MEE Groningen
1
Jaarverslag 2004
Inhoudsopgave Pagina Directie
3
Raad van Toezicht
6
Cliëntenraad MEE Groningen
7
Ondernemingsraad
8
Kwaliteitsjaarverslag
9
Facilitaire Zaken
12
Inleiding Dienst- en Hulpverlening
20
Dienstverlening
21
Hulpverlening
27
Cijfers in beeld
30
Exploitatie 2004 en toelichting
31
Personalia
33
Afkortingenlijst
34
MEE Groningen
2
Jaarverslag 2004
DIRECTIE Zoals u van ons gewend bent, staat ook dit jaarverslag in het kader van een dynamisch verlopen jaar. Om maar enkele onderwerpen te noemen die aan de orde komen: onze naamswijziging, de landelijke formulering van onze dienstverlening, de overdracht van onze cliënten hulpverlening aan zorgaanbieders, de interne verbouwing en de afronding van de procedure FWG 3.0 betreffende de functiebeschrijvingen en de indelingen van functies. Eigenlijk is dit verslag onderdeel van een drieluik. Naast dit verslag is er het jaarplan 2004: daarin worden de voorgenomen doelen geconcretiseerd op zowel strategisch, tactisch als op operationeel niveau. Dit jaarverslag kan men lezen als een geaggregeerde terugkoppeling van de voorgenomen resultaten. Tevens is er de jaarrekening 2004: daarin worden de (financiële) standen van zaken op de balansdatum, de gang van zaken tijdens het boekjaar, de realisatie van de afgesproken dienstverlening, bijzondere gebeurtenissen na de balansdatum, ontwikkeling budget e.d. aangegeven. In dit jaarverslag zal met name de exploitatie 2004, ontleend aan de jaarrekening, een plaats krijgen, alsmede zaken die direct gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van de personeelsbezetting, zoals het aantal fte’s, het verlooppercentage en het percentage ziekteverzuim. Uit dit verslag zal blijken dat wij wederom op basis van de voorgenomen doelen de daarbij behorende resultaten in belangrijke mate hebben behaald. Dit is een grote verdienste van al onze medewerkers. Ik wil hen bij deze daarvoor nadrukkelijk bedanken. Kijkend naar de toekomst ontstonden er echter ook momenten van reflectie. Daar wil ik bij deze gelegenheid wat meer aandacht aan schenken. Al onze (individuele en collectieve) dienstverlening dient de volgende missie: ‘Het versterken van de individuele positie van mensen met een blijvende beperking in de samenleving en de verbetering van de maatschappelijke positie van mensen met beperkingen als zodanig, met als doel volwaardig burgerschap.’ Gezien de impact van de (beoogde) veranderingen in wet- en regelgeving (effecten modernisering AWBZ, de komst van een ‘afgeslankte’ WMO, outputfinanciering in plaats van inputfinanciering e.d.) en de nog deels onduidelijke uitvoeringsregelingen die daarbij horen, wordt deze organisatie in verandering met een aantal paradoxen geconfronteerd. Ik noem er twee.
Enerzijds is het logisch dat er extra werkdruk ontstaat omdat bijna alles opnieuw gedefinieerd dient te worden, ingevoerd dient te worden in een automatiseringssysteem om er dan op te kunnen registreren. In het kader van kwaliteitsverbetering van methodiek van dienstverlenen en de overgang naar een vorm van outputfinanciering is dit een noodzakelijke stap. Anderzijds dient uitputtend aan verschillende stakeholders via verschillende formats verantwoording hierover te worden afgelegd. Deze specifieke acties vragen om veel extra input, want ‘iedereen wil alles op eigen wijze weten’. Ondertussen blijft uiteraard de opdracht staan om voor een goede verhouding tussen formatie overhead en formatie primair proces te zorgen. U begrijpt, hier gaat een en ander flink knellen. Gezien de in het nabije verleden gedane politieke uitspraken dat de bureaucratie sterk verminderd zal worden en de verwachting die daarbij gewekt is, constateer ik alleen maar een toename van bureaucratisering. Ten tweede is destijds met Paars II afgesproken om in het kader van de modernisering van de AWBZ hulpverleningstaken af te stoten. Hierdoor zou de dubbelrol van de toenmalige SPD’en verdwijnen (dienst- en hulpverlener tegelijk) en daardoor zouden SPD’en zich volledig kunnen ontwikkelen tot onafhankelijke, louter cliëntgerichte ondersteuningsorganisaties met landelijk gezien een bepaalde schaalgrootte (of dekkingsgebied) en met uniforme dienstverlening aan diverse doelgroepen. De komst van de WMO zet deze doelen onder een niet geringe druk. De kans is meer dan aanwezig dat de huidige landelijke subsidiëring op termijn in het kader van de WMO een lokaal gestuurde (gemeentelijke) financiering gaat worden. MEE Groningen
3
Jaarverslag 2004
Dat gegeven kan een wissel trekken op de door de overheid en MEE-organisaties beoogde, onafhankelijke positie ten dienste van onze cliënten. Aan de ene kant kan men redeneren: dat hoort er nu eenmaal bij als men de sturing en controle op voorzieningen dichter bij de burger wil brengen en onder lokale verantwoordelijkheid plaatst. Dit is geen nieuw fenomeen voor gemeenten. Gemeenten zijn al voor zo veel groepen die in de verdrukking zitten (kwetsbaren en gemarginaliseerden) verantwoordelijk. Denk bijvoorbeeld aan de burgers in de bijstand, de burgers in de sociale werkvoorziening, de burgers aangewezen op WVG-voorzieningen, de burgers die dakloos zijn, de burgers die verslaafd zijn, de vrouwen die niet meer veilig bij hun partner kunnen wonen etc. Los van het feit dat gemeenten op dit moment in hoge mate onbekend zijn met onze grootste doelgroep, de mensen met verstandelijke beperkingen, speelt aan de andere kant iets anders een rol met betrekking tot de beoogde onafhankelijke rol van MEE-organisaties. Indien er sprake zou zijn van een afgestemde relatie met meerdere gemeenten, waarin ons pakket individuele en collectieve dienstverlening integraal zou worden geaccepteerd, dan is ook de kans aanwezig om een bepaalde mate van onafhankelijke ondersteuning te realiseren. Maar het laat zich aanzien dat MEE Groningen straks te maken krijgt met 25 gemeenten (met hier en daar wellicht samenwerking tussen gemeenten op dit punt), die allemaal hun eigen deel zullen financieren (mag ik hopen) maar daar allemaal in het ongunstigste geval iets anders voor willen. ‘Wie betaalt bepaalt’ en dat gegeven kan ook betekenen dat aan onze net ontwikkelde uniforme dienstverlening (waar ook politiek gezien enthousiasme over was) forse afbreuk gedaan wordt. Als dit gebeurt, zie ik dit persoonlijk als een dreigend verlies van moeizaam bevochten kwaliteit, gebaseerd op jarenlange expertise en ervaring. Routes wijzigen is een ding, routes volledig herdefiniëren terwijl ze gegaan worden is een ander. Dit scenario is een wezenlijk andere situatie dan vanuit een centrale overheid gefinancierd te worden op basis van een in beginsel gezamenlijk geformuleerde dienstverlening. Samenwerking betekent in de praktijk ook per gemeente iets anders. Daar waar de ene gemeente actief en coöperatief is met betrekking tot de invulling van de komende WMO, daar moet een andere gemeente nog een start maken of volgt een afgeschermd traject. Vragen De vragen vanuit bestuurlijk perspectief zijn tweeërlei en houden uiteraard verband met elkaar. Wat betekent hier ‘Good Governance’ en wat zijn de effecten met betrekking tot de haalbaarheid van onze missie? En dit laatste dan met name gericht op onze cliënten met een verstandelijke beperking (nog steeds onze grootste doelgroep). Is er sprake, gezien alle ontwikkelingen, van een kans op effectuering van volwaardig burgerschap of leidt dit alles tot een nog meer ongelijke positie van onze cliënten in onze samenleving? Er bestaat geen twijfel over het feit dat SPD’en in het verleden en dus MEE-organisaties nu, als geen ander een jarenlange expertise hebben opgebouwd met betrekking tot de ambulante (maatschappelijke) ondersteuning van mensen met verstandelijke beperkingen. Ik noem enkele gebieden: integrale vroeghulp aan ouders (en kinderen van 0-4 jaar), ondersteuning bij wonen (begeleid zelfstandig wonen, pedagogische ondersteuning van gezinnen), ondersteuning bij werken (ondersteuning naar en bij (on)betaalde arbeid), ondersteuning bij vrije tijd en vorming (ondersteuning bij vriendschapskringen, vakantie) en ondersteuning bij opvoeding en onderwijs (ondersteuning van leerlingen in het speciaal onderwijs). Veel van deze expertise, gericht op de levenssferen van mensen, kan ook aangewend worden voor de beoogde nieuwe doelgroepen. Het is de vraag of dit in een kortdurende en kortcyclische ondersteuningsvorm in de WMO een plek kan krijgen. Toekomst De toekomst zal met name staan in het bereiken en ontwikkelen van dienstverlening voor mensen met stoornissen in het autistisch spectrum, mensen met lichamelijke beperkingen en mensen met zintuiglijke beperkingen (of combinaties van beperkingen). Dat betekent maatschappelijk ondernemen in optima forma. Hoe een en ander te realiseren krijgt een plek in de notitie ‘Op weg naar MEE Groningen, 2006’, waar buiten de herinrichting van de interne organisatie ook een eigen onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling een plaats zal krijgen, met nadruk op het aspect marketing.
MEE Groningen
4
Jaarverslag 2004
Ter afsluiting Het streven naar volwaardig burgerschap en gelijke maatschappelijke posities staat in het kader van de constatering dat posities van mensen met beperkingen ten ene male ongelijk zijn ten opzichte van het geheel van burgers in de samenleving. Voor iedereen geldt: Respect voor autonomie. Respect voor de individuele autonomie van mensen is een groot goed, maar de grens tussen dit respect en ‘iemand aan zijn lot overlaten’ is soms flinterdun. Mensen met beperkingen zijn in algemene zin nu eenmaal kwetsbaarder en afhankelijker dan gemiddeld en dat erkennen betekent dat naast het uitoefenen van respect voor autonomie ook zorgverantwoordelijkheid genomen dient te worden. Dat laatste zie ik in uitwerkingen van wet- en regelgeving te weinig terug. Ik hoop dat in de finale (politieke) besluitvorming nog ruimte komt voor een contextueel gerichte argumentatie. Met andere woorden: oog voor de belangen van specifieke mensen met specifieke vragen in specifieke situaties. Dat is mijn beeld van goed politiek bedrijven met als doel een goede samenleving. En met ‘goed’ bedoel ik ‘goed’ in moreel opzicht. Ongeveer 500 v. Chr. legde Aristoteles al een expliciete relatie tussen ethiek en politiek. Het kan geen kwaad om dat weer in herinnering te roepen. Ten slotte wil ik onze cliënten bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen en verder alle medewerkers, cliëntenraadsleden, ondernemingsraadsleden, leden van de Raad van Toezicht, vrijwilligers, cliëntorganisaties en overige relaties voor hun inzet en samenwerking. Peter Willegers Directeur/Bestuurder
MEE Groningen
5
Jaarverslag 2004
RAAD VAN TOEZICHT De belangrijkste wijziging in 2004 was het ontstaan van MEE Groningen: een onafhankelijke, laagdrempelige cliëntondersteuningsorganisatie. Een organisatie die zich gaat richten op dienstverlening en niet meer op de uitvoering van geïndiceerde zorg. Het jaar 2004 was het overgangsjaar, waarin die geïndiceerde zorg – jarenlang het handelsmerk van de organisatie – werd afgebouwd of overgedragen aan zorgaanbieders, indien de zorg nog niet beëindigd kon worden. De missie in deze nieuwe organisatie gaat over het versterken van de individuele positie van de cliënt met als doel volwaardig burgerschap. Het zo exclusief bieden van deze steun maakt MEE tot een unieke organisatie, terwijl we het doel: volwaardig burgerschap, in verschillende overeenkomende gedaanten terugzien in diverse wetgeving. Veelal gaat het om variaties op het nemen van de maximale eigen verantwoordelijkheid. De wijze waarop de medewerkers onder leiding van directie en leidinggevenden dit grote veranderingsproces vorm geven roept bij de Raad van Toezicht grote waardering op. Wij delen de zorg van de directeur/bestuurder over de toenemende bureaucratisering en rekenen het als toezichthouder tot onze plicht hiervan melding te maken. Rompslomp komt cliënten nooit ten goede. Een ander fenomeen dat we nauwlettend in de gaten willen houden is de richting die de organisatie in slaat naar maatschappelijk ondernemerschap. Met name waar een vermenging van publieke en private middelen zou kunnen plaatsvinden zullen wij alert zijn. Het beeld van de Raad van Toezicht dat de organisatie ‘in control’ is wordt versterkt door het feit dat de financiële uitkomsten steeds volgens verwachting waren en positief zijn. Het veranderingsproces zal naar verwachting begin 2006 worden voltooid. Wij hebben er alle vertrouwen in dat de renovatie niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk zal slagen.
