Blijvend verbeteren
2
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Kerncijfers
6
Verslag van het bestuur 1. Beleidsvoornemens
9
2. Financieel beleid
10
3. Vermogensbeheer
17
4. Fondsontwikkelingen in 2012
24
5. Beheersing van de risico’s
28
6. Organisatie
32
Verslag van de Raad van Toezicht
38
Oordeel van het verantwoordingsorgaan
39
Reactie van het bestuur op het oordeel van het
41
verantwoordingsorgaan en de bevindingen van de Raad van Toezicht Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet
42
Jaarrekening
43
Overige gegevens Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten
82
Actuariële verklaring
83
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
84
Bijlagen 1. Afkortingen en begrippen
86
2. (Neven)functies bestuursleden
88
3. Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht en
89
de Beleggingsadviescommissie 4. Vergoedingen
91
Colofon
92
3
Voorwoord Blijvend verbeteren
Vooruitblik Een paar grote uitdagingen is op korte termijn aan de orde, zoals de
Een sterk pensioenfonds begint met een goed
Wet versterking bestuur pensioenfondsen en het nieuwe pensioen-
pensioenfondsbestuur. Wij als bestuur vormen
contract. De overgang naar het nieuwe pensioencontract wordt naar
het fundament. De afgelopen jaren hebben wij
verwachting mogelijk op 1 januari 2015. Overigens zal de aanpassing
veel ondernomen om het fundament van SPW te verstevigen. Het
aan de fiscale wetgeving op 1 januari 2014 al de nodige impact heb-
thema ‘governance’ vormt dan ook een rode draad in de jaarverslag-
ben op de huidige pensioenregeling.
geving van SPW. De governance van een pensioenfonds verbeteren,
De Wet versterking bestuur pensioenfondsen wordt op 1 juli 2013
is immers een continu proces. De aandacht voor goed pensioen-
van kracht; we hebben tot 1 juli 2014 de tijd om de wet te implemen-
fondsbestuur hebben wij voortgezet in het jaar 2012. In het verslag-
teren. Wij zijn ervan overtuigd dat we hierop optimaal voorbereid
jaar hebben wij op dit gebied wederom belangrijke stappen gezet.
zijn met ons compacte en flexibele bestuursmodel.
Verbeterd bestuursmodel
In dit jaarverslag over 2012 leest u meer over ons eerste verslag
Om een goed pensioenfondsbestuur te realiseren, willen wij de
verantwoord beleggen, de uitgewerkte kosten voor het vermogens-
organisatie van het fonds zo efficiënt mogelijk inrichten. In 2012
beheer, hoe wij een mogelijkheid bieden het AOW-gat op te vangen
zijn de bestuurlijke organisatie en de bestuurlijke functies verder
en hoe wij de communicatie aanpakken naar deelnemers, gepen-
uitgewerkt. We hebben een goede start gemaakt met de uitvoering
sioneerden en werkgevers.
van dit verbeterde besturingsmodel. Om slagvaardig te blijven hebben we gekozen voor een compact bestuur, ondersteund door een
We danken hierbij iedereen die in het verslagjaar werkzaam is
professioneel bestuursbureau. Bestuursbesluiten worden voorbereid
geweest voor SPW.
in bestuurlijke commissies en in het dagelijks bestuur. We werken inmiddels met een meerjarenbeleidsplan. Op deze wijze is de conti-
Amsterdam, 18 juni 2013
nuïteit en kwaliteit van het bestuurlijk functioneren gewaarborgd.
Het bestuur van SPW
Deskundigheid naar een hoger niveau Wij hadden in 2012 opnieuw veel aandacht voor het bevorderen van de deskundigheid van het bestuur. We hebben ons deskundigheidsplan aangepast en gekeken naar de geschiktheid van de bestuursleden. Voor de bestuursleden bestond al een opleidingsplan om de deskundigheid te bewaken. We besloten dit om te zetten in een persoonlijk ontwikkelingsplan voor elk bestuurslid. Bovendien hebben we een zelfevaluatie uitgevoerd. Hierdoor is het bestuur meer als een team gaan opereren en zijn we slagvaardiger geworden.
Risicomanagement In 2012 hebben wij ons risicomanagement verstevigd. Het aanstellen van een vaste risicomanager bij het bestuursbureau is een belangrijke stap geweest. Verder hebben wij in 2012 ons risicomanagement getoetst aan het Integraal Risicomanagement kader van De Nederlandsche Bank (DNB). Daar waar nodig zijn verbeteringen aangebracht. Verder zijn de actuele risico’s voor SPW geïdentificeerd en de bijbehorende definities vastgesteld. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan de rangorde van risico’s en de onderlinge samenhang. Dit heeft geresulteerd in het risicoprofiel van SPW.
5
Kerncijfers (Bedragen in duizenden euro’s)
2012
2011
2010
2009
2008
Werkgevers
450
466
488
488
487
Deelnemers
34.266
35.512
36.093
35.924
34.741
Gewezen deelnemers
19.128
17.742
17.263
17.396
16.573
Pensioengerechtigden
15.699
14.588
13.731
13.225
12.504
Totaal
69.093
67.842
67.087
66.545
63.818
Reguliere toeslagverlening actieven
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
2,31%
Als percentage van de norm
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
100,00%
Inhaaltoeslagverlening actieven
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
2,37%
Toeslagverlening inactieven
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
1,30%
Als percentage van de norm
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
100,00%
Inhaaltoeslagverlening inactieven
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
1,23%
Aantallen
Toeslagverlening
Pensioenuitvoering Feitelijke premie
353.858
316.468
312.201
296.375
262.114
Kostendekkende premie 1
278.151
289.974
237.725
244.814
175.963
Pensioenuitvoeringskosten
2
Uitkeringen
12.479
11.383
11.597
10.318
8.872
160.396
147.009
135.104
120.087
107.451
Beleggingsportefeuille Vastgoed
7,3%
8,4%
9,1%
9,6%
11,1%
Aandelen
29,8%
30,7%
35,9%
35,2%
30,0%
Vastrentende waarden
33,9%
34,0%
36,2%
41,5%
37,1%
Derivaten
17,6%
15,1%
7,1%
3,9%
12,5%
Overige beleggingen
11,4%
11,8%
11,7%
9,7%
9,4%
1
Vanaf 2012 gedempte kostendekkende premie.
2
SPW meldt met ingang van 2011 de kosten conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie in het jaarverslag. Hierdoor is een vergelijking met de cijfers van eerdere jaren moeilijk. In bijlage 5 zijn de uitvoeringskosten opgenomen.
6
2012
2011
2010
Beleggingsrendement incl. swaps
14,4%
11,8%
13,2%
Beleggingsrendement exl. swaps
8,6%
0,8%
5,5%
Benchmark 3
2009
2008
Beleggingsperformance 13,9% ./.
23,6% 10,6%
13,1%
10,4%
Z-score
0,78
0,78
Performancetoets
1,14
0,73
1,17
2,21
Belegd vermogen
7.925.944
6.901.199
5.719.158
4.963.776
979.998
735.598
682.125
477.064
7.473.374
6.710.034
5.606.680
4.859.001
499.441
102.284
304.269
7.972.815
6.812.318
5.910.949
5.072.353
4.416.809
12.558
-
-
-
-
Aanwezige dekkingsgraad
106,7%
101,5%
105,4%
104,4%
94%
Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,2%
104,2%
104,2%
104,2%
104,4%
Vereiste dekkingsgraad
117,4%
117,8%
117,7%
117,3%
116,4%
Opbrengst uit belegd vermogen
Totaal pensioenverplichtingen
Stichtingskapitaal en reserves (exclusief bestemmingsreserve VPL)
Pensioenvermogen
Bestemmingsreserve VPL 4
13,4%
./.
4,1%
./.
0,03
./.
3
Inclusief renteswaps.
4
De bestemmingsreserve VPL is onderdeel van de post Stichtingskapitaal en reserves. En telt niet mee in de bepaling van de dekkingsgraad.
14,3%
./.
21,2%
0,15
./.
1,69 2,54
4.348.476 ./.
213.352 ./.
610.610
4.702.446
285.637
7
Verslag van het bestuur
8
1. Beleidsvoornemens Verantwoording beleidsvoornemens 2012
Beleidsvoornemens 2013
Het bestuur van SPW volgt de Principes voor goed
2015 heeft het bestuur vier thema’s opgesteld, namelijk:
pensioenfondsbestuur zoals deze zijn vastgesteld door
1. externe ontwikkelingen uit omgeving en sector
de Stichting van de Arbeid. De principes hebben be-
2. complexiteit
Voor de strategische richting van SPW in de periode 2013 tot en met
trekking op bestuur, verantwoording en intern toezicht. Met behulp
3. in control ‘Deskundigheid en beschikbaarheid’
van de principes kunnen wij de besturing van het fonds optimalise-
4. communicatie en verbinding
ren en kunnen wij op een goede en duidelijke manier verantwoording afleggen over het door ons gevoerde beleid.
Wij gaan in 2013 de missie en visie van SPW opnieuw vaststellen en het beleid hierop aanscherpen. Wij hebben voor iedere commissie
Verbeteringen pensioenfondsbestuur
per thema de speerpunten 2013-2015 benoemd. Deze speerpunten
Het waarborgen van de principes is een continu proces. In 2011
worden de komende periode nader geconcretiseerd tot actieplannen
heeft het bestuur competenties, waarvan wij vinden dat die in het
per commissie.
bestuur als collectief aanwezig moeten zijn, vastgesteld. Het voornemen was om deze competenties verder uit te werken. In 2012
Er is voor gekozen om de commissies een duidelijke rol te geven in
is ons deskundigheidsplan hierop aangepast en hebben wij de
het realiseren van de ambities van SPW. Deze rol zal de komende
geschiktheid van de individuele bestuursleden op de aanwezigheid
periode verder worden uitgewerkt. Er is al vastgelegd dat de com-
van deze competenties beoordeeld. De besluiten en acties uit de
missies de ontwikkelingen in de markt nauw volgen. In overleg met
zelfevaluatie uit 2011 hebben wij geëvalueerd in de zelfevaluatie in
het bestuursbureau en de uitvoeringsorganisatie wordt gezorgd
2012. Het opleidingsplan hebben wij pas in 2013 omgezet naar een
voor een vertaling van deze ontwikkelingen naar onze situatie. Het
individueel plan, een persoonlijk ontwikkelingsplan. In 2012 wilden
bestuur heeft de mogelijkheid om de commissie mandaat te verle-
wij, op basis van een verbeterplan, verbeteringen aanbrengen in
nen voor het nemen van besluiten. Deze mandaten zullen verder
de manier waarop wij het fonds besturen. Zo hebben wij ons
worden uitgewerkt.
besturingsmodel verder uitgewerkt en vastgelegd. Nieuwe delen daaruit hebben wij uitgevoerd of wij hebben een begin gemaakt
SPW heeft de ambitie om zich nog verder te verdiepen in de veran-
met de uitvoering.
derende behoeften van de verschillende klantgroepen. Zo kunnen wij expliciete beleidskeuzes maken waarbij de belangen van alle
Risicobeleid
groepen in evenwicht blijven. Onze ambities hebben uiteindelijk
Het bestuur heeft veel aandacht besteed aan het risicobeleid. Het
één doel: het verder optimaliseren van de dienstverlening aan onze
eerder aangescherpte en verbeterde beleid wordt uitgevoerd en in
belanghebbenden.
de praktijk getoetst door onze eigen risicomanager. Ons voornemen om met een meerjarenbeleidsplan te gaan werken hebben wij in 2012 gerealiseerd. Er ligt nu een dergelijk plan. In 2013 willen wij dat plan gaan invullen en concretiseren. Ook moeten de beleidsplannen van de verschillende bestuurscommissies erin verwerkt worden. In de afzonderlijke hoofdstukken van dit jaarverslag is verder uiteengezet hoe wij omgaan met zaken als bestuurlijke deskundigheid, risicobeheer en verantwoord beleggen.
9
2. Financieel beleid Financiële positie van het fonds in relatie tot het herstelplan
is het herstelplan van toepassing. Wij hebben ook geformuleerd wat
Begin 2009 heeft het bestuur een herstelplan
ondergrens van de dekkingsgraad komt. Dat betekent immers dat
ingediend. Dit herstelplan is ingediend volgens de
het fonds niet meer uit herstel komt in de resterende looptijd van
voorschriften van DNB. In dit herstelplan staat dat
het herstelplan en er drastische maatregelen nodig zijn. Dat zijn:
een acute crisis is. Dat is het geval als het fonds onder de kritieke
eind 2013 de dekkingsgraad op het minimaal vereiste niveau van
• Verlaging van de toekomstige pensioenopbouw.
104,2 moet zitten. Voor 1 januari 2024 moet de dekkingsgraad op
• Verhoging van de premie.
het vereiste niveau van 116,7 procent zitten. DNB heeft zijn akkoord
• Verlaging van de opgebouwde rechten en uitkeringen.
gegeven op het herstelplan. In het plan is ook opgenomen hoe wij hierover communiceren. In De dekkingsgraad van SPW was eind 2012 106,7 procent. Daarmee
2012 volgden wij wekelijks de ontwikkeling van de dekkingsgraad en
lag de dekkingsgraad boven het minimaal vereist eigen vermogen.
de kritieke dekkingsgraad.
Wij hebben een evaluatie van het herstelplan ingediend bij DNB. Dit doen wij elk jaar. De evaluatie is gebaseerd op de gegevens van
Premiebeleid van SPW
eind 2012. Uit deze evaluatie blijkt of de dekkingsgraad de kritieke
Voor het vaststellen van de pensioenpremie volgt SPW de wettelijke
dekkingsgraad volgt. Volgens de evaluatie loopt de ontwikkeling
regels: de pensioenpremie moet minimaal kostendekkend zijn. Dat
van de dekkingsgraad achter op het verwachte herstel zoals dat is
betekent dat de premieopbrengsten minimaal gelijk zijn aan de
beschreven in het herstelplan. Volgens ons herstelplan had de dek-
kosten van de in enig jaar opgebouwde pensioenen. Er wordt naar
kingsgraad eind 2012 namelijk 107,8 procent moeten bedragen.
gestreefd de premie hoger vast te stellen dan de kostendekkende premie. Daarmee proberen we de toeslagambitie voor actieve deel-
Kritieke dekkingsgraad
nemers waar te maken en toekomstige risico’s te beperken. SPW
De dekkingsgraad bevond zich eind 2012 wel boven de kritieke
maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie
dekkingsgraad van 100,3 procent. De kritieke dekkingsgraad is de
te “dempen”. De premie wordt berekend op basis van het gemid-
dekkingsgraad die ten minste nodig is om in de resterende periode,
delde van de door DNB gepubliceerde maandelijkse rentevoeten in
dus tot eind 2013, op het minimaal niveau van 104,2 procent terecht
de afgelopen vijf jaar.
te komen. De premieopbrengsten in 2012 waren hoger dan de gedempte
Verwachtingen herstelplan Het vierde kwartaal 2012 was het eerste kwartaal dat SPW een dekkingsgraad boven het minimaal vereist eigen vermogen heeft gemeld aan DNB. Een kortetermijnherstelplan eindigt pas als SPW drie kwartalen achter elkaar een dekkingsgraad rapporteert boven het minimaal vereist eigen vermogen. Het kortetermijnherstelplan van SPW kan dus niet eerder eindigen dan eind tweede kwartaal 2013. Op basis van de evaluatie wordt verwacht dat de dekkingsgraad van SPW eind 2014 het vereiste niveau heeft bereikt. Zolang het fonds zich in de situatie van tijdig herstel bevindt, hoeven er geen aanvullende maatregelen getroffen te worden.
Financieel crisisplan In 2012 heeft het bestuur het Financieel crisisplan vastgesteld. Hierin staat gedefinieerd wat wij onder crisis verstaan, wat wij dan gaan doen en wat de gevolgen zijn voor de verschillende groepen in het fonds. Er is sprake van een crisis als het fonds in dekkingstekort komt. Dat is inmiddels al enige jaren het geval. Om hieruit te komen
10
kostendekkende premie in 2012.
Grafische weergave van het premie- en toeslagbeleid
Verhouding tussen de premie en de dekkingsgraad
In onderstaand overzicht wordt een (vereenvoudigde) grafische
De financiële positie van het fonds wordt gemeten aan de hand van
weergave van het premie- en toeslagbeleid van SPW gegeven. De
de dekkingsgraad. Als de dekkingsgraad aan het einde van het jaar
toelichting hierop volgt na de afbeelding.
lager is dan 135 procent, vindt er geen verhoging van de premiekorting plaats. De premie gaat in dat geval dus niet omlaag. Bij een dekkingsgraad hoger dan 135 procent, wordt de premiekorting
Figuur 2.1 Grafische weergave van het
volgens bepaalde afspraken verhoogd. De korting op de pensioen-
premie- en toeslagbeleid
premie is op basis van het beleid maximaal 3,5 procent van de Toeslagbeleid
Premiebeleid Premiekorting neemt toe met maximaal 1% pensioengrondslag per jaar tot minimale premie is bereikt.
Dekkingsgraad
Volledige toeslagverlening (plus inhaaltoeslagen?) vanaf 135%
pensioengrondslag.
Verlaging van de premiekorting – stapsgewijs Bij een dekkingsgraad tussen 115 procent en 125 procent per 1 januari van enig jaar, wordt de premiekorting verlaagd met maxi-
Premiekorting ongewijzigd
maal 2 procent van de pensioengrondslag. De verlaging van de
135%
premiekorting wordt jaarlijks voortgezet tot het maximale premiePremiekorting daalt met maximaal 2% pensioengrondslag per jaar tot maximale premie is bereikt.
125%
Premiekorting ineens naar 0%: maximale premie
115%
Premiekorting ineens naar 0%: maximale premie.
Gedeeltelijke toeslag (pro rata) inclusief de De-Valck optie
niveau is bereikt.
Verlaging van de premiekorting – ineens Als de dekkingsgraad van het fonds per 1 januari van enig jaar 115
110%
procent of lager is, verlenen wij geen premiekorting. De pensioenpremie wordt dan ineens vastgesteld of deze blijft gehandhaafd op Geen toeslagverlening
het maximale premieniveau.
105%
Ontwikkelingen premiekorting in het verslagjaar De dekkingsgraad van het fonds was aan het einde van 2011 lager
De-Valck optie
dan 135 procent. Wij besloten daarom in 2012 geen premiekorting te
De De-Valck optie houdt in dat premieruimte wordt ingezet voor
verlenen.
extra toeslagverlening aan actieven als aan twee voorwaarden wordt voldaan. Namelijk:
Pensioenpremieverdeling in CAO Woondiensten
1. De gevraagde premie is hoger dan de zuivere (dus niet de
De premieverdeling tussen werkgevers en werknemers is vastgelegd
gedempte) kostendekkende premie. 2. Er is sprake van onvolledige toeslagverlening.
in de CAO Woondiensten. SPW kent twee verschillende pensioenregelingen: één voor deelnemers geboren vóór 1950 en één voor deelnemers geboren in of na 1950. Beide pensioenregelingen hebben elk hun eigen premiestelling en premieverdeling.
Hoogte van de premie Aan de hand van de financiële positie van het fonds, aan het einde
VPL-premie
van het jaar, bepaalt het bestuur of een korting op de maximale
Met ingang van 1 januari 2012 heft het fonds bij alle deelnemers
premie kan worden gegeven. Als de reserves van het fonds groot ge-
met een actief dienstverband een VPL-premie. De VPL-premie is
noeg zijn, zijn de risico’s kleiner. Dan kan een lagere premie worden
vastgesteld op 2,5 procent van het pensioengevend loon.
vastgesteld. Door middel van een premiekorting gaat de pensioen-
De VPL-regeling is een afzonderlijke regeling binnen SPW. De
premie omlaag.
financiële middelen, beschikbaar voor de uitvoering van de regeling, zijn afgezonderd van de andere middelen van het fonds. Hiertoe
De premie voor 2012 is vastgesteld op het maximale premieniveau.
voert SPW een bestemmingsreserve VPL. Deze bestemmingsreserve
Dit is 31 procent van de pensioengrondslag voor deelnemers
wordt dus niet meegenomen bij de bepaling van de (nominale)
geboren in of na 1950. Voor deelnemers geboren vóór 1950 is dit
dekkingsgraad. Voor meer informatie zie de jaarrekening pagina 50.
26 procent van de pensioengrondslag. De premiepercentages in 2012 zijn gelijk aan die van 2011.
11
Toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat betekent dat alleen toeslag
Wet VPL
wordt verleend als de financiële positie van het fonds dit toelaat.
Wet VPL staat voor ‘Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/
Toeslagverlening is dus geen recht en het fonds reserveert er geen
prepensioen en introductie levensloopregeling’. De doelstelling
geld voor. Aan toeslagverlening in voorgaande jaren kunnen dan
van de wet is om mensen te stimuleren langer door te werken. Bij
ook geen rechten worden ontleend ten aanzien van toekomstige
de invoering van de Wet VPL heeft SPW met ingang van 1 januari
toeslagverlening.
2006 voorwaardelijk pensioen toegezegd aan een specifieke groep deelnemers. Deze deelnemers moeten onder andere in
We besloten in 2012 de minimale dekkingsgraad waaronder geen
dienst getreden zijn in de branche woningcorporaties vóór 1998.
toeslagen worden verleend, te verhogen van 105 procent naar 110
Dit voorwaardelijk pensioen voor deze groep deelnemers dient
procent. Dit is gedaan vanwege de introductie van de UFR-methode
uiterlijk in 2020 te worden ingekocht of bij eerdere pensionering
in 2012 (zie het hoofdstuk Fondsontwikkelingen in 2012). Ook
van deelnemers.
besloot het bestuur dat volledige toeslagen worden toegekend vanaf een dekkingsgraad van 135 procent, op basis van de verwachte compensatie voor prijsinflatie. Bij een dekkingsgraad tussen 110 procent
Premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
en circa 135 procent zal de toeslag gedeeltelijk worden toegekend.
Naast de pensioenpremie betalen de deelnemers ook een premie-
Pas boven een dekkingsgraad van 135 procent kan er sprake zijn van
bijdrage voor drie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen:
inhaaltoeslagen.
• WIA-excedentpensioen • WIA-pluspensioen
Aan de hand van de financiële positie van het fonds aan het einde van
• WGA-hiaatpensioen
het jaar, bepaalt SPW of toeslag kan worden verleend. Bij een (gemiddelde of ultimo) dekkingsgraad die lager is dan 110 procent, wordt
De arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn verzekerd op risico-
geen toeslag verleend. In het beleid wordt rekening gehouden met
basis. Dat betekent dat er alleen recht is op een uitkering uit deze
een situatie waarin de gevraagde premie door het fonds hoger is dan
verzekeringen zolang een werknemer deelneemt aan de pensioen-
de kostendekkende premie. Uit de premieruimte die hieruit ontstaat,
regeling van SPW.
kan (gedeeltelijk) toeslag worden verleend aan actieve deelnemers. Ook hiervan heeft het bestuur in 2012 besloten dat dit alleen wordt
In 2012 waren de premies als volgt vastgesteld:
toegekend als de dekkingsgraad zich boven de 110 procent bevindt.
• De premie voor het WIA-excedentpensioen was 0,5 procent van de WIA-excedentgrondslag, inclusief bereikbaarheidsdienst-
Toeslagverlening in 2012 en 2013
vergoedingen. De franchise voor het WIA-excedentpensioen was
Per 1 januari 2012 zijn de opgebouwde pensioenen niet verhoogd
in 2012 50.373 euro.
met een toeslag. Voor dit besluit baseerde het fonds zich op de
• De premies voor het WIA-pluspensioen en het WGA-
financiële positie van het fonds eind 2011. Deze was op dat moment
hiaatpensioen waren 0,15 procent van het pensioengevend loon,
onvoldoende om toeslag te verlenen. Dit is in overeenstemming
inclusief bereikbaarheidsdienstvergoedingen.
met het toeslagbeleid.
Toeslagbeleid SPW
Toeslagverlening actieve deelnemers
Ieder jaar probeert SPW de opgebouwde pensioenen van
Voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van actieve
deelnemers, gewezen deelnemers en de pensioenen van
deelnemers wordt een bepaalde maatstaf gebruikt. Deze maatstaf
gepensioneerden te verhogen met een toeslag. De opge-
is de procentuele loonontwikkeling in een bepaalde periode in de
bouwde pensioenen van actieve deelnemers probeert het
sector. Deze loonontwikkeling was 1,91 procent in de betreffende
fonds mee te laten stijgen met de procentuele loonstijging volgens de
meetperiode, namelijk van 31 juli 2011 tot 31 juli 2012. De dekkings-
cao. De (opgebouwde) pensioenen van gepensioneerden en gewezen
graad van het fonds was eind 2012 lager dan 110 procent. Daarom
deelnemers probeert het fonds mee te laten groeien met de prijs-
hebben we besloten de opgebouwde pensioenen per 1 januari 2013
inflatie. Zo behouden de (opgebouwde) pensioenen hun waarde.
niet te verhogen met een toeslag. Daarnaast hebben we besloten de beschikbare premieruimte niet te gebruiken voor een aanvullende
Toeslagverlening is voorwaardelijk
toeslag voor de actieve deelnemers (de De Valck-optie). Dit vanwege
SPW hanteert het volgende toeslagbeleid als richtlijn.
de financiële positie van het fonds in 2012.
12
Toeslagverlening gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
Tabel 2.2 Niet verleende toeslagen van gewezen deelnemers en
De consumentenprijsindex alle huishoudens is de maatstaf die
pensioengerechtigden (in procenten)
wordt gebruikt voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de pensioenen van pensioengerechtig-
Jaar
den. De consumentenprijsindex alle huishoudens (of de procentuele
Toeslagverlening op basis van beleid
Daadwerkelijke toeslagverlening
Niet toegekende toeslagen 3,00
ontwikkeling van de prijzen) was van 31 juli 2011 tot 31 juli 2012 2,1
2009
3,00
0,00
procent. De dekkingsgraad van het fonds was eind 2012 lager dan
2010
0,00
0,00
3,00
110 procent. Daarom besloten we de opgebouwde pensioenen van
2011
1,40
0,00
4,40
gewezen deelnemers en gepensioneerden per 1 januari 2013 niet te
2012
2,40
0,00
6,80
verhogen met een toeslag.
2013
2,10
0,00
8,90
Inhaaltoeslag
Per 1 januari 2013 bedragen de niet verleende toeslagen voor
Naast een gewone toeslag kan SPW besluiten om de pensioenen
actieve deelnemers 8,24 procent. Voor gewezen deelnemers
extra te verhogen met een inhaaltoeslag. Met een inhaaltoeslag wor-
en gepensioneerden bedragen de niet verleende toeslagen
den jaren waarin geen volledige toeslag is verleend, (gedeeltelijk)
8,90 procent.
gecompenseerd.
Inhaaltoeslag afhankelijk van financiële positie Niet toegekende toeslagen
Pas als de dekkingsgraad in enig jaar (na toekenning reguliere
Tot 1 januari 2009 was er geen sprake van een achterstand in de
toeslagen) boven een dekkingsgraad van 135 procent ligt, kan er
toeslagverlening. Maar per 1 januari 2009, per 1 januari 2010, per 1
sprake zijn van inhaaltoeslagen. Op dat moment zal het bestuur
januari 2011 en per 1 januari 2012 zijn er geen toeslagen verleend.
overwegen om eventuele effecten als gevolg van de gestegen
Ook per 1 januari 2013 zijn er geen toeslagen verleend. Hierdoor zijn
levensverwachting te verrekenen met inhaaltoeslagen.
de niet toegekende toeslagen toegenomen. Als de mogelijkheid zich bestuur om eventuele toeslagen als gevolg van de gestegen levens-
Voorwaardelijkheidsverklaringen toeslagverlening
verwachting, te verrekenen.
Wij hanteren in onze communicatie met (gewezen)
voordoet om niet toegekende toeslagen in te halen, overweegt het
deelnemers en pensioengerechtigden voorwaardelijkheidsverklaringen. Een voorwaardelijkheids-
Niet toegekende toeslagen worden bij elkaar opgeteld.
verklaring is een voorgeschreven tekst door de Autoriteit Financiële
In de volgende tabellen is dit weergegeven.
Markten (AFM). Pensioenfondsen moeten de voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken om hun (gewezen) deelnemers en ge-
Tabel 2.1 Niet verleende toeslagen van actieve deelnemers
pensioneerden duidelijk te informeren over toeslagverlening.
(in procenten)
Verkort actuarieel verslag
Toeslagverlening op basis van beleid
Daadwerkelijke toeslagverlening
Niet toegekende toeslagen
2009
2,31
0,00
2,31
resultaten over het verslagjaar. Dat wordt gedaan door op iedere
2010
0,00
0,00
2,31
post uit de technische verlies- en winstrekening nader in te gaan.
2011
2,52
0,00
4,83
2012
1,50
0,00
6,33
2013
1,91
0,00
8,24
Jaar
Met dit actuarieel verslag willen we inzicht geven in de financiële
Doelstelling van ons fonds De belangrijkste doelstelling van pensioenfondsen - en ook van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties (SPW) - is de zekerstelling van de toegezegde pensioenen. Die zekerstelling heeft niet alleen betrekking op de ingegane pensioenen, waarvoor geen premie meer betaald wordt, maar ook op de in de toekomst nog op te bouwen pensioenen van de actieve deelnemers. Daarnaast streeft het pensioenfonds ernaar dat pensioenen van pensioentrekkenden en premievrije deelnemers waardevast en
13
de pensioenen van de actieve deelnemers welvaartsvast blijven,
De uitkeringen zijn afhankelijk van de levensverwachting van de
indien de financiële positie van het fonds dit toelaat.
gemiddelde deelnemer, of hij wel of niet een partner heeft en/of de deelnemer wellicht arbeidsongeschikt zal worden.
Financieel Toetsingskader (FTK) en Financiering door kapitaaldekking
Deze vragen zijn niet met zekerheid te beantwoorden. Wel is het
De Technische voorzieningen (TV) zijn gelijk aan de actuariële con-
deelnemers, zoals bij SPW het geval is. Er worden dan aannames
tante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioe-
gedaan over de toekomstige ontwikkelingen op basis van bepaalde
nen. Bij de vaststelling van de TV is uitgegaan van marktwaardering.
levenskansen.
mogelijk bepaalde aannames te doen, zeker bij een grote groep
De nominale rentetermijnstructuur kwam eind 2012 overeen met een vaste rekenrente van 2,5 procent (2011: 2,75 procent). DNB heeft
Rekenrente en levenskansen tezamen noemen we de actuariële
ervoor gekozen om de rentetermijnstructuur per 31 december 2012
grondslagen. Hiermee kan berekend worden hoeveel geld benodigd
te middelen over de handelsdagen van de laatste drie maanden en
is voor pensioenbetalingen nu en in de toekomst.
de UFR-methodiek toe te passen. Deze aanpassingen zijn toegepast omdat naar het oordeel van DNB per einde 2012 sprake was van
De actuariële resultaten (x 2 1.000)
uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het
In totaal is in 2012 een positief resultaat ad 409.715 behaald.
lange eind van de interbancaire swap-markt.
Hiervan wordt 397.157 toegevoegd aan het eigen vermogen en 12.558 toegevoegd aan de bestemmingsreserve VPL. Teneinde na te gaan
Voorts is bij de vaststelling van de TV rekening gehouden met de
op welke wijze dit resultaat is ontstaan uit afwijkingen tussen veron-
voorzienbare trend in overlevingskansen. Daarbij is een correctie op
derstellingen (bijvoorbeeld rekenrente en sterfte) en werkelijkheid, is
de overlevingskansen toegepast om het verschil tussen de over-
een analyse opgesteld. In deze analyse zijn de verschillende bronnen
levingskansen van de beroepsbevolking en de gehele bevolking in
opgenomen die tot het resultaat hebben geleid. De uitkomsten uit
aanmerking te nemen. Het pensioenfonds stelt haar voorziening
deze analyse zijn als volgt:
vast op basis van de overlevingstafels ‘AG-Prognosetafel 2012-2062’ toegepast met een fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervarings-
Technische verlies- en winstrekening over 2012
sterfte.
