antiquiteitenkabinet, dat tegenover de eerste zaal van het kabinet van natuurlijke zeldzaamheden gelegen is op deze eerste etage. Ook het beheer van dit kabinet is in handen van Arnout Vosmaer, ditmaal in samenwerking met Frans (of François) Hemsterhuis. Dit kabinet bevat vooral Griekse en Romeinse penningen, cameeën, beelden en bustes van marmer en objecten in goud, zilver en koper.11 Naast deze objecten uit (of geïnspireerd op) de klassieke oudheid staan er ook enkele andere zeldzaamheden opgesteld.12 De laatste bezienswaardigheid in het huis van Noyelle is de bibliotheek. De collectie is grotendeels bijeengebracht door Willem IV (1711-1751) en voortgezet door Willem V (17481806). Onder Willem IV was de bibliotheek nog geheel voor privédoeleinden bestemd. Willem V heeft echter ook dit deel van zijn collectie ontsloten voor bezoekers.13 De bibliotheek is gevestigd in drie zalen. In twee grote aaneengeschakelde zalen staan ruim achtduizend boeken, gerangschikt volgens de nieuwste ideeën. Eén van de meest bijzondere en meest beschreven boeken is een gebedenboek dat eigendom is geweest van Catharina de’ Medici. In de verschillende zalen van de bibliotheek staan her en der enkele zeldzaamheden opgesteld. Naast boeken omvat de verzameling een groot aantal prenten en handschriften. In de derde en laatste zaal vinden we alle wiskundige, mechanische en geometrische instrumenten.14 Uiteraard gaan we ook naar de schilderijengalerij. We verlaten het huis van Noyelle en lopen langs de Gevangenpoort, om één deur verder weer naar binnen te gaan. Hier vinden we op de bovenste etage de schilderijengalerij. Dit kabinet kent striktere openingstijden: het is geopend op dinsdagen, donderdagen en zaterdagen van elf uur ’s ochtends tot één uur ’s middags, de uren met het beste licht.15 De galerij is 25 meter lang en 6 meter breed
11
Société des Libraires. Guide ou nouvelle description: 260 en 261. Archives National (Paris). F17: 1277. Paklijsten stadhouderlijke collectie door Faujas en Thouin. 13 De bibliotheek was echter minder toegankelijk dan de andere verzamelingen. Voor een bezoek aan de bibliotheek moest men eerst een verzoekschrift indienen bij de bibliothecaris L.C. de Joncourt, waarin het ‘nut’ van het bezoek werd toegelicht. 14 Helaas bestaat er geen plattegrond met indeling van de verschillende bezienswaardigheden in het Huis van Noyelle. De enige overgeleverde plattegronden zijn vier bouwtekeningen door de architect David van Stolk uit 1766. Op deze plattegronden zijn enkel afmetingen, uitbouwingen en andere bouwtechnische zaken aangegeven. NA: 4 VTHR: S332. Topografische verzameling Nassausche Domeinraad. 15 Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 28-29. 12
7
en herbergt verschillende topstukken van onder andere Holbein, Jan Steen, Potter, Wouwermans en Rembrandt.16 Wij beperken ons bezoek tot de gebouwen aan het Haagse Buitenhof, geïnteresseerden kunnen buiten Den Haag ook de stadhouderlijke menagerie bezoeken.17 Deze dierentuin staat eveneens onder leiding van Arnout Vosmaer.
De ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ in de verzameling(en) van Willem V We hebben zojuist gezien dat stadhouder Willem V een breed verzamelterrein had. Dit onderzoek gaat over de ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ die deel uitmaakten van de collectie(s) van Willem V. De ‘door kunstgemaakte zeldzaamheden’ werden door de collectiebeheerder Arnout Vosmaer tegenover ‘natuurlijke zeldzaamheden’ gesteld bij inventarisaties in 1759 en 1760.18 ‘Door kunst gemaakte zeldzaamheden’ zouden tegenwoordig worden bestempeld met het, uit het Latijn afkomstige, woord artefact, vrij vertaald een kunstmatig gemaakt voorwerp.19 Dit onderzoek handelt over deze groep objecten, die met elkaar gemeen hebben dat het stuk voor stuk zeldzaamheden waren. Het betreft een indeling die wij vandaag de dag niet snel meer zouden maken, maar omdat deze afbakening destijds gemaakt werd vormt hij ook de rode draad in dit onderzoek. Schilderijen, antiquiteiten, penningen en naturalia behoorden destijds tot andere categorieën en maken zodoende geen deel uit van dit onderzoek, tenzij zijdelings.20 Artefacten kon men vinden in de verschillende deelcollecties. Een groot deel bevond zich in het natuurhistorisch museum. Het ging hierbij vooral om etnografische objecten. In de bibliotheek, een plek waar men kwam om kennis te vergaren, stonden ook enkele zeldzaamheden opgesteld, deze refereerden aan historische personen. Een voorbeeld hiervan is de wapenuitrusting van koning François I van Frankrijk, die hij naar verluidt 16
In 1771 bevatte het kabinet ongeveer tweehonderd werken, dit aantal zou onder Willem V nauwelijks meer groeien. Bron: Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 24. 17 In 1749 opende de menagerie bij de landhuizen het ‘Grote Loo’ en het ‘Kleine Loo’. De dierentuin verhuisde in 1786 naar ‘Het Loo’ in Apeldoorn. Voor meer informatie, zie: Sliggers. Een Vorstelijke dierentuin. 18 In een ander document noemt Arnout Vosmaer dezelfde objecten ‘kunstige en kostbare zeldzaamheden’. NA 2.21.271 archief familie Vosmaer. Beschrijving van de onschatbare Kabinetten, bevattende, voornamenlijk, de Natuurlijke Historie. 19 Definitie Artefact: Een door mensenhand door kunstbewerkt voorwerp uit de prehistorische tijd. Bron: Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal. De elfde, herziene druk. Utrecht/ Antwerpen: 1984. P 207. Of: Een opzettelijk vervaardigd gebruiksvoorwerp. Bron Van Dale online: www.vandale.nl, bezocht op 4 april 2010. 20 Ook door de mens/ door kunstbewerkte naturalia – bijvoorbeeld een opgezet dier of een op sterk water bewaarde foetus - worden niet tot de door kunstgemaakte zeldzaamheden gerekend. Ook hier is echter sprake van een dunne scheidslijn. Zo behoort een bepaalde gegraveerde kalebas wel tot de hier onderzochte groep objecten, vanwege de historische waarde die men er toen aan gaf.
8
tijdens een toernooi gedragen heeft en opgesteld stond in de bibliotheek. Daarnaast werden sommige boeken en documenten niet geroemd om hun inhoud maar om hun zeldzame betekenis of de eigenaardige herkomstgeschiedenis. Een voorbeeld van zo’n zeldzaamheid is het hierboven genoemde gebedenboekje van Catharina de’ Medici. Dit heeft strikt genomen misschien niet tot de ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ behoord, maar de scheidslijn is erg dun. Ook in het antiquiteitenkabinet waren diverse voorwerpen te vinden die tot deze categorie gerekend kunnen worden. Grofweg zijn deze zeldzaamheden op te splitsen in een aantal categorieën, waarvan de belangrijkste zijn: de etnografica en de relieken van de Vaderlandse geschiedenis en de geschiedenis van de Oranjes.21 Etnografica ‘In the fifth room you see a small, but most excellent collection of Chinese swords, knives, and other instruments in gold, richly inlaid with precious stones; and earrings, bracelets, and much female ornament and apparel’.22 In de zeventiende en achttiende eeuw werden er in de Republiek volop goederen ingevoerd door de West-Indische en de Oost-Indische Compagnie. Het waren vooral handelsartikelen zoals specerijen en luxegoederen, zoals serviesgoed. Opvarenden van VOC en de WIC zorgden echter eveneens voor de invoer van levende dieren, naturalia en andere objecten voor de vele verzamelaars uit die tijd. Willem V bezat veel etnografische objecten, afkomstig uit het tegenwoordige Indonesië, Ceylon (Sri Lanka), China, Japan en Afrika. Het ging om kledingstukken (bijvoorbeeld een stel manskleding van een heiden), modellen van huizen en schepen, wapenuitrustingen en andere gebruiksvoorwerpen. Relieken van de Vaderlandse geschiedenis en de geschiedenis van de Oranjes Willem V bezat een behoorlijk aantal zeldzaamheden die betrekking hadden op de ‘vaderlandse’ geschiedenis. Over de presentatie van deze objecten is helaas niets bekend. Voorbeelden van dit type historische objecten zijn: de geuzennapjes, de commandostaf van Michiel de Ruyter, een zeemeerman, het zwaard van Claudius Civilis, enkele Jacobakannetjes en een kalebas met een inscriptie over de verovering van Den Briel. 23
21
Andere deelgebieden waren bijvoorbeeld: Europese historische voorwerpen en kostbaarheden. Peckham, Harry. A tour through Holland, Dutch Brabant, the Austrian Netherlands and part of France: in which is included a description of Paris and its Environs. Londen MDCCLXXXVIII.P31 en 32. 23 Deze kalebas werd gezien als één van de symbolen van de Geuzen. De Geuzen speelden een belangrijke rol in de vrijheidsstrijd tegen Spanje in de tachtigjarige oorlog. De inname van den Briel kan gezien worden als een belangrijk moment in deze vrijheidsstrijd. Willem V bezat verschillende Geuzen-voorwerpen, waaronder een beker, napjes en penningen. Bron: Van Campen. De Haagse jurist: 246-250. 22
9
J.T. Royer. Afbeelding van een Calebas (..) waar op eene soort van inscriptie betrekkelijk tot het verooveren van den Briel. In cabinet Z.D.H. onder A. 336. Campen. De Haagse jurist: 36. Collectie Prenten Kabinet Leiden. inv. nr. 991.
10
Inleiding Van jongs af aan heb ik een zwak gehad voor voorwerpen die hun betekenis ontlenen aan een verhaal en niet zozeer aan hun financiële of kunsthistorische waarde. Over deze laatste waarden bestaat veelal een zekere consensus en daarom vind ik juist deze minder interessant. Tijdens mijn vorige onderzoek, dat handelde over de kroon van koning Willem I, stuitte ik op archiefmateriaal over bepaalde objecten in het bezit van stadhouder Willem V. Het betrof de kroon van koning Radboud en het zwaard van Claudius Civilis. 24 Deze objecten wekten direct mijn nieuwsgierigheid. Van welk groter geheel maakten zij deel uit? Wat verzamelde deze laatste stadhouder nog meer en wat was de functie van deze tegenwoordig misschien op het eerste gezicht betekenisloze objecten?25 Zoals uiteengezet in de Prelude, zijn de in dit onderzoek beschreven objecten, de ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’, te duiden als artefacten. Artefacten zijn per definitie dragers van vele betekenissen. Betekenissen die in ruimte, tijd en per aanschouwer heel divers kunnen zijn. Neem bijvoorbeeld het stel manskleding van een heiden, één van de objecten uit de verzameling.26 In de vroege achttiende eeuw was dit nog de kleding die gedragen werd door een mannelijke Hindoe. Deze werd geschonken aan Anna van Hannover door de generaal van Ceylon en later Batavia, Stein van Gollenesse, die er op zijn beurt een andere betekenis aan gaf. In Den Haag kwam het ensemble eerst in de privéverzameling van Anna van Hannover terecht om vervolgens onder Willem V in zijn natuurhistorische collectie te worden getoond. In de Franse tijd werd het tentoongesteld in Parijs om na 1816 als zeldzaamheid opgenomen te worden in het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden in het Mauritshuis. Met de veranderende context veranderde de betekenis van het object dus in zo’n 150 jaar van achtereenvolgens van gebruiksvoorwerp, naar geschenk, naar zeldzaamheid, naar museaal object, naar oorlogsbuit en weer terug naar museaal object, om uiteindelijk van de aardbodem te verdwijnen. Een gemeenschappelijk lot dat de ‘door kunstgemaakte zeldzaamheden’ eerder treft dan andere objecten. Vanwege de vaak geringe esthetische en financiële waarde zijn de betekennissen die zij 24
KHA: A31: 186. Briefwisseling tussen W.C. Vosmaer en Willem V. 1803. Tegenwoordig is bekend dat het zwaard niet van Claudius Civilis is geweest, maar dat het een Merovingisch zwaard is. (Van Campen p.35) De belangrijkste betekenis die het object in de 18 e eeuw had is dus weggevallen. Van de kroon van ‘koning Radbout’ is niet bekend of deze nog bestaat. De kans dat de kroon echter daadwerkelijk van koning Radboud is geweest is zeer klein. Zeker omdat het niet eens duidelijk is of die koning echt bestaan heeft. Kortom de belangrijkste betekenis van die objecten is tegenwoordig misschien juist dat zij ooit een heel andere betekenis gehad hebben. 26 KHA: A31: 173. Memorie van Suratse Curiositeiten door den heer Generaal Julius Valentin Stein van Gollenesse aan den Heere van der Vorm gezonden en op 25 july 1754 door de heer van der Vorm aan Haere Koninklijke Hoogheid gepresenteerd en overgegeven. 25
11
dragen van vluchtiger aard: ze wisselden immers sneller van eigenaar en functie. De objecten die ik in dit onderzoek behandel, vormden een geheel omdat het stuk voor stuk zeldzaamheden waren, maar wel met heel uiteenlopende achtergronden. Cultuurhistorisch gezien spreekt de periode van ca 1750 tot ca 1850 mij zeer aan. Deze tijd werd in Europa gekenmerkt door grote veranderingen in denken en enorme politieke verschuivingen. De gebeurtenissen in Nederland in die periode zijn volledig verweven met de veranderingen van de machtpositie van de Oranjes. Mijn grootste interesse gaat uit naar de weerslag van politieke en maatschappelijke verschuivingen op de betekenis en functie van objecten. Dit was het geval bij mijn onderzoek naar de kroon van 1815, maar zal ook in dit onderzoek een grote rol spelen. De verzamelingen van Willem V zijn al menigmaal voorwerp van onderzoek geweest. Dit geldt vooral voor zijn kunstverzameling, maar in mindere mate ook voor zijn verzameling levende dieren, die leefden in de menagerie in Voorburg en later bij het Loo. Willem V verzamelde alles wat in zijn tijd gangbaar was om te verzamelen en alle collecties waren het bezoeken meer dan waard. In tegenstelling tot de schilderijencollectie en de menagerie is er echter nog nooit een onderzoek gewijd aan de gehele groep ‘door kunstgemaakte zeldzaamheden’ die deel uitmaakte van de stadhouderlijke verzamelingen. Deze groep bevatte bijvoorbeeld Een wit katoene omslagkleedje van de Bevredigde weglopers, het zojuist genoemde stel manskleding van een heiden en een blok hout met spijkers.27 In dit onderzoek geef ik aan welke artefacten tot de verzamelingen van Willem V gerekend kunnen worden, wat hun functie was en hoe deze veranderde tussen 1795 en 1816. De hoofdvraag van dit onderzoek is: ‘Welke door kunstgemaakte zeldzaamheden maakten deel uit van de collectie(s) van stadhouder Willem V, wat was hun functie, en hoe veranderde deze tussen 1795 en 1816?’ Enerzijds staat de verzameling natuurlijk niet op zichzelf. In de zeventiende en achttiende eeuw werden er volop zeldzaamheden of rariteiten verzameld. De verzameling van Willem V past zodoende ook in die traditie, waarin de functie vooral educatief en ter verstrooiing was.28 Anderzijds was Willem V natuurlijk niet zomaar een verzamelaar, hij was de eerste stadhouder geboren met alle waardigheden en hij leefde als een volwaardig monarch. Ik 27
Zie bijlage 1. Roelof van Gelder wijst in De wereld binnen handbereik vijf verzamelmotieven aan die in wisselende samenstelling een rol kunnen spelen: status, investering, religie, esthetiek en wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Bergvelt. De wereld binnen handbereik: 34. 28
12
veronderstel dat juist veel van de ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ als functie hadden de macht van Willem V als stadhouder van de Republiek te onderstrepen. Met het bezit van deze objecten plaatste hij zich op één lijn met de vorige eigenaars en maakte hij deel uit van het verhaal dat zo’n object vertelde.29 Daarnaast kon Willem V met dit bezit vergeleken worden met andere vorsten van dat moment. Mijn veronderstelling is dus dat een belangrijke functie van de verzameling was dat deze diende als symbool van macht. Op mijn centrale vraag geef ik antwoord in drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk behandel ik de geschiedenis van de verzamelingen en schets ik welke objecten hiervan deel hebben uitgemaakt. Het tweede hoofdstuk gaat over de functie van de ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ en in het laatste hoofdstuk bespreek ik wat er na 1795, het jaar dat Willem V naar Engeland vluchtte en de Fransen Nederland binnentrokken, met de objecten gebeurde en wat voor effect dit had op hun functie. Ik sluit dit onderzoek af met een conclusie.
Methode van onderzoek Om antwoord te kunnen geven op mijn centrale vraag ben ik begonnen met het lezen van secundaire literatuur over dit onderwerp en over de laatste stadhouder. Vier titels waren hierbij van groot belang. In 150 jaar Koninklijk Kabinet van Schilderijen, Koninklijke bibliotheek, Koninklijk Penningenkabinet geeft prof. Th. Lunsingh Scheurleer een uiteenzetting over de stadhouderlijke verzamelingen.30 Jan van Campen onderzocht in zijn proefschrift De Haagse jurist J.T. Royer en zijn verzameling Chinese voorwerpen, de verzameling van deze tijdgenoot van Willem V en vergeleek Willem V’s zeldzaamhedenverzameling met die van J.T. Royer. Ook Florence Pieters heeft in verschillende publicaties geschreven over Willem V’s zeldzaamhedenverzameling en zijn menagerie. Zij belichtte deze vooral vanuit de dierwetenschappen en behandelde de ‘door kunstgemaakte zeldzaamheden’ dus slechts zijdelings. Als laatste schreef Rudolf Effert zijn proefschrift Volkenkundig Verzamelen over het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden en Het Rijks Ethnographisch Museum. Deze vier publicaties vormden mijn uitgangspunt, aangevuld met enkele publicaties over het verzamelen in het algemeen, waaronder: De wereld binnen handbereik en Kabinetten, 29
Een voorbeeld: met dat hij hét zwaard van de voorvader van de Bataven: Claudius Civilis in handen had legde hij ook een claim op dit deel van de geschiedenis en plaatste hij zichzelf op één lijn met deze held. 30 Van de hand van Lunsingh Scheurleer verscheen ook het artikel Het koninklijk kabinet van zeldzaamheden en zijn betekenis voor het Rijksmuseum, ook dit heeft behoord tot de secundaire literatuur waarmee ik aanvankelijk aan de slag ging.
13
galerijen en musea. Op het gebied van de betekenissen en functies van objecten vormde de tekst van Krzysztof Pomian over semiotiek een belangrijk vertrekpunt. Na een eerste inventarisatie, nu bijna een jaar geleden, dacht ik dat dit onderwerp een geheel onontgonnen gebied was binnen de collectiebestudering van Willem V. Geen van de auteurs had immers de verzameling ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ als hoofdonderwerp onderzocht. Aan de hand van de verschillende publicaties inventariseerde ik welke archieven en (overige) secundaire literatuur geraadpleegd dienden te worden en wat ik daarin zoal kon verwachten. Om antwoord te kunnen geven op de eerder geformuleerde hoofdvraag heb ik zodoende gekozen voor een empirische benadering van onderzoeken. Positief startte ik mijn onderzoek in het Koninklijk Huisarchief (KHA), het Nationaal Archief (NA) en het Noord Hollands Archief (NHA). In de archieven zocht ik breed, maar uiteraard vroeg ik ook de inventarisnummers op die door mijn ‘voorgangers’ gebruikt waren.31 Al gauw bleek het aantal relevante bronnen heel summier te zijn. Verdere bestudering van secundaire bronnen, archiefonderzoek in de Archives Nationales in Parijs (ANP) en de bibliotheek van Artis leidde helaas niet tot de vondsten waar ik op dat moment nog altijd op hoopte. Een ander probleem dat het gebrek aan relevante bronnen met zich meebracht, is dat bij nadere bestudering bleek dat veel auteurs hetzelfde schreven en grotendeels verwezen naar steeds dezelfde bronnen. Belangrijke bronnen gebruikt om een beeld te krijgen van de kabinetten als geheel zijn de aantekeningen van Arnout Vosmaer over zijn werk en leven (NA: 2.21.271 – 54,67 en 98) en de instructiebrief waar Vosmaer mee aan de slag ging (NHA: 476: 782).32 Daarnaast gaven de vele reizigersverslagen een beeldende en soms kritische omschrijving van de kabinetten en vormden zij daarmee ook een belangrijke bron. Veel van deze verslagen waren al eerder gebruikt in de onderzoeken van Lunsingh Scheurleer, Pieters en Van Campen. Het zoeken naar overige reisverslagen bleek echter moeilijker dan ik aanvankelijk had verwacht aangezien dit geen eigen categorie blijkt te zijn in de verschillende zoeksystemen en de meeste titels erg lang zijn en niet het woord reis of een ander voor de hand liggend woord bevatten.33 Aanvullende reisverslagen vond ik later alsnog dankzij het boek Reizigers te Amsterdam.34 31
In Geraadpleegd Archiefmateriaal is een lijst opgenomen met alle stukken die ik bestudeerd heb. Daarbij heb ik aangegeven in hoeverre deze relevant waren binnen dit onderzoek. 32 De Universiteitsbibliotheek van Leiden beheert de brievencollectie van Arnout Vosmaer. Deze is zeer omvangrijk en telt ruim 700 brieven, allen los opvraagbaar. Omdat Lunsingh Scheurleer in zijn twee artikelen al verwijst naar enkele van deze brieven en zijn onderzoek op alle punten heel grondig is gebleken, heb ik er voor gekozen deze archiefstukken niet te raadplegen. Het is echter wel mogelijk dat hier nog verdere aanvullende informatie uit naar boven kan komen. 33 Dit geldt overigens niet voor de Engelse verslagen, hierin staat meestal het woord journey in de titel waardoor deze in combinatie met Den Haag en de periode wel goed vindbaar waren. 34 Jacobsen Jensen. Reizigers te Amsterdam. Amsterdam. Genootschap Amstelodamum: 1919. Dit boek geeft weer welke reizigers Amsterdam hebben bezocht en hebben beschreven. Daarnaast geeft
14
Het grootste gemis in het uitvoeren van dit onderzoek was het ontbreken van de door Vosmaer opgestelde catalogus van de zeldzaamhedenverzameling. Hiervan is bekend dat hij in 1795 nog gebruikt is door de Franse commissarissen Thouin en Faujas, maar helaas is deze daarna nooit meer gezien.35 Een complete papieren reconstructie van de eens zo omvangrijke collectie behoorde helaas dus niet tot de mogelijkheden. Er zijn natuurlijk wel andere archiefstukken bewaard gebleven waarop objecten omschreven staan, die eens tot de hier onderzochte verzameling hebben behoord. Het betreft enkele schenkingsbrieven, vroege incomplete inventarissen van Vosmaer (KHA: A17-46 III) en de gehele administratie van de Franse commissarissen (ANP: F17, 1277). In bijlage 1 is een lijst opgenomen waarop alle objecten vermeld staan die eens tot deze beroemde verzameling hebben behoord. Deze lijst heb ik samengesteld op basis van ondermeer de hierboven genoemde archiefstukken. Hij is dus niet volledig, maar geeft wèl een beeld van de verdwenen verzameling. Het gemis van een overzicht van de gehele verzameling heeft er echter toe geleid dat bepaalde harde conclusies moeten ontbreken. Vandaar dat dit onderzoek op punten vooral beschrijvend van aard zal zijn.
het per reiziger ook aan waar deze verder nog is geweest en daarom was het ook voor dit onderzoek een relevant hulpmiddel bij het zoeken naar bronmateriaal. 35 Campen. De haagse Jurist: 207. Noot 145. Met het Franse leger reisden vier commissarissen mee, waaronder Thouin en Faujas. Zij hadden als taak voorwerpen op het gebied van kunst, wetenschap en onderwijs te selecteren en te verzenden naar de Parijse musea.
15
Hoofdstuk 1: De collectie ‘door kunstgemaakte zeldzaamheden’ Evenals andere families van aanzien hebben ook de Oranjes verzamelingen aangelegd. Belangrijke en omvangrijke verzamelingen waren die van stadhouder Frederik Hendrik (1584-1647) en Amalia van Solms en die van stadhouder Willem III (1650-1702). 36 Breuken in de directe lijnen van erfopvolging voorkwamen bijvoorbeeld dat dit familiebezit automatisch terecht kwam bij een volgende generatie stadhouders.37 Hieruit valt te concluderen dat het persoonlijke verzamelingen waren en geen verzamelingen van het huis, zoals dat wel het geval was bij de Habsburgers, die hun Schatzkammer tot onvervreemdbaar familiebezit hadden verklaard.38 Na het overlijden van stadhouder Willem III werden zijn bezittingen, na een lange juridische strijd, verdeeld onder de Pruisische koning en de Friese stadhouder Johan Willem Friso, om enkele jaren later, nadat ook deze stadhouder was overleden, grotendeels geveild te worden.39 Pas in 1732 zou deze erfkwestie echt opgelost worden en erfde de Pruisische koning al het Oranjebezit buiten de Republiek en Willem IV het bezit dat zich binnen de Republiek bevond. Beiden mochten zich voortaan prins van Oranje noemen. De verzamelingen van Willem V (1748-1806) vonden hun oorsprong in de verzamelingen van diens vader stadhouder Willem IV (1711-1751). Willem IV begon zijn verzamelactiviteiten tijdens zijn functie als stadhouder van de provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Gerle. Zijn verzamelgebieden waren: schilderijen, antiquiteiten, penningen, gesneden stenen en natuurkundige instrumenten.40 Na onrust in de Republiek werd Willem IV in 1747 en 1748 opeenvolgend tot stadhouder van Zeeland, Holland, Utrecht en Overijsel en tot kapitein en admiraal-generaal van de Unie benoemd. Aansluitend werd in 1749 vastgelegd 36
Meer over deze verzameling in: Ploeg, van der en Vermeeren. Vorstelijk verzameld. Zwolle: Waanders. 1997. 37 Een veel later voorbeeld van een Oranjeverzameling die uiteen viel is de kunstverzameling van Koning Willem II (1792-1849). Willem II was een groot kunstliefhebber en had een semi publiektoegankelijk Museum in paleis Kneuterdijk. Om zijn hobby te bekostigen ontstonden er grote schulden. Om deze af te betalen werd na zijn dood het grootste gedeelte van de destijds vermaarde collectie verkocht. Meer over deze verzameling in. Bergvelt: Een vorstelijk museum? In Representatie. Nijmegen: Valkhof Pers. 2004. P 27-66. 38 Loonstra. Uit koninklijk bezit: 21. Het laatste stadhouderlijke echtpaar was overigens wel bekend met het principe van onvervreemdbaar familiebezit. In 1784 hadden zij notarieel laten vastleggen dat bepaalde juwelen ‘Altoos geconsidereert te worden als juwelen aan ’t Doorluchtig Huys gehoorende, en dus door den Eerst gebore Prins alleen zullen bezeeten worden’. Hierdoor lag vast dat deze altijd bijeen zouden blijven en nooit uit de familie mochten geraken. Gans. Juwelen en Mensen: 143. 39 De Pruisische koning bracht het grootste gedeelte van zijn boekenverzameling op een veiling in en de weduwe van de stadhouder het merendeel van de bijzondere collectie Italiaanse en Vlaamse meesters. 40 Campen. De Haagse jurist: 203.
16
dat deze functies overgedragen zouden worden via erfopvolging en dat zijn nazaten verzekerd waren van deze functies binnen de Republiek. De macht van de Oranjes was nooit eerder zo solide geweest. In 1748 werd Willem V geboren als eerste zoon van stadhouder Willem IV en Anna van Hannover. Drie jaar na de geboorte van Willem V overleed zijn vader. Anna van Hannover werd vanaf dat moment gouvernante over haar zoon en regentes van Nederland. Dit hield in dat zij alle stadhouderlijke taken en de opvoeding van de kinderen op zich nam. De militaire taken werden tot aan de volwassenheid van Willem V waargenomen door Lodewijk Ernst hertog van BrunswijkWolfenbuttel. Anna van Hannover nam haar educatieve taken zeer serieus en besteedde veel aandacht aan hoogwaardig onderwijs voor haar zoon. Om dit onderwijsprogramma te verlevendiggen werd onder andere gebruik gemaakt van natuurhistorische, meetkundige en historische objecten. Al vanaf de eerste jaren dat Anna van Hannover regentes was, groeide zodoende de stadhouderlijke collecties. Zo breidde zij het verzamelterrein uit naar naturalia met de eerste grote aankoop van een collectie schelpen en insecten van mr. Pieter Lyonnet in 1751. Een andere grote injectie was de aankoop en bloc van de collectie De Thoms, die uit antiquiteiten bestond, eveneens in 1751. Anna’s interesse voor naturalia en zeldzaamheden staat niet op zichzelf, veel van de eerdere stadhouders hadden ook al interesse getoond voor de natuurlijke historie.41 Vanwege het grote aantal (‘door kunst gemaakte’) zeldzaamheden in de natuurhistorische collectie zal deze in dit hoofdstuk centraal staan. Een waarschijnlijke inspiratiebron voor Anna van Hannover bij haar besluit om de collecties uit te breiden met naturalia, was de verzameling van haar hofdame Catharina de Grovestins-van Schutz. Deze verzameling was opgesteld in een speciaal voor dit doel ingerichte ruimte. De
Daniel Marot Jr. Ontwerp voor het naturaliënkabinet van Catharina de Grovestins, anno 1756. Gemeente Archief Den Haag. Inv. nr. Z.gr.503.
inrichting van het kabinet was ontworpen door Daniël Marot en de verzameling was voor
41
Sliggers. Het verdwenen Museum: 20; Campen. De Haagse jurist: 203; Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 20.