Groningen, 4 april 2005 Hans van Ulsen Voorzitter Raad van Toezicht
MEE Groningen
6
Jaarverslag 2004
CLIËNTENRAAD MEE GRONINGEN Sinds 1 januari 2004 heten SPD’en anders. De nieuwe naam is MEE, in onze provincie MEE Groningen. De verandering van SPD naar MEE is niet alleen een verandering van naam. Ook de taken van de organisatie en de positie in het veld van zorgverleners zijn veranderd. In het kort komt het erop neer dat MEE geen zorg en diensten meer mag verlenen waarvoor een indicatie nodig is. MEE moet dus meer en meer een onafhankelijke adviseur en ondersteuner van de zorgvrager worden. Niet alleen voor mensen met een verstandelijke handicap maar ook voor anderen die zorg nodig hebben. Hiermee is tegelijkertijd aangegeven waar de Cliëntenraad zich in adviserende zin voornamelijk mee heeft beziggehouden: bespreken van de veranderingen die dit allemaal met zich meebrengt en de directie van MEE daarover adviseren. Met als invalshoek de gevolgen die het heeft voor de cliënten. De Cliëntenraad is er immers om vanuit het zichtveld van de cliënten mee te praten en te adviseren over het beleid en de werkzaamheden van MEE. Zo is dat vastgelegd in de wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen, de wettelijke basis voor de cliëntenraden. Het afgelopen jaar heeft de Cliëntenraad vier keer overlegd met de directie. Ter voorbereiding op deze vergaderingen heeft de raad ook vier keer onderling overlegd. Naast de al genoemde veranderingen als gevolg van de andere positionering en de nieuwe taken van MEE zijn ook onderwerpen als de financiële positie van MEE, samenwerking van de ‘noordelijke MEEorganisaties’, werkplan en diverse onderwerpen die verband houden met de veranderende organisatie besproken. Ook de samenstelling van de raad is ter sprake gekomen. In 2004 is een nieuw lid toegetreden, dhr. L. Boonstra. Daarmee is het aantal leden op vier gekomen. Nog altijd te weinig. Zeker als in aanmerking wordt genomen dat dhr. Sagel heeft laten weten de raad te willen verlaten.
MEE Groningen
7
Jaarverslag 2004
ONDERNEMINGSRAAD De OR van MEE Groningen heeft zeven leden en komt wekelijks een uur bij elkaar om zaken die de organisatie aangaan te bespreken. Tevens is dit uur bedoeld als een spreekuur, waar collega’s binnen kunnen lopen met vragen of opmerkingen. Daarnaast wordt er elke zes weken een vergadering gepland tussen de directie en de OR, de zogenaamde Overlegvergadering. Per drie maanden belegt de OR een vergadering met de achterban, waarin alle zaken aan de orde komen die door de OR in de afgelopen periode zijn besproken. Op deze manier probeert de OR zijn achterban direct geïnformeerd te houden, en krijgt de OR de gelegenheid om zich te laten voeden door de meningen van diverse medewerkers over de organisatieaangelegenheden. Door allerlei belastingmaatregelen moest er nogal wat worden veranderd. De belangrijkste onderwerpen die met de OR besproken moesten worden waren: 1.
Reiskostenregeling, waarbij de OR instemming heeft verleend aan het voorstel van het MT. De vergoeding voor de werknemers bleef in dit voorstel op een fatsoenlijke manier gegarandeerd en de lasten voor de organisatie aanvaardbaar.
2.
PC privé project. Halverwege het jaar werd duidelijk dat dit een gepasseerd station werd, en dat er geen moeite meer hoefde te worden gedaan om tot een regeling te komen.
Tevens was een belangrijk onderwerp van gesprek de transitie van verschillende afdelingen (geïndiceerde zorg) naar zorgaanbieders. Het was er de OR aan gelegen om voor de werknemers die dit betrof tot een zo goed mogelijke overgang te komen. In de verschillende overleggen zijn uitgebreid de voorstellen besproken, en uiteindelijk tot tevredenheid afgerond. Op 31 december 2004 was het rond. De medewerkers van PPT zijn allemaal meegegaan naar een andere organisatie, de overige medewerkers worden binnen MEE Groningen ingezet in het totale takenpakket. Verder zijn nog besproken: • Kinderopvang • FWG 3.0 voortgang en afhandeling • De veranderorganisatie • Stagebeleid • Diverse protocollen • ARBO-aangelegenheden • Renovatie van het gebouw • WMO en de eventuele consequenties hiervan voor MEE Groningen
MEE Groningen
8
Jaarverslag 2004
KWALITEITSJAARVERSLAG Ontwikkeling MEE Groningen en kwaliteit Het jaar 2004 heeft zich voor MEE Groningen gekenmerkt door de naamsverandering en een daaraan gekoppelde grote inhoudelijke verandering. MEE Groningen is in 2004 gaan werken met een nieuw pakket van diensten dat landelijk is gedefinieerd en vastgesteld. Meer dan voorheen heeft dit de medewerkers van MEE Groningen aangezet tot een bepaalde, uniforme manier van werken. Deze omslag is voor de medewerkers een intensief proces. Het biedt echter op termijn ook belangrijke mogelijkheden in het kader van kwaliteit. Een uniforme manier van werken is een belangrijke voorwaarde voor een constante kwaliteit van dienstverlening. De cliënt weet wat hij kan verwachten. En voor de interne organisatie biedt de nieuwe invulling de mogelijkheid om het primaire proces helder in stappen te beschrijven en de manier van werken met het nieuwe dienstenpakket in methodieken uit te werken en vast te leggen. Kwaliteitsfunctionaris De rol van de kwaliteitsfunctionaris binnen MEE Groningen is vooral ondersteunend, zoals in 2003 duidelijk officieel is vastgelegd in de functiebeschrijving. In 2004 is deze rol op alledrie de hoofdpunten (ondersteuning op beleidsniveau van het management; ondersteuning medewerkers op uitvoeringsniveau; beheer van kwaliteitsdocumentatie) duidelijk gebleken. Zo heeft de kwaliteitsfunctionaris bijv. adviserend en ondersteunend opgetreden t.a.v. het management in het proces van aanpassing van het klachtenreglement en de ontwikkeling van aanvullend beleid. Waar het ging om het formuleren van projectplannen en het opstellen of aanpassen van procedures of protocollen heeft de kwaliteitsfunctionaris een aantal medewerkers in hun werk ondersteund. Ten slotte heeft de kwaliteitsfunctionaris een systeem ingericht voor kwaliteitsdocumentatie en dit geïntroduceerd in de organisatie. Ook in 2004 maakte de kwaliteitsfunctionaris deel uit van het integraal stafoverleg. Begin 2004 nam de kwaliteitsfunctionaris de rol op zich van voorzitter van de klankbordgroep veranderorganisatie. Landelijke ontwikkelingen In 2004 heeft MEE Nederland officieel het verzoek ingediend bij de Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) om op basis van het Model Kwaliteitssysteem voor SPD’en (MK-SPD) een certificeringschema te gaan ontwikkelen. Naar verwachting komt dit schema eind 2005 gereed. Aanvankelijk kondigde MEE Nederland aan een herziene druk van het MK-SPD in voorbereiding te nemen. Maar daar is in tweede instantie van afgezien vanwege de termijn waarop het certificatieschema al beschikbaar komt. Wel komt MEE Nederland in het voorjaar van 2005 met een aantal handreikingen:
Handreiking ‘Op weg naar certificatie’, Model Klachtenreglement, Model Privacyreglement en Model Protocol Seksuele Intimidatie. De meerwaarde van een certificering op termijn is in 2004 naar voren gekomen in het kader van de ontwikkelingen rond de WMO. Hoe deze nieuwe wet in de praktijk gaat uitpakken voor MEE Groningen is nog niet bekend. Wel lijkt MEE Groningen te zullen komen in een positie waarin gemeenten nog belangrijker zullen worden als partner en een HKZ-certificaat een concurrentievoordeel kan blijken. Cliëntenraadpleging In het najaar van 2002 heeft (toen nog) SPD Groningen een cliënttevredenheidsonderzoek uitgevoerd waarvan het de bedoeling was dat het periodiek herhaald zou gaan worden. In 2004 zou bekeken worden hoe en wanneer dit onderzoek herhaald kon gaan worden. Deze vraag is echter niet aan de orde gekomen, doordat MEE Groningen de kans kreeg mee te doen aan een cliëntenraadpleging in een andere vorm.
MEE Groningen
9
Jaarverslag 2004
In het kader van het benchmarktraject van MEE Nederland kwam in 2004 het instrument om de cliënttevredenheid te toetsen als eerste gereed voor de testfase . MEE Groningen werd benaderd om als één van drie MEE-organisaties mee te doen aan een pilot om de ontwikkelde vragenlijst uit te proberen. Een groep van onze cliënten kreeg de vragenlijst thuisgestuurd. De lijst kon worden ingevuld door de cliënt zelf, eventueel met hulp van een ouder of verzorger. Naast vragen die op de waardering betrekking hadden, werd ook telkens aan de cliënt gevraagd aan te geven hoe belangrijk hij/zij dit onderdeel vond. De verwerking van de gegevens werd uitgevoerd door een extern bureau dat ook nauw bij de samenstelling van de lijst betrokken was. Alle antwoorden van cliënten werden strikt vertrouwelijk behandeld. Het onderzoek resulteerde in een rapport waarin de bevindingen voor MEE Groningen werden afgezet tegen de uitkomsten van de andere twee pilot-organisaties. Door dit kader krijgen de uitkomsten van het onderzoek een meerwaarde: de cijfers staan niet op zichzelf maar worden afgezet tegen de uitkomsten van collega-organisaties. Deze voor benchmarking kenmerkende manier van onderzoek zal aan inhoud winnen wanneer met nog meer MEE-organisaties vergeleken kan worden. De uitkomsten zijn organisatiebreed besproken en leiden waar nodig tot verbeteracties. De vragenlijst die middels deze pilot werd getest, is geëvalueerd en op onderdelen aangepast. Op advies van stichting ‘Raad op Maat’, een organisatie die meewerkt aan het vormgeven van (mede)zeggenschap van mensen met een handicap, is de optie van pictogrammen toegevoegd. In december 2004 is het instrument cliëntenraadpleging landelijk vastgesteld. In 2005 zullen de overige onderdelen van de benchmarking worden ontwikkeld, uitgetest en vastgesteld, te weten de medewerkerraadpleging, de maatschappelijke waardering en de doelmatigheid. In 2006 kan dan branchebreed worden proefgedraaid met het hele benchmarkinstrumentarium. Protocollen en procedures In 2004 is gestart met het toegankelijk maken van procedures en protocollen via het intranet van MEE Groningen. Dat deze methode van ontsluiting beperkingen heeft, was bij voorbaat al voorzien. Eind 2004 is daarom besloten om in 2005 een softwarepakket aan te schaffen dat het mogelijk maakt om procedures en protocollen op een eenduidige manier op te stellen en toegankelijk te maken voor alle medewerkers. Daarnaast kan ook de andere kwaliteitsdocumentatie in het systeem worden opgenomen. In 2004 is er een aantal procedures en protocollen nieuw ontwikkeld of verbeterd, echter minder dan verwacht. De reden hiervoor zal gezocht moeten worden in de veranderorganisatie die op de organisatie een groot beroep heeft gedaan. Privacy en dossiervorming In 2004 is niet veel progressie gemaakt wat betreft het onderwerp privacy en dossiervorming. Plannen die er aanvankelijk lagen, voor een privacyreglement en protocollen voor de administratie, verdwenen weer tijdelijk in de la omdat het plan werd opgevat om het elektronisch dossiersysteem (EDS) verder te gaan ontwikkelen. Dit zou consequenties hebben voor zowel het privacyreglement als vast te leggen werkwijzen. Vervolgens werd duidelijk dat een EDS op korte termijn niet haalbaar was. Er kwam een nieuw plan van aanpak en verwacht wordt dat er in 2005 resultaten komen. Klachtenbeleid In 2004 is een van de drie leden van de klachtencommissie afgetreden. Er is daarmee een vacature ontstaan. In 2004 zijn er geen officiële klachten ingediend. De commissie heeft in 2004 een nieuw klachtenreglement goedgekeurd. Kort na goedkeuring kwam een rapport beschikbaar van de Provinciale Federatie van Ouderverenigingen Groningen met de titel ‘Tussen ouder en zorginstelling; de omgang met ontevredenheid over de verzorging van verstandelijk gehandicapten in de provincie Groningen’. Het rapport gaat in op de omgang met ontevredenheid binnen zorginstellingen, vanuit verschillende perspectieven: de ouder, de klacht en de zorginstelling. In het rapport worden vanuit het derde perspectief de klachtenreglementen van diverse instellingen met elkaar vergeleken, waaronder het (inmiddels vervangen) klachtenreglement van (toen nog) de SPD Groningen.
