Rijksuniversiteit Groningen
2010
Jaarverslag 2010
Jaarverslag
Rijksuniversiteit Groningen Jaarverslag 2010
2
Inhoud Bericht van de Raad van Toezicht Voorwoord
................................................................................................
5
........................................................................................................................................................
7
1.
Universiteit in de samenleving 1.1 Strategisch plan 1.2 Missie 1.3 Omgeving 1.4 Valorisatie
..........................................................................................
11
2.
Onderwijs ............................................................................................................................................ 2.1 Differentiatie 2.2 Professionaliteit docenten 2.3 Rendementen en toetsing 2.4 Instroom en relatiebeheer 2.5 Kwaliteitszorg
19
3.
Onderzoek ........................................................................................................................................... 3.1 Individuele kwaliteit 3.2 Strategische groepen en instituten 3.3. Kwaliteitszorg 3.4 Graduate Schools
25
4.
Internationalisering ................................................................................................................... 4.1 Algemeen 4.2 Mobiliteit 4.3 Internationale marketing 4.4 Strategische partners 4.5 Ontwikkelingssamenwerking
31
5.
Personeel en huisvesting ........................................................................................................ 5.1 Personeelsbeleid 5.2 Arbo en gezondheid 5.3 Duurzaamheid en milieu 5.4 Huisvesting
37
6.
Bedrijfsvoering ............................................................................................................................... 6.1 Financieel beleid 6.2 Handhaving en controle 6.3 ICT-voorzieningen 6.4 Universiteitsbibliotheek
43
Verkorte jaarrekening
........................................................................................................................
50
Accountantsverklaring
......................................................................................................................
57
Kerncijfers en kengetallen
.............................................................................................................
59
Bijlagen ........................................................................................................................................................... 1. Persoonsgebonden toekenning 2. Bouwprojecten 3. Nevenfuncties leden Raad van Toezicht 4. Nevenfuncties leden College van Bestuur 5. Samenstelling Centrale Organen
63
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 3
Bericht van de Raad van Toezicht De uitdagingen die de universiteit in komende periode zal moeten aangaan, zijn groter dan ooit. De wereldwijde concurrentie op de markt voor studenten, voor goede onderzoekers en topwetenschappers en voor hoogwaardige onderzoeksopdrachten wordt scherper en scherper. Tegelijkertijd hebben zware bezuinigingen zich over het gehele Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek in Nederland aangediend. Bovendien zullen ze deze op scherp zetten. Aan de bezuinigingen die de regering aangekondigd heeft, kan alleen het hoofd geboden worden, als er harde keuzes gemaakt worden: in de onderwijsprogramma’s en de personele bezetting. Dit geldt des te meer omdat het nieuwbouwprogramma dat de RUG uitvoert, een grote weerslag heeft op de toekomstige financiële ontwikkelingen. Dit betekent dat in de komende jaren een zware nadruk zal komen te liggen op de kwaliteit van de besluitvorming binnen de RUG: de snelheid en de efficiëntie waarmee plannen gemaakt en tot uitvoering gebracht worden, zal hoger moeten zijn dan ooit tevoren, terwijl tegelijk de zorgvuldigheid gegarandeerd moet zijn. De Raad is van mening dat het Strategisch Plan 2010-2015 hiervoor een goede grondslag legt. De Raad is verheugd dat per 1 januari 2010 de nieuwe universitaire bibliotheekvoorziening is gerealiseerd. Deze belangrijke reorganisatie was nodig om te garanderen dat de bibliotheek de snelle ontwikkelingen, vooral op het gebied van de digitalisering van de wetenschappelijke informatievoorziening, goed vorm kan geven binnen de universiteit. De Raad steunt het College in het besluit om in 2010 een reorganisatie bij de HRM-organisatie te initiëren. Ook voor de personeelsadministratie en het personeelsbeleid geldt dat het zo efficiënt mogelijk opgezet moet worden en dat optimaal gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden die digitale systemen leveren op het gebied van formatiebeheer, personeelsadministratie en werving en selectie. De Raad van Toezicht onderstreept het beleid dat de RUG voert met betrekking tot de internationalisering van haar onderwijs. Een universiteit die hier niet in investeert, zal op middellange termijn zichzelf in een isolement drijven. Ook onderschrijft de Raad de strategie van de RUG om de rendementscijfers en de kwaliteit van het onderwijs aan de RUG te verhogen. Een belangrijk en noodzakelijk onderdeel hiervan betreft de invoering van het Bindend Studie Advies (BSA). In 2010 heeft het College met instemming van alle faculteiten het BSA gerealiseerd. In dit kader is het ook van groot belang dat het College de stap gezet heeft om het UOCG opnieuw vorm te geven en een reorganisatie van het UOCG door te voeren, die garandeert dat de ondersteuning van het onderwijs aan de RUG optimaal blijft. De RUG heeft het Charter ‘Talent aan de top’ ondertekend. De RUG committeert zich daarmee aan de verhoging van het aantal vrouwen in leidinggevende posities. De Raad is verheugd dat het College in 2010 heeft besloten 17 extra vrouwelijke hoogleraren te gaan benoemen. Ook heeft de Raad met genoegen kennisgenomen van het bericht dat de RUG als beste werkgever binnen de sector van de kennisinstellingen is gekozen. De Raad van Toezicht heeft prof. dr. K. Duppen als lid van het College van Bestuur voor de periode 1 maart 2010 tot 1 maart 2014 herbenoemd. De rector magnificus prof. dr. F. Zwarts is herbenoemd van 1 september 2010 tot 1 maart 2011. Zijn opvolger als rector magnificus, prof. dr. E. Sterken, is door de Raad benoemd voor de periode van 1 maart 2011 tot 1 maart 2015. De RUG krijgt met professor Sterken een bekwaam bestuurder en de Raad heeft er alle vertrouwen in dat het College waar hij per 1 maart 2011 deel van uitmaakt de RUG ook door de toekomstige, financieel turbulente, jaren zal kunnen leiden. R.J. Hoekstra, voorzitter Raad van Toezicht
9 mei 2011
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 5
Voorwoord Het jaar 2010 begon met een bericht dat de dag van een Collegevoorzitter een vrolijke kleur geeft. Een team van promovendi van de RUG boekte op 14 januari een ‘glansrijke overwinning’. Het versloeg maar liefst 220 concurrerende teams in de ‘nationale Supply Chain Management Competitie’ . Dat kan maar één ding betekenen: RUG-promovendi promoveren niet alleen, ze zijn ook competitief, durven de strijd aan, en kunnen dan nog winnen ook! En in wat voor tak van sport! De deelnemende teams hadden de opdracht van een fabrikant van vruchtensappen een marktleider te maken en de RUG-promovendi hebben dat voor elkaar gekregen op zo’n manier, dat het virtuele bedrijf niet alleen weer winst ging maken, maar ook nog eens een bijdrage ging leveren aan een duurzame groei. Natuurlijk, onze promovendi hebben er slechts een virtueel bedrijf in een virtuele wereld bovenop geholpen, maar wat ze in deze wereld presteren, zullen ze zeker ook in de dagelijkse omgeving kunnen. De kennis, energie en vechtlust die ze in deze competitie hebben getoond, zijn precies de eigenschappen die de samenleving van onze jonge academici verwacht. Het team van de vakgroep Operations van de FEB heeft met zijn prestatie (overigens de tweede keer al dat deze prijs door Groningers in de wacht gesleept wordt) een prachtige bijdrage geleverd aan de zichtbaarheid van de RUG, als een universiteit die jonge talentvolle mensen opleidt tot kenniswerkers die ertoe doen. De RUG is in het jaar 2010 bij veel meer gelegenheden op gunstige wijze in het nieuws geweest, zo vaak dat het onmogelijk is al deze gelegenheden op te sommen. Ik doe daarom een betrekkelijk willekeurige greep. In maart 2010 werd bekend dat het Zernike Institute for Advanced Materials (ZIAM) tot de top 10 van de ‘Times Higher Education’ is doorgedrongen. De Groningse toponderzoekschool staat in de ranking op plaats negen en laat daarmee prestigieuze universiteiten als die van Princeton, Stanford en Cambridge, en het Max Planck Instituut achter zich. Was dit bericht op zich al voldoende voor een plezierige dag in het leven van een voorzitter, niet minder welkom was het te horen dat het ZIAM samen met de landelijke sterrenkundige onderzoekschool NOVA, waarin de Groninger sterrenkundigen participeren, naar het oordeel van een internationale commissie van NWO de twee beste toponderzoeksscholen van Nederland zijn. Deze twee scholen zijn volgens de commissie nog iets beter dan de vier andere, ook buitengewoon goede toponderzoekscholen die Nederland kent. Het ZIAM en NOVA ontvingen van de commissie beide het predicaat ‘exemplary’, de andere zijn ‘excellent’. Dit is niet alleen een succes voor onze universiteit, maar voor al het toponderzoek in Nederland. Het kan geen kwaad daar in deze tijd op te wijzen, tegen de achtergrond van de dreigende bezuinigingen op toponderzoek in Nederland. Dat de RUG haar doelstelling om een top-researchuniversiteit te zijn goed waarmaakt, moge er ook uit blijken dat de RUG voor het tweede jaar achtereen vier prestigieuze onderzoeksbeurzen van de European Research Council (ERC) heeft binnengehaald. Groningen ligt in deze ronde nu samen met de Radboud Universiteit op kop bij de Nederlandse universiteiten als het gaat om het hoogste aantal toegekende ERC-beurzen. Dat is geen geringe prestatie, omdat de selectie voor deze beurzen, die bedoeld zijn voor jonge excellente onderzoekers, buitengewoon scherp is. Voldoening geeft ook dat de vier universiteiten in Noorden Oost-Nederland samen twaalf van de vijfentwintig beurzen die aan Nederlands talent zijn uitgereikt in de wacht hebben gesleept. Ik zie dit als een grote stimulans voor de samenwerking tussen deze vier universiteiten, die bij de opening van het Academisch jaar in 2010 formeel aangekondigd is. Voor een instelling als de RUG is het uiteraard van groot belang dat haar imago bij (aankomende) studenten goed is. Lange tijd was dit helaas onder de maat, maar in het afgelopen jaar lijkt hier een kentering op te treden. In de Keuzegids 2011 komt de RUG met twaalf opleidingen als beste uit de bus, met zeven op een tweede en met twee op een derde
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 7
plaats. In de algemene rangschikking van brede klassieke universiteiten, levert dit de RUG een gedeelde tweede plaats op in dit onderzoek. Deze uitkomst is geen toevalstreffer. Ook in het overzicht van beste universiteiten dat het weekblad ‘Elsevier’ dit jaar publiceerde, krijgt de RUG uitstekende rapportcijfers van zowel bachelor- als masterstudenten. Bij acht opleidingen komt de RUG als beste uit de bus, bij zeven staat de RUG op de tweede plaats en bij acht op de derde plaats. Dat betekent dat de RUG bij 23 van de 30 beoordeelde opleidingen in de top staat. Behalve voor studenten is de RUG ook voor medewerkers aantrekkelijk. Volgens de bladen ‘Incompany’ en ‘Intermediair’ behoort de RUG tot de beste werkgevers van Nederland. In een medewerkerstevredenheidsonderzoek van ‘Incompany’ staat de RUG op de eerste plek in de categorie universiteiten, en op de 23ste plek in de algehele ranglijst. In het Intermediair Beste Werkgevers Onderzoek 2010 staat de RUG op de 38ste plaats. Op de markt voor personeel neemt de RUG een goede positie in. Dat is belangrijk in een periode die het uiterste vraagt van de creativiteit en inventiviteit van medewerkers. Veel projecten die in een eerder stadium zijn opgestart, zijn in het afgelopen jaar succesvol afgesloten. Bijna alle faculteiten hebben in het kader van het Endowed Chair-programma toponderzoekers aangezocht en kunnen aanstellen. Dit is een geweldige kwaliteitsimpuls voor het onderzoek aan onze universiteit, die er in de nabije toekomst zeker aan zal bijdragen, dat de RUG in de voorste linies van de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen zichtbaar zal blijven. Ook de vele internationale contacten en samenwerkingsovereenkomsten leveren een belangrijke bijdrage aan de presentie van de RUG wereldwijd. Hiervan kan ik slechts een paar voorbeelden noemen. Vrijdag 10 december 2010 kon ik in de Chinese hoofdstad Beijing de overeenkomst voor de oprichting van een Confucius Instituut in Groningen tekenen namens de drie partners: de Hanzehogeschool Groningen, de Gemeente Groningen en de RUG. Aan Chinese zijde werd de overeenkomst getekend door Hanban, een aan het Chinese ministerie van Onderwijs geaffilieerde organisatie die de Chinese taal en cultuur wereldwijd wil bevorderen. De Communication University of China is de Chinese partner voor het Groningen Confucius Instituut. Een samenwerkingsverband waarvan ik ook veel verwacht is de European Medical School, de eerste grensoverschrijdende geneeskundeopleiding in Europa. De participanten hierin zijn de RUG, het UMCG en de Carl von Ossietzky Universität te Oldenburg in Duitsland. Dit initiatief komt voort uit de al meer dan dertig jaar bestaande samenwerking tussen Groningen en Oldenburg en past in de strategie van internationalisering van de RUG. Door de geografische positie van Groningen heeft de samenwerking met Oldenburg een bijzondere betekenis. De European Medical School in Oldenburg wordt de enige medische faculteit in de regio Noordwest-Duitsland. Een universiteit bestaat uiteraard in de eerste plaats uit mensen: docenten, onderzoekers, studenten en ondersteunend personeel. Maar daarnaast bestaat een universiteit ook uit de gebouwen waarin die mensen werken. De RUG heeft de stad in de afgelopen jaren met een groot aantal nieuwe gebouwen verrijkt, die niet alleen functioneel zijn, maar die ook door hun gewaagde en gedurfde architectuur bijdragen aan de sfeer van innovatie en creativiteit, waarin wetenschappelijk onderwijs en onderzoek gedijt. In september 2010 is de eerste paal geslagen van het ERIBA-onderzoeksgebouw, dat de RUG en het UMCG gezamenlijk bouwen op het UMCG-complex. Het ERIBA-gebouw zal huisvesting bieden aan het European Research Institute on the Biology of Ageing, een onderzoeksinstituut waar topwetenschappers met hun onderzoeksgroepen fundamenteel onderzoek doen naar het verouderingsproces en ziekten die daarmee gepaard gaan.
8
Zoals gezegd: dit is slechts een kleine en tamelijk willekeurige greep uit de vele resultaten die in het afgelopen jaar geboekt zijn. De universiteit staat midden in de samenleving en schept een omgeving, waarin onderzoekers, docenten en studenten kunnen werken aan de oplossing van problemen, die van cruciaal belang zijn voor de toekomst van ons land. Ik kan niet verbergen dat ik me grote zorgen maak over de bezuinigingen die de regering voornemens is voor het wetenschappelijk onderwijs door te voeren. Het is op dit ogenblik nog te vroeg de omvang daarvan precies vast te stellen, maar als de soep slechts half zo heet gegeten wordt als nu opgediend lijkt te worden, zullen alle universiteiten in Nederland en dus ook de RUG voor grote problemen komen te staan. In mijn opvatting zal Nederland als kennisland zichzelf daarmee helaas gevoelig in de vingers snijden. Om deze opvatting te illustreren, eindig ik met het bericht dat mij aan het eind van 2010 bereikte en dat het jaar met net zo’n vrolijke dag deed eindigen, als het begon. Op 11 november 2010 heeft een team van Groningse studenten in Boston een gouden medaille gewonnen in de prestigieuze International Genetically Engineered Machine-wedstrijd (iGEM). Hun genetisch gefabriceerde machine bestond uit een bacterie die kan dienen om als milieuvriendelijke coating ongewenste aangroei op schepen tegen te gaan. Dat is het soort dingen dat jonge talentvolle mensen op universiteiten leren. Fundamentele kennis enerzijds en anderzijds de creativiteit en hartstocht, waarmee die kennis omgezet kan worden in schepen die sneller en goedkoper varen en in technologie die ons milieu ontlast. S. Poppema, voorzitter College van Bestuur
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 9
1.
Universiteit in de samenleving 1.1 Strategisch plan
Faculteiten > Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap > Rechtsgeleerdheid > Medische Wetenschappen / UMCG > Wiskunde en Natuurwetenschappen > Letteren > Economie en Bedrijfskunde > Gedrags- en Maatschappijwetenschappen > Wijsbegeerte > Ruimtelijke Wetenschappen
In de loop van 2010 werd het document ‘400 Years of Passion & Performance: Strategic Plan 2010-2015’ vastgesteld. De RUG positioneert zich daarin aldus: De Rijksuniversiteit Groningen is een internationale researchuniversiteit met sterke en vitale wortels in het Noorden van Nederland. Onderwijs en onderzoek zijn wezenlijk verbonden. Onderwijs is de bestaansgrond van de universiteit. Onderzoek positioneert de universiteit. Echter, hét kenmerk van een research-universiteit is dat niet alleen bestaande kennis wordt overgedragen maar dat staf en studenten ook in vrijheid deelnemen in de ontwikkeling van nieuwe kennis.