17
een groot deel bijeengebracht door de toen nog jonge Arnout Vosmaer.42 Enkele jaren later zou de gehele verzameling naar Rusland overgebracht worden. In het pand dat hierdoor vrij kwam, werden vanaf 1766 de stadhouderlijke kabinetten gevestigd. Het is aannemelijk dat Anna van Hannover via haar hofdame met Arnout Vosmaer in contact is gekomen, aan wie zij in 1756 zou vragen directeur te worden van het stadhouderlijk kabinet van natuurlijke zeldzaamheden.
Arnout Vosmaer Arnout is wellicht het meest belangrijk geweest bij de totstandkoming en het beheer van de collectie ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ van Willem V. Hij werd op 23 oktober 1720 in Rotterdam geboren als jongste zoon van wijnkoper Jacob Vosmaer en Suzanna van Arkel. Op veertienjarige leeftijd verloor Arnout zijn vader en ging hij, naar de wens van zijn moeder, werken in de handel. In 1751 vestigde hij zich in Den Haag. Hier ging hij zich meer en meer toeleggen op de bestudering van de natuurlijke historie en de uitbreiding van zijn privé kabinet. Ook hielp hij de hierboven genoemde hofdame Van Grovestins bij het inrichten van haar kabinet, dat naar zijn zeggen ‘na het zijne een der schoonste verzamelingen die ooit in deze landen geweest zijn’ was. Vosmaer was een autodidact. Zijn kennis deed hij deels op met zijn studie naar zijn eigen
Anoniem. Portret van Arnout Vosmaer. Pieters. Het verdwenen museum: 23. (Particulier bezit)
verzameling. Daarnaast verwierf hij veel kennis door het samenstellen van veilingcatalogi van bijvoorbeeld de beroemde collectie van Albertus Seba.43 Vosmaers interesse en kennis omvatten een groter gebied dan enkel dat wat wij tegenwoordig verstaan onder de natuurhistorie. Dit blijkt onder meer uit het gegeven dat hij het voorwoord scheef bij een publicatie over de begraafwijze van de oude Germanen.44 Volkenkunde viel dus ook onder zijn expertise.
42
Campen. De Haagse jurist: 203; Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 20; Sliggers. Het verdwenen museum. P. 20. 43 Pieters. Een vorstelijke dierentuin: 12-16. 44 Lier. Oudheidkundige brieven.
18
De achttiende eeuw werd in Europa gekenmerkt door het Verlichtingsdenken. Aanhangers van de Verlichting zagen de rede, het verstand, als een belangrijk middel bij de waarheidsvinding. Tot die tijd werden de meeste antwoorden gevonden binnen het domein van de religie. Deze mentaliteitsverschuiving zorgde voor belangrijke veranderingen binnen onder andere de filosofie, de godsdienst en de wetenschappen. Logischerwijs was dit ook de periode waarin de wetenschappen zich verder konden ontwikkelen, immers God werd niet langer gezien als hét antwoord op alles. Vosmaer was aantoonbaar op de hoogte van de wetenschapsgeschiedenis en de ontwikkelingen binnen zijn vakgebied en plaatste zichzelf in die traditie. In zijn werk noemt hij veel namen waarvan enkele bekende: Aristoteles, Plinius, Ruysch, Buffon en Linnaeus.45 Vosmaer kan gezien worden als een verlichte verzamelaar. Zijn passie voor het verzamelen, bestuderen en schikken van voorwerpen die uit de natuur afkomstig waren, staat binnen deze traditie. 46 Vosmaer stelde dat de meeste amateurs verzamelden voor hun genoegen en niet om ‘ware en juiste kennis’ op te doen.’47 Hij wilde de wereld begrijpen door zelf onderzoek te doen en zijn bevindingen te toetsen aan de laatste stand van de wetenschap. Eén van Vosmaers belangrijkste en overgeleverde bijdragen aan de wetenschappen is zijn verzamelwerk Regnum Animale. Dit is een bundel met beschrijvingen van de verschillende dieren die leefden in de stadhouderlijke menagerie. Deze publicaties gebruikte hij eveneens om zijn denkbeelden af te zetten tegen die van anderen, een voorbeeld hiervan is: ‘Door Aap, (kan ik met even veel regt zeggen) verstaa ik een dier van menselijke vernuft en spraak ontbloot, dat echter door gebaren, manieren, en in al zijn doen, den mensch als schijnt naar te apen, en in sommigen zyner leedemaaten meer of 45
Vosmaer. Regnum Animale. Inleiding p. III-VI. nb: Vosmaer schrijft over de beroemde ontleedkundige Hendrik Ruysch in Holland, waarschijnlijk bedoelt hij hier de Amsterdamse anatoom, zoöloog en preparateur Frederik Ruys (1638-1731). 46 Zeventiende eeuwse verzamelingen werden nog gekenmerkt door het feit dat de collectioneur streefde naar een verzameling als afspiegeling van de hele wereld. De toename van (wetenschappelijke) kennis zorgde er echter voor dat men zich ging realiseren dat dit streven niet langer haalbaar was en zodoende kwam er een verschuiving op gang van de encyclopedische- naar meer gespecialiseerde verzamelingen. Met name Linnaeus’ boek Systema Naturae, met daarin zijn nieuwe ordening voor het planten- en dierenrijk zorgde voor een toenemende specialisatie onder verzamelaas. Bron: Bergvelt. De wereld binnen handbereik: 22, 26. In grote lijnen maakte men onderscheid tussen de naturalia en de artificialia. Naturalia werden onderverdeeld in planten, dieren en gesteenten. Onder de artificialia viel al dat wat door mensenhanden was gemaakt. Onderscheiden categorieën waren: antiquiteiten, munten en penningen, schilderijen, prenten, tekeningen, objecten van kunstnijverheid en objecten uit buiten-Europese gebieden. Bron: Bergvelt: De wereld binnen handbereik: 29-30. Willem V verzamelde al deze deelgebieden, zijn verzameling kan dus nog wel als een encyclopedische of universele verzameling worden aangeduid. De wetenschappelijk uitvoering door Vosmaer en de andere beheerders zorgde er echter wel voor dat ieder deelgebied op zich een gespecialiseerde verzameling was, die getoetst werd aan en tot stand kwam met de kennis van dat moment. 47 Bergvelt. Kabinetten: 187.
19
min gelykt. Men kan my tegenwerpen, dat de heer Buffon berispt den beroemden Linneus geduurig wegens zyne bepaalingen, onderscheidingen der geslachten, naam-veranderingen enz. en zegt, dat men de eigenschappelyke naamen moet bewaaren, zonder (dan daar dezelvenontbreeken) tot nieuwe benaamingen over te gaan. Het verwondert my deezen Natuurkundigen dus te hooren redeneeren; want waarom moet dan het grootste gedeelte van een geslacht van dieren, zo bekend als de aapen, zyn alom bekende en aloude naam ontnomen wordt.’48 De in het fragment genoemde Georges-Louis Leclerc de Buffon was vanaf 1739 directeur van het Cabinet du Roy en publiceerde in die hoedanigheid zijn beroemde Histoire naturelle, générale et particulière, avec la description du Cabinet du Roy. Dit werk bestond uit zeven delen en beschreef de natuurlijke historie van zoogdieren. In zijn publicaties reflecteerde Vosmaer op dit boek. Buffons voorbeeldfunctie was ook terug te zien in Vosmaers wijze van opstellen en verzamelen, waarover meer in de volgende paragraaf. Nadat Vosmaer in dienst was getreden aan het stadhouderlijk hof, kon hij zich volledig toeleggen op de bestudering van de natuur. Ook zorgde hij nog altijd, zij het anoniem, voor de objectbeschrijvingen van veilingcatalogi van andere verzamelaars. Arnout Vosmaer zou in 1799 op 78 jarige leeftijd sterven in zijn woning boven de (inmiddels voormalige) stadhouderlijke kabinetten. Wat daaraan vooraf ging, is te lezen in de volgende paragrafen en hoofdstukken.
De geschiedenis van het Natuurhistorisch kabinet In 1756 werd Arnout Vosmaer aangesteld als directeur van het stadhouderlijk kabinet van natuurlijke en ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’. Daarnaast was hij, samen met François Hemsterhuis, verantwoordelijk voor het antiquiteitenkabinet en beheerde hij de stadhouderlijke menagerie.49 Vosmaer was in eerste instantie vooral teleurgesteld over wat hij aantrof in het kabinet waar hij de leiding over kreeg. Zo blijkt uit zijn voorrede van 1785, waarin hij de aangetroffen situatie beschrijft en spreekt over ‘het geringe aantal 48
Vosmaer, Arnout. Natuurkundige Beschrijving - Amerikaanschen Bosch-Duivel: 5. Frans of Francois Hemsterhuys (1721-1790) was hoogleraar in de filosofie en eerste secretaris bij de Raad van State. Hemsterhuys had een grote belangstelling voor de beeldende kunsten en bezat een beroemde stenenverzameling. Deze verzameling en de bijbehorende kennis bezorgden hem in het begin van de jaren 1750 een functie als toezichthouder van het penning- en antiquiteitenkabinet. Hemsterhuys hield zich bezig met alle facetten van de kunst (zo ontwierp hij ook medailles en een grafmonument) en de wetenschappen. Tegenwoordig is Hemsterhuys vooral nog bekend om zijn filosofische werk. Meer hierover in Hemsterhuys in: P.C. Sonderen. Het sculpturale denken. De esthetica van Frans Hemsterhuys. Leende: Uitgeverij Damon. 2000. 49
20
dierzaaken.’50 Vosmaer was geheel niet te spreken over het bestuur van het kabinet in deze eerste jaren, zo blijkt meer dan duidelijk uit ‘Capitein de Sans-Suites van het hof zijnde en welke voor mijne komst aan het hof het bestúúr, indien men zulks noemmen mag, over de Natuurlijke zeldzaamheden die van tijd tot tijd aankwamen gehad had.’51 Nadat Vosmaers gehele persoonlijke verzameling was aangekocht voor het kabinet, besloot men dit te verhuizen. Vier zalen werden gereed gemaakt binnen het stadhouderlijk kwartier. Het vierde vertrek werd door Vosmaer als werkkamer en opslagruimte voor recent verworven objecten gebruikt. Ook vond Vosmaer twee extra leegstaande verdiepingen in het stadhouderlijk kwartier, die hij voor bewoning voor zichzelf en zijn knecht wilde gebruiken. Dit werd direct gehonoreerd omdat de ruimtes al enige tijd leegstonden om een vrij uitzonderlijke reden: het zou er namelijk spoken.52 Over de ordening van het kabinet in deze periode is weinig bekend. Enige conclusies kunnen getrokken worden uit de instructie voor de directeur waarmee Vosmaer aan de slag ging. Hierin stond bijvoorbeeld dat hij de verzameling in een ‘behoorlijke klassikale schikking’ diende te brengen en deze ook zo te houden en dat hij daarbij eveneens rekening had te houden met de ‘verderfelijkheid’ van de objecten.53 Daarnaast vermeldde de instructie dat: ‘Dezelve zal ten dien einde alle de zaeken behoorlijk en systematisch verdeelen, elke klasse in haere bijzondere verdeelinge en wederom iedere klasse met distincte nommers voorzien. Zoodanig dat op dezelve in iedere klasse, het zij in het plant-, steen- of dierenrijk, den stonds de begeerde zaek zal kunnen gevonden worden.’54 Uit bezoekersverslagen is bekend dat de ordening van het geheel vrij rommelig was.55 Zo blijkt ook uit een fragment van het reisverslag van de uit Baden afkomstige Heinrich Sander: ‘Es ist vieles da, das ich anderswo eben so, ober schöner gesehen habe. Die Ordnung ist eitel Unordnung und bestätigt mit das, was andre Gelehrte mir von Vosmaer gesagt haben’.56 Tijdgenoten vergeleken de opstelling van de objecten in het Kabinet van Natuurlijke Zeldzaamheden meermaals met het Cabinet du Roy, dat onder leiding stond 50
NA: 2.21.271: 67 Arnout Vosmaer. Fragment uit de voorreden 1785. Ibidem. 52 Ibidem: ‘Dit alles wierd mij toegestaan en met te gereeden, omdat niemant daar wilde woonen uit hoofden van zoogenaamde spokerijen die men aldaar voorgaf voorttegevallen, doch waarvan ik nimmer het allergeringste hebbe vernomen.’ 53 KHA: A26, 46III. Instructie voor den directeur over het kabinet der Natuurlijke Zeldzaamheden. 54 Ibidem. 55 Sliggers. Het verdwenen museum: 33. 56 Sander. Beschreibung Seiner Reisen: 490 – 491. 51
21
van de eerder genoemde Buffon. Hier was de opstelling ook gemengd geweest: ‘ware kunstschatten stonden naast twijfelachtige curiositeiten’.57 Overal waren objecten opgesteld geweest: aan de plafonds, in het midden van de ruimte en in de indrukwekkende vitrinekasten langs de wanden. Het lijkt aannemelijk dat Vosmaer die zeer bekend was met de werken van Buffon en het Cabinet du Roy naar alle waarschijnlijkheid meer dan eens bezocht heeft, Buffons aanpak als inspiratiebron heeft gezien voor zijn eigen kabinet. Zeker is dat verschillende bezoekers de kabinetten met elkaar vergeleken en dezelfde kritiek uitten op de zeer gemengde opstelling van de beide heren. Met welke ideeën deze opstellingen tot stand zijn gekomen is helaas niet te achterhalen. De kritiek sloeg echter niet op de inhoud van de collecties, hierover waren nagenoeg alle bezoekers lovend. In zijn opzet voor een voorwoord van de catalogus van het stadhouderlijk kabinet van zeldzaamheden schrijft Vosmaer onder meer over zijn beginperiode als directeur van het kabinet. Het document is onvolledig, maar biedt wel zicht op de werkwijze van Vosmaer en de aandacht die hij besteedde aan het presenteren en behouden van de objecten. Een fragment waaruit dit bijvoorbeeld blijkt is: ‘Ik liet de bodem dezer kastjes met enig landschap beschilderen, ten cieraart der daarin staande vogelen of andere dieren, en eenige verfstoffen daar te gebruiken, die zelfs dienden ter bewaring en bevrijding van al het daarin gestelde gedierten, mits die kastjes van alle zijden wel dicht geslooten bleven’58 Omstreeks 1759 had het kabinet al naam gemaakt tot ver over de grenzen van de Republiek en Vosmaer kreeg met grote regelmaat objecten toegestuurd door collega natuurwetenschappers uit binnen- en buitenland. Dit veroorzaakte een snelle groei van de collectie. ‘Dit alles bracht zeer veel ter gedurige vermeerderingen van deze kabinet verzameling’.59 Ook werden er veel objecten toegezonden door de gouverneurs en opperbevelhebbers van handelsposten in met name Azië en Afrika, deels op verzoek van Vosmaer.60 Jarenlang bleef het kabinet doorgroeien. Toen er ook meer ruimtes in het stadhouderlijk kwartier nodig waren vanwege het aanstaande huwelijk van Willem V met Wilhelmina van Pruisen, werd het tijd het kabinet te verhuizen. Vosmaer schrijft over deze periode:
57
Sliggers. Het verdwenen museum: 28. NA: 2.21.271: 67. Arnout Vosmaer. Fragment uit de voorreden 1785. Het beschilderen van (de binnenzijde) van kabinetten met een beeldverhaal dat bij de inhoud paste werd vanaf de zeventiende eeuw toegepast. Een ander voorbeeld hiervan is het muntenkabinet van de Amsterdamse verzamelaar Simon Schijnvoet (1652-1727) dat een decoratieprogramma had dat verwees naar de heldendaden en de apotheose van Ceasar. Van der Roemer. 2005: 58. 59 NA: 2.21.271:67. Arnout Vosmaer. Voorreden. P. 4 60 Campen. De Haagse Jurist: 203. 58
22
‘Gedurige verplaatsingen der zaaken en de veranderingen welken hier door voorvielen; de toenemende aanwas van het kabinet; de bekrompenheid der plaats; het aanstaande huwelijk van Zijne Doorluchtige Hoogheid, die meerdere ruimte welke de bekrompene hofhoudinge zelfs nodig had: gaf aanleiding naar eene bekwame plaats ter berging zoo van het Natuur en kunstkabinet, als dat der Grieksche en Romeinsche en andere oudheden, gelijk meede de reeds voortreffelijke bibliotheek en Schilderijverzameling, om te zien. Tot dien einde wierd onder de Voogdije van den Heere Hertog van Brunswijk, het Huis op het buitenhof in de nabijheid der gevangenpoort, gekogt en hetzelve van binnen, ter plaatsing van het kabinet der Nat. His., Grieksche en Romeinsche oudheden, als mede de bibliotheek gereed gemaakt, en terwijl de Schilderzaal eene ruime plaats vereischten, daartoe noch een terzijden staande Huizinge nabij de gevangenpoort gereedgemaakt.’61 Het kabinet verhuisde naar het in de Prelude beschreven Huis van Noyelle. Het pand waar jaren eerder het kabinet van Catharina de Grovestins gevestigd was geweest. Aan architect David van Stolk werd gevraagd het pand geschikt te maken voor zijn nieuwe functie. Hiervoor werd het deels uitgebouwd. Helaas zijn alleen de bouwtekeningen bewaard gebleven, over de inrichting is niets bekend. Het kabinet bleef groeien en om aan de gehele collectie onderdak te bieden vatte men in 1785 het plan op om een aangrenzend pand aan het kabinet toe te voegen: het moest echter eerst onteigend worden.62 Of het hiervan gekomen is, is helaas niet uit enig archiefstuk duidelijk op te maken, maar de uitbreidingsplannen geven wel aan dat de verzameling alsmaar groeide. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de steeds ingewikkelder wordende politieke situatie een verdere uitbreiding naar het naastgelegen pand in de weg gestaan.63
De vorming van de collectie Zoals eerder aangegeven vinden de verzamelingen van stadhouder Willem V hun oorsprong in de verzamelingen van Willem IV. Voordien hadden de Oranjes zeker ook grote en soms beroemde verzamelingen aangelegd, maar deze waren op verschillende wijzen uiteen gevallen. Ook moet gezegd worden dat Willem V de eerste was die zijn verzamelingen echt 61
NA: 2.21.271: 67 Arnout Vosmaer. Fragment uit de voorreden van 1785. Société des Libraires. Guide ou nouvelle description: 260. 63 Meer over de politieke situatie en de gevolgen die deze had voor de collectie is te lezen in hoofdstuk 3. 62
23
openstelde voor het publiek in speciaal daarvoor bestemde ruimtes buiten het stadhouderlijk kwartier. Voor die tijd waren het privéverzamelingen geweest die totaal vervlochten waren met het overige privébezit van de vorst. Deze verschuiving van ‘besloten-privé’, naar ‘openbaar-privé’ valt samen met de machtswisseling van Willem IV en zijn weduwe Anna van Hannover naar Willem V. Hij was de eerste Oranje die al bij zijn geboorte beschikte over alle stadhouderlijke waardigheden en die was opgegroeid als een bijna volwaardig monarch. Het private karakter van de verzameling zorgde er echter wel voor dat objecten met regelmaat verhuisden van de privévertrekken van de stadhouder naar het museum onder directoraat van Vosmaer. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een naamlijst opgesteld door P. Ostheim, kamerdienaar van Willem V, in 1782, waarop ruim honderd objecten staan vermeld die van de privévertrekken zouden worden overgeplaatst naar het kabinet.64 De collecties waren ook op een andere wijze dynamisch van karakter. Aan de doorlopende stroom nieuwe objecten leek geen einde te komen. Bovendien schonk Willem V, naar goed vorstelijk gebruik, met enige regelmaat voorwerpen uit zijn collecties aan hoge gasten of een andere vorst. Objecten kunnen dus in verschillende jaren op verschillende inventarislijsten hebben gestaan om later geheel van deze lijsten te verdwijnen. Dat de collecties aan een hooggeplaatst persoon toebehoorden en een vorstelijk karakter hadden is terug te zien aan de totstandkoming van de collectie(s). Terwijl andere verzamelingen ontstonden door aankoop en een specifiek verzamelbeleid, kwamen de stadhouderlijke verzamelingen veelal tot stand door giften. Er valt onderscheid te maken tussen een specifiek verzamelbeleid enerzijds en een constante stroom aan, deels gewenste, goederen anderzijds. In onderstaande paragraaf wordt dieper ingegaan op de totstandkoming van de stadhouderlijke collectie(s). De totstandkoming van de collectie(s) Zoals aangegeven omvat een vorstelijke collectie veel geschenken. Deze geschenken kwamen vaak van hooggeplaatste vertegenwoordigers - zoals gouverneurs en ambassadeurs - en andere vorsten. Ook werden er met regelmaat aankopen gedaan. Hieronder zaten hele bijzondere, omdat Vosmaer door zijn nevenactiviteiten goed zicht had op de markt. Meestal ging het om een groot aantal objecten afkomstig uit de voormalige verzamelingen particuliere verzamelaars. Behalve door aankopen en geschenken bereikten objecten het kabinet ook door ruilingen met andere verzamelaars. Contacten met overzeese
64
KHA:A31: 184: Naamlijst der kleinodiën, en andere kostbaarheden, bestaande in Edele en andere steenen, goud, zilver en verdure zaaken en waardije, behorende aan Zijne Doorluchtigste Hoogheid den Heere Willem de Vde Prinse van Oranje en Nassouw enz. enz. enz. Deze objecten zijn ook terug te vinden op de lijst van objecten in Bijlage 1.
24
handelsposten zorgden eveneens voor een belangrijk deel van de nieuwe aanwassen voor het kabinet, waarover hieronder meer. Veel van de (door kunst gemaakte) zeldzaamheden in de collectie vonden hun weg naar de kabinetten via de grote vaart. De intensieve scheepvaart van de VOC en de WIC op de handelsposten van de Republiek bracht een grote aanvoer van nieuwe objecten met zich mee.65 Om ervoor te zorgen dat de juiste aanvullingen het kabinet bereikten, ontwierp Vosmaer omstreeks 1766 een gedrukt formulier waarop aangegeven stond welke objecten en dierzaken gewenst waren voor de stadhouderlijke collecties en menagerie. Deze lijst was bedoeld voor de vertegenwoordigers van de overzeese handelsposten.66 Ook in zijn memoires bespreekt Vosmaer deze periode en de verzoeken die hij stuurde aan de gouverneurs van ‘Batavia, Ceylon als de Kaap’67 Een voorbeeld van een dergelijke correspondentie ligt bewaard in het archief van de familie Vosmaer. Vosmaer schrijft hier aan een onbekende: ‘Zoo neeme ik bij deze missive ..moedigst de vrijheid het vernoemde kabinet van Zijne Doorluchtigste Hoogheid in de hooge de protectie van u hoogstedel gebore te insinueeren, als geenzints twijfelende aan de edelmoedigste begunstiging van u hoogedel geb. ter bevorderingvan de zoo nuttige als aangename studie der Natuurkunde. Ter ondersteuning van deze, mijne nederige sollicitatie, heb ik de eer met verzekering te kunnen melden dat de favourabele beantwoording derzelve niet anders dan ten hoogste aangenaam aan Zijne Doorluchtigste Hoogheid zijn zal. (……) Verder neem ik de vrijheid, ter felicitering van mijnen bede, hier eenige gedrukte memoires bij te voeggen. Dezelven zullen eigentlijk het best diennen kunnen, zoo wel tot begeerde zaaken, en waaronder de zee producten, zoo van zee hoorns, schulpen en koraal gewassen, gelijk mede de visschen der ceylonsche kusten, thans wel voornamentlijk bedoelt worden….’68 Natuurlijk zal het kabinet met regelmaat objecten ontvangen hebben die niet in eerste instantie gewenst waren. Maar uit bovenstaande gegevens valt wel te concluderen dat er sprake was van een bewust verzamelbeleid, waarbij overigens twee kanttekeningen 65
Dit was zeker ook het geval in de beginperiode van de verzamelingen, al is hierover vrij weinig bekend. Een aanvulling die in ieder geval heeft plaatsgevonden is een zending objecten verstuurd door Generaal Julius Valentin Stein Van Gollenesse bestaande uit Suratse zeldzaamheden, in juli 1754. Stukken vermeld op deze lijst zijn later zowel terug te vinden op inventarislijsten van Vosmaer als op de inventarislijst opgesteld door R.P. van de Kasteele, directeur, van het kabinet van Zeldzaamheden in Den Haag vanaf 1816.( KHA: A31 -173: Memorie van Suratse Curiositeiten 25 juli 1754.) 66 Sliggers e.a. Het verdwenen museum p. 28 67 NA: 2.21.271 – 55: Brief van Arnout Vosmaer aan onbekende. 13 oktober 1764. 68 NA: 2.21.271 – 55: Brief van Arnout Vosmaer aan onbekende. 13 oktober 1764.
25
geplaatst moeten worden. In hoeverre was Vosmaer bekend met alle mogelijke te verwerven objecten, hij was immers zelf nooit buiten Europa geweest? En in hoeverre was er sprake van een inhoudelijke inmenging van Willem V? Het lijkt er namelijk op dat het verzamelbeleid van het kabinet van natuurlijke zeldzaamheden volledig in handen was van Arnout Vosmaer. Helaas is veel van de documentatie over de totstandkoming van de stadhouderlijke kabinetten verloren gegaan en omdat ook de inventarislijsten niet langer bestaan is er geen duidelijk beeld van het geheel. In bijlage 1 is een lijst te vinden met alle objecten die met zekerheid eens tot de verzameling hebben behoord.69 Een voorbeeld dat echter waarschijnlijk representatief is voor de totstandkoming van het kabinet is de correspondentie over de cultuur van de Bosjesmannen uit 1790. Deze correspondentie kwam samen met een serie nieuwe objecten in het kabinet en bestond uit een circa 40 pagina’s tellend rapport over de cultuur van de Bosjesmannen en een uitgebreide omschrijving van de meegestuurde objecten.70 Met de nieuwe objecten kwam er dus ook kennis naar het kabinet. In hoeverre deze kennis verder gedeeld werd met de bezoekers of de stadhouder is niet bekend. Als laatste zorgde ook Vosmaer persoonlijk voor de inbreng van nieuwe zeldzaamheden. Want ook na zijn aanstelling maakte hij nog verschillende reizen door Europa, naar Frankrijk, Zwitserland, Italië en Duitsland. Van deze reizen nam Vosmaer de nodige aanvullingen mee voor het kabinet. Zelf schrijft hij hierover dat hij de reizen maakte op eigen kosten en dat hij de objecten voor het kabinet ‘opofferde zonder het minste zelfbelang’.71
Tot slot In dit hoofdstuk is een beeld geschetst van de geschiedenis en de totstandkoming van de collectie. De deelvraag: welke objecten maakten deel uit van de collectie ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ is helaas niet geheel beantwoord. Dit is grotendeels te wijten aan het gemis van een inventarislijst met daarop alle objecten. Een ander obstakel is het dynamische karakter van de verzameling. Enerzijds was er sprake van een constante groei 69
De lijst is samengesteld uit inventarislijsten, briefwisselingen, de inpaklijsten van de Franse commissarissen en diverse andere bronnen over een tijdsbestek van 1754 tot 1816. De lijst geeft dus geen momentopname. Het is zelfs hoogst onwaarschijnlijk dat alle objecten op enig moment tezamen onderdeel uit hebben gemaakt van de collectie. Het enige wat wel zeker is, is dat ze stuk voor stuk deel hebben uitgemaakt van de collectie door kunst gemaakte zeldzaamheden. 70 KHA: A31: 210. De cultuur van de Bosjesmannen door F. van Winkelmann. De lijst met meegezonden objecten is integraal opgenomen in Bijlage 2. 71 NA: 2.21.271: 67 Arnout Vosmaer. Fragment uit de voorreden 1785.
26
vanwege de vele geschenken en aankopen, anderzijds verdwenen er ook objecten uit de verzameling omdat ze als geschenk werden weggeven, verruild of verkocht. Het dynamische karakter kwam ook terug in de regelmaat waarmee objecten werden verplaatst tussen de privévertrekken van de stadhouder en zijn openbare kabinetten. Kortom zelfs wanneer er wel een inventarislijst was geweest, dan was dit slechts een momentopname geweest. Een poging om de deelvraag alsnog te beantwoorden is te vinden in bijlage 1. Dit is een lijst met daarop alle objecten die met zekerheid op enig moment deel hebben uitgemaakt van de collectie. Deze lijst is samengesteld uit objecten die omschreven stonden op zeer uiteenlopend archiefmateriaal. Enkele van deze bronnen gaven een dwarsdoorsnede van de verzameling, in andere gevallen betrof het een schenking van met tientallen objecten uit één bepaalde regio.72 Hierdoor kan er een vertekend beeld zijn ontstaan waardoor het lijkt alsof er verhoudingsgewijs meer objecten uit bepaalde streken deel hebben uitgemaakt van de collectie. Hoe omvangrijk het geheel is waarvan zij deel uitmaakten is helaas een vraag die eveneens onbeantwoord blijft. In het volgend hoofdstuk wordt dieper in gegaan op de verschillende functies van de collectie ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’.
72
Voorbeelden hiervan zijn de schenkingen van objecten van de Bosjesmannen (KHA A31-210) en de Suraatse zeldzaamheden (KHA A31-173). Terug te vinden op de lijst van bijlage 1 en in bijlage 2.