MEE Groningen
10
Jaarverslag 2004
Het nieuwe reglement van MEE Groningen is nog eens kritisch tegen het licht gehouden aan de hand van bevindingen in het genoemde rapport. Daaruit zijn twee adviezen gerold die in 2005 ten uitvoer zullen worden gebracht. Er wordt een brochure opgesteld waarin het klachtenbeleid van MEE Groningen voor de cliënten toegankelijk wordt gemaakt. Daarnaast wordt er beleid ontwikkeld om zo goed mogelijk met uitingen van ontevredenheid van cliënten om te gaan, met als doel het genereren van verbeterpunten en het zoveel mogelijk voorkomen van ‘officiële klachten’ .
MEE Groningen
11
Jaarverslag 2004
FACILITAIRE ZAKEN Algemeen We hebben als Facilitaire Zaken een bijzonder jaar achter de rug. Enerzijds zitten we als organisatie in een verandertraject, van SPD naar MEE. Anderzijds hebben we in het afgelopen jaar de totale renovatie van het hoofdgebouw gerealiseerd. Een renovatie terwijl de winkel gewoon open was. De Facilitaire Zaken hebben in 2004 een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Zo zijn er organisatorische wijzigingen geweest binnen o.a. de teams administratie en automatisering. Ook is er intern gewerkt aan een meer klantgerichte benadering: zeggen wat je doet en doen wat je zegt. Het proces van functiewaardering FWG 3.0 is rond de zomer afgerond en iedereen binnen de Facilitaire Zaken is ingedeeld in de bij de functie behoorde salarisschaal. Om de verbinding binnen de Facilitaire Zaken te behouden zijn er wederom themamiddagen georganiseerd. Hierin zijn opnieuw zaken aan de orde gekomen die iedereen raken binnen zijn/haar functioneren. Zo is er ruim aandacht geweest voor het thema veranderorganisatie en de communicatie. Binnen de Facilitaire Zaken is opnieuw een enquête gehouden ten aanzien van het onderwerp interne communicatie. De uitslag hiervan was: 80% tevreden over de communicatie binnen de Facilitaire Zaken. De uitkomst van de eerste enquête in 2002 liet een ander beeld zien: 80% gaf toen aan ontevreden te zijn over de communicatie. Huisvesting, BHV, Arbo/VGMW-commissie Als gevolg van de nieuwe externe budgetfinanciering voor de huisvestingslasten, is er in 2003 een lange termijn huisvestingsplan gemaakt voor de jaren 2003 tot en met 2005. Hierin staat vermeld wat er aan verbouwingen en huisvestigingsinitiatieven te verwachten is. De meeste aspecten zijn in relatie met de arbeidsomstandigheden (Arbo). Voor de locatie Groningen betekende dit ondermeer het renoveren van het gehele hoofdgebouw. Eind 2000 was er als gevolg van een Risico-inventarisatie en –Evaluatie (RI&E) een groot aantal knelpunten aan het licht gekomen, die wij als organisatie dienden op te lossen. Zo was er geen werkend klimaatbeheersingssysteem, was er onvoldoende licht (lux) op de werkplekken, geen vluchtwegaanduiding en geen noodverlichting. Onder andere door het aanbrengen van een klimaatbeheersingssysteem, het schilderen van de wanden, aanbrengen van nieuwe plafonds en verlichting en het vervangen van de vloerbedekking, voldoen we inmiddels wel aan de Arbo wet– en regelgeving. De Arbo/VGMW-commissie heeft kritisch meegekeken en meegewerkt aan de totstandkoming van de inrichting. Tevens hebben we als organisatie gekeken naar een nieuwe organisatorische werkindeling. We wilden een scheiding in front- en backoffice aanbrengen: een zogenaamd cliëntgebied en medewerkergebied creëren. Daarnaast is er volop aandacht geweest voor de veiligheid en toegankelijkheid. Wat betreft de locatie Veendam waren de plannen om de zolder uit te breiden met een tiental werkplekken ten behoeve van het nieuw samengestelde Team Centrale Aanmelding (TCA) en een aantal Arbo-technische aspecten aan te pakken, zoals een brandveiligheidssysteem. De werkzaamheden voor het gebouw in Veendam werden in het eerste kwartaal van 2004 gerealiseerd. Voor het hoofdgebouw verliep de renovatie in een aantal fases van het voorjaar tot het einde van het 2004. Halverwege de renovatie van het hoofdgebouw bleek dat de spel-o-theek uit het hoofdgebouw zou verhuizen. Dit gaf de organisatie de mogelijkheid om opnieuw naar de werkindeling van het hoofdgebouw te kijken. Na overleg werd besloten om het Team Centrale Aanmelding, dat inmiddels op de verbouwde zolder van Veendam zat, terug te halen naar het hoofdgebouw en wel naar de ruimte waar de spel-otheek zat. Dit betekende voor ons het bijstellen en aanpassen van de bouwplannen.
MEE Groningen
12
Jaarverslag 2004
De laatste fase werd uiteindelijk een grote klus: de spel-o-theek moest een totale metamorfose ondergaan, en er moest een nieuwe binnengang komen, omdat de spel-o-theek alleen maar van buitenaf benaderd kon worden. Daarnaast werd in deze fase een nieuwe personeelsingang gemaakt en de nieuwe ontmoeting/ontspanningsruimte en presentatieruimte ondergingen een totale facelift. De doelen van de renovatie, te weten oplossen parkeerproblemen, creëren eigentijdse arbeidsomgeving conform Arbo-eisen en het realiseren van - zij het in beperkte mate - flexibele arbeidsplaatsen, zijn nagenoeg allemaal gehaald. Het parkeerprobleem kan nooit helemaal worden opgelost. We kunnen als Facilitaire Zaken tevreden terugkijken op het totale proces. De medewerkers hebben beperkt last gehad van de werkzaamheden, de meesten konden hun werk blijven doen. Er waren in de bouwplanning zogenaamde rode dagen opgenomen, waarop extreme overlast kon worden verwacht. Hiermee kon dan rekening worden gehouden. De planning werd prima gehaald. BHV Er is een BHV-oefening gehouden in 2004. Het is wettelijk verplicht minimaal een oefening per jaar te houden. De oefening is goed verlopen. In het laatste kwartaal zijn veertien personen verplicht bijgeschoold als Bedrijfshulpverlener (BHV). Hiermee voldoet de organisatie aan de wettelijke eisen. We hebben in 2004 geen inbraken gehad. Daarnaast is er ook in 2004 geen sprake geweest van vandalisme aan het gebouw. Arbo De in 2003 ingestelde Arbo/VGMW-commissie heeft in 2004 belangrijke taken gehad. Zij volgde gedurende de renovatieperiode de Arbo-aspecten en werkomstandigheden en adviseerde de Ondernemingsraad en het management hierover. De commissie bestaat uit leden van de Ondernemingsraad en leden namens de werkgever. In verband met de renovatie was hieraan tijdelijk een aantal medewerkers van zowel de locatie Groningen als de locatie Veendam toegevoegd. Zij hebben eind 2004, toen de renovatie gereed was, de commissie verlaten. Automatisering In het afgelopen jaar heeft MEE Groningen ten aanzien van de automatisering wederom een belangrijke stap voorwaarts gemaakt. In het voorjaar van 2004 hebben we nagenoeg alle hardware (systeemkasten) vervangen als uitkomst van de verdere ontwikkelingen binnen het bedrijfsinformatiesysteem (SPD@work, in de wandelgangen MEEs genoemd). Daarnaast zijn we als MEE Groningen blijven samenwerken met MEE Drenthe op het gebied van beheer en onderhoud van het bedrijfsinformatiesysteem. Deze samenwerking heeft geleid tot positieve resultaten. Helaas waren er wel opnieuw aanloopproblemen in het eerste kwartaal van 2004 met de managementrapportages (MARAP). Een aantal van de verwachte rapportages kon niet of niet volledig gemaakt worden. In het derde kwartaal is een aantal acties ondernomen op het gebied van de MARAP, zodat deze nu wel goed loopt. Eind 2004 heeft er een update van het systeem plaatsgevonden. Begin 2005 zal er een update komen van SPD@work naar Careframe 2.53 en van Lotus Notes naar LN 6.5. Centrale administratie Binnen de administratie zijn er enkele belangrijke zaken op een rij gezet die de samenwerking betreffen met de andere onderdelen van de organisatie. Het thema samenwerking heeft binnen deze afdeling in het bijzonder gezorgd voor de discussie hoe in te spelen op de knelpunten en hoe verbeteringen aan te brengen. De effecten hiervan zijn gedurende het jaar 2004 uitgewerkt en tot uitvoering gebracht. De resultaten zijn positief. Zo is er per 1 april in secretariële ondersteuning van de teamleiders voorzien. Per 1 april 2004 is ook er een ‘primus inter pares’ (PIP) aangesteld ten behoeve van de communicatie en werkinstructies en protocollen. Eind 2004 heeft er een evaluatie plaatsgevonden tussen enerzijds de medewerkers van de administratie en anderzijds de PIP en het management.
MEE Groningen
13
Jaarverslag 2004
De uitkomsten zijn aanleiding voor enkele verbeteringen en deze zullen in het eerste kwartaal van 2005 opnieuw geëvalueerd worden. In het derde kwartaal hebben het team administratie en de directiesecretaresses training gehad op het gebied van telefoon en communicatie. Financiële zaken In 2004 is voortgang geboekt met de nadere uitwerking van de planning- en controlecyclus. Maandelijks krijgt het Managementteam de financiële rapportages. De manager Facilitaire Zaken verzorgt in het voorjaar van het lopend boekjaar de aanvragen subsidie winkeltaak (CVZ) en zorgtaak (CTG) en de subsidies wachtlijstmiddelen reductie (CVZ), Integrale Vroeghulp. Daarnaast verzorgt hij de afrekening van al die subsidies in het voorjaar van het volgende boekjaar. Tevens heeft de manager Facilitaire Zaken de aansturing van de externe controller in zijn takenpakket. Daarnaast werkt MEE Groningen mee aan het ‘early warning system’ (EWS) van het Zorgkantoor Groningen (Menzis). Per kwartaal worden de gegevens ten behoeve van de bedrijfsvoering aan hen verstrekt. Directiesecretariaat Op het directiesecretariaat hebben zich een aantal personele wisselingen voorgedaan. Medio 2004 heeft het secretariaat te maken gehad met tijdelijke versterking, om zodoende de werving- en selectiecommissie gelegenheid te geven om een sollicitatieprocedure te draaien voor een vaste kracht. In september van 2004 was de bezetting weer compleet door de aanstelling van een nieuwe secretaresse voor de managers. Klachten In het jaar 2004 zijn er ruim twintig klachten bij de Facilitaire Zaken binnengekomen betreffende de schoonmaak. Met name het periodieke werk leverde klachten op. Deze klachten zijn telkens na overleg met de schoonmaak afgehandeld. De schoonmaak van het hoofdgebouw zal in 2005 anders ingericht worden. De plannen worden begin 2005 nader uitgewerkt en geïmplementeerd. Fouten, ongevallen en bijna-ongevallen Er zijn geen fouten of ongevallen gemeld die geleid hebben tot een procedure. Er zijn geen bijnaongevallen gemeld. De EHBO heeft in één geval doorverwezen naar een arts.