(x 2 1.000)
De Pensioenwet schrijft voor dat het ouderdomspensioen moet zijn
Lasten
gebaseerd op kapitaaldekking. Dat betekent dat met de geheven
Kosten
premie een kapitaal bij elkaar gespaard dient te worden dat groot
Diversen
Baten 127 68.220
genoeg is om aan de pensioenverplichtingen te voldoen. Het benoResultaat tgv het EV
er allereerst het beleggingsrendement dat het fonds behaalt. De be-
426.904
Premies
20.118
Levenskansen
6.869
Herverzekering
digde kapitaal op enig moment noemen we de TV. Bij kapitaaldekking speelt een aantal onzekere factoren een rol. Zo is
Beleggingen/marktrente
Resultaat tgv bestemmingreserve VPL
397.157 12.558
VPL-regeling Arbeidsongeschiktheid
478.062
leggingsopbrengsten kunnen van jaar tot jaar grote schommelingen
7 23.520 644 478.062
laten zien. Een andere onzekere factor is de inflatie. Bij de berekening van de TV van de opgebouwde nominale pensi-
Resultaat op premie
oenaanspraken wordt op dit moment geen rekening gehouden met
Het resultaat op premie is het verschil tussen de benodigde koop-
toekomstige toeslagen ter compensatie van de inflatie.
som voor de pensioenopbouw ten behoeve van de ontwikkeling van de TV en de premiebetalingen in het boekjaar.
Voor de bepaling van de pensioenpremie is het belangrijk om te weten hoe de pensioenuitkeringen in de toekomst zullen verlopen.
De totale premieontvangsten bedroegen in 2012 319.629. Verder
Pensioenuitkeringen komen bij SPW in drie vormen voor:
kwam uit de premievrijstellingreserve en de overige voorzieningen
1. ouderdoms- en vroegpensioen;
een bedrag beschikbaar van 13.328. Het totale beschikbare bedrag
2. (tijdelijk) nabestaandenpensioen;
bedroeg derhalve 332.957. Uit het totaal van de ontvangen premies
3. arbeidsongeschiktheidspensioen.
is een bedrag van 16.956 beschikbaar gesteld voor de dekking van nabestaandenpensioen (ANW), invaliditeitspensioen (IP),
14
aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen ((A)AP), premie-
Resultaat op arbeidsongeschiktheid
vrijstelling (PVI) en kosten. De beschikbare gelden zijn ten gunste
Het resultaat op arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van het aantal
gebracht van de resultaten op sterfte (ANW), arbeidsongeschikt-
invalideringen en revalideringen in een bepaald boekjaar. Per saldo
heid (IP, (A)AP en PVI) en kosten. Tevens was een bedrag van 8
is op arbeidsongeschiktheid een winst geboekt van 644.
beschikbaar voor de inkoop uit hoofde van de pensioenspaarregeling Privioen.
Resultaat op herverzekering In het resultaat op herverzekering worden de betaalde premies
De benodigde koopsom voor de reguliere pensioenopbouw in
herverzekering afgezet tegen de uitkeringen uit hoofde van herverze-
2012 bedroeg 290.985.
kering. In 2012 is een winst behaald van 7.
De opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten van actieve deelnemers, gewezen en pensioentrekkende deelnemers zijn niet
Resultaat op toeslagen
verhoogd. De benodigde risicokoopsom voor de dekking van het
In 2012 zijn er geen toeslagen toegekend, derhalve is het resultaat
in de toekomst nog op te bouwen nabestaandenpensioen bedroeg
op toeslagen nul.
4.890.
Resultaat op diversen Het positieve resultaat op premies bedroeg dit jaar
Het resultaat op diversen ad 68.220 negatief bestaat uit het
319.629 + 13.328 – 16.956 – 8 – 290.985 – 4.890 = 20.118.
resultaat op waardeoverdrachten van 175 positief, het resultaat op uitkeringen ad 4 negatief, het resultaat op overige mutaties (waaron-
Resultaat op beleggingen en marktrente
der correcties die betrekking hebben op vorige boekjaren) ad 4.114
Het resultaat op interest is gelijk aan de behaalde beleggings-
negatief en het resultaat op wijziging actuariële grondslagen ad
opbrengsten, verminderd met de mutatie van de TV vanwege de
64.277 negatief.
wijziging van de marktrente gedurende het boekjaar en verminderd met de technisch benodigde interest (op basis van 1,544 procent
Het resultaat op actuariële grondslagen is verder op te splitsen in:
éénjaarsrente). De directe en indirecte beleggingsopbrengsten
• de overgang naar de AG-Prognosetafel 2012-2062 inclusief fonds-
na aftrek van de gemaakte intrest- en beleggingskosten en het
specifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte ad 76.598 heeft
rendement voor de bestemmingsreserve VPL bedroegen 979.880 positief. Terzake van de TV was 106.627 benodigd. Daarnaast is er sprake van een toename van de TV ultimo 2012 ad 446.349 als
een stijging van de TV tot gevolg; • de verhoging van de excassokosten van 2,1 procent naar 2,3 procent heeft een stijging van de TV tot gevolg van 14.589;
gevolg van de gestegen marktrente. Over het verslagjaar bedroeg
• de verlaging van de opslag voor het wezenpensioen van 7 procent
de totale winst op intrest derhalve: 979.880 – 446.349 – 106.627 =
naar 3 procent van het latente nabestaandenpensioen heeft een
426.904.
daling van de TV tot gevolg van 26.910.
Resultaat levenskansen
Resultaat op kosten
Het belangrijkste onderdeel van het resultaat op levenskansen is
Ter dekking van de door het fonds gemaakte kosten komen jaarlijks
het sterftecijfer. Afwijkingen in het sterftecijfer waarmee gerekend
beschikbaar:
is en het werkelijke sterftecijfer beïnvloeden immers het verloop
• een bedrag als gevolg van de vrijval van de excassokostenopslag
van de pensioenuitkeringen en daarmee het resultaat van SPW.
uit de TV. Als dekking voor de te maken excassokosten wordt de
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het langlevenrisico en het
TV bepaald inclusief een opslag van 2,3 procent (excassokos-
kortlevenrisico van alle deelnemers. Bij het langlevenrisico gaat
tenopslag). Deze opslag valt vrij op het moment dat het fonds
het vooral om afwijkingen ten aanzien van de leeftijd die een
uitkeringen doet. In 2012 bedroeg de vrijval uit de TV wegens
gepensioneerde deelnemer gemiddeld bereikt. Bij het kortlevenri-
excassokosten 3.665;
sico gaat het om afwijkingen ten aanzien van het verwachte aantal deelnemers met een partner dat gemiddeld overlijdt.
• een opslag uit de premie. In 2012 kwam uit de premie een bedrag van 8.687 beschikbaar;
In 2012 is op zowel het langlevenrisico als het kortlevenrisico een
In totaal was in 2012 dus een bedrag beschikbaar van 12.352. De
winst geboekt. Per saldo is op levenskansen een winst geboekt van
werkelijke kosten in 2012 bedroegen 12.479. In 2012 bedroeg het
6.869.
resultaat op kosten derhalve 127 negatief.
15
Resultaat op VPL Het resultaat op VPL bestaat uit de volgende onderdelen: • Uit de premie is een bedrag van 34.232 beschikbaar voor de VPL-regeling; • In het verslagjaar ontstaat er een verlies van 10.851 door de inkoop van pensioenaanspraken; • Er heeft een interesttoevoeging aan de bestemmingsreserve VPL plaatsgevonden ad 139. Over het verslagjaar bedraagt de winst uit hoofde van VPL derhalve 34.232 - 10.851+ 139 = 23.520. Van dit resultaat komt 12.558 ten bate van de bestemmingsreserve VPL.
16
3. Vermogensbeheer In het beleggingsplan 2012 is het bestuur uitgegaan van een gema-
Beleggingsovertuigingen
tigd positief scenario. In 2012 zijn de ontwikkelingen in de financiële
In 2011 zijn we begonnen met het specificeren van onze beleggings-
markten getoetst aan dit scenario en mogelijke bijstellingen van de
overtuigingen (‘Investment Beliefs’). Dit zijn de uitgangspunten van
portefeuille besproken. Gedurende het jaar is echter vastgehouden
ons beleggingsbeleid. In 2012 hebben we de volgende beleggings-
aan het strategische beleid.
overtuigingen vastgesteld: 1. Asset allocatie is de belangrijkste keuze in relatie tot het
De portefeuille kende een totaalrendement van 14,4 procent, tegen-
uiteindelijke rendement.
over 13,1 procent voor de referentie-index van de gehele portefeuille.
2. Bepaalde beleggingsrisico’s worden op lange termijn beloond.
De portefeuille heeft het daarmee beter gedaan dan de referentie-
3. Voor illiquide beleggingen wordt een extra vergoeding ontvangen.
index. Dit kwam voornamelijk door een goed selectiebeleid binnen
4. Op lange termijn treedt mean reversion op.
de diverse beleggingscategorieën. In mindere mate kwam dit door
5. Diversificatie is belangrijk, maar er zit wel een grens aan.
het allocatiebeleid. We zijn actief afgeweken van de strategische
6. Het pensioenfonds belegt alleen in categorieën en strategieën
normgewichten.
als er voldoende inzicht is. 7. Inzicht in de kosten van de beleggingen is belangrijk.
Ontwikkeling van de financiële markten
8. Belangen verschillen. 9. Innovatie en snelheid van handelen lonen. 10. Investeringen van het pensioenfonds zijn maatschappelijk
ECB-beleid
verantwoord.
In het eerste kwartaal van 2012 liftte het vertrouwen van beleggers mee op de lange termijn herfinancieringsoperaties
ALM-studie
van de Europese Centrale Bank (ECB). De aandelenkoersen stegen
In 2012 heeft SPW
Asset Liability Management
en de risicopremies op staatsobligaties van de perifere landen in de
een ALM-studie laten
Het fonds houdt periodiek een
eurozone namen af. Maar in het tweede kwartaal speelde de situatie
uitvoeren. De uitkom-
ALM-studie. ALM staat voor Asset
in Griekenland en Spanje weer op. Daardoor stegen de risicopre-
sten van deze studie
Liability Management. Een ALM-studie
mies weer.
vormen een belang-
stemt de beleggingen en de pensioen-
rijke basis voor ons
verplichtingen op elkaar af. De ALM-
In juli 2012 hield Mario Draghi, de president van de ECB, een toe-
strategisch beleggings-
studie is een richtlijn voor het maken
spraak. Deze was van doorslaggevend belang voor de ontwikkeling
plan. Input voor deze
van beleidskeuzes.
van de financiële markten in 2012. Draghi kondigde namelijk aan er
studie waren onder
alles aan te doen om de euro te redden. Dit gaf beleggers voldoende
andere onze beleggingsovertuigingen en de verwachte risico’s en
vertrouwen om opnieuw in risicovolle beleggingen te investeren. Dit
rendementen van de diverse beleggingen op de lange termijn.
beeld paste bij het gematigd positieve scenario van SPW. Uit de ALM-studie volgde een aantal aanpassingen voor het
Beleidsmakers wereldwijd
strategische beleggingsbeleid van 2013 tot 2015:
De ECB, maar ook de Federal Reserve en de Centrale Bank van
• Eén van onze beleggingsovertuigingen is om in elke categorie
Japan, besloten hun programma’s voor het opkopen van staats-
voor minimaal 5 procent te beleggen. De normallocatie naar al-
obligaties verder uit te breiden of te verlengen. Opvallend was dat
ternatieve beleggingen is 16 procent van de portefeuille. Binnen
de landen binnen de Europese Unie meer bereidheid toonden om
de portefeuille alternatieve beleggingen hebben wij gekozen
elkaar te helpen. Na lang onderhandelen kwam er een Europees
voor private equity, hedge funds en commodities. Wij nemen
Stabiliteits Mechanisme voor landen die hulp nodig hebben.
afscheid van alternative inflation en op termijn van infrastructuur en opportunities.
Het toezicht op banken werd steeds beter gecoördineerd en fiscale afstemming werd verder vormgegeven. Dit zorgde voor een toene-
• Het werkt positief op de resultaten als bij lagere rentestanden het renterisico minder wordt afgedekt.
mend vertrouwen in de euro in de tweede helft van 2012. Daardoor
• Het is niet optimaal om het valutarisico volledig af te dekken.
apprecieerde de euro tegenover de dollar. Al deze maatregelen
• Bij de recente dekkingsgraden zal een verkoop of verlaging van
droegen er ook toe bij dat beleggers minder somber werden. Dit
de putoptiestrategie de resultaten op de meeste fronten
ondanks dat de economische groei achterbleef bij de verwachting.
verbeteren.
17
Deze punten zijn in het strategisch beleggingsplan 2013-2015 en het
Onze strategische beleggingsmix voor de lange termijn, de norm
beleggingsplan 2013 opgenomen.
voor 2012 en de werkelijke mix voor 2012 zijn weergegeven in tabel 3.2.
Overzicht rendementen per beleggingscategorie
Tabel 3.2 Strategische beleggingsmix op hoofdniveau, de norm
In het volgende overzicht zijn de behaalde beleggings-
en de werkelijke mix voor 2012 (in procenten)
rendementen per beleggingscategorie schematisch weergegeven. Ook de resultaten van de betreffende benchmarks zijn in het schema opgenomen. De performance van
Strategische mix 2012
Norm voor 2012
Werkelijk ultimo 2012
Norm voor 2011
Werkelijk 2011
40,0
39,0
40,8
40,0
40,1
de renteswaps is niet opgenomen. Deze droeg over heel 2012 5,8 procent bij aan de performance. SPW sluit renteswaps af om het
Vastrentende waarden
renterisico te verminderen.
Zakelijke waarden:
Tabel 3.1 Behaalde fondsrendementen in 2012 (in procenten)
- Aandelen*
35,0
35,0
36,1
35,5
36,2
- Vastgoed
10,0
10,0
14,2
10,0
9,9
- Alternatives
15,0
16,0
8,9
14,5
13,8
* Dit is exclusief putopties. Fondsrendement
Beleggingscategorie
Resultaat benchmark
Vastgoed
7,4
7,4
De norm voor 2012 is in het beleggingsplan 2012 vastgesteld en
Aandelen*
16,2
16,1
op onderdelen ingevuld. Deze normweging was van toepassing
Vastrentende waarden
10,3
9,0
vanaf 1 januari 2012.
Private equity
9,1
0,4
Hedgefondsen
3,8
2,2
Tabel 3.3 Strategische beleggingsmix op deelniveau, de norm,
Commodities
5,3
./.
1,5
de werkelijke mix voor 2012 en de voorgenomen mix
./.
0,3
voor 2013 (in procenten)
Opportunities
./.
0,4
Infrastructuur
./.
2,0
0,0
14,5
13,7
Alternative inflation
Norm voor 2012
Werkelijk ultimo 2012
Voorgenomen mix 2013
Vastgoed
10,0
8,9
10,0
Strategische beleggingsmix 2012
Aandelen ontwikkelde markten
30,0
31,0
24,0
In 2012 heeft SPW de portefeuille ingericht op basis van de in het
Aandelen opkomende markten
5,0
5,1
6,0
* Dit is exclusief putopties.
beleggingsplan opgenomen normgewichten. Onze beleggings-
Staatsobligaties
14,0
12,1
14,0
portefeuille kende een licht overwogen positie in aandelen, onder
Credits
25,0
28,7
30,0
andere op basis van een gematigd positief scenario. Dat betekent
Private equity
6,0
7,2
7,0
dat de werkelijke omvang van de beleggingen in aandelen groter
Hedgefondsen
2,0
1,5
3,0
Commodities
4,0
4,1
5,0
Opportunities
1,0
0,6
0,5
Infrastructuur
1,0
0,6
0,5
uitgebreid richting de normwegingen. De werkelijke omvang van de
Alternative Inflation
2,0
0,2
0,0
alternatieve beleggingen was gedurende het jaar daardoor kleiner
Totaal
100,0
100,0
100,0
was dan de norm die was vastgesteld in het beleggingsplan. De portefeuille alternatieve beleggingen is gedurende 2012 verder
dan de vastgestelde norm. Deze onderweging werd deels gecompenseerd door een licht hogere weging in aandelen. Als tegenhanger hiervan daalde de weging van vastgoed in de portefeuille licht. Gedurende het jaar pakte dit positief uit omdat aandelen een goed rendement realiseerden over het gehele jaar. De allocatie naar alternatieve beleggingen is gedurende het jaar uitgebreid richting de normwegingen.
18
Afdekken beleggingsrisico’s
tot boven de totale, onderliggende afdekking door putopties. De
SPW loopt bepaalde beleggingsrisico’s. Dit zijn in het bijzonder
aandelenafdekking was aan het eind van 2012 daardoor niet meer
rente-, aandelenmarkt- en valutarisico’s. De beheersing van deze
100 procent.
risico’s is voor ons van wezenlijk belang. Ultimo 2012 was, in nominale termen, 85 procent van de aandelen-
Renterisico
exposure afgedekt door putopties met looptijden van één tot en met
Er is verschil in renterisico tussen de pensioenverplichtingen van
vijf jaar. De aandelenportefeuille genereerde een positief rendement
het fonds en de beleggingen. Dat verschil zorgt mogelijk voor een
van 16,2 procent. Op totaalniveau droeg de aandelenportefeuille
negatieve ontwikkeling van de dekkingsgraad. Dat willen wij deels
daarmee ongeveer 4,8 procent bij. Het resultaat op de aandelen-
voorkomen. Dat doen wij door onze pensioenverplichtingen deels af
afdekking over geheel 2012 was negatief en droeg op totaalniveau
te dekken. Het renteafdekkingsbeleid wordt uitgedrukt als percen-
-1,8 procent bij. Daarmee werd het positieve aandelenrendement
tage van het renterisico van de nettoverplichtingen. Het renterisico
voor een deel gecompenseerd door het negatieve putrendement van
van de nettoverplichtingen wordt gedefinieerd als het renterisico van
-1,8 procent op totaalniveau van aandelen.
de verplichtingen minus het renterisico van de portefeuille vastrentende waarden.
Valutarisico Valutakoersen veranderen dagelijks. Daardoor is het mogelijk dat
Het beleggingsbeleid van SPW is om bij hogere rentestanden te
beleggingen in vreemde valuta na verloop van tijd in waarde dalen.
overwegen de rentebescherming hoger te laten zijn dan bij lagere
Wij willen dat zoveel mogelijk voorkomen. Daarom dekt het fonds
rentestanden. Begin 2012 daalde de afdekking van de netto pensi-
de valutarisico’s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse
oenverplichtingen tot onder 55 procent. Op dat moment breidden
ponden en Japanse yen geheel af. Dat doet het fonds door valu-
wij de renteafdekking conform beleggingsplan uit tot 58 procent.
tatermijncontracten af te sluiten. Met de valutatermijncontracten
In de loop van 2012 is het afdekkingspercentage rond dit niveau
spreken we af om op termijn de ene valuta om te ruilen voor een
behouden. De rente daalde gedurende het jaar over de gehele linie.
andere valuta tegen een vooraf vastgelegde koers. Zo lopen we geen
De dertigjaarsmarktrente daalde bijvoorbeeld van 2,6 procent begin
risico meer door dalende valutakoersen.
januari 2012 tot 2,2 procent eind december 2012. Hierdoor nam de waarde van de afdekkingsportefeuille toe en droeg deze portefeuille
In 2012 is het beleid voortgezet om de valutarisico’s op beleggin-
5,8 procent bij aan het rendement van SPW.
gen in Hong Kong-dollars af te dekken via Amerikaanse dollars. Op deze wijze heeft het fonds de blootstelling naar risico’s op kleinere
De totale waarde van de renteswaps (inclusief opgelopen rente)
munten teruggebracht. Ons resultaat op valutatermijncontracten
bedroeg aan het einde van 2012 1.275 miljoen euro. Aan het begin
bedroeg in 2012 38 miljoen euro positief.
van 2012 bedroeg deze 945 miljoen euro.
Portefeuilleoverzicht Aandelenmarktrisico
SPW boekte over 2012 een positief beleggingsresultaat.
De koersen van aandelen fluctueren dagelijks en worden door een
De gehele beleggingsportefeuille liet over 2012 een
veelvoud aan factoren beïnvloed. Het neerwaartse koersrisico dek-
rendement van 14,4 procent zien (inclusief de renteaf-
ken wij af met putopties.
dekking). Het belegde vermogen nam in 2012 toe van 6,9 miljard euro naar 7,9 miljard euro.
Op basis van ons strategische beleid hebben wij de aandelenafdekking eind december 2011 en begin 2012 uitgebreid en weer naar
In tabel 3.4 op pagina 20 is de beleggingsportefeuille schematisch
100 procent gebracht Dat deden wij door putopties aan te schaffen.
weergegeven.
Een putoptie is een derivaat waarmee een belegger zich gedurende een bepaalde looptijd verzekert van een bepaalde waarde van een aandeel. Door de uitbreiding was onze werkelijke afdekking begin 2012 gelijk aan de strategische waarde van de aandelenportefeuille. Gedurende 2012 zijn aandelen bijgekocht om de aandelenallocatie in de beleggingsportefeuille in lijn te houden met onze strategische norm. Hierdoor steeg de waarde van de aandelenportefeuille
19
Tabel 3.4 Portefeuilleoverzicht naar beleggingscategorie
Tabel 3.5 Z-scores en resultaten van de performancetoetsen
(in duizenden euro’s)
2007
over de laatste vijf jaar
Zakelijke waarden
Vastrentende waarden
Liquiditeiten
Totaal
2.477.463
1.867.544
401.430
4.746.437
2007
Z-score
Resultaat Performancetoets
./.
0,15
3,81
2008
2.321.326
1.953.814
85.054
4.360.194
2008
./.
1,69
2,54
2009
2.694.016
2.260.510
90.364
5.044.890
2009
./.
0,15
2,21
168.144
5.889.709
2010
./.
0,03
1,17
6.689
6.862.175
2011
0,78
0,73
117.176
7.925.944
2012
0,78
1,14
2010
3.239.487
2.482.078
2011
3.384.721
3.484.143
2012
3.907.261
3.901.507
./.
Het belegde vermogen in bovenstaande opstelling is niet gelijk aan
Beleggingsresultaten per beleggingscategorie
de beleggingen zoals deze zijn gepresenteerd in de jaarrekening.
Bijna alle beleggingscategorieën lieten een positief resultaat zien
Deze ongelijkheid wordt veroorzaakt door een andere presentatie
in 2012. Hierna worden de resultaten per beleggingscategorie toe-
van de overlopende rente en liquide middelen. Deze staan in de
gelicht.
balans niet onder beleggingen gerubriceerd. Tevens is de rubriek Alternative Inflation in de jaarrekening anders gepresenteerd (onder
Vastgoed
Vastrentende waarden).
Evenals in 2011 hebben de beleggingen in vastgoed in 2012 een positief rendement behaald van 7,4 procent. Het rendement van de
Z-score van het fonds
referentie-index bedroeg 7,4 procent. De vastgoedbeleggingen be-
De Z-score van het fonds wordt ieder jaar vastge-
staan uit beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingen. In
steld. De Z-score geeft de afwijking weer van het
tegenstelling tot 2011 werd het positieve rendement in 2012 vooral
feitelijke beleggingsrendement van het fonds ten
veroorzaakt door de beursgenoteerde vastgoedbeleggingen. Het
opzichte van een benchmarkrendement. De bench-
verwachte rendement bleek op lange termijn van beide categorieën
mark wordt gebruikt om de resultaten van het fonds te vergelijken
ongeveer gelijk. Op korte termijn hebben beursgenoteerde beleg-
met een bepaalde objectieve maatstaf.
gingen echter een hogere volatiliteit als gevolg van directe kapitaalmarktinvloeden.
De Z-scores over de laatste vijf jaar vormen de performancetoets. Bij een negatieve performancetoets mag een aangesloten werkgever,
De vastgoedporte-
onder bepaalde voorwaarden, besluiten om het fonds te verlaten.
feuille bestaat uit een
Tactical Real Estate pool
Dit vormt een risico voor het draagvlak van SPW. Wij zijn ons
Tactical Real Estate
De Tactical Real Estate pool maakt
daarvan bewust en monitoren de ontwikkeling van de Z-score en de
pool en uit niet-beurs-
deel uit van de vastgoedportefeuille
performancetoets daarom nauwgezet.
genoteerde vastgoed-
van SPW. Deze pool bevat uitsluitend
beleggingen. Deze is
beursgenoteerd vastgoed en kent een
In tabel 3.5 zijn de Z-scores en de resultaten van de performance-
gespreid naar regio en
middellange beleggingshorizon.
toetsen over de laatste vijf jaar weergegeven.
in Europa naar sector. Op basis van de in 2012 uitgevoerde ALM-studie is besloten de komende jaren toe te gaan treden tot de Strategic Real Estate pool. Dit is de APG-pool die strategisch belegt in zowel beurs- als niet beursgenoteerd vastgoed, met dus een langere investeringshorizon in vergelijking met onze Tactical Real Estate pool. Sinds begin dit jaar participeert SPW dan ook in deze pool.
Aandelen Het rendement op aandelen uit ontwikkelde markten was in 2012 16,2 procent. Wij presteerden daarmee in lijn met de referentie-
20
index. Dit verwachtten wij ook omdat gedurende heel 2012 de
nemers in ontwikkelingslanden. Zij kunnen door deze leningen een
aandelenportefeuilles zijn belegd in passiefbeheerde fondsen.
kleine investering doen. Zo verbeteren zij hun financiële positie.
Opkomende markten presteerden in 2012 beter dan ontwikkelde
Microkredieten horen een interessant rendement op te leveren.
markten. Het rendement op de aandelenportefeuille in opkomen-
Maar ze zijn vooral bedoeld om een positieve maatschappelijke ont-
de markten was 16,8 procent. Het rendement was daarmee hoger
wikkeling te stimuleren. De twee fondsen waarin het fonds belegt,
dan het rendement van de referentie-index: 16,4 procent. In het
zijn door ons in 2012 op beide criteria negatief beoordeeld. Daarom
verslagjaar hebben wij de portefeuilleverdeling tussen opkomende
hebben wij besloten om daar waar mogelijk afscheid te nemen van
en ontwikkelde markten neutraal vormgegeven op basis van de in
deze beleggingen, tegen de geldende waarde van de fondsen. Het
het beleggingsplan opgenomen normgewichten. Aan het einde van
BlueOrchard Micro-Credit fonds is in de tweede helft van het jaar
het jaar bedroeg de allocatie naar ontwikkelde markten 31,0 pro-
geheel en het SNS Institutional Microfinance Fund gedeeltelijk ver-
cent tegenover een normweging van 30 procent. De allocatie naar
kocht. Deze fondsen behaalden in 2012 een gezamenlijk rendement
opkomende markten bedroeg 5,1 procent tegenover een normwe-
van 8,8 procent.
ging van 5 procent.
Private equity en Infrastructuur In 2013 neemt SPW afscheid van de bestaande beleggingen in
In voorgaande jaren is een groot aantal contracten aangegaan met
de regionale passief belegde aandelenfondsen beheerd door
private equity-fondsen. Deze fondsen vragen onder deze contracten
een externe manager en gaat participeren in de APG-fondsen
over een periode van een aantal jaren gelden op. In 2012 hebben de
Ontwikkelde Markten en Minimum Volatility. Beide fondsen beleg-
private equity-fondsen van SPW voor ongeveer 55 miljoen euro op-
gen wereldwijd in aandelen, waarbij het Minimum Volatility fonds
gevraagd voor dergelijke financiering. Dit is een relatief beperkt
zich richt op defensievere aandelen. Deze zullen zich ten tijde van
bedrag als dit wordt gerelateerd aan de totale toezeggingen van 620
negatieve marktontwikkelingen naar verwachting beter handhaven
miljoen euro die SPW oorspronkelijk heeft gedaan. Er is voor onge-
dan aandelen in het fonds Ontwikkelde Markten.
veer 42 miljoen euro aan inkomsten gegenereerd. In 2012 is besloten om voor 92 miljoen euro aan nieuw geld toe te zeggen aan deze
Vastrentende waarden
categorie en te gaan participeren in de APG Private Equity 2013 pool.
Het rendement van SPW op de portefeuille vastrentende waarden was in 2012 10,3 procent. Het fonds presteerde daarmee beter dan
De waarderingen zijn in 2012, net als in 2011, verder hersteld na
de referentie-index van 9,0 procent. Staatsobligaties hebben in
forse afwaarderingen in 2008. Dat was het gevolg van de verbe-
2012 een rendement van 9,9 procent laten zien. Het rendement
terde economische omstandigheden. De waarderingen van private
was daarmee minder goed dan de referentie-index, die 11,0 pro-
equity volgen normaal gesproken de waardering van aandelen met
cent procent rendeerde.
ongeveer zes maanden vertraging. De positieve rendementen op aandelen behaald in 2011, liggen mede aan de basis van de positieve
Het totale positieve rendement op de vastrentende waarden is
rendementen op private equity in 2012.
voor het grootste deel te danken aan de bedrijfsobligaties in de beleggingsportefeuille. Door het herstel op de kredietmarkten
Wij realiseerden binnen deze beleggingscategorie in 2012 een
daalden de kredietopslagen (de zogeheten spreads). De krediet-
rendement van 9,1 procent. De referentie-index behaalde over de-
opslag is het verschil tussen de rente op een bedrijfsobligatie
zelfde periode een rendement van 0,4 procent. De referentie-index
en een staatsobligatie. Hoe hoger de kredietopslag, hoe hoger
is een regio gewogen één-maands rentetarief plus 1 procent. Deze
de compensatie is voor het kredietrisico dat verbonden is aan
referentie-index dient als weergave van de verwachting dat deze
bedrijfsobligaties. Bij een lagere kredietopslag neemt de waarde
beleggingen op de lange termijn een positief absoluut rendement
van de bedrijfsobligaties toe. De portefeuille credits rendeerde met
genereren. De private equity-fondsen profiteerden gedurende 2012
10,3 procent een stuk beter dan de referentie-index die een rende-
van een verder herstel van de economie met een outperformance als
ment van 8,2 procent noteerde.
gevolg. Het gewicht van de private equity-portefeuille per einde 2012 bedroeg 7,2 procent, tegenover de normweging van 6 procent.
Microkredieten Een klein deel van de portefeuille vastrentende waarden is belegd
Infrastructuur was de enige categorie die in 2012 een negatief
in microkredieten. Microkredieten zijn leningen aan kleine onder-
rendement realiseerde. De beleggingen rendeerden -2,0 procent,
21
tegenover de referentie-index van 0 procent. Het gewicht bedroeg
Verantwoord beleggen
eind 2012 0,6 procent, tegenover een normweging van 1 procent.
SPW hecht grote waarde aan verantwoord beleggen als onderdeel van de beleggingsfilosofie. In 2011
Hedgefondsen
heeft het pensioenfonds het beleid maatschappelijk
In 2012 hebben wij deze categorie kritisch gevolgd. SPW heeft in
verantwoord verder aangescherpt. In 2012 hebben
2012 extra voorwaarden gesteld aan de hedgefondsbeleggingen
we daarnaast onze ‘Investment beliefs’ vastgesteld, waarin nadruk-
van APG en de rapportage over deze beleggingen. De beleggingen
kelijk aandacht is voor verantwoord beleggen. De Investment beliefs
in hedgefondsen hebben, net als voorgaande jaren, in 2012 een
vormen de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid van SPW.
positief rendement laten zien van 3,8 procent. De referentie-index liet een rendement van 2,2 procent zien.
Wij zien het als onze verantwoordelijkheid om uit te dragen dat verant-
De beleggingscategorie hedgefondsen is een verzameling van
woord beleggen de toekomst is. Bij het beheren van de pensioengelden
alternatieve beleggingsstrategieën die zich onderscheiden van
van de medewerkers van woningcorporaties hebben wij daarom oog
traditionele beleggingen. In deze categorie hebben beheerders
voor mens, milieu en maatschappij. SPW heeft de visie dat bedrijven
meer vrijheid in hun beleggingsstijl. Hedgefondsen ontlenen hun
die zich inzetten voor een goed milieu en de ontwikkeling van de maat-
naam aan het feit dat zij doorgaans traditionele risicofactoren,
schappij, op lange termijn een beter resultaat zullen laten zien.
zoals aandelenmarktrisico of kredietrisico, volledig of gedeeltelijk afdekken. Het rendement van een hedgefonds hangt sterk af van
Over het jaar 2012 hebben we voor de tweede keer het verslag
de specifieke vaardigheden van de beheerders. Maatschappelijk is
Verantwoord Beleggen uitgebracht. Hierin lichten wij ons beleid toe
er kritiek op een aantal van deze fondsen omdat deze niet naar de
en leggen we verantwoording af over onze beleggingen in 2012. Dit
lange, maar de korte termijn kijken. Wij beleggen niet in dit soort
verslag wordt op onze website gepubliceerd: www.spw.nl.
hedgefondsen.