27
Hoofdstuk 2: De functie van de ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ van Willem V Wat is de functie van een verzameling en met welke motieven is het geheel bijeengebracht? Deze vraag is voor iedere verzameling lastig te beantwoorden wanneer de collectioneur niet meer in leven is en er zelf geen uitspraken over heeft gedaan. Het beantwoorden van deze vraag binnen dit onderzoek is nog moeilijker omdat het niet mogelijk is een volledige papieren reconstructie van deze verzameling te maken. Daarnaast ontbreekt het ook aan een uiteenzetting van Willem V, Vosmaer of bijvoorbeeld Wilhelmina van Pruisen over een te voeren beleid of wens ten aanzien van de verzameling. In dit hoofdstuk kan er zodoende alleen gewerkt worden met wat wel bekend is: vroege inventarislijsten, enkele schenkingsbrieven en wat citaten van direct betrokkenen. Wat bovenstaande vraag bovendien lastig te beantwoorden maakt, is de grote rol van derden bij de totstandkoming van deze verzameling. Zoals al eerder aangegeven was het overwegend Arnout Vosmaer die de aankopen deed, al dan niet met inbreng van Willem V. Daarnaast ontstond de verzameling voor een deel door geschenken van derden en niet door een vooraf bepaald verzamelplan. Dat deze verzameling verschillende functies had, is echter helder. Zo is er een duidelijk verschil tussen een familieverzameling die langzaam per generatie is uitgebreid, en deze verzameling, die grotendeels in korte tijd tot stand kwam en (redelijk) publiek toegankelijk was. Voorheen maakten stadhouderlijke verzamelingen deel uit van de boedel van de Oranjes. Met de verhuizing van de collecties vond een functieverschuiving plaats. De privéverzameling werd een verzameling voor het publiek: een museum. De functie van het kabinet van natuurlijke zeldzaamheden werd in 1756 omschreven in de instructiebrief aan Vosmaer en ondertekend door Anna van Hannover: ‘Dan alzoo den ondergefehr even, in alle opzicht niets zoo zeer terharte neemd, als om met de minst mogelijke kosten, eene zaak voort te zetten, waar voor hij de uiterste genie heeft en die tot eene aangenaame en teffens leerzame schouwplaats voor Zijne Doorluchtigste Hoogheit kan verstrekken, welke daar en booven niet dan eer aan het Doorluchtigste Huis kan toebrengen en voordeel aan de plaats in welke zij zich bevind, als vreemselingen van alle oorden tot zich trekkende.’
73
73
KHA: A26, 46III. Instructie voor den directeur over het kabinet der Natuurlijke Zeldzaamheden.
28
Omdat dit de enige contemporaine bron is waarin de functie van het kabinet beschreven wordt, vormt dit citaat de rode draad door dit hoofdstuk. In de eerste paragraaf wordt de privéfunctie van de verzameling besproken, in de tweede paragraaf de verzameling als openbaar museum en in de derde paragraaf wordt ingegaan op de verzameling als vorstelijk statussymbool.
‘Een aangenaame en teffens leerzame schouwplaats voor Zijne Doorluchtigste Hoogheit’ Allereerste diende de verzameling privé-doeleinden, zij was er voor het esthetisch genot en onderricht van de stadhouderlijke familie. Anna van Hannover kan gezien worden als één van de belangrijkste grondleggers van de verzamelingen van Willem V. Zij richtte zich in deze vroege periode van de kabinetten vooral op de natuurhistorische verzameling; dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de schilderijenverzameling, die onder haar leiding nauwelijks groeide. Zij stelde Arnout Vosmaer aan als directeur en onder haar leiding vond de eerste verhuizing plaats naar vier aparte ruimtes. Haar betrokkenheid bij de totstandkoming van de kabinetten blijkt ook uit een aantekening van Vosmaer waarin hij schrijft dat de prinses in september 1757 de (dan haast voltooide) kabinetten kwam inspecteren en hier ‘haar volmaakte goedkeuring aan gaf.’74 Anna van Hannover was sinds het vroege overlijden van haar man verantwoordelijk geweest voor de opvoeding van haar kinderen. De aanschaf van de naturalia en oudheden viel samen met het onderwijsprogramma dat zij in gedachten had voor haar kinderen. Het is bekend dat de prinses, met haar kinderen, met enige regelmaat de kabinetten bezocht. Nadat Anna met Willem V – toen negen jaar oud - de privéverzameling van Vosmaer had bezocht en Willem na drie uur kijken er nog niet genoeg van had, besloot zij ook deze verzameling aan te kopen.75 Kortom de verzameling groeide omdat zij en haar kinderen er belangstelling voor hadden. Na de dood van Anna, in 1759, kreeg Hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk de voogdij over de kinderen. Het is niet bekend met welke frequentie de verzameling in deze jaren door Willem V werd bezocht, zeker is dat het beleid die jaren niet werd veranderd en het kabinet gestaag doorgroeide. Behalve dat het kabinet een educatieve functie had voor de stadhouderlijke familie, had het die ook in algemene zin. Met zijn werk voor de kabinetten leverde Arnout Vosmaer die jaren een belangrijke bijdrage aan de groei van de natuurhistorische kennis. Hij publiceerde artikelen, reflecteerde op de stand van de wetenschap en ontving met grote 74 75
Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 21. Meerkerk. Willem V en Wilhelmina van Pruisen: 24.
29
regelmaat collega-onderzoekers. Er stonden in het kabinet belangrijke dieren, opgezet of op sterk water. Onder deze objecten bevonden zich ook de type-exemplaren van enkele dieren uit de voormalige verzameling van Albertus Seba.76 Deze stukken waren van groot belang voor de dierwetenschappen in die tijd. Een andere wijze waarop het kabinet een bijdrage leverde aan de wetenschappen van dat moment waren de beschrijvingen, die meegezonden werden met de objecten uit verre streken. Een voorbeeld hiervan is het in hoofdstuk 1 genoemde rapport over de cultuur van de Bosjesmannen. Willem V: een karakterschets Willem V is niet de geschiedenisboeken in gegaan als één van de meest standvastige, krachtige en strategische leiders uit de Nederlandse geschiedenis. Strategische beslissingen van zijn kant zijn altijd eerder toegeschreven aan zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen dan aan Willem V zelf. Voor een deel is deze visie aangedikt door patriottistische en antimonarchistische auteurs, voor een groot deel berust ze zeker op waarheid. Om een zo accuraat mogelijk beeld te schetsen van Willem V, baseer ik deze karakterschets op enkele fragmenten uit het eigenhandig geschreven zelfportret van onze laatste stadhouder, geschreven in 1788.77 Hierin schrijft Willem V heel eerlijk hoe hij naar zijn taken en zijn invulling daarvan keek. Treurig is het om te lezen dat hij nooit zo gelukkig is geweest als in de jaren 1786 en 1787 in Nijmegen, omdat hij ‘toen niets meer hoefde te geven.’ Als stadhouder was hij dag in dag uit bezig mensen te ontvangen en aan te horen en dit eindeloze proces maakte hij voor zichzelf dragelijk doordat hij zich had aangeleerd te antwoorden ‘in betekenisloze zinnen over reële zaken.’ Zijn leven vergeleek hij zelf met dat van de Romeinse keizer Claudius die eveneens geregeld een diner misliep omdat hij op het tribunaal nog vele advocaten diende aan te horen. Willem V hield meer van het theoretisch stadhouderschap dan van de praktijk. Hij had veel interesse in krijgsgeschiedenis en het oorlogsrecht en was hier trots op. Dit blijkt uit het feit dat hij zijn memoires begint met de zin: ‘Portret van Willem V Prins van Oranje, gezegend met een gelukkig geheugen is hij misschien in Holland de man die uit zijn hoofd het best de vorsten kent die in Holland hebben geregeerd en ook het best de verdragen en de geschiedenis van Europa kent.’ Ook schrijft hij dat juist kleine zaken hem bezig hielden en niet de grote en dat hij haast verliefd was op details en daarin dan ook excelleerde. Kortom Willem V lijkt een man met
76
Pieters. Een vorstelijke dierentuin: 25. KHA: A31 : 91. Portrait de Guillaume Cinq Prince d’Orange. De memoires zijn met de hand geschreven in het Frans, de gebruikte citaten zijn vrije vertalingen naar het Nederlands. 77
30
zelfkennis en enig zelfmedelijden, die misschien letterlijk het beroep had gekregen waarvoor hij in de wieg was gelegd, maar zeker niet figuurlijk. Het liefst hield Willem V zich bezig met het genieten van cultuur. Het gezin kreeg regelmatig theatervoorstellingen op het paleis te zien en Willem schreef hierover kritieken. Hierin ontpopte hij zich als een ware, bevlogen, theatercriticus. Hij kende de acteurs, de rollen, de stukken en vergeleek dit alles met het grootste gemak met voorgaande producties of rollen, zo blijkt uit het volgende fragment: ‘(…) En zoals hij geweest is als de Marquise van Lauret, waarvan men kan zeggen dat hij die rol goed gespeeld heeft. Als hij één gebrek heeft dan is het niet om kil over te komen maar soms zou men kunnen zeggen: “Teveel vuur, teveel enthousiasme, teveel ridderlijk vuur ” beheers u een beetje. Ligionore was, zoals men in Holland zou zeggen als een kip. Het zou genoeg zijn geweest als hij niet zo gevogelteachtig geacteerd had.’
78
Ook is bekend dat Willem V, na zijn vlucht naar Engeland, in Londen meerdere avonden per week theatervoorstellingen en concerten bezocht en hier enthousiast over schreef aan bijvoorbeeld zijn dochter Louise.79 Daarnaast bezocht hij in die jaren vele musea, kerken, particuliere kabinetten en veilingen.80 Willem V kan dus gezien worden als een cultuurminnaar met kennis van de geschiedenis en oog voor detail. Het is zodoende niet meer dan aannemelijk dat hij betrokken was bij de totstandkoming en het beheer van zijn collecties. Het lijkt mij aannemelijk dat de kabinetten zo nu en dan ook hebben gefungeerd als toevluchtsoord voor de prins, als plek waar hij even aan de druk van zijn verantwoordelijkheden kon ontsnappen. De wereld begrijpen Een algemeen motief voor het verzamelen van naturalia en zeldzaamheden in de zeventiende en achttiende eeuw was het leren kennen van werken van de schepper en het begrijpen van de wereld, het systeem waar men deel van uitmaakte.81 Hierin verschilt de functie van het kabinet dus niet met die van de vele privéverzamelingen die er in de laat zeventiende en achttiende eeuw waren. Men was leergierig en geheel volgens de ideeën van de Verlichting zocht men naar kennis over de wereld om zich heen. Veel privéverzamelingen bevatten ook naturalia, antiquiteiten, artificialia (door kunst gemaakte zeldzaamheden) en scientifica en zo had men de ‘wereld binnen handbereik’. 78 79 80 81
KH: A31 – 91: Le Censeur des Spectacles. Dunk. Een balling als tourist: 119. Ibidem: 121. Bergvelt. De wereld binnen handbereik: 35.
31
Arnout Vosmaer verwoordde zijn wens om ook dit doel na te streven in zijn opzet voor een catalogus in 1785: ‘Ik zelve, als van mijne allervroegste jaaren mij aan de betrachting dier verwonderbare weezens, welken den grooten schepper van het Heel-All, uit Zijne schepzelen, zoo verrukkelijk door kennen, hebbende overgegeeven, had mij eene kabinet verzameling, in den tijd van ruim twintig jaaren, bijeen gebracht. Welke ter dier tijd, in verscheidde deelen gene wedergade in ons land had.’82 Van Willem V is bekend dat hij zijn hervormde geloof serieus beleed. Hij sloeg geen dienst over en schreef in brieven vaak over het geloof en de door hem bijgewoonde diensten.83 In hoeverre ook de stadhouder een verlichte denker genoemd kan worden is niet duidelijk. Dat hij de verheerlijking van de rede wel als een gevaar zag blijkt uit een citaat uit 1795: ‘Ik geloof niet, dat de goede god de afschaffing van het Christendom wil en de vervanging door de eredienst van de Godin van de Rede, die immers het heidendom is. (…) Want een sterke overtuiging van de waarheden van het evangelie is nodig, opdat ons geloof in deze tijden niet in het wankelen wordt gebracht.’84 Willem V schreef dit aan zijn dochter in misschien wel de meest onzekere periode van zijn leven. Een periode waarin hij zich zodoende misschien nog wel meer vastklampte aan de door hem zo bestudeerde waarheden en zekerheden. Uit rustiger periodes is bekend dat hij binnen zijn geloof voldoende ruimte overliet voor het opnemen van de wereld om zich heen. Zijn belangrijkste leermeester op religieus gebied was de Haagse predikant Jean Royer, de vader van de jurist en verzamelaar Jean Theodore. Ook Jean Royer was een verzamelaar. Hij verzamelde vooral boeken en handschriften en had Willem IV bijgestaan in het verwerven van enkele boeken voor de stadhouderlijke verzamelingen. 85 De geloofsbelijdenis en het verzamelen van objecten gingen dus ook bij de stadhouderlijke familie prima samen.
‘Een plek voor vreemselingen van alle oorden’ ‘The Disposition and neatness of the whole is admirable, and well worthy a stranger’s attention.’86
82 83 84 85 86
NA: 2.21.271: 67 Arnout Vosmaer. Fragment uit de voorreden 1785. Schutte. Beschermer van Gods kerk: 137- 167. Ibidem: 140. Vertaald door Schutte. Brief Willem V aan dochter Louise gedateerd 2-1-1795. Campen. De Haagse jurist: 20. Peckham. A tour through Holland: 31 – 32.
32
‘The Prince’s Museum, one of the principal curiosities at the Hague, is very rich, and most admirably kept.’87 In de eerste periode, 1756 – 1766 was het kabinet nog gevestigd binnen het stadhouderlijk kwartier. Een zekere mate van openbaarheid had het echter al wel. Het kabinet was twee maal in de week geopend op maandagen en vrijdagen van 11 tot 1 uur, ten einde ‘ten algemeenen nutte de studien, voor alle lieden van distinctie en fatzoen openste stellen, uitgenomen in de bepaelde vacantietijden van het hof van Holland.’88 Vosmaer schrijft dat het aantal bezoekers steeds meer toe was genomen en dat hij steeds meer brieven ontving van ‘beminaars dezer studie uit alle landen’89 Na de verhuizing werden de openingstijden van het kabinet verruimd om de grote toestroom van bezoekers in goede banen te leiden. Het kabinet werd opengesteld op maandag, woensdag en vrijdag vanaf 12 uur. Bezoekers dienden de dag ervoor of uiterlijk om 10 uur ‘s ochtends op de dag zelf een briefje tot verzoek van bezichtiging af te geven met daarop hun naam, kwaliteit en de plaats waar zij vandaan kwamen.90 Dit alles om ‘een te groote toevloed te vermijden.’91 Deze regel had Vosmaer ingesteld nadat er in één zomer 1860 bezoekers waren geteld. Hierop werd besloten dat er nog slechts maximaal zestien bezoekers per dag ontvangen zouden worden en om dit te stroomlijnen werd men gevraagd zich vooraf te melden. Hierdoor kon iedereen in ‘goede orde en tot tevredenheid voor ieder’ het kabinet bezoeken. Eventuele boventalligen werden doorgeschoven naar de volgende dag. Het museum was erg in trek en reizigers uit alle streken deden de instelling aan. Helaas zijn er geen bezoekersboeken bewaard gebleven of aanmeldingsbriefjes. Maar dat men massaal het museum bezocht blijkt onder meer uit de vele reisverslagen waarin het kabinet genoemd en geroemd wordt en uit de memoires van Vosmaer. Een laatste aanduiding dat het kabinet naam had gemaakt tot ver buiten de grenzen van de Republiek, is de grote hoeveelheid objecten die door de Fransen werden weggevoerd naar Frankrijk in 1795, waarover meer in hoofdstuk 3. Anna van Hannovers wens dat het museum een plek voor ‘de vreemselingen aller oorden’ moest zijn lijkt zeker in vervulling gegaan. Over de vraag of dit een volwaardig museum was, zijn de meningen verdeeld. In de inleiding van Het verdwenen museum schrijft Bert Sliggers dat er in de tweede helft van de 87
Smith. A sketch in the continent: 37 – 38. KHA: A26, 46III. Instructie voor den directeur over het kabinet der Natuurlijke Zeldzaamheden. 89 NA: 2.21.271: 67. Arnout Vosmaer. Voorreden. 90 Helaas zijn de bezoekersboeken niet bewaard gebleven. Onder het kopje kwaliteit vulde men zijn beroep in. Dit zou een halve eeuw later ook gebruikelijk worden in het Rijksmuseum. Bergvelt. Pantheon der Gouden Eeuw: 99. 91 NA: 2.21.271: 67. Arnout Vosmaer. Voorreden. 88
33
achttiende eeuw in Nederland slechts twee instellingen aangeduid konden worden als museum: het naturaliënkabinet van de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen (1759) en het Teylers Museum (1779, open vanaf 1784). Of een instelling het predicaat museum verdient, hangt volgens Sliggers af van de mate van openbaarheid, de reglementen op het gebied van behoud, beheer, acquisitie en de dagelijkse gang van zaken. Daarnaast moest de eigenaar een organisatie zijn en niet een privépersoon.92 Sliggers stelt dus dat de kabinetten van stadhouder Willem V niet aangeduid konden worden als museum. Dat Sliggers daarmee eigenlijk hoofdzakelijk aan de hand van het laatste punt de collectie niet als museum aanduidt lijkt mij zeer onterecht. Er zijn immers ook vandaag de dag verschillende musea in handen van privépersonen, of opgericht uit naam van een privépersoon. Andere auteurs onder wie Prof. Th. Lunsingh Scheurleer en Martin Loonstra, rekenen de kabinetten wel tot de vroegste museale instellingen van Nederland. 93 Dit museum is natuurlijk niet de eerste instelling waar twijfel over heerst of het nu wel of niet een museum genoemd mag worden en ook zeker niet de laatste.94 Dit is te wijten aan het feit dat er vele verschillende definities en interpretaties bestaan van het begrip museum. De meest erkende definitie van het begrip vandaag de dag is de definitie opgesteld door de ICOM (International Council of Museums): ‘Een museum is een permanente instelling, niet gericht op het behalen van winst, toegankelijk voor publiek, die ten dienste staat aan de samenleving en haar ontwikkeling. Een museum verwerft, behoudt, onderzoekt, presenteert, documenteert en geeft bekendheid aan de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving, van doeleinden van studie, educatie en genoegen’ 95 Wanneer we aan de hand van deze definitie kijken naar het stadhouderlijk kabinet onder het beheer van Arnout Vosmaer, dan lijkt mij maar één antwoord mogelijk: het was een museum. Het was openbaar voor een ieder die zich vooraf had aangemeld. De collectie werd getoond in een gebouw los van het stadhouderlijk hof, ingericht en verbouwd om dit doel te dienen. Er werd grootscheeps bewaard, onderzocht en tentoongesteld en het leverde een bijdrage aan het wetenschappelijk debat van dat moment. Achteraf bezien heeft het kabinet geen permanent karakter gehad. Het verdwijnen van het museum was echter niet te wijten aan enige intentie van de eigenaar of de beheerder. Het museum 92
Sliggers. Het verdwenen museum: 8 Loonstra. Uit Koninklijk bezit: 25 94 Te denken valt aan het drugsmuseum, the Amsterdam Dungeon en Madam Tussauds: stuk voor stuk instellingen waarover vandaag de dag de meningen uiteenlopen. 95 ICOM. Ethische code voor musea. 2006. http://icom.museum/ethics.html 93
34
verdween vanwege een externe en onontkoombare beweging. Een eenentwintigste eeuwse definitie terugprojecteren op een achttiende eeuwse situatie is natuurlijk problematisch. Het enige wat gesteld kan worden is dat het naar onze huidige maatstaven vandaag de dag een museum genoemd zou mogen worden. Dat men daar destijds ook zo over dacht blijkt uit het gegeven dat de instelling in verschillende contemporaine bronnen, in verschillende talen, als museum word aangeduid.96
‘Niet dan eer aan het Doorluchtigste huis’ ‘Cette collection est une des plus nombreuses, des mieux arranges & des mieux conservées de ce genre qu’il y ait dans l’Europe’
97
‘Englishmen are politely told, that this is inferior to the British Museum only. I do not see how the two can be accurately compared, as each excels in a different way. This at the Hague is peculiarly rich in toys and other things from the East Indies.’
98
Deze verzameling staat niet op zichzelf. In de achttiende eeuw waren er in Holland honderden particuliere natuurhistorische kabinetten.99 Tot op zekere hoogte kan dit kabinet natuurlijk in die traditie geplaatst worden: het bevatte immers hetzelfde type objecten en er werd voor een deel vanuit dezelfde motieven verzameld. Deze collectie was echter veel omvangrijker en beroemd tot ver over de grens. Bovendien was het natuurlijk niet een collectie van een willekeurige verzamelaar: het was de stadhouderlijke verzameling. Van een stadhouder die als eerste van zijn familie geboren was met alle waardigheden en zodoende was opgegroeid en leefde als een volwaardig monarch. Deze verzameling had zodoende nog een, zeer specifieke, functie hij moest ‘niet dan eer te brengen aan het Doorluchtigste huis’: hij diende als statussymbool. Vorsten en andere personen van aanzien hebben altijd verzameld. Door middel van hun verzamelingen toonden zij hun macht. De verzamelingen dienden als een soort illustratie van de superieure positie van de verzamelaar. En met de verzameling spiegelden zij zich aan andere hooggeplaatste verzamelaars.100 Afgezien van de status die een verzameling de collectioneur kon geven, werd het hebben van een mooie verzameling in de achttiende 96
Enkele voorbeelden: Sir James Edward noemt het The Prince’s Museum en Heinrich Sanders schreef over een Wohleingerichtetes Museum. 97 Société des Libraires. Guide ou nouvelle description de la Haye: 256. Vrije vertaling: Deze collectie is een van de meest talrijke, best samengestelde en best bewaarde in zijn soort die er maar bestaat in Europa. 98 Smith. A sketch in the continent: 37 – 38. 99 Sliggers. Het verdwenen museum: 8. 100 De hoogopgeleide Willem spiegelde zich daarnaast ook op papier graag aan andere vorsten. Een voorbeeld hiervan is dat hij zijn eindeloze langdradige dagen vergeleek met de situatie van de Romeinse keizer Claudius.
35
eeuw gezien als een teken van goede smaak, aldus constateerde de Duitse dierkundige Palas in 1763 in Parijs.101 Daarnaast kon de collectioneur van een vorstelijke verzameling kiezen uit een ruimer aanbod van objecten dan een amateur en bestond de verzameling voor een groot deel uit (zeldzame) geschenken.102 Internationale context In achttiende-eeuws Europa werd er onder vorsten op grote schaal verzameld. Waar zoals eerder aangegeven de particulieren in deze eeuw vooral gespecialiseerde verzamelingen aanlegden was voor vorsten het bezit van een universele of encyclopedische verzameling nog wel redelijk gebruikelijk. Een belangrijke verzameling was die van de landgraven van Hessel-Kassel. Wilhelm VIII en zijn zoon Friedrich openden in 1779 hun Museum Fridericianum. Dit museum was gevestigd in een opzichzelfstaand gebouw, los van het hof, dat speciaal voor dit doeleinde was gebouwd. In het museum werden achtereenvolgens objecten uit de klassieke oudheid, penningen, kostbaarheden en klokken en automaten getoond. De gehele linker vleugel bevatte de naturalia en artificialia. In de bibliotheek waren de wetenschappelijke instrumenten opgesteld.103 Een andere belangrijke vorstelijke verzameling uit die jaren was de verzameling van tsaar Peter de Grote, in st. Petersburg. In zijn museum was in de rechtervleugel de bibliotheek gevestigd en in de linkervleugel waren de collecties te vinden. Hier werden ondermeer de naturalia (veel preparaten), de in- en uitheemse gebruiksvoorwerpen, de oudheden en de kostbaarheden apart van elkaar getoond. Een laatste belangrijke vorstelijke verzameling was de verzameling van August II de Sterke van Dresden. In zijn Palais des Sciences (heringericht in 1746) waren de natuurhistorische objecten en de objecten die te maken hadden met de activiteiten van de mens gescheiden. De laatste groep was geordend van laag naar hoog.104 Ondanks dat deze verzamelingen wat betreft de verzamelgebieden overeenkomen met die van de laatste stadhouder en ook het museum van Willem V gevestigd was in een gebouw dat apart stond van het stadhouderlijk hof, lijkt het mij onwaarschijnlijk dat deze als voorbeeld hebben gediend. Deze verzamelingen kenden namelijk duidelijker ordeningsplannen en de opzet was veel grootser. Daarbij worden zij in contemporaine bronnen niet genoemd in relatie tot dit onderwerp. Naast deze drie voorbeelden zijn er nog talloze andere vorstelijke verzamelingen geweest, waarvan vele in het huidige Duitsland. Vanwege de familiaire band die de Oranjes hadden met verschillende Duitse vorstelijke families en het Engelse koningshuis lijkt het voor de
101 102 103 104
Bergvelt. Kabinetten: 187. Ibidem: 188. Ibidem: 159-163. Ibidem: 155.
36
handliggend dat deze verzamelingen wel als voorbeeld hebben gediend.105 Bijvoorbeeld het kunst- en natuurhistorisch kabinet dat in 1753 werd opgericht door de Hertog van Brunswijk.106 Of de beeldengalerij van Frederik II van Pruisen bij Potsdam.107 Er is echter in geen enkele correspondentie, reisverslag of secundaire bron enig aanknopingspunt te vinden dat men één dezer collecties als inspiratiebron heeft gebruikt. Daarnaast waren deze verzamelingen vaak minder universeel van aard. Daarentegen lijkt het alsof de kabinetten, onder het beheer van Vosmaer, vooral Frans georiënteerd waren.108 Zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk kende Vosmaer de verzamelingen van de Franse koning, opgesteld in het Cabinet du Roy, dat onder het beheer stond van Buffon. In verschillende reisverslagen werden de twee met elkaar vergeleken, zowel inhoudelijk als wat betreft (het gebrek aan) de ordening. 109 De Franse oriëntatie van Vosmaer werd in 1765 mooi verwoord door de Engelse reiziger Th. Pennant, die schreef: ‘visited the Prince’s cabinet, under the direction of M. Vosmaer, a frenchified dutchman, extremely ignorant’.
110
Daarbij is ook de Franse verzameling als universeel te
duiden: alle gangbare verzamelgebieden waren hier te vinden. Buffon stelde hierover dat de beoefening van de natuurhistorie alleen mogelijk was wanneer de collectie ‘vertegenwoordigers omvatte van alle soorten die het universum bevolken’. 111 Andersom geredeneerd kan worden gesteld dat de Stadhouderlijke collectie ook door de Fransen als zeer interessant werd gezien. Dit blijkt immers duidelijk uit de vele transporten die slechts enkele maanden na de inval in 1795 Den Haag verlieten richting de Franse musea, waarover meer in hoofdstuk 3. Vorstelijke representatie Zoals aangegeven in het voorgaande hoofdstuk verhuisden de kabinetten in 1766 van het stadhouderlijk hof naar een apart gebouw. Enerzijds was dit een praktische verhuizing, er was immers meer ruimte nodig aan het hof vanwege het aanstaande huwelijk van de 105
Willem V’s vrouw Wilhelmina was opgegroeid aan het Pruisische hof en zijn moeder Anna van Hannover aan het Engelse. Daarnaast waren er warme banden met veel andere Duitse vorstendommen, waaronder: Anhalt-Dessau, Hessen-Kassel en Saksen. Met deze vorsten werd regelmatig gecorrespondeerd. Deze brieven zijn bewaard in het KHA onder A31: 467-525. In deze brieven worden noch de verzamelingen noch specifieke objecten genoemd. 106 Savoy. Tempel der Kunst: 199-201. 107 Ibidem: 218 108 De spiegeling aan Frankrijk is misschien wel het meest letterlijk vormgegeven met het bezit van het strijdtenue van koning François de eerste van Frankrijk dat zich bevond in de stadhouderlijke bibliotheek. Bron: Société des Libraires. Guide ou nouvelle description de la Haye : 254. 109 Het is opvallend dat de ordening in het Cabinet du Roy niet duidelijk was. Buffon’s assistent Louis Daubenton had in 1749 namelijk een stuk geschreven over zijn ideale indeling. Deze moest ordelijk zijn zodat iedereen (van een leek tot een proffessional) op een zo efficiënt mogelijk wijze kennis zou kunnen vergaren. Bergvelt. Kabinetten: 185. 110 Sliggers. Het verdwenen museum: 28. Overgenomen bron 43: Th. Pennant. Tour on the continent 1765. 111 Bergvelt. Kabinetten: 183.
