JAARVERSLAG 2011
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ................................................................................................................................................................. 3 VOORWOORD VOORZITTER RAAD VAN TOEZICHT ............................................................................................. 4 1. UITGANGSPUNTEN VAN DE VERSLAGLEGGING .............................................................................................. 5 2. PROFIEL VAN DE ORGANISATIE .......................................................................................................................... 6 2.1 2.2 2.3
ALGEMENE IDENTIFICATIEGEGEVENS .................................................................................................................. 6 STRUCTUUR VAN DE ORGANISATIE ...................................................................................................................... 6 ORGANOGRAM ..................................................................................................................................................... 8
3. RESULTATEN IN 2011 ............................................................................................................................................. 9 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
CHRONISCHE ZORG ............................................................................................................................................. 9 VISITATIES ........................................................................................................................................................ 22 ICT ................................................................................................................................................................... 23 DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING ...................................................................................................................... 24 INNOVATIES ...................................................................................................................................................... 26 ONDERSTEUNING ............................................................................................................................................... 27
4. INTERNE ORGANISATIE ....................................................................................................................................... 28 5. ZEL IN DE REGIO .................................................................................................................................................... 29 6. BELEID 2012 ............................................................................................................................................................ 31 7. FINANCIËN .............................................................................................................................................................. 32 BIJLAGE 1 RVT, EXPERTTEAMS EN WERKGROEPEN ......................................................................................... 33 RAAD VAN TOEZICHT .................................................................................................................................................... 33 EXPERTTEAMS ............................................................................................................................................................... 33 PC EN DC’S NASCHOLING ............................................................................................................................................ 34 WERKGROEPEN............................................................................................................................................................. 34 BIJLAGE 2 SAMENWERKINGSPARTNERS ZEL ..................................................................................................... 37 BIJLAGE 3 NASCHOLINGSPRGRAMMA 2011 ...................................................................................................... 39 BIJLAGE 4 UITGEBREIDE RESULTATEN DIABETES 2011 ................................................................................ 41
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
2
juni 2012
VOORWOORD De ZEL bestaat nu drie jaar en we hebben met elkaar in deze korte tijd een organisatie opgebouwd, waaraan een ieder binnen de organisatie een eigen steentje heeft bijgedragen. We zijn er trots op dat inmiddels meer dan honderd mensen op één of andere wijze hun inbreng hebben bij de ZEL activiteiten, waarvan ongeveer 60 huisartsen. Waar we met de ZEL naartoe willen, wordt geleidelijk aan steeds duidelijker. Het vertrekpunt in alle activiteiten is altijd de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van de huisartsenzorg. In dit jaarverslag kunt u lezen hoe de ZEL dit heeft vorm gegeven in 2011. Zo is er onder andere gewerkt aan een nieuwe opbouw van de drie keten-DBC’s (DM, COPD en CVRM) en is er binnen ZEL Deskundigheidsbevordering een professionaliseringslag gemaakt met betrekking tot de kwaliteit, de organisatie en de financiering. Tevens is onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van één HIS in de regio. De ZEL is een belangrijke speler aan het worden, in de regio en op landelijk niveau. De relatie met het RdGG en het Vlietland ziekenhuis krijgt langzaam vorm en ook het HagaZiekenhuis wordt een belangrijke partner voor de ZEL. Er zijn goede contacten met de preferente zorgverzekeraar DSW. Daarnaast zijn contacten aangehaald met Achmea en CZ. De relaties met andere aanbieders in de regio verlopen goed en ook zijn wij verheugd over goede contacten met patiëntenverenigingen. In 2011 is de visie op de ZEL organisatie duidelijker geworden, hoewel door de dynamiek van de omgeving en binnen de organisatie er nog geen beeld te schetsen is van de situatie over vijf of tien jaar. Wat betreft de interne organisatie was de ZEL van een pioniersorganisatie al doorontwikkeld tot een professionele organisatie. In 2011 is die ontwikkeling doorgezet naar een vertrouwensvennootschap. Uitgangspunt hiervan is een organisatie gebaseerd op vertrouwen. Kortom, 2011 was een prachtig jaar waarin veel gebeurd is en wij gaan de toekomst met vertrouwen tegemoet.
Yvonne van Kemenade, Algemeen Directeur ZEL
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
3
juni 2012
VOORWOORD VOORZITTER RAAD VAN TOEZICHT Met veel belangstelling volgt de Raad van Toezicht (RvT) ontwikkelingen in de zorg, zowel op landelijk als op regionaal niveau. Belangrijk moment in 2011 was het terugtreden van dhr. Leon van Eijk. Hij was de afgelopen jaren een belangrijke, kritische, ervaren, maar bovenal inspirerende bestuurder van de ZEL. De ZEL/de huisartsen zijn hem voor zijn geweldige inbreng veel dank verschuldigd. In de ZEL heeft de eerstelijn zijn krachten stevig gebundeld, met als hoofddoel de bevordering van de kwaliteit. Daartoe was o.a. toenadering tot één van de belangrijkste partners in de regio, de ELO, dringend gewenst. Daartoe zijn in 2011 belangrijke stappen gezet. In de meest letterlijke zin is de afstand al heel veel kleiner geworden. In 2012 zal voor de nauwere samenwerking nog veel werk verzet moeten worden. De DBC's werden verder doorontwikkeld. Huisartsen zijn via de ZEL vertegenwoordigd in diverse overlegplatforms met de ziekenhuizen in de regio. De RvT blijft actief toezicht houden op plannen voor de toekomst, op voortgangsverslagen en op verslagen van afgeronde projecten. Zowel inhoudelijk als financieel. Daar kunt u op rekenen! Sico Kool (huisarts), voorzitter RvT ZEL BV
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
4
juni 2012
1. UITGANGSPUNTEN VAN DE VERSLAGLEGGING
Met dit jaarverslag wil de Zorggroep Eerste Lijn haar klanten en andere betrokkenen op een transparante manier informeren over het beleid, de activiteiten en de behaalde resultaten in 2011. Het jaarverslag 2011 bestaat uit een maatschappelijk en financieel verslag met bijlagen. Aan dit jaarverslag hebben meegewerkt, de werkgroep jaarverslag (bestaande uit twee huisartsen, coördinator ZEL en een ZEL medewerker), de Controller van de ZEL (hoofdstuk 8), onder coördinatie van de beleidsmedewerker communicatie en onder de verantwoordelijkheid van de algemeen directeur van de ZEL. Diverse betrokkenen zijn benaderd voor het aanleveren van kopij en er is gebruik gemaakt van bestaande rapportages waarin werkgroepen zich hebben verantwoord over het jaar 2011. Naast het jaarverslag 2011 is een ZEL jaarkrant 2011 uitgebracht waarin de belangrijkste ontwikkelingen in 2011 binnen de ZEL in het kort zijn beschreven. Tevens is op de website van de Zorggroep Eerste Lijn het jaarverslag met behulp van een praktische indeling online na te lezen.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
5
juni 2012
2. PROFIEL VAN DE ORGANISATIE 2.1
ALGEMENE IDENTIFICATIEGEGEVENS
Naam verslagleggende rechtspersoon
Zorggroep Eerste lijn
Adres
Stokdijkkade 21a
Postcode
2671 GX
Plaats
Naaldwijk
Telefoonnummer
Tel: 0174-210 440
Fax
Fax: 0174-631 818
Nummer Kamer van Koophandel
24436035
E-mailadres
[email protected]
Internetpagina
www.zorggroep-el.nl
2.2
STRUCTUUR VAN DE ORGANISATIE
De juridische structuur zoals die sinds 2009 bestaat, werd in 2011 gehandhaafd.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
6
juni 2012
De ZEL Beheer BV werkt in de regio’s Nieuwe Waterweg Noord, Delft, Westland en Oostland om de kwaliteit van zorg in de regio te verbeteren. Het aantal aangesloten huisartsen is van 186 in 2010 gestegen naar 197 in 2011, door toetreding van een aantal huisarts praktijkhouders en hidha’s uit de regio. De aandeelhouders van de ZEL Beheer BV zijn de Stichting Phoenix en Huisartsen Coöperatie WSD. Stichting Phoenix In de regio’s Delfland, Westland, Oostland en Nieuwe Waterweg Noord stimuleert de Stichting Phoenix al enkele jaren de regionale gezondheidszorg. De Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar (uitvoerder van de Zorgverzekeringswet) is bestuurlijk gelieerd aan de Stichting Phoenix. De stichting kan daardoor gebruik maken van de expertise van DSW. DSW en de Stichting Phoenix zijn twee financieel zelfstandige organisaties. HC WSD De Huisartsen Coöperatie WSD is opgericht door de huisartsen in de regio met het doel te zorgen voor ondersteuning van huisartsenpraktijken, te streven naar kwaliteitsverbeterende activiteiten. HC WSD heeft een bestuur van zes leden. Vier maal per jaar wordt een Algemene Leden Vergadering gehouden. De Raad van Toezicht De Raad van Toezicht (RvT) droeg ook in 2011 de verantwoordelijkheid de grote lijnen van het beleid te bewaken. De samenstelling van de RvT was als volgt: één één één één
onafhankelijk lid afgevaardigde DSW huisarts (voorzitter HC WSD) huisarts (voorzitter RvT)
In Bijlage 1 staan de leden van de RvT vermeld. De RvT heeft in 2011 driemaal vergaderd. Bij dit overleg was de directie aanwezig. Tevens heeft de RvT in mei een brainstormsessie voor de visie op (huisartsenzorg) gehad en er vond een overleg plaats tussen RvT en de accountants. De agenda van de vergaderingen werd voorbereid door de voorzitter van de RvT samen met de algemeen directeur van de ZEL. De belangrijkste onderwerpen die tijdens de vergaderingen in 2011 aan de orde zijn gekomen, zijn: financiën ZEL beleid ZEL samenwerking ELO-ZEL eerstelijnsdiagnostiek organisatie ZEL
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
7
juni 2012
2.3
ORGANOGRAM
Binnen de ZEL is duaal management vorm gegeven. Dit houdt in dat elke afdeling een algemeen coördinator en een medische coördinator heeft. Binnen de Chronische Zorg zijn meerdere medisch coördinatoren werkzaam, namelijk per keten-DBC een kaderarts. In de diverse werkgroepen zijn ruim zestig huisartsen actief. In Bijlage 1 staat een overzicht van de werkgroepen en werkgroepleden.