MEE Groningen
14
Jaarverslag 2004
Management- en Verantwoordingsinformatie (MAVI) Inleiding Vanaf 2003 is MEE Groningen gaan werken met een nieuw bedrijfsinformatiesysteem (thans geheten ‘Careframe for MEE’ van de firma Intraworks). Onderdeel hiervan is dat in 2004 de registratie van de cliënten, urenregistratie en projectenregistratie (schoolmaatschappelijk werk) gestart is. Belangrijk uitgangspunt bij het ontwikkelen van het systeem is de gegevensverwerking voortkomend uit de registratie van diensten in het systeem. Daartoe moest het bedrijfsinformatiesysteem opnieuw aangepast worden, vanuit de cliëntregistratie en het registreren van werkprocessen naar een systeem van registreren van individuele diensten en een (beperkte) registratie van gewerkte uren (direct en indirecte gebonden cliënttijd). De ICT, en in het bijzonder het bedrijfsinformatiesysteem (BIS) is een kritisch bedrijfsproces. In 2003 is ermee gestart en in 2004 is begonnen met het verder ontwikkelen van het bedrijfsinformatiesysteem. Half februari 2004 is de aangepaste versie geïmplementeerd in de organisatie. Doordat nu geregistreerd wordt aan de bron is de juistheid van de gegevens sterk verbeterd in vergelijking met de voorgaande jaren. Er is opnieuw hard gewerkt aan het beschikbaar maken van managementgegevens op de verschillende niveaus. Vanaf 2004 is dit in een vast ‘format’ gebeurd. Daarnaast is er vanaf 2004 een nieuwe bekostigingssystematiek voor de MEE-organisaties, op basis van diensten in plaats van cliënten voorgeschreven. De veranderingen c.q. aanpassingen die op basis van de uitkomsten van de landelijke evaluaties proefdraaien nog gewenst zijn, worden doorgevoerd voor 2005. Deze aanpassingen stonden gepland voor het eind van 2004, met een uitloop naar 2005. In de loop van 2005 zal het systeem weer worden geëvalueerd om uiteindelijk een optimum te bereiken. In 2005 zullen we komen tot een volledige tijdregistratie en het registeren van de collectieve taken in het BIS. Proefdraaien op basis van de diensten Het proefdraaien is een gezamenlijk project van MEE-organisaties en MEE Nederland. MEE Groningen is in 2004 gestart met het toepassen van de landelijk gemaakte afspraken over de diensten van MEE binnen de eigen organisatie. MEE Nederland heeft de MEE-organisaties hiervoor gefaciliteerd door het uitbrengen van handreikingen en het ondersteunen van de MEE-organisaties onder andere ten aanzien van de registratie. Geadviseerd is om bij elke MEE-organisatie een projectteam voor het proefdraaien in te stellen wat past binnen het totale project bij de MEE-organisaties. De manager Facilitaire Zaken en de stafmedewerker MAVI hebben dit op zich genomen. Beiden hebben een rol in de veranderorganisatie van MEE Groningen. Periodiek worden landelijk bijeenkomsten belegd met vanuit de projectteams afgevaardigde contactpersonen van MEE-organisaties en komt het proefdraaien aan bod in directeurenbijeenkomsten. Uitwisselingen over de voortgang van het proefdraaien worden landelijk teruggekoppeld. Als gevolg hiervan zijn eind 2004 de laatste uitkomsten vanuit het proefdraaien landelijk teruggekoppeld en is de inhoud van de diensten definitief vastgesteld. Daarom zal er begin 2005 een nieuwe dienstenkalender komen op basis van die uitkomsten. Gebruikersgroep MAVI-medewerkers Vanuit de samenwerking binnen de MEE-organisaties is er in 2004 een start gemaakt met de gebruikersgroep Intraworks. Binnen deze gebruikersgroep worden adviezen ten aanzien van het gebruik van ‘Careframe for MEE’ voorbereid voor het directeurenoverleg. Financieel Voor de MAVI-werkzaamheden zijn de volgende onderwerpen van belang: exploitatie, het periodiek aanleveren van gegevens voor de MARAP en op aanvraag aanleveren van gegevens. Verder worden in overleg met de financiële administratie de gegevens besproken. In 2003 is in samenwerking geprobeerd de juiste rapportages uit het BIS te halen. Dit heeft veel tijd gekost en pas in het loop van het jaar kon er echt met de rapportages worden gewerkt. In 2004 is vanaf het begin de rapportage beschikbaar. Gedurende het jaar 2004 is bekeken of rapportages aangepast/verbeterd moeten worden. Er wordt nu volop gewerkt om geaggregeerde gegevens aan te leveren.
MEE Groningen
15
Jaarverslag 2004
Innovatief Voor de MAVI-werkzaamheden zijn de volgende onderwerpen van belang geweest: SPD Nieuwe Stijl en de nieuwe bekostigingssystematiek. Vanaf 2004 zijn de MEE-organisaties gaan werken in de Nieuwe Stijl. Om de organisatie mee te laten veranderen is er sinds oktober 2003 onder andere een kerngroep in het leven geroepen die deze verandering van organisatie gaat vertalen/begeleiden. De stafmedewerker MAVI neemt deel aan deze kerngroep.
P&O MEE Groningen heeft halverwege het jaar 2003 een stuurgroep, een kerngroep, een aantal werkgroepen en een klankbordgroep geformeerd om een goede structuur te geven aan het gehele proces van organisatieverandering (SPD Nieuwe Stijl). In 2004 hebben de medewerkers gewerkt met de nieuwe systematiek van registreren van de verschillende diensten die MEE Groningen aan zijn cliënten kan bieden. In het jaar 2005 zal verder gekeken worden welke collectieve taken MEE Groningen meer kan bieden. In het jaar 2004 is de overgang van CAO Welzijn naar de CAO Gehandicapten gerealiseerd. Sinds 1 januari 2004 vallen alle MEE-organisaties definitief onder de CAO Gehandicaptenzorg. De uitvoering van het functiewaarderingssysteem gezondheidszorg (FWG 3.0) is in het jaar 2004 volledig afgerond. Alle functies zijn beschreven en ingedeeld in de functiegroepen van de CAO Gehandicaptenzorg. De kinderopvang is in 2004 tijdelijk uitbesteed aan de kinderopvanginstelling CMK kinderopvang voor bedrijven. CMK kinderopvang voor bedrijven heeft de kinderen die door enkele medewerkers zijn aangemeld bemiddeld naar een kindplaats. Dit is naar tevredenheid gegaan. Door veranderende wet- en regelgeving (Wet Kinderopvang 2005) gaat MEE Groningen de kinderopvang in het jaar 2005 opnieuw zelf uitvoeren. Het ziekteverzuimbeleid 2004 wordt met ingang van 1 januari 2005 opnieuw aangepast. Mede ingegeven door veranderende regelgeving en intern overleg wordt het beleid aangepast. Het bruto ziekteverzuimpercentage in 2004 is 7, 7%. Het gemiddelde verloop van het totale personeel is 11%. In het jaar 2004 is door het Managementteam het opleidingsbeleid voor het jaar 2005 opgesteld. Het totale opleidingsbudget is evenredig verdeeld over alle organisatie-eenheden. In het jaar 2004 zijn de regels omtrent het toekennen en volgen van opleiding en scholing uitgewerkt. In januari 2005 wordt dit beleid na instemming van de Ondernemingsraad definitief vastgesteld.
PR & Communicatie Introductie MEE Groningen Het verslagjaar heeft in het teken gestaan van de uitgebreide introductie van de nieuwe naam en de nieuwe diensten van onze organisatie. Deze veranderingen hadden tot gevolg dat de huisstijl volledig werd gewijzigd. Daarnaast moest er natuurlijk aandacht worden geschonken aan de inhoudelijke veranderingen. In 2003 is de basis gelegd binnen de organisatie om de veranderingen vorm te geven via een uitgebreid PR-plan. Daarnaast speelde koepelvereniging MEE Nederland een belangrijke rol als het ging om het aangeven van de PR-kaders, zoals de lancering van een uniforme huisstijl voor alle MEEorganisaties. Ook inhoudelijk werd er ondersteuning geboden. Om onze nieuwe organisatie lokaal en regionaal kenbaar te maken, heeft MEE Groningen gebruikgemaakt van een aantal communicatie-uitingen. Zo is in ons magazine MEEnieuws aandacht geschonken aan de nieuwe naam en de nieuwe diensten. De informatie richting cliënten, ketenpartners en overheden heeft voornamelijk schriftelijk zijn beslag gekregen.
MEE Groningen
16
Jaarverslag 2004
Medio 2004 is er speciaal voor de zorgketen een gerichte postercampagne uitgegaan. De campagne bestond uit een begeleidende brief, MEE Groningen folder, posters en bestelformulier. De posters zijn ook verstuurd aan consultatiebureaus, huisartsen, peuterspeelzalen, bibliotheken, gemeenten, zorgaanbieders, ziekenhuizen, kinderfysiotherapeuten en ergotherapeuten. Een aantal organisaties heeft ook gebruikgemaakt van het aanbod om extra folders en posters na te bestellen. De posters worden nog steeds gepromoot door de medewerkers van het informatiecentrum en op aanvraag verzonden. Daarnaast is tijdens het geven van externe voorlichtingen aandacht geschonken aan de veranderingen. In het verslagjaar zijn voorlichtingen gegeven aan onder meer scholen, ouderverenigingen, patiëntenvereniging, ziekenhuis, zorgaanbieders, AMW, gehandicaptenplatform, vrouwenvereniging, thuisorganisatie en gemeenten. Verder is gekozen om (in beperkte mate) te adverteren, waar mogelijk werd ook gebruikgemaakt van ‘free publicity’ (media-aandacht waar geen kosten aan zijn verbonden). Er zijn twee reclamecampagnes gehouden, een in het voorjaar en een in de winter. De campagne in het voorjaar bestond uit autobusreclame die is geplaatst op strategische bussen die door de provincie Groningen rijden. In het vierde kwartaal van het verslagjaar is er een lokale reclamecampagne gelanceerd. Deze is in samenwerking met MEE Drenthe ontwikkeld. Gedurende drie maanden is intensief geadverteerd op Radio Noord (radiospotjes), TV Noord (‘stills’) en via autobusreclame op een aantal streekbussen. De campagne heeft geresulteerd in meer aanmeldingen. Ook het ontwikkelen van promotiematerialen ter ondersteuning van diverse activiteiten is gerealiseerd (linnen tassen, sleutelhangers met winkelwagenmunt en paraplu’s). Naast de externe voorlichting is aandacht besteed aan de medewerkers van MEE Groningen. Om ook de medewerkers in staat te stellen om de hoogte te blijven van de PR-activiteiten en van de veranderingen in de organisatie is in het verslagjaar een eenvoudige intranetsite gelanceerd. Op de site kunnen medewerkers informatie nalezen. Zo waren de teksten van alle mailingbrieven aan cliënten en netwerken te vinden en kon men de uitzendschema’s van de reclamecampagne nalezen. WMO In het kader van de geplande WMO is door MEE Groningen extra energie en aandacht uitgegaan naar het informeren van en het zoeken van samenwerking met de gemeenten. Een aantal gemeenten heeft in het verslagjaar een start gemaakt met de lancering van een digitaal informatiesysteem (INVIS). In het systeem wordt alle relevante informatie opgenomen over aanbieders en hun aanbod op het gebied van wonen, welzijn en zorg. De stafmedewerker communicatie en de projectcoördinator die het systeem in de provincie Groningen implementeert, hebben voorbereidingen getroffen om ook de diensten van MEE Groningen een plek te geven in deze databanken. Website MEE Groningen In het verslagjaar heeft MEE Groningen haar nieuwe website www.meegroningen.nl succesvol gelanceerd. Op de site is zowel algemene als lokale informatie te vinden. Daarnaast wordt dagelijks een selectie getoond van het landelijk nieuws, waarbij wordt gekozen voor berichten die gerelateerd zijn aan mensen met een beperking. In de loop van het jaar is getracht om een deel van de lokale sociale kaart op te nemen in de databank. Echter de nieuwe diensten van MEE vergden van de informatiemedewerkers een extra inspanning, waardoor het niet mogelijk was om de inhoudelijke invulling verder uit te werken. In het verslagjaar is onze site ruim 9000 keer bezocht. Gedurende de lokale radiocampagne was er een verdubbeling te constateren van het aantal bezoekers aan de website. In 2005 zal blijken of de toename van het aantal bezoekers een structureel karakter krijgt. Informatiecentrum De medewerkers van het Informatiecentrum hebben in het verslagjaar 1029 informatievragen geregistreerd. De vragen zijn uiteenlopend en kunnen gaan over allerlei onderwerpen en/of problemen.