Kosten vermogensbeheer Commodities
In het verslagjaar 2012 heeft SPW, net als in 2011, een belangrijke
In 2012 is de waarde van de portefeuille in commodities (grond-
stap gezet in het verder verhogen van de transparantie ten aanzien
stoffen) met 5,3 procent gestegen. Daarmee presteerde deze porte-
van de kosten van het vermogensbeheer. SPW rapporteert de kosten
feuille fors beter dan de referentie-index, die een rendement van
volgens het voorstel van de Pensioenfederatie conform de gebruikte
-1,5 procent liet zien in 2012. Het aandeel in de gehele beleggings-
definities over het verslagjaar 2011. De Pensioenfederatie stelt voor
portefeuille was ultimo 2012 ongeveer 4 procent. Deze was daar-
om de kosten van vermogensbeheer uit te drukken in een percen-
mee in lijn met de normweging uit het beleggingsplan (4 procent).
tage van het gemiddeld belegd vermogen. In de aanbevelingen van de Pensioenfederatie worden de volgende kostensoorten onder-
Voor onze beleggingen in commodities streven wij naar lage trans-
scheiden:
actiekosten en een betere absoluut risico-rendementsverhouding.
• vaste beheerskosten van beleggingen;
De grondstoffenmarkt wordt voor een groot deel bepaald door
• bewaarloon;
partijen actief in de grondstoffensector die risico’s willen afdekken.
• overige kosten (kosten van toezicht, administratiekosten, accoun-
En daarnaast door institutionele partijen die inspelen op prijs-
tantskosten, taxatiekosten etc.);
stijgingen. Hierdoor is er veel potentie voor het toevoegen van
• prestatieafhankelijke vergoedingen.
rendement door actief beheer. In de weergave van de kosten is een aantal aannames gedaan voor
Opportunities
de omvang van kosten die in de loop van 2013 bekend worden.
In 2011 hebben we aanpassingen gedaan in de portefeuille oppor-
Het gevolg hiervan kan zijn dat de opbouw en/of de hoogte van de
tunities. In 2012 bevond deze portefeuille zich daardoor in rustiger
kosten in volgende jaren afwijkt van wat in dit jaarverslag is opgeno-
vaarwater. Wij hebben deze belegging in 2012 kritisch gevolgd en
men. In de jaarrekening zelf worden vooralsnog, net als in voorgaan-
in de bestuursvergaderingen geëvalueerd. Het rendement van deze
de jaren, uitsluitend de kosten opgenomen die worden gefactureerd.
portefeuille over 2012 bedroeg -0,4 procent, tegenover een rende-
Dit is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie.
ment van de referentie-index van -0,3 procent. De weging in de portefeuille bedroeg aan het eind van 2012 0,6 procent tegenover
Momenteel wordt door de Pensioenfederatie gewerkt aan een
een normweging van 1 procent.
verdere uitwerking van de definities die met name gericht zal zijn
22
Toelichting bij de rapportage
op een nadere detaillering van de overige kosten. Daarnaast wordt gekeken naar de wijze van rapporteren van de transactiekosten en de daarbij gebruikte aannames. Een aanpassing van de definities
Beheervergoeding
kan de vergelijking over de jaren lastig maken.
De beheervergoeding is in de tabel opgedeeld in twee categorieën: 1. De kosten van de uitvoeringsorganisatie APG. 2. De kosten van externe vermogensbeheerders.
Bij de evaluatie van de kosten van vermogensbeheer moet niet alleen de absolute hoogte van de gerapporteerde kosten in beschouwing worden genomen. De kosten hangen onder meer samen met
De kosten van de uitvoeringsorganisatie zijn in absolute termen
de hoogte van het belegd vermogen, de beleggingscategorieën
gestegen met 1,8 miljoen euro. Relatief gezien zijn de kosten gelijk
waarin wordt geïnvesteerd, de verhouding tussen liquide dan wel
gebleven. De stijging in absolute termen wordt dan ook met name
illiquide beleggingen, het gekozen risicoprofiel van het fonds, de
verklaard door een hoger gemiddeld belegd vermogen. De kosten
wijze waarop wordt geïnvesteerd, de tijdshorizon die gekozen wordt
van externe vermogensbeheerders zijn gedaald met 0,7 miljoen
en de behaalde performance. Uitsluitend een integrale afweging
euro vanwege een gewijzigde beleggingsmix en daarnaast vanwege
van al deze items maken een juiste evaluatie van de kosten van het
verbeterd inzicht in de werkelijke kosten van met name illiquide be-
vermogensbeheer mogelijk.
leggingen. Relatief gezien zijn de kosten met 5 basispunten gedaald ten opzichte van 2011.
Rapportage van SPW De volgende tabel bevat de integrale kosten van het vermogens-
Bewaarloon
beheer. Het totaal van de integrale kosten (exclusief prestatiesver-
Het bewaarloon betreft de vergoeding voor het in bewaring geven
goedingen en transactiekosten) is in 2012 ten opzichte van 2011
van beleggingstitels bij een bewaarbedrijf. Deze kosten zijn, in lijn
in absolute termen met 3,2 miljoen euro gestegen. Uitgedrukt in
met het gemiddeld belegd vermogen, gestegen (dit is niet zichtbaar
basispunten (100e procentpunt) van het gemiddeld belegd ver-
in de tabel). Relatief gezien blijven de kosten met 1 basispunt gelijk.
mogen (7,3 miljard euro) zijn de kosten gedaald met 1 basispunt. Per categorie is in de toelichting aangegeven in hoeverre de cijfers
Overige kosten
van 2012 vergelijkbaar zijn met de cijfers van 2011. Daarnaast is
De overige kosten in 2012 bedragen 2,3 miljoen euro. De kostenstij-
aangegeven wat de belangrijkste wijzigingen zijn ten opzichte van
ging ten opzichte van 2011 is een gevolg van verhoogd inzicht in de
de kosten zoals opgenomen in het jaarverslag 2011.
overige kosten van met name illiquide beleggingen. Een vergelijking met 2011 kan om die reden niet zinvol gemaakt worden.
Tabel 3.6 Ontwikkeling totale kosten vermogensbeheer (in miljoenen euro’s en in basispunten van het gemiddelde
Prestatievergoedingen
belegd vermogen)
De prestatievergoedingen zijn vergoedingen aan externe managers voor (meerjarige) performance boven een bepaalde drempelwaarde.
2012
Basispunten
2011
Basispunten
Beheerfee APG
11,8
16
10,0
16
euro hoger. Dit is toe te schrijven aan goede prestaties in 2012 van
Beheerfee externe managers
13,0
18
13,7
22
met name hedgefondsen.
Bewaarloon
0,5
1
0,5
1
Overige kosten
2,3
3
0,2
0
27,6
38
24,4
39
3,0
4
2,7
4
30,6
42
27,1
44
aard, niet altijd beschikbaar en wordt gekenmerkt door schattingen.
Transactiekosten
4,9
7
6,3
10
Hierdoor is een zinvolle vergelijking niet mogelijk. De transactiekos-
Totale kosten
35,5
49
33,4
54
ten bestaan uit in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen, aan- en
Totaal Prestatievergoedingen Totaal
Deze prestatievergoedingen verlagen de eigen meeropbrengsten. Ten opzichte van 2011 liggen de prestatievergoedingen 0,3 miljoen
Transactiekosten Naast de beleggingskosten onderscheidt de Pensioenfederatie ook een categorie transactiekosten. Deze categorie is complex van
verkoopkosten bij directe belegging in beleggingstitels en acquisitiekosten. De geïdentificeerde transactiekosten over 2012 zijn ten opzichte van 2011 gedaald, met name vanwege een stabielere portefeuille waardoor er minder (de)allocaties hebben plaatsgevonden.
23
4. Fondsontwikkelingen in 2012 Pensioenfondsen hadden in 2012 nog steeds last van de dalende
dekkingsgraad eind 2012 uit zijn gekomen op 103,1 procent.
marktrente. Vooral in de eerste negen maanden van het verslagjaar
Overigens hebben we tot september 2012 rekening gehouden met
stonden de dekkingsgraden onder druk. DNB besloot in september
de gemiddelde marktrente over de afgelopen drie maanden.
de methodiek van de rentecurve te wijzigingen. Daardoor steeg de dekkingsgraad van SPW in het laatste kwartaal van 2012. De ontwikkeling van de dekkingsgraad over 2012 was echter onvoldoende om
Ultimate Forward Rate (UFR)
eind 2012 toeslag te verlenen. De dekkingsgraad was eind 2012 wel
Naar aanleiding van het ‘Septemberpakket pensioenen’ heeft
voldoende om de pensioenen niet te hoeven verlagen per 1 april 2013.
DNB de gepubliceerde rentecurve op een andere manier vastgesteld. DNB was van mening dat de marktrente voor de langere
Ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012
looptijden (vanaf twintig jaar) een onrealistisch beeld gaf. Er is
De dekkingsgraad van SPW bleef de eerste vijf maan-
verhogen door gebruik te maken van een Ultimate Forward Rate
den van 2012 redelijk constant. Namelijk iets boven de
(UFR). De actuele (markt)rente lag eind 2012 lager dan de UFR.
daarom besloten om de marktrente voor de lange looptijden te
100 procent. In juni daalde de rente waardoor de voorziening steeg en de dekkingsgraad daalde naar 97 procent, een dieptepunt in 2012. Eind september werd de Ultimate Forward Rate (UFR)
Nieuwe overlevingsgrondslagen
geïntroduceerd. Dit zorgde ervoor dat de dekkingsgraad een sprong
In september 2012 publiceerde het Actuarieel Genootschap de nieuwe
omhoog maakte van 3,6 procent. Vervolgens steeg de dekkingsgraad in
overlevingstafels (AG-Prognosetafel 2012-2062). Deze tafels zijn
het derde kwartaal van 2012 geleidelijk verder. Eind 2012 zijn de overle-
gebaseerd op een inschatting van de toekomstige overlevingskansen
vingsgrondslagen aangepast; we worden steeds ouder. Dit heeft geleid
van de Nederlandse bevolking. SPW gebruikt de AG-tafels als basis
tot een daling van de dekkingsgraad van ongeveer 1 procent.
voor zijn overlevingsgrondslagen. Uit de nieuwe tafels bleek dat zowel voor mannen als voor vrouwen de levensverwachting opnieuw
Per 31 december 2012 was de dekkingsgraad van SPW 106,7 procent.
is toegenomen. Ook de 65-jarigen van vandaag leven langer dan tot
Daarbij is rekening gehouden met de UFR en de nieuwe overlevings-
nu toe was aangenomen. Dit betekent dat we op termijn aan meer
grondslagen. Als we met de UFR geen rekening houden, zou de
deelnemers langer pensioen moeten uitkeren.
Figuur 3.1 Ontwikkeling vermogen, verplichtingen en dekkingsgraad in 2012
110%
€9
105%
100%
Miljard
€8
95%
90%
€7
85%
80%
€6
11
1
0 2-2
31-
2
1 -20
01
31-
2 01 2-2 0 31
Vermogen
24
2
31-
03
1 -20
2
2
1 -20
04
31-
Verplichtingen
31-
05
1 -20
2
2
1 -20
06
31-
1 -20
07
31-
Dekkingsgraad
2 01 8-2 0 31
12
0
0 9-2
31-
10
31-
2
2
2
1 -20
1 -20
11
31-
Minimaal vereist eigen vermogen
31-
12
1 -20
Door de aanpassing naar de nieuwe tafels is de voorziening eind
Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd
2012 met 0,9 procent gestegen. SPW gebruikt ook fondsspecifieke
Vanaf 1 april 2012 gaat de AOW niet meer in op de eerste dag van
ervaringssterfte. Deze ervaringssterfte is eind 2012 herzien. Hieruit
de maand waarin iemand de pensioenleeftijd bereikt, maar op de
is gebleken dat binnen het fonds de levensverwachting meer dan
feitelijke dag waarop die leeftijd wordt bereikt. Bovendien wordt de
de overlevingstafel is gestegen. Daardoor is de voorziening met 0,1
AOW-leeftijd vanaf 2013 verhoogd. Op deze manier kan een AOW-gat
procent extra gestegen.
ontstaan. SPW biedt een mogelijkheid om het AOW-gat op te vangen. Per 1 januari 2013 biedt het Vroegpensioenreglement deelnemers
Waardeoverdrachten
de mogelijkheid te variëren in de hoogte van de pensioenuitkering
Eind juni lag de dekkingsgraad van SPW onder de 100 procent. De
voor en na de ingangsdatum van de AOW. Hier staat meer over in de
behandeling van lopende en nieuwe aanvragen voor inkomende en
paragraaf Wijzigingen in de reglementen en statuten.
uitgaande waardeoverdrachten is toen tijdelijk stopgezet. Een pensioenfonds mag volgens de Pensioenwet namelijk niet aan waardeover-
VPL-regelingen
drachten meewerken als zijn dekkingsgraad lager is dan 100 procent.
DNB heeft op 31 oktober 2012 aan diverse pensi-
Per 1 oktober zijn de waardeoverdrachten weer hervat. Dit was moge-
oenfondsen een brief gestuurd met good and bad
lijk doordat de dekkingsgraad hoger was dan 100 procent.
practices wat betreft de uitvoering en financiering van VPL-regelingen. DNB ziet de VPL-reserves niet
Het stopzetten en hervatten van de waardeoverdrachten hebben
als eigendom van het pensioenfonds maar als eigendom van de
wij bekendgemaakt via een nieuwsbericht op www.spw.nl en via de
sociale partners. DNB is van mening dat het fonds hier met de
digitale nieuwsbrief. De deelnemers die in de periode van onderdek-
sociale partners een goede overeenkomst over moet sluiten. SPW
king gewezen deelnemer zijn geworden, zijn geïnformeerd over de
is in 2012 gestart met te onderzoeken hoe deze overeenkomst eruit
mogelijkheid om de waarde alsnog over te dragen. Als een deelnemer
moet komen te zien.
al een waardeoverdracht had aangevraagd, is deze persoonlijk geïnformeerd over het hervatten van de waardeoverdracht.
Communicatie
Beleggingsonderzoek DNB
Communicatiejaarplan 2012
DNB heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de beheersomgeving van
Aan het begin van het verslagjaar is het communicatiejaarplan 2012
de innovatieve beleggingen van SPW, dat zijn private equity, hedge-
vastgesteld. Halverwege het jaar constateerde het bestuur dat er
fondsen, opportunities en putopties. Sinds begin 2011 hebben wij
extra inspanningen nodig waren om de communicatiedoelstellingen
al verschillende acties uitgevoerd om verbeteringen aan te bren-
te behalen. Wij hebben daarom de uitvoeringsorganisatie gevraagd
gen. Daartoe hebben wij een stuurgroep opgericht die bestond uit
een plan van aanpak op te stellen. In de tweede helft van het ver-
bestuursleden, medewerkers van het bestuursbureau, een lid van de
slagjaar hebben we vooral gekeken naar welke extra acties passen
beleggingsadviescommissie en externe adviseurs.
bij onze strategie en daarmee bijdragen aan het behalen van de
Begin 2012 ontvingen wij voorlopige bevindingen van DNB. Nadat
doelstellingen. De communicatiedoelstellingen 2012 zijn voor een
wij in maart 2012 met DNB over deze voorlopige bevindingen heb-
belangrijk deel gehaald.
ben gesproken, hebben wij de definitieve bevindingen in mei 2012 ontvangen. Naar aanleiding van die bevindingen hebben we een plan
Duidelijk en transparant over beleggingen
van aanpak opgesteld. Het plan van aanpak en de daaruit voortvloei-
Bij het beheren van de pensioengelden van de Nederlandse woning-
ende verbeteringen zijn door de stuurgroep en het bestuur inmid-
corporatiesector denkt het bestuur aan mens en milieu. We willen
dels gerealiseerd. DNB is hiervan op 1 november 2012 op de hoogte
belanghebbenden bij het fonds meer inzicht geven in hoe we hier
gesteld. Het bestuur heeft met DNB gesproken over de bevindingen
mee omgaan. In 2012 is daarom het eerste verslag verantwoord
van dat onderzoek. Eind 2012 waren we nog in afwachting van de re-
beleggen uitgebracht, over het jaar 2011. We gaan in dit verslag in
actie van DNB op de door ons ingezette verbeteringen. We zijn ervan
op ons beleid verantwoord beleggen en leggen verantwoording af
overtuigd dat deze ingezette verbeteringen voldoende zijn voor DNB.
over onze beleggingen in 2011. Een dergelijk verslag wordt voortaan
Het DNB-onderzoek heeft ons geholpen om focus aan te brengen in
elk jaar digitaal uitgebracht.
onze verbeterplannen. Zo heeft het onderzoek ook als een katalysator gefunctioneerd.
25
De Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling onder-
Toegankelijke digitale nieuwsbrieven
zoekt jaarlijks in hoeverre Nederlandse pensioenfondsen duurzaam
Het bestuur voerde in het vierde kwartaal van 2012 een nieuwe
beleggen. In dit onderzoek wordt onder andere gekeken naar hoe
digitale nieuwsbriefmodule in voor werkgevers. Hiermee kunnen
pensioenfondsen hun deelnemers informeren over de duurzaam-
werkgevers zich makkelijker aanmelden voor de digitale nieuwsbrief.
heid van hun beleggingen. SPW is dit jaar één van de grootste
Ook het ontwerp van de nieuwsbrief is opgefrist. Begin 2013 wordt
stijgers en de enige nieuwkomer in de top 10.
de nieuwe nieuwsbrief ook geïmplementeerd voor deelnemers en gepensioneerden. Hiermee kunnen zij zich aanmelden voor de
Naast het verslag verantwoord beleggen hebben we in de i-krant ons
nieuwsbrief zonder eerst in te moeten loggen op Mijn SPW.
beleggingsbeleid toegelicht en sinds april publiceren we op www. spw.nl de samenstelling van onze aandelenportefeuille. Dit laatste doen we telkens met één kwartaal vertraging zodat we wel inzicht
Wijzigingen in reglementen en statuten
geven, maar geen waardevolle informatie prijsgeven aan andere marktpartijen.
Flex- en Vroegpensioenreglement Het Flex- en Vroegpensioenregelement zijn in 2012 op
Communicatie pensioenakkoord
verschillende punten gewijzigd. De wijzigingen worden hier genoemd.
Er is een apart communicatieplan opgesteld over het pensioenakkoord en de hervormingen die aanstaande zijn. Als onderdeel van
Wetswijziging ingangsdatum AOW
dit plan heeft het bestuur op de website op een aparte pagina een
Beide reglementen zijn in februari 2012 aangepast aan de wets-
aantal berichten opgenomen over (elementen uit) het pensioen-
wijziging van de ingangsdatum van de AOW. Op deze manier leidt
akkoord en de pensioenhervormingen die mogelijk worden door-
de wetswijziging niet tot wijzigingen in de pensioenregeling van
gevoerd. In de digitale nieuwsbrief is hier ook aandacht aan besteed.
SPW. Bovendien ontstaat er geen samenloop tussen de verschillende sociale verzekeringsuitkeringen en het ouderdomspensioen.
Verbeteren brieven In 2011 en 2012 heeft SPW brieven getoetst op duidelijkheid en
Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen
begrijpelijkheid. Op basis van de uitkomsten van deze toetsing is in
In beide reglementen is een bepaling gewijzigd. In deze bepaling
2012 een verbetertraject uitgevoerd. In dit traject zijn medewerkers
was opgenomen dat het recht op een arbeidsongeschiktheidspensi-
opgeleid om brieven te schrijven op het taalniveau B1, het niveau
oen en premievrije deelneming komt te vervallen als een deelnemer
dat 60 procent van de Nederlandse bevolking begrijpt. Ook is in
niet de (juiste) benodigde gegevens verstrekt. De wijziging houdt in
het verslagjaar een groot aantal van onze brieven herschreven naar
dat in een dergelijk geval dit recht niet direct vervalt.
taalniveau B1.
Definitie mate van arbeidsongeschiktheid
Onderzoeken
In juni is in beide reglementen de definitie van mate van arbeids-
In september 2012 is de SPW monitor weer door TNS NIPO uit-
ongeschiktheid verduidelijkt. De opgenomen definitie sluit nu beter
gevoerd. Dit is een onderzoek waarmee onder andere de verbe-
aan bij het verschil dat het UWV maakt tussen de praktische en
termogelijkheden binnen de communicatie worden gemeten. Op
formele mate van arbeidsongeschiktheid. Eventuele onduidelijk-
basis van de onderzoeksresultaten kan het bestuur concluderen
heid die daaruit volgt, is weggenomen. En ook bij het principe dat
dat de communicatiedoelstellingen 2012 voor een belangrijk deel
wanneer iemand werkt en daarmee verdient, er geen sprake is van
zijn gehaald. Er is echter ook volop ruimte voor verbetering. Deze
arbeidsongeschiktheid. Dit is geen inhoudelijke wijziging van de
verbetering willen we realiseren door middel van de activiteiten die
reglementen.
zijn opgenomen in het communicatiejaarplan 2013.
Tegemoetkoming AOW We hebben in het verslagjaar ook onze klantenpanels ingeschakeld.
In het Vroegpensioenreglement is de verwijzing naar de
Een van onze klantenpanels is het werkgeverspanel. Binnen dat
Tegemoetkoming AOW aangepast naar de nieuwe naamgeving,
panel hebben we onderzocht hoe wij onze dienstverlening kunnen
namelijk: Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen
verbeteren. Werkgevers beoordeelden de telefonische helpdesk van
(KOB). Dit is geen inhoudelijke wijziging van de reglementen.
SPW in dit onderzoek zeer positief.
26
Wajongers In december besloot het bestuur om Wajongers zoveel mogelijk hetzelfde te behandelen als arbeidsongeschikten in de zin van de WIA. Dit sluit aan bij de cao-afspraak waarbij corporaties met meer dan honderd werknemers ten minste één plaats voor Wajongers moeten creëren.
Hoog/laag-constructie Het bestuur besloot de reglementen te wijzigen met betrekking tot de hoog/laag-constructie. Per 1 januari 2013 is het mogelijk om te variëren in de hoogte van de pensioenuitkering voor en na de ingangsdatum van de AOW. Dit is opgenomen in het Vroegpensioenreglement. Binnen de Flexpensioenregeling was het al mogelijk om bij pensionering eerst een hoger pensioen te ontvangen en later een lager pensioen, of andersom. In het Flexpensioenreglement is de mogelijkheid per 1 januari 2013 aangepast aan de gewijzigde ingangsdatum van de AOW. Voor deze wijziging bestonden er twee omslagpunten. Dit waren de twee momenten waarop de hoogte van de uitkering wijzigt. Met de aanpassing van het reglement is dit veranderd en varieert de hoogte van de uitkering maximaal een keer. In de praktijk bleek ook dat deelnemers bijna altijd kiezen voor een hoog/laag-constructie met een omslagpunt wat samen hangt met de ingangsdatum van de AOW.
Statuten De statuten zijn in 2012 niet gewijzigd.
Pensioenuitvoeringskosten In 2012 waren de totale pensioenuitvoeringskosten van SPW 12,5 miljoen euro. Een specificatie van deze kosten is te vinden in de jaarrekening. De gemiddelde kosten over 2012 per deelnemer van SPW zijn 250 euro. Dit is volgens de definitie van het CEM-benchmark. De algemene kosten van het fonds (bijvoorbeeld de contributie aan DNB en de kosten van het Bestuursbureau) worden volledig toegekend aan de pensioenuitvoeringskosten.
27
5. Beheersing van de risico’s Het uitvoeren van een pensioenregeling en het beheren van het
om tijdig te kunnen ingrijpen. Hiermee worden wij in staat gesteld
pensioenvermogen is omgeven met risico’s. Het bestuur vindt het
om in control te zijn en te blijven.
belangrijk om met een integrale aanpak op deze risico’s te kunnen sturen. Zo kunnen wij over een beheerste en integere bedrijfs-
Onze risicohouding en ambitie
voering beschikken. Dat doen wij door sommige risico’s tot een
De mate waarin het bestuur bereid is risico’s te nemen, vloeit
minimum te beperken en andere risico’s bewust en gecontroleerd te
voort uit de doelstellingen en ambitie van SPW. De doelstelling van
nemen. Daarmee wordt het mogelijk om bijvoorbeeld rendement te
SPW is het realiseren van een middelloonregeling met een ambitie
maken op onze beleggingen binnen de gestelde grenzen wat betreft
(voorwaardelijk) tot volledige indexatie. Dit is vertaald in onze risico-
risicoacceptatie. Die afweging tussen het beperken en bewust lopen
houding en komt tot uitdrukking in een strategisch risicokader. Dit
van risico’s is gebaseerd op de doelstelling en ambitie van SPW en
kader wordt gevormd door de ALM-studie, het premie- en indexatie-
risicobereidheid van het bestuur. Dit zijn belangrijke uitgangspunten
beleid zoals opgenomen in de ABTN, het beleggingsbeleid en het
voor ons risicobeleid en de uitvoering van het integraal risico-
kortingsbeleid. Een geïntegreerde benadering van deze onderdelen
management.
is noodzakelijk, omdat deze onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. In de keuze voor de risicohouding maken wij een afweging
Het doel van integraal risicomanagement
tussen de hoogte van de premie, de indexatie-ambitie en de te
Het bestuur ziet integraal risicomanagement als
mede bepaald door de aard, omvang en complexiteit van de risico’s
een continu proces waarmee potentiële gebeur-
die SPW loopt.
nemen risico’s ten aanzien van de beleggingen. Deze keuze wordt
tenissen (risico’s) worden geïdentificeerd die een effect kunnen hebben op het realiseren van onze doelstellingen.
De verantwoordelijkheid en sturing op dit beleid ligt bij het
Wij zijn eindverantwoordelijk voor dit proces en passen risico-
bestuur. Toetsing en regie vinden plaats bij het bestuursbureau.
management toe bij het formuleren van de strategie van het fonds.
De operationalisering van het beleid gebeurt grotendeels bij onze
Bij het nemen van strategische beslissingen beschouwen wij risico’s
uitvoeringsorganisatie. Wij hanteren een uitbestedingsbeleid dat
en doelstellingen nadrukkelijk in samenhang.
de randvoorwaarden voor deze uitbesteding bevat. Specifieke afspraken over onder andere de reikwijdte, verantwoordelijkheden,
Wij onderscheiden daarbij de volgende vier soorten doelstellingen:
kwaliteit en kosten van de dienstverlening, zijn in de uitbestedings-
• De strategische doelstellingen betreffen globale doelen en zijn
overeenkomsten en de SLA’s vastgelegd.
afgestemd op de missie. • De operationele doelstellingen betreffen het effectief en efficiënt gebruik van middelen. • De rapportagedoelstellingen betreffen de betrouwbaarheid van de verslaglegging, waaronder het jaarverslag. • De toezichtdoelstellingen betreffen de naleving van wet- en regelgeving.
Onze risicomanagement aanpak Wij hanteren het COSO ERM raamwerk als basis voor ons risicomanagement. COSO ERM is een raamwerk voor duiding en samenhang van verschillende soorten risico’s. De integrale benadering die wij volgen, zorgt ervoor dat risicomanagement en risicohouding op strategisch niveau worden ingebed in de besluitvorming en sturing. Tevens stelt het raamwerk voorwaarden aan de inrichting van de
Het behalen van strategische en operationele doelen is ook aan
organisatie voor het op een efficiënte manier omgaan met risico’s
externe invloeden onderhevig. Het gevolg is dat wij worden gecon-
binnen alle geledingen van het fonds.
fronteerd met risico’s. Daarbij is het aan ons om vast te stellen hoeveel risico acceptabel is. Dit moet zodanig gebeuren dat kan worden
Het COSO ERM raamwerk biedt concrete handvatten voor de
gestreefd naar de realisatie van de pensioenambitie. Dit zien wij als
uitvoering van het risicomanagement. Op basis daarvan onder-
onze risicohouding.
kennen wij de volgende activiteiten: 1. Het identificeren en definiëren van risico’s.
Het integraal risicomanagement zorgt ervoor dat wij risico’s kun-
2. Het meten van risico’s.
nen beoordelen op hun positieve en negatieve potentieel en hun
3. Het beheersen van risico’s.
bijdrage aan de realisatie van onze doelstellingen. Tegelijkertijd
4. Het monitoren van en rapporteren over risico’s.
faciliteert het ons in onze toezichthoudende rol. Dit vanwege tijdige
5. Het controleren van en bijsturen op risico’s.
ontvangst van relevante informatie over risico’s en de mogelijkheid
28
Toepassing in 2012
2e beheersingslijn
Jaarlijks voert het bestuur een risicoanalyse uit. Deze analyse is
De risicomanager van SPW, werkzaam op het bestuursbureau,
gebaseerd op de risicomethodiek FIRM van DNB. De analyse
ziet toe op de uitvoering en het management van, de controle op
wordt aangevuld met risico’s die voor de specifieke situatie en or-
en de rapportage over de risico’s door de uitvoeringsorganisatie.
ganisatie van SPW van toepassing zijn. In het voorjaar van 2012 is
Met deze invulling wordt countervailing power ten opzichte van de
de meest recente risicoanalyse uitgevoerd. Daarin zijn de actuele
uitvoerder bewerkstelligd.
risico’s voor SPW geïdentificeerd en de bijbehorende definities vastgesteld. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan de rang-
3e beheersingslijn
orde van risico’s en de onderlinge samenhang. Dit heeft geresul-
Het dagelijks bestuur ziet toe op het ontwerp en de effectiviteit
teerd in het risicoprofiel van SPW.
van de interne controles, inclusief de eerste- en tweedelijns risicomanagementactiviteiten.
De risico’s die zijn onderkend, willen we kunnen volgen. Hiertoe bepalen we specifieke risico-indicatoren of maatstaven waarmee
Ook de externe accountant en actuaris vervullen een belangrijke rol.
risico’s kunnen worden gemonitord.
Toezichthoudende organen De daadwerkelijke beheersing van risico’s vond in 2012 plaats op
De Raad van Toezicht is de interne toezichthouder van het fonds.
continue basis, binnen verschillende geledingen van ons pensioen-
De raad houdt toezicht op de interne procedures, zoals beleids- en
fonds en bij de uitvoeringsorganisatie. Sommige, vooral financiële,
bestuursprocessen en op de manier waarop met de risico’s op lange
risico’s speelden daarbij op zowel strategisch, als tactisch en
termijn wordt omgegaan. De Raad van Toezicht bestaat uit drie
operationeel niveau en vereisten op elk niveau andere aandacht,
onafhankelijke leden.
bijsturing en beheersmaatregelen.
Daarnaast heeft SPW ook een verantwoordingsorgaan dat de bevoegdheid heeft een algemeen oordeel te geven over het handelen
In verschillende week-, maand-, kwartaal- en jaarrapportages en
van het bestuur. Het verantwoordingsorgaan mag onafhankelijk
het risicodashboard is informatie verzameld over risico’s. Dit is
onderzoek laten uitvoeren naar het beleid van het fonds en/of het
mede gedaan op basis van indicatoren en maatstaven. We hebben
functioneren van het bestuur.
deze informatie is vergeleken met vooraf vastgestelde normeringen, benchmarks en afspraken die een weerspiegeling vormen
DNB en AFM zijn de externe toezichthouders die uit hoofde van de
van ons beleid en onze risicohouding.
Pensioenwet de belangen van deelnemers beschermen. DNB houdt daarbij toezicht op de financiële gezondheid van SPW. Dat doet zij
Onze organisatie en inrichting
op basis van een risicogebaseerde en steekproefsgewijze inschat-
Het bestuur vindt een risicobewuste cultuur binnen de organisa-
ting. AFM ziet er op toe dat markten en financiële instellingen op
tie van SPW van groot belang. Daarom hebben wij gekozen voor
een duidelijke en eerlijke manier werken en communiceren.
een organisatie-inrichting op basis van het three-lines-of-defence onafhankelijkheid van de risicomanagement en compliance functie
Ontwikkelingen in het verslagjaar en verwachtingen voor komend jaar
ten opzichte van de bedrijfsvoering gewaarborgd. Daarnaast is er
In 2011 heeft het bestuur vastgesteld dat ons risicomanagement
sprake van toezicht vanuit een drietal organen.
verder dient te worden verstevigd. Een belangrijke stap is de invul-
model in de uitvoering van ons risicomanagement. Hierin is de
ling op permanente basis van de functie risicomanager van SPW
1e beheersingslijn
op het bestuursbureau begin 2012. Verder hebben wij in 2012 ons
Het lijnmanagement is verantwoordelijk voor de resultaten,
risicomanagement getoetst aan het Integraal Risicomanagement
operatie, compliance en effectieve controle van risico’s van SPW.
kader van DNB. De volwassenheid van ons risicomanagement is
Het bestuur heeft dit belegd bij de uitvoeringsorganisatie, maar
daarmee in kaart gebracht. Vervolgens is vastgesteld waar verbete-
blijft zelf eindverantwoordelijk. Binnen de uitvoeringsorganisatie
ringen nodig zijn om het risicomanagement op het hoogste niveau
bestaat een adequate functiescheiding tussen het bedrijfsonder-
te brengen (niveau 4 met de kenmerken ‘volledig geïmplementeerd’
deel dat verantwoordelijk is voor de beleggingsrisico’s en het
en ‘periodiek geëvalueerd’).
bedrijfsonderdeel dat verantwoordelijk is voor de risico’s van het pensioenbeheer.