Kerngegevens
Kernactiviteiten en nadere typering De ZEL wil hoogwaardige kwaliteit van regionale zorg ondersteunen, borgen en vernieuwen. Door de grootte van de organisatie en de goede samenwerking met organisaties in de regio is de ZEL een serieuze gesprek- en onderhandelingspartner in de regio en zij is daarmee in staat om aan haar doelstellingen te voldoen. Productie, personeel en opbrengsten De ZEL had in 2011 achttien medewerkers op contractbasis in dienst (in totaal 10,8 fte), drie medewerkers op basis van een ‘Overeenkomst van Opdracht’ (0,1 fte) en negen op basis van een 0-uren contract (0,4 fte). Directie In 2011 bestond de directie uit de algemeen directeur, mevr. Dr. Yvonne van Kemenade. Doelstellingen Voor het jaar 2011 zijn dezelfde hoofddoelstellingen als in 2009 en 2010 gehanteerd, zodat de rode draad behouden blijft. De invulling van de hoofddoelstellingen is daarbij geactualiseerd. De hoofddoelen zijn: Doel 1: zorg op hoger niveau Doel 2: professionele organisatie Doel 3: strategische positionering De doelen komen in de hoofdstukken hierna aan de orde.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
8
juni 2012
3. RESULTATEN IN 2011 3.1
CHRONISCHE ZORG
Doelstelling De doelstelling voor 2011 was de zorg in de regio op een hoger niveau te brengen. Het werken volgens de keten-DBC brengt voor de huisartsenpraktijk de nodige investeringen met zich mee. Om de huisartsenpraktijk maximaal te ondersteunen, lag in 2011 de nadruk op de integratie van de overlappende elementen van de ketens. Bijvoorbeeld ten aanzien van leefstijlbegeleiding, visitaties en op het gebied van nascholingen. Daarnaast hadden de drie ketens hun eigen medisch inhoudelijke doelstelling voor 2011. Kerngegevens Kerngegevens 2011 Chronische Zorg Aantal patiënten gebied DWO-NWN1
2011 361.624
2011 329.197
Beleidsresultaten In 2011 is gekeken naar de wijze waarop men de nieuwe keten-DBC’s wil vormgeven. In overleg met DSW is gekozen voor de koptarief structuur. Dit betekent dat alleen de overhead via de DBC wordt vergoed, zoals de kosten voor visitaties, kwaliteitszorg in de praktijk en nascholingen. Tevens houdt deze manier van bekostiging in dat de directe zorg (de consulten van de huisarts, de inzet van de POH) niet worden opgenomen in de DBC maar via de reguliere weg bij de zorgverzekeraar worden gedeclareerd. Voor de drie ketens is deze nieuwe opbouw doorgevoerd en in de contracten voor 2012 verwerkt volgens een standaard format. Dit bevordert transparantie en eenduidigheid. De ZEL en DSW hebben bij de pilotpraktijken CVRM een onderzoek uitgezet naar de inzet van de POH in relatie tot het aantal Diabetes, COPD en CVRM patiënten dat zij zien. Naar aanleiding hiervan is een nieuwe normering voor de POH-S ten behoeve van de chronische zorg/keten-DBC’s vastgesteld. Hierdoor wordt de realistische inzet van de POH-S inzichtelijk. Voor alle ketens is verpleegkundige ondersteuning bij de ZEL ingericht om de praktijken nog beter van dienst te zijn. De verpleegkundigen ondersteunen de ZEL kaderartsen en werkgroepen bij projecten en beleidsvorming. Tevens ondersteunen zij de huisartsenpraktijken bij de implementatie, de ketenzorg en bij praktijkvoeringsproblemen. Zij zijn geen zorgverleners binnen de keten. In 2011 werden de eerste verkennende stappen gezet in de zorg voor kwetsbare ouderen. In 2011 heeft op een aantal dossiers afstemming plaatsgevonden met de ELO, bijvoorbeeld voor de nascholing, de inzet en ondersteuning van POH’ers en de inzet van de diëtisten binnen de ketenzorg.
1
Dit is de actieve populatie, dat wil zeggen de populatie waarover IPCI (Interdisciplinary Processing of Clinical Information, ontwikkeld vanuit de vakgroep Medische Informatica aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam) heeft uitgespoeld. Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
9
juni 2012
3.1.1 DIABETES MELLITUS Doelstelling De ZEL heeft zich voor 2011 voor Diabetes ten doel gesteld een nieuwe keten-DBC af te sluiten. De diabetes keten-DBC loopt sinds 1 september 2008 op basis van de innovatieregel. In 2011 liep deze regeling af en werd de DBC afgesproken op basis van de reguliere bekostiging. De ZEL heeft er samen met DSW voor gekozen om de nieuwe DBC af te sluiten op basis van het koptarief. Op 1 oktober 2011 is deze DBC geëffectueerd. Een tweede doelstelling was de verwijzing voor fundusfotografie en voetonderzoek bij de praktijken te stimuleren. Tenslotte streefde men ernaar om in het kader van het lipidenjaar het lipidenbeleid in het curriculum van de nascholingen op te nemen. Kerngegevens Kerngegevens 2011 Diabetes Mellitus type II Aantal deelnemende huisartsen Aantal geïncludeerde patiënten2
2011 173 15.353
2010 162 14.697
Indicatoren
Casefinding In 2011 was de prevalentie van alle DM-patiënten 5,4 %, dit is minder dan dat van 2010 (5,52%).
prevalentie
Prevalentie DM ZEL 5,60% 5,50% 5,40% 5,30% 5,20% 5,10% 5,00% 4,90% 4,80% 4,70% prevalentie
5,52% 5,40% 5,26%
4,98%
2008
2009
2010
2011
4,98%
5,26%
5,52%
5,40%
Behandeling in de eerste lijn Het aantal mensen met DMII dat in het jaar 2011 daadwerkelijk is behandeld in de eerste lijn is gestegen van 74% (2010) naar 81%. Een trend die zich sinds jaren voortzet.
percentage in de eerste lijn
Substitutiegedrag ZEL 84,00% 82,00% 80,00% 78,00% 76,00% 74,00% 72,00% 70,00% 68,00% 66,00% 64,00% hoofdbehandelaar huisarts
2
2009
2010
2011
70,49%
74,39%
81,65%
Dit is het aantal patiënten waarvoor de keten-DBC gedeclareerd is.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
10
juni 2012
Procesindicatoren Onderstaande tabel geeft de verbeteringen in de procesindicatoren en uitkomstindicatoren weer. 120
6: - HBA1C
100
10: - Syst. bloeddruk
80
14: - Lipide profiel
60 24: - Kreatinine klaring
40
28: - Urine onderzoek op albumine
20
33: - BMI 0 2008
2009
2010
2011
Wat direct opvalt, is dat er bijna geen verbetering meer is op procesindicatoren.
Fundus en voetonderzoek Er is een aanzienlijke verbetering op het gebied van verrichten van voetonderzoek en het aanvragen van fundusfoto’s, inmiddels respectievelijk op 62% en 72%! Het fundusonderzoek is boven het landelijk gemiddelde ( 66% in 2010) maar voor voetonderzoek is het nog onder het gemiddelde.(68% in 2010). 1)
funduscontrole 80
72,5
70
60,3
60 50 40
funduscontrole 29,75
30
Lineair (funduscontrole)
20 10 0 2009
2010
2011
voetcontrole 70,00% 59,07%
60,00% 50,00%
62,40%
47,97% voetcontrole
40,00% 30,00%
Lineair (voetcontrole)
20,00% 10,00% 0,00% 2009
2010
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
2011
11
juni 2012
gevallen van opgespoorde retinopathie 3,00%
2,60%
2,50% gevallen van opgespoorde retinopathie
2,00% 1,41%
1,50% 1,00%
Lineair (gevallen van opgespoorde retinopathie)
0,93%
0,50% 0,00% 2009
2010
2011
Gevallen van opgespoorde retinopathie De casefinding op retinopathie is opnieuw bijna verdubbeld van 1,41% naar 2,6%, dankzij het verder toegenomen aantal aangevraagde fundusfoto’s. 60,00% 50,00% 42,86%
40,00%
46,57%
47,09%
50,00%
LDL <2,5 mmol/l
30,00%
LDL >3,5
20,00%
18,75%
17,64%
15,42%
10,00%
14,00%
0,00% 2008
2009
2010
2011
Bloeddruk, LDL-c en HbA1c De belangrijkste streefwaarden op het gebied van bloeddruk en lipiden zijn weer bescheiden verbeterd. De gemiddelde systolische bloeddruk van alle DMII patiënten in de ZEL ligt nu op 138 mmHg en het LDL op 2,7 mmol/l ! De kanttekening moet worden gemaakt dat er geen onderscheid is gemaakt tussen leeftijdscohorten en dat het beleid van de huisarts terughoudend is bij het behandelen van de bloeddruk bij niet vitale bejaarde mensen met diabetes. Inmiddels zijn er betere richtlijnen voor de behandeling van diabetes type II bij de oudere mens.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
12
juni 2012
Systolische bloeddruk regulatie ZEL 60,00% 50,00%
47,93% 44,16%
45,12% 45,05% 40,00%
49,01%
50,00%
42,86%
41,40% SBD< 140
30,00%
SBD 140-160 SBD > 160
20,00% 10,00%
8,20%
7,18%
7,09%
6,80%
0,00% 2008
2009
2010
2011
Klinisch handelen
statine 90,00% 80,00% 70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00%
78,30% 60,87%
66,62%
68,79%
statine
2008
2009
2010
2011
Er is, in tegenstelling tot vorig jaren, meer vordering gemaakt bij het voorschrijven van statines. Dit is in één jaar gestegen met 10% van 68% naar 78% Opvallend is de significante stijging van het aantal patiënten dat een RAAS remmer krijgt voorgeschreven van 54% naar 63%.
Raas medicatie 70,00% 60,00%
63,00% 51,49%
53,90%
53,72%
50,00% 40,00% Raas medicatie
30,00% 20,00% 10,00% 0,00% 2008
2009
2010
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
2011
13
juni 2012
Behandeling
Het aantal patiënten op alleen maar leefstijl is extra gestegen naar 26%, terwijl dit jaren op een bescheiden 19% stond. In het hele behandeltraject is er een verschuiving naar meer leefstijl (+7,3%), minder orale medicatie (5%) en minder insuline (-1,4%) bij een gelijkblijvend Hba1c. De overtuiging dat dit meer kwaliteit van leven oplevert en minder kost, wordt kennelijk breed gedragen.