37
Stadhouder met Wilhelmina van Pruisen en ook de kabinetten konden meer ruimte gebruiken. Anderzijds had men destijds ook het stadhouderlijk hof kunnen uitbreiden en de kabinetten semibesloten kunnen houden. Men koos er echter voor de kabinetten te vestigen in een gebouw dat los stond van het hof. Deze verhuizing vond plaatst in het jaar waarin Willem V achttien werd en alle stadhouderlijke taken overnam. Willem V’s aanvaarding van zijn ambt ging gepaard met veel feestelijke activiteiten. De verhuizing van de kabinetten kan ook in dat licht worden gezien. Door zijn verzamelingen te vestigen in een apart gebouw gaf hij als het ware een symbolisch geschenk aan zijn volk. Dit ‘cadeau’ is daarmee te zien als een vorm van vorstelijke representatie. Daarnaast paste het in een trend van het midden van achttiende eeuw, waarin meer vorsten hun verzamelingen onderbrachten in speciaal daarvoor ingerichte gebouwen. Met de verhuizing borduurde Willem V voort op dat wat zijn moeder tien jaar eerder voor ogen gestaan had. Hij zorgde er voor dat zijn collecties echt een plek werden voor ‘de vreemselingen aller oorden’ en ‘niet dan eer zou brengen aan het doorluchtige huis’. Verschillende auteurs hebben geschreven over hoe Europese musea omstreeks 1800 als natievormende instrumenten gebruikt zijn, als dragers van een gemeenschappelijke identiteit. Ik stel dat ook bij de verzamelingen van Willem V er sprake is van een dergelijke onderliggende functie. Specifiek geldt dit ook voor de vele objecten met een historische waarde die deel uitmaakten van de stadhouderlijke verzamelingen: de relieken van de Vaderlandse geschiedenis. Zoals aangegeven in de Prelude is het helaas niet duidelijk waar en in welke context deze objecten getoond werden. Feit is dat Willem er veel bezat.112 Bekende voorbeelden zijn het zwaard van Claudius Civilis, de geuzennapjes, de jacobakannetjes en het kanon van Michiel de Ruyter. Deze objecten ontleenden hun waarde volledig aan het gegeven dat zij ooit eigendom geweest waren van belangrijke figuren uit het verleden, of althans destijds aan hen werden toegeschreven. Van veel objecten werd immers in latere tijden bekend dat zij nooit aan deze personen hadden toebehoord.113 Het ging er dus om dat er een verhaal verteld moest worden en dat dit geïllustreerd diende te worden met objecten - al dan niet authentiek. Met het bezit van deze objecten kon Willem V op één lijn geplaatst worden met de helden van weleer. Willem V was een kenner van de Europese en Vaderlandse geschiedenis en hield zich hier graag mee bezig. Het is daarom ook aannemelijk dat juist deze objecten hem persoonlijk 112
Het verzamelen van vaderlandse realia was niet alleen weggelegd voor de stadhouder, dit blijkt uit het gegeven dat de zwart verlakte stok die eigendom zou zijn geweest van Michiel de Ruyter ooit eigendom was geweest van de beroemde verzamelaar Levinus Vincent. KHA: A31:184. Naamlijst der kleinodiën Pag. 198. inv. Nr. 511 (zie bijlage 1) 113 Zo kan het kanon niet hebben toebehoord aan Michiel de Ruyter omdat het in de achttiende eeuw in Sri Lanka gemaakt was. Bron: Bergvelt. Potgieter’s Rijksmuseum: 181. Het zwaard van Claudius Civilis was in werkelijkheid Merovingisch. Bron: Campen. De Haagse Jurist: 35.
38
erg aanspraken. Ondersteunend aan deze aanname is het gegeven dat Willem V, enkele jaren na zijn vlucht, door de erfgenaam van Vosmaer juist een paar van deze objecten toegestuurd kreeg. Ze waren kennelijk dermate belangrijk dat juist deze objecten in veiligheid waren gebracht, zie hoofdstuk 3. Een andere groep objecten die kenmerkend was voor het vorstelijke karakter van de verzameling was de grote groep etnografica. Door zijn functie als stadhouder had Willem enerzijds de contacten om de mooiste en meest bijzondere objecten te verwerven. Anderzijds gold juist voor veel etnografica dat het geschenken waren van de vertegenwoordigers van de Republiek in verre gebieden en de vorsten van verre streken. Geschenken die niet snel bij een particulier terecht zouden komen. Zo behoorden kledingstukken van hooggeplaatste personen uit verre landen tot een verzamelgebied dat voornamelijk voor vorsten was weggelegd.114 En Willem V bezat veel, heel veel op dit gebied, hetgeen te danken was aan de intensieve scheepvaart die de Republiek onderhield met de VOC en de WIC. Een mooi voorbeeld van het hierboven genoemde type etnografica is een kroon van een negerkoning, die in het bezit was van Willem V. Kortom veel van de door kunstgemaakte zeldzaamheden in de stadhouderlijke collectie hadden als functie de vorstelijke waardigheid van Willem V te onderstrepen. Middels het bezit van deze objecten kon de laatste Stadhouder op één lijn geplaatst worden met helden en vorsten uit het verleden en de koningen van verre streken.
Tot slot De verzameling ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ van Willem V heeft verschillende functies gehad. In sommige gevallen kwamen deze overeen met de algemene trend van de zeventiende en achttiende eeuw: het verzamelen van naturalia en zeldzaamheden was immers in de mode. Het verzamelen van zeldzaamheden was in gang gezet door Willems moeder Anna van Hannover. In deze eerste jaren had de verzameling vooral privé doelen gediend. De collectie werd gebruikt ter ondersteuning van het educatieve programma van de stadhouder. Daarnaast was de verzameling er ook voor het esthetisch genot. Willem V groeide op tot een groot liefhebber van de (vaderlandse) geschiedenis en cultuur, met name het theater. Hij was een religieus man, maar liet ruimte over voor het wereldlijke. Immers door de natuur beter te begrijpen, dacht men die jaren ook nader tot de schepper te komen.
114
Campen. De Haagse Jurist: 221.
39
In 1766 kregen de kabinetten een eigen onderkomen, buiten het stadhouderlijk kwartier. Hierdoor veranderde de functie. De verzameling was niet langer hoofdzakelijk naar binnen gericht, maar had nu een publieke functie: het was een ‘plek voor de vreemselingen aller oorden’. De stadhouderlijke kabinetten hebben tot de vroegste museale instellingen van Nederland behoord. Het was een instelling toegankelijk voor publiek, met een vaste presentatie, beleid op het gebied van beheer en behoud en het leverde op diverse manieren een actieve bijdrage aan het wetenschappelijk debat van dat moment. Vorstelijk was de verzameling zeker ook te noemen. Net als voor particulieren gold het hebben van een verzameling als een toonbeeld van goede smaak. Maar deze verzameling behelsde natuurlijk meer, hij was groter in omvang, universeel van karakter en omvatte objecten die niet voor iedereen te verkrijgen waren. Inspiratie voor de presentatie en collectieopbouw haalde de beheerder Arnout Vosmaer uit de Franse koninklijke verzameling: het Cabinet du roy, onder leiding van de beroemde Buffon. Met het bezit van zijn verzameling kon de laatste stadhouder geplaatst worden op één lijn met (andere) vorsten, het was een symbool van status en macht. In het volgende hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de verzameling in 1795 uitviel, wat voor effect dit had op de functie en wat er gebeurde na het herstel van de macht van de Oranjes.
40
Hoofdstuk 3: De verzameling tussen 1795 en 1816 ‘Saturdag 17 januari 1795: Te half 1 trad de prins binnen gekleed in blauwe rok met gouden kraag opgeslagen, de ster der orde van den kousenband op de boort, de driekantenhoed in de hand. Nadat het bericht was gekomen dat de prinsessen en het kind uit het gezicht waren aan de kunst.. De erfstadhouder vermande zich en stond op. Hij ging de kring rond, reikte de hand aan de gezanten en zijn vertrouwde vrienden, radende aan hunne veiligheid te denken en sprak enige woorden met den baron van Wassenaer voorzitter van algemene staten. Het langst vertoefde hij bij den Raad Vosmaer en beval hem alle zorg aan voor zijne kunstschatten.’115
1795 – de verzameling valt uiteen Hoewel Willem V de eerste stadhouder was, geboren met alle erfelijke stadhouderlijke waardigheden, was zijn positie al jaren instabiel. In Nederland was een grote groep patriotten die meer invloed voor de burgerij nastreefde. Dit leidde tot de Patriottistische Revolutie en het stadhouderlijk gezin verruilde om die reden in 1785 Den Haag voor Nijmegen. Deze revolutie werd in 1787, nadat de patriotten Wilhelmina van Pruisen kort hadden vastgehouden bij de Goejanverwellesluis, hardhandig neergeslagen door het Pruisische leger. Het gezin van Willem V verhuisde hierna weer terug naar Den Haag en leefde daar nog enkele jaren in relatieve rust, totdat in Frankrijk de revolutie losbarstte. Deze revolutie was eveneens gericht tegen het ancien régime. Frankrijk werd de Franse republiek en Lodewijk XVI verloor, na anderhalf jaar gevangenschap, zijn hoofd onder de guillotine. Het land was in revolutie, een revolutie die zich al gauw tot ver over de Franse grens als een inktvlek zou verspreiden. De Franse Republiek verklaarde de oorlog aan de ‘tiran’ Willem V.116 Veel van de verbannen patriotten waren in Frankrijk terecht gekomen en hadden zich daar verenigd tot het Comité revolutionair batave. Samen met de Fransen bereidden zij de inval in Nederland voor. Omdat de Maas en Rijn bevroren waren en doordat veel Nederlanders de Fransen niet als bezetters, maar juist als bevrijders ontvingen, verliep de inval vlot en na Tweede Kerstdag 1794 trok generaal Pichegru de Republiek der Nederlanden binnen. In eerste instantie had de stadhouderlijke familie via Den Helder naar Brunswijk, waar hun dochter Louise woonde, willen vluchtten. De snelle opmars van de Fransen noopte echter tot een koerswijziging, in allerijl werd de vlucht 115 116
NA: 2.21.271:61. Carel Vosmaer: Aantekeningen over leven en werk van Arnout Vosmaer. Meerkerk: Willem V en Wilhelmina van Pruisen: 177.
41
voorbereid. Op Scheveningen werden enkele vissersboten gevorderd en daarmee vertrok de familie richting Groot Brittannië. In de eerste boot nam Wilhelmina van Pruisen plaats met haar schoondochter ‘Mimi’ en kleinzoon Quillot (de latere Koning Willem II), die toen amper twee jaar oud was. Nadat Willem V zijn vertrouwelingen had toegesproken (zie fragment hierboven) vertrok ook hij naar Scheveningen om daar met zijn beide zonen eveneens per vissersboot naar Engeland te varen. Het overgrote deel van zijn bezittingen liet hij achter. Voor Willem V zou dit zijn laatste dag op Nederlandse bodem zijn. 18 jaar later zou zijn zoon terugkeren en de eerste oranje-koning van Nederland worden.
Leonard Scheickhardt naar Groeneveld. Het vertrek van Z.D.H. Prins Willem V. 1795. Collectie Atlas van Stolk Rotterdam.
‘Na de omwenteling, zonder zich te bekommeren om de rechtmatige vorderingen van de ingezetenen ten bate van den prins, of zich te horen aan het betoog van den raad Vosmaer dat de Franschen oorlog hadden gevoerd tegen den Stadhouder quatalis, maar zijne bezittingen als burger behoorden te eerbiedigen, deden de Fransche Commissarissen bij conquête bezitters zijnde van alle die goederen
42
aanhouds het kabinet van schilderijen, rariteiten en naturaliën van prins Willem V inpakken en naar Parijs zenden.’117 De hierboven beschreven pogingen om de collecties bijeen te houden, hadden geen kans van slagen. De Fransen hadden immers - volgens het toenmalige oorlogsrecht - recht op de objecten. Al snel na het vertrek van de stadhouder zouden de Fransen alle objecten die zij interessant vonden selecteren en verzenden naar verschillende Franse nationale musea. De vele andere objecten gingen uiteenlopende toekomsten tegemoet. In onderstaande paragrafen is uiteengezet hoe de collectie uiteen viel. De in veiligheid gebrachte objecten Reeds enkele maanden voor de vlucht had Wilhelmina van Pruisen een pakket naar haar dochter Louise in Brunswijk gezonden, met daarin haar persoonlijke sieraden, de sieraden van het huis en die van haar schoondochter Mimi.118 Voor zover bekend is dit het enige transport met eigendommen dat vooruit gezonden is. Het is echter niet onmogelijk dat meer objecten via deze weg in veiligheid gebracht zijn. Zeker is dat het Stadhouderlijk paar al maanden eerder rekening hield met een mogelijke vlucht. Zoals hierboven kort aangegeven nam Willem V tijdens zijn vlucht een beperkt aantal kisten en koffers mee. Hierin zaten vooral persoonlijke goederen, zoals kleding, zilver en miniaturen met familieportretten.119 De jaren die de Oranjes doorbrachten in ballingschap, verliepen allesbehalve rustig. In de achttien jaar die de ballingschap zou duren, verhuisde het echtpaar en later Wilhelmina van Pruisen als weduwe vele malen.120 De verhuizingen hebben grote gevolgen gehad voor 117
NA: 2.21.271:61. Carel Vosmaer: Aantekeningen over leven en werk van Arnout Vosmaer. Brief van Wilhelmina aan Louise op 11 oktober 1794. Integraal overgenomen in Gans. Juwelen en Mensen: 142. 119 KHA: A31: 185. Lijsten van in januari 1795 meegenomen gouden en zilveren tafelgoed, schilderijen en kleding 120 Aangekomen in Groot Brittannië nam de stadhouderlijke familie in eerste instantie haar intrek in het kleine paleis van Kew, om in februari naar het grotere Hampton Court te verhuizen (het vroegere woonpaleis van Willem III). Weer later moest afscheid genomen worden van bijna de gehele hofhouding vanwege de verhuizing naar het appartement op Conduit street. Op 31 oktober 1801 vertrok Willem V uit Engeland richting Brunswijk, Wilhelmina zou even later volgen. Vanuit Brunswijk ging het stadhouderlijk echtpaar op slot Oraniënstein in Nassau wonen. Zoon Willem ging in het, door Napoleon toegewezen, ministaatje Fulda wonen. Na het overlijden van Willem V, in de nacht van 9 april1806, en kort daarop het overlijden van de echtgenoot van dochter Louise de hertog Karel Georg van Brunswijk-Wolfenbüttel trok Wilhelmina bij haar dochter in. De opmars van de Franse troepen doet moeder en dochter vluchtten, via omzwervingen kwamen zij in Sleeswijk (Denemarken) terecht en betrokken zij daar een vierkamer appartement. In 1807 vluchtte het stel voor de laatste maal, voor de optrekkende Fransen, ditmaal via Weimar naar Berlijn. Hier voegden moeder en dochter zich bij zoon Willem en zijn gezin in een klein stadspaleis van de Pruisische koning Friedrich Wilhelm III. Op 30 november 1813 kwam er met de landing van soeverein vorst Willem I een einde aan de vele jaren van ballingschap en gedwongen verhuizingen. Wilhelmina van 118
43
het beperkte aantal objecten dat de stadhouderlijke familie nog bij zich had. Zo werd het gezin tijdens het verblijf op Conduitstreet beroofd van het familiezilver en moest Wilhelmina van Pruisen tijdens haar verblijf in Denemarken, vanwege geldnood, een deel van haar laatste bezittingen te gelde maken. De objecten die in latere stadia alsnog in veiligheid gebracht werden Tussen 1803 en 1806 zijn er verschillende briefwisselingen geweest tussen Willem Carel Vosmaer, de neef en erfgenaam van Arnout Vosmaer, en de stadhouderlijke familie. Deze gaan over het verzenden van objecten uit de voormalige stadhouderlijke kabinetten. De beschreven objecten waren op dat moment tijdelijk in het bezit van Jean Theodore Royer en Willem Carel Vosmaer. Onder deze objecten bevonden zich onder meer het zwaard van Claudius Civilis, 24 flessen met dieren in liquor en ‘een groot pacquet met de kleederen, hoede, hemd en kolder der 2 gesneuvelde Friesche Prinsen’.121 De objecten werden deels via hofmeester Weve en deels via van Maanen bij de Oranjes bezorgd. Een laatste correspondentie van deze aard dateert uit 1808. Hierin schrijft W.C. Vosmaer dat hij enkele objecten niet heeft mee gezonden. Het betreft hier de kalabas met een verwijzing naar Den Briel, zoals beschreven in de Prelude, en een klein mausolée. Dit kleine mausoleum komt helaas niet voor op eerdere omschrijvingen. Wat wel bekend is, is dat het object verwees naar ‘de epoque van 87’ en dat het was gemaakt van ivoor en zeer kleine pareltjes.122 Vanwege de beperkte ruimte in de koffer enerzijds en de kwetsbaarheid van het mausolée anderzijds koos W.C. Vosmaer ervoor de objecten niet te verzenden. 123 Daarnaast biedt hij aan de objecten, mocht hij in de gelegenheid komen, zelf langs te brengen. Of het hiervan gekomen is, is niet duidelijk, maar het is goed mogelijk dat diverse objecten de hele Franse tijd in bewaring zijn geweest bij deze Vosmaer en dat ze na 1813 alsnog terug in het bezit van koning Willem I gekomen zijn. Helaas is niet geheel duidelijk of Willem V zelf de opdracht heeft gegeven juist deze objecten in veiligheid te brengen. Enkele auteurs hebben geschreven dat Willem V de objecten zelf bij Royer en Vosmaer in veiligheid gebracht zou hebben. Hierover is in contemporaine bronnen echter niets terug te vinden. Het lijkt daarom aannemelijker dat Arnout Vosmaer de objecten heeft beschermd tegen de overname door de Fransen. Dat Pruisen en dochter Louise arriveerden op 9 januari 1814 weer in Den Haag. Bron: Meerkerk. Willem V: 177-206. 121 KHA: A31: 186. Briefwisseling tussen W.C. Vosmaer en verschillende vertegenwoordigers van het huis van Oranje. 122 A35:VIII c H33. Briefwisseling tussen W.C. Vosmaer en Baron van Heerde tot Eversberg. De eerste keer dat ‘het mausolée’ beschreven wordt is in een eveneens in een brief van W.C. Vosmaer d. 6 mei 1803. In deze brief wordt het object verder niet omschreven (behalve dan de tederheid, oftewel de kwetsbaarheid ervan). Ibidem. 123 Ibidem.
44
juist enkele vaderlandse relieken hebben behoord tot de groep in veiligheid gebrachte objecten is niet verwonderlijk. Binnen de stadhouderlijke kabinetten hadden zij immers dienst gedaan als symbolen van de waardigheid van de stadhouder. Het waren sporen van gebeurtenissen en helden uit het verleden. Helden met wie Willem V op één lijn werd geplaatst. Voorbeelden waren zijn heldhaftige voorvaderen: de twee gesneuvelde Friese prinsen en Claudius Civilis: de voorvader van de Bataven. Deze getuigenissen van het verleden van het Vaderland, de Republiek, mochten niet in handen vallen van de tegenstanders en misbruikt worden voor een ander verhaal. De naar Frankrijk verzonden objecten Met de Franse troepen reisden vier commissarissen mee. Twee van hen waren de geoloog Barthélemy Faujas de Saint Fond en de botanist André Thouin. Zij waren belast met de taak de inhoud van de stadhouderlijke collecties te inventariseren en een selectie te maken van de objecten die interessant waren voor de Franse nationale musea. Hun taak ving aan op 11 maart 1795. Drie dagen later schreef Faujas over dat wat ze hadden aangetroffen: ‘De stadhouder heeft alleen tijd gehad om de edelstenen en enige waardevolle exemplaren uit de goudmijnen mee te nemen, maar wat overblijft is prachtig en zal het Muséum d’Histoire naturelle in Parijs het rijkste museum in Europa maken’. 124 De commissarissen maakten een selectie en administreerden duidelijk wat er in welk transport Den Haag verlaten zou.125 De transporten met daarin de door hen geselecteerde objecten vonden plaats tussen 19 april en 29 juli.126 In totaal verlieten 150 kisten gevuld met objecten op deze wijze het museum, de meeste zouden nooit meer naar Nederland terugkeren.127 Willem V werd van dit alles op de hoogte gehouden, onder andere door zijn dochter Louise vanuit Brunswijk. In een brief van 7 april 1795 schreef zij hem dat zij in de Hamburgse krant had gelezen dat de objecten uit zijn kabinetten en bibliotheek klaarstonden voor het transport naar Parijs. Ook had zij in deze krant gelezen dat de beheerders van de collecties was gevraagd of zij hun posten ook in Frankrijk zouden willen bekleden. Nadat dit negatief beantwoord was zou hun een schadeloosstelling beloofd zijn. Maar Louise
124
Overgenomen uit Pieters. Een vorstelijke dierentuin: 37. Geciteerd uit: Boyer. Le transfert à Paris des collections du Stadhouder. 1971. 125 In het Archives Nationales in Parijs ligt nog altijd de gehele administratie opgeslagen onder inventarisnummer. F/17, 1277. 126 Campen. De Haagse Jurist: 282 – 286. 127 Op het gebied van de oudheden zijn enkel Een etrusque vaas, een marmeren uil, een grafreliëf met Aesculapis en de collectie Thoms teruggekomen. Bron: Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 40.
45
geloofde niet dat deze ooit uitgekeerd zou worden, ‘behalve als een week drie donderdagen zou tellen’.128 In Parijs aangekomen gingen de meeste objecten naar het Muséum d’Histoire naturelle. Het betrof de dierzaken, stenen en overige naturalia. Het Muséum d’Histoire naturelle en de daarbij behorende menagerie waren enkele jaren eerder opgericht door de Convention Nationale. De instellingen kwamen op de plaats waar eerder het beroemde Cabinet du Roy had gestaan.129 De objecten uit Den Haag waren van een dermate goede kwaliteit dat het merendeel terecht kwam in de vaste opstelling. Thouin schreef hierover: ‘Ik ben van oordeel dat tweederde van de voorwerpen in de zalen van het museum tentoongesteld moet worden, hetzij als aanvullende en volledig nieuwe elementen, hetzij om dieren te vervangen die minder mooi of minder goed bewaard zijn gebleven. De nationale collectie zal door deze samenvoeging de prachtigste verzameling ter wereld worden en de belangrijkste voor de vooruitgang van de natuurwetenschappen.’130 De naturalia kwamen dus in het natuurhistorisch museum. De levende dieren uit de menagerie van het Loo kregen een onderkomen in de nieuwe menagerie naast het museum en de andere objecten kwamen in andere instellingen terecht. De collectie viel zodoende weer min of meer uiteen. Daarbij veranderden de presentatie en de context. Met al deze veranderingen veranderde de functie van de objecten uiteraard ook ten dele. De objecten konden nu enerzijds stuk voor stuk gezien worden als oorlogsbuit. Anderzijds bleven de zeldzaamheden dragers van kennis van de wereld om ons heen. De objecten die in Nederland bleven De relieken van de Bataafse republiek ‘(..) Middelerwyl heeft de volksrepresentant Alquier, alhier residerende, by enen by uistek beleefden brief, in naam der Fransche natie, daar uit enige zeldzame stukken, tot onze vaderlandsche geschiedenis betrekkelyk, aan de representanten van het Bataafsche volk, als een onderpand van achting en vriendschap aangeboden. En dadelyk, met opgemelden brief, door ene plegtige deputatie, aan welker hoofd de generaal Dumonceau, die het bevel over de Fransche troepen alhier voerdt, zich bevondt, in enen statelyken optogt van Fransche generaal en
128
KHA: A31: 458. De week van de driedonderdagen zouden wij vandaag de dag als ‘met Sint Juttemus’ omschrijven. 129 Pieters. Een vorstelijke dierentuin: 87. 130 Ibidem: 95.
46
Militairen, verzeld door de gehele bende Muziekanten van de Noordelyke armée, op den 12 dezer maand maart ter vergadering van H.H. Mog. doen overhandigen.’
131
Op deze donderdag 12 maart 1795 vond er dus een feestelijke optocht plaats, die eindigde in de overhandiging van een vijftal objecten. Deze vijf objecten waren door de Fransen aangemerkt als relieken van de Bataafse Republiek en aangeboden aan het volk als blijk van ‘achting en vriendschap’. De vijf objecten verwezen stuk voor stuk naar belangrijke personen en gebeurtenissen uit de geschiedenis van de Republiek. Zo waren er de sabel van Michiel de Ruyter, de commandostaf van Admiraal Tromp, een rijk versierd kanon van de koning van Candi, een beker waar men naar verluid uit had gedronken ‘by de ontluiking der Bataafsche Vrijheid’ en een blok hout waar dezelfden met het beslaan van de tachtigjarige oorlog symbolisch een spijker in hadden geslagen.132 Door zijn dochter Louise werd Willem V op de hoogte gehouden van de gebeurtenissen in Den Haag. In één van die brieven vertelde zij hem over de vijf objecten. Niet wetend om welke objecten het ging schreef hij haar dat hij niet begreep waaruit het geschenk van de Fransen kon bestaan aangezien de geuzennap en geuzenpenning veilig in zijn bezit waren.133 Voor zowel Willem V als voor de nieuwe machthebbers in de Republiek was het belangrijk om objecten te bezitten en te tonen die te maken hadden met personen en gebeurtenissen die van belang waren geweest voor het ‘vaderland’. Door de toe-eigening van deze objecten eigenden zij zich de geschiedenis van de Republiek toe en plaatsen zij zichzelf op één lijn met helden van weleer. Met dit geschenk gaven de Fransen het volk van de republiek niet alleen haar historie terug, maar gaven zij tevens het startsein voor het begin van een nieuwe periode met een nieuwe machthebber. De laatste jaren van Arnout Vosmaer Uit een decreet van 11 maart 1795 blijkt dat de Fransen besloten ook objecten bij Vosmaer te laten. ‘Art 5. Zij (Thouin en Faujas) hebben als bijzondere taak gekregen de beroemde Vosmaer, bewaarder van het Natuurkundig kabinet, een aantal stukken aan te bieden, die hij zelf mag uitkiezen zodat deze geleerde op oudere leeftijd niet
131
Nieuwe Algemeene Konst- en Letterbode. Vrijdag 27 maart 1795. Nieuwe Algemeene Konst- en Letterbode. Vrijdag 27 maart 1795. Later zou blijken dat zowel het zwaard als het kanon in de achttiende eeuw in Sri-Lanka (Ceylon) vervaardigd waren. Bergvelt. Potgieter’s Rijksmuseum: 182. 133 Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 35. 132
47
helemaal afscheid hoeft te nemen van de monumenten van een wetenschap waartoe hij zo roemrijk bijgedragen heeft door zijn langdurige werkzaamheden’ 134 Welke objecten dit precies waren en hoeveel is helaas nooit geregistreerd. Omdat enkele belangrijke natuurhistorische objecten ontbreken op de transportlijsten van Thouin en Faujas lijkt het voor de hand te liggen dat Vosmaer onder andere de type exemplaren uit de voormalige verzamelingen van Albertus Seba koos om bij zich te houden. Daarnaast is het goed mogelijk dat de eerder in dit hoofdstuk genoemde objecten die enkele jaren later aan de stadhouderlijke familie toegezonden zouden worden, tot Vosmaers keuze hebben behoord. Vosmaer bleef wonen boven de voormalige kabinetten en probeerde nog enkele jaren aan zijn onderzoeken en publicaties te werken. Dat dit hem moeilijk afging en dat de Fransen een gebroken man achter hadden gelaten blijkt uit het volgende fragment: ‘Ik had hetzelven ten dienste van mijne eigene Kabinet verzameling voor langer dan vijfenveertig jaaren vervaardigt, daar na hier gebruik van gemaakt in de onschatbaar voormalige Vorstelijke Natuur-verzameling, Helaas! Dezer voormalig zoo bloeijende gewesten, door verlies van gevoel en smaak enz ----------onttoogen. Den inkt ontwijkt mijne pen, en eene als onzienbare arm treckt mijne hand als terugge ---------- de denkbeelden mijner ziel, in gebeurde en noch volgende gebeurtenissen!!! Wel aan, ik zal mij schikken donkere wolken verdwijnen voor een zich ophelderend verschiet, dit met mij den draad mijner leed en hervatten.’135 Op 14 januari 1799 stief Arnout Vosmaer op 78 jarige leeftijd. Omdat hij kinderloos was erfde zijn neef Willem Carel Vosmaer de restanten van de eens zo roemruchte verzameling en Vosmaers bibliotheek. De restanten van zijn verzameling werden geveild in een veertien dagen durende veiling die startte op 17 maart 1800. Bij de veiling verscheen een catalogus in twee delen in totaal 431 pagina’s. In deel één stond zijn bibliotheek met boeken over de natuurhistorie, antiquiteiten, vaderlandse oudheden en reizen. In de tweede catalogus stonden allerhande objecten vermeld van naturalia tot scientifica. Deze twee catalogi geven een mooi beeld van de interessegebieden van de beroemde collectioneur, daarnaast bevatten zij sporen van wat eens het stadhouderlijk kabinet is geweest.136
134
Sliggers. Een vorstelijke dierentuin: 38. NA: 2.21.271, 67: 1 pagina Voorreden, hij heeft diverse voorredes geschreven. 136 Pieters. Een vorstelijke dierentuin: 38. Vosmaer was boven het Kabinet blijven wonen en had diverse objecten uitgekozen uit het voormalige museum. Zodoende zijn in de laatste jaren voor zijn dood verschillende objecten in zijn bezit gekomen, deze kwamen later voor een deel in veilingen terecht van Vosmaers bezittingen terecht. 135
48
Zeker is dat W.C. Vosmaer niet alles heeft laten veilen of naar de stadhouderlijke familie gestuurd heeft. Uit correspondentie met R.P. van de Kasteele blijkt dat hij ook na het herstel van de macht van de Oranjes nog documenten van zijn oom in bezit had.137 ‘Doch daar het stukken, die niet personeel aan mij alleen toebehooren, en wij allen zeer veel affectie hebben voor alles was van het huis van Oranje emaneert, moet ik u solliciteren om mij dezelve, nadat Uwebew. er het noodige gebruik van genomen zal hebben, des verliezende, kopijen, weder terug te bezorgen: vooral om de handtekening van princesse Anne, die ik mij zoo wel kan te binnen brengen, en die mij in mijn eerste jeugd veel plezier aangedaan heeft, en het de eenige is, die ik van haar hand bezit.’
138
Het is derhalve goed mogelijk dat er ook objecten uit de voormalige stadhouderlijke verzamelingen in het bezit gebleven zijn van de erven Vosmaer. De oprichting van de eerste nationale musea Alles wat niet door de Fransen werd uitgekozen of een andere duidelijke bestemming kreeg, werd verkocht. Een eerste grote veiling vond plaats op 28 september 1795. Deze vond plaats voor het voormalig natuurhistorisch kabinet. Ter veiling kwamen die dag onder andere kostbare klokken, zilver, verschillende zeldzaamheden, pleisterbeelden en enig meubilair.