MEE Groningen
17
Jaarverslag 2004
Hierbij kan het gaan om diepgaande vragen maar ook om eenvoudige vragen zoals het aanvragen van een folder. Ook in dit verslagjaar bleven de aanvragen voor voorlichting binnenstromen. Intern heeft dit geresulteerd in de introductie van een helder protocol en bijbehorende werkinstructies zodat de aanvragen efficiënt en correct kunnen worden uitgezet. De voorlichtingen worden over het algemeen gegeven door consulenten, dit om de kwaliteit van de inhoudelijke informatie te kunnen waarborgen. MEEnieuws In het verslagjaar verschenen drie uitgaven van MEEnieuws, een gezamenlijke uitgave van de MEEorganisaties in Groningen, Friesland en Drenthe. De redactie, bestaande uit de eindredacteur (eind 2004 trad een nieuwe aan) en twee MEEvertegenwoordigers per provincie, zorgde ook in het verslagjaar voor een gevarieerd informatieaanbod, gebaseerd op thema’s die door de lezers worden aangedragen. Per uitgave komt de redactie tweemaal bijeen. Tekstcorrecties, beeldbeoordeling en proefcontrole vinden digitaal plaats. De kracht van MEEnieuws is dat het verhaal van de cliënt centraal staat en de meeste ruimte in beslag neemt. Daaromheen wordt aanvullende informatie over het betreffende thema gegeven. Naast de gedrukte versie verschijnt MEEnieuws digitaal op de websites van de drie MEE-organisaties. In het verslagjaar is een lezersonderzoek gehouden. Ruim honderd lezers reageerden op de oproep om hun mening te geven. De meerderheid liet weten MEEnieuws helemaal te lezen. De artikelen in het laatste nummer over de belastingen, de dilemma’s bij ADHD en het verhaal over rouwverwerking scoorden hoog. Daarnaast droegen lezers ideeën en onderwerpen aan waarover ze in de komende uigaven willen lezen. Website ookjij.nl Met de site www.ookjij.nl kunnen jongeren met een verstandelijke beperking die niet of nauwelijks kunnen lezen hun weg vinden op internet. MEE Groningen heeft in het verslagjaar inhoud aangeleverd voor het Ookjij-journaal. Hiermee wordt op eenvoudige wijze een overzicht getoond van vrijetijdsactiviteiten in de provincie Groningen. In 2004 is het nieuwe onderdeel geïntroduceerd: het album van Tammo, waarbij algemene geschiedenis van Groningen een plek heeft gekregen. Verder zijn voorbereidingen getroffen om de vrijetijdsactiviteiten in 2005 aan te bieden in gesproken vorm. De website blijft sterk in ontwikkeling en de verwachting is dat in 2005 meer MEE-organisaties zullen gaan meewerken aan de invulling van de site. Inmiddels heeft de stichting Ookjij hiervoor het initiatief genomen en contact gelegd met MEE Nederland.
Fondswerving Fondswerving door MEE Groningen werkt als aanvulling op wettelijke regelingen zoals de Ziekenfondswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), WAO, WAZ, Wajong of de Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten, de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG), de wet Werk en Bijstand. Wordt de aanvraag door betreffende instantie afgewezen dan kan de cliënt/aanvrager daar tegen in bezwaar of beroep gaan. Ondersteuning bij deze procedure behoort tot de mogelijkheden/diensten van MEE Groningen (consulent Sociaal Juridische Dienstverlening). De afhandeling van een bezwaar- of beroepsprocedure heeft een redelijke termijn nodig. De gevraagde voorziening kan echter van een dusdanig groot belang of emotionele waarde zijn voor de cliënt dat wordt besloten de procedure tot fondswerving gelijktijdig te starten.
MEE Groningen
18
Jaarverslag 2004
Een goede samenwerking en afstemming tussen de consulent Sociaal Juridische Dienstverlening en de medewerker Fondswerving is noodzakelijk. Fondsen reageren positief en zijn bereid subsidies te verstrekken onafhankelijk van het resultaat van de juridische procedure. Mocht de juridische procedure leiden tot een positief resultaat dan ontvangen de fondsen de gelden retour. De voorziening is dan gerealiseerd vanuit de wettelijke regeling. Belangrijke meerwaarde voor de cliënt is dat hij al een geruime tijd gebruik heeft kunnen maken van de voorziening. Mocht de juridische procedure leiden tot een negatief resultaat dan betekent dit dat de voorziening gerealiseerd is via fondswerving. Over het jaar 2004 is een totaal van € 19.766,50 ontvangen aan subsidies. De langere looptijd van de fondswerving (gestart in 2004 en pas afgehandeld in 2005) en de koppeling aan een procedure bewaar en beroep maakt dat, vergeleken met 2003, een daling aan subsidies is te constateren.
MEE Groningen
19
Jaarverslag 2004
INLEIDING DIENST- EN HULPVERLENING 2004 is het jaar geworden waarin SPD Nieuwe Stijl definitief gestalte heeft gekregen. Hulpverleningstaken zijn afgebouwd (PSH en PPG) of overgedragen aan bestaande zorgaanbieders (BZW, PPT, logeerkring en pleegzorgactiviteiten). In een aantal gevallen heeft de overdracht ook geleid tot een (gedeeltelijke) overname van personeel. Het spreekt vanzelf dat deze zaken zorgvuldig zijn voorbereid en uitgevoerd. Het dienstverleningsaanbod is vertaald in individuele diensten en collectieve taken, waarvoor landelijk normen en criteria ontwikkeld zijn. Medewerkers hebben de omslag gemaakt om vanuit de vraag van de klant te denken, te handelen en te registreren in diensten. Het daarbij bewaken van de maximale (door)looptijd en het denken in eindige processen is deel geworden van het dienstverleningproces. De angst dat deze veranderingen alleen maar negatief kunnen uitpakken voor cliënten is in veel gevallen omgeslagen naar een bewustwording dat cliënten ook gebaat zijn bij deze omslag. Het zal duidelijk zijn dat deze verandering het nodige gevraagd heeft van onze cliënten, van onze medewerkers en ook van onze omgeving (partners in de ketenzorg). Intern heeft de constructie om middels een projectvorm de veranderingen vorm te geven (de veranderorganisatie) goed gewerkt. Voordeel is dat een groot aantal medewerkers direct en actief betrokken is geweest bij het meebepalen van de gewenste en noodzakelijke veranderingen. Daarnaast hebben veel medewerkers gebruikgemaakt van het aanbod om zich (bij) te scholen en om vaardigheden op te doen op die terreinen of onderdelen van het werk die nu tot onze kerntaken behoren. Het enthousiasme waarmee dat is gebeurd, maakt dat we vol vertrouwen 2005 in konden gaan. De wachttijd tussen het eerste contact met MEE Groningen en vervolgens de daadwerkelijke dienstverlening is spectaculair afgenomen. De veranderde werkwijze bij het Team Centrale Aanmelding heeft daar positief aan bijgedragen. In 2004 is ook het FWG 3.0 traject afgerond. Het bezwaar tegen een van de functies (dat lange tijd de gemoederen bezig heeft gehouden) is eerst door de interne – en later ook door de landelijke bezwarencommissie verworpen. Daarmee is de functie-indeling voor de gehele organisatie afgerond. Extern heeft MEE Groningen zich veelvuldig gepresenteerd aan ketenpartners. Onbekendheid met de nieuwe organisatie houdt vaak ook verkeerde verwachtingen in ten aanzien wat MEE kan betekenen zowel voor de organisatie als voor de cliënt. De omslag naar de nieuwe organisatie houdt ook in dat nieuwe werkafspraken nodig zijn met die ketenpartners om ten behoeve van de cliënt tot een goede afstemming te komen. Omdat ook bij ketenpartners veel verandert als gevolg van nieuwe regelgeving (zoals bijvoorbeeld de Wet op de Jeugdzorg) snijdt het mes hier aan twee kanten. De mogelijke invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)en de implicaties daarvan voor MEE Groningen maakt dat nadrukkelijk contacten gelegd zijn met verschillende gemeenten om te komen tot lokale loketten. Geconstateerd is dat er grote verschillen bestaan in de voortvarendheid en de professionaliteit waarmee de loketten gestalte krijgen. MEE Groningen heeft als provinciale instelling te maken met 25 gemeenten met eigen invalshoeken en beleid. De verbouwing, eerst van het pand in Veendam (zolder) en later het gehele pand in Groningen, heeft ertoe geleid dat medewerkers dit verslagjaar een aantal keren van werkplek hebben moeten wisselen. Een vorm van overlast die door de meeste medewerkers sportief genomen is. Vergaderen in een (warme) directiekeet; te veel bureaus in een (te) kleine ruimte; kartonnen verhuisdozen als kast voor het werkarchief: het was enigszins behelpen. Het resultaat van de verbouwing mag gezien worden en de geschetste toestanden waren aan het eind van het jaar voorbij. Dan zijn ten behoeve van het werkproces bijvoorbeeld meer spreekkamers gerealiseerd en is in verband met de veiligheid van medewerkers een scheiding mogelijk tussen medewerker- en cliëntzone.
MEE Groningen
20
Jaarverslag 2004
DIENSTVERLENING Zorgconsulenten & Consulenten Lichamelijk Gehandicapten (LG) Consulenten bieden advies, informatie, ondersteuning en begeleiding aan mensen met een beperking en hun gezins- (en sociale) systeem. Hulpvragen van cliënten kunnen op alle levensterreinen liggen en hulp kan geboden worden aan mensen van alle leeftijden. De consulent is een expert in het concretiseren van de hulpvraag van de cliënt en het omzetten van die vraag naar een passend zorgaanbod. Het jaar 2004 heeft in het teken gestaan van het werken met het nieuwe dienstenaanbod van MEE. “Hoe kunnen we binnen de omschreven diensten van de MEE-organisatie de cliënt zo goed mogelijk van dienst zijn” was de centrale vraag. Het leren registreren van activiteiten binnen een nieuw registratiesysteem heeft voor consulenten veel voeten in de aarde gehad. Ook de vooraf omschreven looptijd van een dienstverleningstraject heeft zowel intern als extern veel afstemming en aandacht gevraagd. De bij de MEE-organisatie behorende laagdrempeligheid en snelle dienstverlening aan cliënten heeft in 2004 inspanningen geëist om de bestaande lange wachttijd voor cliënten weg te werken. Dat is grotendeels gelukt: de wachttijd in de backoffice bedroeg eind 2004 maximaal vijf weken. De snelle doorstroom van cliënten zowel in front- als backoffice vraagt blijvende aandacht. De consulenten LG houden zich bezig met de doelgroepen mensen met een lichamelijke beperking en chronisch zieken. Bij deze doelgroepen hebben de vragen vaker betrekking op wet- en regelgeving (bijv. voorzieningen binnen de Wet Voorzieningen Gehandicapten). Er werd daarom verhoudingsgewijs meer doorverwezen naar de Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) binnen MEE Groningen. In toenemende mate kregen de consulenten LG te maken met cliënten met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Daar is scholing voor uitgezocht, die begin 2005 ‘in company’ zal worden aangeboden. Een aantal andere opvallende zaken in 2004: • • • •
FWG-trajecten hielden de gemoederen bezig. Brede deelname werkgroepen veranderorganisatie. Verbouwing pand; wisselende werkplekken. Bijscholing door middel van een training ‘rapporteren’.
Team Centrale Aanmelding (TCA) In oktober 2003 is het Team Centrale Aanmelding (TCA) in Groningen van start gegaan. Uitgangspunt is de notitie ‘Van Centrale Aanmelding naar een Centrale Poort binnen de SPD’ van februari 2003. In maart 2004 heeft een eerste tussenevaluatie plaatsgevonden. De notitie Jaarevaluatie TCA dateert van eind 2004. In april 2004 is het team vanuit de locatie Groningen overgeheveld naar het regiokantoor in Veendam. Na de renovatie en verbouwing van de hoofdlocatie heeft het team in december 2004 een eigen ruimte gekregen op de begane grond van het kantoor Groningen. Werkdoelen TCA • De toegang tot MEE laagdrempelig en klantvriendelijk maken De aanmeld- (spreekuur-)tijd van de Centrale Aanmelding is uitgebreid. Het TCA is voor (her)aanmeldingen iedere werkdag telefonisch bereikbaar van 09.00 tot 12.30 uur. Daarnaast kan een ieder, zowel intern maar ook cliënten via een melding bij de balie en extern, voor vragen een beroep doen op één van de TCA-medewerkers. De teammedewerkers houden zich met het proces van aanmelding, vraagverduidelijking en kortdurende ondersteuning bezig waardoor de cliënten en/of verwijzers sneller geholpen kunnen worden.