Eindconclusie De zorg voor de diabetespatiënt is door de ZEL deelnemers op de uitkomstindicatoren en het klinisch handelen op kardinale punten significant verbeterd in 2011. Dit geldt vooral voor bloeddruk en lipiden, maar ook voor het klinisch handelen: voorschrijven van statines en RAAS remmers.Toch is ook op de procesindicatoren de verbetering voortgezet. Dit blijkt uit de duidelijke toename van het aantal funduscopieën, de casefinding op retinopathie , de verscherpte controle op voetonderzoek en de verbeterde casefinding op voetproblemen. Vergeleken met landelijke cijfers liggen onze uitkomstscores op bloeddruk en lipiden nog steeds op het gemiddelde. Het is zeer bemoedigend dat de behandeling van DMII meer doorslaat naar leefstijl en minder medicatie of insuline bij een gelijkblijvend Hba1c. De WGDM juicht dit toe. Op de lange termijn is dit kostenbesparend, minder medicaliserend en levenskwaliteitbevorderend. Ook voor de WGDM is het motiverend te zien dat ingezet beleid zich nu vertaalt in goede resultaten. Zie Bijlage 4 uitgebreide resultaten diabetes 201 voor het volledige overzicht van de resultaten ZEL 2011 m.b.t. Diabetes. Beleidsresultaten Enkele jaren terug zijn de eerste ervaring opgedaan met een standaardisatie van glucosemeters in de regio. Er zijn toen (in 2008) drie meters uitgezocht en als voorkeursmeters aangedragen en ingevoerd. De ZEL heeft in 2011 onderzocht of de toen gekozen glucosemeters nog steeds de voorkeur hebben. Dit gebeurde in een werkgroep met een brede vertegenwoordiging (Praktijkondersteuners uit de regio, de Diabetes Vereniging Nederland, Diabetesverpleegkundigen uit de ziekenhuizen Reinier de Graaf Groep en Vlietland Ziekenhuis, Zorggroep Eerste Lijn Apothekers en diabetesverpleegkundigen van de thuiszorg. Er zijn zestien glucosemeters onderzocht op de volgende punten: vormgeving en werking, gebruiksgemak meter, gebruiksgemak prikpen en geschiktheid voor de doelgroep. Opnieuw zijn drie meters geselecteerd als de nieuwe standaard. Eén meter werd voor de tweede maal benoemd tot voorkeursmeter. Op 26 april 2011 is er een convenant getekend tussen de Diabetes Vereniging Nederland, DSW en de ZEL. Het convenant biedt een structuur om gezamenlijk verdere uitwerking te geven aan de volgende
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
14
juni 2012
onderwerpen: educatie, zelfmanagement, leefstijlverandering en patiënten feedback. Het eerste onderwerp dat werd opgepakt had betrekking op patiënttevredenheid. Er is onderzoek gedaan naar een passend educatiesysteem voor diabetespatiënten. Daarbij is gekeken naar de logistiek, de organisatie en de benodigde mankracht voor groepseducatie en individuele educatie en naar de kwalitatieve resultaten hiervan. Er is gekozen om te starten met individuele educatie (dat wil zeggen educatie door de POH-S aan de individuele patiënt) omdat de grootste groep patiënten hiervoor in aanmerking komt. Dit zal in 2012 worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Met de diëtisten is de diëtistische zorg rondom diabetespatiënten vorm gegeven. Er is een protocol opgesteld met duidelijke verwijscriteria en resultaten van zorg. Op 1 januari 2012 is dit protocol van kracht geworden. In het kader van het lipidenjaar is in mei 2011 een gezamenlijke nascholing lipiden georganiseerd voor praktijkondersteuners CVRM en DMII en geïnteresseerde huisartsen. Voor het eerst is een nieuwe vorm van nascholing geïntroduceerd: het lagerhuisdebat ‘nieuwe middelen’. Tijdens deze scholing werd aan de hand van stellingen flink gediscussieerd over nieuwe diabetes middelen. Deze vorm van nascholing was een enorm succes en wordt in 2012 ook op landelijk niveau herhaald op 8 maart in Zaltbommel tijdens een DiHag bijeenkomst. De ZEL heeft samen met het Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg (iBMG) een effect- en kostenonderzoek gedaan naar de totale diabeteszorg in onze regio. Binnen dit EU-project ‘Managed Outcomes: Operations management and demand-based approaches to healthcare outcomes and costbenefits research’ is de ZEL regio de casestudie voor vijf andere Europese landen waar later mee wordt vergeleken. Opbrengst is een operationeel model, een artikel wordt nog geschreven. In 2012 wordt de vergelijking met andere Europese landen opgeleverd.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
15
juni 2012
3.1.2 COPD Doelstelling De COPD DBC is in 2010 officieel van start gegaan. Zoals ook met de diabetes DBC is er enige aanlooptijd nodig voordat de ketenzorg goed verankerd is in de praktijken. De doelstelling van de ZEL in 2011 voor COPD was daarom om de COPD-zorg binnen de praktijken verder te implementeren en te borgen. Kerngegevens Kerngegevens 2011 COPD Aantal deelnemende huisartsen Aantal geïncludeerde patiënten3
2011 146 4.316
2010 151 3.135
Indicatoren COPD-ketenzorg 2011 In 2010 is de ZEL gestart met de ketenzorg COPD. Na twee jaar registratie van de scores is er een verbetering van de indicatoren te zien. Het jaar 2009 kan beschouwd worden als het startjaar van de registratie. In 2011 heeft de ZEL zich vooral gericht op het verder implementeren van de COPD-zorg binnen de huisartspraktijken. Hiertoe zijn twee longverpleegkundigen opgeleid tot CIT (COPD Implementatie Traject) verpleegkundige. Dit zal ook de registratie verder moeten verbeteren, die tot nog toe licht achterblijft. Uit de visitaties is gebleken dat op dit punt nog verbeterslagen te maken zijn. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
2009
3
2010
2011
Dit is het aantal patiënten waarvoor de keten-DBC gedeclareerd is.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
16
juni 2012
Indicatoren ZEL regio Indicatoren die achterblijven in onze regio zijn: ‘functioneren vastgelegd’ (MRC (Medical Research Council) en CCQ (Clinical COPD Questionnaire)), ‘inhalatietechniek gecontroleerd’ en ‘spirometrie gedaan’. In 2011 heeft de ZEL een traject ingezet om het belang van de CCQ- en MRC- scorelijsten aan te geven. Het effect hiervan is pas op zijn vroegst in 2012 te verwachten. Er zijn verschillende redenen te noemen waardoor indicatoren achter blijven lopen (zie tabel 1). Niet goed importeren en wegschrijven van de longfunctiemeetwaarden uit de spirometers. De meetwaarden in de HIS-tabellen zijn onvoldoende up-to-date (niet volgens de laatste versie van de landelijke standaard). Lange doorlooptijd (tot zes à acht maanden) van de feedbackrapportages. De COPD-indicatoren worden tijdens het spreekuur verzameld (de indicatoren voor diabetes en cardiovasculair risicomanagement worden voornamelijk via het laboratorium verzameld). Patiënten komen niet op controles. Jaarcontroles bij COPD in plaats van. kwartaalcontroles bij DM. De uitspoel is gebaseerd op een jaar, dus als iemand pas na dertien of veertien maanden terugkomt vervuilt dit de cijfers. Naast de inzet op het verbeteren van het gebruik van de vragenlijsten is in 2011 ingezet op de gecombineerde interventie voor voeding en beweging. Elke COPD-patiënt die meedoet aan een reactivatieprogramma moet eerst langs een diëtist om de voedingsstatus te beoordelen. Hiervoor zijn verwijscriteria en verwijsformulieren ontwikkeld. Deze zijn op de website geplaatst en hierover is aan de huisartsen gecommuniceerd via het Bulletin Huisartsenzorg. Een laatste belangrijke manier om de indicatorenuitspoel te verbeteren is een goed no-show beleid. Zeker bij COPD, waar veel patiënten slechts één keer per jaar worden gezien, is de kans groot dat patiënten uit het oproepsysteem verdwijnen. Indicatoren zijn in de ZEL regio niet de enige manier waarop de kwaliteit van zorg gemeten wordt. Er is een duidelijke correlatie, praktijken die hun indicatoren goed op orde hebben scoren ook beter in de visitaties. Concluderend kan gesteld worden dat de COPD-zorg redelijk op weg is in de regio . Echter, men zal de indicatoren consequent moeten blijven registreren. Bovendien zal er moeten worden ingezet op een verdere verbetering van de zorg. Beleidsresultaten In 2011 hebben de onderhandelingen plaatsgevonden voor een nieuw (koptarief) DBC COPD. Het tarief is nu op dezelfde manier opgebouwd als de diabetes DBC. Echter, de DBC COPD wordt nog wel op basis van de innovatieregel gecontracteerd. Hierdoor kan het beweegprogramma voor patienten vergoed blijven. Nu de inhoud voor de COPD-zorg staat en slechts waar nodig updates en aanpassingen plaats zullen vinden, is besloten de stuurgroep en werkgroep te integreren in één expertteam. Het expertteam bestaat uit de specialisten van het Reinier de Graaf ziekenhuis en het Vlietland ziekenhuis, vier huisartsen waaronder de kaderarts COPD, een longverpleegkundige en de coördinator chronische zorg (Zie Bijlage 1 Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
17
juni 2012
voor de complete lijst leden van het expertteam). Naast het expertteam bestaat er nog een klankbordgroep, waar inhoudelijke aanpassingen aan de protocollen voorgelegd kunnen worden. De ZEL beoogt hiermee de kwaliteit en efficiency te waarborgen. In samenwerking met GSK zijn twee longverpleegkundigen uit de regio opgeleid tot COPD Implementatie Traject (CIT) consulent. CIT-consulenten ondersteunen praktijken bij het implementeren van de COPDzorg. Tijdens hun opleiding hebben de CIT-consulenten ieder één praktijk ondersteund. De CIT-consulenten worden ingezet bij nieuwe praktijken die mee willen gaan doen met de keten-DBC COPD en in praktijken met vragen. Binnen de ZEL zijn zij ook betrokken bij de uitwerking van het beleid. Praktijken die al een visitatie hadden gehad, moesten dit jaar voor het eerst een spirometrie portfolio aanleveren met daarin vijf uitgewerkte spirometrieën. De portfolio’s zijn beoordeeld in de ziekenhuizen en daarna besproken bij de visitaties. Deze, hoewel intensieve wijze van visiteren, leverde veel inzicht in de kwaliteit van de spirometriën in de praktijken. Het overgrote deel van de praktijken kreeg een voldoende beoordeling. In 2011 is de regionale toegepaste standaard aangepast aan de hand van de nieuwste COPD richtlijn. Hierin is de COPD zorgstandaard uit 2010 verwerkt en wordt er gewerkt met het begrip ziektelast. De vernieuwde toegepaste standaard wordt door de ZEL ondersteund met scheurblokken met daarop verwijsformulieren en samenwerkingsafspraken. Met de sponsoren van de nascholingen COPD in 2009 en 2010, Pfizer, Boehringer Ingelheim en GSK is het sponsortraject geëvalueerd. De samenwerking met de sponsoren gaf de ZEL de mogelijkheid de kennis op een hoger niveau te brengen met nascholingen en audits. Het Stoppen met Roken (SMR) programma voor ketenpatiënten is ontwikkeld. Samen met Pfizer zijn nascholingen georganiseerd: ’uw problemen gaan in rook op’. Het stoppen met roken protocol is opgesteld en met DSW is voor de huisartsen een module afgesproken. Door beleidsverandering vanuit de overheid staan de inhoudelijke afspraken nog wel, maar komt de financiele vergoeding hiervoor in 2012 grotendeels te vervallen. Met beide ziekenhuizen, het Reinier de Graaf ziekenhuis en het Vlietland ziekenhuis zijn contractuele afspraken gemaakt over de kwaliteit en logistiek van een eerstelijns spirometrie in de ziekenhuizen. De spirometrie wordt verricht voor huisartsen die geen spirometrie in hun praktijk doen. Er is een nieuw type nascholing gemaakt voor praktijkondersteuners in de vorm van een workshop. Doel van de nascholing is de POH‘ers nog beter toe te rusten het COPD spreekuur te doen en om kennis te nemen van de veranderingen in de toegepaste standaard. Astma en COPD zijn nauw aan elkaar gerelateerde ziektebeelden, die ook een bepaalde mate van overlap kennen. De ZEL is daarom begonnen het astmaprotocol uit te werken. Hiertoe is de werkgroep Astma opgestart. In 2011 zijn de overleggen gestart om te komen tot samenwerking met de apothekers (Zorggroep Eerste Lijn Apothekers). In 2012 zal dit haar beslag krijgen in de vorm van gezamenlijk nascholing voor POH-S en apothekersassistente voor de inhalatieinstructie en een project therapietrouw. De ZEL heeft samen met de diëtisten in de regio de diëtistische zorg rondom COPD-patiënten vorm gegeven. Er is een protocol opgesteld met duidelijke verwijscriteria en resultaten van zorg. Het protocol is per 1 januari 2012 van kracht geworden.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
18
juni 2012
Met de Fysiotherapeuten Eerste Lijn (FEL) zijn de resultaten van het longreactivatieprogramma besproken. De FEL houdt hiertoe per behandeling een aantal indicatoren bij. Uit de cijfers blijkt dat het longreactivatieprogramma door bijna alle patiënten volledig wordt afgemaakt. De meeste indicatoren voor conditie en spierkracht, verbeteren ook in de loop van de drie maanden. Hiermee verbetert ook de CCQ (Clinical COPD Questionnaire): een weerslag van de kwaliteit van leven). Het aantal longreactivatieprogramma’s is gestegen van 13 in 2010 naar 73 in 2011. Het Astmafonds (binnenkort: longfonds) heeft op verzoek van de ZEL in november 2011 in Schiedam een COPD-lunch verzorgd voor COPD-patiënten. COPD-patiënten konden op deze manier hun ervaringen over deze ziekte delen. De lunch was een succes. Uit de visitaties is gebleken dat de MRC (Medical Research Council) en CCQ scorelijsten te weinig worden gebruikt binnen de spreekuren. De ZEL heeft daarom eind 2011 gezorgd voor materialen (geplastificeerde kaart en een scheurblok) die de POH tijdens het spreekuur kan gebruiken. In de volgende visitatieronde (2013) zal het effect van het gebruik van deze materialen gemeten kunnen worden. De kaderarts COPD heeft zijn kaderopleiding in 2011 met succes afgerond.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
19
juni 2012
3.1.3 CVRM Doelstelling De ZEL heeft zichzelf voor 2011 ten doel gesteld de regionale toegepaste standaard CVRM af te ronden en in de eerste helft van het jaar een pilot uit te voeren. Aansluitend daaraan wilde de ZEL de keten-DBC CVRM afsluiten. Kerngegevens Kerngegevens 2011 CVRM Aantal deelnemende huisartsen pilot Aantal geïncludeerde CVRM patiënten pilot 4
2011 45 3.394
Indicatoren Alle praktijken die instromen in de keten-DBC CVRM moeten aan de implementatievoorwaarden voldoen voordat ze mogen instromen. Na juli 2011 zijn alle pilotpraktijken opgestart met de pilotketen-DBC CVRM. Dit houdt in dat in een pilot met elkaar werd uitgezocht op welke manier het implementatietraject het best vormgegeven kon worden. Geen enkele praktijk had het implementatietraject al doorlopen. De pilotpraktijken bevonden zich op verschillende startniveaus voor een CVRM-spreekuur. Dit varieerde van een beginnende praktijk tot gevorderde praktijken, die of alleen hoog risico patiënten of alleen HVZ-patiënten op hun CVRM spreekuur zagen, of beide groepen patiënten. Een drietal praktijken deed aan screening. De indicatoren over 2011 zijn de eerste uitdraaien die er zijn, dus nog niet goed bruikbaar om een vergelijking te maken met eerdere cijfers, of een definitief oordeel over de bevindingen te geven. Wel geven ze een overzicht van de actuele situatie aan. De CVRMindicatoren zijn onderverdeeld in indicatoren voor primaire preventie (patiënten met verhoogd risico, geen HVZ) en secundaire preventie (patiënten met HVZ). In onderstaande tabel zijn de voornaamste bevindingen vanuit de IPCI cijfers van de deelnemende praktijken te zien.