Vrijheid De Rijksuniversiteit Groningen verdedigt de academische vrijheid van haar docenten en studenten zoals geformuleerd door de UNESCO (1997): ‘Academische vrijheid is het recht van docenten in het hoger onderwijs om zonder inperking door een voorgeschreven doctrine, te genieten van de vrijheid te onderwijzen, te discussiëren, onderzoek te verrichten, de resultaten daarvan te verspreiden en te publiceren, hun mening over de instelling of het systeem waarbinnen zij werken kenbaar te maken, gevrijwaard te blijven van institutionele censuur, en deel te nemen aan professionele en representatieve academische organen.’ In de geest van de academische vrijheid voor docenten en studenten leeft de RUG het door ons ondertekende ‘Magna Charta Universitatum’ (1988) en de gedragscodes van de KNAW en NWO na.
Veelzijdig De RUG is een veelzijdige universiteit. De RUG is veelzijdig en internationaal in de studenten en de stafleden die naar Groningen komen om aan de universiteit te studeren en te werken. Veelzijdig in opvattingen en denkrichtingen. Ruimhartig en vrijdenkend staat de RUG al 395 jaar in de traditie van de vrije beoefening van de wetenschap. De RUG leidt de studenten op tot vrije, academisch denkende en zelfstandige burgers, die actief deelnemen aan het maatschappelijke leven en daarin verantwoordelijkheid willen dragen, in het noorden, in Nederland en in de wijde wereld. Breedte en diepte De RUG is een brede universiteit. Breed in de vakken en opleidingen in de bachelorfase, breed in het onderzoek dat is verbonden met het onderwijs en gericht op de samenleving. In de diepte specialiseert de RUG in de opleidingen in de masterfase en in onderzoekspeerpunten. De opleidingen van de promovendi in de Graduate Schools sluiten daar bij aan. De organisatie van het onderzoek vraagt om richting en vereist samenhang en omvang. De RUG maakt gerichte keuzes in de grote wetenschapsgebieden, uitgaande van de kracht van de onderzoekers, de bestaande portfolio, de innovatie in de wetenschap en de maatschappelijke behoefte.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 11
Ruimte De RUG biedt ruimte aan een ieder die wil studeren en werken in een omgeving waarin kwaliteit en veelzijdigheid belangrijke waarden zijn. De RUG biedt kansen op verschillende niveaus. Excellent presteren in de mondiale top is de ambitie, het dienen van de samenleving is de norm. De universiteit staat midden in de samenleving en neemt daar in vele verschillende vormen aan deel: van grensverleggend onderzoek tot aan sport en culturele uitingen, van het deelnemen aan het publieke debat tot aan het stimuleren van ondernemerschap in stad en regio. De RUG blijft zich definiëren als een openbare publieke instelling die open staat voor iedereen en die zich verantwoordt naar de samenleving.
Presteren De universiteit leidt het toekomstige kader van de samenleving op. Dat schept verplichtingen voor staf en studenten. Kwalitatief hoogstaand en inspirerend onderwijs, gericht op wetenschap en beroepspraktijk, vormt de kern van de universiteit. Studenten moeten studeren in een omgeving die uitdaagt, maar die ook prestaties van hen verwacht. Wetenschappelijke excellentie en maatschappelijke relevantie zijn de twee centrale begrippen in het onderzoek. Verwevenheid van onderwijs en onderzoek is een wezenlijk kenmerk.
1.2 Missie De Rijksuniversiteit Groningen verzorgt kwalitatief hoogstaand onderwijs en onderzoek in een internationale context. Hierbij worden verschillen in ambities en talenten gehonoreerd. Ook wordt er nadrukkelijk samengewerkt met bedrijven, overheden en burgers. De RUG behoort tot de top van de Europese universiteiten en heeft drie ambities:
Investeren in topkwaliteit Kwaliteit is en blijft het sleutelwoord voor de strategie van de RUG, ook in 2010. Dominante thema’s zijn de steeds verdergaande internationalisering, de toename van de concurrentie tussen universiteiten, verhoging van de onderwijsrendementen alsmede groeiende aandacht voor de valorisatie van onderzoek. De RUG behoort op een aantal gebieden (Chemistry, Materials Science, Biology) tot de internationale top van het wetenschappelijk onderzoek en wil deze positie versterken en de wetenschappelijke top verbreden. In 2010 werden in het kader van het ‘coryfeeënprogramma’ (University of Groningen Endowed Chairs Programme) opnieuw excellente hoogleraren aangetrokken (zie bijlage 1).
Honoreren van talent en ambitie Bestuur en medezeggenschap De ontwikkelingen in onderwijs, wetenschap, arbeidsmarkt en samenleving vragen om een constante innovatie van de kerntaken van de universiteit. De ontwikkelingen in onze omgeving vragen om slagvaardig bestuur en een efficiënte bedrijfsvoering. Actieve en zichtbare medezeggenschap is toetssteen voor het bestuur en zorgt voor een goed draagvlak voor de keuzes.
De RUG besteedt extra aandacht aan de ontwikkeling van de talenten van haar medewerkers door een werkomgeving waarin prestaties worden beloond, via onder andere het tenure tracksysteem, de Rosalind Franklin Fellowships en het Talent to the Top Charter. De persoonlijke ambities en kwaliteiten van studenten krijgen ruimte via het University of Groningen Honours College in de bachelorfase en vanaf 2011 ook in de masterfase, de majorminorstructuur en de topopleidingen in de masterfase.
Actief studentenleven De universiteit bevordert een actief studentenleven in de stad Groningen. Sport, cultuur, debat, verdieping, internationale en sociale contacten vormen onderdeel van het universitaire leven en van de groei naar zelfstandigheid. Zelfbestuur en -organisatie zijn daarom centrale kenmerken in het studentenleven. De universiteit vindt dat een actief studentenleven een positieve bijdrage kan leveren aan een actief studeergedrag en een normaal studietempo.
12
Stimuleren van grensoverschrijdend onderwijs en onderzoek De RUG wil haar (top)positie in onderwijs en onderzoek in Europa en daarbuiten verstevigen. Kennisvermeerdering en innovatie floreren in een interdisciplinaire en internationale omgeving. Het beleid is erop gericht studenten verder te laten reiken dan de grenzen van eigen studie en land. Verder werft de universiteit een belangrijk deel van haar studenten in het buitenland. In het onderzoek wordt de totstandkoming van samenwerkingsverbanden over de facultaire grenzen heen gestimuleerd. De samenwerking tussen de medische en natuurwetenschappen wordt bevorderd door duoprojecten binnen het Ubbo Emmius-programma.
1.3 Omgeving De RUG staat midden in de maatschappij en is dé universiteit van het Noorden. Hoewel zij internationaal is georiënteerd, is zij tegelijk geworteld in de noordelijke samenleving. Die sterke verankering in de omgeving komt op velerlei manieren tot uitdrukking.
Akkoord van Groningen Al meer dan vijf jaar vormt het Akkoord van Groningen een structureel samenwerkingsverband tussen de gemeente Groningen en de belangrijkste kennisinstellingen van de stad: RUG, Hanzehogeschool Groningen en UMCG. Het gezamenlijke doel is de positie van Groningen als dé kennis- en innovatiestad van NoordNederland te ontwikkelen en te versterken. In 2009 werd ‘Akkoord 2.0’ getekend, een vernieuwde versie. De belangrijkste speerpunten hierin zijn energie en healthy ageing. Verder zijn er initiatieven voor gezamenlijke (internationale) marketing. In het kader van het Akkoord werd ook de totstandkoming van het Confucius Instituut voor informatie over de Chinese taal en cultuur gefaciliteerd. Samen met externe partijen investeren de Akkoordpartners in huisvesting voor jongeren (onder wie internationale studenten), de ontwikkeling van het Zernike Science Parc, ICT-voorzieningen en de campagne van Groningen als ‘City of Talent’. Op 25 november 2010 werd de Groningen Talent Group opgericht, een forum van ruim honderd geselecteerde getalenteerde jongeren. Zo willen gemeente en kennisinstellingen toptalent binden aan de stad en als denktank laten meepraten over bijvoorbeeld huisvesting, ondernemerschap, citymarketing en krimp.
Universitair Medisch Centrum Groningen Per 1 januari 2005 zijn RUG en AZG overgegaan tot de vorming van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), waarin de Medische Faculteit en het AZG zijn ondergebracht. Binnen de kaders van het UMCG wordt een geïntegreerd beleid gevoerd ten aanzien van onderwijs, onderzoek, patiëntenzorg en specialistenopleiding. Voor 2010 is wederom het wettelijk verplichte plandocument AZG-RUG vastgesteld door het Gemeenschappelijk Beleidsorgaan. Dit document regelt de onderlinge afstemming van de werkzaamheden op het gebied van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en de daaraan gerelateerde patiëntenzorg en -opleidingstaken. Het plandocument is als een bijlage bij het Ontwikkelingsplan van de RUG gevoegd. In hoofdlijnen komt het op de volgende punten neer. De Raad van Bestuur UMCG heeft het onderwijsprogramma voor het academisch jaar 2010-2011 vastgesteld, rekening houdend met de personele en logistieke consequenties voor het ziekenhuisdeel van het UMCG. Het ziekenhuisdeel van het UMCG verschaft, onder condities, de voor het klinisch onderwijs noodzakelijke faciliteiten, en maakt het mogelijk de opleiding zodanig in te richten, dat deze voldoet aan de eindtermen van het ‘Besluit opleidingseisen arts’ in het kader van de BIG-wetgeving. De totale wp-inzet die het UMCG ten behoeve van het onderwijs aan studenten en coassistenten in 2010 realiseerde bedroeg bijna 160 fte waarvan circa 21 fte door het ziekenhuisdeel van het UMCG. In 2010 zijn ca. 400 studenten gestart met de klinische stages van de masteropleiding. Hiervan is uit capaciteitsoverwegingen een deel gerealiseerd in het
Martiniziekenhuis en in perifere ziekenhuizen. Circa 150 studenten volgden de wetenschappelijke stage (20 weken) in het UMCG, terwijl ongeveer 80 studenten er een verpleegstage hadden. Het UMCG handhaafde de geïntegreerde wetenschappelijke opleiding (AIO) en de opleiding tot medisch specialist (AIOS). De geïntegreerde opleiding omvat het zogenaamde AGIKOmodel (assistent-geneeskundige in opleiding) tot klinisch wetenschappelijk onderzoeker. Behalve de opleiding Geneeskunde verzorgt het UMCG de opleidingen Tandheelkunde en Bewegingswetenschappen. Ook levert het UMCG een substantiële bijdrage aan geïntegreerde universitaire opleidingen als Biomedische Technologie, Medische Biologie, Life Sciences & Technology, de brede bachelor Levenswetenschappen, de researchmaster BCN en de topmaster Medical Pharmaceutical Drug Innovation. Voor de topmaster Medical Pharmaceutical Drug Innovation is het UMCG penvoerder sinds het academisch jaar 2005-2006. In 2007 is de aan het onderzoekinstituut SHARE verbonden tweejarige onderzoeksmaster Clinical and Psychosocial Epidemiology (studielast 120 EC) gestart. Het UMCG heeft in 2010 een bedrag ad € 5,82 mln aan het onderzoekfonds UMCG beschikbaar gesteld. De decaan beoordeelt projecten, die uit dit fonds worden gefinancierd. In 2010 is het UMCG voortvarend invulling blijven geven aan de deelname in diverse landelijke initiatieven. Dit betreft vooral TI Pharma, TI Food & Nutrition, Parelsnoer, Center for Translational Molecular Medicine (CTMM) en het BioMedical Materials Program (BMM). In 2010 is van NWO een toekenning ad € 4,0 mln ontvangen voor de met de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen in het onderzoeksprogramma Centre for Systems Biology ingediende aanvraag ‘Systems Biology Center for Energy Metabolism and Ageing (SBC-EMA)’. In het kader van het NIG-programma (Nieuwe Instrumenten in de Gezondheidszorg) zijn twee aanvragen met een grote UMCG-inbreng gehonoreerd, te weten CMI (Centre for Medical Imaging) en SPRINT (Smart Mobility Devices with Improved Patient Prosthesis Interaction). Ook de in het kader van NWOgroot ingediende aanvraag ‘Top-end microscopy to study dynamic processes at high spaciotemperal resolution in living cells and tissue’ is gehonoreerd. Ten slotte is het project Life Lines op volle kracht doorgezet en is ook ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing) van start gegaan. Hiermee is verdere invulling gegeven aan twee van de belangrijkste pijlers van het UMCG-onderzoeksspeerpunt Healthy Ageing.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 13
HBO
Academische pabo
Met de Hanzehogeschool Groningen deelt de RUG niet alleen de Zernikecampus, maar eveneens een intensief patroon van samenwerking in het verband van Universiteit en Hogeschool Groningen (UHG). De RUG is voorstander van het binaire systeem in het hoger onderwijs. De samenwerking krijgt meerwaarde vanuit de eigen identiteit van universiteit en hogeschool. Er zijn afspraken over schakelprogramma’s, specifieke samenwerking in sommige disciplines, promotietrajecten van medewerkers van de HG en gezamenlijke faciliteiten. Met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, de Hogeschool Van Hall Larenstein en de Stenden Hogeschool bestaan eveneens nauwe relaties.
Op 1 september 2010 ging de academische pabo van start, een studie ‘leraar basisonderwijs’ die studenten in vier jaar opleidt voor zowel het normale pabodiploma als een universitair bachelordiploma Pedagogische Wetenschappen. Aan de nieuwe opleiding nemen de RUG, de Hanzehogeschool Groningen, NHL Hogeschool en de Groningse locatie van Stenden Hogeschool deel. De academische pabo is opgezet om de opleiding tot leraar basisonderwijs aantrekkelijker te maken voor vwo-leerlingen. Vwo‘ers geven aan dat ze graag willen lesgeven aan jonge kinderen, omdat ze dit werk maatschappelijk relevant vinden. Hoewel het beroep interessant en aantrekkelijk voor ze is, menen de vwo’ers dat de bestaande pabo-opleiding te weinig uitdaging biedt. In het eerste jaar zijn 55 studenten aan de opleiding begonnen.
Promotietrajecten Het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (OC&W) heeft met ingang van 2007 middelen ter beschikking gesteld voor promotievouchers voor docenten afkomstig uit het HBO. De RUG heeft voor de besteding van deze middelen allereerst een promotieovereenkomst gesloten met de Hanzehogeschool. Voor twintig medewerkers van de Hanzehogeschool faciliteert de RUG de promotievoortgang door een financiële compensatie te verlenen voor een derde werkdag aan de promovendus, naast de twee die de Hanzehogeschool ter beschikking stelt. Daarnaast ontvangt de graduate school van de RUG waaraan de promovendus is verbonden een begeleidingsvergoeding. In 2010 heeft wederom de jaarlijkse tussentijdse beoordeling van de promovendi plaatsgevonden. Hieruit bleek dat de meeste trajecten nog steeds naar tevredenheid verlopen. Inmiddels hebben vijf van de eerste twintig promovendi hun traject succesvol afgerond. Van twee promovendi is het traject voortijdig beëindigd. De redenen hiervoor waren respectievelijk dat de promotie naar een promotor bij een andere universiteit is verplaatst en dat er onvoldoende voortgang was gerealiseerd. De vrijgevallen plaatsen zijn opgevuld met nieuwe promotietrajecten. Ook met de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (10 promotietrajecten), Stenden (8) en Windesheim (waarschijnlijk 8) zijn vergelijkbare afspraken (bijna) afgesloten.
1.4 Valorisatie Onderzoek, onderwijs en valorisatie positioneren de Rijksuniversiteit Groningen in een breed speelveld. De aanwezige hoogwaardige kennis van RUG en bedrijfsleven vormt een goede basis voor het ontwikkelen van de kenniseconomie, waar plaats is voor innovatie en nieuwe samenwerking en werkgelegenheid. De universiteit staat met de RUG Houdstermaatschappij (RHM), de Transfer & Liaison Groep (TLG) en de Stichting Business Generator Groningen (SBGG) midden in een cyclisch en open proces van kennisoverdracht, waarbij het contact tusssen partijen inspiratie geeft en nieuwe kansen creëert voor excellentie in onderzoek en innovatie. In dit kader is ook het Valorisatiecentrum ingezet, een vergaande samenwerking tussen RUG, UMCG en SBGG voor de valorisatie van kennis. Wetenschappers worden gestimuleerd om hun werk niet alleen te publiceren, maar ook in de markt te zetten en krijgen ondersteuning bij het vinden van investeerders. Voor het stimuleren van duurzaamheid, ondernemerschap, economische en maatschappelijke valorisatie, is een open vizier naar nieuwe ontwikkelingen een vereiste. De RUG heeft een breed netwerk van samenwerking met regionale, nationale
Overzicht van de eerste octrooi-indieningen in de periode 1988-2010 14 12 10
RUG / AZG
8 6
AZG
4 2
RUG
14
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
0
en internationale partijen, waaronder het (inter)nationale bedrijfsleven, de Provincies, het Samenwerkingsverband Noord Nederland, het Akkoord van Groningen, de NOM, Energy Valley, EZ-Noord, Ministeries en de Europese Commissie. De afdeling Alumnirelaties en Fondswerving (A&F) van de RUG benadert belangrijke industriële partners voor advisering bij kennisvalorisatie. Het screenen van de organisatie op economische en maatschappelijke valoriseerbare ideeën en het scouten van partijen die daarin geïinteresseerd zijn is dagelijkse werkelijkheid. De SBGG is opgezet om samen met partners nieuwe business te creëren en stimuleert wetenschappelijke uitvindingen met commerciële potentie om uit te groeien tot een nieuwe Start-Up, waarbij vooral gericht wordt op life sciences. De benutting van kennis is vastgelegd in de brochure De Waarde van Kennis, die een cruciale rol speelt in de informatie voor alle onderzoekers van RUG en UMCG. De RUG begeleidt de volledige indieningsprocedure van octrooien en heeft een Patent Management Systeem (PMS) ingericht voor ontwikkeling en beheer. Voor de financiering van octrooien hebben UMCG en RUG een gezamenlijk octrooifonds ingesteld. Daarnaast beschikt ook SBGG over een octrooibudget. In totaal zijn er in 2010 52 projecten uit het screeningsproces naar voren gekomen. In 13 gevallen heeft dit tot een octrooiaanvraag geleid, waarvan 8 op naam van de RUG en/of AZG, en 5 op naam van derden. Van deze laatste 5 waren er 4 octrooiaanvragen waarbij uitvinders van RUG en/of UMCG waren betrokken. Een octrooi-aanvraag vond plaats in TI-Pharma-verband, waarbij RUG en AZG economisch mede-eigenaar zijn. De algemene tendens m.b.t. het aantal octrooi-aanvragen is de laatste jaren stijgend. In 2010 is het screeningsproces kritisch geanalyseerd, waardoor meer uitvindingen de toets der kritiek niet hebben doorstaan. Voortgaand inzicht in het octrooiproces heeft de manier van werken verder geprofessionaliseerd.