29
Wij hebben in het verslagjaar acties ondernomen ten aanzien van
Ons risicoprofiel
de cultuur en governance. Deze acties betroffen het scherper neer-
Het bestuur onderkent in zijn risicobeleid een
zetten van de verantwoordelijkheden van het bestuur ten aanzien
breed scala aan risico’s die samenhangen met
van het risicomanagement. We hebben besloten dat bij ieder
de doelstellingen van SPW. Door onze jaarlijkse
beleidsvoorstel de impact op de relevante risico’s en bijbehorende
risico-inventarisatie zorgen wij ervoor dat dit up-to-
maatregelen wordt meegenomen.
date blijft. Zo wordt een actueel risicoprofiel van het fonds in kaart gebracht. In het voorjaar van 2012 hebben wij een dergelijke inven-
In het najaar heeft het bestuur risicokennissessies gehouden. Op
tarisatie uitgevoerd en het risicoprofiel bijgewerkt. Op basis daarvan
basis van de input uit die sessies is een risicorapportage ontwik-
zijn de volgende risico’s voor SPW in het verslagjaar als grootste
keld. Deze wordt vanaf het vierde kwartaal 2012 structureel in de
risico’s onderkend.
bestuursvergaderingen behandeld.
Marktrisico Risicostrategie en -beleid
De grootste twee (sub)risico’s die wij binnen het marktrisico on-
In de ALM-studie van 2012 is specifieke aandacht besteed aan het
derscheiden zijn het renterisico en het marktrisico voor alternatieve
bepalen van de risicobereidheid van het fonds in termen van het
beleggingen.
risicobudget. De formele vastlegging en de monitoring en evaluatie hiervan gaan wij in 2013 verder vormgeven.
Renterisico In 2012 is de renteafdekking verminderd van 58 procent naar 54 pro-
Risicomanagement processen
cent. In januari 2012 is de renteafdekking eenmalig aangepast naar
In 2012 heeft tussen de risicomanager van SPW en de uitvoe-
58 procent. De renteafdekking zal vanaf heden meer de rentecurve
ringsorganisatie wekelijks overleg plaatsgevonden over relevante
volgen dan voorheen. Het renterisico levert in termen van beleg-
onderwerpen. Daarmee is de opzet, het bestaan en de werking van
gingsrendement een toegevoegde waarde en draagt daardoor bij
de risicomanagementfunctie van de uitvoerder strikter gemonitord.
aan de realisatie van de doelstellingen van het fonds. Om die reden
Ook zijn het risicomanagement en de risicorapportages van de uit-
lopen wij bewust en beheerst een renterisico.
voerder meer in lijn gebracht met de eisen en wensen van SPW. Dit is een continu proces dat ook in 2013 wordt voorgezet.
Alternatieve beleggingen Wij zien een toename in het marktrisico van de alternatieve beleg-
Periodieke evaluatie
gingen. Deze toename manifesteert zich vooral in de monitoring
Wij hebben in 2012 de opzet en werking van ons risicomanagement
(waardering en controle) van de beleggingen.
geëvalueerd. Daarin hebben wij onder andere gesproken over: • de effectiviteit van het risicomanagementproces en de adequaatheid van beheersmaatregelen; • de mate van internalisatie van het risicomanagement binnen SPW; • de validatie van de risicomeetsystemen en gehanteerde waarderingsmethodieken; • de aansluiting van het risicomanagement van de uitvoerders op ons eigen risicomanagement.
Dit risico lopen wij bewust omdat dit een toegevoegde waarde levert in termen van beleggingsrendement en in de realisatie van de doelstellingen van het fonds. In het beleggingsplan is dit verder uitgewerkt. Daarover is in 2012 via de beleggingsrapportage gerapporteerd. Omdat het risico is toegenomen, hebben wij enkele aanvullende maatregelen getroffen. Zo hebben wij meer inzicht gekregen in de waardering van dit type beleggingen. Op basis daarvan hebben wij een waarderingshandboek en mandatenboek opgesteld. De risicomanager van SPW heeft wekelijks overleg met de vermo-
In 2013 bouwen wij verder aan een proactief risicomanagement. Wij
gensbeheerder, zodat de naleving hiervan nauwgezet wordt gemo-
willen de risico-indicatoren en maatstaven verder uitdiepen. Dit is
nitord. Vanaf oktober rapporteert ook de vermogensbeheerder hier
belangrijke input voor een verbetering van onze integrale risicorap-
maandelijks over. Ten slotte hebben wij (met terugwerkende kracht)
portage. Deze risicorapportage wordt een vast agendapunt van onze
investeringssjablonen opgesteld voor deze beleggingen.
bestuursvergaderingen. Voorts willen wij ons incident- en issuema-
Omgevingsrisico
mogelijk gemanifesteerde risico’s. Bovendien kan zo de effectiviteit
Het grootste (sub)risico binnen het omgevingsrisico betreft het deel
van beheersmaatregelen worden bepaald en verbeterd.
dat buiten de sector van woningcorporaties ligt. Hieronder wordt
30
nagement structureren. Zo ontstaat beter overzicht en inzicht in
bijvoorbeeld de maatschappij en politiek in Nederland en daarbui-
Concentratierisico
ten (met name de EU) verstaan.
Het bestuur acht het concentratierisico hoog en de beheersing daarop onvoldoende. Dit komt door het ontbreken van een toerei-
Wij zien dat dit risico toeneemt door gebeurtenissen die in 2012 in de
kende inhoudelijke rapportage. Dit risico kan potentieel een grote
woningsector hebben plaatsgevonden, de verwachting dat het aantal
(nadelige) impact op ons rendement hebben. Daarom vinden wij
werknemers in de sector zal dalen en de mogelijke splitsing van func-
een verdere beheersing van dit risico noodzakelijk.
ties die door de politiek wordt opgelegd. In 2012 hebben wij daarom aanvullende maatregelen getroffen zoals het opstellen van een
In 2012 is in de ALM-studie specifiek aandacht besteed aan (de
financieel crisisplan en een communicatieplan. Dit risico levert geen
omvang van) het concentratierisico en de mogelijkheid dit met
bijdrage in de realisatie van de doelstellingen van het fonds, maar ligt
diversificatie te beheersen. Tevens is daarbij onderzoek gedaan
tegelijkertijd ook grotendeels buiten de invloedssfeer van het fonds.
naar de omvang van beleggingscategorieën zoals opgenomen in
Hierdoor is het niet mogelijk het risico verder te beheersen.
het beleggingsplan, het toepassen van het ESG-beleid en verschillende manieren van spreiding van beleggingen (geografisch, over
Kredietrisico
sectoren, landen enzovoort). Met het doorvoeren van verbeteringen
Het grootste (sub)risico binnen het kredietrisico betreft het tegen-
in de beleggingsrapportage van de vermogensbeheerder, willen wij
partijrisico op deposito’s.
in 2013 verder inzicht krijgen in dit risico en de beheersmaatregelen.
Tegenpartijrisico Het risico op tegenpartijen lopen wij bewust. Dit risico draagt namelijk bij aan het realiseren van de doelstellingen van het fonds. Wij zien echter dat een toename van dit risico ontstaat door gebrek aan mogelijkheden op een goede monitoring. Voor onze overlaytransacties (zoals renteswaps, valutaswaps en dergelijke) is het APG Treasury Center onze tegenpartij. Om de monitoring daarvan sterker in te vullen, hebben wij in 2012 een risicorapportage opgezet. Daarmee kunnen wij tevens bepalen welke aanvullende maatregelen nodig zijn. Het tegenpartijrisico in onze kredietportefeuille beheersen wij door bijna uitsluitend beleggingen met een hogere kredietwaardigheid te selecteren. En door deze te spreiden over verschillende partijen en instrumenten. Ook hiervoor zullen wij de rapportage uitbreiden zodat nog betere monitoring kan plaatsvinden.
Bestuursrisico Het bestuursrisico zien wij als een belangrijk risico voor SPW. Wij hebben om die reden in 2012 naar aanleiding van de bestuursevaluatie een deskundigheidsplan opgesteld ter bevordering van de deskundigheid van bestuursleden. Daarin is ook gekeken naar competenties en geschiktheid. Ook hebben wij verbeteringen doorgevoerd in het bestuurlijke proces en in de continuïteit van het bestuur. Ten slotte is de governance structuur van SPW besproken en zijn de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur nader beschreven. Voor het komende jaar zien wij op dit vlak nog verbeteringen mogelijk ten aanzien van de procedure omtrent de voordracht van kandidaat-bestuursleden bij de achterliggende organisaties van de bestuursleden.
31
6. Organisatie In figuur 5.1 is de organisatie van SPW weergegeven. Figuur 5.1 Organisatie SPW 2012
Raad van Toezicht
Verantwoordingsorgaan Deelnemersraad
Bestuur
Gecertificeerd Actuaris
Commissies
Accountant
Bestuursbureau Raad van Toezicht
Uitvoerder
Adviseur Vermogensbeheer Compliance Officer
Bestuur
DNB/AFM
Geschillencommissie Dagelijks bestuur Bestuurscommissie Pensioenen Bestuurscommissie Audit en Uitbesteding Bestuurscommissie Balansmanagement Bestuursbureau Pensioenadministrateur (Bestuursondersteuning/administratie)
Vermogensbeheerder (uitvoering vermogensbeheer)
Het bestuur
Samenstelling van het bestuur
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de
Leden namens de werknemersorganisaties
Woningcorporaties (SPW) bestaat uit zes leden. Drie
Mw. drs. M.A. Blomberg (FNV Bouw), voorzitter
leden worden benoemd door Aedes, de branche-
A. van den Brink (CNV Vakmensen), secretaris
vereniging van woningcorporaties. De werknemers-
M. Raaijmakers (De Unie)
organisaties FNV Bouw, CNV Vakmensen en De Unie benoemen ieder
Leden namens de werkgeversorganisatie (Aedes)
één lid. De bestuursfuncties worden roulerend ingevuld.
C.C. van der Sluis RA CPC, plaatsvervangend voorzitter
Rooster van aftreden
Mr. P. Boerenfijn MRE
Het rooster gaat uit van een benoemingstermijn van een bestuurslid
Vacature, plaatsvervangend secretaris
van vier jaar. Plaatsvervangende bestuursleden worden voor onbepaalde tijd benoemd. Ultimo 2012 was de samenstelling van het bestuur:
Samenstelling van het bestuur ultimo 2012 Aanvang eerste zittingstermijn
Aanvang tweede zittingstermijn
Aanvang derde zittingstermijn
Einde
Mw. M.A. Blomberg (FNV Bouw)
27-05-2010
27-05-2014
27-05-2018
27-05-2022
P. Boerenfijn (Aedes)
01-02-2006
01-02-2010
01-02-2014
01-02-2018
A. van den Brink (CNV Vakmensen)
01-01-2006
01-01-2010
01-01-2014
01-01-2018
M. Raaijmakers (De Unie)
30-08-2010
30-08-2014
30-08-2018
30-08-2022
C.C. van der Sluis (Aedes)
24-05-2011
24-05-2015
24-05-2019
24-05-2023
Vacature (Aedes)
32
Plaatsvervangend lid namens de werkgeversorganisatie (Aedes)
koppeling aan het bestuur. In 2012 hebben we enkele commissies
Mw. mr. C.M. Jongerius
samengevoegd en een nieuwe commissie ingesteld.
Plaatsvervangende leden namens de werknemersorganisaties
Dagelijks bestuur
Vacature (De Unie)
Om alles in goede banen te leiden, heeft het dagelijks bestuur
A.A. van Wijngaarden (CNV Vakmensen)
een algemene regievoerende rol. Het dagelijks bestuur is ver-
Vacature (FNV Bouw)
antwoordelijk voor de prioriteitstelling van acties, het integrale risicomanagementbeleid, het naleven van procedures van SPW, het
Wijzigingen bestuur
dagelijks beleid en de verantwoording naar de stakeholders. Het
De heer Van Dijk (Aedes) legde in 2012 zijn bestuurslidmaatschap
dagelijks bestuur bestond in 2012 uit mevrouw Blomberg en de
neer, omdat hij een functie buiten de bedrijfstak aanvaardde. Hij
heren Van den Brink en Van der Sluis. Zij worden ondersteund door
is in 2013 opgevolgd door de heer H. Kestens. Wij danken de heer
het bestuursbureau.
Van Dijk voor zijn inzet. De heer Slikkeveer legde zijn functie als plaatsvervangend bestuurslid neer. De heer Slikkeveer wordt niet
Bestuursbureau
opgevolgd. De heer Boerenfijn trad af per 1 januari 2013. Wij danken
Het bestuursbureau ondersteunt het bestuur bij de uitoefening van
de heer Boerenfijn voor zijn inzet. Er is nog niet voorzien in zijn
zijn taken en geeft adviezen aan het bestuur. De directeur van het
opvolging.
bestuursbureau is de heer De Valck. De heer De Valck treedt ook op als adviserend actuaris. In 2012 is een nieuwe risicomanager in
Met ingang van 1 januari 2013 bleef mevrouw Blomberg voorzitter
vaste dienst bij het fonds, de heer Hakkenberg van Gaasbeek.
en werd de heer Van der Sluis secretaris. De heer Van den Brink en
Hieraan voorafgaand werd de functie op detacheringsbasis uit-
de heer Kestens werden respectievelijk plaatsvervangend voorzit-
geoefend. In 2013 worden de functies van beleidsmedewerker
ter en plaatsvervangend secretaris. Het dagelijks bestuur wordt
vermogensbeheer en controller ingevuld.
gevormd door de voorzitter en de secretaris.
Samenstelling van het bestuursbureau
Onkostenvergoeding
H.A.J. de Valck, directeur
De bestuursleden ontvangen een onkostenvergoeding. De hoogte
Mw. B.M.A. Smink-Kok, beleidsmedewerker pensioenen
daarvan is vastgesteld op basis van een inschatting van de totale
L.J.M. Hakkenberg van Gaasbeek, risicomanager
vergadertijd en de functie binnen het bestuur. De onkostenvergoe-
Mw. M. Renema, managementassistente
ding voor de leden van het dagelijks bestuur bedraagt 20 duizend euro per jaar en voor de overige bestuursleden 15 duizend euro per
Bestuurscommissie Pensioenen
jaar. De reiskosten worden niet meer apart vergoed. De onkosten-
De Bestuurscommissie Pensioenen vervangt de Communicatie-
vergoedingen worden uitbetaald aan de voordragende organisa-
commissie en de Commissie Reglementen en Individuele Zaken. De
ties, met uitzondering van de onkostenvergoeding voor de heer
commissie bestaat uit mevrouw Blomberg en de heer Raaijmakers
Boerenfijn. Deze werd voor de helft uitbetaald aan zijn werkgever
namens het bestuur en wordt ondersteund door het bestuursbureau
(Habion) en voor de helft aan hemzelf.
en de uitvoeringsorganisatie. Voor communicatieadvies wordt de commissie bijgestaan door communicatiedeskundigen. Dit zijn de
De regeling voor vacatiegelden voor de leden van de deelnemers-
heer Sinnige van FNV Bouw en mevrouw Van den Brekel van Aedes.
raad en het verantwoordingsorgaan is gebaseerd op de regeling
Zij treden op als externe adviseurs. De heer Notermans neemt deel
van de Sociaal-Economische Raad. In bijlage 4 zijn de onkosten-
namens de deelnemersraad.
vergoedingen nader gespecificeerd. De commissie adviseert het bestuur over het strategisch pensioen-
Dagelijks bestuur, bestuursbureau en bestuurscommissies
beleid, de communicatie met de deelnemers, gepensioneerden en
Om de besluitvorming zo efficiënt mogelijk te laten
adviseert zij over voorstellen om reglementen en statuten te wijzi-
verlopen, zijn er bestuurscommissies ingesteld. In de
gen. En ten slotte adviseert de commissie over individuele kwesties
commissies worden bestuurlijke besluiten voorbereid.
waarin de pensioenreglementen niet voorzien. De commissie heeft
De commissies geven onder andere via maandrapportages terug-
werkgevers. Zij is verantwoordelijk voor de uitvoering en tevens
het mandaat om in individuele gevallen besluiten te nemen.
33
In 2012 heeft de commissie 10 individuele zaken behandeld.
houdt zich bezig met het initiëren en begeleiden van ALM-studies,
Daarvan zijn er 4 toegekend en 6 afgewezen.
het strategisch risico- en allocatiemanagement en ziet toe op de uitvoering van het beleggingsplan. Hierbij geeft de commissie onder
Geschillencommissie
andere adviezen over de wijze van afdekking van de rente-, valuta-
De Geschillencommissie is onderdeel van de Bestuurscommissie
en aandelenrisico’s; het risicomanagementbeleid en de risicohou-
Pensioenen. De Geschillencommissie heeft een eigen Reglement
ding. Tevens monitort de commissie wijzigingen in marktomstan-
Geschillen. Een geschil is een telefonische of schriftelijke verklaring
digheden en adviseert – zo nodig – over bijsturen in het geval van
van een belanghebbende ten aanzien van onenigheid over de inter-
ingrijpende wijzigingen.
pretatie van de bepalingen van de statuten en de pensioenreglementen van het fonds. De Geschillencommissie behandelt geen zaken
Transitiestuurgroep
over de werkingssfeer. De commissie bestond in 2012 uit mevrouw
De Transitiestuurgroep was een tijdelijke commissie. De
Blomberg, de heer Boerenfijn en de heer Raaijmakers namens het
Transitiestuurgroep werd in het leven geroepen om de overgang
bestuur, en wordt ondersteund door het bestuursbureau en onze
naar de nieuwe vermogensbeheerder te begeleiden. Daarbij lette de
uitvoeringsorganisatie. De heer Boerenfijn is per 1 januari 2013 afge-
stuurgroep er vooral op dat de overgang geen nadelige gevolgen
treden. Per 1 januari 2013 is de heer Van der Sluis benoemd. In 2012
zou hebben voor de waarde van de beleggingsportefeuille. Een an-
heeft de Geschillencommissie geen zaken behandeld.
der aandachtspunt was dat het risicoprofiel gelijk zou blijven.
Het staat betrokkenen vrij om, als zij de interne geschillenpro-
Door de accountant van het fonds zijn specifiek overeengekomen
cedure van het fonds doorlopen hebben, zich te wenden tot de
werkzaamheden verricht op de transitie. In 2012 zijn de werkzaam-
Ombudsman Pensioenen. In 2012 zijn er 4 zaken voorgelegd aan de
heden afgerond en heeft de stuurgroep de overgang geëvalueerd.
ombudsman. In alle zaken zijn wij in het gelijk gesteld.
De uitkomst van de evaluatie was dat de transitie goed is verlopen,
Het staat iedereen vrij om zich tot de rechter te wenden. Eind 2012
maar dat de verslaglegging beter kon.
liep er 1 rechtszaak. Daarnaast zijn er in 2012 3 zaken afgewikkeld.
Stuurgroep verbeterplanbeleggingen Bestuurscommissie Audit & Uitbesteding
De stuurgroep heeft in 2012 onder andere de volgende onderwerpen
Aan de oude Commissie Uitbesteding is een nieuwe taak toe-
behandeld: verdere precisering van de taken en bevoegdheden, het
gevoegd; die van Auditcommissie. De commissie adviseert het
invullen van een onafhankelijke risicomanagementfunctie en acti-
bestuur over en is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid
viteiten gericht op het beheersen van beleggingen in het algemeen
inzake de uitbesteding van diensten. Ook bespreekt de commissie
en alternatieve beleggingen in het bijzonder. Dit kreeg beslag in
de jaarrekening, het jaarverslag en de rapporten van de certificerend
een uitgebreid plan van aanpak, met daarin onder andere diverse
actuaris en accountant.
beleidsdocumenten, het aanscherpen van de vermogensbeheerrapportages en het opstellen van een SPW Mandatenboek.
De commissie bestaat uit mevrouw Blomberg en de heer Van der Sluis namens het bestuur, en wordt ondersteund door het bestuurs-
Beleggingsadviescommissie
bureau en onze uitvoeringsorganisatie.
De beleggingsadviescommissie heeft een adviserende rol richting het bestuur ten aanzien van
Bestuurscommissie Balansmanagement We hebben besloten om de beleggingsadviescommissie te vervan-
het vermogensbeheer. Hierbij richt de commissie zich op het strategische beleggingsbeleid, het
gen door de Bestuurscommissie Balansmanagement. De leden
portfoliomanagement, de integrale rapportage, de performance-
van de beleggingsadviescommissie zijn wel toegevoegd als externe
meting en het integraal risicomanagement. In het verslagjaar
adviseurs van de nieuwe commissie. De commissie bestaat uit de
vergaderde de beleggingsadviescommissie vijfmaal. De beleg-
heren Van den Brink, Raaijmakers en Kestens namens het bestuur.
gingsadviescommissie bestaat uit vier personen. Eind 2012 is de
De commissie wordt ondersteund door het bestuursbureau, de
beleggingsadviescommissie vervangen door de bestuurscommissie
uitvoeringsorganisatie en externe adviseurs.
Balansmanagement.
De focus van deze nieuwe commissie ligt op het in balans houden van de verplichtingen en bezittingen van het fonds. De commissie
34
Samenstelling en rooster van aftreden van de beleggingsadviescommissie Benoemd per P.C. van Aalst, voorzitter P.P.J.M. van Besouw R. Meijer
Einde eerste zittingstermijn
Einde tweede zittingstermijn
Einde derde zittingstermijn
februari 2004
februari 2008
januari 2010
januari 2014
november 2004
november 2008
november 2012
november 2016
januari 2009
januari 2013
januari 2017
januari 2021
januari 2011
januari 2015
januari 2019
januari 2023
mw. R. van Wijk-Russchen
De leden van de beleggingsadviescommissie worden benoemd
• het vaststellen van het jaarverslag en de begroting;
voor een periode van vier jaar. Deze termijn kan tweemaal worden
• een wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen, in
verlengd.
gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft;
Wijziging in de samenstelling In het verslagjaar deden zich geen wijzigingen voor. De heer Van Besouw werd herbenoemd. De heer Van Aalst legde begin 2013 zijn functie neer. De belangrijkste functies van de leden van de
• het verlenen of wijzigen van toeslagen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling; • gehele of gedeeltelijke overdracht van verplichtingen van het fonds;
beleggingsadviescommissie staan ook vermeld op de website van
• liquidatie van het fonds;
SPW: www.spw.nl.
• wijziging van het huishoudelijk reglement; • het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoerings-
Deelnemersraad
reglement.
De deelnemersraad bestaat uit 12 leden. De leden worden benoemd door het bestuur. De deel-
De deelnemersraad heeft ons in 2012 gevraagd en ongevraagd
nemersraad wordt op basis van evenredige ver-
adviezen gegeven voordat wij tot bepaalde besluiten zijn gekomen.
tegenwoordiging samengesteld uit deelnemers en
Wij hebben deze adviezen ter harte genomen en in de meeste ge-
gepensioneerden namens de voordragende organisaties FNV Bouw,
vallen overeenkomstig besloten. De adviezen hadden onder meer
CNV Vakmensen en De Unie. Daarnaast kennen we een vereniging
betrekking op reglementswijzigingen, de actuariële en bedrijfs-
van gepensioneerden, Volkshuisvesters Pensioen. Deze vereniging
technische nota (abtn), het communicatiebeleidsplan, het beleg-
heeft ook een lid afgevaardigd. De deelnemersraad adviseert het
gingsbeleid voor 2013, het toeslagbeleid en het jaarverslag over
bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden
2011. De deelnemersraad heeft daarnaast zijn eigen functioneren
die het fonds betreffen. Op grond van de Pensioenwet heeft de deel-
geëvalueerd binnen eigen kring en aandachtsgebieden vastgesteld.
nemersraad een beroepsrecht. Dat betekent dat de deelnemersraad in beroep kan gaan tegen een besluit van het bestuur.
In 2012 hebben de nieuwe leden een introductiecursus gevolgd. Daarna bekwamen zij zich verder in hun specialisme.
In het verslagjaar kwam de deelnemersraad viermaal bijeen voor een reguliere bijeenkomst en eenmaal voor een extra bijeenkomst. De bestuursleden van SPW zijn roulerend, als toehoorder, bij de vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig. De deelnemersraad vertegenwoordigt de belangen van de deelnemers, inactieve deelnemers en gepensioneerden van SPW. Vanuit dat oogpunt adviseert de deelnemersraad ons, het bestuur, over het te voeren beleid. Dat kan op ons verzoek, maar ook uit eigen beweging. We zijn verplicht advies te vragen aan de deelnemersraad bij: • het nemen van maatregelen van algemene strekking; • wijziging van statuten en reglementen van het fonds;
35
Samenstelling en zittingstermijnen van de deelnemersraad Leden namens de actieve deelnemers
Voordragende organisatie
Einde huidige zittingstermijn
Einde eventuele volgende zittingstermijn
H.J.M. Notermans (voorzitter)
FNV Bouw
oktober 2014
-
L. Maatman (plv. voorzitter)
FNV Bouw
oktober 2017
-
K. Boogaard
De Unie
oktober 2017
-
H. Eimers
FNV Bouw
oktober 2014
oktober 2020
J.J. Rebelo Oliveira dos Santos
FNV Bouw
oktober 2014
oktober 2020
M.W.C. Somers
CNV Vakmensen
oktober 2014
oktober 2020
Mw. F.C. Wilten-Aring
CNV Vakmensen
oktober 2017
oktober 2023
Mw. S. Gillissen
FNV Bouw
oktober 2017
oktober 2023
Leden namens de gepensioneerden
Voordragende organisatie
Einde huidige zittingstermijn
Einde eventuele volgende zittingstermijn
J.C.P. den Boer
CNV Vakmensen
oktober 2014
oktober 2020
D.J. de Jong
Volkshuisvesters Pensioen
oktober 2017
-
R.P. Vonk
FNV Bouw
oktober 2014
-
P. de Jong
FNV Bouw
oktober 2017
oktober 2023
De leden komen in aanmerking voor maximaal twee termijnen van
het verantwoordingsorgaan tot een oordeel over het bestuursbeleid.
zes jaar.
Het verantwoordingsorgaan heeft daarnaast een gemeenschappelijke vergadering gehad met de deelnemersraad en de Raad van
Wijziging in de samenstelling
Toezicht.
In september is de samenstelling gewijzigd. In de in 2011 ontstane vacature werd voorzien door de heer De Jong (FNV Bouw).
Eind 2012 vroegen wij het verantwoordingsorgaan om advies over de aanpassing van de beloning voor bestuursleden. Het
Verantwoordingsorgaan
verantwoordingsorgaan gaf daar begin 2013 een positief advies over.
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een algemeen oordeel te geven over het handelen
Wijziging in de samenstelling
van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de
In het verslagjaar is de samenstelling niet gewijzigd.
jaarrekening en andere informatie. Op grond van de Pensioenwet heeft het verantwoordingsorgaan een enquêterecht. Dat betekent dat het verantwoordingsorgaan onafhankelijk onderzoek kan laten doen naar het beleid van het fonds of het functioneren van het bestuur. De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd door de voordragende organisaties Aedes, FNV Bouw, CNV Vakmensen en De Unie. Jaarlijks is er één formele gemeenschappelijke vergadering van het verantwoordingsorgaan met het bestuur. Dat was ook in het verslagjaar het geval. In het verslagjaar kwam het verantwoordingsorgaan eenmaal bijeen in een vergadering met de accountant, de waarmerkend actuaris, de compliance officer en de Raad van Toezicht. Daarnaast zijn er enkele meer informele bijeenkomsten geweest van het orgaan met leden van het bestuur. Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken en ontvangen informatie kwam
36
Samenstelling en zittingstermijnen van het verantwoordingsorgaan Voordragende organisatie A. de Haan* (Actieve deelnemers)
Begin 1ste zittingstermijn
Begin 2de zittingstermijnn
Begin 3de zittingstermijn
Begin 4de zittingstermijn
Begin 5de zittingstermijn
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2012
1-1-2015
1-1-2018
CNV Vakmensen
P. Postma (Actieve deelnemers))
FNV Bouw
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2014
1-1-2017
1-1-2020
P.C.M. van Helden (Gepensioneerden)
De Unie
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2013
1-1-2016
1-1-2019
G.W. Kamp (voorzitter) (Gepensioneerden)
FNV Bouw
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2014
1-1-2017
1-1-2020
L. Greven (plv. voorzitter) (Werkgevers)
Aedes
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2013
1-1-2016
1-1-2019
mw. A.J. van de Ven - de Jong * (Werkgevers)
Aedes
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2012
1-1-2015
1-1-2018
* Deze leden hebben daadwerkelijk zitting genomen in 2011.
Samenstelling en rooster van aftreden Raad van Toezicht Benoemd per
Einde eerste zittingstermijn
Einde tweede zittingstermijn
1-1-2011
1-7-2012
1-7-2015
Mw. N. Altenburg, voorzitter Mw. A. Gram
1-1-2012
1-7-2015
1-7-2018
J.T. van Niekerk
1-1-2008
1-7-2010
1-7-2013
Raad van Toezicht
Administratie
De Raad van Toezicht bestaat uit drie onafhankelijke leden. De leden zijn bij de oprichting benoemd door het bestuur.
Pensioenadministratie
Daarna vond de benoeming van de leden plaats door coöp-
Cordares Pensioenen bv, Amsterdam, sinds september 2012
tatie. De Raad van Toezicht is een intern orgaan dat toezicht houdt op
handelend onder de naam APG Pensioenbeheer bv
de interne procedures, zoals beleids- en bestuursprocessen. Zo geeft
M.J. Weerman, directeur
de Raad van Toezicht een oordeel over de aansturing van het fonds.
Drs. F. van Esch, accountmanager
Daarnaast houdt de raad toezicht op de manier waarop er met de
Mr. P.S. Muis CPL, accountmanager
risico’s op lange termijn wordt omgegaan.
Vermogensbeheer De raad heeft in het verslagjaar naast zijn eigen vergaderingen,
APG Investment Services nv, Amsterdam
vergaderd met: het bestuur, het dagelijks bestuur, de externe accoun-
Mr. drs. R. Wuijster Msc, directeur
tant en certificerend actuaris. Ook was er afzonderlijk overleg met het
Drs. H.J. de Boer, accountmanager
verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad.
De firma Towers Watson bv treedt op als adviseur op het gebied van vermogensbeheer.
Wijziging in de samenstelling Gedurende het verslagjaar werd de samenstelling niet gewijzigd. Wel
Waarmerkend actuaris
werd het voorzitterschap halverwege het jaar overgedragen van de
TowersWatson Netherlands bv, Amstelveen
heer Van Niekerk naar mevrouw Altenburg.
Drs. R. Westhoff AAG
Verkorte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht zijn opgenomen
Accountant
in de bijlagen. De belangrijkste functies van de leden van de Raad van
KPMG Accountants nv, Utrecht
Toezicht staan ook vermeld op de website van SPW: www.spw.nl.
Compliance officer Nederlands Compliance Instituut (NCI), Capelle aan den IJssel
37
Verslag van de Raad van Toezicht Algemeen
De Raad van Toezicht betreurt het dat hij opnieuw opmerkingen
De Raad van Toezicht beoordeelt het functioneren van het fonds, en
moet maken over de samenstelling en kwetsbaarheid van het
het functioneren van het bestuur. De raad heeft hiervoor vergaderd
bestuur. Hoewel de raad verbeteringen ziet, zoals de tijdsinveste-
met het bestuur, het dagelijks bestuur en de Bestuurscommissie
ring van de individuele bestuursleden, het aantrekken van externe
Audit & Uitbesteding. Voorts heeft de raad gesproken met de
bestuurders met een specifiek profiel en de coördinatie door het
deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan, de accountant en de
dagelijks bestuur, blijven wij van mening dat het bestuur méér moet
certificerend actuaris.
doen om in tijdige en deskundige opvolging van (onvoorziene) vacatures te voorzien.