4
Dit is het aantal patiënten waarvoor de pilot keten-DBC gedeclareerd is.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
20
juni 2012
Van de totaal 83.478 patiënten hebben 5.280 (6,3%) in de verhoogd risicogroep hoofdbehandelaarschap huisarts en 1.326 (1,6%) in de HVZ groep hoofdbehandelaarschap huisarts. Alleen patiënten die geïncludeerd worden in de keten-DBC CVRM krijgen een hoofdbehandelaarschap huisarts toegekend. De getallen onder het hoofdbehandelaarschap huisarts geven de mediaan weer van de regio op van de verschillende variabelen. Bijvoorbeeld actuele rookstatus geeft aan dat de mediaan van de pilotpraktijken 76,5% is voor de verhoogd risicogroep hoofdbehandelaar huisarts. Dit geeft dus aan dat in de groep verhoogd risico met hoofdbehandelaar huisarts bij 76,5% van de patiënten de actuele rookstatus bekend is. In de cijfers is te zien dat de registratie voor patiënten met een verhoogd risico over het algemeen iets beter is dan voor de HVZ-patiënten. Oorzaak hiervan is waarschijnlijk gelegen in het feit dat de meeste pilotpraktijken de HVZ-patiënten reeds in kaart hadden maar daarvan nog niet het volledige CVRM-risicoprofiel hebben ingevuld in het verleden. Van de patiënten die gevonden worden met een hoog risico binnen de pilot wordt het profiel wel ingevuld. Beleidsresultaten Het Zorgplan CVRM is afgerond aan de hand van de nieuwe CBO consensus CVRM 2011. Tevens is het ICT plan en het implementatieplan CVRM ontwikkeld, getoetst en geschreven. De ZEL is op 1 januari 2011 gestart met een pilot voor de keten-DBC CVRM. In deze pilot is de methodiek voor de implementatie van de keten-DBC CVRM ontwikkeld en getoetst en is de toepassing van de regionale standaard binnen de huisartsenpraktijk getest. De pilot was essentieel voor een goed implementatietraject zodat hoogwaardige CVRM-zorg in de regio kan worden geboden. Belangrijke resultaten zijn: o o o
o
Een CVRM implementatie traject. De nascholingsbehoefte voor CVRM is in kaart gebracht en hiervoor is specifieke nascholing ontwikkeld. Het blijkt dat, ondanks dat de NHG- standaard is aangepast voor het aantal controles dat gedaan wordt bij mensen met een hoge bloeddruk, de meeste praktijken patiënten nog te vaak (vier keer per jaar) zien. Patiënten met een HVZ (Hart- en Vaatziekte) zijn veelal niet meer in beeld binnen de huisartsenpraktijk en blijven onnodig lang onder behandeling in de tweede lijn. Voor het voorkomen van een volgende event is het van essentieel belang dat deze patiënten in het CVRMspreekuur worden opgenomen.
DSW is akkoord gegaan met de DBC CVRM per 1 juli op basis van het koptarief voor pilotpraktijken. Ook de overige verzekeraars behalve UVIT hebben de DBC gevolgd. Er is gestart met regionale transmurale afspraken met de beide ziekenhuizen, Vlietland ziekenhuis en Reinier de Graaf ziekenhuis. Eind 2011 heeft een evaluatie van de CVRM zorg binnen de DBC plaatsgevonden met DSW. Op basis van deze evaluatie is besloten de DBC CVRM in 2012 onder dezelfde condities voort te zetten voor de pilotpraktijken. In januari 2012 starten twee nieuwe praktijken met de DBC CVRM. De planning is dat medio 2012 meerdere praktijken zullen instromen. Op verzoek van DSW wordt een aantal extra indicatoren in de deelnemende praktijken onderzocht. 2012 zal gebruikt worden om nader onderzoek te doen.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
21
juni 2012
3.1.4 OUDERENZORG Doelstelling De doelstelling voor 2011 voor de ouderenzorg was inzicht krijgen in de regionale ontwikkelingen en bestaande initiatieven op het gebied van ouderenzorg. Daarnaast het tot stand brengen van huisartseninbreng bij bestaande regionale overleggen en initiatieven. Ten derde heeft de ZEL zichzelf ten doel gesteld om het beleid voor samenwerking op het gebied van kwetsbare ouderen in de regio uit te werken. Beleidsresultaten Voor de ouderenzorg heeft de ZEL in samenwerking met Kubiek een conceptplan opgesteld voor het ontwikkelen van een dementieketen. De POH-GGZ als case manager zal nadrukkelijker in het plan worden opgenomen. In het najaar is de kaderarts ouderenzorg door DSW betrokken bij de nog te ontwikkelen M&I module voor de dementieketen. Dit maakt onderdeel uit van het POH-GGZ traject. 3.2
VISITATIES
Doelstelling De doelstelling voor 2011 voor de visitaties was de visitaties voor de drie ketens eenduidig vorm te geven. Belangrijke punten daarbij waren de frequentie, de wijze van visiteren, de selectie en de wijze waarop door de werkgroepen input wordt geleverd. Kerngegevens Kerngegevens 2011 visitaties Aantal visitatiebezoeken aan praktijken voor DM en COPD5 Aantal verstuurde papieren visitaties aan praktijken Aantal portfolio’s aangeleverd en beoordeeld Aantal huisartsen en POH-ers deelgenomen aan spiegelbijeenkomst
2011 25 DM en COPD en 5 alleen DM 52 21 6+1 POH
Beleidsresultaten In 2011 zijn 30 visitaties gedaan bij praktijken (die kunnen bestaan uit meerdere huisartsen) door de twee visitatieteams. Hierbij werden de IPCI-cijfers doorgenomen en vergeleken met de cijfers van voorgaande jaren en met de cijfers uit de de rest van de regio. Tevens kwamen de volgende zaken aan de orde: o Wat deed men met uitvallers? o Keek men de patiënten die bij de specialist onder behandeling waren nog na? o het verbeterplan naar aanleiding van de vorige visitatie. Visitaties worden afgesloten met een verbeterplan opgesteld door de praktijk. Voor het eerst werden dit jaar papieren visitaties gedaan. De papieren visitatie is verstuurd aan de 52 praktijken die in 2011 niet door het visitatieteam in de praktijk gevisiteerd waren. De papieren visitatie houdt in dat praktijken hun uitkomsten van de indicatoren, afgezet tegen de uitkomsten van de gehele regio, krijgen toegestuurd en daarop een aantal vragen moeten beantwoorden. Onder andere de vraag naar de resultaten naar aanleiding van het vorige verbeterplan.
5
Het betreft hier praktijken, waarin meerdere huisartsen werkzaam kunnen zijn.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
22
juni 2012
In 2011 is voor het eerst als pilot een spiegelbijeenkomst gehouden. In de spiegelbijeenkomst worden de indicatoren van de aanwezigen met elkaar besproken onder voorzitterschap van de kaderarts en de stafverpleegkundige. De pilotbijeenkomst werd als succesvol ervaren door de deelnemende huisartsen en POH’ers, door de kaderarts en de diabetesverpleegkundige. De spiegelbijeenkomsten zullen in 2012 onderdeel worden van de visitaties. Na de derde visitatieronde diabetes, en de eerste lijfelijke visitatie COPD bij een deel van de praktijken is gebleken dat de registratie bij een aantal praktijken nog niet goed genoeg op orde is. De Chronische Zorg BV heeft daarom de ADEPD (Adequate Dossiervorming met het Elektronisch Patiënten Dossier) elearning aangeboden. 3.3
ICT
Prestatieindicatoren
Bij de keten-DBC hoort het adequaat registreren en aanleveren van de afgesproken landelijke indicatoren. Hiervoor dienen de aan de keten-DBC deelnemende praktijken de relevante indicatoren juist en eenduidig vast te leggen in hun Elektronisch Patiënten Dossier. Door de werkgroep CVRM zijn indicatoren vastgesteld. De werkgroep ICT heeft voor deze indicatoren vervolgens instructies geschreven voor het gestandaardiseerd invoeren van het zogenaamde ’monitoringsformulier’ in de Huisarts Informatie Systemen (HIS-sen). In overleg met de vakgroep medisch informatica van het ErasmusMC heeft de ZEL criteria gedefinieerd. Op basis van deze criteria heeft de vakgroep uit het IPCI-database een geslaagde uitspoel aangeleverd van de doelpopulatie CVRM van de pilotpraktijken.
Regionaal HIS
Een regionaal HIS/KIS in de regio bevordert de uitwisselbaarheid van gegevens en samenwerking (ook in waarneemsituaties), draagt bij aan een eenduidige wijze voor het uitspoelen van prestatieindicatoren en zorgt voor een soepel declaratieproces. Het werken met één HIS/KIS in de gehele regio biedt de ZEL tevens de mogelijkheid om de dienstverlening aan de huisartsen uit te breiden en de ondersteuning veel efficiënter en doelgerichter te leveren. Reden voor de ZEL om in samenwerking met M&I/Partners Consultancy een onderzoek op te starten naar de haalbaarheid van een regionaal HIS/KIS. Voor de conversie is besloten een proefconversie van de meest gebruikte HIS-sen in de regio vooraf te laten gaan aan het afsluiten van een definitief contract met de te kiezen provider. De verwachting is dat begin 2012 een voorstel tot keuze van een provider bekend gemaakt zal worden.