139
De laatste openbare veiling was op 23 juli 1798. Drie jaar lang waren via deze
weg de voormalige stadhouderlijke eigendommen van de hand gedaan. De objecten die in 1798 nog niet verkocht waren vormden de grondslag van de nieuwe nationale bibliotheek en de Nationale Konstgallerij, tezamen met de eerder beschreven regalia van de Bataafse Republiek. Het voorstel voor het oprichten van het museum en een stop op de verdere verkoping van objecten kwam van de patriot Isaac J.A. Gogel (17651821), de minister van financiën. Van Gogels’ argumenten voor het oprichten van het museum waren dat het museum zou bijdragen aan een verhoging van het zedelijk niveau en het beschavingspeil van de Nederlanders. Daarnaast zou het een plek zijn waar eigentijdse kunstenaars voorbeelden uit de kunstgeschiedenis konden bestuderen.140 Ook gaf Gogel, hij was immers de minister van financiën, aan dat de opening van het museum
137
Van de Kasteele van directeur van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden vanaf 1816, zie verder in dit hoofdstuk. 138 NHA 476:782. Brief 21 juli 1816 van W.C. Vosmaer aan R.P. van de Kasteele 139 Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 33. 140 Grijzenhout. Tempel voor Nederland: 9. Het zedelijk niveau kon stijgen door de Nederlanders voorbeelden van hun voorouders voor te houden waar zij trots op konden zijn, hierdoor zou er een gevoel van nationale eenheid kunnen ontstaan. Het beschavingspeil van het volk zou stijgen door de verspreiding van goede smaak.
49
vreemdelingen zou trekken.141 De Nationale Konstgallerij werd gevestigd in het deel van Huis ten Bosch waar zich ook de Oranjezaal en de Chinese kamer bevonden. Het museum kwam onder leiding van de Amsterdamse kunsthandelaar Cornelis. S. Roos (1754-1820) en opende op 31 mei 1800 haar deuren.142 In het museum werden de restanten van de voormalige stadhouderlijke collecties getoond, aangevuld met kunstwerken afkomstig uit verschillende overheidsgebouwen: de eerste nationale collectie was geboren. 143 In de Nationale Konstgallerij ging veel aandacht uit naar de Vaderlandse geschiedenis. Behalve dat er schilderstukken en objecten werden getoond van de tegenstanders van de Oranjes, was één van de hoogtepunten van het museum de Oranjezaal. Vanaf 1806 was er zelfs weer ruimte voor de portretten van Willem IV en Willem V, ook zij behoorden immers tot het geschiedenis van het Vaderland.144 D e
J.G. Waldorp. Plattegrond Nationale Konstgallerij, 1800-1801. Tekening. Bergvelt. Kabinetten: 348. Collectie: Nationaal Archief Den Haag.
Nationale Konstgallerij op Huis ten Bosch was geen lang leven beschoren. In 1805 besloot raadpensionaris Schimmelpenninck dat hij het gebouw voor eigen bewoning wilde gebruiken. Voor het museum werd een nieuw onderkomen gevonden: het voormalig stadhouderlijk kabinet aan het Buitenhof.145 Een jaar later veranderde de politieke situatie in Nederland weer. Napoleon wees zijn broer Lodewijk aan als (eerste) koning. Lodewijk Napoleon was zeer geïnteresseerd in kunst en cultuur. Hij vestigde zich in Amsterdam, in het voormalige stadhuis op de Dam en besloot hier eveneens een Koninklijk Museum te 141 142 143 144 145
Bergvelt. Pantheon der gouden eeuw: 28. Grijzenhout. Tempel voor Nederland: 10. Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 34. Van Sas. De Metamorphose van Nederland: 94. Grijzenhout. Een koninklijk museum: 27.
50
openen. Zijn Koninklijk museum van schilderijen, Teekeningen, verschilllende werken van beeldhouwkunst en cizelure, gesneden steenen, oudheden, kunstzaken en zeldzaamheden van allerlei opende op 15 september 1808 zijn deuren voor publiek. De objecten, 500 in totaal, voor zijn museum haalde hij uit de Nationale Konstgallerij. De overige 160 objecten bleven in Den Haag. Onder de objecten die Lodewijk Napoleon uitkoos voor zijn museum bevonden zich de antiquiteiten en curiositeiten met betrekking tot de Vaderlandse geschiedenis, deze werden tezamen met de 199 pièces d’histoire vanaf 1809 getoond in de grand salon (de Grote Krijgsraadkamer).146 Lodewijk Napoleon stelde Cornelis Apostool aan als directeur van het nieuwe museum. Lodewijk Napoleon was een echte mecenas en onder hem kreeg het culturele leven in Nederland een ware impuls. 147 Aan deze bloeidagen kwam in 1810 een einde, Nederland werd ingelijfd bij Frankrijk en Lodewijk Napoleon werd weggestuurd. Het museum op de Dam bleef bestaan en vormde het begin van het Rijksmuseum.
Een nieuwe koning en de oprichting van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden Op 30 november 1813 landde Willem V’s zoon Willem Frederik Hendrik op het strand van Scheveningen. Hij was gevraagd om terug te keren naar de voormalige Republiek en het nieuwe land te regeren als soeverein vorst. Om de geboorte van een nieuwe regeerperiode van de Oranjes te onderstrepen ging Willem Frederik Hendrik voortaan door het leven als Willem I, soeverein vorst der Nederlanden. Willem I kwam terug in een land dat financieel erg had geleden onder de laatste jaren van de Franse tijd en veel van de voormalige rijkdommen van de Oranjes waren in Frankrijk terecht gekomen of onherleidbaar verloren gegaan. In januari 1814 besloot de stad Den Haag de Nationale Bibiotheek en de overige voormalige stadhouderlijke eigendommen die zij in haar bezit had terug te geven aan de Oranjevorst. Mr. A.J.C. Lampsins, de directeur van de bibliotheek en kamerheer van Willem I, werd gevraagd om deze teruggave te bewerkstelligen.148 In het eerste rapport dat Lampsins uitbracht op 18 april van dat jaar 146
Ibidem: 40. Lodewijk Napoleon besteedde veel aandacht aan het bevorderen van de eigentijdse beeldende kunst in zijn koninkrijk. Belangrijke maatregelen waren het instellen van de Prix de Rome, de oprichting van een tekenacademie en het organiseren van tentoonstellingen met werken van levende meesters. In het museum was er ook speciale aandacht voor de levende meesters. Zo was één van de twee museumzalen een zaal voor ‘voor Stukken van nog levende inlandsche schilders’. Daarnaast was een belangrijk doel van het museum een leerschool te zijn voor kunstenaars. Bron: Bergvelt. Lodewijk Napoleon: 257-280. 148 Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 36. 147
51
stond, dat er vanwege de onduidelijkheid over de restitutie van de voormalige stadhouderlijke bezittingen uit Frankrijk, nog niets ondernomen zou worden. In het tweede voorstel van 28 november 1814 pleitte hij voor de oprichting van een op zichzelf staand koninklijk kabinet, dat bekostigd zou moeten worden door de vorst.149 In reactie hierop besloot Willem I om: ‘op primatieve kosten in te rigten eener verzameling van schilderijen en zeldzaamheden.’150 Deze instelling diende een verlengstuk te zijn van de bibliotheek, van een apart kabinet van zeldzaamheden was toen nog geenszins sprake. Na het belangrijke legaat van de weduwe van Jean Theodore Royer, waarin zij zijn verzameling Japanse en Chinese voorwerpen naliet aan de soeverein vorst en nadat een eerste zending van objecten was teruggekomen uit Frankrijk, besloot men een apart kabinet op te richten. In 1816 werd het beheer van de Koninklijke Bibliotheek en het kabinet van Chinese Zeldzaamheden ondergebracht bij de commissaris-generaal van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.151 In Juli van dat jaar werd Reinier Pieter van de Kasteele benoemd tot directeur van het kabinet. In diezelfde maand doopte Willem I, die zich sinds 21 september 1815 Koning der Nederlanden kon noemen, het kabinet van Chinese Zeldzaamheden om tot het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden. 152 Deze naamsverandering viel zo goed als samen met de komst van de objecten die Willem I, via de Hofraad Hoffmann aan het kabinet schonk, afkomstig uit de voormalige verzamelingen van zijn vader.153 De verdere restitutie van de objecten uit Frankrijk verliep moeizaam. Veel van de objecten waren niet duidelijk te identificeren. Voor de natuurhistorische objecten gold zodoende dat men in Nederland genoegen moest nemen met de zending van een serie van 9988 doubletten.154 De collectie van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden stond van 1816 tot 1821 opgesteld in het pand aan het Buitenhof waar voorheen het stadhouderlijk museum 149
Effert. Volkenkundig Verzamelen: 21. Ibidem: 21. 151 Ibidem: 23. 152 NA: 2.04.01: 4030. Verklaring van Koning Willem I. 153 Verschillende auteurs onder wie Lunsingh Scheurleer en Effert schrijven dat deze objecten terugkwamen uit ballingschap van Willem V. Het document zelf (NA: 2.04.01, 6 juli 1816) geeft echter geen uitsluitsel over waar de objecten vandaan kwamen. Hierin staat: ‘De Directeur van het kabinet van zeldzaamheden, heeft de eer aan zijne Excellentie, den Commissaris Generaal voor de Kunsten en Wetenschappen aan te bieden, eene lijst van de objecten door den Heer Hofraad Hoffman aan hem overgegeven, waarvan ook eene Copie door hem geschreven op het Cabinet beruste, terwijl eene hoogduitse lijst, met de voorwerpen aan hem ter hand gesteld, aan den gemelden Heer onder approbatie van Zijne Excellentie , op zijn verzoek zal worden teruggegeven, met een behoorlijk rectief.’ Ondertekend Van de Kasteele. Enige conclusies die hieruit wel getrokken kunnen worden zijn: De collectie werd overgedragen door de Hofraad Hoffman: werkzaam voor Willem I met de Nassause gebieden onder zich. En er staat ‘Hoogduitse lijst’. Het lijkt dus aannemelijk dat deze objecten voorheen van Willem V nu via Duitsland weer in Nederland terecht gekomen waren. 154 Lunsingh Scheurleer. 150 jaar: 40. 150
52
gevestigd was. In 1821 verhuisde het kabinet naar het Mauritshuis.155 In deze periode schreef Van de Kasteele een algemeen plan voor het museum. 156 Hij wilde dat het Kabinet een ‘sieraad der natie’ zou worden en zag de openstelling ervan voor vreemdelingen als een groot voordeel voor de stad.157 Helaas zijn er geen plattegronden van de het kabinet uit deze periode, wel is er een document bewaard gebleven waarop de indeling van het kabinet is aangegeven.158 In 1883 werd het kabinet van zeldzaamheden opgeheven. David van der Kellen was enkele jaren daarvoor, in 1876, aangesteld als directeur met als taak een goede opdeling van de objecten te maken. En zo viel opnieuw een collectie -voor een deel bestaande uit de voormalige Stadhoudelijke verzamelingen- uiteen. De collectie werd verdeeld onder het Nederlandsch Museum van Geschiedenis en Kunst (Rijksmuseum), het Rijks Etnografisch Museum (Rijksmuseum voor Volkenkunde), ’s Rijksmuseum van Natuurlijke Historie (Naturalis), ’s Rijks Mineralogisch-Geologisch Museum (Naturalis), ’s Rijks Herbarium, en het Koninklijk kabinet van penningen en gesneden stenen.159 155
Campen. De Haagse jurist: 51. De exacte datum is helaas niet bekend. Sowieso is de administratie (en daarmee het archief) van Van de Kasteele niet volledig. Duidelijke plannen, tekeningen, e.d. ontbreken. Dit komt omdat de directeur en later zijn opvolger hun administratie zelf organiseerden. Bron: Rikhof. Inventaris archieven Rijksmuseum: xxxviii. 157 Campen. De Haagse jurist: 51. 158 NHA: 476: 808: Indeling inrichting anno 1825: ‘I Letterkunde. Boeken, kaarten, beschrijvingen, plans, tafelen, schrijf en drukkunsten, platen, prenten, bekenningen, schilderijen, afbeeldingen en gezichten N° 15104 + 293 II Munten, Medailles, penningen, gravures, koper en houtsnede, snijkierten, zegels N° 489 + 300 III Wapenen, oorlogsgewaden, krijgsgereedschappen, musiekinstrumenten N° 128 + 49 IV Natuurlijke geschiedenis, grondstoffen, bewerkte stoffen, werktuigen, voor landbouw, mijnwerken, tuinbearbeiding, gereedschappen voor ambachten, kunsten en tot bijzonder gebruik N°397 + 14 V Modellen van Huizen, fabrieken, bruggen, naar tuigen en scheepsbouwkundige toestellen – met het eiland Desina. N° 108 + 54 VI Kleedingstukken, Plegtgewaden, mans en vrouwendragten, tooizel en verzierzely, gekleede beelden en optogten N° 1373 + 94 VII Godsdienstige tempels, kapellen, gewaden, afgoden, … gereedschappen, amuletten, en voorwerpen voor de godsdienstige feesten en versierselen N° 297 +33 VIII Kunstgewzochten, van lak, touw, hout, steen, porselein, leeder, papier metaal, en stroo N° 1373 + 76 IX Oudheidkundige voorwerpen van uitspanning, gemak, gerief, en benoodigheden, openbare vermaken en kinderspelen N° 128 + 59 X Vaderlandsche geschiedenis XI Zeldzaamheden van Allerlei aard 1124 XII Doubletten XIII Directie XIV Assistentie en werkkamer voor vreemdelingen en ingezetenen voor studie. In toto :7545’ 159 Campen. De Haagse Jurist: 52. 156
53
Tot slot Het vertrek van de stadhouder en de daarop volgende inval van het Franse leger had een grote impact op de waardering en de functie van de voormalige stadhouderlijke collecties. Allereerst gingen de objecten uit de voormalige collecties zulke uiteenlopende toekomsten tegemoet dat ze hun samenhang verloren. Voorheen hadden ze verschillende functies gehad t.a.v. het onderricht en esthetisch plezier van de stadhouderlijke familie en waren het allen museale objecten geweest, die ‘niet dan eer moesten brengen aan het doorluchtige huis’. Na 1795 veranderde dit drastisch. De vele opsplitsingen zorgden ervoor dat de verschillende objecten hele andere betekenissen en functies kregen, daar waar zij in het verleden ook één gezamenlijke hadden gekend. Het merendeel van de naturalia en etnografica werd geselecteerd door en getransporteerd naar de Franse musea. Hier kwamen zij in eerste instantie aan als oorlogsbuit: als symbolen van overwinning. De objecten waren geselecteerd vanwege hun grote (wetenschappelijk) waarde en kregen daarom algauw een plek in de verschillende musea. Hiermee kregen zij voor een deel hun oorspronkelijke functie – die van museaal object – terug. Wat zij tijdens de selectie en het transport echter kwijt waren geraakt was hun oorspronkelijke context, hun wisselwerking met de overige objecten: hun verhaal was veranderd en alleen komen te staan. Wat bleef was dat al deze zeldzaamheden afzonderlijk dragers waren van kennis over de wereld om ons heen. Een groep die zeer uiteenlopende toekomsten tegemoet ging was de groep vaderlandse oudheden. Enkele van deze stukken waren door Willem V in veiligheid gebracht of later via verschillende wegen alsnog in zijn bezit gekomen. Het bezit van juist deze objecten had een dubbele functie, enerzijds boden de objecten hem enige houvast aan wat eens geweest was en anderzijds voorkwam hij ermee dat zijn tegenstanders ze zich konden toeeigenen als politieke instrumenten. Vosmaer moet eenzelfde mening zijn toegedaan aangezien hij naast enkele wetenschappelijke stukken verschillende vaderlandse oudheden uit koos om bij zich te houden. Deze (waarschijnlijke) redenatie van Willem V bleek meer dan terecht. Slechts enkele maanden na de inval, schonken de Fransen het volk van de Bataafse Republiek hùn vijf vaderlandse relieken. Deze overdracht werd groots gevierd met ondermeer een bende muziekanten. De vijf objecten waren uit hun grotere verband getrokken en werden ingezet als natie– en identiteitsvormende instrumenten: het waren symbolen geworden.160 Deze politieke strijd om erfgoed zou vandaag de dag omschreven 160
De instrumentalisering van nationaal erfgoed, om sociale cohesie en de opvoeding van het volk te bewerkstelligen, is sinds de invoering van de Canon van de Commissie van Oostrom overigens weer
54
kunnen worden met het begrip contested heritage. Hierbij claimen verschillende partijen hetzelfde erfgoed, maar zetten zij het in voor tegenstrijdige doeleinden. In 1800 opende de Nationale Konstgallerij. Hier werden de voormalige eigendommen van de stadhouderlijke familie getoond die niet verkocht waren en ook de hierboven genoemde relieken kregen hier hun plek. In de Nationale Konstgallerij werd veel aandacht besteed aan de vaderlandse geschiedenis. Naast objecten van de voormalige stadhouderlijke familie werden er ook voorwerpen getoond die naar hun tegenstanders verwezen. De voormalige stadhouderlijke objecten speelden hier niet langer de hoofdrol, ze waren onderdeel geworden van een bredere geschiedenis. Nadat Lodewijk Napoleon aan de macht was gekomen en in Amsterdam zijn koninklijke museum opende, met daarin een groot deel van de voorwerpen uit de Nationale Konstgallerij, verschoof de focus van vaderlandse geschiedenis naar de stimulering van de levende kunstenaars. Na de val van Napoleon en het herstel van de macht van de Oranjes werd al snel het Koninklijk kabinet van Zeldzaamheden opgericht. Deze oprichting werd vooral versneld door een groot legaat van de weduwe Royer. Kort na de oprichting werden ook de restanten van de voormalige stadhouderlijke collecties overgebracht naar het kabinet. De objecten kwamen hier terecht omdat het, als vanouds, allen zeldzaamheden waren. Wat was veranderd was hun context, er werd niet verwezen naar de eigendomsgeschiedenis en ze werden niet apart getoond van de overige collectiestukken (van o.a. de Royer): ze waren onderdeel geworden van een nieuwe verzameling, van een ander groter geheel. De opkomende behoefte een scheiding tussen kunst en geschiedenis leidde in 1883 mede tot de opheffing van het kabinet.161 Dit was de laatste klap en de laatste splitsing die er toe heeft geleid dat de voormalige beroemde kabinetten onreconstrueerbaar van de aardbodem zijn verdwenen.
actueel, maar dat terzijde. 161 De groei van de wetenschappelijke kennis, waardoor door bleek dat veel objecten niet echt oud waren, zorgde voor een verlies van waarde van veel van de objecten.
55
Conclusie Welke ‘door kunstgemaakte zeldzaamheden’ maakten deel uit van de collectie(s) van stadhouder Willem V, wat was hun functie, en hoe veranderde deze tussen 1795 en 1816? Dat is de centrale vraag van dit onderzoek. In de Prelude, hoofdstuk 1 en bijlage 1, wordt antwoord gegeven op het eerste gedeelte van de vraag. Welke ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ precies deel uit hebben gemaakt van de verzamelingen van Willem V is helaas slechts voor een deel vast te stellen. Dit komt vooral doordat de inventarislijst in de loop der tijd verloren is gegaan, maar zelfs al was er een inventarislijst geweest, dan was dit slechts een momentopname geweest. De collectie was geen statisch geheel: de objecten stonden nu eens in de privévertrekken en dan weer in de kabinetten, er was sprake van een constante stroom aan nieuwe aanwas en andere objecten verlieten de verzameling omdat zij weggegeven of verruild werden. Omdat veel van de hier onderzochte artefacten deel uit hebben gemaakt van het natuurhistorisch kabinet onder leiding van Arnout Vosmaer, ging hier mijn speciale aandacht naar uit. Vosmaer was een autodidact met veel verstand van natuurhistorische en daaraan verwante onderwerpen. Hij is het grote brein geweest achter de vorming en het beheer van de kabinetten. Vosmaer was goed op de hoogte van de actuele wetenschappelijke ontwikkelingen, hij reflecteerde hierop en leverde ook geregeld zelf een bijdrage. Vosmaer werd in 1756 aangesteld en tot 1766 beheerde hij de kabinetten die toen nog gevestigd waren in het stadhouderlijk kwartier. In 1766 verhuisde de natuurhistorische verzameling, het munten- en penningenkabinet en de bibliotheek naar het Huis van Noyelle aan het Buitenhof. De verzameling ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’ van Willem V heeft verschillende functies gehad. Allereerst was hij er voor het onderwijs en het esthetisch genot van de stadhouderlijke familie. Deze twee verzamelmotieven komen natuurlijk grotendeels overeen met die van de vele particuliere verzamelaars van de zeventiende en achttiende eeuw. Willem V groeide op tot een groot liefhebber van cultuur en de (vaderlandse) geschiedenis. Hij was een religieus man, maar liet ruimte over voor het wereldlijke. Met de verhuizing van de kabinetten naar een eigen gebouw schoven de twee andere functies: ‘een plek voor vreemselingen aller oorden’ en ‘niet dan eer brengen aan het doorluchtige huis’- aldus geformuleerd door Anna van Hannover- meer naar de voorgrond. En het wèrd een plek voor iedereen. De stadhouderlijke kabinetten hebben behoord tot de vroegste museale instellingen van de Republiek. Van heinde en verre kwamen reizigers, 56
wetenschappers en overige geïnteresseerden om de collectie te bekijken en beschrijven. De collectie werd beroemd tot ver over de grens en vanuit de kabinetten werden er belangrijke bedragen geleverd aan de wetenschappelijke kennis van dat moment. Net als bij particulieren was het hebben van een verzameling een blijk van goede smaak. Maar deze verzameling behelsde natuurlijk meer, hij was groter in omvang, universeel van karakter (waar veel particuliere kabinetten in de achttiende eeuw een meer gespecialiseerd karakter hadden) en omvatte objecten die niet voor iedereen te verkrijgen waren. Inspiratie voor de presentatie en collectieopbouw haalde de beheerder Arnout Vosmaer uit de Franse koninklijke verzameling: het Cabinet du roy, onder leiding van de beroemde Buffon. Met het bezit van zijn verzameling kon de laatste stadhouder op één lijn geplaatst worden met (andere) vorsten, het was een symbool van status en macht. In 1795 viel de collectie uiteen. Dat jaar vluchtte de stadhouder en viel het Franse leger de Republiek binnen. De objecten gingen diverse toekomsten tegemoet en hun functie veranderde drastisch. Allereerst verloren zij hun eenheid, de stukken kregen verschillende eigenaars en uiteenlopende functies. Het meest illustratieve voorbeeld van deze ontwikkeling is de verzameling vaderlandse oudheden. Enkele hiervan werden door Willem V en Vosmaer in veiligheid gebracht. Zodat ze niet toegeëigend konden worden door de tegenstanders, maar ook vanwege de persoonlijke betekennissen, het waren de overblijfselen van de macht van de stadhouder en herinneringen aan zijn Republiek. Een vijftal andere vaderlandse oudheden werd door de Fransen ingezet als politiek instrument. Zij schonken deze objecten aan het volk van de Republiek en toonden daarmee hun goede wil en respect en om dit luister bij te zetten werden de objecten rondgedragen in een stoet met muziek. Voor andere objecten gold dat hun functie minder drastisch veranderde. Veel naturalia en etnografica waren door de Fransen geselecteerd voor de Franse musea. Kort was hun belangrijkste functie die van oorlogsbuit, maar al gauw werden zij, vanwege hun hoge wetenschappelijke waarde, weer als van ouds een museaal object. Na het vertrek van de Fransen en het herstel van de macht van de Oranjes werd in 1816 het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden opgericht. Hier kwamen de objecten uit de voormalige kabinetten terecht, zij kwamen terug uit Frankrijk of uit ballingschap van de stadhouderlijke (nu koninklijke) familie. In het kabinet werden zij gecombineerd met andere zeldzaamheden, met name die uit het legaat van Jean Theodore Royer. Ze werden in een context getoond waarin het allemaal zeldzaamheden waren, hun belangrijkste functie was weer museaal object, maar ze maakten deel uit van een andere eenheid: een ander verhaal. In 1883 werd het kabinet opgeheven, dit kwam vooral voort uit de behoefte kunst en geschiedenis te scheiden. Deze scheiding was er de oorzaak van dat ook het 57
laatste restant van de verzameling weer uiteenviel. Het was de genadeklap voor de eens zo beroemde collectie. Alle splitsingen hebben er aan bij gedragen dat de collectie letterlijk van de aardbodem verdwenen is, een collectie die zowel in zijn geheel als wat betreft de afzonderlijke objecten verschillende functies heeft gehad. Ik hoop dat dit onderzoek er aan bijdraagt dat deze bijzondere verzameling niet geheel in de vergetelheid zal raken.
58
Samenvatting
De Oranjes hebben altijd verzameld, maar hun collecties vielen veelal uiteen. Willem V’s verzamelingen kennen hun oorsprong bij zijn ouders Willem IV en Anna van Hannover. De rol van de collectioneur Arnout Vosmaer voor het beheer en de totstandkoming van de collectie was zeer groot. Van 1756 tot 1766 was het kabinet gevestigd in het stadhouderlijk kwartier en vanaf 1766, tot aan de inval van de Fransen, in een apart gebouw aan het Buitenhof. Door deze verhuizing verschoof het karakter van het kabinet van besloten-privé naar openbaar-privé. De verzameling had een dynamisch karakter: objecten werden verplaatst tussen de privé vertrekken en de kabinetten, er was een constante aanvoer van nieuwe objecten en sommige objecten verlieten de verzameling omdat zij werden verruild of verkocht. In de verzameling waren veel etnografica en vaderlandse oudheden te vinden. Het kabinet trok jaarlijks vele (buitenlandse) bezoekers. Deze waren overwegend vol lof, maar de rommelige ordening deed hen geregeld denken aan het Franse Cabinet du Roy, onder leiding van Buffon. In de instructiebrief die Vosmaer in 1756 ontving formuleerde Anna van Hannover de drie functies van het kabinet. In de eerste plaatst was de collectie er voor het onderwijs en het esthetische genot van de familie en Willem V in het bijzonder. In de tweede plaats moest de verzameling er zijn voor de ‘vreemselingen aller oorden’ het moest een plek zijn die toeristen trok en een bijdrage leverde aan de wetenschappelijke kennis van dat moment. Het stadhouderlijk kabinet heeft behoord tot de vroegste museale instellingen van de Republiek en het was beroemd tot ver over de grens. Als laatste moest het kabinet ‘niet dan eer brengen aan het Doorluchtige Huis’. Met het bezit van een dergelijke universele verzameling konden de Oranjes zich spiegelen aan ‘andere’ vorstelijke families. Het bezit van deze verzameling kan gezien worden als een symbool van status en macht. Met het vertrek van de stadhouder en de inval van de Fransen viel de collectie uiteen. Een klein deel van de objecten ging met de stadhouder mee of kwam later alsnog bij hem terecht, een ander klein deel kwam bij Vosmaer terecht en vijf objecten werden aan het volk van de Republiek geschonken. Het merendeel van de objecten werd door de Fransen geselecteerd en getransporteerd naar de Franse musea. De groep objecten die achterbleef werd in eerste instantie geveild en de restanten vormden later de basis voor de collectie van de Nationale Konstgallerij. Met dat de collectie uiteenviel verloor zij haar gemeenschappelijke functie, ook de functie van veel afzonderlijke objecten veranderde 59
drastisch. Van allemaal zeldzaamheden, stadhouderlijk bezit en museale objecten werden het politieke instrumenten, oorlogsbuit en herinneringen aan een tijd die eens geweest was. Sommige objecten bleven museale objecten alleen hun context veranderde grondig. In 1816, nadat de Oranjes weer aan de macht gekomen waren, werd het Koninklijk kabinet van Zeldzaamheden opgericht. Hier werden de laatste restanten van de eens zo omvangrijke collectie getoond, aangevuld met andere zeldzaamheden. Deze situatie duurde voort tot 1883, het jaar waarin het kabinet werd opgeheven.
60
Literatuurlijst
literatuur -
Bergvelt, E, D.Meijers, e.a. Kabinetten, galerijen en musea. Zwolle: Waanders Uitgevers, 2005.
-
Bergvelt, E. Lodewijk Napoleon, de levende meesters en het Koninklijk Museum (1806-1810). Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 2005-2006. P. 257-280.
-
Bergvelt, E, R. Kistemaker, e.a. De Wereld binnen handbereik. Zwolle: Waanders Uitgevers, 1992.
-
Bergvelt, E. Pantheon der Gouden Eeuw. Zwolle: Waanders, 1998.
-
Bergvelt, E. e.a. Potgieter’s Rijksmuseum and the public presentation of Dutch history in the national Museum (1800-1844). Free acces to the past. Leiden: Koninklijke Brill NV: 2010. Pagina 171- 195.
-
Campen van, J. De Haagse jurist Jean Theodore Royer en zijn verzameling Chinese voorwerpen. Hilversum: Verloren, 2000.
-
Drossaers, S.W.A., Th. H. Lunsingh Scheurleer. Inventarissen van de inboedels van de Oranjes. ’s Gravenhage: Nijhof, 1974.
-
Dunk von der,T.H. Een balling als tourist. Oranje in Revolutie en Restauratie. Jaarboek Oranje-Nassau Museum 1996. Rotterdam: Barjesteh, Meeuwes & Co. 1996. 113-137.
-
Effert, R. Volkenkundig verzamelen: Het koninklijk kabinet van Zeldzaamheden en het Rijks Etnografisch museum 1816-1883. Diss. Universiteit Utrecht. 2003.
-
Gans, M.H. Juwelen en Mensen. Amsterdam: J.H. de Bussy, 1961.