In 2012 waren belangrijke onderwerpen het functioneren van een competent en deskundigheid bestuur, bestuursbureau en de be-
De raad en het bestuur hebben dit jaar meer direct contact gehad
stuurscommissies. Ook de aansturing door het bestuur van de uit-
dan vorige jaren. De raad waardeert het dat het bestuur of het dage-
voeringsorganisaties en de evaluatie hiervan gold als een belangrijk
lijks bestuur altijd bereid was om met ons zaken te bespreken als we
aandachtspunt voor de raad.
daarom vroegen. De raad meent effectief toezicht te kunnen houden zonder dat het bestuur voordat het besluiten neemt, adviezen vraagt
Medio 2012 is er binnen de raad een wisseling geweest van voorzit-
aan de raad. De raad heeft zich wel bereid verklaard om vooraf ad-
terschap. Mevrouw Altenburg heeft het voorzitterschap van de heer
vies te geven. Het bestuur heeft daarop aangegeven de voorkeur te
Van Niekerk overgenomen. Achtergrond van deze wisseling is dat de
hebben voor een zuiver toezichthoudende rol van de raad.
heer Van Niekerk in 2013 reglementair is afgetreden. Wij danken de
In het voorjaar 2013 is een gesprek met het bestuur gepland over go-
heer Van Niekerk voor zijn inzet voor de raad en het fonds.
vernance van het fonds en meer in het bijzonder over de rol en taak van de Raad van Toezicht en de samenwerking met het bestuur.
Bevindingen 2012 Het bestuur van SPW heeft, daarbij ondersteund door het bestuursbureau en externe deskundigen, het afgelopen jaar buitengewoon
De Raad van Toezicht van SPW, 13 juni 2013
hard gewerkt. De conclusies uit het DNB onderzoek hebben een belangrijke impuls gegeven aan het herinrichten en beschrijven van de
P.M. Altenburg
beleidsprocessen en –procedures. Dat laat onverlet dat het bestuur
A. Gram
zelf is geweest die besloten heeft voortvarend aan de slag te gaan.
Ir. J.T. van Niekerk
Een keuze die de Raad van Toezicht van harte onderschrijft. Nu de processen en procedures goed beschreven zijn zal in de praktijk bewezen moeten worden dat de professionaliseringsslag die hiermee is gemaakt ook goed werkt. De wijze waarop het bestuur is omgegaan met de verbeteringen in het vermogensbeheer en de beleggingen ziet de raad als een belangrijk voorbeeld van deze professionalisering. Op dit terrein is veel ten goede gebeurd. We mogen verwachten dat met de versterking van het bestuursbureau en het inrichten van de Bestuurscommissie Balansmanagement de stijgende lijn kan worden vastgehouden. Ook op het terrein van de pensioenadministratie is vooruitgang geboekt in de waarneming van de Raad van Toezicht. Het blijft echter een tijdsintensief proces om de uitvoering op het niveau te krijgen die het bestuur wenselijk acht. De inspanning hierbij van zowel bestuur als de bestuursondersteuning is positief.
38
Oordeel van het verantwoordingsorgaan Inleiding
waardoor er een duidelijke focus in de bedrijfsvoering ontstaat.
Het verantwoordingsorgaan geeft een algemeen oordeel over het
Gelet op de ingrijpende wijzigingen in wet- en regelgeving die de
handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid voor de
komende periode tot stand komen, achten wij dat een goede zaak.
toekomst. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan is hieronder opgenomen.
We stellen vast dat de administratieve organisatie en de interne controle bij de uitvoeringsorganisatie op orde is. Wij stellen even-
De bevoegdheid van het verantwoordingsorgaan is gebaseerd op
eens vast dat de Raad van Toezicht, de waarmerkend actuaris, de
artikel 33 van de Pensioenwet, artikel 11 van het Besluit uitvoering
accountant en de compliance officer niet of nauwelijks opmerkingen
Pensioenwet, de Wet Verplichte Beroepspensioenregeling en de
maken en verbeterpunten aangeven. Wij onderschrijven dat beeld
Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals opgesteld door
van harte.
de STAR op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft een positief oordeel over het
Algemeen
handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid voor de
Het verantwoordingsorgaan heeft op basis van artikel 4 van het
toekomst.
Reglement Verantwoordingsorgaan en de Principes onder meer tot taak een algemeen oordeel te geven over:
Aandachtspunten verantwoordingsorgaan
• het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag,
Het verantwoordingsorgaan brengt de volgende punten onder de
de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen
aandacht van het bestuur:
van de Raad van Toezicht;
• Het verantwoordingsorgaan blijft zijn zorg uitspreken over de
• het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar;
kwetsbaarheid van het bestuur zelf op grond van de absolute omvang. Tegelijk zien we ook dat – ondanks de vacature in 2012
• het beleid voor de toekomst;
– het bestuur in staat is gebleken de benodigde kwaliteit tijdig te
• de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan goed pensioen-
leveren. De rol van het bestuursbureau is hierin van groot belang
fondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet.
geweest. • Het verantwoordingsorgaan constateert een verschuiving in
Verklaring bij de jaarstukken
de aard en opbouw van het deelnemersbestand. Er zijn steeds
Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarver-
minder actieve deelnemers. Wij adviseren het bestuur om aan de
slag, de jaarrekening en de bevindingen van de Raad van Toezicht.
gevolgen hiervan de juiste bestuurlijke aandacht te besteden. We
Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan kennis genomen van
zien overigens ook dat het bestuur hieraan al aandacht besteedt,
de bevindingen van de accountant, de certificerend actuaris en de
onder andere in de ALM-studie.
compliance officer, alsmede zijn oordeel gebaseerd op gesprekken met de Raad van Toezicht en het dagelijks bestuur.
• De uitvoeringskosten van het fonds nemen toe. Voor een deel wordt dit veroorzaakt door de toename van de omvang van het fonds. Bepaalde keuzes van het bestuur zorgen ook voor een
Oordeel verantwoordingsorgaan Wij complimenteren het bestuur met de behaalde resultaten. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat de beleggingsresultaten goed
toename. We vragen het bestuur om voldoende aandacht te schenken aan het beheersen van de uitvoeringskosten. • Het lijkt ons een goede zaak om op een meer toegankelijke wijze
zijn, zowel in absolute als relatieve zin. De voorgenomen aanpas-
de belangrijkste aspecten uit het jaarverslag onder de aandacht
singen in de governance zijn gerealiseerd en hebben tot een goed
van de deelnemers en gepensioneerden te brengen, bijvoorbeeld
resultaat geleid. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat het bestuur steeds beter ‘in control’ is en de bestuurlijke organisatie op orde heeft.
via een van de website te downloaden flyer. • Ook vinden we dat het DNB-onderzoek naar innovatieve beleggingen in het jaarverslag meer aandacht zou kunnen verdienen. Dit onderzoek heeft als een katalysator gewerkt om te komen tot een
Het bestuur werkt sinds eind vorig jaar met een meerjarenbeleids-
betere beheersing van de beleggingsrisico’s.
plan en een strategisch beleggingsplan voor de komende periode. Het verantwoordingsorgaan stelt vast dat het meerjarenbeleidsplan als een bestuurlijke agenda voor de komende twee jaar functioneert,
39
Ontwikkelingen verantwoordingsorgaan Wat betreft de eigen rol van het verantwoordingsorgaan zien wij die rol met name bij de beoordeling van een evenwichtige belangenafweging in de keuze van een nieuw pensioencontract, dat waarschijnlijk vanaf 1 januari 2015 mogelijk wordt. Ook de toekomst van het verantwoordingsorgaan zelf is aan de orde. Bij de aanstaande invoering van een nieuw bestuursmodel adviseren wij het bestuur een model te kiezen waarin de governancestructuur en de verantwoordingsfunctie op een zo compact mogelijke manier wordt vorm gegeven. Dit fondsorgaan zou “lean and mean” en kwalitatief hoogwaardig moeten zijn. Gelet op onze ervaringen in de afgelopen jaren zijn wij ervan overtuigd dat het een goede zaak is als hierin dat alle geledingen - deelnemers, gepensioneerden en werkgevers - vertegenwoordigd zijn. Het verantwoordingsorgaan van SPW 13 juni 2013
40
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de bevindingen van de Raad van Toezicht Het bestuur heeft kennisgenomen van het oordeel en de adviezen van het verantwoordingsorgaan alsmede de bevindingen van de Raad van Toezicht ten aanzien van het jaarverslag van en het gevoerde bestuursbeleid in 2012. Het bestuur vindt daarin aanleiding te reageren ten aanzien van de opmerkingen over de kwetsbaarheid van het bestuur. Het bestuur deelt de zorg van de Raad van Toezicht voor wat betreft kwetsbaarheid voor zover het de snelheid van vervullen van vacatures betreft. Het bestuur is hier afhankelijk van de voordragende organisaties. Met een rooster van aftreden probeert het bestuur dit proces te beheersen. Het bestuur is van mening dat de omvang van het bestuur met ondersteuning van het bestuursbureau voldoende is om vacatures tijdelijk op te vangen en een goede balans geeft met betrekking tot de slagkracht. Het bestuur is van mening dat het aantrekken van meer bestuursleden niet bijdraagt aan een betere beheersing van het continuïteitsrisico. De overige adviezen en opmerkingen worden door het bestuur onderschreven en ter hand genomen, voor zover dat niet al het geval is. Het bestuur waardeert de betrokkenheid en inzet van de leden van het verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht. Het bestuur heeft met instemming kennisgenomen van het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur dankt de Raad van Toezicht en het verantwoordingsorgaan voor zijn inzet om tot een gefundeerd oordeel te komen over het gevoerde beleid en zal het verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht op de hoogte stellen van beleidsontwikkelingen bij het fonds. Bestuur SPW Amsterdam, 18 juni 2013
41
Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet Op grond van artikel 96 van de Pensioenwet melden wij het volgende. In het verslagjaar is sprake geweest van: • Een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet. • Een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet. In het verslagjaar is geen sprake geweest van: • Het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezichthouder. • Een aanwijzing van de toezichthouder als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet. • De aanstelling van een bewindvoerder door de toezichthouder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet. • De beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Melding aan DNB van het reservetekort en het dekkingstekort heeft plaatsgevonden in het jaar 2008.
42
Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties Jaarrekening 2012
Leeswijzer bij de jaarrekening Hierna volgt de Balans per 31 december 2012 en de Staat van baten en lasten over 2012. De cijfers in de kolom Toelichting verwijzen naar de toelichting op de balans per 31 december 2012 (vanaf pagina 54) en de toelichting op de staat van baten en lasten (vanaf pagina 65).
43
Balans per 31 december 2012
(na resultaatbestemming)
(Bedragen in duizenden euro’s)
Activa
Toelichting
2012
2011
Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds
1
7.763.207
6.838.631
Beleggingen voor risico deelnemers
2
141
126
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
3
-
141
Overige vorderingen en overlopende activa
4
116.053
81.831
Liquide middelen
5
1.546.550
15.177
9.425.951
6.935.906
2012
2011
6
511.999
102.284
Voorziening voor risico pensioenfonds
7
7.473.374
6.710.034
Voorziening voor risico deelnemers
8
141
126
Overige schulden en overlopende passiva
9
1.440.437
123.462
9.425.951
6.935.906
Totaal
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
Toelichting
Technische voorzieningen
Totaal
44
Staat van baten en lasten over 2012 (Bedragen in duizenden euro’s)
Baten
Toelichting
2012
2011
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
10
353.858
316.468
Premiebijdragen voor risico deelnemers
11
2
3
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
12
979.998
725.538
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
13
21
13
Saldo overdracht van rechten
14
12.105
18.030
Herverzekeringen
15
6
6
Resultaat deelneming
16
-
Diverse baten Totaal van de baten
Lasten
Toelichting 17
./.
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
18
Mutatie VPV voor risico pensioenfonds
19
Mutatie voorziening voor risico deelnemers
Diverse lasten
Totaal van de lasten
Saldo van baten en lasten
20
175
-
28
1.345.990
1.059.911
2012
Pensioenuitkeringen
Overgedragen rechten voor risico deelnemers
./.
160.396
2011 ./.
147.009
./.
12.479 ./.
11.383
./.
7
./.
24
./.
763.340
./.
1.103.488
./.
15
8
./.
38
-
./.
936.275 ./.
1 261.896
409.715 ./.
201.985
397.157
201.985
Resultaatverdeling Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s Bestemmingsreserve VPL Extra reserve Totaal
./.
12.558
-
-
-
409.715 ./.
201.985
45
Kasstroomoverzicht over 2012 (Bedragen in duizenden euro’s)
2012
2011
346.087
315.801
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten
25.341
8.599
Betaalde pensioenuitkeringen
./.
158.619
./.
146.825
Betaalde waardeoverdrachten
./.
1.908
./.
17.312
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde pensioenuitvoeringkosten
27
27 ./.
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
12.879 ./.
11.495
181.307
165.537
5
4.643.202
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen
1.828.611
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
244.953
Aankopen en verstrekkingen van beleggingen
./.
Betaalde kosten van vermogensbeheer
./.
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
715.330
211.148 ./.
5.126.918
8.168 ./.
8.713
1.350.066
./.
281.281
Netto-kasstroom uit beleggingsactiviteiten Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen
Mutatie liquide middelen
Stand per 1 januari Stand per 31 december
5
46
Dit bedrag is inclusief ontvangen cash collateral ad 1.427.819.
-
1.531.373 ./.
-
115.744
15.177
130.921
1.546.550
15.177
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2012 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Inleiding
met een bedrag van 3.579. Dit betreft de verschuldigde rente
Het doel van Stichting Pensioenfonds voor de
over de derivaten met een negatieve waarde, welke in de jaar-
Woningcorporaties (SPW), statutair gevestigd te
rekening 2011 gesaldeerd was opgenomen onder de post ’Overige
Amsterdam, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaan-
vorderingen en overlopende activa’ (zie pagina 58 en 62). • De kosten vermogensbeheer werden in 2011 als een separate
den bij ouderdom en overlijden. Ook verstrekt SPW uitkeringen aan
post gepresenteerd in de Staat van baten en lasten. In 2012 zijn
arbeidsongeschikte deelnemers. SPW geeft invulling aan de uitvoe-
deze kosten opgenomen in de post ’Beleggingsopbrengsten
ring van de pensioenregelingen van de aangesloten werkgevers.
voor risico pensioenfonds’. De kosten vermogensbeheer bestaan uit de aan het pensioenfonds in rekening gebrachte
Het balanstotaal is ultimo 2012 gestegen met 2,5 miljard euro ten
kosten, de kosten die in een beleggingsfonds zijn opgenomen
opzichte van het balanstotaal ultimo 2011. Dit wordt deels veroor-
zijn niet in deze post begrepen. In 2011 waren de kosten in
zaakt door het feit dat vanaf 2012 cash collateral wordt uitgewisseld
de beleggingsfondsen opgenomen in de hiervoor genoemde
als onderpand voor de waarde van de derivaten. Dit cash collateral
separate post. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden (9.849)
wordt aangehouden als liquide middelen aan de debetzijde van de
van de kosten vermogensbeheer naar indirecte beleggingsop-
balans met daartegenover een terugbetalingsverplichting voor het
brengsten (zie pagina 66).
ontvangen onderpand aan de creditzijde van de balans. Ultimo 2012
• De tabel onder ’De verdeling van de aandelenportefeuille ten
is de hoogte van het ontvangen cash collateral 1,4 miljard euro.
opzichte van de benchmarkportefeuille per regio’ is gewijzigd.
Hierdoor stijgt het balanstotaal ook met 1,4 miljard euro ten op-
Door de verdeling van de aandelenfondsen beheerd door een
zichte van ultimo 2011. De rest van de stijging van het balanstotaal
externe manager over de verschillende regio’s zijn de percenta-
wordt voor het grootste deel (0,9 miljard euro) veroorzaakt door de
ges onder ‘werkelijk 2011’ gewijzigd omdat hiertoe in 2012 meer
waardeontwikkeling van de beleggingen in 2012.
informatie beschikbaar is gekomen (zie pagina 74). • De tabel onder ‘Onderverdeling aandelen naar sectoren’ is ge-
Overeenstemmingsverklaring
wijzigd. De aandelenfondsen beheerd door een externe manager
De jaarrekening is in overeenstemming met de wettelijke bepalin-
zijn verdeeld over de verschillende sectoren en niet meer als
gen, zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming
aparte post zichtbaar omdat hiertoe in 2012 meer informatie
van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
beschikbaar is gekomen (zie pagina 74).
Het bestuur heeft op 18 juni 2013 de jaarrekening vastgesteld.
Schattingswijziging In 2012 hebben de volgende wijzigingen in de actuariële grond-
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
slagen geleid tot een schattingswijziging: • Hantering nieuwe overlevingstafels Het bestuur heeft besloten om voor de bepaling van de
Algemeen
Voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2012 een nieuwe
Ter verbetering van het inzicht is voor de vergelijkende cijfers een
prognosetafel te gebruiken, de AG-Prognosetafel 2012-2062.
aantal presentatiewijzigingen doorgevoerd.
Het negatieve effect van deze schattingswijziging op het resultaat
• De tabel onder ’Beleggingen voor risico pensioenfonds’ is gewijzigd. Er hebben verschuivingen plaatsgevonden tussen de post
bedraagt 68 miljoen euro. • Wijziging fondsspecifieke ervaringssterfte.
’Gerealiseerd resultaat’ en de post ’Herwaardering’ voor Vastgoed
Het bestuur heeft besloten om voor de bepaling van de
(36.015), Aandelen (471.656), Derivaten (1.195.736) en Overige
Voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2012 nieuwe
(101.869) (zie pagina 54).
fondsspecifieke ervaringssterfte te gebruiken. Het negatieve
• De tabel onder ‘waarderingsmodellen en waarderingstechnieken’ is gewijzigd. In de post Derivaten is een verschuiving opgetreden tussen de kolom ’Afgeleide marktnoteringen’ (verhoogd met
effect van deze schattingswijziging op het resultaat bedraagt 8 miljoen euro. • Wijziging excassokostenopslag
797.771 en de kolom ’Waarderingsmodellen en - technieken’
De excassokostenopslag is met ingang van 1 januari 2012
(verlaagd met 797.771: zie pagina 55).
verhoogd van 2,1 procent naar 2,3 procent op de netto voor-
• De post ’Overige vorderingen en overlopende activa’ en de post ’Overige schulden en overlopende passiva’ zijn beide verhoogd
ziening. Het negatieve effect van deze schattingswijziging op het resultaat bedraagt 15 miljoen euro.
47
• Wijziging opslag latent wezenpensioen De opslag latent wezenpensioen is verlaagd van 7 procent
genomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
naar 3 procent. Het positieve effect van deze schattingswijziging op het resultaat bedraagt 27 miljoen euro.
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9
Voor een verdere toelichting verwijzen wij u naar de toelichting onder 7.
Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en
Voorziening voor risico pensioenfonds.
veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtin-
Opname van een actief of een verplichting
gen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waar-
veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en
schijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar
verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als
het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan
redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis
betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt
voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die
in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikke-
niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke
ling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de
uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en
omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode
Verantwoording van baten en lasten
waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wan-
periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige
neer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhan-
perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagpe-
gend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van
riode als toekomstige perioden.
een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang beeen vermindering van het economisch potentieel, samenhangend
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en onge-
trouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer
verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar
realiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveran-
kan worden vastgesteld.
deringen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrek-
Vreemde valuta
king tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedra-
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar
gen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opge-
euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel
nomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans
van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende
opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de
uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers
voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische
per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de
voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit
staat van baten en lasten.
betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. 31 december 2012
31 december 2011
Saldering van een actief en een verplichting
USD
0,76
0,77
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd
GBP
1,23
1,20
als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wet-
JPN*
87,72
100,12
telijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting ge-
CHF
0,83
0,82
saldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat
SEK
0,12
0,11
om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd op-
48
* Euro per 10.000 eenheden Japanse yens.
Beleggingen voor risico pensioenfonds
Alle derivaten worden op actuele waarde gewaardeerd en zijn in de jaarrekening verantwoord onder derivaten. De renteswaps worden gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde
Algemeen
is de resultante van de contante waarde van de toekomstige kas-
De beleggingen worden gewaardeerd op actuele
stromen, contant gemaakt op basis van de geldende renteswapcurve.
waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet
De waarde van de aandelenopties wordt bepaald met behulp van
betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis
standaard marktconforme waarderingsmodellen in Bloomberg. Voor
van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen,
de aandelenopties zijn de belangrijkste parameters voor de waarde-
die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden
ring gebaseerd op observeerbare marktinformatie. Dit betreft voor-
gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort
namelijk de volatiliteit in de markt.
beleggingen.
Onderhandse leningen Participaties in vastgoedbeleggingsinstellingen
De onderhandse leningen worden gewaardeerd op actuele waarde
Participaties in beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen zijn ge-
door het quotiënt van het rendement van de lening en het effectief
waardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties
rendement van dertigjarige staatsleningen ultimo boekjaar, inclusief
in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen zijn gewaar-
een illiquiditeits- en risico-opslag van 1,25 procent.
deerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen
Dit betreft het zogenaamde privioen, een beschikbare premieregeling
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleg-
waarbij voor rekening en risico van de deelnemer wordt belegd bij
gingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum gel-
Robeco. Waardering van de beleggingen vindt plaats tegen de actuele
dende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggings-
waarde zoals opgegeven door Robeco.
instellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
Herverzekering SPW heeft voor vier deelnemers een lopende arbeidsongeschiktheids-
Obligaties en andere vastrentende waardepapieren
uitkering bij herverzekeraar Swiss Re lopen en voor nog één deelne-
Beursgenoteerde obligaties en andere vastrentende waardepapieren
mer een lopende uitkering bij de herverzekeraar Achmea. Deze risico-
en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaar-
verzekeringen zijn in het verleden tot uitkering gekomen (ten gunste
deerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in
van SPW) en betreffen een tijdelijke uitkering (tot 65 jarige leeftijd van
niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen
de deelnemer). De herverzekering is al lang geleden beëindigd en er
de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
kunnen dus geen nieuwe toekenningen meer plaatsvinden. SPW betaalt de betrokken deelnemers een volledige arbeidsongeschiktheids-
Leningen op schuldbekentenis
uitkering (de volledige aanspraak inclusief het herverzekerde deel is
Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd op actuele
opgenomen in de voorziening van SPW). De waarde van de herverze-
waarde. De actuele waarde van de leningen op schuldbekentenis wordt
kerde uitkeringen van Swiss Re aan SPW wordt als activa post in de
berekend op basis van de contante waarde van de toekomstige kas-
balans opgenomen. De herverzekerde uitkeringen van Swiss Re zijn
stromen. De gehanteerde interestpercentages voor het contant maken
ultimo 2012 afgekocht (betaling ontvangen in 2013) de activa post
zijn ontleend aan externe onafhankelijke partijen en zijn afhankelijk
voor de resterende lopende uitkering bij Achema voor één deelnemer
van het kredietrisico per tegenpartij. De leningen op schuldbekentenis
(welke afloopt begin 2013) is bijna nihil. Bij de waardering worden
worden in de jaarrekening verantwoord onder de obligaties en andere
de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de ultimo jaar
vastrentende waardepapieren.
geldende rentetermijnstructuur onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds.
Derivaten SPW maakt voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valuta-
Vorderingen en overlopende activa
termijncontracten. Ook maakt SPW gebruik van renteswaps voor het
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één
afdekken van het renterisico van de verplichtingen en van (onder-
jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in
handse) opties om het neerwaartse risico van aandelen af te dekken.
mindering gebracht.
49
Bestemmingsreserve VPL
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met
Op grond van de overeenkomst ‘’beheer VPL-gelden’’
premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis
voert SPW, namens CAO-partijen, de VPL-regeling uit.
van de contante waarde van doorsneepremies waarvoor vrijstelling
Onderdeel van deze overeenkomst is dat SPW VPL-
is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Daarnaast wordt bij het
premie ontvangt en beheert totdat deze worden om-
berekenen van de voorziening rekening gehouden met de contante
gezet in onvoorwaardelijke pensioenen bij SPW voor de deelnemer.
waarde van de (deels) vrijgestelde doorsneepremies voor deelnemers met een ingegaan vroegpensioen.
De ontvangen VPL-premie wordt strikt gescheiden van de doorsneepremie voor de pensioenregeling in de jaarrekening bijgehouden.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan
Hiertoe voert SPW een bestemmingsreserve VPL. Deze bestem-
van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij
mingsreserve wordt dus niet meegenomen bij de bepaling van de
rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevings-
(nominale) dekkingsgraad.
kansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële
Aan de bestemmingsreserve wordt vanuit het resultaat (jaarlijks) het
grondslagen en veronderstellingen:
volgende toegevoegd: • De in het verslagjaar ontvangen VPL-premies;
Rekenrente
• Interesttoevoeging van het over het verslagjaar gerealiseerde
De marktrente is gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals per
fondsrendement (totaalportefeuille).
jaareinde gepubliceerd door DNB. De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald
Aan de bestemmingsreserve wordt vanuit het resultaat onttrokken:
met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentecurve.
• Kosten van inkoop van VPL-aanspraken op basis van de zuivere
Voor 2011 (vergelijkende cijfers) betrof dit de rentetermijnstructuur
kostendekkende premie verhoogd met een opslag (zijnde het
op basis van een driemaandsgemiddelde. Voor 2012 betreft dit de
maximum van de aanwezige dekkingsgraad of het minimaal
rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met
vereist eigen vermogen) en de rentetermijnstructuur primo het
toepassing van de Ultimate Forward Rate. Het hanteren van de
berekeningsjaar.
UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een ten opzichte van de markt aangepaste
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
rentecurve (ultimo 2012 hogere rente) wordt gehanteerd. Ultimo
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op
dekkingsgraad op van circa 3,6 procent. Ondanks de introductie
actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald
van de UFR heeft de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur over
op basis van de contante waarde van de beste inschatting van
2012 een negatief effect op de dekkingsgraad van circa 6,8 procent.
toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum
Zie figuur op volgende pagina.
2012 levert de toepassing van de UFR een positief effect op de
onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken
Sterfte
en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante
De sterftekansen zijn gebaseerd op de Prognosetafel 2012-2062
waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente.
(2011: Prognosetafel 2010-2060) met toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte.
Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement
Partnerfrequenties
en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspra-
Voor latent partnerpensioen wordt, voor de verplichte verzekering,
ken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de
uitgegaan van een partnerfrequentie die afgeleid is van CBS-cijfers
opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balans-
en gecorrigeerd is met ervaringscijfers van het fonds. Op pensioen-
datum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten
datum houdt het fonds rekening met een partnerfrequentie van
na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante condities) zijn in
100 procent. Na pensionering gaat het fonds uit van het zogenaam-
de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met
de bepaalde partnersysteem.
toekomstige salarisontwikkelingen.
50
Rentetermijnstructuur per 31 december 2011 en 31 december 2012
4,00
Interestpercentage
3,50 3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0 1
5
9
13
17
21
25
29
33
37
41
45
49
53
57
Looptijd in jaren 31-12-2011
31-12-2012
Leeftijdsverschil
IBNR
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner
Het fonds houdt een voorziening aan voor toekomstige arbeidson-
drie jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner
geschiktheid (IBNR). Deze voorziening wordt ultimo jaar vastge-
drie jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
steld op tweemaal de schadelast. De schadelast is gebaseerd op de in het verslagjaar gerealiseerde schadelast als gevolg van premie-
Moment pensioenuitkering
vrije deelneming en de verwachte schadelast als gevolg van (aanvul-
Pensioenuitkeringen worden continu verondersteld.
lende) arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in het boekjaar.
Excassokostenopslag
Toeslagverlening
Dit betreft een kostenopslag ter grootte van 2,3 procent van de voor-
De pensioenen van (gewezen) deelnemers en uitkeringsgerechtigden
ziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige
worden, als en voor zover de middelen van het fonds dit naar het
administratie- en excassokosten.
oordeel van het bestuur toelaten, jaarlijks op 1 januari volgend op het boekjaar verhoogd met de door het bestuur vast te stellen toeslag.
Wezenopslag In verband met het nabestaandenpensioen voor de kinderen is
Op de toeslagverlening is een zogenaamde voorwaardelijkheids-
de Voorziening Pensioenverplichtingen voor het latente na-
verklaring van toepassing.
bestaandenpensioen van deelnemers die nog niet gepensioneerd zijn met 3 procent verhoogd.
Korte beschrijving van de pensioenregeling(en) Het fonds heeft de pensioenregelingen en de wijze waarop hieraan
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
uitvoering wordt gegeven vastgelegd in de volgende reglementen:
Het fonds houdt een (schade) voorziening aan voor premievrijge-
1. (Vroeg)pensioenreglement
stelde (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. De voorziening pensioen-
2. Flexpensioenreglement
verplichtingen voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten is gelijk aan
3. Uitvoeringsreglement
75 procent van de contante waarde van de ongekorte toekomstige doorsneepremie (voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen),
De pensioenregelingen kunnen worden gekenmerkt als een voor-
berekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid.
waardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Een bondige opsommingen van de kenmerken van de regelingen is opgenomen in de
51
ABTN van het fonds. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds
leden niet volledig zijn toegekend. Om niet (volledig) toegekende
de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd.
toeslagen alsnog te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad
Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeren de
vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te
pensioenregelingen zich als een uitkeringsovereenkomst.
verwachten. Het bestuur van het fonds geeft in haar jaarverslag elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de
Toeslagverlening
werkelijk toegekende toeslagen.
Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioen-
voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst
De pensioenregeling voor risico deelnemers is
rechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een
toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald.
een beschikbare premieregeling (premieovereenkomst). De regeling betreft het zogenaamde privioen belegd bij Robeco.
Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de
De waardering van de voorziening voor risico van deelnemers
premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te
wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzie-
passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslag-
ning aangehouden beleggingen.
verlening heeft een voorwaardelijk karakter. Per 1 januari 2012 zijn de opgebouwde pensioenen niet verhoogd
Overige schulden en overlopende passiva
met een toeslag terwijl de geldende maatstaf voor zowel actieve
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste ver-
deelnemers als voor gewezen deelnemers en pensioengerechtig-
werking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking wor-
den wel aanleiding zou geven voor een verhoging.
den schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
De procentuele loonontwikkeling in een bepaalde periode in de sector is de maatstaf die wordt gehanteerd voor de verhoging van
Dekkingsgraad
de opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers. Deze loonont-
De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door
wikkeling was 1,91 procent in de betreffende meetperiode, namelijk
op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden
van 31 juli 2011 tot 31 juli 2012. Aangezien de dekkingsgraad van het
en de bestemmingsreserve VPL te delen op de technische voor-
fonds ultimo 2012 lager was dan 110 procent, werd besloten om de
zieningen zoals opgenomen in de balans.
opgebouwde pensioenen per 1 januari 2013 niet te verhogen met een toeslag. Vanwege de financiële positie van het fonds in 2012 is
Resultaatbepaling
besloten om de beschikbare premieruimte niet te gebruiken voor een aanvullende toeslag voor de actieve deelnemers.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) De over het verslagjaar geheven premies en koopsommen. De
De consumentenprijsindex alle huishoudens is de maatstaf die
premies zijn gebaseerd op een doorsneepremie die wordt geheven
wordt gebruikt voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen
over de pensioengrondslag.
van gewezen deelnemers en de pensioenen van pensioengerechtigden. De consumentenprijsindex alle huishoudens (of de procentuele
Beleggingsopbrengsten
ontwikkeling van de prijzen) was in de meetperiode (van 31 juli 2011 tot 31 juli 2012) 2,1 procent. Omdat de dekkingsgraad van het fonds
Directe beleggingsopbrengsten
ultimo 2012 lager was dan 110 procent, heeft SPW besloten om de
Onder de directe beleggingsopbrengsten worden de aan het
opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en gepensio-
verslagjaar toe te rekenen interest en dividenden verantwoord.
neerden per 1 januari 2013 niet te verhogen met een toeslag.