Full Service concept Gekeken is naar mogelijkheden om de huisartsenpraktijken op ICT gebied te ondersteunen. Hiertoe is een pilot gestart voor het zogenaamde ’Full Service Concept (FSC)’. Dit FSC houdt in dat voor huisartsen de volledige dienstverlening rondom de standaardfunctionaliteit per werkplek geregeld kan worden, voor een vast bedrag per werkplek per maand. Doel van de pilot was inzicht te krijgen in de huidige ICT-organisatie en ICT–inrichting van de huisartsen, het verder kunnen bepalen van de benodigde producten, diensten en de prijs. Deze pilot toonde aan dat een FSC haalbaar is, mits dienstverlening van de hardware gekoppeld kan worden aan een webbased HIS. Indien het regionale HIS daadwerkelijk geïmplementeerd wordt, zal aan de deelnemende praktijken het FSC worden aangeboden.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
23
juni 2012
3.4
DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING
Kerngegevens Kerngegevens 2011 Deskundigheidsbevordering Nascholingen voor huisartsen (de CVRM, COPD en DM nascholingen niet meegerekend) Nascholingen voor POH’ers (de CVRM, COPD en DM nascholingen niet meegerekend) Nascholingen voor doktersassistentes (de CVRM, COPD en DM nascholingen niet meegerekend) Nascholingen in het kader van de keten-DBC Diabetes Nascholingen in het kader van de keten-DBC COPD Nascholingen in het kader van de keten-DBC CVRM
2011 396 32 19 8 14 4 (in de Eendaagse en samen met DM een symposium)
Zie Bijlage 3 nascholingsprgramma 2011, voor een uitgebreid overzicht van de nascholingen georganiseerd door ZEL Deskundigheidsbevordering. Kwaliteit ZEL Deskundigheidsbevordering BV (ZD) streeft ernaar het kennisniveau van de zorgverleners binnen de huisartsenpraktijk op peil te houden en te verbeteren. Dit past geheel in de ZEL doelstelling: ’De zorg in de regio op een hoger niveau brengen’. Dit heeft in 2011 geleid tot de volgende resultaten: Het gemiddelde waarderingscijfer voor de ZEL nascholingen was 8,1. Voor COPD, DM en CVRM zijn 22 nascholingen aangeboden in 2011. De onderwerpen en de inhoud van deze nascholingen werden door de verantwoordelijke kaderarts en/of werkgroep bepaald, ontwikkeld en uitgewerkt. Er zijn ook reeds bestaande gerenormeerde nascholingen aangeboden. Hierdoor bestaat het curriculum uit actuele nascholingen, die aangepast zijn aan de laatste NHG- standaarden en op de praktijk toegespitst. De nascholingen werden ontwikkeld door de Werkgroep Deskundigheidsbevordering Doktersassistentes (WDA) en de Werkgroep Deskundigheidsbevordering Praktijkondersteuners (WDP), waardoor goede aansluiting op de praktijk werd gegarandeerd. De Eéndaagse werd in 2011 geheel anders georganiseerd. In het ochtendprogramma werd CVRM aangeboden en in het middagprogramma kwamen zes onderwerpen kort aan bod. De titel van de Eéndaagse was ‘Up to date’ en gericht op de actualiteit. De deelnemers waren enthousiast over de nieuwe opzet en de kwaliteit van de Eéndaagse en waardeerde de nascholing gemiddeld met een 8. ZD heeft in 2011 intern een aantal kwaliteitsslagen gemaakt. Belangrijke aandachtspunten zijn: hoge kwaliteit van nascholingen, de klant is en blijft koning, het streven naar financiële onafhankelijkheid en een verregaande samenwerking met derden. Daarbij zijn de volgende kwaliteitsresultaten behaald: In 2011 is een eerste stap gezet in het versturen van overzichten vanuit de ZEL administratie aan alle deelnemers van de keten-DBC’s. In dit overzicht werden de nascholingen vermeld die men had gevolgd in het kader van de DBC-contracten. De huisartsen werden in de gelegenheid gesteld om aanvullingen/correcties door te geven. In 2012 zullen de aangepaste overzichten worden verstuurd en zullen ook de overzichten voor de POH’ers worden opgestuurd.
6
De Eendaagse telt voor twee en de Tweedaagse voor vier nascholingen.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
24
juni 2012
Voor het curriculum 2012 heeft ZD een inventarisatie uitgevoerd van de nascholingswensen van huisartsen, praktijkondersteumers en doktersassistentes. Op basis van de uitkomsten van deze inventarisatie wordt het curriculum 2012 vormgegeven. ZD heeft de administratieve werkzaamheden voor GAIA uitbesteed aan Leerpunt Koel. De inhoudelijke beoordeling blijft bij ZD en wordt uitgevoerd door de Districtscoördinator en Plaatselijk coördinatoren. Ter bevordering van de objectiviteit is ervoor gekozen de Plaatselijk coördinatoren uit DWO de ingediende nascholingen uit NWN te laten beoordelen en vice versa. Voorheen werd dit in eigen beheer gedaan. WDA en WDP hebben in 2011 samengewerkt in de ontwikkeling van de nascholing wondbehandeling. De nascholing werd druk bezocht door zowel doktersassistentes als praktijkondersteuners en gemiddeld gewaardeerd met een 8,3. Regionale samenwerking In 2011 zijn de eerste stappen genomen in de samenwerking met nascholingspartners. Zo is met Kring Haaglanden de NHG leergangen Asklepion ‘Op weg in de praktijk’ in Den Haag georganiseerd. De samenwerking met Stichting Koel had in 2011 betrekking op de accreditatie. De samenwerking met de drie ziekenhuizen in de ZEL regio wordt steeds verder geformaliseerd. In de periodieke overleggen worden afspraken over nascholing vastgelegd. In 2011 hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden met de organisaties 7in de regio die nascholingen aanbieden op het gebied van huisartsenzorg. Tijdens deze bijeenkomsten is het regionale curriculum op elkaar afgestemd qua data en de inhoud. Tevens is gesproken over een regionaal nascholingsbeleid en men heeft de intentie om dit in 2012 verder uit te werken. De drie regionale huisartsenposten hebben een aanbieding ontvangen voor het afnemen van (alle) ZEL nascholingen. Huisartsenposten Delft en Westland hebben naar aanleiding hiervan een abonnement bij ZD afgenomen. Sponsoren In 2011 is de sponsorcommissie driemaal bij elkaar gekomen en is Irma Martis, coördinator ZEL Deskundigheidsbevordering deel uit gaan maken van de sponsorcommissie. Sponsoren hebben aangegeven graag een meer inhoudelijke rol te willen spelen bij het ontwikkelen van nascholingen. Om hier gehoor aan te geven is een nieuwe methode opgezet waarbij de sponsoren zich konden inschrijven voor de sponsoring van dagdelen. Hierdoor werd het voor ondersteunende partijen mogelijk om deels te worden betrokken bij het uitwerken van scholingen. De ontwikkelingskosten voor ZEL Deskundigheidsbevordering namen hierdoor af. Alle materialen worden voor gebruik eerst getoetst op onafhankelijkheid door de WDH’s. Dit alles conform het in 2010 uitgewerkte sponsorbeleid. Financiën In 2011 werd een eenmalige bijdrage ter hoogte van € 950 per lid bij de coöperatieleden geheven. Met deze bijdrage kon de instellingsaccreditatie en de PAM voor de regio in stand blijven. Huisartsen en hun ondersteunend personeel konden door betaling van de eenmalige bijdrage de reguliere nascholingen van de ZEL volgen zonder daarvoor een aanvullend inschrijftarief te betalen. Ook waarnemers en niet-coöperatieleden onvingen een aanbieding om bij ZD een abonnement voor nascholing af te nemen. De eenmalige bijdrage had tevens als resultaat dat de deelname aan de ZEL nascholingen toenam.
7
CHP NWN, CHP Westland en Huisartsenpost Delft, Haga Ziekenhuis, Stichting ELO, Vlietland ziekenhuis, Reinier de Graaf ziekenhuis. Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
25
juni 2012
De sponsorcommissie heeft besloten het sponsorbedrag voor standsponsoring tijdens de één- en tweedaagse te verhogen. Op deze manier kon een groter deel van de organisatie- en nascholingskosten worden gedekt door de bijdragen van sponsors. Dit alles heeft erin geresulteerd dat in 2011 € 27.800,- is opgehaald aan sponsorbijdragen voor de één- en tweedaagse, tegenover € 18.000,- in 2010. De stichting H&N is per 31 december 2011 ontbonden. Per 1 februari 2009 zijn de activiteiten van de stichting overgenomen door de ZEL Deskundigheidsbevordering BV. 3.5
INNOVATIES
POH-GGZ De ZEL en de ELO hebben gezamenlijk gezocht naar mogelijkheden om de implementatie van de POH-GGZ te realiseren. De ELO heeft het projectleiderschap voor de implementatie van de POH-GGZ in de regio op zich genomen. De ZEL is nadrukkelijk bij het proces betrokken gebleven en heeft de ELO bij deze regionale uitvoering ondersteund. Een belangrijk uitgangspunt was dat de verschillende partijen, ZEL, GGZ, ELO en DSW, zich in zouden spannen om de expertise van de SPV-ers van GGZ-Delfland voor de regio te behouden. GGZ Delfland en Linkkers zijn gevraagd een gezamenlijk aanbod voor werkgeverschap POH-GGZ te ontwikkelen voor de regionale huisartsen. Beide partijen hebben een voorstel uitgewerkt en aan de ZEL en de ELO voorgelegd. Op 7 november 2011 hebben de ZEL en de ELO een regionale informatiebijeenkomst voor de huisartsen gehouden waarin de verschillende werkgeversmodellen gepresenteerd zijn, inclusief het nieuwe model van GGZ Delfland + Linkkers. Uiteindelijk hebben zich in totaal 31 bij de ZEL aangesloten praktijken aangemeld om te starten met POH GGZ. 27 daarvan hebben gekozen voor het traject met een POH-GGZ van GGZ Delfland en een implementatietraject via Linkkers. Vier praktijken hebben ervoor gekozen zelf het werkgeverschap op zich te nemen, waarvan één praktijk Linkkers inzet voor de begeleiding bij de implementatie.
Diagnostiek De ZEL wil de kwaliteit van de eerstelijns diagnostiek verbeteren door regionale afspraken te maken over aanbod en logistiek. In 2011 is door de ZEL een projectgroep samengesteld om dit uit te voeren. In de zomer van 2011 heeft de projectgroep een enquête uitgezet waarbij de huisartsen in de regio hun knelpunten/ervaringen met de eerstelijns diagnostiek aan de projectgroep konden doorgeven. De knelpunten lagen voornamelijk op het gebied van: gynaecologische echo, inspannings-ECG, endoscopieën en het optimaliseren van processen. De ZEL is daarop gestart met het opstellen van een plan van aanpak voor de gynaecologische echo. En is men in gesprek gegaan met beide ziekenhuizen om te kijken naar mogelijke oplossingen voor de knelpunten. Daarnaast is een adviesraad van huisartsen samengesteld om het traject te monitoren en de projectgroep te adviseren. In 2012 zal de projectgroep de eerste stappen zetten om ervoor te zorgen dat alle verrichtingen die conform de NHG-standaarden in eigen beheer van de huisarts kunnen, ook in eigen beheer aan te vragen zijn. Een ander speerpunt van 2012 zal zijn om aan de huisartsen, middels DTO bijeenkomsten (Diagnostisch Toets Overleg), spiegelinformatie feedback te geven op de eigen aanvraag diagnostisch beleid.
Contractoverleg basis huisartsencontract 2012 In 2011 trad de ZEL als contractadviseur op voor de zorgverzekeraar DSW. De ZEL heeft DSW hierbij geadviseerd over de inhoud van het door DSW op te stellen basiscontract 2012. Daarop zijn de volgende modules toegevoegd aan het contract: DTO en twee modules in het kader van de POH-GGZ: depressie en dementie. Tevens zal de module doelmatig voorschrijven gebaseerd zijn op de landelijke IVM (Instituut voor Veiligheid & Milieu) indicatoren en is de betalingstermijn verkort naar veertien dagen. Eind december is het basiscontract door DSW verstuurd naar alle huisartsen in de regio. Vervolgens is door DSW een bijeenkomst gepland in 2012 voor de huisartsen om het basiscontract nader toe te lichten.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
26
juni 2012
3.6
ONDERSTEUNING
ZEL facilitair De ZEL heeft eind 2011 gekeken naar de haalbaarheid en de behoefte aan facilitaire ondersteuning. Hierbij ging het in het bijzonder over de volgende zaken: Collectieve verzekering De Vvaa heeft een aanbod gedaan voor een collectieve beroepsaansprakelijkheidsverzekering en rechtsbijstand. Het voordeel per praktijk kan oplopen tot enkele honderden euro’s per jaar, naast een aantal andere voordelen, zoals de mogelijkheid tot het doen van keuringen en het verminderen van de bureaucratie. De aanbieding aan de huisartsen vindt in 2012 plaats. CRP sneltest Op de oproep voor een CRP-apparaat zijn zeer weinig reacties gekomen. De HAP in Naaldwijk en bij huisartsenpraktijk het Anker is in 2011 gestart met een pilot om de voor- en nadelen te kunnen inventariseren van de CRP sneltest. In 2012 wordt dit geëvalueerd. Ook is een start gemaakt met de inventarisatie van de behoefte aan ondersteuning voor praktijken op het gebied van personeel en organisatie. Op basis hiervan is een enquête opgesteld die begin 2012 in de regio zal worden uitgezet.