-
Graham, B, P.Howard. Heritage and Identity. Burlington: Ashgate Publishing Company, 2008.
-
Grijzenhout, F. Tempel voor Nederland. Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1984. P: 1 -76. Weesp: Fibula-van Dishoeck, 1985.
-
Grijzenhout, F. Een koninklijk museum. Zwolle: Waanders, 1999. 61
-
Jacobsen Jensen, J.N. Reizigers te Amsterdam. Amsterdam: Genootschap Amstelodamum, 1919.
-
Kasteele, R.P. Korte handleiding ter bezigtiging der verzameling van zeldzaamheden in het koninklijk kabinet op het Mauritshuis te ’s Gravenhage. Den Haag: A.H. Bakhuyzen, 1840.
-
Leeuwen-Canneman, M.C. Inventaris van het archief van de familie Vosmaer 17e20ste eeuw. ’s-Gravenhage: Centraal Register van Particuliere Archieven: 1988.
-
Lier van, Johannes. Oudheidkundige brieven bevattende eene verhandeling over de manier van Begraven, en over de Lykbusschen, Wapenen, Veld- en Eertekens der Oude Germanen, en in het byzonder de beschrijving van eenen alouden Steenen Grafkelder, met daarin gevondene lykbusschen, Donderkeilen en Donderbylen, enz. ’s. Gravenhage: MDCCLX.
-
Loonstra, M. Uit koninklijk bezit. Zwolle: Waanders, 1996.
-
Lunsingh Scheurleer. Het koninklijk kabinet van zeldzaamheden en zijn betekenis voor het Rijksmuseum. Oudheidkundig jaarboek. Vol 13. 1946. Pagina 50-67.
-
Lunsingh Scheurleer TH., 1967. De stadhouderlijke verzamelingen. In: Van Gelder, Reedijk & de Vries., 150 Jaar Koninklijk Kabinet van Schilderijen, Koninklijke Bibliotheek, Koninklijk Penningkabinet. ’s-Gravenhage: Staatsdrukkerij. 1967. Pagina: 9- 50.
-
Meerkerk van, Edwin. Willem V en Wilhelmina van Pruisen. Amsterdam: Uitgeverij Atlas, 2009.
-
Pieters F.F.J.M. 1980. Notes on the menagerie and zoological cabinet of Stadholder William V of Holland, directed by Aernout Vosmaer. J. Soc. Bibliography nat. Hist. 9 (4). Pagina: 539-563.
-
Pieters, F.F.J.M. e.a.. Een vorstelijke dierentuin. De Menagerie van Wilem V. Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, 1994.
-
Ploeg, van der en Vermeeren. Vorstelijk verzameld. Zwolle: Waanders. 1997.
-
Pomian, Krzysztof. De oorsprong van het museum: over het verzamelen. Heerlen: De Voorstad, 1990.
62
-
Rikhof, F.H.A. Inventaris van de archieven van het Rijksmuseum te Amsterdam. Amsterdam. 1989.
-
Roemer van de, G.M. De geschikte natuur: theorieën over natuur en kunst in de verzameling zeldzaamheden van Simon Schijnvoet (1652 – 1727). Diss. Universiteit van Amsterdam: 2005.
-
Sas van, N.C.F. De Metamorfose van Nederland. Amsterdam: Amsterdam University press, 2004.
-
Savoy, B. Tempel der Kunst. Mainz am Rhein: Verlang Philipp van Zabern, 2006.
-
Schutte, G.J. Oranje in de achttiende eeuw. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1999.
-
Schutte, G.J. Beschermer van Gods kerk Willem V en het onverbreekbaar drievoudig snoer. Oranje in Revolutie en Restauratie. Jaarboek Oranje-Nassau Museum 1996. Rotterdam: Barjesteh, Meeuwes & Co. 1996. 137-169.
-
Société des Libraires. Guide ou nouvelle description de la Haye et de ses environs. La Haye, MDCCLXXXV (1785)
-
Sliggers, B., F. Pieters, e.a. Het verdwenen museum. Blaricum: V+K Publishing, 2002.
-
Vosmaer, Arnout. Natuurkundige Beschryving eener uitmuntende verzameling van Zeldsaame gedierten. (Regnum Animale). Amsterdam: J.B. Elwe, 1804.
Reizigersbronnen -
Björnstahl, Jacob Jonas. Briefe auf seinen auslandischen reisen. 1782.
-
Grimm, Johann Friedrich Carl. Bemerkungen eines Reisenden durch Deutschland, Frankreich, England und Holland in Briefen an seine Familie. 1775.
-
Ireland, Samueal. A Picturesque tour though Holland, Brabant, and part of France, made in the autumn of 1789. London. 1796.
-
La Roche, Sophie von. Tagebuch einer Reise durch Holland und England. (Nachdruck der Ausgabe von 1788). Karben: Wald. 1997.
63
-
Peckham, Harry. A tour through Holland, Dutch Brabant, the Austrian Netherlands and part of France: in which is included a description of Paris and its Environs. Londen MDCCLXXXVIII.
-
Radcliffe, Ann. A Journey through Holland, made in the summer of 1794.
-
Sanders, Heinrich. Beschreibung seiner Reisen durch Frankreich, die Niederlande, Holland, Deutschland und Italien. 1783.
-
Smith, James Edward Sir. A sketch in the continent, in the years 1786 and 1787, by Edward Smith. Londen 1793.
-
Volkmann, Johann, Jacob. Neueste Reisen durch die Vereinigten Niederlade. 1783.
64
Geraadpleegd archiefmateriaal
Koninklijk Huisarchief A29: Archief Willem IV 46 III Concepten en akten van aanstelling. Instructiebrief aan Arnout Vosmaer.
A30: Archief Anna van Hannover 431-5 Correspondentie met Generaal de Grovestins. Hierin geen vermelding van het kabinet van mevrouw Grovestins of Arnout Vosmaer. 431-10 Correspondentie met Vosmaer. Het betreft hier een andere Vosmaer (J. Vosmaer). Brief verder niet van belang binnen dit onderzoek, gaat over een verzoek om steunverlening aan een arme vrouw. 478a
Concepten en akten van aanstelling. Hierin ondermeer de instructiebrief aan A. Vosmaer. Het betreft hier een kopie van het stuk onder A29: 46 III.
A31: Archief Willem V 91: Eigenhandige memoires en aantekeningen van Willem V, waaronder zijn in 1788 opgetekend zelfportret. Deels verwerkt in hoofdstuk 2. 93:
Inventaris van de nalatenschap van de hertog van Brunswijk, 1799. Hierop staan enkele rariteiten, maar dan betreft het vooral cameeen e.d.
107:
Stukken betreffende de afwikkeling van door hofcommissarissen nagelaten boedels, 1758-1766. Hierin worden geen zeldzaamheden genoemd, enkel een paar (natuurlijke) rariteiten.
173:
Inventarissen van kleding, sieraden, linnen en zeldzaamheden, genummerd 1 t/m 10, 12 en 21, 1794-1766. Afschriften, midden 18e eeuw. Enkele fragmenten zijn terug te vinden in bijlage 1.
184:
Inventaris van de kostbaarheden van Willem V in bewaring bij de kamerdienaar Oostheim, vervaardigd door A. Vosmaer, in originele portefeuille, 1782. Met aantekeningen uit latere jaren. Deze lijst is voor een deel terug te vinden in bijlage 1.
185:
Lijsten van in januari 1795 meegenomen gouden en zilveren tafelgoed, schilderijen en kleding. Het betreft hier hoofdzakelijk huisraad en persoonlijke bezittingen. Deze lijst is zodoende verder niet verwerkt in bijlage 1.
186:
Briefwisseling tussen W.C. Vosmaer en Willem V over restanten van de stadhouderlijke collecties die naar Duitsland verzonden kunnen worden, 65
1803. Hierin staan ondermeer het zwaard van Claudius Civilis en het klein mausolée vermeld. 206:
Catalogus kabinet van schilderijen van Willem V te Den Haag, vervaardigd naar aantekeningen van T.P.C. Haag door F. ten Dall, c.a. 1800. Alleen een lijst van schilderijen, verder geen inleiding waar iets over de denkwijze of de verzamelideeën uit op te maken zou zijn.
208:
Dossier inzake de doos van marselis uit Amstedam meegenomen dieren en curiosa uit suriname en omstreken ten behoeve van het stadhoudelijk Kabinet van Natuurlijke Historie, met brieven van D. van Marselis, Th. Van Marselis jr., W.C. Vosmaer en T.I. de Larrey, 1765. Aangezien dit enkel naturalia en dierzaken zijn, is deze lijst verder niet terug te vinden in bijlage 1.
210:
Twee rapporten over de cultuur van Bosjesmannen, vervaardigd door de officier F. von Winkelmann, behorend tot het regiment Würtemberg, aangeboden door tussenkomst van de gouveneur van de Kaapkolonie C.J. van de Graaff, 1790. Het eerste rapport is een bundel van ca 40 pagina’s met een uiteenzetting over de cultuur geschreven in het Hoogduits. Het tweede rapport is een lijst met objecten, deze is integraal opgenomen in bijlage 2.
213:
Stukken betreffende de bibliotheek collectie, en ten dele ook het archief. verder niet relevant binnen dit onderzoek.
215:
Aantekeningen betreffende de classificatie, beschrijving en ordening van de stadhouderlijke bibliotheek, ca 1790. Deze stukken bleken helaas niet relevant voor dit onderzoek.
225:
Lijsten van bescheiden uit de verschillende secretarieën van de stadhouder meegenomen naar Engeland, 1795. Het betreft hier alleen notulen, brieven, e.d. Geen documenten die van belang waren voor dit onderzoek.
324:
Dossier inzake het legaat van prinses Amalia, dochter van George II koning van Engeland, aan Willem V, 1786-1787. Helaas geen zeldzaamheden. Ze liet Willem enkel 1 schilderij na.
458: 156 I 856:
Brieven van Louise aan haar vader. Brief 7 april 1795 verwerkt in hoofdstuk 3.
Minuut van een brief aan A. Vosmaer, directeur van de stadhouderlijke collecties, en een brief van Vosmaer aan Willem V, 1792. Hierin worden geen zeldzaamheden beschreven. Noch valt er iets relevants in te vinden over het te voeren beleid. Wel aardig is een brief over de twee olifanten
A35: Archief Koning Willem I VIII c: H33: Correspondentie met W.C. Vosmaer, 1808. Hierin melding van de Calabas en het Mausolée. VIIIc:0523
Correspondentie R.P. van de Kasteele. Hierin worden wel zeldzaamheden genoemd maar de brief dateert van 14 juni 1826. Het lijkt onwaarschijnlijk dat deze onderdeel hebben uitgemaakt van de collecties van Willem V. 66
XI 9a:
Copie brief van de kasteele 6 juli 1816. Exacte kopie NA 2.04.01: 4030
XIII 14:
Legaat van fiches en kaarten van J.T. Royer aan Willem I. Dit nummer opgevraagd vanwege de grote etnografische collectie van Royer. Hier betreft het echter enkel topografische stukken.
XI 4a: Inventaris in de Duitse taal van kostbaarheden berustend onder Willem I ca 18061807 deels gedateerd 1817 en een lijst van de naar Berlijn gezonden collecties. Hierin geen melding van ‘door kunst gemaakte zeldzaamheden’. A1a:
Hofcommissie 1814-1840, 1: Notulen 1814-1818. Hier geen meldingen van de via de Hofraad Hoffman geschonken object.
Nationaal Archief VTHR:Topografische verzameling Nassausche Domeinraad 2e sub 332: Tekeningen Huis van Noyelle (4 stuks) en bijbehorende brief David van Stolk. 1766.
2.04.01: Archief Binnenlandse zaken, 1813-1864 4029 De Koningklijke bibliotheek enz. Niet relevant binnen dit onderzoek. 4030
Kabinet van zeldzame??? Gasthuizen in Utrecht. Hierin ondermeer de lijst van Van de Kasteele. Deze is grotendeels verwerkt in Bijlage 1.
4036
Gereclameerde schilderijen, kunstwerken en archieven, enz. Vrijwel geheel over de kunstcollectie.
2.21.271: Archief Familie Vosmaer 17e-20e eeuw 54: Brieven, gericht aan Arnout Vosmaer 1762-1786. Niet relevant er worden wel naturalia beschreven maar geen artefacten. 55:
Brieven van Arnout Vosmaer aan onbekenden 1764-1774. Eén van deze brieven is gebruikt in H2.
60:
Testament van Arnout Vosmaer, 1773 en stukken betreffende zijn overlijden en de afwikkeling van zijn nalatenschap 1799. Niet relevant binnen dit onderzoek.
61:
Aantekeningen over het leven en werk van Arnout Vosmaer, gemaakt door Carel Vosmaer. Fragmenten gebruikt in H3. Het citaat is vermoedelijk overgenomen uit De Bas. Prins Frederik. 1887.
63:
Stukken bewaard door Arnout Vosmaer betreffende belangrijke gebeurtenissen in de stadhouderlijke familie 1748-1799. Het betreft hier 67
officiële gedrukte stukken, geen persoonlijke herinneringen o.i.d., zodoende niet relevant binnen dit onderzoek. 67:
Catalogus van de inhoud van de stadhouderlijke kabinetten, betreffende voorwerpen van de natuurlijke historie, beeldhouwwerken uit de Griekse en Romeinse oudheid, penningen, munten, stenen en mineralen, opgesteld door Arnout Vosmaer, z.j. met afrekeningen van verkochte werken. Hierin Vosmaer’s voorredes (hij begon er meerdere) en enkele fragmenten van inventarislijsten.
79:
Aantekeningen betreffende aankopen en ruilingen, met kwitanties, 17691788. Niet relevant binnen dit onderzoek.
98:
Brief van Willem Carel Vosmaer aan Albert Carel Baron van Snouckaert van Schauburg, 1799. Hier relevant binnen dit onderzoek.
Noord Hollands Archief 476: Archief Rijksmuseum 462: Plattegronden Nationale Konstgallerij. Overgenomen in H3. 782:
Stukken betreffende de aanvang, vervulling en beëindiging van het dienstverband. Directeur (1756) 1816-1876. Hier twee documenten gebruikt te weten: 1)“Instructie voor den directeur voor het Kabinet der Natuurlijke zeldzaamheden, het welke voor zijne Doorluchtigste Hoogheid den Heere Prince van Oranje en Nassau &. &. &. Werd verzameld.” Gelijk aan KHA A29: 46III. 2) Brief van W.C. Vosmaer aan van de Kasteele 21 juli 1816.
808:
Staat van indeling van de etnografische en kunstvoorwerpen, met vermelding van de aantallen voorwerpen. Overgenomen in H3.
823:
Inhoudsopgave op de portefeuilles A tot en met L. tezamen vormende het archief over de periode 1814-1876. Alleen kabinet van zeldzaamheden in latere periodes, verder niet relevant binnen dit onderzoek.
825:
Inhoudsopgave op het archief van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden over de periode 1790-1874. Niet relevant binnen dit onderzoek.
827:
Stukken betreffende het terughalen van kunstvoorwerpen uit Parijs. Drie brieven in totaal, deze waren niet relevant binnen dit onderzoek.
840:
853:
Stukken betreffende offertes voor de aankoop van kunst- en andere voorwerpen (1772) 1816- 1852. Alleen objecten in genoemd van na 1816, zodoende niet relevant binnen dit onderzoek. Stukken betreffende de schenking van kunst- en andere voorwerpen van BuitenEuropse herkomst. 1816-1876. Alleen objecten en schenkingen van na 1816, zodoende niet relevant binnen dit onderzoek. 68
Archives Nationales Parijs. F/17, 1277
Administratie van de Franse Commissarissen Thouin en Faujas. De etnografica die te vinden zijn op de verschillende lijsten zijn opgenomen in bijlage 1.
69
Bijlagen Bijlage 1: Lijst met objecten die deel uit hebben gemaakt van de Stadhouderlijke verzamelingen. Bijlage 2: Lijst met objecten van de Bosjesmannen, welke in 1790 aan het kabinet zijn toegevoegd. Integraal overgenomen. Bijlage 3: Een plattegrond van Den Haag anno 1785, gepubliceerd in Société des Libraires. Guide ou nouvelle description de la Haye et de ses environs. La Haye, MDCCLXXXV
70
Bijlage 1 Toelichting bijlage 1 De hierna volgende lijst is geenszins te beschouwen als een inventarislijst. Deze lijst is samengesteld uit objectenlijsten die ik gevonden heb in zeer uiteenlopend archiefmateriaal. De bronnen lopen sterk uiteen wat betreft de periode waarin zij geschreven zijn (van 1759 tot 1816) en de gedetailleerdheid van de omschrijvingen. Het is zodoende hoogst onwaarschijnlijk dat deze objecten ooit tegelijk deel uit hebben gemaakt van de stadhouderlijke collecties. Daarbij is dit een overzicht van datgene dat bewaard is gebleven. Hoe omvangrijk het totaal is geweest is helaas onbekend. Wat deze lijst wel biedt is een beeld van de objecten waarvan met zekerheid is te zeggen dat zij eens deel uit hebben gemaakt van een bijzondere en indertijd beroemde verzameling. De lijst is gesorteerd op de codes (zie hieronder). Hiervoor heb ik gekozen omdat:
dit op de oorspronkelijke inventarislijs ook het geval is geweest. Zo blijkt uit ‘A186 Ces nummerots sont (..) Du Cataloque du cataloque de la collection.’ Dit staat bij een nummer op de inpaklijsten van de Fransen ANP F/17,1277. Ook J.T. Royer gebruikte deze codering. Hij schreef bijvoorbeeld bij een objectbeschrijving ‘geplaatst in het cabinet van ZDH onder A336.’ Campen. De Haagse jurist: 248.
hierdoor goed te zien is welke objecten op meerdere lijsten voorkwamen en in hoeverre de omschrijving veranderde.
dit de enige (historisch) juiste wijze van sorteren was. Deze codes waren immers destijds toegekend. Iedere andere sortering was een eenentwintigste eeuwse interpretatie van mijn kant geweest.
Doublures kunnen voorkomen wanneer de code er niet bij staat. Of dit daadwerkelijk een doublure is of, dat er meerdere van dat type objecten in de verzameling aanwezig waren is dan echter niet duidelijk.
Veel objecten hebben geen code, deze staan onderaan de lijst en zijn hier gesorteerd op de bronnen waar zij oorspronkelijk op stonden.
Nb:
Uitleg per kolom Kolom 1: (nr)
Deze nummering heb ik aangebracht. Hij heeft verder geen betekenis, maar is er om de lijst werkbaar te maken. Nb. Wanneer objecten (en de daarbij behorende codes) twee of meer keer voorkomen dan loopt de nummering uiteraard niet door.
Kolom 2: (omschrijving)
Deze omschrijving is in het geheel overgenomen uit de verschillende bronnen.
Wanneer er … staat dan was een bepaald woord niet goed te ontcijferen.
71
In de oorspronkelijke lijsten vaak een dito.. of enkel dito. Dit heb ik vervangen door de gehele omschrijving, zodat ik de lijst anders kon ordenen.
Wanneer er een taxatie- of aankoopbedrag bekend is dan heb ik dat direct achter de omschrijving geschreven. In de oorspronkelijke documenten was dit soms een aparte kolom.
Kolom 3: (categorie)
Meestal stond er boven een lijst een bepaalde samenvattende omschrijving. Deze heb ik als categorieën aangehouden op deze lijst. Het zegt dus waarschijnlijk niets over de ordening van de objecten in het kabinet.
Kolom 4: (oorspronkelijke nummering)
Iedere lijst kende een eigen nummering. Deze nummering heb ik overgenomen zodat de objecten nog gemakkelijk terug te vinden zijn in de oorspronkelijke documenten.
Kolom 5: (code)
In verschillende gevallen stonden er codes voor of achter de omschrijvingen. Deze codes correspondeerden in enkele gevallen met objecten met gelijke omschrijvingen op andere lijsten (uit andere periodes). Het lijkt zodoende waarschijnlijk dat deze codes door Vosmaer toegekend zijn. Ook lijkt het mij aannemelijk dat deze codering terug te vinden was in de oorspronkelijke inventarislijst.
Kolom 6: (bron) ANP: F/ 17,1277
De administratie van de Franse Commissarissen. Ik heb ervoor gekozen de lijst te vertalen.
ANP: F/17,1277*
Van Campen heeft verschillende etnografica die voorkwamen op de lijsten van de Fransen integraal overgenomen in een bijlage. Deze heb ik in de lijst verwerkt en overgenomen in het Frans. Campen. De Haagse jurist: 282-286 (bijlage 9)
KHA:A29 46 III-1
Inventaris van het Kabinet van Zeldzaamheden 1760
KHA:A29 46 III-2
Inventaris van de Kostbaarheden van Z.D.H. 1759
KHA:A29 46 III-3
Inventaris van het Kabinet van Zeldzaamheden 1759
KHA:A31:173
Memorie van Suratse Curiositeiten door den Directeur Generaal Julius Valentin Stein Van Gollenesse, aan den Heere Van der Vorm, gezonden, en op den 25 july 1754, door den zelven Heere Van der Vorm aan Haere Koninklijke Hoogheid gepresenteerd en overgegeeven.
72
KHA:A31:184
Inventaris van de kostbaarheden van Willem V in bewaring bij de kamerdienaar Oostheim, vervaardigd door A. Vosmaer, in originele portefeuille, 1782. Met aantekeningen uit latere jaren.
NA: 2.04.01: 4030
Directeur van het kabinet van zeldzaamheden, heeft de eer aan zijne Excellentie, den Commissaris Generaal voor de Kunsten en Wetenschappen aan te bieden eene lijst van de objecten door den Heer Hofraad Hoffman aan hem overgegeven (..) met de voorwerpen aan hem ter hand gesteld (..). Dit is een lijst met objecten uit het voormalig stadhouderlijk bezit die door Willem I geschonken werden.
NA: 2.21. 71: 67-1
Fragment van een inventaris door Arnout Vosmaer.
NA: 2.21.71: 67-2
Fragment van een (andere) inventaris door Arnout Vosmaer.
Campen:bijlage 3
Van Campen heeft in een bijlage enkele objecten opgenomen die door J.T. Royer zijn beschreven en nagetekend, enkelen hiervan maakten deel uit van de collectie van Willem V. Campen. De Haagse jurist: 246-250.
73
Nr Omschrijving 1
Een eivormig goud kapsel van doorgebroken goudwerk uit 2 stukken bestaande boven met een gouden duif versierd - in dezelve bevindt zich eene groote vergulde muskusbal
2
Een gouden armring met eene rei roode en groene steenen en twee rijen paerlen
3
Een kleine groep van Elpenbeen verbeelende twee kampvechters Een toestel tot zulk een beker van elpenbeen met even zulk verheven bewerkte figuren het handvatsel van het deksel verbeeldt eenen kleinen knaap meet een wijnrank eveneens van elpenbeen Een goud houten rond doosje met een deksel waarin zich eene kleine muscus bal/ Pedro del Poreo/ aan een goud kettingje bevindt Een zilveren kruidhoorn met gouden verheven bewerkte versierselen, in het midden is hetzelfde vierhoekig met 4 geslepen glazen voorzien Het echte zogenoemde geuzennapje van hout Een mannelijk staand beeld te paard, waarschijnlijk keizer karel V, het paard en het hoofd van het beeld is van zilver de uitrusting des ruiters is van goud op een voetstuk van zwart hout, het welk boven met parelmoer belegt is, voor aan het voetstuk is het keizerlijk wapen aan de twee zijden trosschen van gedreven zilver Een groote dekzel kan met een handvatsel van zilver en verguld, het buitenste bestaat uit elpenbeen en stelt eenen triumphalen optogt voor - op het dekzel bevindt zich eenen kleinen jongen van Elpenbeen
4 5 6 7 8
9 10
Een antik kasje van zwart hout met vele schuifladen, aan twee kanten te openen, en zeer vele versierselen in half verheven werk boven op ligt eene zilver gedreven figuur van een stroomgod
11 Een klein zilver zagen geuze napje en beschrijving Un paquet de fragments de types de papyrus enfil és les uns dans les autres comme les feuillets 12 d'une jalousie, et formant une espèce de livre sur les feuillets duquel sont tracés avec un poinçon des Caractères chinois ou Indiens. (Caisse N.145.) Cachet waarschijnlijk van zijn H. Jan Willem Friso, als prins van Oranje en Nassauw, graaf van 13 buuren en Marquis van Tervuur en met drie surtouts in cornalijn en goude montuur 14 Een langwerpig rond doosje met onbekende zaden 15 Een klein houten standbeeldje op een zwarte houten voet 16 Een goud hangslot met dito sleutel 17 Een vierhoekig hoog kasje van barnsteen in goud gevat en met vier gouden voeten voorzien Een iets kleindere dolk, waarvan de klin, ten grootsten deele uit zilver, het gevest van goud met 18 een kleine roode steen neven een gelijk een priem bewerkt instrument van staal eveneens met een goud gevest, in een op de helft met goud overtrokken schede Een Hoogduitsch gebeden boek, het paradijshofje genoemd, in een zilver geemailleerd bandje 19 met turksch amatist en granaten bezet Een Hooghduits gebeds boekje Gen. Paradis pastein in een zilvere geemailjeerd bandje met tucoisen amatist en granaaten bezet Een kunstig bewerkte klomp met een gevlochten versiersel, alwaar Manioc meel mee afgemeten 20 wordt. 21 Een klein Oostindisch kruidhoorntje met goud beslag Een Oostindisch klein kruidhoorntje, van een besnede tand met goude beslag Een houten rond kapzel waarin zich onder op den boom een elpenbeen medailles met een mannelijk en vrouwelijk borstbeeld in hoogrelief bewerkt met het jaargetal NIDCEX bevindt, 22 maar zonder verder onderschrift - dan in het dekzel is een klein zoo het schijnt op leder gedrukt mannelijk borstbeeld, met een onleesbaar geworden onderschrift 23 Drie klein Japanse gespen met goud 24 Een kalebas met inscriptie Crescentia cujeté Een antik mes, met een schoon bearbeid, met goed opgelegd zilver gevest, benevens een gelijk een 25 priem toegesteld instrument, met een spits van een staal, en een zeer fijn uitgewerkt zilver hecht. Beide bevindt zich in eene kleine houten schede met aan zilver beslag. 26 Een klein Hercules beeld van brons Een borstbeeld van brons met zonnenbloemen bekransden een bord met dergelijke bloemen in 27 de hand houdend met een koperen pen om in te schroeven
Categorie Rariteiten
oorsp. code Num.