Fondsenwerving Alumni tonen vaak een grote betrokkenheid door hun alma mater kennis, middelen en netwerken ter beschikking te stellen. Als fondsenwervende universiteit zoekt de RUG aanvullende financiering van onderzoek en onderwijs. De fondsenwerving wordt sinds 1998 verzorgd door het Ubbo Emmius Fonds (UEF), met een bestuur van ruim twintig prominente alumni. In november 2010 werd voorzitter Hans Wijers opgevolgd door Jan Willem Baud, directievoorzitter van NPM Capital. Ruim 800 oud-studenten steunen inmiddels een of meer projecten van het UEF structureel met een doorlopende machtiging of een notariële akte. Een nog groter aantal gaf in 2010 een eenmalige gift. Daarmee doneerde één op de vijftig RUG-alumni dit jaar. Vooral twee telefonische campagnes, waarbij huidige studenten belden met alumni, waren succesvol. Een van deze campagnes was voor het Eric Bleumink Fonds, dat in 2010 eveneens jubileerde: het vierde zijn tienjarig bestaan. In Amsterdam volgden, op initiatief van UEF-bestuursleden, alumni het voorbeeld van alumnikring de Gooische Groningers. Ze besloten een onderzoeksproject aan de RUG te ‘adopteren’ en zich in te zetten hiervoor een substantieel bedrag bij elkaar te krijgen. Het UEF verwierf in 2010 in totaal circa € 1,5 mln aan giften en toezeggingen. De daling ten opzichte van eerdere jaren komt vooral doordat instellingen en het bedrijfsleven minder geefbereid zijn, mede als gevolg van de financiële crisis. Het UEF ontving onder meer een toezegging van de Stichting Thomas More, ten behoeve van een bijzondere leerstoel Ethiek. Het SNS Reaal Fonds steunde de instelling van een Kenniscentrum Cultuurlandschappen. Andere donateurs waren de Noaber Foundation, de Van der Meer-Boerema Stichting, SHS Heilbronn (Nutricia GmbH), TD Waterhouse Bank, Accon AVM, SNS Reaal, het Prins Bernhard Cultuurfonds, TVM, het Ministerie van Justitie en het Koninklijke Smilde Fonds. De stichting Inwendige Geneeskunde werd als fonds op naam onder beheer genomen. Een particuliere gift, tot slot, was er voor postdoc onderzoek naar turbulentie bij vliegtuigen.
Alumnirelaties De RUG hecht veel belang aan een goed contact met haar oudstudenten. Het jaar 2010 is wat dat betreft een jubileumjaar. ‘Broerstraat 5’, het alumnimagazine van de universiteit, bestond 25 jaar. Uit een onderzoek onder ongeveer 10.000 lezers bleek dat het blad bovendien zeer gewaardeerd wordt. Meer dan voorgaande jaren was er aandacht voor oud-studenten in en uit het buitenland. In Athene, Beijing, Mexico Stad, New York, Tokio, Washington en Berlijn vonden bijeenkomsten voor alumni plaats, vaak in samenwerking met ambassades, musea en andere universiteiten. In eigen land werden onder meer op de Allersmaborg, het alumnihuis van de RUG, activiteiten georganiseerd. Een daarvan was de derde Topontmoeting, waar mensen uit de wetenschap en het bedrijfsleven elkaar ontmoetten. De eretitel Alumnus van het Jaar ging dit keer naar journalist en programmamaker Jelle Brandt Corstius. En er was een alumnireis naar China, onder begeleiding van alumnus en journalist Remko Tanis.
Science & Society Groep In 2010 stelde de Europese Commissie € 2,7 mln ter beschikking aan de Science & Society Groep van de RUG om het Europese netwerk van wetenschapswinkels te versterken. Hiermee wil de Commissie burgers meer betrekken bij wetenschappelijk onderzoek. Via wetenschapswinkels kunnen maatschappelijke organisaties, zoals buurtgroepen of verenigingen, onderzoek laten uitvoeren door studenten onder begeleiding van hoogleraren, zonder dat daar hoge kosten aan verbonden zijn. Dit van oorsprong Nederlandse idee vindt inmiddels mondiaal navolging. In het project werken 26 partners (wetenschapswinkels, maatschappelijke organisaties, universiteiten en een onderzoeksfinancier) uit 17 landen samen.
Academische Opleidingen Groningen Academische Opleidingen Groningen (AOG) maakt universitaire kennis toegankelijk voor bedrijven, instellingen en individuen. In samenwerking met de RUG biedt AOG managers en professionals de mogelijkheid zich te ontwikkelen op strategisch niveau binnen hun vakgebied. De geaccrediteerde programma’s bieden
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 15
Per 31 december 2010
Deelnemingen
Percentage
Kernactiviteit
aandelenkapitaal
Jaar van oprichting
RUG Houdstermaatschappij BV ARGO BV IMEnz bioengineering BV
6,00 35,00
Advies gezondheidszorg, ouderenzorg
1998
Industriële micro-organismen onderzoek
1998
Biodegradeerbare devices
1999
Polyganics BV
6,10
PolyVation BV
65,00
Polymeerchemisch onderzoek en advies
1999
KNN BV
20,00
Advies Milieu en economie
2000
Bestuurskundig en juridische advies
2000
Pro Facto BV The Soil Company BV Biovec BV Science Plus Group BV GnTel BV
6,00 13,75 5,00 10,00 8,47
Landbouwgrond carteringen en -advies
2001
Gentherapy Cardiovascular diseases
2003
IT specials en science software
2003
Telecommunicatie diensten
2004 2005
Angteq BV
15,00
Pharmaceutisch en diagnostisch advies en onderzoek
Geschiedenis Consultants BV
20,00
Wetenschappelijk historisch onderzoek
2005
Promotion Groningen CV
33,33
Onderzoek en opleiding bewegingswetenschappen
2005
Cosmetische productontwikkeling
2005
Prima KennisPartner BV
Solenne BV
15,00
Uitzendbureau voor studenten
2006
Nederland Rusland Centrum BV
45,00
Begeleiding bilaterale contacten
2007
Talent & Career Center BV
35,00
Loopbaanadvies
2007
De Ontwikkelfabriek BV
25,00
IT
2009
Target Holding BV
40,00
Data Search en -beheer
2009
GenoClipp Biotechnology BV
2,27
7,91
Ontwikkeling geneesmiddelen
Kennis Conversie Fonds BV (en Noord Tech Venture CV) Organ Assist BV
14,10; 13,00
Ontwikkelen van orgaanondersteunende technieken
GnTel BV
6,84; 13,69
Telecommunicatie diensten
2005
11,76
Matchmaking organisatie in de life science industrie
2006
8,50
Drug delivery system
2007
DNA profielen presentatie
2007
Internet monitoring technologie (Heeii.com)
2007
Vespucci Life Science BV Biorion Technologies BV DNA ART BV Elkoog BV Tispa Medical BV Berrnell Food Holding BV
60,00; 20,00 13,40 20,78; 20,78 25,35; 21,13
2005
Weefsel conservering technologie
2007
food artikelen op basis van Teff
2008
Neurendo BV
20,00
Neuro endoscopisch device
2008
Vicinivax Holding BV
13,30
Cervical Carcinoma Therapy
2009
Nyken BV
Atrial Fibrillation Therapy
2009
InGell Technologies BV
28,35; 28,33 8,70
Gel technologie degradeerbare medicijn depots
2009
Yinnoff BV
6,58
Matchmaking organisatie in de life science industrie
2009
LanthioPep BV
100,00
Stabiliseren van peptides
2010
Square One BV
33,33
Studentenstartersfonds
2008
100,00
Investeren in kansrijke jonge technologiebedrijven
2005
3,27
Investeren in kansrijke jonge technologiebedrijven
2005
Voeren van beheer over andere bedrijven
2005
Fondsen en fondsbeheer Kennis Conversie Fonds BV Noord Tech Venture CV NTV Beheer BV
16
100,00
praktische en theoretische vaardigheden in bedrijfsvoering, gecombineerd met kennis van de context waarin een organisatie functioneert. De Stichting Academische Opleidingen Groningen (Stichting AOG) werd in 1988 opgericht door het College van Bestuur van de RUG. De uitvoeringsmaatschappij is AOG Contractonderwijs BV, die universitaire onderwijsactiviteiten voor andere doelgroepen dan de reguliere studenten initieert, coördineert en organiseert. De relatie tussen de RUG en AOG Contractonderwijs BV is te duiden als een publiek-privaat model. Deze samenwerking biedt kansen voor het ontwikkelen van nieuwe onderwijsvormen en het bedienen van nieuwe doelgroepen.
RUG Houdstermaatschappij BV Kennisvalorisatie gebeurt op diverse fronten, zoals contractonderzoek, verkoop of verlenen van licenties op patenten en het starten van bedrijven. De RUG Houdstermaatschappij BV richt zich op het laatste en is voor 100% een dochter van de RUG. De RUG Houdstermaatschappij BV initieert, acquireert en financiert bedrijvigheid, die ontstaat vanuit de RUG en UMCG. Behalve kapitaal brengt de RUG Houdstermaatschappij BV kennis, ervaring, ondernemerschap en een veelzijdig bedrijvennetwerk binnen het bereik van kansrijke jonge bedrijven. In de krappe financieringsmarkt voor start-ups vervult zij in Noord-Nederland een belangrijke rol. Haar kracht is jonge ondernemers in contact te brengen met het uitgebreide netwerk van ervaren ondernemers die graag bereid zijn deze startende groep ondernemers te ondersteunen. Financiering vindt plaats onder eigen naam of via een van de drie aan de RUG Houdstermaatschappij BV gelieerde investeringsfondsen, te weten Kennis Conversie Fonds BV, Noord Tech Venture CV en Square One BV. De eerste twee fondsen richten zich veelal gezamenlijk op kansrijke startende bedrijven die ontstaan uit de technologiesectoren van de RUG en het UMCG. Square One richt zich op bedrijven die worden opgezet door studenten en pas afgestudeerden. Square One wordt mede ondersteund door HanzePoort BV en de Stichting Ir. G.J. Smid Fonds. Alle genoemde deelnemingen komen voort uit de RUG of het UMCG of hebben een nauwe relatie met onderdelen van de RUG en/of het UMCG.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 17
2.
Onderwijs
> aantal studenten
27.506
> aantal internationale studenten
2.213
> aantal eerstejaars
5.597
marktaandeel eerstejaars
10,8%
aantal buitenlandse eerstejaars
381
De RUG heeft een breed scala aan opleidingen en een lange geschiedenis in de traditionele disciplines. Op diverse gebieden zijn er belangrijke innovaties. In de afgelopen jaren was er een sterke toename van het aantal studenten geweest, de proliferatie van opleidingen en veel aandacht voor een aantal systeemkenmerken (zoals invoering bachelor-masterstructuur, kwaliteitszorg en accreditatie). Na deze ontwikkelingen wil de RUG zich weer in eerste instantie richten op de kern van het onderwijs.
Cijfers
> aantal diploma’s (collegejaar 2009-2010)
propedeuse
3.834
Strategisch Plan
bachelor
3.276
master
2.731
medisch beroepsexamen
383
Het bovenstaande heeft de RUG in de loop van 2010 verwoord in ‘400 Years of Passion and Performance. Strategic Plan 2010-2015’. Hierin zijn de volgende kernelementen op het gebied van onderwijs geformuleerd: onderwijskwaliteit staat voorop en de verbinding tussen onderwijs en onderzoek is een voorwaarde. De keuzevrijheid in het onderwijs neemt in de loop van de opleiding toe, evenals de verantwoordelijkheid van de student. In het begin van de studie wordt de student daarin vanuit de onderwijssituatie actief begeleid. Activerende en kleinschalige onderwijsvormen zijn de norm. De docenten zijn de primaire begeleiders van de studenten. Er wordt veel ruimte geboden aan belangstelling en talent, onder meer door het Honours College. De onderwijsvisie en de daaruit voortvloeiende doelstellingen zijn eerder vastgelegd in de RUG-notitie ‘Onderwijslijnen 2007-2010’. In 2011 zal er op basis van het strategisch plan een onderwijsvisie voor 2011-2014 worden ontwikkeld. De onderwijsvisie van de RUG gaat ervan uit dat iedere student op zijn plek is in Groningen. Dit betekent dat het onderwijs aanbiedt dat aansluit bij de talenten, ambities en inzet van de individuele student en hem of haar optimale kansen op de arbeidsmarkt biedt.
2.1 Differentiatie De RUG streeft ernaar een veelzijdige universiteit op bachelor- en masterniveau te zijn, met draagvlak in de regio en daarbuiten, door het aanbieden van een breed palet aan uitdagende wetenschappelijke opleidingen, waarbij er veel aandacht is voor niveaudifferentiatie. Voor de bachelorfase zal dit enerzijds worden gerealiseerd door middel van honourstrajecten, die excellerende studenten de mogelijkheid bieden dieper op de stof in te gaan. Anderzijds is er een brede bachelorstructuur (de major-minorindeling), die studenten de mogelijkheid biedt eigen keuzes te maken. In de masterfase is er een beperkt aantal topmasteropleidingen en researchmasters, die nauw aansluiten op de Graduate Schools en verzwaarde eisen aan studenten stellen. Vanaf 2011 wordt de differentiatiemogelijkheid in de masterfase uitgebreid met een extracurriculair master-honoursprogramma.
Major-minorstelsel Het major-minorstelsel aan de RUG geeft de meeste studenten 30 ECTS vrije keuzeruimte in de bachelorfase die met een minorpakket kan worden ingevuld. Deze 30 ECTS staan hoofdzakelijk geroosterd in het eerste semester van het derde jaar. In 2010 konden studenten uit de faculteiten Economie en Bedrijfskunde, Gedrags- en Maatschappijwetenschappen,
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 19
Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap, Letteren, Ruimtelijke Wetenschappen, Wijsbegeerte en Wiskunde en Natuurwetenschappen gebruik maken van het universiteitsbrede en facultaire minorenaanbod. Daarmee is het major-minorstelsel aan de RUG, conform de afspraken met de faculteiten, volledig geïmplementeerd. De medische faculteit participeert niet in het major-minorsysteem, terwijl de juridische faculteit studenten alleen de mogelijkheid biedt een minor te volgen via een vrij bachelorprogramma. Uit een analyse van de instroom blijkt dat er een lichte stijging is van het percentage studenten (40%) dat kiest voor een universiteitbrede minor en daarmee buiten de grenzen van de eigen discipline kijkt. Daarentegen is de belangstelling voor de educatieve minor gedaald van 66 studenten naar 50 studenten. De overige studenten hebben gekozen voor een verdiepende of facultaire minor. Om na te gaan hoe studenten denken over het minorenstelsel worden de ervaringen van de minorstudenten geëvalueerd. Een aantal aandachtspunten uit de eerste evaluatie van 2008-2009 geeft een aanzienlijke verbetering te zien. Zo is het percentage studenten dat de minor niet kan afronden vanwege de verplichting majorvakken te volgen aanzienlijk gedaald en wordt nu ook de algemene communicatie over de minoren positief gewaardeerd. De algehele tevredenheid van de studenten over het volgen van een minor is ook licht gestegen, van 70 naar 71%.
Honours College Het College biedt excellente studenten universiteitsbreed de mogelijkheid een verzwaard bachelorprogramma te volgen. Hiermee wil de universiteit de beste studenten de kans geven zich optimaal te ontplooien. Het volgen van een honoursprogramma betekent dat een student bovenop het reguliere bachelorprogramma van 180 ECTS in 3 jaar 45 ECTS extra moet halen. Het honoursprogramma kent verdiepende en verbredende onderdelen en een stuk persoonlijke ontwikkeling. Het traject begint in het tweede semester van de propedeuse en loopt door tot en met het derde jaar. Voor deelname aan het Honours College worden de studenten geselecteerd. In het voorjaar 2010 is een eerste lichting van 225 studenten gestart met het bachelor-honoursprogramma. Gezien de maximale instroom van 250 studenten kan dit als een succesvolle start worden beschouwd. Eerste evaluaties geven aan dat zowel studenten als docenten enthousiast zijn over het programma. Een aandachtspunt is de hoge extra belasting die een deel van de studenten ervaart. In 2010 heeft het Honours College tevens een succesvolle aanvraag voor een master-honoursprogramma gedaan bij het Siriusprogramma. Hiervoor is een subsidie van € 1,15 mln verworven. Het master-honoursprogramma is een extracurriculair programma van 15 ECTS met als thema leiderschap. Het programma is zowel bedoeld voor studenten uit de reguliere masters als voor studenten uit de topmasters en onderzoeksmasters. Toelating vindt plaats op basis van selectie. Het master-honoursprogramma zal in 2011 starten.