Klachtencommissie De ZEL heeft de ondersteuning van de commissie op financieel en administratief gebied overgenomen van de Kring WSD. Op 1 november 2011 heeft een definitieve overdracht plaats gevonden van de klachtencommissie. De klachtencommissie bestaat uit vijf leden en één secretaris. Deelname aan een klachtenregeling is voor huisartsen verplicht in het kader van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector (WKCZ). Deze wet draagt ieder zorgaanbieder op ‘een regeling te treffen voor de behandeling van klachten over een gedraging van hem of voor hem werkzame personen jegens een cliënt’. De financiële ondersteuning is nu met terugwerkende kracht per 1 januari 2011 ondergebracht bij de ZEL. Eind 2011 heeft de ZEL een kostendekkend tarief bepaald waarmee de huisartsen ook in 2012 gebruik kunnen maken van de regionale klachtenregeling. Dit tarief is voor 2012 verlaagd naar een tarief van € 200,- (in 2011 was dit: € 205,-).
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
27
juni 2012
4. INTERNE ORGANISATIE Om de diverse regionale activiteiten van de ZEL goed en uniform te ontwikkelen en er voor te zorgen dat de samenwerking met de diverse partners vlot verloopt, is de ondersteuning van een bureau organisatie gewenst. Het jaar 2011 stond vooral in het teken van het opbouwen van de vertrouwensvennootschap. Om samenhang en betrokkenheid binnen de organisatie te bevorderen is in 2011 een beleidsdag en een beleidsavond voor de coördinatoren en kaderartsen georganiseerd om zaken zoals communicatie, wensen en verwachtingen van elkaar en de organisatie te bespreken en mijlpalen en doelstellingen voor 2011 gezamenlijk vast te stellen en de eerste aanzet voor het jaarplan 2012 vorm te geven.
Vertrouwensvennootschap In 2011 is begonnen met het werken op basis van vertrouwen. Dat betekent dat de ZEL-organisatie procedures, regels en functies heeft losgelaten. Hiervoor in de plaats hebben de ZEL medewerkers met elkaar pijlers en kernwaarden vastgesteld. Deze vloeiden op een natuurlijke manier voort uit de ontwikkeling die de ZEL heeft doorgemaakt. De kernwaarden geven weer hoe de ZEL-medewerkers in hun werk staan, de pijlers geven weer hóe er gewerkt wordt. Het resultaat is dat daarmee voor iedere medewerker de voorwaarden zijn geschapen om zich binnen de organisatiefilosofie verder te ontwikkelen. De vastgestelde pijlers zijn: 1. buiten de gebaande paden 2. 1+1=3 3. gezamenlijk belang boven individueel belang 4. positiviteit 5. eerlijk en transparant 6. spiegelen (scherp houden) Tevens zijn vier kernwaarden benoemd. De kernwaarden vormen de basis voor de medewerkers die bij de ZEL werken. Deze liggen dicht tegen de pijlers aan, maar zijn toch van een iets ander abstractieniveau: 1. lef 2. vertrouwen 3. gunnen 4. eigen verantwoordelijkheid In het najaar is in twee workshops verdieping gegeven aan het werken op basis van vertrouwen en dit zal in 2012 worden voortgezet en verder uitgebouwd. Vanaf september 2011 is gestart met overleggen waarin gezamenlijk beslissingen worden genomen over diverse projecten, de zogenaamde BOB (Beslissen om te beslissen)-overleggen.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
28
juni 2012
5. ZEL IN DE REGIO In 2011 was de strategische positionering één van de hoofddoelstellingen in het beleid. De ZEL maakt zich hard voor de kwaliteit en service van zorg van de aanbieders in de regio. In 2011 lag het accent op het verder vormgeven van de samenwerkingsrelatie met de regionale ziekenhuizen (RdGG, Vlietland ziekenhuis en HagaZiekenhuis) en werd een start gemaakt met overleggen met vertegenwoordigers van verpleeg- en verzorgingshuizen in de regio. Een kort overzicht van de regionale samenwerkingsverbanden: Preferente zorgverzekeraar DSW De ZEL heeft een goede samenwerking met de preferente zorgverzekeraar DSW. Dit uitte zich in constructieve overleggen. Er zijn reguliere overleggen geweest met de bij de huisartsenzorg betrokken medewerkers van DSW, de adviserend geneeskundige en de beleidsmedewerker Zorg. Daarnaast hebben onderhandelingen plaatsgevonden over de keten-DBC’s. Tevens zijn daar waar nodig extra overleggen ingelast, zoals over POHGGZ en ICT. Diabetes Vereniging Nederland Met de Diabetes Vereniging Nederland (DVN) zijn contacten opgebouwd die hebben geleid tot de ondertekening van een definitieve samenwerkingsovereenkomst tussen de ZEL, DVN en zorgverzekeraar DSW, op dinsdag 26 april 2011. De ZEL is hiermee één van de eerste zorggroepen in Nederland die op dit niveau samenwerkt met de patiëntenvereniging. De samenwerkingsovereenkomst is een eerste en logische stap in de juiste richting, namelijk gericht op de betrokkenheid van de patiënten. In 2012 wordt uitvoering gegeven aan concrete projecten. Zorgbelang Zorgbelang Zuid-Holland komt op voor de belangen van de leden van patiëntenverenigingen, gehandicaptenorganisaties, ouderenbonden en cliëntenraden in Zuid-Holland. Dat betekent dat de patiënten van de bij de ZEL aangesloten huisartsen te maken hebben met deze organisatie. De samenwerking richt zich voornamelijk op de verbetering van de algemene zorg aan patiënten in de regio. Dialoog met de ziekenhuizen Het Reinier de Graaf ziekenhuis en het Vlietland ziekenhuis zijn de twee ziekenhuizen waar door het merendeel van de huisartsen in de regio het meest intensief mee wordt samengewerkt. De ZEL heeft met de directie en staf van het Vlietland ziekenhuis en het Reinier de Graaf ziekenhuis structureel overleg. Met beide ziekenhuizen hebben vier besprekingen plaatsgevonden in 2011. Het doel van het overleg was om, met de inbreng van de huisartsen, de kwaliteit van zorg in de ziekenhuizen waar mogelijk te verbeteren en de samenwerking verder uit te bouwen. In het overleg werden knelpunten in de samenwerking besproken en werden samenwerkingstrajecten ontwikkeld. Tevens werd feedback gegeven op de plannen van het TMO van het Vlietland Ziekenhuis en het huisartsenteam van het Reinier de Graaf ziekenhuis. Een paar weken voorafgaand aan het structureel overleg komen telkens zes huisartsen bij elkaar om de doelstellingen en resultaten voor te bespreken. Hierdoor waren de vertegenwoordigers goed voorbereid voor het structureel overleg. De huisartsen in de regio werden via het huisartsenbulletin geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met de ziekenhuizen.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
29
juni 2012
Een korte opsomming van de belangrijkste bespreekpunten van het afgelopen jaar:
Reinier de Graaf ziekenhuis: Verder stimuleren teledermatologie. De vakgroepen gynaecologie en cardiologie zullen de gynaecologische echo en inspannings- ECG naar alle waarschijnlijkheid in de eerste helft van 2012 gaan aanbieden. De ZEL heeft feedback gegeven op het activiteitenplan van het huisartsenteam. Opzetten van een meldpunt knelpunt voor de huisarts per begin 2012. Uitwerken van transmurale afspraken voor de terugrapportage. Medicatieoverdracht. De speciale poli’s. Toegangstijden SEH en mogelijkheden tot diagnostiek buiten kantooruren door de huisarts. Vlietland ziekenhuis De ZEL heeft feedback gegeven op het jaarplan TMO. Medicatieoverdracht. Monitoren van de resultaten van het speeddaten op de RAM (Regionale Artsen Middag). Toegangstijden. Er is een werkafspraak om gewenste toegangstijden in het ziekenhuis zo veel mogelijk te monitoren en te borgen. Ontslagprocedure. De terugrapportage naar de huisarts wordt vanuit het ziekenhuis actief geanalyseerd. De medisch specialisten worden hier op aangesproken. Medisch beleidsplan Vlietland Ziekenhuis 2011-2015. Zie Bijlage 1 Rvt, expertteams en werkgroepen voor een overzicht van de deelnemers aan het vooroverleg op het structueel overleg. In 2011 is ook gestart met overleg tussen de ZEL en het HagaZiekenhuis. Een aantal huisartsen uit het Westland verwijst hun patiënten naar dit ziekenhuis. Het doel was te kijken of er voor de regio kwaliteitsafspraken voor de keten-DBC’s konden worden gemaakt met het HagaZiekenhuis. De nadruk bij dit overleg lag op de fundusscreening en het voetonderzoek om te komen tot contractuele afspraken. Voor fundusscreening is er in 2011 een contract afgesloten. Bijlage 2 SamenwerkinGspartners ZEL, geeft een overzicht van de samenwerkingspartners en de gebieden waarop wordt samengewerkt. In 2011 is gewerkt aan verdere naamsbekendheid zowel binnen als buiten de regio. Tevens werd aandacht besteed aan het profileren van de ZEL-organisatie door publicaties en presentaties, het onderhouden van mediacontacten en werd ingezet op het creëren van draagvlak onder de leden voor het te voeren beleid.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
30
juni 2012
6. BELEID 2012 In 2012… … is het doel van de ZEL de zorg in de regio Westland, Schieland, Delfland op een hoger niveau te brengen en te behouden door het stimuleren, bevorderen, monitoren en behouden van deskundigheid en samenhang, respectievelijk van en tussen de betreffende beroepsbeoefenaren. In 2012... … zal de ZEL samen met de zorgverzekeraar en zorgpartners de regionale zorg doorontwikkelen op basis van een gedeelde visie. ... zal de visitatiecommissie samen met de kaderartsen en werkgroepen ketenzorg een nieuw visitatieconcept ontwikkelen, introduceren en uitvoeren. ... zal een aanbieding aan de huisartsen worden gedaan voor één regionaal HIS/KIS. ... zal ZEL Deskundigheidsbevordering het financiële beleid nog verder optimaliseren. Daarnaast zal ZD voor het eerst multidisciplinaire nascholingen organiseren. De kwaliteitsverbetering die is opgestart in 2011 zal worden voortgezet. … zal de ZEL de facilitaire ondersteuning aan huisartsen concretiseren door aanbiedingen te doen. ... zal de ZEL verder aan de slag gaan met de vormgeving van een vertrouwensvennootschap.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