Dividenden worden verantwoord op kasbasis, vermeerderd met het per einde boekjaar toegerekende dividend.
Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden
Indirecte beleggingsopbrengsten
toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen, voor zover in het ver-
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden de gerealiseerde
52
en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten gedurende het boekjaar verantwoord.
Saldo overdracht van rechten Onder het saldo overdracht van rechten worden de in het verslagjaar ontvangen en betaalde overdrachtswaarden van pensioenaanspraken verantwoord, zo mogelijk vermeerderd met interestvergoeding.
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
53
Toelichting op de balans over 2012 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Stand per 1 januari 2011 Herrubricering
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
514.742
2.037.059
1.997.774
402.952
-
-
8.812
162.737
Aankoop/verstrekkingen Verkoop/aflossingen
Vastgoed
./.
146.794
2.143.436 ./.
2.005.845
./.
235.828
26.770
Gerealiseerd resultaat
9.245
Herwaardering Stand per 31 december 2011
2.203.546 ./.
137.195
566.700
./.
2.076.017
./.
100.553
./.
Totaal
716.877
5.669.404
./.
8.812
-
305.166
5.125.908
193.459
./.
247.268
./. 4.602.739
135.216
./.
311.023
2.009.373
Overige
22.658
106.644
126
597.868
50.935
422.094
2.301.186
983.168
794.240
6.721.311 115.328
Onder de overlopende schulden en overlopende passiva verantwoorde derivaten Onderhandse lening
1.992
Totaal beleggingen volgens de balans
6.838.631
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
Totaal
Stand per 1 januari 2012
566.700
2.076.017
2.301.186
983.168
794.240
6.721.311
Aankoop/verstrekkingen
36.087
112.902
395.594
14.342
159.199
718.124
200.521 ./.
176.962
./.
56
./.
109.501 ./.
545.067
782
./.
129.074
./.
406
108.229
Verkoop/aflossingen
./.
Gerealiseerd resultaat Herwaardering Stand per 31 december 2012
58.027 2.170
./.
18.299
./.
20.394
307.799
106.287
496.628
41.763
972.871
567.324
2.314.496
2.626.887
1.365.008
885.295
7.759.010
Onder de overlopende schulden en overlopende passiva verantwoorde derivaten
2.129
Onderhandse leningen
2.068
Totaal beleggingen volgens de balans
Actuele waarde
7.763.207
bepaalde financiële instrumenten, zoals derivaten, onderhandse leningen en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen zijn gewaardeerd
Schattingen en oordelen
door middel van waarderingsmodellen en waarderingstechnieken,
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds na-
inclusief een verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare
genoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum
instrumenten.
en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en beleggingsschulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de officiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van afgeleide marktnoteringen. Echter,
54
Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
(Direct afgeleide) marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen en - technieken
Totaal
Stand per 31 december 2011 Vastgoedbeleggingen
-
128.915
437.785
566.700
Aandelen
-
2.076.017
-
2.076.017 2.301.186
Vastrentende waarden
-
2.292.088
9.098
24
797.771
185.373
983.168
-
237.609
556.631
794.240
24
5.532.400
1.188.887
6.721.311
(Direct afgeleide) marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen en - technieken
Totaal
-
156.142
411.182
567.324
Aandelen
-
2.314.496
-
2.314.496
Vastrentende waarden
-
2.609.171
17.716
2.626.887
Derivaten Overige beleggingen Totaal
Stand per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen
Derivaten
-
1.285.093
79.915
1.365.008
Overige beleggingen
-
263.157
622.138
885.295
Totaal
-
6.628.059
1.130.951
7.759.010
De schatting van de actuele waarde is een momentopname, gebaseerd
(Direct afgeleide) marktnoteringen
op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het
Hieronder worden de beleggingen gepresenteerd die voor de waarde-
financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en
ring gebruik maken van prijzen van onafhankelijke prijsleveranciers.
bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (zoals
Dit betreft dus zowel beursnoteringen als prijzen die dagelijks worden
de rentestand, volatiliteit en schattingen van kasstromen) en kunnen
verstrekt door onafhankelijke prijsleveranciers.
daarom niet met precisie worden vastgesteld.
Afgeleide marktnoteringen Schatting van reële waarde
Hieronder worden de beleggingsfondsen gepresenteerd die onderlig-
De belangrijkste gehanteerde methoden en veronderstellingen voor het
gend overwegend beursgenoteerde beleggingen bevatten. Ook de
schatten van de reële waarde van financiële instrumenten zijn:
rente- en valutaderivaten worden hieronder gepresenteerd. Deze wor-
• theoretische waarderingsmodellen op basis van marktdata
den gewaardeerd op basis van intern gevalideerde waarderingsmodel-
(derivaten en onderhandse leningen); • intrinsieke waardebepaling op basis van al dan niet gecertifi-
len waarbij waarneembare marktgegevens als input worden gebruikt. Ten opzichte van 2011 is het aandeel in de post waarderingsmodellen
ceerde rapportages van de desbetreffende vermogensbeheerders
en -technieken aanzienlijk toegenomen. Deze toename wordt geheel
of, indien en voor zover deze niet beschikbaar zijn, de kostprijs
verklaard door de waardeontwikkeling van de producten.
van de (recente) investeringen (private equity, hedgefondsen en vastgoed).
Waarderingsmodellen en -technieken Hieronder worden niet-beursgenoteerde beleggingen gepresenteerd, en die beleggingsfondsen die overwegend niet-beursgenoteerde beleggingen bevatten. Ook de aandelenopties worden hieronder gepresenteerd.
55
Het bestuur heeft de actuele waarde van de niet-beursgenoteerde beleg-
Derivaten
gingen geschat op basis van opgaven van investment managers. De betrouwbaarheid van de gebruikte opgave wordt geverifieerd aan de hand van gecontroleerde jaarrekeningen van de fondsen waarin belegd wordt. 2012
Vastgoed
Valutaderivaten
60.232
Rentederivaten
1.224.861
Aandelenopties Totaal
2012
2011
Indirect vastgoed (participatie in beleggingsfondsen)
567.324
566.700
Totaal
567.324
566.700
De vastgoedportefeuille bestaat voor 27,5 procent (2011: 22,8 procent) uit beursgenoteerde vastgoedfondsen en voor 72,5 procent (2011: 77,2 procent) uit niet-beursgenoteerde fondsen.
Aandelen
Mature market Emerging markets Totaal
2012
2011
1.812.661
1.908.408
501.835
167.609
2.314.496
2.076.017
Per balansdatum waren geen aandelen uitgeleend.
Vastrentende waarden
2012
2011
Staatsobligaties (niet index-linked)
776.911
573.261
Hypothecaire leningen
504.773
558.244
Credits
1.345.203
1.169.681
Totaal
2.626.887
2.301.186
Per balansdatum waren geen vastrentende waarden uitgeleend.
56
2011 ./.
107.030 904.826
79.915
185.372
1.365.008
983.168
De derivaten kunnen als volgt worden gepresenteerd (uitgesplitst naar activa en passiva):
Activa
2012
Valutaderivaten
60.451
Rentederivaten
1.226.771
Aandelenopties Totaal
2011 Passiva
2012
2011
Valutaderivaten
219
110.918
909.236 Rentederivaten
1.910
4.410
3.888
79.915 1.367.137
-
-
2.129
115.328
185.372 Aandelenopties 1.098.496 Totaal
De valutatermijncontracten worden niet voor een specifieke beleg-
Overige beleggingen
gingscategorie afgesloten; er heeft daarom geen verdeling naar beleggingscategorieën plaatsgevonden. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het fonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. De
2012
2011
450.095
428.013
portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de
Private equity
economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door
Hedgefondsen
94.276
53.888
het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds
Commodities (grondstoffen, edele metalen)
263.158
237.609
gebruikt derivaten hoofdzakelijk om marktrisico’s af te dekken.
Opportunities
37.154
37.698
Eén van de belangrijkste risico’s voortvloeiend uit het gebruik van
Infrastructuur
40.612
37.032
derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet
Totaal
885.295
794.240
aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Alle transacties zijn aangegaan met APG Treasury Center, waarbij cashcollateral
Onderhandse leningen
uitgewisseld wordt. De relatie met APG Treasury Center (TC) wordt
De onderhandse leningen bestaan uit twee leningen, het rente-
nader toegelicht op pagina 63.
percentage is voor beide leningen een vast percentage en bedraagt 7,25 procent. De resterende looptijd bedraagt respectievelijk 26 jaar
Besloten is om over te gaan tot het uitwisselen van onderpand in de
(bedrag lening 1.016) en 29 jaar (bedrag lening 976). Er vindt geen
vorm van cash eurobetalingen op dagbasis tussen APG TC en SPW
aflossing plaats gedurende de looptijd van de leningen.
tegen een marktconforme vergoeding op basis van EONIA. Indien onderpand wordt uitgewisseld is het standaard in de markt dat rente-
2. Beleggingen voor risico deelnemers
swapcontracten op basis van EONIA-curve worden gewaardeerd. Het resultaat hiervan is dat de renteswapcontracten in de jaarrekening niet langer op basis van de EURIBOR-curve mogen worden gewaardeerd maar op basis van de EONIA-curve als gevolg van de uitwisseling van onderpand tussen APG TC en SPW. De (positieve)
Stand einde vorige boekjaar
2012
2011
126
134
financiële impact op het resultaat van SPW als gevolg van deze wijziging van methodiek betreft 32 miljoen euro.
Bij: storting
2
3
Bij: rente/dividend
2
2
Het fonds heeft eind 2012 1.428 miljoen euro aan onderpand ont-
Af: kosten
./.
-
vangen in de vorm van liquiditeiten als gevolg van positieve waarde-
Af: opnamen
./.
8
ontwikkeling van de derivaten. Het ontvangen onderpand staat ter
Bij: koersresultaat
vrije beschikking voor het fonds. Het onderpand van 1.428 miljoen
Stand einde boekjaar
./.
24
19
11
141
126
euro is verantwoord onder de liquide middelen.
57
3. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Beleggingsdebiteuren
2012
2011
-
141
Nog af te wikkelen transacties Te vorderen dividend Te vorderen dividendbelasting Totaal
2012
2011
16.380
1.211
13
116
3.048
4.108
19.441
5.435
2012
2011
Dit betreft de gekapitaliseerde waarde van de herverzekeringpolissen met betrekking tot invaliditeitspensioen. Gegeven de zeer
5. Liquide middelen
beperkte omvang van deze activapost en de beperkte resterende looptijd van de uitkeringen wordt geen rekening gehouden met een eventuele afwaardering op basis van de creditrating van de herverzekeraars. De herverzekerde uitkeringen van Swiss Re zijn ultimo 2012 afgekocht. De resterende lopende uitkering bij Achema voor één deelnemer (welke afloopt begin 2013) is bijna nihil en is opgenomen onder de post overige vorderingen en overlopende activa.
Liquiditeiten aangehouden als onderdeel van de beleggingsmandaten
Totaal
11.945
16.972
27.122
1.546.550
15.177
Overige bank- en girorekeningen
4. Overige vorderingen en overlopende activa
./.
1.529.578
De liquide middelen staan ter vrije beschikking. De liquiditeiten aangehouden als onderdeel van de beleggingsmandaten bestaan 2012
2011
Te vorderen premies en koopsommen
33.939
29.056
Beleggingsdebiteuren
19.441
5.435
Lopende interest
53.675
44.101
Rekening-courant SVW
7.866
838
Overige vorderingen en overlopende activa Totaal
1.132
2.401
116.053
81.831
grotendeels uit ontvangen cash collateral (1.428 miljoen euro) dat als cash wordt aangehouden.
6. Stichtingskapitaal en reserves
Primo 2012
Saldo van baten en lasten 2012
Ultimo 2012
Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s
102.284
397.157
499.441
Subtotaal
102.284
397.157
499.441
-
-
-
Alle vorderingen hebben een looptijd van korter dan één jaar. Er is geen noodzaak tot het vormen van een voorziening voor oninbaarheid.
Te vorderen premies en koopsommen
Stichtingskapitaal Extra reserve Subtotaal Bestemmingsreserve VPL
58
2012
2011
Per 31 december vastgestelde nog te ontvangen premies en koopsommen
33.939
29.056
Totaal
33.939
29.056
Totaal
-
-
-
102.284
397.157
499.441
-
12.558
12.558
102.284
409.715
511.999
Solvabiliteit
Toelichting bestemming resultaat Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s De reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s is minimaal gelijkgesteld aan het minimaal vereist eigen vermogen en
2012
maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen zoals vastgesteld
Percentage van VPV e/r
in de solvabiliteitstoets en voor zover de middelen van het fonds de Minimaal vereist eigen vermogen
vorming hiervan toelaten.
Vereist eigen vermogen Aanwezig eigen vermogen
Extra reserve
2011 Percentage van VPV e/r
313.888
4,2%
281.827
4,2%
1.300.706
17,4%
1.197.653
17,8%
499.441
6,7%
102.284
1,5%
Gezien de vermogenspositie eind 2012 is er geen sprake van een extra reserve. Alleen wanneer het vermogen groter is dan het vereist
Het fonds heeft ultimo 2012 een vermogen dat hoger is dan het
eigen vermogen vinden er dotaties plaats aan de extra reserve.
minimaal vereist eigen vermogen, maar lager dan het vereist eigen vermogen (onder de normportefeuille 2013). Voor de berekening van
Bestemmingsreserve VPL
het vereist eigen vermogen wordt gebruikgemaakt van het standaard-
Op grond van de overeenkomst ‘’beheer VPL-gelden’’ voert SPW,
model. Voor een tweetal onderdelen kan met de standaard toets het
namens CAO-partijen, de VPL-regeling uit. Onderdeel van deze
risico niet juist worden ingeschat. Dit betreft de putopties en een
overeenkomst is dat SPW VPL-premie ontvangt en beheert totdat
actief beleggingsbeleid. Voor beide heeft SPW het standaard model
deze worden omgezet in onvoorwaardelijke pensioenen bij SPW
moeten aanpassen zodat de risico’s beter worden ingeschat. Voor de
voor de deelnemer.
samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de asset mix van de normportefeuille in de evenwichtssituatie van het jaar volgend
De ontvangen VPL-premie wordt strikt gescheiden van de doorsnee-
op het boekjaar.
premie voor de pensioenregeling in de jaarrekening bijgehouden. Hiertoe voert SPW een bestemmingsreserve VPL. Deze bestem-
Begin 2009 is volgens de voorschriften van DNB een herstelplan
mingsreserve wordt dus niet meegenomen bij de bepaling van de
ingediend. Het herstelplan is door DNB akkoord bevonden. Op
(nominale) dekkingsgraad.
basis van de gegevens ultimo 2012 is de (jaarlijkse) evaluatie van het herstelplan opgesteld en bij DNB ingediend. De dekkingsgraad
Bestemmingsreserve VPL
ultimo 2012 ligt met 106,7 procent boven het minimaal vereist eigen vermogen. Volgens deze evaluatie zal het fonds binnen de gestelde termijn het vereist eigen vermogen halen. In het oorspronkelijke herstelplan werd verwacht dat de dekkings-
Stand per 1 januari
2012
2011
-
-
graad van het fonds per 31 december 2012 108 procent zou bedragen. In werkelijkheid heeft het fonds zich iets minder goed hersteld dan voorzien. De dekkingsgraad per 31 december 2012 bedraagt
Toevoegingen en onttrekkingen Correcties voorgaande jaren
106,7 procent. Dit komt met name door de snellere ontwikkeling in ./.
Premies Toegekende aanspraken Rendement Eindsaldo
./.
10.485
-
overlevingskansen dan in het herstelplan was voorzien. Op basis van
34.232
-
de (jaarlijkse) evaluatie van het herstelplan, welke begin 2013 bij DNB is ingediend, verwacht het fonds eind 2014 de vereiste dekkingsgraad
139
-
12.558
-
11.328
te hebben bereikt.
59
7. Voorziening voor risico pensioenfonds
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende
Mutatie balanspost Voorziening pensioenverplichtingen
waarde van de diensttijd opbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
2012
2011
6.710.034
5.606.546
Interest
106.766
74.629
Effect rentetermijnstructuur
446.349
930.928
Pensioenopbouw
294.753
248.032
Inkomende waardeoverdrachten
Saldo overdracht van rechten
7.682
10.991
Uitgaande waardeoverdrachten
Arbeidsongeschiktheid
4.935
7.426
Stand per 1 januari
Saldo overdracht van rechten
Toevoegingen en onttrekkingen
Saldo overdracht van rechten
./.
2012
2011
8.260
28.362
578
./.
7.682
17.371 10.991
Vrijval uitkeringen
./.
160.393
./.
147.260
Sterfte
./.
3.759
./.
2.544
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pen-
Vrijval excasso
./.
3.665
./.
3.092
sioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of
1.708
2.081
nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensi-
64.277
-
oenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn op-
Dotatie IBNR Wijziging actuariële grondslagen Andere resultaten Eindsaldo
4.687 ./. 7.473.374
17.703 6.710.034
gebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. Als gevolg van onderdekking bij pensioenfondsen is de onderlinge afrekening van waardeover-
Interest
drachten tot stilstand gekomen. Zodra de financiële positie van het
Aan de pensioenverplichtingen is over het jaar 2012 een interest
pensioenfonds dit toelaat zullen de onderlinge waardeoverdrachten
van 1,54 procent toegevoegd (2011: 1,3 procent), op basis van de
weer worden hervat. Uiteraard zal dan ook de dekkingsgraad van de
éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het
tegenpartij voldoende moeten zijn.
verslagjaar. De geschatte dekkingsgraad van SPW lag bij aanvang van 2012
Effect rentetermijnstructuur
onder de 100 procent waardoor SPW geen waardeoverdrachten
SPW hanteert bij het bepalen van de voorziening pensioenver-
kon uitvoeren. Per 1 maart 2012 was de financiële positie van SPW
plichtingen de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.
dusdanig hersteld dat de waardeoverdrachten weer zijn opgestart.
Per ultimo september heeft DNB de marktrente voor zeer lange
Per 1 juli 2012 is de geschatte dekkingsgraad van SPW weer onder
looptijden vervangen door de zogenaamde Ultimate Forward Rate
de 100 procent gekomen, waardoor het proces van waardeover-
(UFR). Geconstateerd was namelijk dat door het ontbreken van
drachten is stopgezet. Vanaf 1 oktober 2012 konden de waarde-
afdoende transacties met een langere looptijd de actuele rente bij
overdrachten weer worden opgestart omdat de dekkingsgraad meer
zeer lange looptijden niet altijd betrouwbaar kan worden bepaald
dan 100 procent bedroeg.
aan de hand van marktinformatie. Het effect van de introductie van deze UFR naar de stand ultimo september 2012 op de voorziening
Arbeidsongeschiktheid
pensioenverplichtingen bedraagt circa 257 miljoen euro (een daling
Als gevolg van invalidatie/revalidatie wordt een bedrag toegevoegd/
van de voorziening). Het effect op de dekkingsgraad bedraagt circa
onttrokken aan de voorziening pensioenverplichtingen.
3,6 procent. Ondanks de introductie van de UFR heeft de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur over 2012 een negatief effect op de
Vrijval uitkeringen
dekkingsgraad van circa 6,8 procent.
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de
60
voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
voorziening. Periodiek toetst het bestuur of deze opslag (naar verwachting) voldoende is om het fonds in een liquidatiescenario te kunnen afwikkelen. Naar aanleiding van deze toets
Sterfte
in 2012 heeft het bestuur besloten om de excassokostenopslag
Als gevolg van sterfte wordt een bedrag toegevoegd (ingang nabe-
met ingang van 1 januari 2012 te verhogen van 2,1 procent naar
staandenpensioen) / onttrokken (vrijval opgebouwd ouderdomspen-
2,3 procent (op de netto voorziening). De wijziging in excasso-
sioen) aan de voorziening pensioenverplichtingen.
kostenopslag resulteert voor boekjaar 2012 in een schattingswijziging. Het negatieve effect van deze schattingswijziging op
Vrijval excasso Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excas-
het resultaat bedraagt 15 miljoen euro. • Wijziging opslag latent wezenpensioen
sokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de
Voor de dekking van latent wezenpensioen hanteert SPW een
voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgeno-
opslag op de voorziening van latent partnerpensioen voor actieve
men afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten
en premievrije deelnemers. Onderzoek in 2012 heeft aangetoond
behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in
dat deze opslag (ad 7 procent) te prudent was. Naar aanleiding
de verslagperiode.
van het onderzoek heeft het bestuur besloten om de opslag eind 2012 prudent vast te stellen op 3 procent. De wijziging in opslag
Dotatie IBNR
voor latent wezenpensioen resulteert voor boekjaar 2012 in een
Sinds 2011 houdt het fonds een voorziening aan voor het risico dat
schattingswijziging. Het positieve effect van deze schattings-
deelnemers die zich bevinden in de periode van verplichting tot loon-
wijziging op het resultaat bedraagt 27 miljoen euro.
doorbetaling door de werkgever, binnen twee jaar arbeidsongeschikt worden. Deze voorziening wordt (ultimo jaar) geschat als zijnde
Andere resultaten
de gerealiseerde schadelast als gevolg van premievrije deelneming
Andere resultaten betreft voornamelijk correcties.
en tweemaal de verwachte schadelast (risicopremie) als gevolg van (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in het huidige boek-
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van
jaar. Als gevolg van een hogere gerealiseerde schadelast in 2012 ten
deelnemers als volgt samengesteld:
opzichte van 2011 neemt de IBNR voorziening toe.
Wijziging actuariële grondslagen • Hantering nieuwe overlevingstafels In september 2012 heeft het AG nieuwe overlevingstafels gepubli-
2012
2011
4.314.527
4.102.485
830.391
701.050
ceerd (AG-Prognosetafel 2012-2062). Deze tafels zijn gebaseerd
Deelnemers
op waarnemingen van de Nederlandse bevolking en een inschat-
Gewezen deelnemers
ting van de toekomstige ontwikkelingen van de overlevingskan-
Pensioengerechtigden
2.277.548
1.850.755
sen. SPW hanteert de AG-tafels als basis voor haar overlevings-
VPV
7.422.466
6.654.290
grondslagen. Aanpassing naar deze nieuwe tafels heeft eind 2012 geleid tot een stijging van de voorziening met 0,9 procent. Het
Premievrije deelneming arbeidsongeschikten
32.178
31.476
negatieve effect van deze schattingswijziging op het resultaat
Rekening voor bijdrage pensioenpremie vroeggepensioneerden
7.002
14.227
373
394
bedraagt circa 68 miljoen euro. • Wijziging fondsspecifieke ervaringssterfte
Spaarfonds voor gemoedsbezwaarden
SPW hanteert fondsspecifieke ervaringssterfte. Ook deze erva-
IBNR
11.355
9.647
ringssterfte is eind 2012 herzien waardoor de voorziening met
Totaal
7.473.374
6.710.034
0,1 procent is gestegen. De wijziging in overlevingsgrondslagen resulteert voor boekjaar 2012 in een schattingswijziging. Het
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen
negatieve effect van deze schattingswijziging op het resultaat
is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financierings-
bedraagt 8 miljoen euro.
achterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen
• Wijziging excassokostenopslag
in het algemeen een langlopend karakter.
Voor toekomstige excassokosten hanteert SPW een opslag op de
61
De voorziening ‘Voorziening voor bijdrage pensioenpremie vroeg-
8. Voorziening voor risico deelnemers
gepensioneerden’ is berekend op de contante waarde van de benodigde pensioenpremie waarvoor het pensioenfonds conform de reglementen de last draagt. De verdeling van de deelnemers naar categorieën is als volgt Stand per 1 januari
(in aantallen):
Wijziging voorziening voor risico deelnemers Stand per 31 december
2012
2011
126
134
15
./.
8 126
141
Dit betreft het zogenaamde privioen, een beschikbare premierege2012
2011
Deelnemers
34.266
35.512
bij Robeco. De regeling geldt voor deelnemers die zijn geboren voor
Gewezen deelnemers
19.128
17.742
1950 en vallen onder het fiscaal niet maximale (vroeg)pensioenre-
Pensioengerechtigden
15.699
14.588
glement. Om het pensioen aan te vullen tot het fiscaal maximale
Totaal
69.093
67.842
niveau is een premiestaffel vastgesteld. Het te bereiken kapitaal is
ling waarbij voor rekening en risico van de deelnemer wordt belegd
naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteer-
Wijziging actuariële uitgangspunten
de beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggin-
Periodiek worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoor-
gen onder aftrek van de door Robeco in rekening gebrachte kosten.
deeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de
Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig
actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Ontwikkelingen of
voor risico van de deelnemer. Op de pensioeningangsdatum moet
advies van de certificerende actuaris en/of accountant kunnen aan-
de deelnemer op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal
leiding zijn om de grondslagen en/of methoden te (her-)beoordelen.
(aanvullend) pensioen inkopen bij het fonds of bij een zelf geselec-
Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële
teerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal
deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronder-
anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk.
stellingen ten aanzien van sterfte, lang leven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als
9. Overige schulden en overlopende passiva
voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
Overige wijzigingen
2012
2011
Derivaten
2.129
115.328
Collateral
1.427.819
-
Beleggingscrediteuren
2.978
184
Af te dragen belastingen en sociale premies
2.963
2.527
Te betalen rente
3.917
3.579
631
1.844
1.440.437
123.462
Diversen Totaal 2012
2011
6.869
5.427
Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Totaal
Alle schulden, met uitzondering van de derivaten, hebben een reste644 ./. 7.513
rende looptijd van korter dan één jaar.
2.286 3.141
Derivaten De schulden uit hoofde van derivaten betreffen valutaderivaten en rentederivaten met een negatieve waarde. Voor een specificatie wordt verwezen naar pagina 57.
62
Collateral
Met ingang van 26 november 2012 wordt als gevolg van gewijzigd
Dit betreft de terugbetalingsverplichting van het ontvangen
beleid wel onderpand uitgewisseld.
cash collateral. Voor een verdere toelichting verwijzen wij u naar
Met Marktpartijen zijn voor wat betreft de handel in OTC derivaten
de toelichting op pagina 57.
ISDA-CSA overeenkomsten en voor repo’s GMRA-contracten gesloten.
Beleggingscrediteuren
Teneinde aan de kredietwaardigheidvereisten van de deelnemende
Dit betreft nog af te wikkelen transacties.
partijen en Marktpartijen te kunnen voldoen, is voor de betalingsverplichtingen van APG TC bv jegens deze derden partijen een
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
garantieovereenkomst gesloten waarbij de Stichting Depositary APG Fixed Income Credits Pool en de Stichting Depositary APG Developed Markets Equity Pool (hierna “de Garantieverstrekkers”) garant staan
Uitbesteding administratie
in het geval APG TC bv haar verplichtingen jegens deze partijen niet
Met ingang van 1 januari 2006 heeft SPW de uit-
nakomt. De garantie houdt in dat de Garantieverstrekkers beiden
voering van de administratie, de communicatie en de secretariële
garant staan ten opzichte van de derde partij om alle betalingsver-
werkzaamheden uitbesteed aan APG Pensioenbeheer bv. Er is een
plichtingen van APG TC bv uit hoofde van de overeenkomst (ISDA/
overeenkomst aangegaan voor tien jaar.
GMRA) tussen deze derde partij en APG TC bv, na verrekening van eventueel aan APG TC bv (op dat moment, in de toekomst of in geval
Met ingang van 1 maart 2012 heeft SPW de uitvoering van het be-
van onvoorziene omstandigheden) verschuldigde bedragen en door
heer van het vermogen, uitbesteed aan APG Investment Services nv.
APG TC bv verstrekt onderpand.
De overeenkomst loopt tot 1 januari 2016. Indien een Garantieverstrekker zou worden aangesproken onder een Met ingang van 21 juli 2009 heeft SPW een leasecontract met Auto
garantieovereenkomst en deze de betreffende claim van de derde
Lease Company bv. Het contract heeft een looptijd van 60 maanden.
partij heeft voldaan, dan verkrijgt de Garantieverstrekker op basis van een overeenkomst een recht van regres op APG TC bv en de
Met ingang van 20 februari 2012 heeft SPW een leasecontract met
deelnemende partijen aan wie de onderliggende claim, waarvoor de
Direct Lease bv. Het contract heeft een looptijd van 60 maanden.
garantie is aangesproken, kan worden toegerekend. Op grond van dit regressysteem dragen de deelnemende partijen van APG TC bv
APG Treasury Center BV (APG TC bv) is de centrale wederpartij voor
uiteindelijk hun eigen verplichtingen en risico’s.
het liquiditeitenbeheer en de aan- en verkoop van over the counter derivaten (OTC derivaten).
SPW heeft per 31 december 2012 een belang van 3,9% met een waarde van 1.832 miljoen euro in de APG Fixed Income Credits Pool.
APG TC bv opereert als service center, waarbij alle winsten en ver-
Per 31 december 2012 heeft SPW geen belang in de APG Developed
liezen uit hoofde van transacties maandelijks worden toegerekend
Markets Equity Pool.
aan de deelnemende partijen waaronder SPW (op basis van het Resultaattoekenningsbeleid). APG TC bv voert alle transacties uit in
Verbonden partijen
eigen naam als principal.
De medewerkers van het Bestuursbureau SPW en twee bestuursleden en een plaatsvervangend bestuurslid waren in 2012 deelnemer aan de
In APG TC bv deelnemende partijen sluiten een basisovereenkomst
pensioenregeling van het fonds onder de normale condities van deze
met APG TC bv waarin onder meer is vastgelegd dat APG TC bv als
regeling. De twee bestuursleden zijn dat in 2013 niet meer.
exclusieve tegenpartij voor OTC derivaten zal fungeren. Tevens sluiten de deelnemende partijen ISDA Master Agreements en GMRA-
Tussen het fonds en Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties
contracten met APG TC bv. Op transacties tussen de deelnemende
(SVW) vinden de volgende transactiestromen plaats:
partijen en APG TC bv is dus marktconforme documentatie van toe-
• In 2012 is de VPL-premie door SVW geïnd ten behoeve van SPW
passing, inclusief een best practice arrangement voor uitwisseling van onderpand (de CSA). Tot 26 november 2012 werd voor trans-
en overgedragen (34 miljoen euro). • Afdracht van premie door SVW aan SPW voor opbouw van
acties tussen de deelnemende partijen en APG TC bv in de reguliere
ouderdomspensioen voor de uitkeringsgerechtigden van SVW
situatie geen onderpand uitgewisseld, maar een vergoeding betaald.
(4 miljoen euro).
63
• Afdracht van door SVW niet uitbetaalde vroegpensioenaanspraken ten behoeve van de inkoop van ouderdomspensioenrechten bij SPW (overkook: 6,4 miljoen euro). De transacties vinden plaats onder normale condities en voorwaarden.
64
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2012 10. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Werkgevers Aard van de verzekering Verplichte verzekering Vroegpensioen
Werknemers
2012
2011
2012
2011
2012
2011
210.733
206.315
102.916
103.602
313.649
309.917
9
5
Arbeidsong.pensioen/ Aanvull.arbeidsong.pensioen
961
951
1.099
Vrijwillige verzekering
787
433
-
-
1.113
1.297
244
243
10
ANW Hiaat verzekering Stg.Financ.voortz.pensioenverz. Invaliditeitspensioen Eenmalige storting VPL Totaal
Totaal
./
./.
5
15
1.087
2.060
./.
14
282
499
1.069
932
982
1.578
982
1.578
-
-
1.113
1.297
474
471
718
714
2.038
20
6
-
-
20
6
34.232
-
-
-
34.232
-
248.100
209.236
105.758
107.232
353.858
316.468
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers (inclusief aanvul-
Het verschil tussen de feitelijke premie en de ontvangen premies
lende en vrijwillige verzekeringen, maar exclusief VPL-premie)
bestaat voornamelijk uit de VPL-premie en de premies voor
bedraagt 31,2 procent van de pensioengrondslagsom. De VPL-
arbeidsongeschiktheidspensioen en ANW-hiaat.
premie bedraagt 3,3 procent van de eerder genoemde grondslag.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate
Een specificatie van de ontvangen premiebijdragen (van werkgevers
verantwoord. SPW hanteert de gedempte premiemethodiek voor
en werknemers) is opgenomen in bovenstaande tabel.
de toetsing van de kostendekkendheid van de premie. De feitelijke premie was hoger dan de gedempte premie maar lager dan de
Daarnaast komen premies beschikbaar uit de vrijval uit de gevorm-
kostendekkende premie.
de voorziening premievrije deelneming voor arbeidsongeschikte
De samenstelling van de zuivere kostendekkende premie is als volgt:
deelnemers en uit de voorziening voor bijdrage pensioenpremie vroeggepensioneerden. Deze beschikbare premies bedragen circa 1,3 procent van de pensioengrondslagsom. Deze premies zijn niet verantwoord in bovenstaande tabel. In totaal is er dus een premie (exclusief VPL-premie) beschikbaar Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw
van circa 32,5 procent van de pensioengrondslagsom.