MEE Groningen
21
Jaarverslag 2004
Medewerkers van het informatiecentrum kunnen snel en efficiënt cliënten doorsluizen naar het TCA doordat elke dag ten minste één medewerker van het TCA aanwezig is. • Optimaliseren van de dienstverlening Het gericht koppelen van de verschillende dienstverleningsprocessen na de aanmelding, geeft een duidelijke verbetering te zien voor de cliënten die voorheen na aanmelding lange tijd op de wachtlijst werden geplaatst. Het werken in teamverband maakt de eerste opvang minder kwetsbaar. De ervaringen binnen het TCA, binnen MEE Groningen en de reacties van cliënten zijn overwegend positief. • Vraaggericht en cliëntgestuurd Het TCA probeert zoveel mogelijk te bewerkstelligen dat de cliënt zich zelf rechtstreeks meldt bij MEE Groningen zonder tussenkomst van andere verwijzers. Het TCA werkt uitsluitend met kantoorbezoeken en deze werkwijze is bevorderend voor de emancipatie van de cliënt. Het maakt de cliënt vanaf de start actief en bereid zelf een aandeel te leveren in de probleemoplossing. Ingeval het voor de cliënt niet mogelijk is op één van de twee kantoorlocaties te komen, dan wordt de aanmeldvraag neergelegd bij één van de backofficeteams. • Reductie wachttijd Met het kort na aanmelding uitnodigen van de cliënt, reduceert het TCA de wachttijd voor de cliënt en zorgt het voor een snelle doorstroming naar de verschillende interne backofficeteams en/of naar organisaties extern. Binnen het TCA kunnen enkelvoudige vragen van cliënten binnen gemiddeld twee gesprekken worden beantwoord. Deze efficiënte wijze van werken leidt tot tevredenheid van cliënten en verwijzers. • Korte vragen – snelle trajecten De praktijk wijst uit dat het TCA heel goed korte, enkelvoudige vragen van cliënten in traject kan zetten. Ook voor de meervoudig complexe vragen blijkt dat de eerste vraagverduidelijking al een aanzet oplevert tot het maken van de eerste oplossingsgerichte stappen. Het TCA neemt consultvragen van nieuwe of uitgeschreven cliënten en externe organisaties aan. In een aantal gevallen volgt hieruit een verwijzing naar een geëigende voorziening. Werkwijze Onder druk van ondercapaciteit is de werkwijze van het TCA in het verslagjaar teruggebracht tot slechts hooguit één tot twee face-to-face contacten. Daardoor worden de meeste cliënten uiteindelijk ondersteund in hun vraag/vragen door de medewerkers van de diverse backofficeteams. Het TCA verricht tot tevredenheid van cliënten, aanmelders, verwijzers en interne klanten veel (telefonische) consulten en bemiddelingen. Cliënten met een vraag op het gebied van Integrale Vroeghulp, Arbeidsbemiddeling, SJD worden na aanmelding bij het TCA zonder verder face-to-face contact verwezen naar de desbetreffende medewerkers. (Her)aanmeldingen van cliënten met een SJD-vraag en/of met een lichamelijke beperking werden in het verslagjaar nog rechtstreeks aangemeld bij deze medewerkers. Op te merken valt dat de medewerkers van de bestaande ‘teams’ LG, ARBI en het Informatiecentrum het werken met een front- en backoffice binnen de eigen gelederen hebben overgenomen. Bezetting en formatie De brutoformatie van het TCA bedraagt 112 uren per week verdeeld over vier medewerkers. Gebleken is dat dit te krap is voor de taken waarvoor het team zich gesteld ziet. Gelukkig werd het team in 2004 weinig geconfronteerd met ziekte. De huidige formatie zal in het komend jaar worden uitgebreid. Voorlichting & communicatie Vanuit het team is in het jaar 2004 voorlichting verzorgd aan externe organisaties inzake de nieuwe opzet en organisatie van MEE in het algemeen en de werkwijze van de frontoffice van MEE Groningen in het bijzonder.
MEE Groningen
22
Jaarverslag 2004
De ‘primus inter pares’ (PIP) van het TCA heeft regelmatig overleg met de PIP van de administratie inzake werkprocessen. De PIP van het TCA heeft de nieuwe routines en werkprocessen binnen het TCA verzameld, uitgewerkt en op papier gezet. Dit is naar de verantwoordelijke lijn- en stafmedewerkers gegaan. Samenvoeging Per 1 september 2004 is een start gemaakt met de integratie van het Informatiecentrum, werkend binnen dienst A, in het TCA. Doelgroepuitbreiding Het TCA heeft in het afgelopen jaar cliënten van de nieuwe doelgroep met de diagnose ASS (waaronder PDD-NOS), en/of ADHD met een normaal tot hoogbegaafd intelligentieniveau kunnen ondersteunen. De aantallen zijn nog bescheiden. De tevredenheid van deze cliëntgroep over de attitude en dienstverlening is voor zover is na te gaan goed te noemen. Scholing De TCA-medewerkers hebben aan een aantal interne scholingstrajecten deelgenomen waaronder de cursus Werken vanuit het Competentiemodel, de cursus Rapporteren en de cursus Kortdurend Kortcyclisch Werken. Conclusie Het afgelopen jaar is voor het TCA boeiend en enerverend geweest. Naast de ingrijpende veranderingen binnen de organisatie, de werkplek, het bedrijfsregistratiesysteem etc. heeft het team werkenderwijs vorm en inhoud kunnen geven aan de totstandkoming van een frontoffice bij MEE Groningen. Toekomst Het TCA wil in het jaar 2005 de openingstijden en de bereikbaarheid vergroten naar de volledige werkweek en zelfs daarbuiten. Avond- en weekendopenstelling behoren daarbij tot de mogelijkheden. Het team hoopt in 2005 met de toegezegde capaciteitsuitbreiding cliënten nog beter van dienst te kunnen zijn met een snellere dienstverlening binnen de frontoffice.
Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) De Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) heeft haar positie binnen de nieuwe organisatie verder versterkt. Binnen MEE Groningen neemt de SJD een belangrijke plaats in wanneer het gaat om dienstverlening aan cliënten met een beperking. De SJD is vooral gericht op de dienst ‘Klacht en (voorkomen van) bezwaar en beroep’. Het afgelopen jaar heeft de consulent SJD cliënten veelvuldig ondersteund bij het indienen van een klacht of heeft zij namens de cliënt bezwaar aangetekend. In onze huidige maatschappij zijn veel veranderingen gaande. Het sociale zekerheidstelsel wordt door de overheid afgebouwd en de verantwoordelijkheid komt meer bij de burgers te liggen. Cliënten met een beperking merken veel van deze veranderingen. Steeds meer cliënten geven aan dat zij het niet eens zijn met een besluit genomen door een bestuursorgaan. Steeds meer cliënten tekenen bezwaar aan. Ze vragen hierbij hulp en doen een beroep op een van de diensten van MEE Groningen. Voor specifieke ondersteuning kan men terecht bij de consulent SJD. De consulent ondersteunt bij het indienen van een bezwaarschrift en vertegenwoordigt of ondersteunt cliënten bij een eventuele hoorzitting.
MEE Groningen
23
Jaarverslag 2004
Het afgelopen jaar hebben veel cliënten gebruikgemaakt van deze ondersteuning. De consulent heeft namens cliënten meerdere bezwaarschriften ingediend en zij heeft regelmatig opgetreden als gemachtigde tijdens procedures. Veel cliënten ervaren problemen bij het aanvragen van voorzieningen in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) of bij het vragen om hulp in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Binnen de AWBZ is veel veranderd. Cliënten krijgen niet altijd de hulp waar ze om vragen. In verband met nieuwe wetgeving wordt er anders geïndiceerd en wordt er van mantelzorgers meer verwacht. Voor cliënten zijn deze regelingen vaak niet duidelijk en ondoorzichtig. De consulent SJD kan cliënten helpen bij deze lastige materie. Door bemiddeling of hulp van de consulent SJD lukt het vaak om de gevraagde voorziening of hulp toch te krijgen. Naast bezwaarprocedures heeft de consulent SJD namens vier cliënten beroep aangetekend bij de rechtbank. In 2005 zal de uitkomst van deze procedures bekend worden. In deze procedures gaat het om verschillende wetgeving. In een procedure gaat het om een WAO-uitkering, in een andere procedure gaat het om een tegemoetkoming in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Bij de andere twee procedures gaat het om een indicatie in het kader van de AWBZ en gaat het om een woonvoorziening in het kader van de WVG. De consulent SJD is op de hoogte van verschillende wetgeving en dat betekent dat de consulent SJD voortdurend werkt aan deskundigheidsbevordering. In 2004 heeft de consulent SJD deelgenomen aan scholing via MEE Nederland en heeft de consulent SJD een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een competentieprofiel en competentiemeter in het kader van de kwaliteitsimpuls SJD. Dit project werd geïnitieerd door MEE Nederland en is eind 2004 afgerond. Begin 2005 worden de resultaten aangeboden aan alle MEE-organisaties in Nederland. De samenwerking met de consulenten van MEE Drenthe en Friesland werd gecontinueerd. Het gaat hierbij om een vruchtbare samenwerking, waarbij onderling veel informatie wordt uitgewisseld. Voor het jaar 2005 verwacht de consulent SJD een toename van cliënten, omdat steeds meer cliënten te maken krijgen met de veranderingen binnen het sociaal zekerheidsrecht en andere wetgeving. De WAO wordt drastisch gewijzigd en ook zijn er weer veranderingen binnen de AWBZ gaande. Dat betekent dat veel cliënten met een beperking te maken krijgen met deze veranderingen. Ook blijft het onzeker hoe de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) wordt ingevoerd en welke consequenties dat met zich meebrengt. Veel cliënten maken gebruik van een Persoonsgebonden Budget (PGB). Blijft het PGB in de huidige vorm of gaat er veel veranderen. Met al deze vragen kunnen cliënten in 2005 voor advies en ondersteuning terecht bij de consulent SJD van MEE Groningen.
Integrale Vroeghulp (IV) Integrale Vroeghulp is bedoeld voor (de ouders van) kinderen van 0-4 jaar met een complexe ontwikkelingsproblematiek of een ernstige stoornis in hun motorische en/of verstandelijke ontwikkeling. Het gaat hier om kinderen die er baat bij hebben dat de hulpvraag bekeken wordt vanuit verschillende vakgebieden en verschillende instellingen. Essentieel hierbij is, dat de verschillende onderdelen van de hulp op elkaar worden afgestemd vanuit een gezamenlijk opgesteld plan van aanpak. Het team Integrale Vroeghulp in de provincie Groningen bestaat uit een kinderrevalidatiearts van Beatrixoord, een gedragswetenschapper van NOVO, twee casemanagers, een coördinator en secretariële ondersteuning van MEE Groningen. Aanmeldingen voor Integrale Vroeghulp komen binnen via het Team Centrale Aanmelding van MEE Groningen. In het jaar 2004 zijn ongeveer vijftig aanmeldingen van kinderen tussen de 0-4 jaar binnen het teamoverleg besproken. Daarvan zijn er zeventien direct na bespreking verwezen naar andere organisaties waaronder MEE, Bureau Jeugdzorg en Beatrixoord voor observatie. Voor de overige 33 kinderen is samen met ouders een traject uitgestippeld onder begeleiding van een casemanager. Een belangrijk uitgangspunt dat het team hierbij voor ogen houdt is dat adviezen aan de ouders/verzorgers van de kinderen aansluiten bij hun persoonlijke wensen en vragen.
MEE Groningen
24
Jaarverslag 2004
Het team kijkt terug op een jaar van goede en zich ontwikkelende samenwerking tussen de teamleden. Binnen de vaste bezetting hebben teamleden elkaars kracht steeds beter leren kennen en daar ook steeds beter gebruik van gemaakt. De casemanagers konden hun expertise vergroten door externe scholing rondom ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. Ook hebben zij een verfijnd intakeformulier ontwikkeld en ingebracht in het team.