31
juni 2012
7. FINANCIËN De financiële verantwoording is als volgt: Geconsolideerde balans per 31 december 2011
Activa Vaste activa
52.801
Financiële activa
-
Vlottende activa
505.227
Liquide middelen
2.757.446
Totaal
3.315.474
Passiva Eigen vermogen
1.441.616
Voorzieningen Kortlopende schulden
567.116 1.306.742
Totaal
3.315.474
Geconsolideerde winst-en verliesrekening over 2011 Inkomen Overige bedrijfsopbrengsten
1.543.359 95.545
Brutomarge Personeelslasten Afschrijvingen Overige bedrijfskosten
1.638.904 1.029.848 21.302 459.992
Som der bedrijfskosten
1.511.142
Bedrijfsresultaat
127.762
Rentebaten
41.818
Bedrijfsresultaat
169.580
Bijzondere lasten
9.840
Netto resultaat
159.740
Het positieve resultaat over 2011 is mogelijk gemaakt door de bijdrage van de Zorgverzekeraars aan de contractloze maand september. De solvabiliteit bedraagt een solide 90%. De current ratio, graadmeter voor de liquiditeitspositie bedraagt, bedraagt 1,7% Het positieve resultaat over 2011 is mede het gevolg van het goede financiële resultaat in de vorm van de rentebaten dat ZEL in 2011 heeft behaald.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
32
juni 2012
BIJLAGE 1 RVT, EXPERTTEAMS EN WERKGROEPEN RAAD VAN TOEZICHT Voorzitter: Penningmeester: Secretaris: Onafhankelijk lid:
Sico Kool, huisarts Chris Oomen, afgevaardigde DSW Reinout van Bentveld, huisarts (voorzitter HC WSD) Leon van Eijk
EXPERTTEAMS Expert team Diabetes Internisten:
Ingrid Berk (Vlietland ziekenhuis) Yo Lan Soei (Vlietland ziekenhuis) Anke Wijbenga (Vlietland ziekenhuis) Erik Duschek (Reinier de Graaf ziekenhuis) Max Jebbink (Reinier de Graaf ziekenhuis)
Huisartsen:
Mattees van Dijk, kaderarts DM (Hoek van Holland) René Koop (Schiedam) Peter van Dijk (Schiedam) Arina Klokke (Delfgauw)
Expertteam CVRM Specialisten:
Rien van der Zee, cardioloog (Reinier de Graaf ziekenhuis) Jan Constandse, cardioloog (Reinier de Graaf ziekenhuis) Erik Duschek, internist (Reinier de Graaf ziekenhuis) Leo van Aerden, neuroloog (Reinier de Graaf ziekenhuis) Jan Koning, vaatchirurg (Reinier de Graaf ziekenhuis) Anke Wijbenga, internist (Vlietland ziekenhuis) Jan Driessen, neuroloog (Vlietland ziekenhuis) Hans Werner, cardioloog (Vlietland ziekenhuis) Dhr. E.R. Snijder, vaatchirurg (Vlietland ziekenhuis)
Huisartsen:
Monique Tjon-A-Tsien, kaderarts CVRM (Wateringen) Talip Tumkaya (Maassluis) Patrick van Puffelen (Delft)
Overige leden:
Sietske Herder, algemeen coördinator Chronische Zorg ZEL Cinthya de Vaal, lid Werkgroep CVRM
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
33
juni 2012
Expertteam COPD Specialisten:
Ben Pannekoek, longarts (Reinier de Graaf ziekenhuis) Fatima el Ghani, longarts (Vlietland ziekenhuis)
Huisartsen:
Robin van der Putten, kaderarts COPD (Maasland) Mathi PLasmans (‘s Gravenzande) Arne Vos (De Lier) Ingeborg v.d. Geest (Vlaardingen)
Overige leden:
Frieda Buys, longverpleegkundige
PC EN DC’S NASCHOLING Districtscoördinator:
Hans Peter Breedveldt Boer
Plaatselijk coördinator:
Hanni Rick (Delft) Joost Spreeuw (NWN) Marry Human (Westland)
WERKGROEPEN ZEL Beheer BV Vooroverleg Structureel overleg ZEL – Vlietland ziekenhuis
Vooroverleg Structureel overleg ZEL – Reinier de Graaf ziekenhuis
René Koop (Schiedam) Lieneke v.d. Griendt (Schiedam) Arthur Ghan (Schiedam) Paul Stigter (Vlaardingen) Jolanda van der Pas (Vlaardingen) Else van Krieken (Maassluis) Peter Both (Maassluis)
René Koop (Schiedam) Nelie van Oosterom (Delft) Marc van Wijk (Delft) Esther Husen (Den Hoorn) Alexandra Smeenk (Pijnacker) Pim Samsom (Delft)
ZEL Chronische Zorg WGDM
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
Mattees van Dijk, kaderarts Diabetes (Hoek van Holland) Esther Husen (Den Hoorn) Nellie van den Berge
34
juni 2012
WGDM nascholingscommissie
Mattees van Dijk, kaderarts Diabetes (Hoek van Holland) Peter van Dijk (Schiedam) Esther Husen (Den Hoorn) Nelly Ruijter (Delft) Marius Hartel (Delft)
Werkgroep CVRM
Monique Tjon-A-Tsien, kaderarts CVRM (Wateringen) Talip Tumkaya (Maassluis) Paul Bucx (Nootdorp) Carla van Beurden (Maassluis) Patrick van Puffelen (Delft) Natasja Schoute (‘s Gravenzande) Patries Martens Cinthya de Vaal
Werkgroep Astma
Robin van der Putten, kaderarts COPD (Maasland) Anja de Vries (Maassluis) Margreet van Miert (Delft) Frieda Buys
ZEL Ondersteuning Werkgroep ICT
Marc van Wijk (Delft) Gertjan Slagter (Vlaardingen) Peer Kop (Wateringen) René van Leeuwen (Pijnacker) Roland Hus (Delft) Hanneke Kuijpers, praktijkondersteuner Nellie van den Berge
Stuurgroep Regionaal His
Marc van Wijk (Delft) Else van Krieken (Maassluis) Antoon van Luxemburg (M&I/Partners)
Werkgroep Diagnostiek
Geert van Rooij (Schiedam) Els Sonneveld (Maassluis) Erik Roeleveld (Wateringen) Michiel van Gulik (Naaldwijk) Ferdinand Schreuder (Delft) Marc van Wijk (Delft) Janneke Belo Renë Koop (Schiedam)
Werkgroep Contract Overleg
Else van Krieken (Maassluis) Pieter Bas van der Endt (Monster) Irma Martis Robin Lok
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
35
juni 2012
Deskundigheidsbevordering K&D
Hans Peter Breedveldt Boer (Kwintsheul) Joost Spreeuw (Vlaardingen) Marry Human (Maasland) Hanni Rick (Delft)
WDP
Ria Kracht Petri Lotgering Marianne Mulder Marja van der Knaap
WDA
Joke Roosdorp Joke Boerman Sarina Paans Ria Garos Marjan Pruijt
WDH Westland
Marry Human (Maasland) Marjolein Boendermaker (Monster) Hans Peter Breedveldt Boer (Kwintsheul) Peter Kalsbeek (Naaldwijk) Mathi Plasmans (’s Gravenzande) Pieter Schijen (Poeldijk) Monique Tjon-A-Tsien (Wateringen)
WDH Delft
Hanni Rick (Delft) Rik de Haan (Den Hoorn) Melwin Koopmans (Delft) Han Lim (Delfgauw) Miriam Brooijmans (Delft) Andre van Rijckevorsel (Nootdorp)
WDH NWN
niet actief in 2011
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
36
juni 2012
BIJLAGE 2 SAMENWERKINGSPARTNERS ZEL
Samenwerkingspartner Argos Astma Fonds (longfonds) Centrale Huisartsen Post Delft Centrale Huisartsen Post Nieuwe Waterweg Noord Centrale Huisartsen Post Westland Diabetes Vereniging Nederland Erasmus Medisch Centrum, BMG Erasmus Medisch Centrum, afdeling Medische Informatica Individuele diëtisten Fysiotherapie Eerste Lijn (FEL) Gemeenten: Maassluis, Schiedam, Vlaardingen, Westland
GGZ Delfland GSK HagaZiekenhuis Kring WSD Kubiek/Regionale Commissie Gezondheidszorg (RCG) Landelijke Huisarts Vereniging (LHV) Landelijke Vereniging Georganiseerde Eerste Lijn (LVG) Linksys Ministerie van Welzijn Volksgezondheid en Sport Multizorg Reinier de Graaf ziekenhuis Patiëntverenigingen COPD, CVRM Stichting EerstelijnsOndersteuning (ELO) Stichting Koel
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
37
juni 2012
Transmurale Organisatie (TMO) Vlietlandziekenhuis Thuiszorg organisatie Careyn Vlietland ziekenhuis Zorggroep Eerste Lijn Apothekers (ZELA) Zorgbelang Zuid-Holland Zorgverzekeraar Achmea Zorgverzekeraar Agis Zorgverzekeraar CZ Zorgverzekeraar DSW Zorgverzekeraar Multizorg Zorgverzekeraar UVIT Zorgverzekeraar Zorg en zekerheid
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
38
juni 2012
BIJLAGE 3 NASCHOLINGSPRGRAMMA 2011
Cursus
Doelgroep
Aantal x gehouden8
Organisator
Schladming – ski nascholing Tweedaagse Eendaagse COPD basiscursus EKC WDH training Totaal HA nascholingen Hypoglycaemie (MH)
huisartsen
1
ZEL-RdGG
Totaal aantal deelnemers 33
huisartsen huisartsen huisartsen huisartsen
5 5 2 1 14
ZEL ZEL ZEL WDH
107 150 35 13
1
ZEL
33
8,1
2
ZEL
57
8,5
1
ZEL
28
8,0
1
ZEL
32
8,2
1
ZEL
61
7,5
1
ZEL
24
5
ZEL
72
1
ZEL
20
8,7
6
ZEL
63
8,1
3
ZEL
42
7,9
2
ZEL
53
8,7
Insuline Update nascholing Lipidenscholing (PD/MD) Discussie avond nieuwe middelen Mini carrousel DM Totaal HA/POH nascholingen Caspir Caspir 6 Inhalatie instructie AED & reanimatie gevorderden AED & reanimatie beginners Tabaksverslaving Totaal HA/POH/DA nascholingen Workshop: het COPD spreekuur Intervisie Insuline Update Fundusscreening Intervisie Grenzen bewaken Totaal POH nascholingen Ouderenzorg Interculturele
Huisartsen/ POH Huisartsen/ POH Huisartsen/ POH Huisartsen/ POH Huisartsen/PO H
evaluatie
8,1 8,0 8,1 (1)
6 Huisartsen/ POH/DA Huisartsen/ POH/DA Huisartsen/ POH/DA Huisartsen/ POH/DA Huisartsen/ POH/DA Huisartsen/ POH/DA
18 POH
2
ZEL
32
7,9
POH
1
ZEL
17
8,7
POH POH
1 1
ZEL ZEL
22 11
8,3
ZEL ZEL
26 20
6,7 8,4
5 DA DA
1 1
8
De Eendaagse telt voor twee nascholingen, de Tweedaagse voor vier nascholingen en Schladming voor acht nascholingen. De Caspir cursus is verspreid over twee avonden. Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
39
juni 2012
communicatie KNO Dermatologie Triage Gynaecologie Totaal DA nascholingen Wondbehandeling Totaal DA/POH nascholingen Totaal nascholingen
DA DA DA DA
DA/POH
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
2 1 4 1 10
ZEL ZEL ZEL ZEL
45 31 40 21
7,8 (1)
2 2
ZEL
44
8,3
8,4
55
40
juni 2012
BIJLAGE 4 UITGEBREIDE RESULTATEN DIABETES 2011 VERSLAG MEERJARENRESULTATEN ZEL 2008-2011 Casefinding In 2011 was de prevalentie van alle DM-patiënten 5,4 %, dit is minder dan dat van 2010 (5,52%).