20
2.2 Professionaliteit docenten Een van de belangrijkste ingrediënten van goed onderwijs binnen de RUG wordt gevormd door de docenten. De actualiteit van de stelling ‘Goede docenten maken goed onderwijs’ wordt keer op keer duidelijk, niet alleen uit externe onderwijsevaluaties, maar ook uit eigen onderzoek zoals de studentenenquête ‘Honderd over de RUG’. De analyses die uitgevoerd zijn in het kader van de verbetering van de rendementen geven aan dat ingezet moet worden op intensivering van het onderwijs. Dat betekent kleinere groepen studenten in kleinere collegezalen en meer tijd voor docenten om te besteden aan onderwijs, begeleiding, beoordeling en het geven van feedback op maat. Alleen dan kan de kwaliteit van het RUG-onderwijs duurzaam verbeteren. Behalve meer beschikbare tijd en middelen voor onderwijs is het vaststellen van de kwaliteiten van een goede docent voor het geven van verschillende typen onderwijs essentieel.
Basiskwalificatie Onderwijs In 2010 is vastgesteld dat de kwalificering van docenten niet voldoende op gang gekomen is, waardoor een systematisch zicht op docent- en doceerkwaliteit ontbreekt. Daarom is gekozen om ervaren en bekwame docenten de mogelijkheid te bieden zich voor BKO (Basiskwalificatie Onderwijs) te registreren door middel van een onderwijsportfolio, dat wordt beoordeeld door facultaire registratiecommissies. Op basis daarvan kan een traject voor verdere ontwikkeling of uitbreiding van die bekwaamheden bij docenten worden ingezet. Voor de periode 2011-2015 zijn met faculteiten de volgende uitgangspunten voor hun streefcijfers overeengekomen: – in 2013 zal 50% van de docenten BKO-gekwalificeerd zijn – in 2015 zou in principe 80% van de RUG-docenten in het bezit van een BKO moeten zijn. In 2010 heeft een VSNU-commissie een audit uitgevoerd die betrekking had op het bestaande BKO-scholingstraject en de BKO-registratie via een portfolio. De uitkomsten waren positief en zodanig dat beide mogelijkheden om een BKO te verwerven de komende jaren worden ingezet.
RUG-Docent van het Jaar Op 4 februari 2010 werd Jan-Willem Romeijn van de Faculteit Wijsbegeerte gekozen tot RUG-Docent van het Jaar 2009. Het was voor de derde keer dat deze competitie plaatsvond. Docent van het Jaar 2010 is Rob den Otter van de Faculteit Medische Wetenschappen/UMCG geworden. Dat werd bekend op 3 februari 2011.
2.3 Rendementen In 2010 was er opnieuw veel aandacht voor de verbetering van de rendementen. De aanleiding is gelegen enerzijds in de matige prestaties vergeleken met andere universiteiten en de eisen die het Ministerie van OC&W stelt. Anderzijds is er de doelstelling van de instelling om ervoor te zorgen dat iedere student op de juiste plaats terecht komt. Een majeure inspanning is noodzakelijk van alle faculteiten om de rendementen van de gehele instelling te verbeteren. De doelstelling is als volgt: – algemeen: sneller de juiste student op de juiste plaats – verhogen van het aantal behaalde studiepunten in de propedeuse: 75% haalt ten minste 40 EC – halveren van de uitval, vooral in de propedeuse: 20% uitval binnen de opleidingen daalt naar 10% – verkorting van de totale studieduur (bachelor en master) naar nominaal +1 jaar, 70% van de herinschrijvers in de bachelor haalt na 4 jaar een diploma. – kritische beoordeling van de wijze van toetsing binnen de instelling en eventuele aanpassing.
trekkingsrechten op basis van de aantallen studenten in het eerste jaar van de bacheloropleidingen. De actieplannen beogen primair intensivering van het onderwijs in de propedeuse door het verlagen van de onderwijsstafstudentratio en kunnen gericht zijn op het uitbreiden van het aantal kleinschalige werkcolleges, intensievere instructie en begeleiding bij individuele opdrachten en dergelijke. Daarnaast dienen de bestaande (facultaire) rendementsplannen als vertrekpunt. Meetbare effecten op de rendementen worden niet eerder dan 2011-2012 verwacht.
TABEL 1 Bachelorrendement na 4 jaar 60,0%
50,0%
40,0%
30,0%
De RUG-notitie ‘Onderwijslijnen 2007-2010’ is de basis voor het beleid op het gebied van rendementen, toetsing, studiebegeleiding en de ontwikkeling van minoren. In 2010 was er ruime aandacht voor maatregelen die het studiesucces van studenten in de bachelorfase verbeteren. De faculteiten kregen hiervoor in 2008 € 1,6 mln toegekend, in 2009 € 3,0 mln en in 2010 ook € 3,0 mln. De begeleidingscommissie evaluatie rendementen verzorgt in opdracht van het College van Bestuur een evaluatie op de volgende punten: 1. effecten op studievoortgang en studierendement 2. doorvoering van de toegezegde maatregelen 3. waargenomen effecten van de afzonderlijke maatregelen 4. financiële verantwoording De eindrapportage zal in het najaar van 2011 gereed zijn.
20,0%
10,0%
0,0%
2002
2003
2004
2005
2006
Percentage (RUG)
TABEL 2 Aantal behaalde ECTS in het eerste jaar 100% 90% 80%
Meerjarenafspraken De minister van OC&W heeft medio 2008 met de VSNU meerjarenafspraken gemaakt om het studiesucces in en de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs te vergroten. De universiteiten willen zich inspannen om de volgende ambities te realiseren: – de verwijzende en bindende functie van het eerste jaar versterken – de studie-uitval in bachelor-2 en -3 halveren (herinschrijving na eerste bachelorjaar) – meer studenten in vier jaar de bachelor laten afronden (herinschrijving na eerste bachelorjaar) – tien procent van de studenten meer dan het standaardprogramma laten studeren.
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
< 40
2006
2007 40 - 60
2008
2009
> 60
Daartoe heeft de minister aan de universiteiten extra financiële middelen beschikbaar gesteld, bedoeld als steun in de rug. Voor de jaren 2008, 2009 en 2010 kwam in dit kader ruim € 7,6 mln beschikbaar voor de RUG. De middelen voor de jaren 2008, 2009 en 2010 zijn aan faculteiten toegewezen in de vorm van
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 21
TABEL 3 U itval uit HO jaar 1 en Opleidingsuitval uit jaar 2
2.4 Instroom en relatiebeheer
en 3, cohort 2005
De RUG wil het landelijk marktaandeel(nu 9,2% voor bachelor- en masteropleidingen, 11,4% bij alleen bachelor) behouden en zo mogelijk vergroten. Het voorlichtingsmenu van de instelling is daarop gericht, evenals acties van de individuele faculteiten. Ook zet de RUG veel tijd en middelen in om de aansluiting tussen VWO en WO te verbeteren en de contacten met het VO te versterken en uit te breiden, vooral op een vraaggerichte manier.
20,0% 18,0% 16,0% 14,0% 12,0% 10,0% 8,0% 6,0%
TABEL 4 Aantal en aandeel eerstejaars-instelling RUG
4,0% 2,0% 0,0%
2002
2003
2004
2005
2006
2007
7000
11,0%
6000
10,5%
Percentage (RUG) 5000 10,0%
Bindend Studieadvies In 2009 is begonnen aan het uitwerken van de kaders waarbinnen het Bindend studieadvies aan de RUG kon worden ingevoerd. Het uitgangspunt bij de invoering was dat de oriënterende, verwijzende en selecterende functie van de propedeuse geborgd en versterkt zou worden en een impuls voor het vergroten van de onderwijskwaliteit zou zijn. Hiertoe is er in 2009 een RUG-brede stuurgroep onder leiding van de Rector Magnificus ingesteld die randvoorwaarden voor de invoering heeft opgesteld. Begin 2010 waren er 27 randvoorwaarden geformuleerd waaraan opleidingen moesten voldoen om het Bindend studieadvies in te voeren. In 2010 heeft de stuurgroep de opleidingen getoetst aan de randvoorwaarden, regelgeving geformuleerd en algemene kaders voor de implementatie ontwikkeld. Het College van Bestuur heeft verdeeld over 3 jaar € 1 mln aan faculteiten aan trekkingsrechten ter beschikking gesteld voor de invoering van het Bindend studieadvies en de verbetering van de onderwijskwaliteit in de propedeutische fase. Na instemming van de medezeggenschap is er in juni een grote onderwijsconferentie over het Bindend studieadvies georganiseerd. Op 1 september is het Bindend studieadvies bij alle opleidingen aan de RUG ingevoerd.
Verwevenheid onderwijs-onderzoek In 2010 hebben de Universitaire Commissie Onderwijs en de Universitaire Commissie Wetenschappen geïnventariseerd op welke manieren het onderwijs en onderzoek aan de RUG zijn verweven. Op basis van goede voorbeelden intern, nationaal en internationaal is er op basis van de aanbevelingen van beide commissies een kader ontwikkeld voor de hele instelling. In het kader zijn standaarden geformuleerd waaraan opleidingen dienen te voldoen en de manier waarop de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek transparant dient te worden gemaakt in een onderzoekslijn in het curriculum. Begin 2011 is dit kader vastgesteld; het wordt in de loop van 2011 geïmplementeerd.
22
4000 9,5% 3000 9,0% 2000 8.5%
1000
0
2005
2006
Marktaandeel
2007
2008
2009
2010
8%
Aantal
Het relatiebeheer met het voortgezet onderwijs valt in twee delen uiteen: enerzijds de studievoorlichting plus begeleiding van de studiekeuze en anderzijds de samenwerking met het VO op inhoudelijk gebied over aansluiting. Studievoorlichting is een taak van de faculteiten en de instelling. De VWO/WO-projecten vinden op verschillende niveaus en manieren plaats. Als de zogeheten aansluitprojecten relevant zijn voor de hele instelling, worden ze ondergebracht in de RUG-Scholierenacademie. Het uiteindelijke doel is ervoor te zorgen dat meer studenten sneller op de voor hen juiste plaats bij de RUG terechtkomen.
Scholierenacademie In 2008 is de bundeling van alle aansluitingsinitiatieven binnen de RUG in de Scholierenacademie voltooid. Het oogmerk is de toegankelijkheid voor het VWO en de samenhang binnen de RUG intern te verbeteren. Tevens is de interne samenwerking tussen de facultaire Steunpunten en de Scholierenacademie uitgebouwd. Het aantal contacten met VWO-scholen en - scholieren is uitgebreid. In het collegejaar 2009-2010 is op basis van het ‘Routeplan Scholierenacademie 2009-2013’ ingezet op een verbeterde dienstverlening. Deze bestond vooral uit een verbeterd en uitgebreider programma en heldere communicatie daarover. Scholen hebben in verband met hun jaarplanning grote behoefte
aan een jaarlijks terugkerend programma, dat lang van tevoren vaststaat. Nieuwe initiatieven van de Scholierenacademie worden daarom zoveel mogelijk met een bijbehorend ‘meerjarenplan’ ontwikkeld. Omdat ‘binding met’ en ‘je thuis voelen bij’ een opleiding zeer bepalende factoren zijn voor studiesucces, zijn de scholieren zoveel mogelijk te gast bij de betreffende faculteit zelf, opdat zij echt de sfeer kunnen proeven. Daarnaast worden digitale webklassen aangeboden. Deze webklassen hebben het voordeel dat zij vanaf huis kunnen worden gevolgd, waardoor het geografische bereik veel groter wordt. Behalve projecten voor studiekiezers organiseert de Scholierenacademie activiteiten voor hun docenten, zoals een themamiddag en het rectorenberaad.
Leerlingen basisschool In 2010 werd subsidie verkregen voor het opzetten van een Orion Wetenschapsknooppunt Noord-Nederland (Sirius en Platform Bèta-Techniek) voor basisscholen, dat in collegejaar 2010-2011 van start zal gaan. Het Wetenschapsknooppunt is een nieuw samenwerkingsverband van de RUG en de Hanzehogeschool Groningen om leerlingen van basisscholen in Noord-Nederland kans te geven hun talenten op jonge leeftijd te laten ontplooien. De Scholierenacademie zal een deel van de inhoudelijke activiteiten voor haar rekening nemen, samen met het RUG Universiteitsmuseum, de Discoverytruck, het mobiele planetarium van het sterrenkundig Kapteyn Instituut en het sciencecentrum De Magneet van de Hanzehogeschool Groningen. Voor scholieren van de basisschool is er tot slot de Kinderuniversiteit, waarbij 750 kinderen van 28 verschillende basisscholen in Noord-Nederland een college krijgen bij de RUG .
2.5 Kwaliteitszorg
Daarnaast zijn de opleidingen van Rechtsgeleerdheid bezocht door visitatiecommissies van de QANU. De definitieve rapportage van deze visitatie wordt in 2011 opgeleverd, maar gezien de mondelinge terugkoppeling kan heraccreditatie met vertrouwen tegemoet worden gezien. Voor de postinitiële executive master of Finance and Control is de visitatieprocedure in gang gezet en heeft begin 2011 het bezoek van de visitatiecommissie plaatsgevonden.
CHE Excellence Ranking In 2010 is de RUG wederom geselecteerd door het Duitse Centrum für Hochschulentwicklung (CHE) om deel te nemen aan de Excellence Ranking 2010 op de gebieden Biologie, Natuurkunde en Scheikunde. Dit betekent dat de RUG nu op vijf van de zeven door het CHE onderscheiden gebieden van de Excellence Ranking tot de Excellence Group (de topuniversiteiten) van Europa behoort. Met de Excellence Ranking, gepubliceerd in samenwerking met ‘Die Zeit’, kunnen aankomende masterstudenten en promovendi universiteiten met elkaar vergelijken op de genoemde disciplines.
Quamatrix In 2010 heeft de RUG gewerkt aan de optimalisering van het instellingskader voor de kwaliteit en kwaliteitszorg van het onderwijs in Quamatrix, het digitale procesmanagement en databasesysteem voor de kwaliteitszorg. Via dit systeem wordt de gewenste, uniforme, jaarlijkse rapportage van alle faculteiten over kwaliteit en kwaliteitszorg gerealiseerd. Dat vormt het informatie- en sturingsinstrument bij het ontwikkelen van centraal en facultair onderwijsbeleid. De rapporten vormen daarom een vast agendapunt tijdens het Bestuurlijk Overleg tussen College en faculteitsbesturen. Behalve het optimaliseren van het instellingskader heeft de RUG haar centrale onderwijsbeleid geanalyseerd en waar nodig aangepast in voorbereiding op het nieuwe accreditatiestelsel.
De RUG hanteert een systeem van integrale kwaliteitszorg om de hoge kwaliteit van het onderwijs te garanderen. Dit voorziet in een continue controle van de onderwijskwaliteit. Mogelijke problemen worden direct gesignaleerd, waarna verbeteringsacties in gang worden gezet. Behalve inhoud en proces van het onderwijs gaat er aandacht naar de zogenaamde kleine kwaliteit, zoals infrastructuur en voorzieningen. Waardering voor het onderwijs en het welbevinden van de student zijn hieraan sterk gekoppeld.
Accreditatie en visitatie In 2010 zijn de opleidingen economie, biologie en wijsbegeerte succesvol aangeboden ter heraccreditatie. Uit de QANUrapportage konden de volgende conclusies worden getrokken: – alle opleidingen voldoen aan de standaarden voor basiskwaliteit – de economische opleidingen scoren goed op de samenhang van de programma’s en het interne kwaliteitszorgsysteem – de staf en het tutorsysteem van de biologische opleidingen steken qua kwaliteit boven het standaardniveau uit – bij de Faculteit Wijsbegeerte onderscheidt vooral het curriculum van het bachelorprogramma zich gunstig van de andere landelijke opleidingen.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 23
3.
Onderzoek
Cijfers > WP totaal
2.729
WP RUG zonder UMCG
1.932
WP UMCG
797
WP uit buitenland
674
De RUG heeft de ambitie zich op Europees niveau te positioneren als een top 100-onderzoeksuniversiteit. Kwantitatief moet het aantal promoties op termijn stijgen naar 500. De Graduate Schools vormen een belangrijk instrument om dit te verwezenlijken. Het aantal promoties zal ook bevorderd worden door een grotere internationale instroom van zowel master- als promotiestudenten.
> aantal wetenschappelijke publicaties
5.948
Strategisch Plan 2010-2015
> aantal promoties
384
> hoogleraren
315
In het Strategisch Plan 2010-2015 van de RUG zijn de belangrijkste doelstellingen van het onderzoekbeleid in de komende jaren geformuleerd, alsmede de middelen om die doelen te bereiken.
> subsidies
Veni
11
Vidi
9
Kwaliteit van de onderzoeker centraal
Vici
4
Rubicon
12
ERC Starting Grants
4
Excellente, zichtbare onderzoekers, die hun passie vertalen naar studenten en samenleving, bepalen het succes van de universiteit als researchinstelling. Dat aantal moet toenemen. Individuele kwaliteit komt tot uiting in de kwaliteit van de publicaties, de impact van de tijdschriften waarin wordt gepubliceerd, de citaties, de wervingskracht in de tweede en derde geldstroom, de deelname en het leiderschap in nationale en internationale projecten, de gewonnen prijzen, het aantal en de kwaliteit van promoties en uitstekende internationale beoordelingen. Publicaties in toptijdschriften zijn belangrijker dan het aantal publicaties.