Schoolmaatschappelijk Werk (SMW) Het jaar 2004 is een belangrijk jaar geweest voor het Schoolmaatschappelijk Werk vanuit MEE Groningen. In het jaarverslag van 2003 is al aangegeven dat het Schoolmaatschappelijk Werk niet meer tot de kernfunctie van MEE Groningen zou blijven behoren. Het MT heeft zich uitgesproken, dat Schoolmaatschappelijk Werk wel een onderdeel zou moeten blijven van MEE Groningen, maar zou dan tot een pluspakket moeten gaan behoren. Een pluspakket wil zeggen dat de activiteit kostendekkend moet zijn. Voor de geleverde diensten zal een prijs in rekening gebracht moeten worden. De scholen waar vanuit MEE Groningen al lange tijd een maatschappelijk werker aan verbonden is, betalen reeds een bijdrage. Deze zou zeker omhoog moeten gaan omdat het huidige bedrag niet kostendekkend is. Het opnemen in het pluspakket van Schoolmaatschappelijk Werk en de daarmee samenhangende hernieuwde prijsstelling, heeft het ook noodzakelijk gemaakt om zich opnieuw op de functie van het Schoolmaatschappelijk Werk te gaan bezinnen. De notitie die in 2002 is verschenen over het Schoolmaatschappelijk Werk is in het jaar 2004 zodanig herzien dat ze aansluit bij de veranderorganisatie. In de herschreven notitie zijn vooral die diensten genoemd die door de schoolmaatschappelijk werker geleverd mogen worden aan de scholen en de betrokkenen bij de scholen zoals de ouders en hun kind. Vanuit MEE Groningen zijn we van mening dat we hiermee een volledig pakket diensten kunnen leveren aan de scholen. Met deze notitie als uitgangspunt zijn de scholen waarmee we al vanuit MEE Groningen samenwerken, uitgenodigd voor een gesprek over de inhoud van het werk en over de financiële consequenties van het pluspakket. Met de inhoud van de notitie bleken de scholen wel te kunnen werken en het is aan de werkers om daar samen met alle betrokkenen nog meer inhoud aan te geven de komende jaren. Tevens is aan de scholen een voorstel tot bekostiging voorgelegd. Aan het einde van het jaar 2004 was nog niet helemaal duidelijk of alle betrokken scholen het gedane voorstel zouden accepteren, maar de reacties waren over het algemeen positief. Wel is duidelijk dat door de geheel nieuwe positie van de vakgroep Schoolmaatschappelijk Werk opgenomen in een plus pakket, dus selfsupporting, het nog belangrijker is om zich duidelijk te profileren. Dit alles met het doel een goede, snelle, efficiënte hulpverlening te bieden aan de scholen en de betrokkenen. En om onze dienstverlening binnen het onderwijs in stand te houden of zelfs nog verder uit te breiden.
Vrije Tijd en Vorming / Arbeidsintegratie (VTV en ARBI) Voor de afdeling Vrije Tijd en Vorming en de afdeling Arbeidsintegratie is er in het kader van de veranderorganisatie een inventarisatie gemaakt op alle werkterreinen en vervolgens een toetsing gedaan met de regels van het werken in de nieuwe diensten. Gaandeweg bleek in 2004 dat zo goed als alle activiteiten waar aanvankelijk zorgen over waren of deze tot de nieuwe taakstelling behoorden, doorgang konden vinden. Slechts bij enkele onderdelen van deze afdelingen is een nieuwe plaatsbepaling gewenst in het kader van de onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit geldt met name voor de afdeling Arbeidsintegratie daar waar gewerkt wordt met commerciële reïntegratiebureaus en de jarenlange samenwerking met de scholen in de provincie Groningen. De uitwerking van de nieuwe plaatsbepaling zal in het teken moeten staan van verfijning en verbetering ten gunste van de cliënt en de beeldvorming van MEE Groningen als onafhankelijke cliëntondersteuner.
MEE Groningen
25
Jaarverslag 2004
Ook de medewerkers van ARBI en VTV hebben moeten investeren in het bewerkstelligen van een juiste beeldvorming van MEE Groningen bij de organisaties waarmee samengewerkt wordt. Met de medewerkers van VTV en ARBI is er middels persoonlijke gesprekken een inventarisatie gemaakt op de belangstellingsgebieden van de nieuwe doelgroepen en expertisegebieden. Een belangrijk resultaat is dat de meeste medewerkers hechten aan hun functie, maar deze ook willen verbreden en verder willen ontwikkelen. De veranderorganisatie biedt op de gebieden van ARBI en VTV mogelijkheden in het kader van maatschappelijke integratie, zowel voor uitbreiding en ontwikkeling van het aanbod als mogelijkheden voor de medewerkers. Het scholingsprogramma sloot goed aan bij de behoeften van de medewerkers en geeft de richting aan voor een vervolg scholingsprogramma gericht op cursussen en trainingen voor 2005 . Voor alle afdelingen geldt dat naast de reguliere scholing, een scholingsprogramma in 2005 gericht op de nieuwe doelgroepen noodzakelijk is.
MEE Groningen
26
Jaarverslag 2004
HULPVERLENING Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) Voor de afdeling BZW heeft het verslagjaar 2004 voornamelijk in het teken gestaan van de afbouw en overdracht van de geïndiceerde zorg. Ongeveer 110 cliënten zijn middels een zorgvuldig uitgezet traject overgedragen aan andere zorgaanbieders in de provincie Groningen. Leidend daarin was de keuze van de cliënt voor een zorgaanbieder; woonbegeleiders hebben hierin enkel een informerende en adviserende rol gespeeld. Daarna hebben de woonbegeleiders zorggedragen voor een zorgvuldige overdracht en afronding van het cliëntencontact. Met name de maanden november en december was de periode van afronding en afscheid. Voor een aantal cliënten kwam daarmee een eind aan een begeleidingscontact met SPD/MEE Groningen van wel vijftien jaar! Ongeveer twintig cliëntcontacten zijn zonder overdracht afgesloten- of omdat de cliënt zich verder alleen kan redden, of omdat de cliënt geen begeleiding meer wenst. Naast afbouw is er ook sprake geweest van opbouw. Er is gewerkt aan het ontwikkelen van kaders en methodiek voor kortdurende en kortcyclische ondersteuning van cliënten op alle levensgebieden en voor verschillende doelgroepen. Er heeft scholing plaatsgevonden op het gebied van kortdurend/kortcyclisch ondersteunen en scholing gericht op de methodiek vraagverduidelijking. En de eerste - vooral positieve ervaringen zijn opgedaan in het daadwerkelijk ondersteunen van cliënten door middel van deze systematiek.
Praktisch Pedagogische Thuishulp (PPT) De Praktisch Pedagogische Thuishulp als ontlastende hulp heeft vrijwel altijd een langdurig karakter en vindt plaats op basis van een indicatie. Als zodanig past deze vorm van hulpverlening niet in de MEEstructuur vanaf 2004 – die gericht is op kortdurende,niet-geïndiceerde ondersteuning van cliënten met een beperking. Gezien de toenemende vraag naar Praktisch Pedagogische Thuishulp is het bestaansrecht van deze vorm van hulpverlening inmiddels ruimschoots aangetoond. Voor zowel cliënten als voor de medewerkers van de afdeling PPT betekenen deze ontwikkelingen dat het verslagjaar 2004 in het teken heeft gestaan van voorbereiding van overdracht naar een andere zorgaanbieder. Daarbij is het uitgangspunt gehanteerd dat de cliënt zo weinig mogelijk hinder moet ondervinden van deze transitie. Dit betekende onder andere dat medewerker cliënt volgt – oftewel dat de cliënt zijn eigen PPT-begeleider houdt- ook bij een volgende zorgaanbieder. Na zorgvuldige afweging is uiteindelijk gekozen voor een overdracht aan een combinatie van zorgaanbieders. Per 1 december 2004 zijn zowel de cliënten als de medewerkers van de afdeling PPT overgegaan naar de Trans die in deze samenwerkt met Thuiszorg Groningen. Daarnaast is er in 2004 et medewerkers verder gewerkt aan het ontwikkelen en leren gebruiken van ondersteuningsmethodieken en rapportagesystemen, naast het verder ontwikkelen van protocollen en richtlijnen van handelen bij de cliënt thuis.
MEE Groningen
27
Jaarverslag 2004
Psychosociale Hulpverlening (PSH) & Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding (PPG) 2004 stond bij PPG en PSH in het teken van afbouw van de geïndiceerde zorg. Dit hield in het afstand doen van de oude werkwijze die voor begeleiden in het kader van hulpverlening stond en vertrouwd raken met het bieden van ondersteuning in kortdurende trajecten. Anticiperend op deze veranderingen is in de herfst van 2003 de afbouw van de geïndiceerde zorg al zoveel mogelijk in gang gezet waardoor de start van de nieuwe werkwijze met nieuwe cliënten direct aan het begin van het jaar gestart kon worden. De impact van dit veranderingsproces was en is nog steeds groot. Naast nieuwe kansen en mogelijkheden was er ook behoefte aan bezinning en oriëntatie van de medewerker op de nieuwe situatie. Het afscheid nemen van hulpverlening en het werken in een kortdurend traject vroeg tijd, begeleiding en scholing om de omslag te kunnen maken. Alle medewerkers hebben aangegeven dit avontuur aan te willen gaan en er is middels persoonlijke gesprekken een inventarisatie gemaakt gericht op de belangstelling voor nieuwe doelgroepen en expertisegebieden. Hoewel het veranderen van werkwijze een gecompliceerd gegeven is, leverde de nieuwe werkwijze ook nieuwe inspiratie op. In vrijwel alle werkgroepen van de veranderorganisatie is hulpverlening vertegenwoordigd. Het scholingsprogramma in het kader van de vernieuwing sluit aan bij de behoefte en geeft een richting aan de vervolgscholing in 2005. Voor de verwijzers van cliënten was het ook wennen aan de nieuwe doelstelling van MEE Groningen. Medewerkers hebben tijd moeten investeren om een juiste beeldvorming van MEE Groningen te bewerkstelligen. Op uitvoeringsniveau was extra waakzaamheid geboden op het gebied van kwaliteitsbewaking en diende er ook voor gewaakt te worden dat de cliënt niet oneigenlijk belast werd met de gevolgen van de veranderorganisatie.
Orthopedagogen In het afgelopen jaar zijn de hulpverleningsvormen (PPT, BZW, PPG en PSH) binnen MEE Groningen afgebouwd. De rol van de orthopedagogen binnen deze hulpverleningsvormen heeft in 2004 vooral bestaan uit inhoudelijke ondersteuning aan medewerkers en het op peil houden van de methodiekontwikkeling. De consultatiefunctie van de orthopedagogen voor alle consulenten is blijven bestaan binnen de organisatie. De orthopedagoog wordt ter advisering gevraagd bij complexe situaties of crises. Bij het TCA (Team Centrale Aanmelding) is de bijdrage van de orthopedagoog het inhoudelijk adviseren m.b.t. interne of externe verwijzingen van complexere cliëntsituaties. Ook de deelname van een van de orthopedagogen aan het CSM (consultatieteam seksueel misbruik voor mensen met een verstandelijke handicap) heeft in 2004 voortgang gehad. Het afgelopen jaar is binnen MEE Groningen hard gewerkt aan de training en implementatie van competentiegericht werken. Competentiegericht werken houdt in dat er op zoek gegaan wordt naar een goede balans tussen de (ontwikkelings-) taken waar een cliënt voor staat en de vaardigheden die een cliënt heeft. Iemand is competent wanneer er evenwicht is. Deze balans wordt door beschermende en belemmerende factoren beïnvloed. Uitgangspunt is aan te sluiten bij aanwezige krachten en mogelijkheden van cliënten. Met het implementeren van competentiegericht werken binnen MEE Groningen wordt de kwaliteit van de dienstverlening bevorderd. Naar aanleiding van de training competentiegericht werken aan het TCA is het formulier ‘werkwijzer hulpvraagverduidelijking’ aangepast. Er is een voorstel gedaan dit vernieuwde formulier ‘vraagverduidelijking’ organisatiebreed toe te passen. De dienst Volledige Beeldvorming heeft steeds meer gestalte gekregen binnen MEE Groningen. De orthopedagogen hebben een notitie geschreven waarin de visie en methodiek van volledige beeldvorming beschreven staat. In het afgelopen jaar zijn er nog een aantal onderzoeken verricht op verzoek van de indicatiecommissie.