Bron
39
1
NA: 2.04.01: 4030
26
2
NA: 2.04.01: 4030
48
4
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
42
5
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
50
5
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
43
6
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
17
9
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
44
9
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
47
10
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
49
12
NA: 2.04.01: 4030
15
KHA:A31: 184
16
ANP:F/17,1277*
Oost Indische Vrouwen-tooisels Rariteiten
Rariteiten
22
KHA:A31: 184
Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten
25 19 20 40
23 24 25 26
NA: 2.04.01: 4030 NA: 2.04.01: 4030 NA: 2.04.01: 4030 NA: 2.04.01: 4030
Degens, sabels en stokken
12
31
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
7
35
NA: 2.04.01: 4030
35
KHA:A31: 184
Wapens
Rariteiten
37
ANP:F/17,1277
Rariteiten Rariteiten
8
39 39
NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184
Rariteiten
28
40
NA: 2.04.01: 4030
40 40
KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277
Rariteiten Degens, sabels en stokken
4
41
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
29
42
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
30
43
NA: 2.04.01: 4030
28 Zes elpenbeene heften van messen waarop zeer vele menselijke en dierlijke figuren gesneden zijn Rariteiten
32
46
NA: 2.04.01: 4030
29 30 31 32
Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten
51
46 46 47 47
NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184
Rariteiten
34
48
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
35
49
NA: 2.04.01: 4030
8
60
NA: 2.04.01: 4030
23
61
NA: 2.04.01: 4030
24
62
NA: 2.04.01: 4030
1
63
NA: 2.04.01: 4030
71
ANP:F/17,1277*
Een antieke vergulde .. Een Toukins en verguld kopje en schoteltje Twee kleinere elpenbeene heften van mannelijke en vrouwelijke gedaante voorstellend Een Toukins zak tabaksdoos Een kleederborstel waarvan de bovenplaat van parelmoer en in zilver gevat is - op de parelmoer 33 is een kleine schilderij met eene bijbelplaats in het Hollandsch Een kleederborstel waarvan de bovenplaat van parelmoer en in zilver gevat is - op de parelmoer 34 is een kleine schilderij met eene bijbelplaats in het Hollandsch drie paar oorringen uit perelsnoeren met versiersels van rode en groene steenen en daaraan 35 hangende groote perlen 36 Een paar braceletten, uit een zware ketting met kleine bellen van zilver 37 Een paar dito uit een grooten zilveren keten 38 Vijf stuks, naar het schijnt armringen van schildpad met goud beslag
Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Vrouwen-tooisels
33
Canot Samoïede, fait en bois du Nord et recouvert d'une peau de Poisson, modèle d'Environ 3. 39 pieds de Long (propre à la Collection de Marine). (Caisse N.145.) 40
Een paar braceletten van een ketting van 4 rijen gouden bloemen met een snoer perlen ingevat en met kleine goude met roode stenen bezette sieraden aan welke zich weder perlen bevinden
Een paar oorringen van bijzondere groote en werk van ronden vorm en bij sieraden van goud met roode en groene steenen en vele perlen bezet en behangen Een kleine pyramide van elpenbeen, uitgehold met 4 open ingen waarvan eene eveneens van 42 elpenbeen bewerkte figuur met 4 spitsen kunstmatig gebragt is 41
Oost Indische Vrouwen-tooisels
11
94
NA: 2.04.01: 4030
Oost Indische Vrouwen-tooisels
12
95
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
38
95
NA: 2.04.01: 4030
74
43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63
Een collier uit gelijk een bloem van goud bewerkte leden, waaraan bij elk 2 gouden perlen hangen op eene zijden snoer tezamen geregend Een collier van 5 rijen perelsnoeren met …. Van groene en roode stenen bezet, waaraan een perel hangt Een collier uit 6 rijen verheven bewerkt langwerpigen perlen van zeer dun goud op zijden snoeren geregen Een dubbeld voetsieraad uit een rond middelschild en zes kettingen, waaraan zich 4 ringen met stenen bezet bevinden uit goud bewerkt Een rond borstsieraad, uir roode en groene steenen en perlen in goud gevat, bestoken om eenen zwarten band Een paar oorringen gelijk een ster gezet met een klok vormig sieraad en 2 perelsnoeren van roode en groene steenen in goud gevat
Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Vrouwen-tooisels Oost Indische Een massiv gouden halsketting , waaraan de leden 12 hoekig bewerkt zijn Vrouwen-tooisels Oost Indische Een borstsieraad van aan eene roode met gouddraad doorwerkte snoer Vrouwen-tooisels Zes stuks ringen van goud met verheven versiersel van goud en met roode en groene steene bezet, Oost Indische opde grootste bevindt zich eene kleine spiegel Vrouwen-tooisels Oost Indische Zes en twintig stuks groot ringen quincaillene warent Vrouwen-tooisels Een oorsiersel uit een kleine Parelsnoer, met een daaraan hangend versiersel van rode en Oost Indische groene steen en daarbij hangende perelen Vrouwen-tooisels Een collier van 7 rijen in goud bewerkte perlen met gouden sieraden uit tusschenruimtens en is Oost Indische in het midden van elk snoer eene in den vorm eener bloem bewerkt versiersel van roode en Vrouwen-tooisels groene steenen met perlen Een collier uit een ketting van goud in den vorm van gierstenkorrels met roode steenen bezet Oost Indische bewerkt met een klein hartsvormig bewerkt middenschild met roode en groene steenen bezet, Vrouwen-tooisels waaraan een perel hangt Een zwart verlakt kruithoorntje met goud gemonteerd Rariteiten Oost Indische Een grote gouden halsketting, van 5 snoeren zeer fijn bewerkt Vrouwen-tooisels Een paar braceletten uit een ketting van 2 rijen fijn bewerkt goude bloemen met een roos van Oost Indische roode en groene stenen en een diamant in het midden in goud gevat Vrouwen-tooisels Oost Indische Een paar braceletten uit een ketting van verheven bewerkte boten van goud te samen gesteld Vrouwen-tooisels Een Tonkins door gewerkte degen geverft met goud Rariteiten Een paar braceletten, elk uit 5 ringen met een geemailleerd schede en kleine bolletjes behangen Oost Indische met elkander door een kettingje verbonden van zilver Vrouwen-tooisels Een klein rond elpenbeene doosje, waarin een zeer klein schaartje Rariteiten Een klein rond elpenbeene doosje waarin zich een peperkorrel bevindt op eenen kleines metalen Rariteiten voet
Een houten figuur, met een manshoofd en bovenlijf terwijl het van onderen eenen visch 64 vertoond, een meermin houdend in beide handen een schild met het jaargetal 1593 Een husaren sabel met gevest van massief goud met brillianten en 2 robijen bezet - in een met 65 goud bekleede schede. Een dolk, zeer rijk in goud gevat, met een gesneden kristal, eveneens omvat gevest, in eene met 66 goud overtrokken schede, naar het schijnt oostindisch werk 67 Een gouden ring met een groote goud met roode en blauwe stenen bezet schild
Rariteiten Degens, sabels en stokken Degens, sabels en stokken Oost Indische Vrouwen-tooisels
19
96
NA: 2.04.01: 4030
15
98
NA: 2.04.01: 4030
17
99
NA: 2.04.01: 4030
9
100
NA: 2.04.01: 4030
20
105
NA: 2.04.01: 4030
13
106
NA: 2.04.01: 4030
18
107
NA: 2.04.01: 4030
5
108
NA: 2.04.01: 4030
4
110
NA: 2.04.01: 4030
22
111
NA: 2.04.01: 4030
3
113
NA: 2.04.01: 4030
21
115
NA: 2.04.01: 4030
14
116
NA: 2.04.01: 4030
116
KHA:A31: 184
2
117
NA: 2.04.01: 4030
10
118
NA: 2.04.01: 4030
16
119
NA: 2.04.01: 4030
122
KHA:A31: 184
7
123
NA: 2.04.01: 4030
23
151
NA: 2.04.01: 4030
24
152
NA: 2.04.01: 4030
27
153
NA: 2.04.01: 4030
5
154
NA: 2.04.01: 4030
11
155
NA: 2.04.01: 4030
25
157
NA: 2.04.01: 4030
68 Une flute travesiere d'yvoir pouvant servir de canne.
160
ANP:F/17,1277*
69
171
ANP:F/17,1277
173
NA: 2.04.01: 4030
173
KHA:A31: 184
175
ANP:F/17,1277
176
ANP:F/17,1277
179
NA: 2.04.01: 4030
179
KHA:A31: 184
179
ANP:F/17,1277
180
NA: 2.04.01: 4030
70
71 72 73
74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85
een mandje bestemd voor de visvangst, door de wilden (suavage) gemaakt uit een soort rotan Een zeer klein boekje kern des bijbels in den haag 1750 met platjes, .. Band met gouden sloten hoeken en schilden Een klein kerntje des bijbels in fluweel met goude slootjes en een ander Een kleine mand met een deksel met een hele vreemde vorm, deze zou kunnen dienen als broodmand voor de indianen van midden amerika. Het is heel fijn bewerkt en gemaakt van een bijzonder organisch materiaal. Tien kleine mandjes die zowel in vorm als in formaat en materialen afwijken van A175 en A534. Ze zijn verwaardigd door de Indianen uit Midden Amerika Een kunstig bewerkt compas , zonnewijzer enz. In den vorm van een boekje met goud en vergulde zilveren versiersels Een kunstig compas, zonnewijzertje, &., &., goud of zilververguld als een boekje Een kunstig bewerkte klomp met een gevlochten versiersel, alwaar Manioc meel mee afgemeten wordt. Een aan beide zijden slangsgewijs geslepen dolk of kort degen met een naar aanzien massiv gouden schede, een zittend mannelijk figuur voorstellende, met kleine ten dele uit gebroken edelgesteentens bezet in eene met goud beslagene boven eveneens met edelgesteentens bezette schede met eene van gouddraad bewekte band om op te hangen Een ivoor tablette met dag en maanwijzer in zilvere mont. Een hartsvanger met een zilver verguld handvatsel in een met roden stof overtrokken en met een zilver verguld beslag voorziene schede Een Oostindische blaauw staale degen geverft met glad goudwerk Een voorover gebogen sabel met zilver gevest in eene met verheven bewerkt zilver beslag overtrokken schede Een Oostindische doorgewerkte degen geverft van zilver, de greep van goud. Hierbij is een groote rotting knop drie gespen, haak en oorband Een sabel met een massiv zilver handvatsel waarvan de knop gelijk een draak gevormd is, in eene met verheven bewerkt ziver beslag overtrokken schede. Vier bewerkte uit bamboe vervaardigde fluiten van de Indianen een uitheems stuk hout in de vorm van een vreemd belletje met veren op de top. Allemaal uit één stuk. Dit instrument is ten dienst als gebruiksvoorwerp voor de wilden (suavage) en wordt den hen genoemd Maraké Een bel van een zeer klankrijk hout, waarvan de slagzijden van een ander heel hard soort hout zijn gemaakt. Een uit riet gevlochten portefeuille die dient als tabaksdoos
Rariteiten
12
Rariteiten
Rariteiten
13
Rariteiten
Degens, sabels en stokken Rariteiten Degens, sabels en stokken Rariteiten Degens, sabels en stokken
6
8
9
Rariteiten Degens, sabels en stokken
10
180
KHA:A31: 184
181
NA: 2.04.01: 4030
181
KHA:A31: 184
182
NA: 2.04.01: 4030
182
KHA:A31: 184
183
NA: 2.04.01: 4030
183
ANP:F/17,1277
186
ANP:F/17,1277
186
ANP:F/17,1277
201
ANP:F/17,1277
75
86 87 88 89
Quarante figures d'Insectes imités en matières solides telles que des bois et du fer, et peintes en couleurs naturelles. Ces productions de l'art ne sont pas sans agrément et peuvent être utils dans quelques circonstances; elles sont renfermées dans une boite à compartiments. (Caisse N.145.) Een Oostindische haarnaald Een ooistindische haair naald Dito wat varieerend schaamdeksel Wajoqua gent zo als de warauwse indiaasche vrouwen die dragen mede van Boomblaaden (of bast) geweeven uts Een bruin houten doosje, waarin een kleine figuur is verbeeldende een indiaan met een daarbij behoorend voetstuk van kristal - het figuur is defect Een zwart doosje waarin een klein gesnede boogschuttertje en kristal voetstukje Wit katoenne vrouwen omslag kleedje, Paantje gent zo als de bevredigde weglopers of BoschNegers van achter ’t land Anca die maaken uts Wit katoenne vrouwen omslag kleedje veel fraijer zo als de bevredigde weglopers of BoschNegers van Sarameca die op de wijze der hangmatten weeven
Rariteiten Rariteiten
Rariteiten
2
3
ANP:F/17,1277*
218 218
NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184
221
NA:2.21.271: 67 -1
222
NA: 2.04.01: 4030
222
KHA:A31: 184
222
NA:2.21.271: 67 -1
223
NA:2.21.271: 67 -1
92 Een zogenaamde spat of Blaaspijp, met welke de Indiaanen hunne vergiftigde pijlen blaazen uts
224
NA:2.21.271: 67 -1
93 De koker met pijltjes doch niet vergiftigd zijnde uts eenige stokjes Ire gent. Met welke de indiaanen door die in een gat rond te drayen vuur maken 94 uts 95 een kleine boog en diverse pijlen Uraper gent om op vogelen, visch enz te jaagen uts 96 Een lange piek met zilver en goud gemonteerd, uit oostindië Een klein model zeer kunstig van papier, van het stadhuis van Amst. (andere kleur) zie een beter 97 N. 250 van den zelfde maker 98 Een zogenaamd Chineesch cymbaaltje ’t welk bewogen wordende een lieffelijk geluid geeft 99 Een glaze zogenaamde paste of afdrukzel van het zogenaamde cachet van Michel Angelo Een vergulden bos waarin naar het schijnt kurkzilver is het welk een geluid voortbrengt in een 100 rond houten doosje Een brief in de Angaleesche taal op boomblaaren geschreven door den keizer van Candra aan 101 den gouveneur van Ceylon x deszelfs vertaling in het Hollands 102 Negen en vijftig barnsteene rotsknoopjes in 't goud 103 Veertig barnsteene kleinder voor 't camizool in goud Een bewerkte vrucht (kalabas) op artistieke wijze gebeeldhoud door de Indianen. Hierin bewaren 104 zij dranken. 105 Een doosje met speksteene chineesche doorgewerkte reukflesjes 106 Chineesche ryst kopjes Een bewerkte vrucht (kalabas) op artistieke wijze gebeeldhoud door de Indianen. Hierin bewaren 107 zij dranken. Een bewerkte vrucht (kalabas) op artistieke wijze gebeeldhoud door de Indianen. Hierin bewaren 108 zij dranken. Een bewerkte vrucht (kalabas) op artistieke wijze gebeeldhoud door de Indianen. Hierin bewaren 109 zij dranken.
225
NA:2.21.271: 67 -1
226
NA:2.21.271: 67 -1
227 228
NA:2.21.271: 67 -1 NA:2.21.271: 67 -1
229
NA:2.21.271: 67 -1
230 230
NA:2.21.271: 67 -1 KHA:A31: 184
230
NA: 2.04.01: 4030
231
NA:2.21.271: 67 -1
231 232
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
233
ANP:F/17,1277
234 235
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
238
ANP:F/17,1277
239
ANP:F/17,1277
240
ANP:F/17,1277
243
ANP:F/17,1277
249
ANP:F/17,1277*
254
ANP:F/17,1277
255
ANP:F/17,1277
256
ANP:F/17,1277
257
ANP:F/17,1277
41
258
NA: 2.04.01: 4030
54
261
NA: 2.04.01: 4030
270
KHA:A31: 184
271
KHA:A31: 184
272 273 274 274 275 276 276 277 277 278 278 279 279 280 281 282 283 285 285
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277* KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277* NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030
90 91
Rariteiten
206
Rariteiten Rariteiten
31
Rariteiten Rariteiten
Rariteiten Rariteiten
110 Een mand met een hele vreemde vorm, deze zou kunnen dienen als broodmand voor de Indianen van midden amerika. Het is heel fijn bewerkt en gemaakt van een bijzonder organisch materiaal. 111 Canne à pomme d'or garnie d'emeraudes et autres pierres coloriées. Zes schilderijen in China gemaakt. Deze schilderijen hebben educatieve doelen gediend. De 112 luchten en wateren zijn geschilderd op glas en huid met daarachter te zien bomen, bergen en de fabrieken en de dieren zijn uitgevoerd in reliëf met beschilderde edelstenen. Een set uit China afkomstige marmere en granieten platen die die een mozaïek vormen. 28,5 lang 113 duim bij 16,5 duim breed, ingelijst. Een set uit China afkomstige marmere en granieten platen die die een mozaïek vormen. 28,5 lang duim bij 16,5 duim breed. Het geheel is omlijst met een rood een grijs granieten rand. De kleime 114 vierkantjes zij in contrasterende kleuren geplaatst en vormen tezamen een soort schilderij. Ze geven de natuurhistoricus een goed beeld van de steentypes uit China Vier achthoekige mozaïeke van 17 duim in het vierkant. Gemaakt uit verschillende kleuren 115 marmer. Voorstellende vasen gevuld met bloemen, vruchten en dieren omringt. Een ovale hooge kelk met een breede zilveren voet van buiten met eene in hout verheven bewerkte 116 groep versierd, het handvatsel van het dekzel heeft de gedaante van een wijnstolrak met druiven Rariteiten van gedreven zilver Twee kokertjes van tandenpennetjes van elpenbeen met goud versierd, waarschijnlijk 117 Rariteiten Oostindisch werk 118 Fraaij schermpje Rariteiten Een ronde platte zeer oude soort van snuifdoos met barnsteen en verguld koper,wat defect. 119 Rariteiten Mogelijk kruithoorntje 120 Een Calbasje met zilver Rariteiten 121 Twee purperrootkleurige glaze kannetjes met zilver Rariteiten 122 Een ovaal prachtig kristalle schaaltje, geemailjeerd voetje mogelijk goud zie 282 Rariteiten 123 Canne d'une corne étrangère (?) à pomme d'or. 124 Een cornalijn-agaat ovaal bakje met goud of verguld Rariteiten 125 Een ovaal bakje van duitsch cornalijn agaat met verguld koper Rariteiten 126 Canne d'une corne étrangère à pomme d'or. 127 Een kleine bol van kristal in goud gevat om op te hangen Rariteiten 128 Een ronde kristalle bal in 't goud Rariteiten 129 Een blaauwe groene lepel van blaauwe jaspis in goud gevat Rariteiten 130 Een blaauw groenne lepel van blauw jaspis met goud. Rariteiten 131 Een kleine terine van agaat in goud gevat met eene kleinen diamant, .. Knop - defect Rariteiten 132 Een klein ovaal comvaatje en dekzeltje van agaat met goud en een diamantje Rariteiten 133 Een Guineesch reepootje met goudbeslag Rariteiten 134 Twee ronde onbekende oompositie ballen in 't zilver Rariteiten 135 Een Oostindisch geemailjeerd stuk met goud onbekend waartoe. is de voet van274 Rariteiten 136 Klein dambordje … Rariteiten 137 Een Japans zittend beeltje met schild en dolk Rariteiten 138 Een zilver vergulde beker verbeeldend eene vrouw Rariteiten
4 5 6
53
76
139 Een klein in een aard en hemelglobetje Een zeer kunstig Engelsch hart, met twee daartoe behorende sleutels en een schild van Thomas 140 Stephanus in London gemaakt 141 Een Oostindische zeer groote ivoore kam 142 Een rond doosje met kleine elpenbeene dobbelsteenen Overblijfselen van een Bataafs, of Romeins zwaard, 't welk gezegd word te zyn het Zwaard van 143 Claudius Civilis 144 Een Oostindische staale degen gewerkt in toebehooren en rottingknop 145 Een Duits agaatte koffertje in zilver gemonteerd 146 Een duits agaatte koffertje veel kleinder in 't zilver 147 Een calcedon ovaale agaate com, met koper of zilververgulde montuur en voet Twaalf amber of barnsteene messehechten, noch niet volkomen afgemaakt en waar van een met 148 een goud bantje
Rariteiten
286
KHA:A31: 184
Rariteiten
46
289
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten Rariteiten
26
290 318
KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030
325
Campen: bijlage 3.
Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten
327 328 329 330
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
Rariteiten
331
KHA:A31: 184
149 Veertien amber of barnsteene messehechten, veel kleinder maar van een noch niet afgedraayd
Rariteiten
332
KHA:A31: 184
150 Een amber of barnsteene pennenkokertje 151 2 Pipes Indiennes portées sur de Lings manches et numerotées . 152 Een amber of barnsteene naaldekokertje Een groot jagt mes, met een gevest, naar het schijnt van groen glas met steenen van gevervd glas 153 versierd. In eene met groene stof overtrokkend schede met verguld beslag 154 Een amber of barnsteene reukdoosje als een klein eytje 155 Een amber of barnsteene .. doosje Een Calabas waar op eene soort van inscriptie betrekkelijk tot het veroveren van den Briel Ao 156 1572. 157 Een amber of barnsteene baltzem doosje 158 Een amber of barnsteene rond doosje 159 Een amber of barnsteene wat grooter 160 Een amber of barnsteene rond balletje 161 Een amber of barnsteene pion voor het schaakbord 162 Drie klein doosjes, zie no.338-339 hier booven Twee kleine doosjes zonder deksel van barnsteen .. Door Hare K.H. de princes Anna van Engeland 163 gemaakt Twee kleine doosjes zonder dekzels 164 Een klein kruidhoorntje van een Elandspotie in goud gevat Een kruit doosje van elandsklaauw met goud 165 Een klein kruidhoorntje van een Elandspotie in goud gevat met wat minder goud Een kruitdoosje van elandsklaauw met minder goud Een zilver vergulde beker verbeeldende een manspersoon en vrouwen figuur …. En de man draagt 166 een sabel op zijn zijde Een zwart leerekastje waarin een soort van castrum dolorum van klein zilver beeld en ,, kristel 167 en ebbenhout. Een hout kastje waarin een koperverguld hekje met allebey turksche geweeren in 't klein van 168 zilver 169 Een dun zilver chinees paan waarin een horlogie werk, zeer defekt. 170 oostersche boogen 171 Twee oostersche bogen en pylkokerin roodfluwele doozen 172 Een turkse sabel met een greep van lapis nephiticus 173 Een kistje van barnsteen, zeer defect 174 Een kistje kleinder van barnsteen, zeer defect 175 Een kistje kleinder van barnsteen, zeer defect 176 Een kistje kleinder van barnsteen, zeer defect 177 Twee kistjes kleine kandelaartjes 178 Een doorgewerkt struis ey 179 Steenplaatje .. marmer, wat defect 180 Aarde jacobaas kruikje 181 gedraayde houtte beker waar in veele andere als papier, wat defect 182 Een kastje waarin twee geboetseerde roertjes 183 Twee lang vierkante houte gesnede basreliefs met etende en dansende boeren 184 Een satirs hoofdje van hout gesnede 185 Een schuifdoosje van hout gesnede 186 Een ivoor gedraayd kunst stukje in een rood kokertje 187 Een kunststuk van papier gesneden de kersmarkt verbeeldend Een uitmuntend van papier gesnede kunst stukje, de kerstnacht verbeeldend 188 Een hembd van fijn lijnwaad met kanten met eene roode W (met kroontje er boven) getekend 189 Turksche muillen 190 turksche zitkussens 191 gele turksche sierp 192 rode turksche sierp 193 een tursche .. 194 Een indiaansche kris met oostindische goude greep en scheede
Rariteiten
333 333 334
KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277* KHA:A31: 184
335
NA: 2.04.01: 4030
335 336
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
336
Campen: bijlage 3.
337 338 339 340 341 342
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
343
NA: 2.04.01: 4030
343 357 357 358 358
KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184
360
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten
389
KHA:A31: 184
Rariteiten
390
KHA:A31: 184
Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Degens, sabels en stokken Rariteiten Rariteiten Degens, sabels en stokken Rariteiten
391 392 393 394 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414 415 416 416 421 427 428 432 433 434 439
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
440
NA: 2.04.01: 4030
440 441
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
442
NA: 2.04.01: 4030
442
KHA:A31: 184
195 Een Indiaansche dolk in goud gevat, met eene zwarte schede en een gouden bekle…el Een indiaansche dolk met goude mont. Zwart flueele scheede met gout en cyntuur 196 Een indiaansche dolk met zilveren mont. en scheede Een Indiaansche dolk in goud gevat, met een gevest van barnsteen, in eene roode schede. Het 197 gevest is gebroken Een indiaansche dolk met goude mont. Op een rood flueel scheede barnsteene greep.