Tenure track leidt tot kwaliteit Het selecteren, behouden en belonen van talent is een van de belangrijkste aspecten van het personeelsbeleid. Het creëren van een goede onderzoeksomgeving met uitstekende voorzieningen is daar direct mee verbonden. De RUG wil ruimte bieden voor kwaliteit. Jong talent uit binnenland en buitenland, mannen en vrouwen, wordt aan onze universiteit gekoesterd en uitgedaagd. Kwaliteit kan en mag zich bewijzen en op basis daarvan de eigen loopbaan ontwikkelen. In het tenure track-systeem is dit heel evident door de loopbaan die wordt doorlopen bij het voldoen aan de hoge criteria.
Promovendi In de University of Groningen Graduate School komt de gemeenschappelijkheid van de facultaire Graduate Schools tot uitdrukking. De gezamenlijke initiatieven bij werving, scholing en begeleiding hebben tot doel de zichtbaarheid en de kwaliteit van de Graduate Schools te vergroten en het aantal promoties te verhogen. De opleiding en de begeleiding van de PhD’s staan centraal in de Graduate School. Voorts dient het aantal promoties uit de tweede en derde geldstroom en promoties van derden toe te nemen. Het doel is dat het aantal promoties voor 2015 tot 500 per jaar stijgt.
Postdocs De universiteit heeft in de komende jaren weinig middelen beschikbaar vanuit de eerste geldstroom voor nieuwe postdocplaatsen. Het doel is een stijging met 20% tot 2015, die echter grotendeels gefinancierd moet worden uit de tweede en derde geldstroom.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 25
Extra financieringsbronnen
EU
De competitie om de geldstromen neemt toe. De gelden voor NWO zijn uitgebreid ten koste van de financiering van de universiteiten. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie financiert stimuleringsprojecten die aansluiten op de belangrijke thema’s in de Nederlandse kenniseconomie in nationale programma’s. De financiering vanuit de Europese Unie wordt ook steeds belangrijker en is doorgaans zeer competitief. De afhankelijkheid van ons vermogen om externe financieringsbronnen aan te boren neemt dus toe. Dat betekent enerzijds dat ook de interne competitie, als wegbereider voor succes buiten, moet toenemen. Anderzijds betekent het dat de universiteit de onderzoekers zo goed mogelijk moet trainen, begeleiden en voorbereiden op de procedures en gesprekken bij aanvragen, tenders, voorstellen en dergelijke. De huidige voorzieningen (ruggesteun, transfer en liaison) worden verstevigd en zo mogelijk uitgebreid.
De European Research Council kende in 2010 in totaal 22 persoonsgebonden subsidies (Starting Grants) aan Nederlandse universiteiten toe, waarvan er vier naar Groningse onderzoekers gingen. Met een score van 18,2% staat de RUG daarmee bovenaan in 2010. In 2010 is er beleid geformuleerd om de bestaande VIpresentatietrainingen en schrijfworkshops uit te breiden voor de European Research Council persoonsgebonden subsidies.
Europese Unie De toename van het belang van de EU in financiering van onderzoek moet worden gespiegeld in een toename van het aandeel van de RUG in de Europese subsidies. Het huidige groeitempo met minimaal 10% groei per jaar wordt gehandhaafd.
3.1 Individuele kwaliteit
Endowed Chairs In 2009 werd het nieuwe Endowed Chairs-programma gestart, waarmee een tiental toponderzoekers wordt aangetrokken. Inmiddels zijn acht Endowed Chair-posities ingevuld, waarvan zes in 2010. De onderzoekers dienen het onderzoek binnen de faculteit te versterken en in (inter)nationaal verband op de kaart te zetten en ontvangen daartoe voor een periode van vijf jaar een Endowed Chair. Samen met een bijbehorend exploitatiebudget stelt ze dat in staat hun succesvolle onderzoekslijn voort te zetten onder de vlag van de RUG.
KNAW Binnen het KNAW-programma Akademiehoogleraren zijn in 2010 vier hoogleraren in de prijzen gevallen, waaronder twee RUGhoogleraren: Eric Bergshoeff en Liesbeth de Vries. Sinds 2003 zijn er 37 hoogleraren benoemd tot Akademiehoogleraar, van wie vijf RUG hoogleraren. Het Groningse aandeel is daarmee 13,5%.
De RUG investeerde in 2010 in individueel onderzoekstalent door middel van scholarships voor researchmasterstudenten (Praediniusbeurzen), scholarships voor vrouwelijke toponderzoekers (Rosalind Franklin Fellowship Programma) en Honorary Scholarships voor externe Vernieuwingsimpuls– aanvragers en voor alle European Research Council-aanvragers. De RUG heeft in 2010 goed gescoord bij prijzen voor individuele topkwaliteit, van jong talent tot senior top onderzoekers, van Rubicon tot Akademiehoogleraar (zie bijlage 1). Toch heeft de RUG nog meer toponderzoekers nodig. Landelijk gezien heeft zij de ambitie het aantal Veni’s, Spinozapremies, ERC Advanced Grants en veel geciteerde onderzoekers te verhogen.
3.2 Strategische groepen en instituten
NWO
Toponderzoek en samenwerking
In het persoonsgebonden Rubiconprogramma van NWO, gericht op jonge, veelbelovende gepromoveerde onderzoekers, haalden RUG-onderzoekers in 2010 twaalf subsidies binnen (13,2%). In het persoonsgebonden Vernieuwingsimpulsprogramma van NWO behaalde de RUG in 2010 haar streefcijfer van 10% van het totaal aantal aan universiteiten en UMC’s toegekende subsidies voor de Vidi- en Vici-subsidies (respectievelijk 12% en 12,5%). Voor de Veni lag de score ruim onder de 10% (respectievelijk 7,4%). Om het aandeel van de RUG in de Veni-, Vidi- en Vici-subsidies te verhogen zijn er in de afgelopen jaren extra initiatieven geformuleerd, zoals presentatietrainingen en schrijfworkshops.
Groningen is trots op zijn toponderzoekschool ZIAM (Zernike Institute for Advanced Materials). Groningse onderzoekers zijn ook actief in nog twee van de landelijke toponderzoekscholen, namelijk NOVA (sterrenkunde) en NRSC-Catalysis. In 2010 heeft een internationale commissie de zes scholen beoordeeld. Alle scholen kregen een goede beoordeling; maar het Zernike Institute en NOVA zijn beide als ‘exemplary’ (de hoogst mogelijke score) beoordeeld. Toponderzoekscholen en de dieptestrategie blijken te bereiken wat ermee beoogd wordt. In het sectorplan natuur- en scheikunde zijn zes sleutelgebieden vastgelegd, die de sterke punten en excellentie van het chemie- en fysicaonderzoek in de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen en het KVI representeren. Daarmee is een ambitieus en vooruitstrevend plan geformuleerd voor het
26
De RUG is een research-universiteit in de Europese top van het wetenschappelijk onderzoek. Onderzoekers binnen een groot aantal wetenschapsgebieden verrichten grensverleggend onderzoek. De kwaliteit van het onderzoek blijkt ook uit de resultaten van externe beoordelingen, erkenningen en toekenning van subsidies. Van de 147 volgens het SEP (Standaard Evaluatie Protocol) beoordeelde RUG-programma’s hebben er 93 een gemiddelde score van ten minste 4 (zeer goed) gehaald in de externe beoordeling van het onderzoek. Daarvan hebben 10 groepen de hoogste score, namelijk vier maal 5 (excellent).
onderzoek en het onderwijs. De minister heeft in het voorjaar van 2010 het advies van de commissie Breimer hierover overgenomen en extra middelen toegekend. Groningse groepen zijn ook in 2010 weer succesvol gebleken in de topinstituten, zoals het TI Pharma en het Topinstituut Food and Nutrition en diverse andere landelijke consortia zoals het Center for Translational Molecular Medicine (CTMM) en het BioMedical Materials-program (BMM). Onderzoekers van de RUG werken samen met of zijn aangesteld bij KNAW- en NWO-instituten. Met het NIOZ is in 2010 een nieuwe samenwerkingsovereenkomst gesloten.
Energie Het onderzoek op het terrein van energie is ook in 2010 toegenomen, onder meer door de toekenningen in de genoemde nationale sectorplannen natuur- en scheikunde en diverse andere onderzoekssubsidies. Begin 2010 is het FWN-instituut ESRIG gestart en inmiddels is GESP opgericht, het Groningen Energy and Sustainability Programme, waarin al het energiegerelateerde onderzoek aan de instelling samenkomt. Het onderzoek op het terrein van gas en energie heeft met de voortgang van het consortium EDGaR een grote impuls gekregen. In EDGaR wordt met nationale partners onderzoek verricht naar duurzame energie, gecombineerd met de kennis op het gebied van gas en de bestaande gasinfrastructuur. Daarnaast werd er in 2009 een belangrijke overeenkomst met RWE gesloten. In die samenwerking worden economische en juridische aspecten van Carbon Capture and Storage (CCS) onderzocht oftewel het afvangen, transporteren en opslaan van CO2.
Healthy Ageing en Life Sciences Een belangrijk kenmerk van het Groningse onderzoek bij de thema’s Energie en Healthy Ageing (HA) is de breedte en de interdisciplinariteit. In beide thema’s zijn verscheidene faculteiten en groepen betrokken, zodat natuurwetenschappelijk onderzoek gecombineerd wordt met maatschappij- en gedragswetenschappelijk en medisch onderzoek. Een belangrijk deel van het levenswetenschappelijk onderzoek sluit aan bij het onderzoek in het UMCG naar Healthy Ageing. De vruchtbare samenwerking blijkt onder meer uit de erkenning door NWO van het Groningse Centrum voor Energy Metabolism and Ageing als een van de drie landelijke NWO-centra voor Systeem Biologie. Ook het KVI werkt samen met onderzoekers in het UMCG. Zo is een STW-subsidie verkregen voor gezamenlijk onderzoek naar protonentherapie. Het regionale MKB-cluster Drugtargeting and Delivery is een bedrijvennetwerk dat al een paar jaar samenwerkt met RUG en UMCG als kennisinstellingen op het gebied van geneesmiddelenontwikkeling. Het cluster is een forum voor uitwisseling van wetenschappelijk en technologisch onderzoek en is initiator van de ontwikkeling van nieuwe business-concepten voor de biomedische sector. Door de krachten in de sterk groeiende noordelijke sector levenswetenschappen te bundelen is het mogelijk farmaceutische bedrijven te interesseren om te investeren in nieuwe ontwikkelingen en in innovatieve projecten. Regionaal is het Healthy Ageing Network Noord-Nederland
(HANNN) actief waarin bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en intermediaire organisaties gezamenlijk voortbouwen op bestaande initiatieven en programma’s die in het kader van Healthy Ageing reeds lopen. In 2010 is de eerste steen gelegd van het gebouw voor European Research Institute on the Biology of Ageing (ERIBA).
Valorisatie In de valorisatie kiest de RUG een profiel in samenwerking met bedrijven en overheden, waarbij een aantal grote maatschappelijke vragen wordt beantwoord. Bij deze valorisatie speelt met name ook de verbinding met de regio een belangrijke rol. De subsidietoekenningen moeten worden gezien als een erkenning voor de wetenschappelijke kwaliteit én maatschappelijke en economische relevantie van die voorstellen. Dit laatste blijkt uit diverse toekenningen van regionale en landelijke middelen (SNN, Koers Noord, Pieken in de Delta), Europese (EFRO) en de eenmalige Zuiderzee-compensatiemiddelen.
CCC Het consortium Carbohydrate Competence Center (CCC), waarvan de RUG penvoerder is, heeft in 2010 opnieuw subsidie ontvangen uit het programma Koers Noord van SNN en de provincies Groningen, Friesland en Drenthe voor het project Versterking en Verbreding. In totaal wordt nu in samenwerking met 24 industriële en onderzoekspartners een vraaggestuurd onderzoeksprogramma uitgevoerd op het gebied van koolhydraten ter waarde van € 27 mln.
BioBRUG Het project BioBRUG is ingezet als publiek-privaat samenwerkingsproject tussen bedrijven (waaronder BioMCN), de RUG als kennisinstelling en de overheid (Gemeente en Provincie Groningen). BioBRUG is een regionaal raamprogramma waarbij vragen uit het MKB, vooral op het gebied van groene grondstoffen en groene processen, een adequaat antwoord vinden. Regionale en landelijke middelen liggen ten grondslag aan de toekenning van het project.
TARGET Het consortium TARGET wil in Noord-Nederland een kenniscluster vormen. Nationaal en internationaal wil het trendsetter zijn voor de uitbouw en exploitatie zowel in de wereld van e-science, van e-commerce en e-governance. TARGET werkt aan een grote uitdaging bij de toepassing van grootschalige sensorsystemen en dataverwerking, namelijk het op een efficiënte manier kennis en informatie uit grote hoeveelheden data halen.
ISW Het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid is een multidisciplinaire, interuniversitaire onderzoeksinstelling. Door wetenschappelijk onderzoek wil het inzicht verschaffen in een sociaal weerbare samenleving. Op het gebied van buurten, scholen en geloofsgemeenschappen wordt onderzoek gedaan voor en met Oranjefonds, de politie en andere instellingen.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 27
3.3. Kwaliteitszorg De RUG is een universiteit waarvan wetenschappelijk onderwijs en onderzoek internationaal hoog staan aangeschreven. Door gerichte financiële ondersteuning krijgen excellente onderzoekers en uitmuntend jong talent meer ruimte om zich te ontwikkelen. Het is van vitaal belang om kwaliteit, en de variatie daarin, te identificeren en zodoende aan te tonen waar zich de sterke en minder sterke punten in het Groningse onderzoek bevinden. Met haar kwaliteitszorg streeft de RUG ook naar verbetering van onderzoeksmanagement en leiderschap. Ten slotte legt zij met de eruit voortvloeiende publieke rapportages conform het landelijke Standaard Evaluatie Protocol (SEP) rekenschap af aan overheid en maatschappij. Het onderzoek wordt eens in de zes jaar beoordeeld door een externe commissie (PRC). Tussentijds vinden interne zelfevaluaties plaats die de basis vormen voor de zogenoemde midterm-reviews van het onderzoek.
Standaard Evaluatie Protocol Eind 2009 is het landelijke Standaard Evaluatie Protocol (SEP) aangepast. In juni 2010 is de definitieve versie ‘SEP 2009-2015’ gepubliceerd. Najaar 2010 zijn de bestuurlijke uitgangspunten geformuleerd voor aanpassing van het ‘Protocol Kwaliteitszorg Onderzoek RUG’ aan het nieuwe SEP: −− Sterkere nadruk op ‘maatschappelijke relevantie’: De RUG is een ‘comprehensive research university’ en koestert zowel fundamenteel als toegepast onderzoek. Deze diversiteit impliceert dat niet al haar onderzoek zich in gelijke mate richt op maatschappelijke relevantie. Alleen eenheden met een belangrijke maatschappelijke missie worden daarom verplicht deze naar beste vermogen kwantitatief te onderbouwen. Daartoe wordt onder andere verwezen naar de ERiC-publicatie ‘Handreiking Evaluatie van maatschappelijke relevantie van wetenschappelijk onderzoek’. −− Sterkere nadruk op ‘positionering en benchmarking’: De RUG verwacht dat een gedegen benchmark meest haalbaar is indien meerdere instituten gelijktijdig beoordeeld worden door dezelfde PRC. Daarom geeft zij voorkeur aan landelijke externe beoordelingen. Indien een faculteit in plaats daarvan een eigen instituut lokaal wil laten beoordelen, dient zij aan te geven hoe voorzien kan worden in een afdoende onderbouwde benchmark. −− Toevoeging ‘beoordeling promotieopleidingen’: Een nieuw bijlage gaat nader in op de specifieke rol- en taakverdeling tussen de Groningse Onderzoekinstituten enerzijds en de Graduate Schools anderzijds. −− ‘Vereenvoudigde SEP-formats’ voor de zelfstudies en midtermreviews. Ter behoud van de vergelijkbaarheid is aan het RUG protocol een nieuw format voor de zelfstudie toegevoegd met minimaal verplichte onderdelen. De RUG hanteerde vanaf 2006 al een sterk vereenvoudigd format voor de midterm-reviews, dat vrijwel ongewijzigd overgenomen is in het nieuwe protocol. Daarnaast is het tijdschema voor midterm-reviews en externe visitaties eind 2010 geactualiseerd. Het nieuwe RUG-protocol wordt voorjaar 2011 definitief vastgesteld en gepubliceerd.
28
Interne onderzoeksbeoordelingen In het verslagjaar zijn midterm-reviews gestart van de GMWinstituten Nieuwenhuis en GCS, alsmede van het onderzoek van het URSI (Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen). De eindrapportage wordt in 2011 verwacht.
Externe onderzoeksbeoordelingen Economie en Bedrijfskunde In 2010 is de bestuurlijke reactie op de externe, landelijke beoordeling van het Economie & Bedrijfskunde onderzoek vastgesteld. De goede beoordeling van de vijf onderzoeksgroepen die ook in het publieke PRC-rapport opgenomen zijn, vormde geen aanleiding voor ingrijpende maatregelen. Met een verhoogde inspanning om jong talent aan te trekken en door implementatie van aangescherpte criteria voor SOM erkenning, verwacht het FEB-bestuur de programma’s verder te versterken. Onder meer door vergroting van de coherentie en toename van het aantal publicaties in internationale toptijdschriften. Verder zijn drie SOM-programma’s in oprichting vertrouwelijk beoordeeld (via een managementletter van de PRC). Gegeven de positieve beoordeling en de kleine omvang van 2 van de 3, is besloten 1 nieuw OZ-programma te starten onder de naam ‘Innovation & Organization’.