MEE Groningen
28
Jaarverslag 2004
De orthopedagogen hebben ook in 2004 deelgenomen aan de staf. Vanuit de staf is in nauwe samenwerking met het MT en de teamleiders gewerkt aan een nieuwe opzet van het integraal jaarplan. Naast deelname aan de staf, hebben de orthopedagogen actief deelgenomen aan de veranderorganisatie van SPD naar MEE. Een van de orthopedagogen is voorzitter van de werkgroep Kortdurende en Kortcyclische Ondersteuning en neemt in die functie deel aan de kerngroep. De ander heeft zitting in de klankbordgroep. Een van de orthopedagogen heeft in 2004 haar getuigschrift voor GZ- psycholoog ontvangen.
Consultatieteam en Meldpunt seksueel misbruik mensen met een verstandelijke handicap Groningen ( CSM ) Het CSM heeft als doelstelling het geven van informatie, advies en ondersteuning aan individuen en instellingen met betrekking tot seksueel misbruik van en door mensen met een verstandelijke beperking. Het CSM is een samenwerkingsverband van zorgaanbieders uit de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en staat onder coördinatie van een medewerker van MEE Groningen. Het aantal meldingen dat in 2004 bij het Meldpunt is binnengekomen, is constant in vergelijking met het voorgaande jaar. Het aantal consultatievragen is wel toegenomen en de aard van deze vragen is complexer geworden. Ook werden in 2004 naar verhouding meer verstandelijk beperkte plegers aangemeld. Het consultatieteam, bestaande uit o.a. de coördinator, een zedenrechercheur en een orthopedagoog van MEE Groningen, heeft in 2004 driemaal vergaderd. Hierin boog het team zich voornamelijk over casuïstiek. Het ondersteunende projectteam kwam zes keer bijeen en heeft vooral veel energie gestoken in de uitvoering van het PR-plan. Dit heeft concreet geresulteerd in een nieuwe folder, die ten doop werd gehouden op het symposium in november. Dit symposium was getiteld ‘Handen thuis, Een Handreiking’ en werd druk bezocht. Ook verscheen naar aanleiding van het symposium een interview met de coördinator in het Dagblad van het Noorden. Mede door het Symposium is duidelijk geworden dat er veel aandacht moet worden blijven besteed om seksueel misbruik te herkennen, goed te interpreteren en zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Middelen hiervoor zijn een op maat gesneden voorlichting en scholing op dit gebied voor alle betrokkenen in het systeem van een mens met een verstandelijke beperking. In het verslagjaar gaf de coördinator aan begin 2005 afscheid te willen nemen. Er werd een goede opvolger voor hem gevonden, die reeds per november 2004 voor enkele uren in dienst kwam en zodoende goed kon worden ingewerkt. Begin 2005 zal zij het werk definitief overnemen.
MEE Groningen
29
Jaarverslag 2004
CIJFERS IN BEELD Personeelsbestand op 31-12-2004
Aantal medewerkers:
17 84 Totaal:
101
Aantal vrijwilligers: Aantal stagiaires:
mannen vrouwen medewerkers
30 2
Personeelsformatie op 31-12-2004 Formatie (fte’s) Management
3,78
Overhead (incl. management)
18,70
Primair Proces
54,67
Totale formatie:
73,37
Verzuimcijfers
Ziekteverzuim 2004:
7,5%
exclusief zwangerschapsverlof
Cijfers Dienst- en Hulpverlening Periode: 1-1-’04 t/m 31-12-‘04 Ingeschreven cliënten Instroom nieuwe cliënten Nieuwe werkprocessen Actieve werkprocessen
2.150 703 1.632 2.993
Informatiecentrum In 2004 hebben de medewerkers van het Informatiecentrum 1029 vragen beantwoord.
MEE Groningen
30
Jaarverslag 2004
EXPLOITATIE 2004 EN TOELICHTING Begroot 2004
Realisatie 2004
Realisatie 2003
€
€
€
Subsidie C.V.Z. regulier Correctie subsidie voorgaande jaren Subsidie C.T.G. regulier Subsidie C.V.Z. huisvestingskosten Subsidie C.T.G. huisvestingskosten Kassiersfunctie Cliënt Centraal Subsidie C.T.G. Cliënt Centraal Subsidie CVZ/CTG inz. extra productie Subsidie Min. VWS inz. Pleegzorg Opbrengst schoolmaatschappelijk Werk Consultatieteam seksueel misbruik Integrale Vroeghulp Persoonsgebonden budget Subsidie Sociale Integratie Overige baten
1.863.000 0 1.054.000 487.000 155.000 0 0 1.454.000 0
3.864.707 (61.130) 0 568.112 0 0 0 0 0
1.877.329 0 1.326.583 383.716 260.476 387.079 0 328.176 54.273
77.000 52.000 29.000 10.000 0 16.000
82.084 58.158 30.000 95.226 0 36.712
68.043 49.856 32.400 126.680 83.379 58.602
Totaal baten
5.197.000
4.673.869
5.036.592
Salariskosten Sociale lasten Huisvestingskosten Dotatie fonds huisvestingskosten Materiële kosten Kassiersfunctie Cliënt Centraal
3.080.000 822.000 393.000 249.000 653.000 0
2.939.891 585.946 929.834 (361.722) 579.920 0
2.771.145 548.227 389.638 254.554 632.886 387.079
Totaal lasten
5.197.000
4.673.869
4.983.529
0
0
53.063
Baten
Lasten
Exploitatieresultaat
MEE Groningen
31
Jaarverslag 2004
Toelichting exploitatierekening Zoals uit het overzicht blijkt is er in 2004 een exploitatieresultaat van € 0. Dit is een gevolg van de veranderde regelgeving, waarbij alle werkelijk gemaakte kosten op basis van de subsidieregeling vanuit CVZ worden vergoed en het niet mogelijk is een bedrag toe te voegen aan de reserve aanvaardbare kosten. Subsidie CVZ en subsidie CTG De stijging van het reguliere budget CVZ ontstaat, doordat de kosten in 2004 volledig door het CVZ gefinancierd worden, inclusief het voormalige CTG-deel. De subsidie CTG is derhalve € 0 over 2004. Subsidie CVZ/ CTG inzake extra productie Deze subsidie is over 2004 € 0, omdat er geen aanspraak gedaan kon worden op deze extra middelen. Subsidie Pleegzorg en subsidie Sociale Integratie Deze projecten zijn in 2003 afgerond, waardoor er geen baten meer zijn in 2004. Persoonsgebonden budget De daling van de baten door PGB’s wordt veroorzaakt door de ontwikkelingen binnen de MEE organisaties. Vanaf 2005 mogen er geen cliënten met een indicatie in zorgverlening genomen worden. De afbouw van deze zorgverlening werd gestart in 2004. Hierdoor namen gedurende 2004 de inkomsten al af. Salariskosten De stijging van de salariskosten wordt veroorzaakt door de vorming van een reservering mobiliteit, ad 200 K€. Deze reserve is volledig ten laste van de lonen en salarissen gebracht. De werkelijke kosten m.b.t. lonen en salarissen zijn namelijk in 2004 gedaald als gevolg van een daling in het personeelsbestand van 91 Bfte naar 88 Bfte. Sociale lasten De stijging van de sociale lasten wordt veroorzaakt door de verhoging van de pensioenpremies in 2004. Huisvestingskosten De huisvestingskosten zijn gestegen als gevolg van de verbouwingen in Groningen en Veendam in het kader van achterstallig onderhoud. Materiële kosten De daling van de materiële kosten ontstaat voornamelijk als gevolg van de gedaalde specifieke projectkosten. Omdat een aantal projecten in 2004 als gevolg van de overgang naar een MEE-organisatie zijn verdwenen vallen deze kosten in 2004 lager uit. Ontwikkelingen 2005 Na de overdracht van cliënten hulpverlening naar zorgaanbieders zal in 2005 duidelijk moeten worden wat de effecten hiervan zijn op de (financiële) bedrijfsvoering. Tevens zullen voor onze dienstverlening de criteria gaan gelden die gebruikelijk zijn bij resultaatgerichte verantwoording. Daarom wordt het boekjaar 2005 een verlengd overgangsjaar voor MEE-organisaties.
MEE Groningen
32
Jaarverslag 2004
PERSONALIA Personalia per 31-12-2004
Raad van Toezicht Dhr. Drs. J.J. van Ulsen Dhr. J. A. Niewold RA Mw. W. Tijssen Mw. Mr. M.E. van Rossum
Voorzitter Algemeen lid Algemeen lid Algemeen lid
Managementteam Dhr. Drs. P.A. Willegers Mw. R.W. Bokkers Dhr. B. van Gelderen Mw. Drs. S.W. Kruijer
Directeur/Bestuurder Manager Dienstverlening Manager Facilitaire Zaken Manager Hulpverlening
Ondernemingsraad Mw. T. Roffel Mw. E. van der Spek Mw. R. Kenter Mw. C. van Wijk Mw. D. Luursema Mw. G. Korhorn Mw. R. Joosten
Voorzitter, lid Dagelijks Bestuur (DB) Secretaris, lid Dagelijks Bestuur (DB) Vice-voorzitter, lid Dagelijks Bestuur (DB), commissie sociaal beleid Notulist, lid Arbo/VGMW-commissie Algemeen lid, lid Arbo/VGMW-commissie en commissie sociaal beleid Algemeen lid, lid Arbo/VGMW-commissie Algemeen lid, aandachtsfunctionaris veranderorganisatie, ondersteuning secretaris
Cliëntenraad Dhr. W. de Vries Dhr. J. Sagel Dhr. E. Meima Dhr. Drs. L.G. Boonstra
Voorzitter Algemeen lid Algemeen lid Algemeen lid
Klachtencommissie Dhr. E. Woortman Voorzitter Dhr. O. van de Klok Algemeen lid Mw. J.G.T. Oosterman-Nibbelke Algemeen lid
MEE Groningen
33
Jaarverslag 2004
AFKORTINGENLIJST ADHD ARBI Arbo Arbo/VGMW ASS AWBZ BHV BIS BZW CAO-G CAO-W CMK CSM CTG CVZ DB EDS EHBO EWS Fte’s FWG ICT INVIS IV LG LN MARAP MAVI MK SPD MT NAH OR PDD-NOS PGB PIP P&O PR PPG PPT PSH RI&E RvT SJD SMW St. HKZ TCA
Attention Deficit Hyperactivity Disorder Arbeidsintegratie Arbeidsomstandigheden Arbeidsomstandigheden, Veiligheid, Gezondheid, Milieu en Welzijn Autistisch Spectrumstoornissen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bedrijfshulpverlening Bedrijfsinformatiesysteem Begeleid Zelfstandig Wonen Collectieve Arbeidsovereenkomst Gehandicaptenzorg Collectieve Arbeidsovereenkomst Welzijn Centraal Meldpunt Kinderopvang Consultatieteam en meldpunt Seksueel Misbruik Groningen College Tarieven Gezondheidszorg College voor Zorgverzekeringen Dagelijks Bestuur Elektronisch Dossiersysteem Eerste Hulp Bij Ongelukken Early Warning System Fulltime-equivalent Functiewaardering Gezondheidszorg Informatie en Communicatie Technologie Interactief Vraaggestuurd Informatie Systeem Integrale Vroeghulp Lichamelijk Gehandicapten Lotus Notes Managementrapportage Management- en Verantwoordingsinformatie Model Kwaliteitssysteem voor SPD’en Management Team Niet-aangeboren Hersenletsel Ondernemingsraad Pervasive Developmental Disorder – Not Otherwise Specified Persoonsgebonden Budget Primus Inter Pares Personeel en Organisatie Public Relations Praktisch Pedagogische Gezinsbegeleiding Praktisch Pedagogische Thuishulp Psychosociale Hulpverlening Risico-Inventarisatie en -Evaluatie Raad van Toezicht Sociaal Juridische Dienstverlening Schoolmaatschappelijk Werk Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector Team Centrale Aanmelding
MEE Groningen
34
Jaarverslag 2004
VG VTV WAZ WMO WWB WVG
Verstandelijk Gehandicapten Vrije Tijd en Vorming Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wet Werk en Bijstand Wet Voorzieningen Gehandicapten
MEE Groningen
35
Jaarverslag 2004
Colofon
Redactie en eindredactie MEE Groningen
Fotografie Reyer Boxem
Ontwerp voorblad Rob van der Loos MEE Groningen
Centraal kantoor Koeriersterweg 26a Postbus 1346 9701 BH Groningen Tel. (050) 527 45 00 Fax (050) 527 58 59
Regiokantoor Beneden Oosterdiep 39 Postbus 324 9640 AH Veendam Tel. (050) 527 45 00 Fax (0598) 62 00 56
E-mail
[email protected]
Website www.meegroningen.nl
MEE Groningen
36
Jaarverslag 2004