Prevalentie DM ZEL 5,60%
5,52%
5,50%
5,40%
5,40% 5,26%
prevalentie
5,30% 5,20% 5,10% 4,98%
5,00% 4,90% 4,80% 4,70% prevalentie
2008
2009
2010
2011
4,98%
5,26%
5,52%
5,40%
Behandeling in de eerste lijn. Het aantal mensen met DMII dat in het jaar 2011 daadwerkelijk is behandeld in de eerste lijn is gestegen van 74% (2010) naar 81%. Een trend die zich sinds jaren voortzet.
percentage in de eerste lijn
Substitutiegedrag ZEL 85,00% 80,00% 75,00% 70,00% 65,00% 60,00% hoofdbehandelaar huisarts
2009
2010
2011
70,49%
74,39%
81,65%
Procesindicatoren Onderstaande tabel geeft de verbeteringen in de procesindicatoren en uitkomstindicatoren weer.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
41
juni 2012
120 6: - HBA1C 100 10: - Syst. bloeddruk 80 14: - Lipide profiel 60 24: - Kreatinine klaring 40 28: - Urine onderzoek op albumine
20
33: - BMI 0 2008
2009
2010
2011
Wat direct opvalt, is dat er bijna geen verbetering meer is op procesindicatoren. Fundus en voetonderzoek Er is een aanzienlijke verbetering op het gebied van verrichten van voetonderzoek en het aanvragen van fundusfoto’s, inmiddels respectievelijk op 62% en 72%! Het fundusonderzoek is boven het landelijk gemiddelde ( 66% in 2010) maar voor voetonderzoek ligt het nog onder het gemiddelde.(68% in 2010). 1)
funduscontrole 80
72,5
70
60,3
60 50 funduscontrole
40 30
29,75
Lineair (funduscontrole)
20 10 0 2009
2010
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
2011
42
juni 2012
voetcontrole 70,00% 60,00% 50,00%
62,40%
59,07% 47,97%
40,00%
voetcontrole
30,00%
Lineair (voetcontrole)
20,00% 10,00% 0,00% 2009
2010
2011
Gevallen van opgespoorde retinopathie
gevallen van opgespoorde retinopathie 3,00%
2,60%
2,50% gevallen van opgespoorde retinopathie
2,00% 1,41%
1,50% 1,00%
0,93%
Lineair (gevallen van opgespoorde retinopathie)
0,50% 0,00% 2009
2010
2011
De casefinding op retinopathie is opnieuw bijna verdubbeld van 1,41% naar 2,6%, dankzij het verder toegenomen aantal aangevraagde fundusfoto’s. Bloeddruk, LDL-c en HbA1c LDL-c
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
43
juni 2012
60,00% 50,00% 40,00%
50,00%
47,09%
46,57% 42,86%
LDL <2,5 mmol/l
30,00%
LDL >3,5 20,00%
18,75%
17,64%
15,42%
14,00%
10,00% 0,00% 2008
2009
2010
2011
De belangrijkste streefwaarden op het gebied van bloeddruk en lipiden zijn weer bescheiden verbeterd. De gemiddelde systolische bloeddruk van alle DMII patiënten in de ZEL ligt nu op 138 mmHg en het LDL op 2,7 mmol/l ! De kanttekening moet worden gemaakt dat er geen onderscheid is gemaakt tussen leeftijdscohorten en dat het beleid van de huisarts terughoudend is bij het behandelen van de bloeddruk bij niet vitale bejaarde mensen met diabetes. Inmiddels zijn er betere richtlijnen voor de behandeling van diabetes type II bij de oudere mens. 60,00% 50,00% 45,12% 45,05%
47,93% 44,16%
40,00%
49,01%
50,00%
42,86%
41,40% SBD< 140
30,00%
SBD 140-160 SBD > 160
20,00% 10,00%
8,20%
7,18%
7,09%
6,80%
0,00% 2008
2009
2010
2011
Systolische bloeddruk regulatie ZEL
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
44
juni 2012
Klinisch handelen
statine 90,00%
78,30%
80,00% 70,00%
60,87%
68,79%
66,62%
60,00% 50,00% statine
40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00% 2008
2009
2010
2011
Er is, in tegenstelling tot vorig jaren, meer vordering gemaakt bij het voorschrijven van statines. Dit is in één jaar gestegen met 10% van 68% naar 78% Opvallend is de significante stijging van het aantal patiënten dat een RAAS-remmer krijgt voorgeschreven van 54% naar 63%.
Raas medicatie 70,00% 60,00%
63,00% 51,49%
53,90%
53,72%
50,00% 40,00% Raas medicatie
30,00% 20,00% 10,00% 0,00% 2008
2009
2010
2011
Behandeling
2008
2009
2010
2011
Alleen leefstijl/dieet
20%
19%
19%
27%
Orale antidiabetica
66%
70%
71%
67%
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
45
juni 2012
Orale medicatie en insuline
10%
9%
8%
6%
Alleen insuline
3%
2%
2%
1%
Het aantal patiënten op alleen maar leefstijl is extra gestegen naar 26%, terwijl dit jaren op een bescheiden 19% stond. In het hele behandeltraject is er een verschuiving naar meer leefstijl (+7,3%), minder orale medicatie (5%) en minder insuline (-1,4%) bij een gelijkblijvend Hba1c. De overtuiging dat dit meer kwaliteit van leven oplevert en minder kosten wordt kennelijk breed gedragen. Discussie Het lastige van het interpreteren van de prevalentie is, dat het beïnvloedt wordt door een aantal factoren: het aantal mensen dat in de eerste lijn wordt behandeld, het aantal mensen met type 1 diabetes dat in de eerste lijn wordt behandeld, de registratie van het hoofdbehandelaarschap, de wijze waarop de diagnose wordt gesteld en de mate van casefinding. Het meest voor de hand ligt dat het percentage lager ligt door heroverweging van de diagnose diabetes. De trend over vier jaar is echter een geleidelijke stijging van 5% naar 5,5%. Uit nationale schattingen blijkt dit getal wat hoger te liggen, maar de vuistregel dat op elke ontdekte persoon met diabetes nog een onontdekte bestaat gaat al lang niet meer op. De cijfers over het substitutiegedrag zijn gecontamineerd, want we weten niet precies hoeveel patiënten regelmatig op controle komen, welke zowel in de eerste als tweede lijn worden behandeld met als gevolg dubbele uitgaven en hoe groot de zg. zorgvermijdersgroep is. Het lijkt er op dat het beleid van de WGDM om extra aandacht aan voetonderzoek te schenken via nascholing zijn vruchten af heeft geworpen, maar het kan ook zijn, dat nu de registratie wat beter verloopt. Een nieuwe procesindicator is de Simms classificatie. Bij 53% wordt deze consequent geregistreerd. Deze tabel komt in dit verslag nog niet voor. Het feit dat er geregistreerd wordt zegt echter nog niets over de juistheid van de Simmsclassificatie. Volgend jaar zullen wij de resultaten van de simmsclassificatie publiceren. Uit onderzoek in Maassluis is gebleken dat ongeveer 8% een risicovoet (minimaal Simms 2) heeft. Dit vinden wij helaas in het geheel niet terug in de verwijzingen naar de ZEL voetenpoli in Delft en Schiedam (minder dan 1%) Meten is weten, maar welke consequenties je aan je metingen verbindt is de crux van de diabetesbehandeling! Het bestrijden van klinische inertie ("wel vinken, maar niet vonken") is een lastig en complex proces. Er zijn weerstanden bij arts, patiënt en veel invloeden van buitenaf (media, farmacie, eigen risico, therapietrouw, etc.). Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
46
juni 2012
Bovendien is er een toenemende druk van verzekeraars om meetbare resultaten te produceren, op basis waarvan een risicocalculatie kan worden gemaakt voor de premieberekening van verzekerden. Ook patiëntenorganisaties roeren zich op dit punt waardoor een steeds grotere set indicatoren dreigt te ontstaan. De evidence dat betere indicatoren ook iets zeggen over de kwaliteit van leven is vrijwel nihil3). Het "lipidenjaar 2011" heeft waarschijnlijk het besef, dat lipidenverlagende therapie een essentiële pijler is met een enorme impact op de overleving van DM2, goed opgewekt. Hetzelfde geldt voor RAAS medicatie. Ook hier is in het DM curriculum door ons veel aandacht aan besteed. Educatie en leefstijlinterventie zijn de meest krachtige behandeling van DM2, echter het effect van onze educatie op het gedrag van de patiënt is lastig te meten. In ieder geval is het bemoedigend te zien dat steeds meer patiënten alleen met leefstijlinterventie worden behandeld. Beleid WGDM Nu de ZEL overgaat op een diabetes praktijkclassificatiesysteem (DPCS) waarbij goede registratie sterk meegewogen wordt in de classificatie wordt dit probleem weer actueel en wil de WGDM gaan werken aan een meer transparante manier van registreren op deze meting. Belangrijk is wat we doen met z.g. “no show patiënten” en hoe we de meting “niet gereguleerde zorg” interpreteren. De WGDM is bezig met een plan om de screening en follow up van risicovoeten en fundus dichter bij huis te brengen door inzet van de medisch pedicure, podotherapeut, optometrist en opticien. De WGDM besteedt in het nascholingsprogramma aandacht aan de Verensorichtlijnen, die een goed uitgangspunt zijn voor oudere DM2 patiënten. 2) De WGDM gaat met IPCI een systeem uitwerken dat we "longitudinaal benchmarken" noemen. Hierbij willen we het klinisch handelen meten in de tijd. Bijvoorbeeld het aantal antihypertensiva bij een patiënt met een ontregelde bloeddruk of het voorschrift van een statine bij een te hoog LDL-c. Dit betekent dat er van groepsniveau naar individueel niveau gemeten moet worden. Voor de WGDM heeft het onderwerp educatie en leefstijlinterventie grote prioriteit. In ons curriculum besteden wij daarom extra aandacht aan leefstijl, het effect van diëten, maar ook aan de behandeling van de oudere mens met diabetes. Een standaard educatie programma (SEP) is noodzakelijk om deze effecten te kunnen meten, immers anders weet je niet met welke methode je wat meet. Wij hebben hiervoor DIEP uitgekozen (Diabetes Implementatie Educatie Programma). In het diabetes praktijkclassificatiesysteem (DPCS) willen wij in de toekomst educatie gaan meten aan de hand van patiëntensurveys. Mogelijk valt aan een verplichte DIEP cursus voor POH'ers dan niet te ontkomen. Andere speerpunten van de WGDM zijn het invoeren van maatwerk waarbij we classificatie van goed behandelbare diabetespatiënten en niet goed behandelbare willen gaan invoeren. Hierop kan de frequentiecontrole en het educatieprogramma worden aangepast zodat we onze middelen zo doelmatig mogelijk gebruiken. EINDCONCLUSIE De zorg voor de diabetespatiënt is door de ZEL deelnemers op de uitkomstindicatoren en het klinisch handelen op kardinale punten significant verbeterd in 2011. Dit geldt vooral voor bloeddruk en lipiden, maar ook voor het klinisch handelen: voorschrijven van statines en RAAS remmers. Toch is ook op de procesindicatoren de verbetering voortgezet. Dit blijkt uit de duidelijke toename van het aantal funduscopieën, de casefinding op retinopathie , de verscherpte controle op voetonderzoek en de verbeterde casefinding op voetproblemen. Vergeleken met landelijke cijfers liggen onze uitkomstscores op bloeddruk en lipiden nog steeds op het gemiddelde. Het is zeer bemoedigend dat de behandeling van DMII meer doorslaat naar leefstijl en minder medicatie of insuline bij een gelijkblijvend Hba1c. De WGDM juicht dit toe. Op de lange termijn is dit kostenbesparend, minder medicaliserend en levenskwaliteitbevorderend. Ook voor de WGDM is het motiverend te zien dat ingezet beleid zich nu vertaalt in goede resultaten.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
47
juni 2012
WGDM Zorggroep Eerste Lijn , 10 juni 2012
Auteur: M.J. van Dijk, diabeteskaderarts Literatuur 1-Brochure diabeteszorgmonitor 2010, uitgave DVN, www.dvn.nl-www.mijndiabetes.nl 2- Diabeteszorg V. Multidisciplinaire Richtlijn Diabetes., Verenso 3- Realf K, Dallosso H. Effectiveness of a diabetes education and self management programme ( DESMOND ) for people with newly diagnosed type 2 diabetes mellitus : three year follow-up of a cluster randomised controlled trial in primary care. 2012;2333(April):1-12.
Zorggroep Eerste Lijn, Communicatie
48
juni 2012