Rechtsgeleerdheid Ook de reactie op het in september 2010 aanvaarde rapport van de landelijke Evaluatiecommissie Rechtswetenschappelijk Onderzoek 2009, dat het onderzoek van de Faculteit Rechtsgeleerdheid beoordeeld heeft, wordt in 2011 vastgesteld.
Letteren en UMCG In 2010 zijn lokale externe visitaties uitgevoerd van de drie OZinstituten van Faculteit Letteren, ICOG, CLCG en GIA, alsmede van de vier UMCG-instituten GUIDE (inclusief het FWN-instituut GRIP), BCN-Brain, het Kolff Instituut en SHARE. Een aantal rapporten is eind 2010 aanvaard, maar de bestuurlijke reacties worden in 2011 vastgesteld.
Wiskunde en Natuurwetenschappen Tot slot zijn in 2010 alle overige FWN-instituten (behalve GRIP) en het KVI beoordeeld door landelijke PRC’s of zijn de voorbereidingen daartoe gestart: −− ZIAM (Physics, Chemistry) −− KVI (Physics) −− ESRIG (Energy and Sustainability Research Institute Groningen), opgericht in 2010 door samenvoeging van het Instituut Voor Energie & Milieu (IVEM) en het Centrum voor Isotopen Onderzoek (Physics) −− Kapteyn Instituut (Astronomy, Toponderzoekschool NOVA) −− Stratingh Instituut (Chemistry), −− ITM (Instituut voor Technologie en Management), in 2009 afgesplitst van Stratingh en gericht op toegepast (bedrijfskundig) onderzoek (Chemistry) −− GBB (Chemistry, Biology) −− CEES (Biology)
−− CBN (Biology) −− Johan Bernoulli Instituut (JBI), voorheen Instituut voor Wiskunde & Informatica (3 visitaties: Mathematics, Computer Science, Applied Mathematics) −− ALICE (Artificial Intelligence and Cognitive Engineering (Computer Science) De meeste PRC-rapporten en alle bestuurlijke reacties daarop komen in 2011 beschikbaar.
3.4 Graduate Schools De RUG kent negen facultaire Graduate Schools, aan het hoofd waarvan het College in 2009 de Dean of Graduate Schools heeft benoemd. De voornaamste ambitie van de Groningen Graduate Schools is een betere kwaliteit van de opleiding van promovendi en het vergroten van het aantal promoties door een betere begeleiding van de promovendi. De volgende doelen worden nagestreefd: −− Het nationaal en internationaal uitdragen van het concept van de Groningse Graduate Schools (GGS) als belangrijk onderdeel van het researchprofiel van de RUG. −− De realisatie van de door het College van Bestuur aangegeven streefcijfers voor promovendi: 500 promoties per jaar in 2015. −− Het verkorten van de promotieduur: 50% van de promovendi is na de nominale duur gepromoveerd, 75% binnen vijf jaar en in totaal 85% binnen zes jaar. −− Het reduceren van de uitval van promovendi tot maximaal 12% van het instroomcohort in het eerste jaar en in de jaren daarna minder dan 1% op jaarbasis. −− Het realiseren van een aantrekkelijk aanbod van kwalitatief hoogstaand onderzoek, onderwijs en faciliteiten in alle GGS.
de Graduate Schools met de Dean of Graduate Schools gestart. Hier bespreekt men ‘good practices’ en stemt men initiatieven af. Daarnaast overlegt de Dean regelmatig met vertegenwoordigers van de promovendi. −− Er is een ‘Intro Event’ voor nieuwe promovendi opgezet. Doelstelling van het ‘Intro Event’ is de nieuwkomers kennis te laten maken met de universiteit, de Groningen Graduate Schools, de stad, de provincie en, vooral elkaar. De vorming van een dergelijk sociaal netwerk vanaf het begin met name tussen internationale en Nederlandse promovendi is van groot belang om de buitenlandse promovendi zich thuis te laten voelen en de kans op een succesvol promotietraject te vergroten. −− Publiciteit om het bestaan en de activiteiten van de Graduate Schools voor het voetlicht brengen (zoals een website en drukwerk).
Promoties In 2010 zijn er 384 promoties succesvol afgerond. Dit betekent een stijging met 41 ten opzichte van 2009 (343 promoties). Tevens is de Graduate School of Medical Sciences, onderdeel GUIDE, erin geslaagd een subsidie van het Graduate Programme van NWO te verwerven. Dit subsidieprogramma (dat in 2009 van start ging) stelt block-grants van circa € 800.000 beschikbaar voor lokale en landelijke graduate schools. Per grant kunnen 4 promovendi worden gefinancierd die binnen de school hun onderzoek gaan uitvoeren.
Dit gebeurt in samenspraak met enerzijds de facultaire Graduate Schools en anderzijds de centrale diensten, zoals de registratie van promovendi (Administratieve Informatie Voorziening), marketing en werving (Communicatie), admission (International Student Desk), en ondersteunende cursussen (Mobiliteit & Opleiding).
Acties −− Om alle promovendi bij de Graduate Schools in beeld te krijgen is er een registratie- en volgsysteem voor promovendi in het leven geroepen (Hora Est/Hora Finita). Door middel van deze systemen kunnen promovendi beter worden ondersteund en begeleid, hetgeen de kans vergroot op een succesvolle promotie. −− Er is een promovendi-enquête uitgevoerd om problemen van promovendi te identificeren en naar aanleiding hiervan gerichte acties te ondernemen. −− Eerste pilots met de 2+3-constructie zijn in gang gezet. Deze constructie bestaat uit 2 jaar onderzoeksmaster, uitmondend in een goedgekeurd projectvoorstel gevolgd door drie jaar PhD. De 2+3-constructie is in het leven geroepen om aan te sluiten bij buitenlandse promotietrajecten en om de problemen met de selectie van goede kandidaten te verminderen. −− Er is een maandelijks overleg van alle directeuren van
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 29
4.
Internationalisering
Cijfers > aantal internationale degreestudenten
bachelor
1.524
master
689
totaal
2.213
> aantal uitwisselingsstudenten
inkomend
731
> uitgaand
823
> percentage internationale PhD-studenten
56
> internationale staf (excl. PhD)
aantal
337 fte
aandeel
18,2%
> Engelstalige bachelorprogramma’s
8
> Engelstalige masterprogramma’s
83
In het strategisch plan ‘400 Years of Passion and Performance’ spreekt het College van Bestuur de ambities voor 2015 uit. Internationalisering wordt beschouwd als een van de vijf fundamenten (‘sporen’) van een versterking van het onderwijs, onderzoek en de internationale positie en reputatie van de RUG. Om deze versterking te bewerkstelligen worden kerndoelen voor 2015 gesteld. In de eerste plaats moet voor 2015 het aantal van ongeveer 5.000 buitenlandse studenten aan de RUG gerealiseerd worden; en minimaal de helft van de RUG-studenten moet tijdens de studie buitenlandervaring hebben opgedaan. In de tweede plaats komt 20% van de wetenschappelijke staf in 2015 uit het buitenland. In de derde plaats zal de strategische samenwerking met selecte internationale partners worden versterkt ter bevordering van de internationale reputatie en profilering van de RUG.
4.1 Algemeen Met het internationaliseringsplan ‘De wereld als podium II’ als leidraad worden in dit hoofdstuk de resultaten van 2010 geëvalueerd. In het jaar 2010 zijn goede resultaten geboekt. Zo is de stijgende lijn van het aantal internationale studenten aan de RUG in 2010 doorgezet. Tevens is het aantal Engelstalige opleidingen gestegen en zijn er nieuwe internationale samenwerkingsverbanden gevormd en bestaande versterkt. Verder is het volgende te melden: −− het totale aantal bachelorstudenten was 1.524, ruim boven de doelstelling van 1.186 −− het totale aantal masterstudenten bedroeg 689, net onder de doelstelling van 716 −− het aantal geregistreerde uitgaande uitwisselingsstudenten bedroeg 823, het aantal inkomende uitwisselingsstudenten was 731 −− grote diversiteit: de RUG telde 115 nationaliteiten in 2010 uit alle continenten ten opzichte van 109 in 2009, 76,6% zijn afkomstig uit Europa en 23,4% zijn afkomstig van buiten Europa −− het totaal aantal Engelstalige bachelorprogramma’s bedraagt 8 in 2010 −− in 2010 gingen 2 nieuwe double/joint master degree programmes van start (Faculty of Economics & Business met Göttingen en Boedapest) −− het totaal aantal Engelstalige masterprogramma’s is hiermee gestegen naar 83 −− er werd een servicepunt voor internationale staf en hun partners gestart; het doel hiervan is de informatievoorziening verder te stroomlijnen en de faciliteiten en ondersteuning meer uniform te maken binnen de RUG −− er werden in 2010 56 studenten binnen gehaald via ‘Erasmus Mundus 2’-projecten (JoinEU-SEE, LISUM en ARBOPEUE) −− een verdere toename van de werkzaamheden en waardering van de International Service Desk, in aantallen klanten en in expertise over alle visa en werkgerelateerde vragen van studenten en stafleden. Door de deelname van de ISD aan een aantal pilots van de IND worden de visumzaken voor studenten en staf steeds verder vereenvoudigd en gedigitaliseerd.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 31
−− de RUG is nog steeds de enige universiteit in Nederland die zowel het Diploma Supplement als het ECTS-label heeft ontvangen van de Europese Unie −− de website is opnieuw uitgebreid voor internationale doelgroepen, met directe informatie over de RUG beschikbaar in het Chinees, Duits, Frans, Indonesisch, Japans, Portugees, Russisch en Spaans −− de digitale internationale nieuwsbrief ‘University of Groningen Worldwide’ gaat vier keer per jaar naar 900 abonnees −− de RUG is actief op steeds meer ‘online communities’, zoals Facebook, Twitter en studiekeuzeplatforms (voor directe werving, verwachtingsmanagement en laagdrempelige informatievoorziening).
4.2 Mobiliteit
Uitwisselingsstudenten Van de inkomende uitwisselingsstudenten die tenminste een semester hier studeren, worden centraal alleen diegenen geregistreerd die een studentnummer aangevraagd hebben om gebruik te maken van de faciliteiten. In het studiejaar 2009-2010 waren er 728 uitwisselingsstudenten, in 2008-2009 waren dat nog 956. De beschikbaarheid van huisvesting is een knelpunt en daarmee een oorzaak van de daling.
Uitgaande studenten Van de uitgaande RUG-studenten voor uitwisseling (voor studie of stage) worden centraal de studenten geregistreerd die een beurs verwerven uit het Erasmusprogramma of het Marco Polo Fonds. Het aantal uitgaande studenten voor uitwisseling via Marco Polo is in 2010 licht gestegen naar 423 (in 2009: 407). Het aantal uitgaande studenten met Erasmusbeurzen is in 2010 gestegen naar 403 (in 2009: 320).
Bachelor- en masterstudenten Het aantal internationale bachelorstudenten is gegroeid met 22,2%, van 1.186 in 2009 naar 1.524 in 2010. Het aantal internationale masterstudenten nam toe van 591 in 2009 naar 689 in 2010 (14,2%). De instroom van nieuwe bachelorstudenten is stabiel gebleven: in 2009 bedroeg het aantal nieuwe bachelorstudenten 602, in 2010 waren dit er 603. Het aantal nieuwe masterstudenten laat een stijging zien van 10,0%: in 2009 bedroeg het aantal masterstudenten 315, in 2010 was dat 347.
Figuur 4.1 Aantal internationale studenten
PhD-studenten Ook het aantal buitenlandse promovendi is in 2010 opnieuw toegenomen, waardoor de RUG in internationaal opzicht een indrukwekkend aandeel internationale PhD’s heeft (56%), die in vergelijkend onderzoek ook erg goed presteren.
Buitenlandse staf In 2010 werkten in totaal 337 fte’s buitenlandse wetenschappelijke stafleden aan de RUG (inclusief UMCG, exclusief promovendi). Dit is 18,2% van de totale staf. De RUG blijft streven naar uitbreiding van het aandeel buitenlandse wetenschappers tot 20%.
2500
Figuur 4.2 U itgaande uitwisselingsstudenten via Erasmus en via Marco Polo 2000 900
1500
800
700 1000 600
500
500
400 0
Bachelor
2006
2007
2008
2009
2010
300
Master 200
100
0
Erasmus
32
2006
2007
2008
Marco Polo
2009
2010
4.3 Internationale marketing De grootste groep internationale bachelorstudenten komt uit Duitsland (67%); China staat op de tweede plaats met 9%. Daarnaast stijgt het aantal studenten uit Saoedi-Arabië snel. In totaal studeerden in 2010 165 studenten uit Saoedi-Arabië aan de RUG; 158 van hen volgen een voorbereidend onderwijsprogramma. Zeven Saoedische studenten volgen inmiddels een bachelor programma. Alle studenten uit dit land studeren bij de Faculteit Medische Wetenschappen. Het grootste deel (84%) van de nieuwe instroom van internationale bachelorstudenten is afkomstig uit Europa. Duitsland is een belangrijk focusland van de RUG. Hier worden veel wervingsactiviteiten gedaan, zoals deelname aan onderwijsbeurzen, schoolbezoeken en voorlichtingsevenementen in Duitsland en Groningen. Behalve Engelstalige programma’s volgen Duitse studenten Nederlandstalige opleidingen. Ze kunnen dus ook alle, hoofdzakelijk Nederlandstalige, bachelorprogramma’s volgen. De meeste Duitse studenten studeren bij de bachelorprogramma’s Psychologie en International Business & Management. Van de nieuwe instroom van internationale masterstudenten (totaal 347) is het merendeel (54%) afkomstig buiten Europa. De RUG ontplooide veel marketingactiviteiten in de focuslanden en -regio’s, bijvoorbeeld online-advertenties (flash banners voor branding, zoals THES, Google Adwords en Facebook-advertising voor directe werving). Verder is de RUG vertegenwoordigd in sociale netwerken zoals Facebook, bij verschillende studiekeuzeplatforms en op onderwijsbeurzen. De activiteiten waren grotendeels aan elkaar gelinkt om het effect te versterken. Ook is de RUG inmiddels beter vertegenwoordigd op verschillende ‘online information portals’ (international degree search websites). Deze websites zijn veelal de eerste informatiebron voor studenten op zoek naar een diploma. Verschillende onderwijsbeurzen werden in 2010 bezocht, onder meer in Duitsland, Griekenland, Bulgarije, UK, Roemenië, Indonesië, China, Canada, VS, Colombia en Mexico. Tot slot werkt de RUG in de internationale marketing nauw samen met de NUFFIC, het Dutch Higher Education Network for International Marketing (DHENIM) en de Netherlands Education Support Offices (NESOs) in de verschillende landen met een NESO-kantoor.
Internationale Studenten Barometer De RUG nam in het najaar van 2010 voor het vierde achtereenvolgende jaar deel aan de Internationale Studenten Barometer, een internationaal onafhankelijk onderzoek naar motivatie, verwachtingen en tevredenheid van internationale studenten. De respons is nog steeds hoog: 32%. Door de jaren heen behaalt de RUG een bijzonder hoog cijfer wat de studententevredenheid over de veiligheid van de leef- en leeromgeving betreft. De RUG scoort het beste van Nederland op het gebied van veiligheid, online-bibliotheek, vrienden maken, sociale activiteiten, becijferingssysteem, graduate school, International Office, IT Support en Financial Office. De Welcoming Ceremony heeft de afgelopen jaren het meest constant een hoge positie behaald. De grootste verbetering heeft plaatsgevonden op
het gebied van de Financial Office. Opmerkelijk is dat de RUG zeer goed scoort bij het onderwerp ‘aanbeveling bij medestudenten’. De universiteit wordt daarin als beste van Nederland beoordeeld. Ook wanneer de algemene aspecten (kwaliteit van lesgeven, wonen, ondersteuning en aankomst) als resultaat over de hele linie worden geëvalueerd door studenten, scoort Groningen het beste van Nederland.
Beurzen en fondsen De RUG heeft een eigen beurzenprogramma voor studenten uit landen buiten de EU: de University of Groningen Talent Grant. Daarnaast is er het PhD Fellowship Programme dat zich exclusief op promovendi richt en het Eric Bleumink Fonds, dat is bestemd voor zowel master- als PhD-studenten. In 2010 ontvingen 8 master- en 2 PhD-studenten via deze fondsen een beurs. Verder participeert de RUG met 6 scholarships per jaar in het Coimbra Group Hospitality Scheme. Jonge onderzoekers uit Afrika, LatijnsAmerika en EU-buurlanden kunnen een periode met Groningse onderzoeksgroepen meelopen. In 2010 heeft de RUG ook een beurs verstrekt aan een ‘scholar at risk’. Voor studenten uit Indonesië stelt de Nederlandse overheid StuNed-beurzen (Studeren in Nederland) beschikbaar. In 2010 ontvingen 19 studenten uit Indonesië een StuNed-beurs voor een studie aan de RUG. Verder zijn er twee beurzenprogramma’s van de Ministeries. Voor het NFP (Netherlands Fellowship Programmes) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken waren er 24 beurzen in 2010 (2009: 17); voor het HSP (Huygens Scholarship Programme) van het Ministerie van Onderwijs 13 beurzen in 2010 (2009: 23).