Benodigde koopsom voor risicodekking
De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte
Solvabiliteitsopslag
premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie
2012
2011
In percentage van pensioengrondslag
In percentage van pensioengrondslag
346.966
33,9%
289.974
27,1%
Feitelijke premie (excl. schadeverzekeringen)
315.859
30,9%
312.112
29,2%
Gedempte premie
278.151
27,2%
nvt
nvt
2012
2011
277.657
230.304
9.399
9.019
51.096
42.360
Opslag voor uitvoeringskosten
8.814
8.291
Totale kostendekkende premie
346.966
289.974
65
12. Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
De samenstelling van de gedempte kostendekkende premie is als volgt:
Directe beleggingsopbrengsten
2012 219.240
Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw Benodigde koopsom voor risicodekking Solvabiliteitsopslag
Totale gedempte kostendekkende premie
Kosten van vermogensbeheer
2012
9.399
Vastgoed
22.615
22.807
459
45.881
40.698
Aandelen
922
326.535
./.
2.834
324.623
130.570
109.095
./.
1.047
238.618
Derivaten
77.161
237.757
./.
695
314.223
Overige
13.315
47.129 ./.
3.791
56.653
7.908
979.998
Kosten van vermogensbeheer
2011
8.814
Opslag voor uitvoeringskosten
Indirecte beleggingsopbrengsten
278.151
Met ingang van 2012 hanteert SPW een gedempte kostendekkende
Vastrentende waarden
Totaal
244.583
743.323
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte beleggingsopbrengsten
./.
premie-methodiek. Het verschil tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie is het gevolg van het verschil tussen de gehanteerde
Vastgoed
4.694
36.179
812
veronderstellingen bij de premiestelling (feitelijke premie) en de
Aandelen
58.458
./. 98.189
1.094
gerealiseerde kostendekkende premie. Deze ruimte is beschikbaar
Vastrentende waarden
voor mogelijke (aanvullende) voorwaardelijke toeslagverlening voor
Derivaten
2.161
102.206
70.206
506.960
actieve deelnemers. Het bestuur heeft besloten deze ruimte niet aan
Overige
11.994
te wenden voor toeslagverlening aan actieve deelnemers per
Totaal
147.513
41.685 ./.
38.637
78
104.445
./.
584
576.582
31.079 ./.
1.610
41.463
210
725.538
578.235
./.
1 januari 2013. Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de direct aan
11. Premiebijdragen voor risico deelnemers
het fonds in rekening gebrachte custodiankosten als de in rekening gebrachte kosten van APG Investment Services nv verstaan die betrekking hebben op het boekjaar. In 2011 zijn vergoedingen (2,4 miljoen euro) opgenomen onder de kosten van vermogensbeheer. De kosten van externe managers zijn in 2011 3,8 miljoen
2012
2011
Premiebijdragen voor risico deelnemers
2
3
Totaal
2
3
euro lager dan in 2012. De ontvangen korting op de pools is in 2011 1,4 miljoen euro hoger dan in 2012.
13. Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
66
2012
2011
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
21
13
Totaal
21
13
14. Saldo overdracht van rechten
Overgenomen pensioenverplichtingen Overkookregeling (overgenomen van SVW) Overgedragen pensioenverplichtingen
17. Pensioenuitkeringen
2012
2011
7.657
28.400 6.942
6.356 ./.
Totaal
1.908
./.
12.105
2012
2011
Ouderdomspensioen
./.
103.017
./.
88.609
Vroegpensioen
./.
27.685
./.
30.307
17.312
Weduwen- en weduwnaarspensioen
./.
23.005
./.
21.116
18.030
Wezenpensioen
./.
612
./.
594
./.
997
./.
1.204
Andere uitkeringen:
15. Herverzekeringen
- Invaliditeitspensioen
Uitkeringen herverzekeringen Mutatie balanspost herverzekeringen
./.
2012
2011
27
27
21
Totaal
./.
- Afkoop wegens gering bedrag
./.
323
./.
610
- Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen
./.
3.018
./.
2.864
- Arbeidsongeschiktheidspensioen
./.
114
./.
117
- Anw-hiaatpensioenverzekering
./.
1.427
./.
1.350
- Eindejaarsuitkeringen
./.
198
./.
238
Totaal
./.
160.396
./.
147.009
21
6
6
2012
2011
2
2
Swiss Re
25
25
Totaal
27
27
De post Afkoop wegens gering bedrag betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan 438,44 euro (2011: 427,29 euro) per jaar (de afkoopgrens), overeenkomstig de Pensioenwet.
Ontvangsten herverzekeringen Centraal Beheer
18. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Het fonds kent een tweetal (gesloten) herverzekeringscontracten 2012
(inzake arbeidsongeschiktheidsuitkeringen) welke nog worden
Administratiekosten Cordares
afgewikkeld (alleen uitkeringen van herverzekeraar uiterlijk tot 65-jarige leeftijd betreffende deelnemer). Vorderingen op deze herverzekeringscontracten zijn gelijkgesteld aan de hiertegenover
./.
9.415
2011 ./.
9.117
Projectkosten Cordares
./.
-
./.
33
Actuariële kosten
./.
106
./.
123
Advieskosten
./.
776
./.
387 41
staande (bruto) voorziening voor pensioenverplichtingen. De her-
Kosten Raad van Toezicht
./.
43
./.
verzekerde uitkeringen van Swiss Re zijn ultimo 2012 afgekocht.
Kosten verantwoordingsorgaan
./.
7
./.
18
De resterende lopende uitkering bij Achema voor één deelnemer
Kosten bestuur
./.
111
./.
103
(welke afloopt begin 2013) is bijna nihil en is opgenomen onder
Loonkosten bestuursbureau
./.
721
./.
499
de post overige vorderingen en overlopende activa.
Kantoorkosten bestuursbureau
./.
59
./.
29
Accountantskosten
./.
95
./.
91
Kosten compliance officer
./.
10
./.
10
Contributies
./.
664
./.
588
Deelnemersraad
./.
72
./.
66 123
16. Resultaat deelneming
2012
2011
Kosten beleggingsadviescommissie
./.
48
./.
Juridische kosten
./.
63
./.
42
Kosten ALM-studie
./.
202
./.
39
./.
95
./.
11.383
Advieskosten transitie
./.
56
Resultaat verkoop
- ./.
175
Overige kosten
./.
31
Totaal
-
175
Totaal
./.
12.479
./.
21
67
In de loonkosten bestuursbureau is een bedrag (9 duizend euro)
19. Mutatie VPV voor risico pensioenfonds
opgenomen voor de crisisheffing.
Voor een toelichting op de post Mutatie VPV voor risico pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting onder 7.Voorzieningen
Accountantskosten
voor risico pensioenfonds.
20. Diverse lasten De diverse lasten bestaan uit uitkeringslasten (7 duizend euro), resultaat op afkoop herverzekering Swiss Re (3 duizend euro), 2012
2011
afboeking van een failliete debiteur (3 duizend euro) en kosten van
Wettelijke controle SPW
./.
89
./.
85
Andere assuranceopdrachten
./.
6
./.
6
Totaal
./.
95
./.
91
Kosten advisory
./.
199
./.
163
voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijn-
Totaal
./.
294
./.
254
structuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur
-
-
Overige dienstverlening
een geschil met een deelnemer (25 duizend euro).
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische
wordt verantwoord onder de mutatie pensioenverplichtingen. De post Kosten advisory bestaat uit de kosten van inhuur van een interim risicomanager en zijn opgenomen in de post Loonkosten
Belastingen
bestuursbureau.
De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Loonkosten bestuursbureau Het fonds heeft ultimo 2012 vier personeelsle-
Risicobeheer en derivaten
den in dienst ter ondersteuning van het bestuur. De kosten hiervan zijn verantwoord onder noot
Beleid en risicobeheer
18. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten
(Loonkosten bestuursbureau). Tevens zijn onder deze post de
behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumen-
kosten van inhuur van een interim risicomanager verantwoord.
ten zijn:
De overige personeelskosten en de beloning van de directie van
• beleggingsbeleid
Cordares zijn onderdeel van de uitvoeringsovereenkomst met
• premiebeleid
Cordares.
• herverzekeringsbeleid • toeslagbeleid
Onkostenvergoeding bestuur Voor een toelichting op de vergoeding van de leden van het bestuur,
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vinden plaats
inclusief bestuurscommissies en overige gremia wordt verwezen
na uitvoerige analyse ten aanzien van te verwachten ontwikkelin-
naar bijlage 4. Vergoedingen.
gen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt
Een deel van de totale kosten bestaat uit zaalhuur, advieskosten,
onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is
kosten van opleidingen en overige kosten. De aan het bestuur
een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van
betaalde vergoeding bedraagt in 2012 102 duizend euro
verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in
(2011: 75 duizend euro).
diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van derivaten.
68
Risicoprofiel Op basis van een ALM-studie is een strategische asset mix (hierna: benchmarkportefeuille) bepaald in samenhang met het ex ante risicoprofiel van SPW. Uit deze in 2009 uitgevoerde studie bleek de noodzaak voor een kortetermijn- en langetermijnbeleggingsmix. Deze laatste is gebaseerd op een situatie waarin de dekkingsgraad rond 130 procent ligt en de economie neutraal is. Deze kortetermijnbeleggingsmix is toegepast als basis op de normportefeuille voor 2012. Ten opzichte van de beleggingsmix op lange termijn kent de kortetermijnbeleggingsmix een lagere weging in aandelen, gecombineerd met een hogere afdekking van het aandelenrisico. In 2012 is een nieuwe ALM-studie uitgevoerd waarmee het beleid van het fonds opnieuw is bepaald. De ALM-studie heeft geresulteert in een aanpassing van het toeslag- en beleggingsbeleid. Uit deze ALM-studie volgde ook een aangepaste beleggingsmix welke is toegepast op de normportefeuille voor 2013. De tabel laat de opbouw zien van de strategische asset mix, de normportefeuille en de werkelijke portefeuille.
Strategische Mix
Norm 2012
Werkelijk 2012
Strategische Mix
Norm 2011
Werkelijk 2011
44,0%
39,0%
40,6%
40,0%
40,0%
38,8%
Vastrentende waarden Zakelijke waarden: - Aandelen
30,0%
35,0%
37,0%*
35,0%
35,5%
38,2%*
- Vastgoed
10,0%
10,0%
8,7%
10,0%
10,0%
9,6%
- Alternatives
16,0%
16,0%
13,7%
15,0%
14,5%
13,4%
* Dit is inclusief putopties.
Het rendement van de beleggingsportefeuille van SPW wordt maandelijks vastgesteld door APG Asset Management. Vervolgens worden de verschillen met het resultaat van de benchmarkportefeuille vastgesteld. De resultaten worden ieder kwartaal gerapporteerd aan het bestuur. Ten aanzien van valutarisico’s was het beleid in 2012 dat de exposure voor de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig afgedekt moest worden. Daarnaast worden de posities in Hong Kong Dollars afgedekt via de Amerikaanse Dollar. Conform de beleggingsstrategie worden overige valutaposities niet afgedekt.
Rendement op het beheerd vermogen De benchmarkportefeuille vormt de basis voor de uitvoering van het beleggingsbeleid van SPW. Het is wel mogelijk om in de beleggings-
69
portefeuille, binnen de toegestane bandbreedtes, van deze bench-
Solvabiliteitsrisico
mark af te wijken. Op deze manier kan zowel een hoger als een lager
Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico,
rendement worden behaald in relatie tot de benchmarkportefeuille.
ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermo-
Daarnaast is het mogelijk een hoger rendement te behalen door
gen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit
het toepassen van actief beheer van de achterliggende (deel)
wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als
portefeuilles aandelen opkomende markten, obligaties en beurs-
specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd
genoteerd onroerend goed. Voor een nadere toelichting inzake het
(PW 131-133).
rendement over 2012 verwijzen wij naar het jaarverslag, paragraaf Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat
‘’Beleggingen’’.
het risico dat het fonds de premie moet verhogen en het risico dat
Solvabiliteit
er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening
De solvabiliteit van het fonds is de mate waarin het fonds kan vol-
op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het
doen aan haar (huidige) financiële verplichtingen. Dit wordt voor het
noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en
fonds uitgedrukt als aanwezige dekkingsgraad welke zich als volgt
pensioenrechten moet verminderen (PW 134). Om het solvabili-
heeft ontwikkeld (in percentages):
teitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze vereiste buffers (vereiste buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets).Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursNominaal 2012
Nominaal 2011
101,5%
105,4%
Premie
0,3%
0,8%
Uitkering
0,0%
0,1%
Indexering
0,0%
0,0%
Dekkingsgraad begin boekjaar
visie op de fondsspecifieke restrisico’s (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit
Renteverandering
./.
Overrendement Overige oorzaken
6,8%
./.
Dekkingsgraad einde boekjaar
1,2% 106,7%
als volgt:
15,2% 10,9%
12,9% ./.
voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is
./.
0,5% 101,5% S1 Renterisico
Omdat het fonds momenteel in herstel is, mag het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille het risicoprofiel van de strategische beleg-
S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico
2012
2011
396.883
209.845
1.018.916
1.037.722
140.385
158.154
S4 Grondstoffenrisico
113.186
94.892
van het Financiële Toetsingskader, waarmee DNB haar toezicht op
S5 Kredietrisico
104.452
153.365
Nederlandse pensioenfondsen heeft vormgegeven. Het fonds houdt
S6 Verzekeringstechnisch risico
219.799
195.373
hier rekening mee bij zijn beleidsbeslissingen.
S7 Liquiditeitsrisico
-
-
gingsmix niet overtreffen. Dit vereiste volgt uit de solvabiliteitseisen
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteits-
S8 Concentratierisico
-
-
S9 Operationeel risico
-
-
./.
692.915
./.
651.698
toets) maakt het fonds gebruik van het standaard model met enkele
Diversificatie-effect
kleine aanpassingen om voldoende rekening te kunnen houden
Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) (b)
1.300.706
1.197.653
hiervan zijn de put-opties waarmee het aandelenrisico wordt ver-
Voorziening pensioenverplichtingen (a)
7.473.374
6.710.034
kleind en een verhoogd risico in verband met actief beheer van de
Vereist pensioenvermogen (a+b)
8.774.080
7.907.687
met specifieke (afdekking van) risico’s van het fonds. Voorbeelden
portefeuille. Het bestuur acht het gebruik van dit standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De solvabiliteitstoets en de
Aanwezig pensioenvermogen
uitkomsten worden hierna nader uitgewerkt.
Tekort
70
7.972.815 ./.
801.265
6.812.318 ./.
1.095.369
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode met
Verplichtingen van het renterisico
enkele kleine aanpassingen om voldoende rekening te kunnen
Het lange-termijn-beleid van het fonds is erop gericht om de ‘duratie-
houden met specifieke (afdekking van) risico’s van het fonds waarbij
mismatch’ te verkleinen door het renterisico voor 72 procent af te
voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de
dekken (2011: 72 procent). SPW heeft in het beleggingsplan 2012 een
asset mix van de normportefeuille in de evenwichtssituatie van het
staffel opgenomen, waarbij bij lagere rentestanden de rentehedge
jaar volgend op het boekjaar. De vereiste procentuele buffers per
lager ligt. In dit beleggingsplan is het beleid vastgelegd dat bij rente-
31 december 2012 liggen iets lager dan per 31 december 2011. Het
standen onder de 3,5 procent de rentehedge zich rond de 58 procent
renterisico is iets toegenomen maar dit wordt gecompenseerd door
dient te bevinden. SPW dekt het risico af op basis van de netto-
een afname van het zakelijke waarden risico, het valutarisico en het
verplichtingen: de pensioenverplichtingen minus de vastrentende
kredietrisico onder de normportefeuille. Onderliggend zijn er wel
waarden (voor derivaten). Bij een renteswap wordt een vaste lange
verschillen.
rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom
Marktrisico’s (S1-S4)
van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele
Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico op
korte rente (bijvoorbeeld Euribor). SPW hanteert een staffel die dient
zakelijke waarden (aandelen, alternatieve beleggingen en vastgoed)
als richtlijn om de mate van renterisicobescherming te bepalen.
en grondstoffen en het valutarisico. De strategie van het fonds met
Uitgangspunt van de staffel is dat bij hogere rentestanden er meer
betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleg-
renterisico wordt afgedekt dan bij lagere rentestanden. Het renterisico
gingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis
wordt afgedekt door middel van renteswaps (derivaten) met verschil-
beheerst door de portefeuillemanagers van APG binnen de beleg-
lende looptijden. Ten behoeve van de afdekking van het renterisico
gingscategorieën en maandelijks tussen de beleggingscategorieën,
waren ultimo 2012 23 swaps afgesloten. Het fonds heeft interne
in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen.
beheersingsmaatregelen geïmplementeerd die een continue monito-
De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het
ring op deze risico’s waarborgen, zoals:
bestuur.
• De liquiditeitscontrole, onder andere via de rapportages over het
Hieronder volgen de elementen welke het solvabiliteitsrisico
• De norm rentehedge en de bandbreedte hieromheen, zoals vast-
liquiditeitsrisico; bepalen:
gelegd in het jaarlijkse beleggingsplan; • De mandaatrestricties ten aanzien van de overlay portefeuille,
Renterisico (S1)
zoals vastgelegd in het mandatenboek en waarover wordt gerap-
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille
porteerd in de compliance monitor via de maandrapportages van
vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als
de uitvoerder.
gevolg van ontwikkelingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de
Het renteafdekkingsbeleid is onveranderd voortgezet door de intro-
(met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde
ductie van OIS- en UFR-curve. Voor het renteafdekkingsbeleid gaat
resterende looptijd in jaren.
het fonds dus uit van de marktewaardewaardering. Het overzicht op de volgende pagina geeft de notional waarden per
Op balansdatum is de duratie van de vastrentende waarden aan-
contract.
zienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duratie-mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
71
de toekomstige kasstromen, die aan de verplichtingen zijn verbonden, tegen de actuele marktrente. De te hanteren marktrente is hier-
Overzicht van de notional waarden per contract:
bij de zero coupon swap curve, ofwel de door de DNB voorgeschreven Type swap
Notional
TC
payer
150.000
TC
receiver
150.000
TC
receiver
100.000
De waarde van de renteswaps (inclusief opgelopen rente) per 31
TC
receiver
100.000
december 2012 was 1.275 miljoen (2011: 945 miljoen). Het onge-
TC
receiver
40.000
TC
receiver
100.000
TC
receiver
113.000
TC
receiver
310.000
Het renterisico op obligaties is verwerkt in de ontwikkeling van
TC
receiver
50.000
de actuele waarde van deze beleggingen. Het renterisico van de
TC
receiver
200.000
beleggingen in obligaties wordt intern gecontroleerd door middel
TC
receiver
100.000
van duration-analyse van deze portefeuilles. De duratie en het effect
TC
receiver
300.000
van de renteafdekking (situatie eind 2012) kan als volgt worden
TC
receiver
55.000
TC
receiver
275.000
TC
receiver
165.000
TC
receiver
72.000
TC
receiver
300.000
Transactie
TC
receiver
200.000
TC
receiver
400.000
TC
receiver
150.000
TC
receiver
50.000
TC
receiver
100.000
TC
receiver
150.000
Het niveau van de afdekking was gedurende 2012 lager dan de
rentetermijnstructuur. Het risico bestaat uit een dalende rente die een stijging van de verplichtingen tot gevolg zal hebben.
realiseerde resultaat op de renteswaps over 2012 was 320 miljoen positief (2011: 696 miljoen positief).
samengevat:
2012
2012 Duratie
2011
2011 Duratie
Vastrentende waarden (vóór derivaten)
2.627.909
4,6
2.292.189
4,6
Vastrentende waarden (na derivaten)
4.142.304
35,2
3.408.849
33,2
(nominale) Pensioenverplichtingen voor risico fonds
7.473.374
18,5
6.710.034
18,3
strategische norm van 72 procent. Gedurende 2012 daalde de marktrente naar niveaus waarop SPW heeft besloten, onder andere
Een rentedaling van 1 procent heeft, rekening houdend met een
op basis van de staffel, de renterisicobescherming te reduceren.
netto renteafdekking van 60 procent, een daling van de dekkings-
Ultimo 2012 werd 55 procent van het renterisico afgedekt.
graad van circa 7 procent tot gevolg. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de duratie van de vastrentende waarden circa 4,6 jaar bedraagt, zonder het effect van rentederivaten. Het fonds is rentederivaten aangegaan, waarmee
Afdekking
Norm 2012
Werkelijk 2012
Norm 2011
Werkelijk 2011
72%
55%
72%
55%
de duratie met 30,6 jaar wordt verlengd. De totale duratie van de vastrentende waarden komt hiermee op 35,2 (2011:33,2). De duratie van de nominale pensioenverplichtingen bedraagt dus 18,5 jaar, wat
Het normpercentage betreft de netto renteafdekking inclusief UFR.
de rentegevoeligheid veroorzaakt. Overigens kan de duratie van de
Bij het werkelijke percentage is rekening gehouden met de aange-
vastrentende waarden niet één op één worden vergeleken met de
paste prognosetafels ultimo 2012.
duratie van de verplichtingen, omdat ook rekening gehouden moet worden met de absolute omvang van de beleggingen en de
De verplichtingen zijn blootgesteld aan renterisico, omdat ze
pensioenverplichtingen. Het onderstaande overzicht toont hoe de
op marktwaarde gewaardeerd dienen te worden. Marktwaarde-
waarde van het pensioenvermogen (uitgesplitst naar verschillende
waardering van de verplichtingen houdt in het verdisconteren van
balansposten), pensioenverplichtingen en de hoogte van de
72
dekkingsgraad zich ontwikkelen bij een stijging/daling van de mark-
De onderverdeling van de totale beleggingsportefeuille naar regio is
rente met één procent.
als volgt:
Stand bij 1% rentedaling
Stand ultimo boekjaar
Stand bij 1% rentestijging
Pensioenverplichtingen (nominaal)
8.855.947
7.473.374
6.090.799
Vastrentende waarden (excl.derivaten)
2.748.793
Renteswaps
1.977.800
Europa (EU) Europa (niet-EU) Noord-Amerika
2.627.909
1.514.395
2.507.025
1.050.990
Zuid-Amerika
8.557.104
7.972.815
7.388.527
Pensioenverplichtingen
8.855.947
7.473.374
6.090.799
96,6%
106,7%
121,3%
Dekkingsgraad
606.567
572.479
2.115.440
2.041.287
72.337
61.689
169.063
197.611
Zuid-Oost Azië
376.997
230.646
Midden-Oosten
-
-
245.926
191.725
6.394.002
5.738.143
1.367.137
983.168
-
-
7.761.139
6.721.311
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
De impact van 1% renteverandering (dus zowel stijging als daling)
2011 2.442.706
Japan
Overige Pensioenvermogen
2012 2.807.672
Totaal
is geschat door middel van de duration per categorie. Hierbij is geen rekening gehouden met verschil in onderliggende rentecurve
De onderverdeling van de totale beleggingsportefeuille naar
bij het vaststellen van de waardering per balansdatum (verplichtin-
sectoren is als volgt:
gen op basis van de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB versus de marktrente zoals gehanteerd voor de waardering van de vastrentende waarden en renteswaps). 2012
Prijsrisico (S2)
23.486
Prijsrisico is het risico van waardedalingen van beleggingen tot
AlpInvest
onder de aankoopprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren die
Basismaterialen
de bewegelijkheid van de prijzen beïnvloeden en die zijn gerelateerd
Dagelijkse goederen
524.947
aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke
Energie
668.069
factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die
Financiële instellingen (inclusief derivaten)
onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van
Gezondheidszorg
het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking
Hedgefondsen
van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten
Industrie
(derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft
Informatietechnologie
185.988
het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen
Luxe goederen
282.222
gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een
Nutsbedrijven
160.774
sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Deze richtlijnen zijn
Overheid
930.524
beschreven in afgesproken pool specificaties die op haar beurt een
Securitized
678.164
onderdeel vormen van het mandatenboek waarin naast de mate van
Telecommunicatie
303.968
diversificatie ook is vastgelegd in hoeverre en met welke derivaten
Vastgoed
660.072
de beheersing wordt uitgevoerd. Naleving van deze richtlijnen vindt
Totaal
7.761.139
216.742
2.667.112 29.941 131.424 297.706
plaats door de bestuurscommissie op basis van frequente onafhankelijke rapportages.
Er zijn geen vergelijkende cijfers over 2011 omdat hierover geen informatie beschikbaar is.
73
Koersrisico op aandelen
De onderverdeling van de aandelen naar sectoren is als volgt:
Deze beleggingen bestaan uit aandelen en aandelenfondsen, die deels beursgenoteerd en deels niet-beursgenoteerd zijn. De verdeling van de aandelenportefeuille ten opzichte van de benchmarkportefeuille is in de volgende tabel per regio weergeven: 2012
2011
Duurzame consumentengoederen
226.792
199.475
Consumentengebruiksgoederen
458.265
418.570
Energie
218.139
218.041
Financiële instellingen
581.118
462.253
Norm 2012
Werkelijk 2012
Norm 2011
Werkelijk 2011
Europa
40%
38%
34%
35%
Gezondheidszorg
Noord-Amerika
40%
34%
34%
37%
Japan Overig Azië en Pacific Overig
3.765
2.328
Industrie
211.347
197.078
8%
6%
8%
9%
Informatietechnologie
173.270
156.530
12%
19%
13%
17%
Bouw en grondstoffen
175.259
157.930
0%
3%
11%
2%
186.649
180.430
79.892
83.382
2.314.496
2.076.017
Telecommunicatie Nutsbedrijven Totaal
Conform het strategische beleid dat in 2008 was ingezet, is de nominale aandelenafdekking aan het eind van 2011 en begin van 2012 opnieuw uitgebreid naar 100 procent van het strategische
Vastgoed
aandelengewicht. Ultimo 2012 was, in nominale termen, 85 procent
Het koersrisico op vastgoed is onderdeel van het koersrisico op
(2011: 91 procent) van de aandelenexposure afgedekt door puts met
zakelijke waarden. Het gewicht van deze categorie in de strategische
looptijden van 1 tot en met 5 jaar (ofwel, dakpansgewijs). Afdekking
mix bedraagt onveranderd 10 procent. Het streven is een 25/75-
vindt hoofdzakelijk plaats vanaf een koersdaling tot 75 procent van
verdeling over beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde indirecte
de marktprijzen op het moment van het afsluiten van de putopties.
beleggingen. Realisatie hiervan blijft sterk afhankelijk van het aanbod van niet-genoteerde fondsen die binnen het beleid passen en de prijsontwikkeling op de markten voor beursgenoteerd vastgoed.
Nominale afdekking
Strike bij afsluiting
2013
366.555
69,4%
2013
2014
310.565
58,8%
2014
Beursgenoteerd
Jaarlaag
2015
342.883
62,3%
2015
Niet-beursgenoteerd
2016
417.467
63,9%
2016
Totaal
2017
534.828
64,3%
2017
Totaal
74
Expiratie
1.972.298
Norm 2012
Werkelijk 2012
Norm 2011
Werkelijk 2011
25,0%
27,5%
25,0%
22,8%
75,0%
72,5%
75,0%
77,2%
100,0%
100%
100,0%
100,0%
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed over beurs-
Alternatieve beleggingen
genoteerd en niet-beursgenoteerd naar regio.
Deze categorie vertegenwoordigt een gewicht van 14 procent in de strategische mix en is als volgt nader verdeeld: • 4 procent commodities; • 6 procent private equity;
Beursgenoteerd 2012
Beursgenoteerd 2011
Niet beursgenoteerd 2012
Niet beursgenoteerd 2011
Europa
35%
34%
72%
74%
USA
38%
44%
20%
24%
Japan
7%
6%
3%
2%
16%
4%
5%
0%
Overig Azië Wereld/overig Totaal
4%
12%
0%
0%
100,0%
100%
100,0%
100,0%
• 2 procent hedgefondsen. • 1 procent infrastructuur; • 1 procent opportunities; Commodities (grondstoffen) worden als aparte klasse meegenomen bij het berekenen van het solvabiliteitsrisico. Hieronder vindt een nadere uitsplitsing plaats van de alternative investments; deze beleggingen staan in de jaarrekening vermeld onder ‘overige beleggingen’.
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed naar sectoren.
Norm 2012
Werkelijk 2012
Norm 2011
Werkelijk 2011
2012
2011
Commodities
28,6%
29,7%
27,6%
29,9%
Kantoren
130.485
140.079
Private equity
42,9%
50,8%
41,4%
53,9%
Winkels
192.890
188.023
Hedgefondsen
14,3%
10,7%
13,8%
6,8%
79.425
111.064
Infrastructuur
7,1%
4,6%
6,9%
4,7%
Woningen Bedrijfsruimten
96.445
83.371
Opportunities
Overig
68.079
44.163
Totaal
Totaal
567.324
566.700
7,1%
4,2%
10,3%
4,7%
100,0%
100%
100,0%
100,0%
Aankoopverplichtingen vastgoed
Aankoopverplichtingen private equity en overige beleggingen
Op 31 december 2012 staat er voor 35,2 miljoen euro aan commit-
Op 31 december 2012 staat er voor 163,3 miljoen euro aan commit-
ments open, verdeeld over de volgende valuta (in equivalenten maal
ments open voor private equity en infrastructuur verdeeld volgens
1 miljoen euro):
onderstaande tabel:
EUR
35,2
Private equity
USD
-
Infrastructuur
5,8
JPY
-
Hedge funds
19,7
SGD
-
Totaal
137,8
163,3
75
Vastrentende waarden
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven (in euro’s):
Valutarisico (S3) In de volgende tabel zijn de benchmarks ten aanzien van regionale en overige verdelingen opgenomen: Voor valutaderivaten
Norm 2012
Werkelijk 2012
Nettopositie (na valutaderivaten)
31 december 2012
31 december 2011
31 december 2012
Norm 2011
Werkelijk 2011
USD
2.715.054
2.440.795
30.534
./.
31 december 2011 26.814
Eurozone
nvt
62,6%
70,0%
60,0%
GBP
361.676
299.346
5.028
./.
27.721
Dollar obligaties
nvt
35,3%
20,0%
37,9%
JPY
176.757
210.223
14.935
./.
14.590
Yen obligaties
nvt
0,0%
0,0%
0,0%
Emerging Markets Debt (High Yield)
nvt
2,1%
10,0%
2,1%
Overig Totaal
799.291
701.179
799.291
701.179
4.052.778
3.651.543
849.788
632.054
De afdekking heeft een positieve bijdrage geleverd van 38 miljoen In tegenstelling tot 2011 zijn in het beleggingsbeleid voor 2012 geen
euro (2011: 126 miljoen euro negatief) aan het resultaat van het
benchmarks opgenomen ten aanzien van de regionale en overige
afgelopen boekjaar.
verdelingen van valuta. Het totaalbedrag dat buiten de euro belegd wordt, bedraagt ultimo 2012 circa 4,1 miljard (2011: 3,6 miljard)
Valutatermijncontracten
van de beleggingsportefeuille en is voor 79 procent (2011: 83 pro-
De valutatermijncontracten worden aangegaan met een looptijd van
cent) afgedekt naar de euro. De belangrijkste valuta daarin zijn de
drie maanden en worden gewaardeerd tegen de actuele waarde.
Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen. Het strategische beleid van SPW is om deze drie valuta volledig af te dekken en
Per balansdatum waren een aantal valutatermijncontracten aan-
de exposure naar de Hong Kong dollar via de Amerikaanse dollar af te
gegaan om valutarisico’s met betrekking tot beleggingen in vreemde
dekken. Per einde boekjaar was de waarde van de uitstaande valuta-
valuta af te dekken. De valutatermijncontracten kunnen verdeeld
termijncontracten 60 miljoen euro positief. Het valutarisico wordt in
worden in de volgende valuta (in equivalenten maal 1 miljoen euro):
de hiernavolgende tabel weergeven. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: GBP
356,6
USD
2.684,5
JPY 31 december 2012 Vastgoed
332.387
312.538
Aandelen
1.939.478
1.776.080
Vastrentende waarden
982.928
914.766
Overige
797.985
648.159
4.052.778
3.651.543
Totaal
76
31 december 2011
161,8
De onderverdeling van de vastrentende waarden naar regio is als volgt:
De onzekerheden in de financiële markten werden in 2012 sterk beïnvloed door zorgen over de kredietwaardigheid van overheden. Vooral in een aantal Europese landen (Griekenland, Italië, Ierland, Portugal en Spanje, of de zogenaamde GIIPS-landen) verkeert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën net als in 2011 in de geva-
2012
2011
Nederland
230.619
291.264
Economische en monetaire Unie EMU
1.135.343
834.529
Overig Europa
243.825
211.483
Noord-Amerika
946.020
899.063
311
1.086
Azië
19.355
21.016
Pacific
15.435
7.015
Japan
Overige landen Totaal
35.979
35.730
2.626.887
2.301.186
renzone. De markten hebben de gevolgen van de staatsschuldencrisis gedurende het jaar gevoeld. De specificatie van de beleggingen in GIIPS-landen voor 2012 is vermeld in de onderstaande tabel.
Griekenland Italië Ierland Portugal
2012 (in mln)
2011 (in mln)
-
1
236
128
29
23
5
5
Kredietrisico (S5)
Spanje
128
128
Het kredietrisico is een separaat onderdeel van de berekening van
Totaal
398
285
het solvabiliteitsrisico. De onderverdeling van de vastrentende
Aankoopverplichtingen vastrentende waarden
portefeuille naar debiteur ziet er als volgt uit:
Op 31 december 2012 staat er voor 19,7 miljoen euro aan commitments open voor vastrentende waarden verdeeld volgens onderstaande tabel: Werkelijk 2012
Werkelijk 2011
Staat
29,6%
24,9%
Niet-staat
70,4%
75,1%
0,0%
0,0%
Onderhandse leningen
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating
Alternative inflation
19,7
Totaal
19,7
agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2012 gepubliceerd en door
Hierna volgen het liquiditeits-, concentratie- en operationeel risico.
APG Asset Management erkend is als volgt:
Alhoewel deze wel benoemd zijn als onderdeel van het solvabiliteisrisico worden hiervoor vooralsnog geen buffers aangehouden. Wel worden deze risico’s beheerst. Een nadere toelichting volgt hieronder.
2012
2011
1.700.137
953.805
De belangrijkste verzekeringstechnische of actuariële risico’s zijn de
AA
231.493
441.595
risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid en het
A
186.487
354.496
toeslagrisico.
BBB
362.542
376.657
BB
132.569
174.461
-
-
risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven
13.659
172
leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de
2.626.887
2.301.186
voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat
AAA
B Geen rating Totaal
Verzekeringstechnisch risico (S6)
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische
77
de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de
Onderstaande tabel geeft het effect van de derivatenposities weer
pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met ade-
op de beleggingsportefeuille van SPW en zijn liquiditeit, op basis
quate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico, conform
van de in 2012 overeengekomen normportefeuille:
de huidige inzichten, geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor
Verandering in markt
Effect
door het fonds mogelijk te kleine voorzieningen zijn getroffen. Dit
Parallelle opwaartse schok van de euro swap curve van 1%
./. 468 miljoen euro resultaat op de rente swap positie
1% stijging in wisselkoers (USD,GBP en JPY)
./. 25 miljoen euro resultaat op de valuta-afdekking
risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico heeft als gevolg dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (‘schade-
Om de potentiële liquiditeitsbehoefte van het fonds vast te stellen
reserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening
maken we een inschatting van de schokken in valutakoersen die kun-
gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke
nen optreden. Hiervoor maken we gebruik van historische stresssce-
kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangs-
nario’s. Een stijging van valutakoersen zal direct tot een behoefte aan
punten voor de risicopremie worden periodiek getoetst en eventueel
liquiditeiten leiden. De maximale liquiditeitsbehoefte uit hoofde van
herzien.
valutaveranderingen bedraagt op jaarbasis ongeveer 542 miljoen euro. De swapportefeuille heeft thans een positieve waarde vanuit het fonds
Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur
bezien, waardoor het fonds vooralsnog ontvanger is van onderpand.
om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene
Hierbij de opmerking dat pas bij rentes richting circa 4 procent het
prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin
fonds leverancier van onderpand zal worden.
deze ambitie kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demo-
In het geval de liquiditeitsbehoefte onder normale omstandigheden,
grafie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van
dan wel een stress scenario hoger is dan de stand van de liquide
de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt
middelen, kan het noodzakelijk zijn om (liquide) beleggingen te
opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.
liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Eind 2012 waren er voldoende beleggingen aanwezig die onmiddellijk
Liquiditeitsrisico (S7)
en zonder waardeverlies te gelde konden worden gemaakt om een
De beleggingsportefeuille van het fonds bestaat voor een groot deel
onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Tevens is
uit liquide beleggingen in de vorm van staatsobligaties en aandelen.
het saldo van de premie-inkomsten en de pensioenuitkeringen van
De beleggingsportefeuille bestaat echter ook uit minder liquide beleg-
invloed op de liquiditeitspositie. Tot en met 2020 zullen de inko-
gingen. Het liquiditeitsrisico houdt in dat bezittingen of beleggingen
mende premies het niveau van de uitkeringen overtreffen.
van het fonds in deze minder liquide categorieën niet gemakkelijk en tegen hogere kosten geliquideerd kunnen worden. Daarnaast hebben
Concentratierisico (S8)
posities in derivaten zoals renteswaps en valutatermijncontracten
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico.
invloed op de liquiditeitsbehoefte, als gevolg van de noodzaak tot het
Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleg-
leveren of ontvangen van onderpand. In de liquiditeitsbehoefte ten
gingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden
behoeve van pensioenuitkeringen kan door middel van de premie-
gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer
inkomsten en de kasstromen uit beleggingen worden voorzien. Voor
dan 2 procent van het balanstotaal uitmaakt. Voor renteswaps geldt
het fonds geldt dat de premie-inkomsten de komende jaren naar
dat er tegenover de beleggingen met een debiteur een onderpand
verwachting groter zullen zijn dan de pensioenuitkeringen.
wordt uitgewisseld. De spreiding in de beleggingsportefeuille is
Het bestuur is zich bewust van het liquiditeitsrisico en heeft hier-
weergegeven in de tabellen die zijn opgenomen bij de toelichting
voor beleid geformuleerd. In het beleggingsplan 2013, dat in 2012 is
op het kredietrisico. Ultimo 2012 zijn in de beleggingsportefeuille
vastgesteld, is beschreven en uitgelegd dat de risico’s beperkt zijn
de volgende posten met een omvang groter dan 2 procent van het
voor het fonds.
balanstotaal aanwezig:
78
Vermogensbeheer De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij APG Investment Services nv. Daarmee heeft SPW een vermogensbeheerovereenkomst 2012
afgesloten. In deze overeenkomst zijn tevens afspraken gemaakt
Treasury center (cash collateral)
1.427.819
omtrent de voorwaarden voor ontbinding van het contract en de
Treasury center (derivatenpositie)
1.371.055
beëindiging van de dienstverlening.
Italy Bouni Poliennali Del Tesoro
161.927
Het mandatenboek vormt het kader voor de uitvoering van het
Fannie Mae Pool
158.436
vermogensbeheer en bevat tevens het mandaat met begrenzingen
France Government Bond OAT
145.460
waarbinnen mag worden gehandeld. Het bestuur stuurt hierop aan de
Bundesrepublik Deutschland
128.601
hand van de kwartaalrapportages waarin de vermogensbeheerder over de performance, de stand van de portefeuille en belangrijke financiële
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden
ontwikkelingen rapporteert. Maandelijks worden de belangrijkste finan-
als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt.
ciële indicatoren in een risicodashboard geactualiseerd. Dit dashboard
Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van
wordt aan het bestuur ter beschikking gesteld. Er vindt tussentijdse
de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen.
monitoring plaats door het bestuursbureau.
Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratie risico. De SPW aandelenporte-
Middels een Service Level Agreement zijn kwalitatieve prestatie-
feuille is wereldwijd gespreid naar regio’s en is tevens belegd in
afspraken gemaakt over de dienstverlening. Over de voortgang van
emerging markets. De SPW leningen-portefeuille is niet sectorge-
deze afspraken en relevante ontwikkelingen (op gebied van personeel,
bonden, waardoor deze sectorconcentratie geen verhoogd risico
compliance, interne beheersing enzovoort) wordt elk kwartaal aan het
kent. Dit geldt ook voor de vastgoed en private equity portefeuille
bestuur gerapporteerd. Niet-behaalde afspraken worden inhoudelijk
die beiden wereldwijd belegd zijn, in diverse fondsen, sectoren en
toegelicht.
beleggingsstijlen. Tenslotte wordt jaarlijks door de vermogensbeheerder een ISAE3402 De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen
Type II rapportage verstrekt over de opzet, bestaan en werking van de
van het fonds is de demografische opbouw van de deelnemers.
interne beheersingsmaatregelen ten aanzien van de uitvoering van
Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo 2012 is de
het vermogensbeheer, inclusief de IT-ondersteuning. De bijbehorende
verhouding (aantal gewogen) tussen mannen en vrouwen in het
accountantsverklaring bevat daarover een objectief oordeel. Deze rap-
fonds 53 procent : 47 procent (2011 53 procent : 47 procent). De
portage wordt in de bestuurscommissie, auditcommissie en uitbeste-
gemiddelde leeftijd (voorziening gewogen) bedraagt 58,4 jaar (2011
dingscommissie inhoudelijk behandeld en daarnaast ook aan het be-
58,1 jaar) waarbij sprake is van een gelijkmatige leeftijdsspreiding.
stuur verstrekt. Het bestuur monitort hiermee de interne beheersing.
Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en dat er
Pensioenbeheer
daarom geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden.
De pensioenuitvoering is uitbesteed aan APG Pensioenbeheer bv. Ten behoeve daarvan is een dienstverleningsovereenkomst afgesloten
Operationeel risico (S9)
waarin afspraken zijn gemaakt omtrent de voorwaarden voor ont-
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van
binding van het contract en de beëindiging van de dienstverlening.
transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Hiertoe behoren ook
Met de pensioenuitvoeringsorganisatie is een Service Level
specifieke IT-risico’s. SPW heeft de uitvoering van het vermogens-
Agreement opgesteld waarin kwalitatieve prestatieafspraken over
beheer en pensioenbeheer uitbesteed, waarmee het operationeel
de uitvoering van de pensioenadministratie, de IT-ondersteuning, het
risico in de praktijk bij deze opdrachtnemers speelt. Het bestuur
communicatiebeleid en de bestuursondersteuning zijn gemaakt. Door
heeft diverse maatregelen getroffen om dit risico te beheersen en te
middel van de SLA-rapportages die elk kwartaal worden verstrekt, mo-
kunnen monitoren. De basis hiervoor ligt in het uitbestedingsbeleid
nitort het bestuur de naleving van deze afspraken. Deze rapportages
dat richtlijnen bevat hoe het bestuur omgaat met uitbesteding van
bevat de voortgang van de gemaakte afspraken en een toelichting op
werkzaamheden en toeziet en stuurt op een beheerste uitvoering
niet-behaalde afspraken. Er vindt tussentijdse monitoring plaats door
daarvan.
het bestuursbureau.
79
Daarnaast wordt elk kwartaal een klachtenrapportage opgesteld welke alle klachten van deelnemers over de uitvoering van de regeling bevat. Het bestuursbureau monitort deze rapportage. Om de interne beheersing van de pensioenuitvoering en ITondersteuning te monitoren ontvangt en beoordeelt het bestuur jaarlijks de ISAE3402 Type II verklaring inclusief de bijbehorende accountantsverklaring. Issues die in de rapportage worden vermeld, worden gedurende het jaar actief gemonitord. Daarnaast vindt tussentijdse bewaking van de voortgang en het ontstaan van potentiële issues maandelijks plaats door het bestuursbureau. Ten behoeve van de kwaliteit van de IT-ondersteuning beschikt de pensioenuitvoeringsorganisatie over het ISO-certificaat voor informatiebeveiliging. SPW is van mening dat met het inrichten van bovengenoemde beheersingsmaatregelen en rapportages de operationele risico’s van het fonds adequaat worden beheerst en dat hiervoor geen buffers aangehouden hoeven te worden in de solvabiliteitstoets.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Dit risico vormt geen onderdeel van het solvabiliteitsrisico. Amsterdam, 18 juni 2013
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE WONINGCORPORATIES (SPW) Het bestuur: Mw. Drs. M.A. Blomberg,
Dhr. C.C. van der Sluis RA CPC,
voorzitter
secretaris
80
Overige gegevens
81
Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de abtn. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 18 juni 2013 is het saldo van baten en lasten over 2012 toegevoegd aan de reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s en de bestemmingsreserve VPL.
82
Actuariële verklaring Opdracht
Oordeel
Door Stichting Pensioenfonds voor de
De TV zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en
Woningcorporaties te Amsterdam is aan Towers
uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2012.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplich-
door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het
tingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.
bestuur van het pensioenfonds. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overVoor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van
tuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de
de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens
Pensioenwet met uitzondering van artikel 132.
die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds voor de In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accoun-
Woningcorporaties is naar mijn mening onvoldoende, vanwege
tant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van
het reservetekort.
verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouw-
Amstelveen, 18 juni 2013
baarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
drs. R. Westhoff AAG
Werkzaamheden
Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de TV, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
83
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de
het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen
Woningcorporaties
voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een
Verklaring betreffende de jaarrekening
evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarreke-
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie
ning over 2012 van Stichting Pensioenfonds voor
voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te
de Woningcorporaties te Amsterdam gecontroleerd.
bieden.
Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn
Oordeel
opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de
financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties per 31 december 2012 en van het
Verantwoordelijkheid van het bestuur
resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
het Bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat
in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is
ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het
tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als
onderzoek of het verslag van het Bestuur, voor zover wij dat kunnen
het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk
beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of
te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van
de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens
fraude of fouten.
zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het
van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw
Bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met
Verantwoordelijkheid van de accountant
de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle
Utrecht, 18 juni 2013
verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze
KPMG Accountants N.V.
controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens
84
A.J.H. Reijns RA
Bijlagen 1. Afkortingen en begrippen 2. (Neven)functies bestuursleden SPW 3. Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht en de Beleggingsadviescommissie 4. Vergoedingen
85
Bijlage 1 Afkortingen en begrippen Afkortingen
Hedgefonds ‘Hedgen’ is het afdekken van risico’s. Een hedgefonds is een beleggingsfonds dat onder alle omstandigheden een positief rendement
ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota
probeert te behalen. Schommelingen op de beurs hebben over het
AFM Autoriteit Financiële Markten
algemeen weinig invloed op het rendement van hedgefondsen.
DNB De Nederlandsche Bank ECB
Europese Centrale Bank.
Martkrente
FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode
De marktrente is de rente zoals deze op een bepaald moment op de
SPW Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
kapitaalmarkt en de geldmarkt geldt. Een pensioenfonds moet zijn
WGA Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
pensioenverplichtingen waarderen op basis van de marktrente.
WIA
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
Pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen van een pensioenfonds is de huidige waarde van alle huidige en toekomstige pensioenuitbetalingen, ge-
Verklarende woordenlijst
rekend van ‘nu’ tot het moment waarop de langstlevende pensioengerechtigde is overleden. Om de huidige, contante waarde van de
ALM
pensioenverplichtingen te berekenen, gebruikt een pensioenfonds
ALM staat voor Asset Liability Management. Dit is een methode
bepaalde grondslagen, zoals de marktrente en de levensverwach-
om modelmatig de samenstelling van de beleggingsportefeuille te
ting.
bepalen, waarbij rekening gehouden wordt met de verplichtingenstructuur van het fonds.
Performance Dit is het behaalde resultaat van de beleggingsportefeuille.
Alternatieve beleggingen (alternative investments) Alternatieve beleggingen is de verzamelnaam van beleggingsmo-
Putoptie
gelijkheden die gericht zijn op het behalen van een aantrekkelijke
Een putoptie biedt een aandeelhouder het recht om een bepaald
verhouding tussen rendement en risico en een beperkte samenhang
aandeel te verkopen voor een afgesproken prijs. Het is daarmee een
laten zien met obligatie- en aandelenrendementen. Onder alternatie-
instrument om de waarde van aandelen (gedeeltelijk) te bescher-
ve beleggingen vallen commodities, private equity en hedgefondsen.
men tegen koersdalingen.
Dekkingsgraad
Renterisico
De dekkingsgraad is de verhouding tussen het aanwezige vermo-
Renterisico is het risico dat het financiële resultaat van een pen-
gen en de pensioenverplichtingen. Deze wordt berekend volgens
sioenfonds wordt beïnvloed door schommelingen van het rente-
de regels van De Nederlandsche Bank (DNB). De hoogte van de
percentage. Een daling van het rentepercentage heeft een negatief
marktrente speelt hierbij een grote rol. Een daling van de marktrente
effect op het resultaat, een stijging van het rentepercentage heeft
geeft een stijging van de kosten van de toekomstige pensioenen. Bij
een positief effect op het resultaat. Om te voorkomen dat een daling
een stijging van de marktrente dalen deze kosten juist.
van het rentepercentage grote verliezen tot gevolg heeft, kunnen pensioenfondsen zich hiervoor verzekeren. Dit noemt men ook wel
Franchise
het afdekken van het renterisico.
Deel van het inkomen waarover geen pensioenpremie wordt afgedragen en geen pensioen wordt opgebouwd.
Renteswaps Een renteswap is een financieel instrument, waarmee het renterisico
Gewezen deelnemer
van de beleggingsportefeuille tegenover de verplichtingen afgedekt
Een gewezen deelnemer is iemand die niet meer actief deelneemt
wordt.
aan de pensioenregeling van SPW omdat hij of zij niet meer werkzaam is binnen de branche woondiensten. Een gewezen deelnemer
Vastrentende waarden
behoudt wel het recht op de opgebouwde pensioenaanspraken,
Vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en
maar bouwt zelf geen pensioen meer op bij SPW.
deposito’s.
86
Toeslag Toeslag is de verhoging van opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen. SPW past toeslag toe als de omstandigheden dat toelaten. Dit houdt in dat er geen recht is op toeslag. Het is niet zeker of en in hoeverre er in de aankomende jaren toeslag zal plaatsvinden. Het bestuur neemt hierover jaarlijks een beslissing. Er is namelijk geen geld gereserveerd voor toeslag.
UFR De dekkingsgraad en de pensioenverplichtingen van het fonds worden berekend op basis van de rentetermijnstructuur. Bij bepaling van de rentetermijnstructuur wordt o.a. de Ultimate Forward Rate (UFR) toegepast. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een ten opzichte van de markt aangepaste rentecurve wordt gehanteerd.
Zakelijke waarden Zakelijke waarden zijn aandelen, converteerbare obligaties en onroerend goed.
Z-score Elk jaar wordt er een vergelijking gemaakt tussen het rendement (de performance) van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds en het rendement van de benchmark. Het verschil hiertussen wordt vervolgens gedeeld door een factor die afhankelijk is van de verhouding aandelen en obligaties, ofwel de samenstelling van het belegde vermogen. De uitkomst hiervan is de Z-score. Vervolgens worden de Z-scores over een periode van vijf jaar bij elkaar opgeteld, en gedeeld door de wortel uit 5. Dit wordt de P-toets genoemd. Bij een negatieve P-toets mag een werkgever, onder bepaalde voorwaarden, besluiten om het fonds te verlaten.
87
Bijlage 2 (Neven)functies bestuursleden SPW Werknemersbestuursleden (ultimo 2012)
• Bestuurslid Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Informatie-,
Mevrouw drs. M.A. Blomberg
• Bestuurslid Stichting Pensioenfonds voor de Personeelsdiensten
Geboortejaar: 1963
• Lid verantwoordingsorgaan Stichting Pensioenfonds SNS Reaal
Communicatie- en Kantoortechnologiebranche
Nationaliteit: Nederlandse Benoemende organisatie: FNV Bouw Benoemd per 1 januari 2010
Werkgeversbestuursleden (ultimo 2012)
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie: • Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor Woningcorporaties
De heer mr. P. Boerenfijn MRE
• Cao-onderhandelaar timmerindustrie
Geboortejaar: 1963
• Bestuurslid Vakraad voor de timmerindustrie
Nationaliteit: Nederlandse
• Bestuurslid Stichting Scholing- en Werkgelegenheidsfonds
Benoemende organisatie: Aedes, vereniging van woningcorporaties
Timmerindustrie • Bestuurslid Stichting Vrijwillig vervroegd uitreden Timmerindustrie (Vutim) • Bestuurslid Stichting Aanvullingsfonds Timmerindustrie
Benoemd per 1 februari 2006 Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie: • Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties • Statutair directeur Habion
• Bestuurslid Stichting O&O Timmerindustrie • Bestuurslid Stichting fondsadministratie (Stifa)
De heer C.C. van der Sluis RA CPC
• Cao-onderhandelaar Meubelindustrie en meubileringbedrijven
Geboortejaar: 1948
• Bestuurslid Stichting Sociaal Fonds Meubelindustrie en
Nationaliteit: Nederlandse
Meubileringbedrijven • Bestuurslid Stichting Scholing en Werkgelegenheid voor de Meubelindustrie • Bestuurslid Vakraad voor de Meubileringindustrie en Meubileringbedrijven
Benoemende organisatie: Aedes, vereniging van woningcorporaties Benoemd per 29 maart 2011 Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie: • Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties • Bestuurslid Stichting Pensioenfonds SABIC • Bestuurslid Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
De heer A. van den Brink Geboortejaar: 1954 Nationaliteit: Nederlandse
• Extern deskundige Audit Committee Stichting Pensioenfonds Akzo Nobel • Lid Raad van Toezicht Achmea Dutch Residential Fund, Dutch
Benoemende organisatie: CNV Vakmensen
Retail Property Fund, Dutch Office Fund, Dutch Industrial
Benoemd per 1 januari 2006
Property Fund
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
• Lid Raad van Toezicht bpfBOUW
• Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties
• Lid Raad van Toezicht Stichting PVF Zakelijke en Particulieren
• Bestuurslid Bpf-Bikudak • Bestuurslid Stichting Fondsenbeheer Waterbouw • Bestuurslid Bpf Zeevisserij
Hypotheken Fonds • Voorzitter Visitatiecommissie Stichting Pensioenfonds Holland Casino • Voorzitter Visitatiecommissie Stichting Pensioenfonds Provisum
De heer M. Raaijmakers
• Voorzitter Visitatiecommissie Stichting pensioenfonds Ecolab
Geboortejaar: 1966
• Voorzitter Audit Committee SAREF Vastgoed- en
Nationaliteit: Nederlandse Benoemende organisatie: De Unie Benoemd per 1 juni 2010 Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie: • Bestuurslid Stichting VUT-fonds voor de Woningcorporaties • Bestuurslid Stichting Pensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen
88
Hypothekenfondsen
Bijlage 3 Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht en de Beleggingsadviescommissie Raad van Toezicht
belang van institutionele beleggers gericht op de verbetering van de corporate governance van beursgenoteerde ondernemingen. Jos
Mevrouw N. Altenburg, voorzitter van de Raad van Toezicht, is
van Niekerk is thans onder meer commissaris bij Doctors Pension
een ervaren bestuurder en sparringpartner van directies en profes-
Fund Services bv, voorzitter van de Raad van Toezicht van de
sionals, en is directeur van PMA Consult. Zij is toezichthouder
Stichting Pensioenfonds De Nederlandse Bank, lid van het College
bij verschillende bedrijven en is voorzitter of lid van visitatiecom-
van Toezicht van de Stichting Pensioenfonds DSM Nederland en
missies voor pensioenfondsen. Zij beschikt over een uitgebreid
adviseur op pensioengebied. Hij studeerde aan de Technische
netwerk bij de overheid en semipublieke sector. Zo is zij lid van
Universiteit te Delft en trad in dienst bij Unilever in 1969. Van 1980
de Raad van Commissarissen bij PostNL, lid van de Raad van
tot 1994 was hij Financieel directeur bij dochtermaatschappijen
Commissarissen van MSD (farmaceutische industrie) en lid van
van Unilever in binnen- en buitenland.
de Raad van Commissarissen van Koni Schokdempers. Daarnaast bekleedt zij het vicevoorzitterschap van het Nederlands Instituut voor psychologen, en was zij lid van de Raad van Commissarissen
Beleggingsadviescommissie
van de Pensioen en Verzekeringsmaatschappij Kunst en Cultuur en lid van de Raad van Commissarissen bij Mn services. Voorheen was
De heer P.P.J.M. van Besouw, voorzitter van de
zij werkzaam bij en later lid van het dagelijks bestuur van AbvaKabo
Beleggingsadviescommissie, heeft ruime ervaring in de financiële
FNV. Zij is opgeleid als sociaal-cultureel werker bij de Hogeschool
sector. Hij bekleedt een aantal functies met betrekking tot verschil-
van Arnhem en Nijmegen en volgde de voortgezette opleiding te
lende activiteiten binnen de maatschappij. Momenteel is de heer
Amsterdam.
Van Besouw onder meer extern lid van het Audit Committee van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, vice-
Mevrouw A. Gram is een onafhankelijk beleggingsexpert en adviseur
voorzitter van de Raad van Toezicht RDW, lid van de Raad van
van pensioenfondsbesturen en beleggingscommissies. Mevrouw
Commissarissen van Royal Haskoning en voorzitter van de Raad
Gram heeft uitgebreide ervaring met balans- en vermogensbeheer,
van Toezicht Medisch Centrum Haaglanden. In het verleden heeft
strategische asset allocatie, het Nederlandse pensioenstelsel,
hij diverse functies bekleed bij de Bank Nederlandse Gemeenten,
fiduciair management, etcetera. Ook is zij meer dan twintig jaar
tussen 1992 en 2003 als voorzitter van de Raad van Bestuur.
werkzaam in de beleggingswereld als (onder andere) directeur Beleggingen, Chief Investment Officer en portfoliomanager. Zo was
De heer P.C. van Aalst is oprichter van Strategeon Investment
zij werkzaam in diverse functies bij Fortis Mees Pierson (2004 –
Consultancy B.V. en is met name deskundig op het gebied van
2006), ABN AMRO Asset Management (2002 – 2004) en Robeco
Asset en Liability Management en risicomanagement. De heer Van
Asset Management (2000 -2004). Daarvoor is zij werkzaam ge-
Aalst begon zijn loopbaan als docent Financiering en Belegging bij
weest bij Achmea, William Mercer en KPN Pensioenen.
de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast was hij research-
Zij is vicevoorzitter van de Raad van Toezicht van de VEB en mede-
medewerker bij Robeco Group, vervolgens directeur/eigenaar van
oprichter van en (tot voor kort) voorzitter, en lid van het bestuur
Fist Research & Consultancy. Van 1998 tot 2003 was hij bij Watson
van de VBA (Beroepsvereninging voor Beleggingsprofessionals).
Wyatt Brans & Co lid van de maatschap en hoofd van Investment
Ze is columnist over pensioen- en beleggingsonderwerpen in De
Consulting. Sinds 2003 adviseert hij als partner van Strategeon
Financiële Telegraaf. Zij studeerde aan de Copenhagen Business
Investment Consultancy B.V. pensioenfondsen bij ALM studies,
School en de International Business School van de Brandeis
managerselectie en implementatie van beleggingsbeleid.
University. De heer R. Meijer heeft 35 jaar werkervaring in diverse financiële De heer J.T. van Niekerk was van 1994 tot 2003 Managing
functies. Hij werkte onder meer zeven jaar bij Vendex International
Director van Stichting Unilever Pensioenfonds Progress.
en 20 jaar bij Shell, waarvan de laatste tien jaar als treasurer bij Shell
Gedurende deze periode was hij bestuurslid van de Stichting voor
Pensioenfonds. Binnen Shell Pensioenfonds was de heer Meijer
Ondernemingspensioenfondsen (OPF). Hij was actief betrokken
als treasurer lid van diverse commissies op het gebied van Asset
bij de totstandkoming van Nederlandse en Europese pensioen-
Liability Management, Investment en Risk Management, Currency
wetgeving en lid van het Nationaal Forum voor Introductie van de
Management en was ook enige jaren verantwoordelijk voor de back
Euro. Nadat hij in 2003 bij Unilever met pensioen ging, heeft hij
office. De heer Meijer is statutair directeur van het beursgenoteerde
zich in 2004/2005, als directeur van SCGOP (nu Eumedion), in het
Himalaya Fund. Daarnaast is de heer Meijer actief als bestuurder
89
van private equity fondsen, zoals het Yellow & Blue Clean Energy fonds (NUON) en de beleggingscommissies van het Pensioenfonds Nederlandse Bisdommen. Mevrouw R. van Wijk-Russchen is algemeen directeur van TKP Investments BV. Daarnaast bekleedt zij verschillende bestuurs- en toezichtfuncties. Zij is lid van de Beleggingscommissie van de Pensioenfederatie, lid van de Raad van Toezicht van het Governance Platform van Deminor en lid van het Deelnetwerk Vermogensbeheer van Vrouwen in Institutioneel Pensioen (VIIP).
90
Bijlage 4 Vergoedingen In deze bijlage staan de vergoedingen vermeld die uitbetaald zijn
Verantwoordingsorgaan
aan de afzonderlijke bestuursleden, de leden van de deelnemersraad, de leden van de Raad van Toezicht en de leden van het verantwoordingsorgaan. De vergoeding bestaat uit vacatiegelden voor vergaderingen en opleidingen en reiskosten. Organisatie
Bestuur
Organisatie
Vergoeding in euro’s 20.000
Uitbetaald aan
M.A. Blomberg
FNV Bouw
P. Boerenfijn
Aedes
7.500
Habion
P. Boerenfijn
Aedes
7.500
Lid bestuur
A. van den Brink
CNV Vakmensen
20.000
CNV Vakmensen
M. Raaijmakers
De Unie
15.000
De Unie
C.C. van der Sluis
Aedes
20.000
Aedes
G.B. van Dijk
Aedes
7.500
Aedes
Totaal
FNV Bouw
Vergoeding in euro’s
Uitbetaald aan
L. Greven
Aedes
836
Stichting Rondom Wonen
P.C.M. van Helden
De Unie
478
Lid verantwoordingsorgaan
G.W. Kamp
FNV Bouw
486
Lid verantwoordingsorgaan
P. Postma
FNV Bouw
909
Lid verantwoordingsorgaan
A. de Haan
CNV Vakmensen
1.377
Lid verantwoordingsorgaan
A.J. van de Ven - de Jong
Aedes
-
Lid verantwoordingsorgaan
Totaal
4.086
97.500
Raad van Toezicht
Deelnemersraad
Organisatie
Vergoeding Uitbetaald aan in euro’s
J.C.P. den Boer
CNV Vakmensen
4.263
Lid deelnemersraad
K. Boogaard
De Unie
3.380
Lid deelnemersraad
H. Eimers
FNV Bouw
4.287
Lid deelnemersraad
D.J. de Jong
CSO / Vereniging van Gepensioneerden Volkshuisvesterspensioen
3.967
Lid deelnemersraad
L. Maatman
FNV Bouw
5.752
Lid deelnemersraad
H.J.M. Notermans
FNV Bouw
8.099
Lid deelnemersraad
J.J. Rebelo Oliveira dos Santos
FNV Bouw
6.215
Lid deelnemersraad
M.W.C. Somers
CNV Vakmensen
2.685
Lid deelnemersraad
R.P. Vonk
FNV Bouw
6.591
Lid deelnemersraad
P. de Jong
FNV Bouw
2.360
Lid deelnemersraad
F.C. Wilten - Aring
CNV Vakmensen
4.496
Lid deelnemersraad
F.C. Wilten - Aring
CNV Vakmensen
2.050
CNV Vakmensen
S. Gillissen
FNV Bouw
6.977
Lid deelnemersraad
Totaal
Vergoeding in euro’s N. Altenburg
12.827
Uitbetaald aan
Lid Raad van Toezicht
A. Gram
11.950
Lid Raad van Toezicht
J.T. van Niekerk
11.000
Lid Raad van Toezicht
Totaal
35.777
61.122
91
Colofon Redactie: SPW Vormgeving en realisatie: Dadomoto, Nieuwegein Druk: Dadomoto, Nieuwegein © SPW augustus 2013 Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van SPW worden verveelvoudigd.
92