Rariteiten Degens, sabels en stokken Rariteiten Rariteiten
7
Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten
9 10 11 52
1 45
1
2
77
198 Een Indiaansche sabel, met een zilveren gevest en dergelijke schede Een indiaansche sabel met zilvere greep en scheede 199 Turk of moorsche sabel met een greep van verguld yzer 200 Canne de jonc à pomme d'or enrichi de diamens. Il y manque la pierre qui termine la pomme et qui etoit precieuse; elle a été emportée par la Stadouder suivant la declaration de Mr. Vosmaer. 201 Canne de Jonc a pomme d'or. Il y manque la panneau (…). 202 Canne d'yvoir à pomme d'ambre jaune. 203 Een degen met een chinesche tonkinsche vergulde greep enz. 204 Canne de bois d'ebènne à pomme d'yvoir 205 Canne de jonc de couleur jaune pâle. 206 Canne d'un bois singulier. 207 Canne d'une corne d'animal. 208 Canne d'un bois étranger à pomme d'or. 209 Een europ. Kinderdegen zilver gevest met diamant en esmaraude, en agaate greep 210 Canne ou baton d'un bois étranger. 211 Een ordens zwaart van de kouseband order verguld yzer 212 Canne de jonc ou de jay. (git) Een gouden sleutel, oud fatsoen, geheel doorgebroken en fijn bewerkt met een even zoo bewerkt 213 gouden handvatsel - in een groen en rood lederen foudraal 214 Canne marbré à pomme d'or. Een gouden sleutel, oud fatsoen, geheel doorgebroken en fijn bewerkt waarvan de kop een 215 naamtrek vervat met goudomgeven - eveneens in zulk een foudraal 216 Een hartsvanger met een mes, oostind. Email en vergulde montuur Een zegeling waarin tussen twee glazen een een zilveren beslag een slot van een geweer is, de 217 ring zilver is van staal bovendien is in het deksel een klein goud doorgebroken gewerkt knopje 218 Een hartsvanger met barnsteene greep (defect) goude montuur en cornaleyn. Nu ivoore greep 219 Een hartsvanger met rijke goude mont. En greep onix met diamanten bezet 220 Een cristalle greep en goude montuur met blaauwe saphieren bezet Een fraai oostindisch lit met gouden knop en twee bande van diamant en twee wat grooter op de 221 beugel, de booven stenen eruit genomen en gebruikt voor haar kon.hoogheid Een fraai oostindisch lit als voore wat langer, goude knop twee banden van diamant en 222 beugelknopjes de bovenstenen uitgenomen voor haar kon.hoogheid Een oostindische rotting met een goude band en 24 cristal-steentjes hierbij behoort een 223 gebroken amatist quartzeknop dus zeer defect 224 Een ivoore stokje en barnsteen vrouwehoofdje met goud 225 Een ebbenhout stokje met een ivoor vrouwebeeldje 226 Een kort oostindisch lit en tonkinsche knop 227 Een stokje met vel van een zeeslang (murena) en tonkisch knopje Zes schilderijen in China gemaakt, voorstellende de producten van de natuur met daarop de 228 mooiste vogels en bloemen. 229 Een kaneelstok met goud knopje 230 Een schildpad met een zilver knopje Six tableaux faits à la Chine, représentant des productions de la nature, choisies parmi les plus beaux oiseaux et les fleurs les plus agréables. (…) Ces tableaux ont 22. puces 1/2. de largeur,et 231 de longeur 35. puces et demie; ils sont peints sus papier blanc, recouvert d'un verre, et encadrés dan des bordures simples (propres à completter la collection des production de la nature, qui est déposée au Museum d'Histoire Naturelle.(Caisse N.145.) 232 Een ooistindisch stok van commando met goud gemonteerd 233 Een rotting met ambre knop, met goude band &. Un coffret à tiroir en bois étranger, contenant de petites soucoupes remplies de diverses couleurs, des gommes, des crayons, du pastel, une pierre à broyer les couleurs, un petit mortier, des pinceaux de toutes les formes, et tout ce que est nécessaire à un peintre qui voyage, ce 234 coffret fait à la Chine, et garni de couleurs chinoises, peut etre utile au Cours d'Iconographie Naturelle du Museum, puisqu'il a pour but d'enseigner l'art de peintre les productions de la nature aux personnes que se destinent aux voyages. (Caisse N.145.) 235 Een Spa-rotting van Spaans ried, met Saxische kromme knop en goud 236 Een zogenaamd slangehuidstokje 237 Een kinderrottingje met een verguld staalknopje 238 Een oostindisch lid met een goude knop 239 Een oostindisch lid met een goude knop 240 Een oostindisch lid met een goude knop 241 Een oostindisch lid, stok zonder knop 242 Een oostindisch lit met platte goude knop. Prezent van Prins 243 Een ongemonteerd zeer fraay lid 244 Een ongemonteerd zeer fraay lid 245 Een oostindisch lid alleen met een goude band 246 Een mat gemaakt uit een uitheemsstuk riet, wat dient als bed voor de wilden (sauvage) 247 Een ongemonteerd extra lang en fraay oostindisch lid 248 Vier manden met een vreemde vorm om fruit in te bewaren Een stok met een knop van een kokosnoot, door den beoemden zeeheld Piet Hein in zijne slagen 249 gebruikt Een rotting met kokosnooten knop, door den beroemden zeeheld Piet Hein, in zijne zee-slaagen enz gebruikt Een zwart verlakte stok met ingelegde stukjes paarlamour, zonder knop gediend hebbende den 250 beroemden zee-held A. de Ruyter, gekomen uit het beroemde kabinet van L.Vincent van Haarlem "t welk verkocht is aan ..Bout en op diens verkoping is deze gekogt. Een pallas of houwer, met een gevest en greep van verguld zilver, naar het mij toeschynt turks of 251 moors werk. Deze houwer is volgens bericht van de familie van de Ruyter, namelijk steengracht, door dien beroemden zeeheld meest gedragen
Degens, sabels en stokken Rariteiten Rariteiten
3
Rariteiten
Rariteiten Rariteiten Rariteiten
36
443
NA: 2.04.01: 4030
443 444
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
444
ANP:F/17,1277*
444 446 447 447 448 449 450 451 453 454 455 455
ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277* KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277*
458
NA: 2.04.01: 4030
458
ANP:F/17,1277*
459
NA: 2.04.01: 4030
461
KHA:A31: 184
461
NA: 2.04.01: 4030
Rariteiten Rariteiten Rariteiten
465 466 467
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
Rariteiten
469
KHA:A31: 184
Rariteiten
470
KHA:A31: 184
471
KHA:A31: 184
472 473 474 475
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
476
ANP:F/17,1277
477 478
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
478
ANP:F/17,1277*
479 481
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
481
ANP:F/17,1277*
484 485 486 489 490 492 493 494 500 501 502 504 505 505
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277 KHA:A31: 184 ANP:F/17,1277
510
NA: 2.04.01: 4030
Wapens
510
KHA:A31: 184
Rariteiten
511
KHA:A31: 184
Rariteiten
525
KHA:A31: 184
Rariteiten
37
Rariteiten Rariteiten
22
Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten
Rariteiten Rariteiten
Rariteiten Wapens
Wapens Rariteiten Rariteiten Wapens Wapens Wapens Wapens Wapens Wapens Wapens Wapens Wapens Degens, sabels en stokken
14
78
252 Twee ivoore flut a bel in een zwartleren kistje Een kleine mand met een deksel met een hele vreemde vorm, deze zou kunnen dienen als 253 broodmand voor de indianen van midden amerika. Het is heel fijn bewerkt en gemaakt van een bijzonder organisch materiaal. Een kleine mand met een hele vreemde vorm, deze zou kunnen dienen als broodmand voor de 254 Indianen van midden amerika. Het is heel fijn bewerkt en gemaakt van een bijzonder organisch materiaal. 255 Een zilver beeker waar van zig den zee-heeld Piet Heijn placht te bediennen 256 Een zilver beeker van het schutters gilde van Berlyn Een ronde zilveren plaat, vertoonende aan den eenen kant een eeuwigdurende almanak aan de 257 andere zijde den .. Zon om op te hangen, weegt 1 once 4 Engelsen Een zilver beeker Eeuwig durende Almanack 258 Een zilver oostindis doosje van fil de grin, met blauw email 259 Een Oostindische lapis de Goa in een goude doos in dito voet 260 Een zilver oostindis gorgelet of koelflesch zynde een zwarte gesnede cocat met fil de grin. 261 Twee zilvere oostindis reuk- rozewater flesjesn, fil de grin 262 Een zilver oostindis Japans of Tonkins gelakte rook tabaks doos 263 Een zilver Oostindis Japans of Tonkins gelakte rook tabaks comfoor 264 Een zilver oostindis Japans of Tonkins reukwater potje 265 Twee Oostindis Japans of Tonkins casjolets 266 Twee Oostindis Japans of Tonkins Chocolade koppen bakken en dekzels 267 Een Oostindis Japans of Tonkins Com, Dekzel en schotel 268 Een Oostindisch japans of Soukins parfum kokertje 269 Twee cornalyne turksche boogringen 270 Een sazische tabakspijp Een antik op goud geemailleerd horloque van Rippoltte Regensburg - op de kas is het oordeel 271 van Paris geschilderd Een oud op goud geemailjeerd horologie door Rippolt van Regensburg
Rariteiten
Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten
278 Een elfenbeene stok met een porceleine of witgeemailleerde knop
14
55
Rariteiten
272 Een dito van Masuriert Parijs, op de kas eveneens beschilderd vindt men den naam Henze Jontin Rariteiten Een oud op goud geemailjeerd horologie noch fraajer dor A.Nafurier te Parijs 273 Het echte zogen geuze napje van hout met het gouden penninkje en zilver pelgrimsstokje enz. 274 Een elpenbeene groep verbeeldende een Hercules zijnend vijandend Een ivoore groepje van twee beeldjes Hercules zijn vijand dodende 275 Elf Turkse amuletten in goud gevat Elf in goud gemonteerde Turksche ammuletens 276 Een met zilver gemonteerd zwaar jachtroer 277 Het onze vader in de groote van een stuiver geschreven
21
Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Rariteiten Degens, sabels en stokken
56
15 16
13
Een pallas of houwer meest staal met een weinig zilver, door dien zelve zeeheld op een turkschen 279 roover zelfs veroverd. Nb deze beide stukken zijn in de verkoping van wijle de heer C.Steengracht Rariteiten op de groote zaal april 1782 voor zijn d.h. Willem de Vde gekocht tesamen voor 346 gulden
532
KHA:A31: 184
534
ANP:F/17,1277
544
ANP:F/17,1277
598 599
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
600
NA: 2.04.01: 4030
600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 617 755 813
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
903
NA: 2.04.01: 4030
903
KHA:A31: 184
904
NA: 2.04.01: 4030
904 923 924 924 938 938 950 951
KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 NA: 2.04.01: 4030 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184 KHA:A31: 184
988
NA: 2.04.01: 4030
525*
KHA:A31: 184
280
Een kleine ronde elpenbeene doos waarin 3 kleine ronde bladjes kleiner dan een stuiver, waarop Rariteiten het onze vader in het Fransch, Engelsch en Hollandsch geschreven is
18
951 of A151
NA: 2.04.01: 4030
281
Een paar braceletten uit goud verheven bewerkte uitgehakte sieraden, aan beide zijde op een violet snoer met kwartsen voorzien, welke in goud gevat zijn
6
96/ 10
NA: 2.04.01: 4030
282 Een daminie of goude hooftsieraed,met fijne paerlen en roode steentjes gegarneert. F. 155,283
Een p(aa)r jaal of groote goude oorringen, met fijne paerlen, roode en groene steentjes beset. F. 105,-
284 Een tullie of goude tabletje om den hals. F.27,Een hansilie of goude halsband, gegarneert met fijne paerlen, roode, groene en witte steenen. 285 F.120,Een kallyantie, een soort van karkant, bestaende uit fijne paerlen, roode en groene steentjes in 286 goud gevat. F.97,287 Een jung-malha of langwerpige goude koraelen, een tour drie dik. F.34,Eenige ringen met kettings daeraen, zijnde vier goude ringen hangende aen een goude roos, met 288 zes kettingjes voor de rechter- en vier dito voor de linkerhand, met groene, roode en andere steenen. F. 54,289 290 291 292 293 294 295 296 297 298
Oost Indische Vrouwen-tooisels Sieraed van eene heidensche vrou Sieraed van eene heidensche vrou Sieraed van eene heidensche vrou Sieraed van eene heidensche vrou Sieraed van eene heidensche vrou Sieraed van eene heidensche vrou Sieraed van eene heidensche vrou
Sieraed van eene Tsjenden tsurie of armringen, zilvere overtoogen met goud. F. 40,heidensche vrou Sieraed van eene Tsurie rhebhedaar of armringen, zilver overtoogen met goud, van boven met goude trosjes. F.80,heidensche vrou Sieraed van eene Veertien stuks tsjuries of armringen van kret in goud gevat. F.112,heidensche vrou Sieraed van eene Haersankel of zilvere ketting voor de beenen. F.21,heidensche vrou Sieraed voor een Een schesful of goude gaarrood, gegarneert met fijne paerlen, roode en groene steenen. F.50,Moorsche vrou. Sieraed voor een Een paar goude oorringen met fijne paerlen en roode steenen. F.80,Moorsche vrou. Sieraed voor een Een toesie of ketting van achtkante goude korealen, twee dik. F.21,Moorsche vrou. Sieraed voor een Een dugdughie of goude borstroos met eene paerel, roode en groene steentjes. F.30,Moorsche vrou. Sieraed voor een Bedie malla of goude geregene koraelen, vier dik. F.180,Moorsche vrou. Acht goude ringen, een met een spiegel ª, een met drie roode en twee groene steentjesb, een met Sieraed voor een vier roode en een groen steentjec, een met een groen steentje, een met drie roode en een groen Moorsche vrou. steentjed, een met een paers steentjee en twee, ieder met een rood steentje. F.40,-
1
KHA: A31: 173
2
KHA: A31: 173
3
KHA: A31: 173
4
KHA: A31: 173
5
KHA: A31: 173
6
KHA: A31: 173
7
KHA: A31: 173
8
KHA: A31: 173
9
KHA: A31: 173
10
KHA: A31: 173
11
KHA: A31: 173
12
KHA: A31: 173
13
KHA: A31: 173
14
KHA: A31: 173
15
KHA: A31: 173
16
KHA: A31: 173
17
KHA: A31: 173
79
Sieraed voor een Moorsche vrou. Een stel glase armringen die door de Moorsche vrouwen gedraegen werden, al zijn ze noch zoo Sieraed voor een rijk naementlijk 15 groene met goud, 4 vergulde en 9 zwarte met zilver. F.5,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een heidensche als Drie paer goude oorringen met fijne paerlen, roode en groene steentjes. F.50,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een Een thica of goude roos om voor het voorhooft te dragen, met fijne paerlen, eenige roode, drie heidensche als groene en een witte steen. F.20,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een heidensche als Nith of neusring met twee fijne paerlen en eene roode korael. F.30,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een Tsjen malha of esclavage, bestaende uit zeven snoeren ronde goude koraelen, zeven roosjes met heidensche als roode en groene steenen en aen ieder roosje eene fijne paerel. F.125,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een Tsjampakkelly of een goude ketting met roode steentjes, waeraen een hard met roode en groene heidensche als steentjes en een paerl. F.90,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een Tsjenden haer of goude-lovertjesketting, vijf dik. F.160,heidensche als Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een Een poensje met een roos of twee goude braseletten, ieder met een roos van roode en groene heidensche als steentjes en een witte in het midden. F.95,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een Een poensje joewisa of twee goude ketting-braseletten. F.54,heidensche als Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een heidensche als Een kangen of twee goude armringen. F75,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een Baja baanth of twee goude armversiersels, geregen op twee paersche zijde snoeren met swarte heidensche als quastjes. F 45,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een heidensche als Lange haersankel of twee zilvere beenkettingen met zilvere belletjes. F.24,Moorsche vrou. Sieraed zoowel van een Tien zilvere geammilieerde teenringen met belletjes en kettingjes. F.6,heidensche als Moorsche vrou. Een houwer met eene verzilverde en vergulde greep. F. 10,10 Sieraed van een Moor Een katherie of buyksteeker, alsvooren gewerkt. F. 5,50 Sieraed van een Moor Een schilt met deszelfs riem en beslag. F. 5,50 Sieraed van een Moor Een piekvan boven en van onderen met zilver beslagh. F. 10,10 Sieraed van een Moor Twee hartebeesthoorens met zilver gemonteert, dienende voor een schilt, en ook desnoods voor Sieraed van een Moor een buyiksteeker. F. 3,Een boog met een roode fluweele koker, geborduurt met zilver Sieraed van een Moor Een roode fluweele, met zilver geborduurde pijlkooker en de daartoebenoodigde 50 stuks pijlen. Sieraed van een Moor F. 10,10 Een snaphaen met een zilver ingelegde loop. F.5,50 Sieraed van een Moor Een patroontas of twee cardoesen van root fluweel met goud geborduurt, een paerlamoeren en Sieraed van een Moor een yvooren kruithoorn. F.5,50 Een stelmanskleeding voor een Moor. F. 10,10 Sieraed van een Moor Een stel vrouwekleeding voor een Moorin. F. 10,10 Sieraed van een Moor Een stel manskleeding voor een heiden. F.10,10 Sieraed van een Moor Een stel vrouwekleeding voor eene heidin. F. 10,10 Sieraed van een Moor Twee steene beeltjes, verbeeldende een heiden en eene heidin in haere kleedinge. Sieraed van een Moor Twee steene beeltjes, verbeeldende een Moor en eene Moorin in haere kleedinge. F. 2,10 Sieraed van een Moor Een Moorsche tuin met yvoore beeltjes, verbeeldende een Moorsche vorst met zijne ministers in Sieraed van een Moor een tuinhuis, omringt met misikanten. F. 10,Een van ivoor gemaakt Chinees scheepje. F. 25,Zeldzaamheden Een van ivoor gemaakt Chinees scheepje kleinder. F. 15,Zeldzaamheden Model der porceleine toorn van China van parlamour. F.15,Zeldzaamheden Een van houtgesnede kunststuk. F.10,Zeldzaamheden Een Indiaanse sabel in een zwart verlakte scheede. F. 5,50 Zeldzaamheden Een dito ponjard met een verzilverde en vergulde ijzere greep. F. 5,50 Zeldzaamheden Een dito breede kris met een zilververgulde greep met email etc. Zeldzaamheden Een gedammasseerde sabel met een houtemet goud ingelegde greep enroot flueele scheede met Zeldzaamheden gout, circa 10 ons a 39 gld. F. 190,Twee dito krisse en derzelver scheede met goud etc., cira 6 ons a 23 gld. F.138,Zeldzaamheden Een Europeїse hartsvanger ometeen goudegreep etc. cira 12 ons a 37 gld. F.444,Zeldzaamheden Een Indiaanse gedasseerde sabel met zilver. F. 10,10 Zeldzaamheden Een hartsvanger met zilver etc. F. 19,50 Zeldzaamheden Een porceleyne inkt- en zantkoker etc., verlakte voet. 5,50 Zeldzaamheden Een besnede rinoceroshoorn. 5,50 Zeldzaamheden Een yvoor Indiaans dragend beeldje. Zeldzaamheden Een albasterde steen, verbeeldende een boek. F. 1,10 Zeldzaamheden Veertien stuks tsjuries of armringen van kret in goud gevat Kostbaarheden Een groot gout gevest voor een degen met dito oorbant en haek Kostbaarheden Nogh drie goude gevesten, wat kleinder, waeronder een doorgeslaegen, mede met dito Kostbaarheden oorbanden en haeken Twee staele, vergulde gevesten voor degens, met dito oorbanden en haeken Kostbaarheden Twee groote en zes wat kleindere goude knoppen voor rottingen Kostbaarheden
299 Een paer goude sjuries of armringen op zilvere plaeten. F.40,-
18
KHA: A31: 173
300
19
KHA: A31: 173
20
KHA: A31: 173
21
KHA: A31: 173
22
KHA: A31: 173
23
KHA: A31: 173
24
KHA: A31: 173
25
KHA: A31: 173
26
KHA: A31: 173
27
KHA: A31: 173
28
KHA: A31: 173
29
KHA: A31: 173
30
KHA: A31: 173
31
KHA: A31: 173
32 33 34 35
KHA: A31: 173 KHA: A31: 173 KHA: A31: 173 KHA: A31: 173
36
KHA: A31: 173
37
KHA: A31: 173
38
KHA: A31: 173
39
KHA: A31: 173
40
KHA: A31: 173
41 42 43 44 45 46
KHA: A31: 173 KHA: A31: 173 KHA: A31: 173 KHA: A31: 173 KHA: A31: 173 KHA: A31: 173
301 302 303 304 305 306 307 308 309 310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325 326 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349
47
KHA: A31: 173
1 2 3 4 5 6 7
KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1
8
KHA: A29: 46III - 1
9 10 11 12 13 14 15 16 16 37
KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 1 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2
38
KHA: A29: 46III - 2
39 40
KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2
80
350 351 352 353 354 355 356 357 358 359 360 361
Een goude kruk voor een rotting Een goude kruk voor een rotting met een verrekijker Een blauw geaderde agaete kruk voor een rotting, zeer rijk met gout gegarneert Een ambere kruk voor een rotting Een goude kruk voor een rotting, verbeeldende een zeehont, rijk met diamanten omzet Een goude knop voor een rotting, boven met een groote amathist en rondom met diamantjes gegarneert Een geëmailleerde knop voor een rotting, boven met negen en rondom met twee rijen diamantjes bezet Een dolkje met een ambere greep, in een roode fluweele scheede, onder en boven rijk met gout gemonteert. N.B. De greep is gebarsten Een goude hartsvanger met een onix-agaete greep, bovenop met zeven en onder de greep met twee rijen diamantjes gegarneert Een degentje met een Duitsch agaete greep, gegarneert met diamantjes en esmarauden Twee stukjes Oostindische ginggang, rijk met gout doorweven Een calbasje met goud gemonteerd
362 Een vierkante doos met een goutgrond en een dito langwerpig bakje binnenin 363 Een vierkante doos met een goutgrond, waarin een zilveren balans en schaaltje 364 Een vierkante doos met een goutgrond, langwerpig 365 Een langwerpig ronde, zwart met gout verlakte doos 366 Een goutgrond quadrille doos 367 368 369 370 371 372 373 374 375 376 377 378 379 380 381 382 383 384 385 386 387 388 389 390 391 392 393
Een Oostindische couteau de chasse met een gouden greep en zwart fluweele scheede, met gout gemonteert Een Indiaensche cris en scheede, geheel met gout gemonteerd Een hartsvanger met een kristalle greep, in 't gout gemonteert, met verscheide blauwe en witte saphierenbezet Een kleine hartsvanger met een hoorne greep, in pinsbek gemonteert Een degentje met een Oostindische uitgehakte staele vergulde gevest Een degentje met een porceleine greep en in kopervergult gemonteert Een sabel met een zilveren greep en schede Een karwats met een gout handvat Een klein rottingje met een goudt krukje Een rottinkje met een gout knopje Een Oostindisch stael doorgewerkt vergult gevest van een degen, met oorbant, haek, etc Een Oostindisch rottingknop Een Oostindisch port-épéegesp Twee Oostindische verlakte schietbogen, in een roode fluwelen koker Een oriëntaals agaate koffertje, in 't goud gemonteerd, en met een goud los slootje zijnde de diplomatendoos der Ed. Oostindische Compagnie
Kostbaarheden Kostbaarheden Kostbaarheden Kostbaarheden Kostbaarheden
41 42 43 44 45
KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2
Kostbaarheden
104
KHA: A29: 46III - 2
Kostbaarheden
105
KHA: A29: 46III - 2
Kostbaarheden
106
KHA: A29: 46III - 2
Kostbaarheden
107
KHA: A29: 46III - 2
Kostbaarheden Kostbaarheden Kostbaarheden Oostindisch verlakt werk Oostindisch verlakt werk Oostindisch verlakt werk Oostindisch verlakt werk Oostindisch verlakt werk
108 131 116
KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2
121
KHA: A29: 46III - 2
122
KHA: A29: 46III - 2
123
KHA: A29: 46III - 2
124
KHA: A29: 46III - 2
125
KHA: A29: 46III - 2
Geweeren
221
KHA: A29: 46III - 2
Geweeren
222
KHA: A29: 46III - 2
Geweeren
223
KHA: A29: 46III - 2
Geweeren Geweeren Geweeren Geweeren Geweeren Geweeren Geweeren Geweeren Geweeren Geweeren Geweeren
224 225 226 229 230 231 232 233 234 235 244
KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2 KHA: A29: 46III - 2
Zeldzaamheden
KHA: A29: 46III - 3
Een platte langwerpige vierkante schildpadde doos, zeer rijk met goudgedreve kunstwerk en een Zeldzaamheden fraay stuk natuurlijke goudetz versierd, zijnde de diplomatendoos der Westindische Compagnie
KHA: A29: 46III - 3
Twee Indiaansche geweeren en derzelver scheede, met goud gemonteerd Een Indiaansche zabel, de scheede en greep met zilver gemonteerd Een mesch en eetstokje met goud een mesch en eetstokje met zilver en weinig goud Een enkeld mesch, met zilver gemonteerd Alle voorafgaande barnsteene werkstukjes zijn door wijlen Haare Koninklijk Hoogheid Prinsesje Anna van Britanje, zelfs gemaakt. Een eykenhouten prent en teekenkunst cabinet, onder en boven met 14 losse uitschuyvende planken met kopere knopjes zeer zindelijk gewerkt, hoog 61/2 voet, breet van boen 30 1/2 duim, zo van onderen 401/2 duim. Twee kopjes zynde vrouw en man, waarschynelijk na 't leven, basrelief en kunstig in olyfsteen gesneden door D.R. Een stukje extra kunstig in yvoor gesneden, zynde een leggende saterin, waarby een jong satertje dat uit een schaaltje drink, door Quinoi of Francis. Een heel oude aarde kan. Un petit modèle d'une case de nègre ou de Caraïbe avec ses meubles, ses outiles d'agriculture, ses ustenciles de chasse, de pêche et de guerre. Le tout imité avec soin et fabriqué avec les mêmes matériaux qu'ils employent dans l'exécution en grand. (Caisse N.145).
Zeldzaamheden Zeldzaamheden Zeldzaamheden Zeldzaamheden Zeldzaamheden
KHA: A29: 46III - 3 KHA: A29: 46III - 3 KHA: A29: 46III - 3 KHA: A29: 46III - 3 KHA: A29: 46III - 3
Rariteiten
KHA:A31: 184
Rariteiten
1
NA: 2.21.271: 67 - 2
Rariteiten
6
NA: 2.21.271: 67 - 2
Rariteiten
7
NA: 2.21.271: 67 - 2
Rariteiten
25
NA: 2.21.271: 67 - 2 ANP:F/17,1277*
Les deux boites de fer blanc fermées à clef renfermant des fleches emposonnées 394 dont il faut bien prendre garde de se piquer parcequ'elles occasionnent une mort
ANP:F/17,1277*
395
ANP:F/17,1277*
396
397 398 399
inéevitable en quelques secondes. Celle ci est rempli d'objets de meme nature que la precedente. Il s'y trouve de plus quelques casques des mentonnières et des cimeterres. Armure complette à l'usage d'un prince Indien composé d'unecasaque, casque, brassard, cuirasse, bouclier, sabre, carquois, fleches, arc poignard, scelle, bride, harnois de son cheval, le tout orné de broderies et de petitts plaques dorées d'un travail rich et d'une bon gout. Plus se trouve dans la même caisse des sabres, cimeterres et des boucliers de peuples étrangers. Celle ci renferme l'armure de François I. Plus 4 autres boucliers de formes et de substances differentes. Et aussi quelques paniers à L'usage des Indiens et une boite que renferme des objets d'économie domestique qui ont été mis dans cette caisse pour completter son remplisage. Dix petites figures d'un pied de haut en porcelaine representant l'Empereur de la Chine et les personnes de sa famille dans le costume ou elles sont habituellement.
ANP:F/17,1277*
ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277*
81
Six petites figures representant des Chinois et des Indiens costumés suivant l'usage de leurs 400 pays. Elles sont en terre qui paroit avoir eté dessechée au soleil plutôt que cuite au four et elles sont coloriées. Habillement d'un chef de Nation Indienne, composé: 1. d'une paire de botines en peau d'animal avec son poilen dessus artistement faite et ornée dessins à compartimens en veroterie de Couleurs; 2. Une paire de brodequins faite avec une écorce d'arbre tressés artistement; 3. une autre paire de brodequin en cuir avec ses courroys (leren riem) pour l'attacher; 4. deux pelisses 401 de peau d'animaux garnis de leur poil et décorées de bandes de fourures de differentes especes; 5.une cinture de cuir à laquelle sont attachés, un couteaufort simple dans sa quaisse de bois, un sachet dans lequel se trouve un briquet et des alumettes et une bourse destinée à renferme des effets; 6. et enfin des sachets remplis de poivre en grain et concassé pour éloigner les insectes qui pourront nuire aux fourrures. 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414 415
416
417
Deux figures en ivoir proprement sculptées et couvertes d'habits à l'usage des Indiens. L'une de ces figures qui paroissent etre des portraits, represente un prêtre Indien, l'autre un homme de lois. Elles portent à leurceinture des poignards à poignées d'argent et leur cinture est d'or. Scène indienne en relief. C'est un souverain sous un Kiosque qui recois les hommages de quelquesuns de ses sujest. Pipes de porcelains, de metail (metal), d'argent, simples et à filagraine Petits paniers à ouvrage, bourses, tabeliers (schort) de verroterie, outils à faire des tissus à l'usage des Indiens. Souliers d'hommes, de femmes, d'enfans, bamboches (turkse, marokaanse puntschoen) bottines, bottes de voyages et dáppartemens à l'usage des Indiens et des Chinois. Etoffes de gaze, de soie unies, brodées, brochées, en or, en argent et en soie,quelques-unes forment des raiseaux (grofgaas) aussi riches qu'agréables; les etoffes sont faconnées à usage des mandarins Chinois. Une boite qui renferme des petits coffres artistement fabriqués avecde l'ambre jaune de differentes teintes Des vases de verre, de cristaux et de pierre fines de differentes couleurs et de plusieurs dimensions. Quelques bijoux en or en argent de formes plus singulières qu'agréables. Des medaillons et autres Produits des arts qui viennent de la Chine et de l'Inde. Deux jeux d'èchecs dans leur boites dont les figures sont fort joliment sculptées de corail rouge, et couleur de chaire. Une serrure méchanique avec ses clef dorées. Un basrelief en bois qui ofre quelqu'agrémens. Un damier en marbre de rapports de differentes couleurs et qui sert à l'un des deux échiquiers Chinois qui se trouvent dans Cette même caisse. Ces quatre caisses renferment les pieces de deux grandes pyramides chinoises d'environ sept pieds de haut et construites en porcelaine. Elles sont ornées declochettes, filagraines et d'ornemens tres deliés, d'un travail recherché. On peut les placer dans le Museum des Arts comme model d'un travail difficultueux d'une agriculture (dit moet wel zijn: architecture) singulière, qui offre quelqu'agrément. Dans cette meme caisse se trouve un panier artistement fabriqué avec des coquilles qui renferme l'habillement complet d'un chef de nation Canadienne qui appartiens au depost des costumes.
ANP:F/17,1277*
ANP:F/17,1277*
ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277*
ANP:F/17,1277*
ANP:F/17,1277*
418 Pour remplissage on a mis des vases fabriqués avec differentes sortes de terres et de divers formes; plus 4 bracelets de differentes matières et à l'usage des sauvages du nouveau monde. Deux grandes lanternes chinoises découpées à jour et faites en yvoir d'un travail tres précieux 419 et d'une extreme Delicatesse. Pipe d'une construction tres-ouvragé et de matière riche, à l'usage des souverains de l'inde, elle 420 est accompagnée de vases d'argent dorés et del filagraines fort deliés; cet ustencile est renfermé dans une boite décorée et vitrée et contenue dans la caisse I. Partie superieure d'un meuble qui est une sorte de petite armoire à compartimens tres multipliés elle est decorée de petites colones en marbres de differentes especes, en plaquages 421 formant de tableaux qui representent des animaux et des fleurs; ils peuvent servir à renfermer des bijoux ou des medailles. Un modèle d'une sorte de bateau plat propre à curer les rivières et les ports. Cette machine être 422 d'une invention utile. 423 Quatre paquets de 10 fusils volantes chaque armées de bombes et faites à la Chine. Un tiroir rempli de petittes fusil chinoises de differentes especes. Cet artifice pourra donner une 424 idée de l'état de cet art à la Chine. Fusil Indien faisant partie d'armure renfermé dans la caisse C. de cette division. Il est fait en 425 acier damassé et d'une constuction ancienne et singulière. Un fusil en vent dans da boite et aussi de sa pompe et autres ustenciles propres à son usage. 426 Deux arcs Indiens fort simples.
ANP:F/17,1277*
427 Un paquet de fleches; armées de bois dur, d'os d'animaux et de fer; il se pourroit que quelques fussent empoisonnées c'est pourquoi il est bon de ne les toucher qu'avec precaution. Un paquet de zagailes, armées de differentes matiéres; il faut avec les memes precautions 428 touchant que pour les fleches par la meme raison.
ANP:F/17,1277*
429
ANP:F/17,1277*
430 431 432 433 434 435 436 437 438 439
Bec du poisson scie armé d'un manche et quie a été faconné par les sauvages pour la guerre. Epece de grand sabre d'un bois tres pesant et fort dur à l'usage des indiens. Bouclier Indien fait en ouvrage de vannerie Bouclier de bois incrusté de copuilles à l'usage des sauvages Bouclier fort simple, fait d'une peau de veau marin. eikenhoute stronk in het midden waarvan een ijzeren vork is gegroeid, zeer curieus. Gevonden in de bossen rond Den Haag een uitheems stuk hout gesneden in de vorm van de hals van een Wilde (sauvage) een uitheems stuk hout dat de vorm heeft van een krukje, gebeeldhoud en beschilderd door de wilden aan het gebruik van deze Wilde (sauvage) het heeft gediend een uitheems stuk hout wat voorsteld een kano van een wilden (sauvage) uit één stuk Bracelet gemaakt van vruchten van de Avubus Cerbera, deze versieringen dienen voor de Indianen als maataanduidingen voor het ritme van hun dansen. Een uit eikenhouten gesneden voorwerp
ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277*
ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277*
ANP:F/17,1277*
ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277* ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277
82
440 441 442 443 444 445 446 447 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457
Een model van een kanon in brons van 18 duim lang, qua vorm verschillend van het gebruikelijke Een model van een kanon gemonteerd op een onderstel en voorzien van alles om hem te bedienen een model van een kanon van de verdedigingswerken, dit kanon is van hout Een model van een munitiewagen Een model van een mortier voor bommen, een nieuwe uitvinding, waarin de bom naar binnengaat slechts totaan de helft van de bom. Een model van een mortier, gemonteerd op zijn afuit in hout Een kleine doos van akasiahout bevattende: 5 modellen van geschut in koper. Deze stukken zijn allemaal in de lengte doormiddengensden om te laten zien hoe ze gebouwd zijn. Twee modellen van munitiekisten die geschikt zijn om per paard te vervoeren Model van een ambulante boor die gedragen wordt op een kar met vier wielen voorzien van alle gereedschappen en instrumenten die nodig zijn. Model van een soort Fries paard, op een een soort brancard met 2 wielen. Twee modellen van houten kanonsdragers Model van een draagbare ladder die gebruikt wordt om belegerde vestigingen te beklimmen Model van een oorlogsschip. Met veel zorg gemaakt. Voorzien van alle zijlen. Een klein doosje verdeeld in 7 geopende laden met daarop kleine loden soldaatjes, opgesteld in slagorde Model van een kanon van een oorlogsschip op zijn affuit die bewogen wordt dmv een slinger Model van een van de grootste pagodes die bestaat in China, vervaardigd door een Chinees ter plaatste, het is in de juiste proporsies weergegeven. Hij heeft 8 vierkante vlakken en is gemaakt van Chinees cederhout. Een model van een grote Chinese pagode uitgevoerd in edelstenen, met zijn dependances. 2 stukken zijn gedemonteerd en worden bewaard in speciaal bestemde kisten. Het model is zeer verfijnd. Model van een koets en het interieur van een winkel van een Chinese koopman. Dit model geeft een exact beeld van een Chinees huis, met de meubels, gebruiksvoorwerpen en kostuums.
458 Een model van een kleine grot, gemaakt van een collage van verschillende kleuren marmer. Model van een woning van de negers uit de Antillen, met de meubels, gebruiksvoorwerpen, 459 wapens voor de jacht en de oorlogsvoering en landbouwatributen. Een koffer met compartimenten met daarin flacons en enkele bollen bestaande uit natuurlijke 460 substanties. De flacons bevatten geurstoffen, destilaten en balsems van planten. Aan dit alles worden grote geneeskrachtige werkingen toegeschreven.
ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277 ANP:F/17,1277
83
Bijlage 2 KHA: A31:210. Een lijst met objecten afkomstig van de Bosjesmannen, vervaardigd door de officier F. von Winkelmann, behorend tot het regiment Würtemberg, aangeboden door tussenkomst van de gouverneur van de Kaapkolonie C.J. van de Graaff in 1790. Deze lijst werd verstuurd tezamen met een rapport over de cultuur van de Bosjesmannen. Vanwege de slechte leesbaarheid heb ik ervoor gekozen dit document integraal op te nemen in deze bijlage. Het opnemen van enkel (voor mij) leesbare fragmenten van de lijst in bijlage 1 leek mij niets toevoegend. De lijst geheel weglaten was ook geen optie, deze objecten hebben immers tot de collectie behoord en zijn nog nooit eerder ergens vermeld.
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
Bijlage 3 Plattegrond van Den Haag anno 1785, gepubliceerd in: Société des Libraires. Guide ou nouvelle description de la Haye et de ses environs. La Haye, MDCCLXXXV. Geraadpleegd en gefotograveerd exemplaar: Bijzondere Collecties, Vrije Universiteit Amsterdam.
95