4.4 Strategische partners Europa U4-netwerk In het kader van het U4-netwerk (Groningen, Göttingen, Uppsala en Gent) staat opleiding van PhD- en masterstudenten centraal. Een winterschool voor PhD’s in Humanities vond plaats in het Nederlands Instituut in Athene; voor juristen werden de jaarlijkse summerschool en een congres georganiseerd. De plannen voor gezamenlijke PhD- en masterprojecten werden verder uitgewerkt voor Medische Wetenschappen, Farmacie en Natuurwetenschappen. Daarnaast zijn verschillende ondersteunende activiteiten gestart (‘international classroom’ en ‘academic leadership’). Ook in het kader van het EU Erasmus Mundus-programma actie 2 heeft de U4 diverse gezamenlijke aanvragen ingediend. De samenwerking tussen de vier partners is gestroomlijnd langs vijf thematische clusters, elk met wisselend gastheerschap: Humanities (Gent), Life Sciences (Groningen), Social Sciences and Law (Göttingen), Science and Technology (Uppsala) en Institutional Management (alternerend).
Newcastle De bestuurlijke contacten op instellingsniveau met Newcastle University zijn het afgelopen jaar geïntensiveerd. De Ageing Campus in Newcastle biedt goede perspectieven voor
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 33
samenwerking op het terrein van Healthy Ageing. Double degree programma’s zijn opgezet voor Economie en Bedrijfskunde en zijn in de maak voor Ruimtelijke Wetenschappen.
Noord-Duitsland Bij de contacten met de universiteiten van Oldenburg, Bremen en Hamburg, worden waar mogelijk of wenselijk de partners van ‘het Akkoord van Groningen’ betrokken. Er vond twee maal een ‘Fachtreffen’ plaats, waarbij in themagroepen de gezamenlijke interessegebieden aan bod kwamen. De op handen zijnde oprichting van het Confucius Instituut in Groningen was aanleiding om de Chinese contacten in de Noord-Duitse en Noord-Nederlandse regio in kaart te brengen. De plannen voor een European Medical School bij de Carl-von-Ossietzky Universität in Oldenburg werden in het najaar goedgekeurd door de Duitse overheid. De samenwerking zal de contacten met de universiteit en ziekenhuizen in Oldenburg versterken. Verder zijn wat de samenwerking met de universiteiten van Oldenburg en Bremen betreft de Hanse Law School (Law in Europe) en het double degreeprogramma Coastal Zone Management in het oog springende projecten.
Overig De reeds lang lopende contacten met de universiteit van Kosice in Tsjechië werden bekrachtigd in een samenwerkingsovereenkomst. In de afgelopen jaren vonden verscheidene gezamenlijk begeleide promoties plaats. De opleiding van PhD’s vanuit het onderzoeksinstituut SHARE kan hiermee verbreed worden naar de rest van de universiteit. Tot slot leverde het Erasmus Mundusproject JoinEU-SEE actie 2 een instroom van 26 studenten en 2 PhD’s op uit de westelijke Balkan.
Azië Indonesië In Indonesië zet de opwaartse tendens (nu boven de 50) in de nieuwe instroom door, mede dankzij de inspanningen van de RUGrepresentative in Jakarta. Ook de hoge score van de RUG bij het academische stafontwikkelingsprogramma van het Indonesische Directoraat Hoger Onderwijs DIKTI stemt tot tevredenheid: de Indonesische ambassade heeft laten weten dat de RUG van de Nederlandse universiteiten de meeste DIKTI PhD-beurshouders heeft ontvangen in 2010 (rond 30).
Thailand In oktober 2010 werd, onder leiding van de voorzitter van het College van Bestuur, een eerste bestuurlijk bezoek gebracht aan Thailand. In Bangkok zijn, met ondersteuning van de NESO ter plaatse, positieve gesprekken gevoerd met de Commissie voor Hoger Onderwijs van de Thaise overheid. Het onderwerp was samenwerking met Thaise universiteiten met onderzoeksfinanciering door het Thaise stimuleringsprogramma PERDO.
34
China Het aantal aanmeldingen voor NESO-certificaten voor de RUG is toegenomen met 50% in 2010: van 269 naar 412. De RUG is nog steeds verantwoordelijk voor 8% van de totale NESOaanmeldingen in Nederland. Het Groningen Confucius Instituut is opgericht in 2010. In december 2010 tekende de RUG, als bestuurder van het Groningen Confucius Instituut, samen met de Hanzehogeschool en de gemeente Groningen het contract met Hanban, het hoofdkwartier van het Confucius Instituut in China.
Korea Verdere samenwerking is aangegaan met partneruniversiteiten in Korea. Een RUG-delegatie onder leiding van de voorzitter van het College van Bestuur heeft een bezoek gebracht aan NESO Korea, Seoul National University en Korea University. Contracten voor studentenuitwisseling zijn ondertekend met Seoul National University. De Rector Magnificus heeft een thematoespraak gehouden op de tweede ASEF Rector’s conferentie, georganiseerd door Korea University.
Japan De contacten met de Universiteit van Osaka werden in 2010 opnieuw versterkt en geïntensiveerd. De Faculteit Medische Wetenschappen zond de eerste studenten uit onder een aparte uitwisselingsovereenkomst. Verschillende RUG-studenten en -onderzoekers konden gebruik maken van het Frontier Lab en ITP-programma dat Osaka organiseert en baseert op goede contacten tussen onderzoeksgroepen. Voor de vijfde maal op rij werd in 2010 aan de RUG een summer course georganiseerd voor bachelorstudenten uit Osaka. Dit gebeurde in samenwerking met het Talencentrum, de Faculteit der Letteren, de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen en het Osaka University Office Groningen. Naast de contacten met Osaka heeft het netwerk van universitaire contacten in Japan zich uitgebreid naar de universiteiten van Tohuko, Kyoto, Kobe en Hokaido. De samenwerking wordt zoveel mogelijk vormgegeven via EU-projecten (ICI-ECP en Erasmus Mundus) en bilaterale uitwisselingen.
Latijns-Amerika In Latijns-Amerika richt de RUG zich inmiddels op vijf landen wat betreft institutionele samenwerking: Mexico, Brazilië, Argentinië, Chili en Colombia. In 2010 heeft de Rector een bezoek aan Mexico gebracht om het eeuwfeest van de strategische partner UNAM bij te wonen. Daarnaast hebben delegaties van verschillende faculteiten Brazilië, Chili en Colombia aangedaan. Tot slot heeft de EU een tweede ‘Erasmus Mundus Action 2’-project met Argentinië aan de RUG toegekend.
4.5 Ontwikkelingssamenwerking De RUG nam in 2010 opnieuw deel in projecten die het Ministerie van Buitenlandse Zaken financiert: The Netherlands Programme for the Institutional Strenghtening of Post-Secondary Education and Training Capacity (NPT) en Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE). De RUG was in 2010 penvoerder van 7 NPT-projecten, in Mozambique, Oeganda, Tanzania, Ghana, Zuid-Afrika en Vietnam. Via een tenderprocedure werden 3 projecten via het NICHE-programma verworven in Tanzania en Zambia. Verder is de RUG consortiumpartner via zowel het NPT- als het NICHE-programma in 7 projecten in Mozambique, Tanzania en Indonesië. De thema’s zijn e-learning, ‘good governance’, farmacie, ICT, health en overheidsdecentralisatie. Naast deze projectmatige activiteiten werd de langdurig bestaande samenwerking met instellingen in Afrika en Azië gecontinueerd. In 2010 studeerden 72 nieuwe studenten uit Afrika in bachelor- en masterprogramma’s aan de RUG (in 2009: 85). De meeste Afrikaanse studenten komen uit oostelijk Afrika: Ethiopië, Kenia, Tanzania en Oeganda. In 2010 telde de RUG 39 PhD-bursalen uit ontwikkelingslanden. Deze master- en PhD-studenten worden deels gefinancierd door de Nederlandse overheid (via NPT/NICHE of het Netherlands Fellowship Programme).
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 35
5.
Personeel en huisvesting 5.1 Personeelsbeleid Personeelsbestand
Cijfers > aantal fte’s
5.044
> salarislasten
317,4 mln euro
> investeringen in gebouwen
49,8 mln euro
> verzuimpercentage
3
Aan het eind van 2010 bedroeg de personeelsbezetting 5044 fte, inclusief 1424 fte van onderwijs en onderzoek UMCG. Niet meegerekend zijn student-assistenten (154 fte). Ten opzichte van 2009 (3439 fte) is de bezetting van de RUG ongeveer met 5% (182 fte) gestegen. Deze stijging is een trend van enige jaren en is voornamelijk toe te schrijven aan de toename van het aantal fte’s wetenschappelijk personeel in tijdelijke dienst (127 fte). De rest is ontstaan door de toename van het aantal fte’s ondersteunend personeel, zowel vaste als tijdelijke dienst. De salarislasten in 2010 bedroegen in totaal € 317,4 mln (inclusief UMCG O&O). Ruim een derde (38%) van de fte’s betreft een dienstverband van tijdelijke aard. Dit relatieve aandeel is licht gestegen ten opzichte van 2009 (36%). Verder is ook in 2010 gebruik gemaakt van arbeid door derden, waaronder geleende arbeidskrachten, voor ongeveer € 2,3 mln. Vanuit de Sociale Werkvoorziening waren er medewerkers voor een bedrag van ruim € 640.000 bij de RUG gedetacheerd.
Strategisch plan Het personeelsbeleid wil actief en doelgericht binnen de RUG bijdragen aan de verwerkelijking van de ambities van het strategisch plan ‘400 Years of Passion and Performance’. Daarom zijn de doelstellingen vertaald naar speerpunten voor het strategisch HR-beleid. Na verschillende interactieve bijeenkomsten, waaraan allerlei medewerkers van de RUG hebben bijgedragen (onder meer in korte filmpjes), is er een strategische HR-agenda opgesteld voor de komende 5 jaar. De hoofdthema’s zijn: passie, personeelsplanning, talentmanagement, performancemanagement, leiderschapsontwikkeling, docentkwaliteit, diversiteit, internationalisering, work-life balance en een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering. Deels zijn dit aandachtspunten die al langer in de belangstelling staan, zoals het tenure track-beleid als voorbeeld van talentmanagement en het voeren van ontwikkelings-en beoordelingsgesprekken als belangrijke onderdelen in de cyclus van performance management. In 2010 is het proces gestart om het huidige instrumentarium voor performance management onder de loep te nemen en aan te passen. Dit zal in 2011 zijn beslag krijgen in de vorm van geïntegreerde ontwikkelings- en beoordelingsgesprekken. In 2010 zijn de facultaire voordrachten gedaan van vrouwelijk universitair hoofddocenten voor bevordering tot hoogleraar. Er zijn 17 extra hoogleraarplaatsen beschikbaar gesteld. De benoemingen krijgen hun beslag in 2011 en dan zal de huidige doelstelling van 17% vrouwelijke hoogleraren in de cijfers zichtbaar worden. De verwachting is dat een divers samengesteld hooglerarencorps een zichzelf versterkend proces op gang zal brengen van een meer sekseneutrale uitvoering van het personeelsbeleid en op die manier de ambitieuze doelstelling van 25% vrouwelijke hoogleraren in 2014 binnen bereik zal brengen. Ook het resultaat van de in 2010 gestarte vierde wervingsronde van 25 Rosalind Franklin Fellowships zal bijdragen aan een divers samengesteld personeelsbestand, zowel qua nationaliteit als sekse. In het kader van een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering zijn in
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 37
2010 veranderingen ingezet in het ondersteunende HR-proces en in het ondersteunende proces van het onderwijs door het UOCG.
HR-management In 2010 heeft de HR-sector opdracht gekregen om onder leiding van een interimhoofd lijnen ter verbetering te ontwikkelen, teneinde de efficiënte en effectieve bedrijfsvoering te bevorderen. Deze lijnen zijn als volgt: 1. Eén werkgeverschap: de huidige organisatorische vormgeving en de vormgeving van aansturing van de HRM-kolom hebben geleid tot divergentie in de uitvoering van het uitgangspunt van één werkgeverschap. 2. Verminderen kwetsbaarheid: De HRM-organisatie is op diverse punten momenteel kwetsbaar georganiseerd (waaronder personeelsbeheer, personeelsadministratie en salarisadministratie). De formatie is verdeeld over verschillende onderling onafhankelijke afdelingen, waardoor er minder gelegenheid is kennis te delen en elkaar te assisteren bij het werk. 3. Verbetering interne kennisdeling en samenwerking binnen HRM: de huidige organisatorische vormgeving van vooral de centrale HRM-organisatie in drie verschillende bureaus belemmert onderlinge kennisdeling en samenwerking. Ook vanuit klantperspectief bezien is een andere indeling gewenst. 4. Verbetering serviceniveau: door de HRM-processen te vereenvoudigen en te automatiseren, zal de ervaring van serviceverlening moeten verbeteren. 5. Verminderen formatie: Zoals al verwoord in het Strategisch Plan 2010-2015, is een efficiënte ondersteunende organisatie een van de prioriteiten. Wanneer er extra geïnvesteerd wordt in HRM-technologie en wanneer diverse HRM-processen vereenvoudigd worden, is een reductie van de HRM-formatie met 20% ultimo 2012 haalbaar. Inmiddels is een universiteitsbrede reorganisatie van de HRsector in volle gang. De vaststelling van het reorganisatie- en personeelsplan zal in 2011 zijn beslag krijgen. De implementatie van de plannen zal tot eind 2012 duren.
UOCG Op basis van een intern advies heeft het College in 2010 besloten het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG) als zelfstandige dienst op te heffen en de taken te herverdelen over diverse, daarvoor in aanmerking komende onderdelen van de RUG. De directe aanleiding was de negatieve visitatie van het onderzoeksprogramma. Daarnaast is het niet voldoende gelukt om het UOCG dusdanig in te richten en te laten functioneren dat er een goede integratie van activiteiten was. Ook bleek het moeilijk de vacature van directeur te vervullen. De reorganisatie van het UOCG heeft drie doelen. Ten eerste moet het onderwijs en onderzoek van de lerarenopleiding in een facultair verband ondergebracht worden. Hierbij moet een zodanige onderzoeksorganisatie voor de lerarenopleiding gecreëerd worden dat kwaliteit, massa en focus van het onderzoek worden versterkt. Ten tweede dienen de overige onderdelen van het UOCG te integreren met de eenheden binnen de RUG waar zij gezien hun taakstelling het beste passen. Ten derde moet de kwaliteit en beschikbaarheid van de onderwijsdienstverlening aan faculteiten in stand blijven en verbeteren. De vaststelling van het reorganisatie- en personeelsplan krijgt in 2011 zijn beslag.
WOPT In het kader van de WOPT (Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens) is het volgende te melden. Gedurende het jaar 2010 heeft de RUG één werknemer in dienst die gelijk dan wel hoger beloond wordt dan het volgens de Wet gestelde belastbaar loon van € 187.340. In 2010 had de RUG voormalige werknemers bij wie een eenmalige reservering als gevolg van de beëindiging van het dienstverband heeft plaatsvonden. Voor hen geldt echter dat het in de Wet gestelde normbedrag (of meer) aan eenmalige reservering (de overeengekomen ontslagvergoeding) én tevens de beloning tot aan beëindiging van het dienstverband in 2010 gezamenlijk is geëffectueerd.
Melding WOPT in 2010 (bedragen in €)
Werknemersfunctie
Belastbaar loon
WG/WN-bijdrage pensioen
Totaal
Voorzitter CvB
188.799
49.061
237.860
38
5.2 Arbo en gezondheid Preventieve gezondheidszorg In totaal zijn er het afgelopen jaar 50 bewegings- en ontspanningscursussen en proeverijen georganiseerd en zijn er 272 individuele healthchecks afgerond. Daarnaast bood het BALANS-programma aanvullende activiteiten aan, zoals de ‘Week van de Gezonde Voeding’ samen met het Facilitair Bedrijf; het stimuleren van het fietsen naar het werk; stoelmassages bij enkele faculteiten en diensten en twee BALANS-workshops tijdens de SPR-Sportdag. In totaal hebben er in 2010 ruim 1250 medewerkers deelgenomen aan een activiteit van BALANS, dat is 23%.
Verzuim Het gemiddelde ziekteverzuim van de RUG daalde in 2010 (significant: p<0,10). Het verzuimpercentage van het OBP met 4,6 is het laagst sinds 2000.
van een interactief programma wordt aandacht geschonken aan het thema ‘awareness’ op het gebied van veiligheid en beveiliging. Ruim 50 personen hebben deze trainingen gevolgd. In 2010 is het contract met de Precare, de opleider voor bedrijfshulpverlening, verlengd voor een periode van 3 jaar (2011-2013). In 2010 zijn wederom enkele grote risico-inventarisaties en – evaluaties uitgevoerd. Daarnaast zijn in enkele panden veiligheidsinspecties uitgevoerd. Het Facilitair Bedrijf heeft meegewerkt aan het organiseren van een ‘veiligheidsmiddag’. Door middel van sprekers en bijzondere activiteiten is aandacht gevraagd voor het onderwerp veiligheid op de werkvloer. De aanwezigheid van losse asbestvezels in het gebouw van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen heeft veel inzet gevraagd van alle betrokken partijen, waaronder de AMD.
Stralingsveiligheid
Veiligheid In 2010 zijn in het kader van CBRN (overheidssubsidie voor organisaties die werken met Chemische, Biologische, Radioactieve en Nucleaire stoffen) trainingen aan bodes, conciërges en medewerkers van de centrale meldkamer gestart. Door middel
De stralingsbeschermingseenheid (SBE) is in 2010 elf keer bijeengekomen. Dit jaar lag het zwaartepunt bij de SBE op de vergunningverlening bij de verhuizing van het Biologisch Centrum naar de nieuwbouw Levenswetenschappen. In november 2010 vond een overstroming van de tanks van het Isotopenlaboratorium van het Biologisch Centrum plaats. Er is vastgesteld dat hierbij geen significante hoeveelheden radioactieve stoffen zijn vrijgekomen.
Verzuimpercentages RUG vanaf 2002 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
RUG Totaal Verzuimpercentage WP Verzuimpercentage OBP Verzuimpercentage
Verzuimcijfers RUG vanaf 2006
2006
2007
2008
2009
2010
RUG Totaal
Verzuimpercentage
3,3
3,4
3,5
3,4
3,0
RUG Totaal
Meldingsfrequentie
0,93
0,97
1,00
1,02
0,98
WP
Verzuimpercentage
2,2
1,9
2,2
2,0
1,9
WP
Meldingsfrequentie
0,57
0,59
0,62
0,69
0,60
OBP
Verzuimpercentage
4,8
5,2
5,1
5,2
4,6
OBP
Meldingsfrequentie
1,48
1,55
1,61
1,59
1,52
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 39
Laserveiligheid In 2010 is een start gemaakt met de implementatie van de laserveiligheidsorganisatie binnen de RUG. De nadruk lag op de registratie van alle lasertoepassingen van klasse 3B en klasse 4. Daarnaast is aandacht besteed aan het invullen van de posities van Laser Safety Officers voor de locaties Nijenborgh 4, het Centrum voor Levenswetenschappen en het KVI. Tevens is een start gemaakt met de beleidsontwikkeling op het gebied van laserveiligheid.
voor de productie en het gebruik van grond- en hulpstoffen) te minimaliseren. Hierbij wordt uitgegaan van ten minste een energiebesparing van 4%. In dit kader zijn binnen de RUG in 2010 bij alle faculteiten, diensten en gebouwen zogenaamde energieteams opgericht in samenwerking met het Facilitair Bedrijf en de Arbo- en Milieudienst. Het doel van de energieteams is binnen ‘de eigen deuren’ aan de hand van inventarisaties, projecten en technische en gedragsmaatregelen zowel medewerkers als studenten te motiveren tot een efficiënter gebruik van energie.
Biologische veiligheid De deelnemers aan het overleg biologische veiligheid zijn in 2010 vier keer bijeengekomen. Er zijn 4 nieuwe verantwoordelijke medewerkers aangesteld en er zijn 5 nieuwe vergunningaanvragen (kennisgeving) voor het werken met genetisch gemodificeerde organismen gedaan. Voor ingeperkt gebruik geldt dat een kennisgeving op grond van het besluit Genetisch gemodificeerde organismen nodig is. Verder zijn er 15 wijzigingen op bestaande vergunningen gemeld. In het verslagjaar hebben zich op het gebied van de biologische veiligheid geen incidenten voorgedaan.
5.3 Duurzaamheid en milieu In 2010 heeft het College van Bestuur de Stuurgroep Duurzaamheid ingesteld. Het doel van de Stuurgroep is het College te adviseren over duurzaamheid in de bedrijfsvoering van de RUG. De Stuurgroep is samengesteld uit medewerkers en studenten, afkomstig uit zowel onderwijs en onderzoek als uit de bedrijfsvoering van de RUG. De prioriteiten van de Stuurgroep liggen vooral op het gebied van duurzame energievoorziening en energiebesparing. Dit thema is actueel in de nieuwe ronde Meerjarenafspraak Energie (MJA III) en de projecten Duurzaam Zernike en het Akkoord van Groningen. Verder ligt de prioriteit bij de profilering van de RUG als duurzame universiteit.
Symposium In november 2010 heeft de RUG in samenwerking met de Hanzehogeschool Groningen het werkcongres ‘Op weg naar een duurzame Zernike Campus’ georganiseerd. Het congres had tot doel medewerkers, studenten en bedrijven een kans te bieden plannen te maken voor een duurzame Zernike Campus. De uitkomsten dienen als basis voor uitwerking van plannen voor de duurzame Zernike Campus. Ze worden gepresenteerd aan de Colleges van Bestuur van de universiteit, de Hanzehogeschool en vertegenwoordigers van het Akkoord van Groningen. Het congres werd bezocht door ongeveer 170 deelnemers.
5.4 Huisvesting Het huisvestingsbeleid van de RUG is gefundeerd op drie pijlers: het is een strategisch middel, het staat voor kwaliteitsverbetering en is gericht op concentratie van de huisvesting binnen een aantal vestigingsgebieden.
Strategisch middel Huisvesting schept mede de voorwaarden om de doelstellingen van de universiteit te realiseren. Bij nieuw te realiseren projecten staan eigenschappen als uitstraling, ook in de architectuur tot uitdrukking komend, identiteit, duurzaamheid, kwaliteit en leefbaarheid hoog op de lijst van eigenschappen waaraan een gebouw moet voldoen. Het huisvestingsbeleid moet bijdragen aan het stimuleren van kennisuitwisseling, onder andere door de ontwikkeling van nabijgelegen bedrijvenparken te ondersteunen.
Kwaliteitsverbetering Een kwalitatief hoogwaardige werkplek kan leiden tot productiviteitsverhoging en kan bijdragen aan het aantrekken en vasthouden van hoogwaardig personeel. De kwaliteit van de werkplek wordt hierbij mede beïnvloed door de omgevingskwaliteit, bebouwd en onbebouwd. Veranderende eisen aan de kwaliteit van onderwijs en van voorzieningen, bijvoorbeeld onderwijs aan kleinere groepen, elektronische leeromgeving en dergelijke, bepalen mede de huisvestingsplannen. Voorts is het verbeteren van de kwaliteit gericht op aanpassingen als gevolg van de toenemende milieu- en overige regelgeving. Ook het inlopen van de achterstand van groot vervangend onderhoud is een kwaliteitsverbeterend middel waarvoor middelen worden vrijgemaakt.
Concentratie Het geïntegreerd huisvesten van verwante disciplines en functies binnen een beperkt aantal vestigingsgebieden is vanouds een van de pijlers van het huisvestingsbeleid.
Energiezorgproject Het energiezorgproject van de universiteit is een onderdeel van de Meerjarenafspraak Energie III (MJA III). In de MJA III worden brancheafspraken met de overheid gemaakt over het verbeteren van de energie-efficiency door het nemen van rendabele maatregelen bij de RUG; de invoering van systematische energiezorg is hiervan een onderdeel. Energiezorg is het op structurele en economisch verantwoorde wijze uitvoeren van organisatorische, technische en gedragsmaatregelen om het gebruik van energie (inclusief energie
40
Bouwprojecten De bouwactiviteiten vinden plaats in vier concentratiegebieden:
1. Binnenstad Voor onderwijs in de binnenstad aan groepen studenten die groter zijn dan 450 personen worden - net zoals in voorafgaande jaren het geval was - bioscoopzalen ingehuurd. In 2010 zijn er onder leiding van de Stuurgroep Onderwijsruimtebeleid op gezette tijden
tellingen verricht om inzicht te verkrijgen in de bezetting van collegezalen met een capaciteit van meer dan 70 zitplaatsen. Op basis van deze tellingen heeft het College van Bestuur medio 2010 de faculteiten verzocht maatregelen te treffen die het inhuren van externe zalen terugdringt. De Stuurgroep heeft daarnaast beleid in voorbereiding om de collegezalen van de RUG efficiënter te kunnen benutten. Begin 2011 worden de voorstellen van de Stuurgroep verwacht.
In 2010 is de capaciteit van beide rekenhallen van het Donald Smits Centrum voor Informatietechnologie vergroot. In Zernike West zijn vier gebouwen van een nieuwe naam voorzien: −− de nieuwe college- en tentamenhal: Aletta Jacobshal −− hoogbouw Zernike west: het Duisenberggebouw −− het Zernikegebouw: de Kapteynborg −− het gebouw van UOCG/FRW: Mercator
In het Hortuskwartier is het Masterplan II van de Faculteit Gedragsen Maatschappijwetenschappen ontwikkeld. Masterplan I is in 2010 afgerond. Het gaat hierbij om uitbreiding en renovatie van panden aan de Grote Rozenstraat en Grote Kruisstraat (Heymansgebouw).
Alle gebouwen zijn de afgelopen jaren gebouwd, uitgebreid en/of gerenoveerd. Voor de herinrichting van het terrein rondom deze gebouwen is een begin gemaakt met de planvorming en is een start gemaakt met de uitvoering. De aanpassingen passen in de het Stedenbouwkundig Masterplan van West 8 zoals dat in 2005 is vastgesteld.
3. Antonius Deusinglaan e.o.
Financiering in meerjarenperspectief
In 2010 is begonnen met de uitvoering van Fase I van de nieuwbouw ten behoeve van onderzoeksfaciliteiten voor ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing) van het UMCG-O&O. Tevens is een start gemaakt met de planvorming en voorbereiding van de uitvoering van de tweede fase.
De plannen voor nieuw-, aan- en verbouw maken een essentieel deel uit van de instellingsbegroting. De RUG is zelf verantwoordelijk voor de huisvesting, uitgaven worden gedekt vanuit het investeringsfonds welke is opgebouwd uit de jaarlijkse rijksbijdrage, dotaties uit de centrale middelen en bijdragen van decentrale eenheden. In het treasury-statuut van de RUG zijn de regels voor het treasurymanagement en het financieringsbeleid voor het College van Bestuur vastgelegd. Hierin wordt onder meer het proces van sturen, beheersen en bewaken van toekomstige geldstromen, mede bij investeringen in het vastgoed, mogelijk te maken. Het doel is een optimaal rendement binnen het risicobeleid van het College van Bestuur. Hiervoor zal in de komende jaren ruim € 185 mln worden geïnvesteerd in nieuwe (her-) huisvesting op het Zernikecomplex (West, Oost en Zuid), de locatie Antonius Deusinglaan (UMCG-O&O), de huisvesting binnenstad en in de Hortusbuurt.
2. Hortuskwartier
4. Zernikecomplex In januari 2010 is de nieuwe college- en tentamenhal in gebruik genomen. In dit gebouw kunnen 1200 studenten tegelijkertijd tentamen doen, is er de mogelijkheid om 300 studenten digitaal te laten tentamineren en is er een grote collegezaal aanwezig voor 600 studenten. De nieuwbouw voor het Centrum voor Levenswetenschappen, het grootste nieuwbouwproject van de RUG (34.836 m2 NVO) is in de laatste drie maanden van het jaar in gebruik genomen. Het markante gebouw manifesteert zich duidelijk op de campus.
Financiering investeringen in gebouwen (bedragen x € 1 mln)
2010
2011
2012
2013
2014
Beginstand Rijksbijdrage
2015 t/m 2025
-75,4
-93,0
-117,6
-121,8
-111,7
-99,3
15,9
15,9
15,9
15,9
15,9
172,1
Algemene toewijzing
4,9
3,3
3,3
3,2
3,2
6,5
Overige inkomsten
2,0
3,5
0,9
0,8
0,2
7,4
48,9
47,3
15,8
9,8
6,9
110,8
-101,5
-117,6
-121,8
-111,7
-99,3
-24,1
(extern en intern) Investeringen
Eindstand
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 41
6.
Bedrijfsvoering 6.1 Financieel beleid
Cijfers (geldbedragen in €) > baten
lasten
576,2 mln 575,4 mln
> eigen vermogen
445,9 mln
> contractinkomsten:
146,4 mln
contractonderzoek
134,0 mln
contractonderwijs
12,4 mln
> bezoekers locatie Universiteitsbibliotheek
1,2 mln
Het doelmatig en doelgericht inzetten van de middelen is een van de taken van het universitaire management. De verantwoordelijkheid voor de inzet van middelen ten behoeve van onderzoek en onderwijs is door het College van Bestuur grotendeels gemandateerd aan de besturen en directies van faculteiten en eenheden. Twee belangrijke instrumenten die ingezet worden in de beheersing van financiële processen zijn begrotingen en verslagen. Het financiële beleid schept een belangrijke randvoorwaarde voor de realisatie van de ambities van de RUG, met inachtneming van bedrijfseconomische principes zoals een gezonde ontwikkeling van de baten en lasten, een verantwoorde liquiditeitspositie en een adequaat buffervermogen. Op centraal niveau richt het zich onder meer op het monitoren van de financiële positie van de instelling en haar onderdelen, het verdelen van de rijksbijdrage en overige centrale inkomsten over de verschillende onderdelen van de universiteit, het beheer van de liquide middelen en niet in de laatste plaats: het zorgdragen voor een betrouwbare administratieve organisatie en interne controle om aan alle verantwoordingseisen te kunnen voldoen. Belangrijk onderdeel van het financiële beleid op centraal niveau is ook het stimuleren van vernieuwingen op het terrein van onderzoek en onderwijs. Gemiddeld is hiervoor structureel € 10 mln per jaar beschikbaar. Op bestuurlijk niveau gaat binnen de RUG de aandacht vooral uit naar de verbetering van de rendementen van de opleidingen, de intensivering van het onderwijs in de bachelorfase, de verdieping en verbreding van het onderwijs voor de meest talentvolle studenten in het University of Groningen Honours College, de internationalisering en de Endowed Chairs voor het aantrekken van toponderzoekers. Het beleid gericht op rendementsverbetering en excellentietrajecten sluit aan bij het beleid van OC&W en de extra middelen die landelijk in dit kader beschikbaar worden gesteld. Met ingang van 2008 heeft het College van Bestuur middelen ter beschikking gesteld waarmee alle faculteiten rendementsverbeterende maatregelen konden implementeren. Tot nu toe is het effect van die maatregelen beperkt geweest. Daarom is besloten met ingang van 1 september 2010 voor alle bacheloropleidingen het Bindend Studieadvies in te voeren. Hiervoor is in 2010 gedurende drie jaar een bedrag van in totaal € 2,3 mln (inclusief matching van de faculteiten) vrijgemaakt ter financiering van de voor de invoering van het BSA noodzakelijke maatregelen. In 2010 is het University of Groningen Honours College voor talentvolle en gemotiveerde studenten van start gegaan. In een periode van 4 jaar ontvangt de universiteit een subsidie van in totaal € 4,0 mln. De RUG draagt in totaal ongeveer eenzelfde bedrag bij als matching. In 2010 is tevens het Master Honourstraject door OCW gehonoreerd. Dit traject sluit aan bij het excellentietraject voor de bachelorfase en focust op het centrale thema Leiderschap. De totale subsidie bedraagt € 1,2 mln en de RUG draagt ook hier ongeveer eenzelfde bedrag bij als matching. De RUG zet de activiteiten op het gebied van internationalisering voort volgens het internationaal strategisch plan ‘Wereld als Podium Fase II’. Vanaf 2010 is hiervoor gedurende vijf jaar budget
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 43
vrijgemaakt. Het internationaliseringsbeleid richt zich vooral op de verdere groei van de student- en stafmobiliteit. Ook het succesvolle Rosalind Franklin Programma wordt gedurende de periode 2010-2012 gecontinueerd. Sinds de start van het programma in 2003 hebben 36 excellente vrouwelijke wetenschappers een tenure track-positie aan de RUG verworven. Conform het Strategisch Plan wordt jaarlijks substantieel in de versterking van de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek geïnvesteerd. Hiervan zijn eerder al voorbeelden genoemd. Of deze investeringen in de nabije toekomst kunnen worden voortgezet is de vraag, gelet op de in het regeerakkoord aangekondigde bezuinigingen op het Hoger Onderwijs van circa € 370 mln per jaar. Daarbij bestaat op dit moment ook nog onzekerheid over de mogelijk negatieve effecten die met de invoering van het nieuwe onderwijsbekostigingsmodel samenhangen. De kabinetsplannen zouden voor de RUG met ingang van 2012 kunnen leiden tot een korting van tussen de 5 en 7% op de Rijksbijdrage. Gezien deze omvang zullen zware keuzes gemaakt moeten worden in het onderwijs en onderzoek. Hiertoe voert in het voorjaar van 2011 het College van Bestuur overleg met de besturen en directies van de faculteiten en eenheden. De faculteitsbesturen en directies is gevraagd met concrete bezuinigingsvoorstellen te komen voor 2011 en daarna. De RUG zal in de komende jaren ook nog te maken krijgen met een daling van de inkomsten van de kant van het bedrijfsleven (de zogenaamde derde geldstroom). Naar verwachting zullen bedrijven hun Research & Development-activiteiten vertragen of stoppen. In 2010 was nog geen sprake van een daling in de derde geldstroominkomsten. De inkomsten van bedrijven namen nog toe met € 0,5 mln, maar de stijging vlakte voor het tweede achtereenvolgende jaar verder af.
Vermogenspositie en exploitatieresultaat De vermogenspositie van de RUG is ook in 2010 robuust. De solvabiliteitsratio per ultimo 2010 is 0,7. Het eigen vermogen is ten opzichte van eind 2009 nagenoeg onveranderd en bedraagt € 445,9 mln. De balanswaarde van de gebouwen en terreinen per ultimo 2010 bedraagt € 401,3 mln, dit is € 28,3 mln hoger dan eind 2009. De balanswaarde van de inventaris en apparatuur nam toe met € 0,6 mln ten opzichte van 2009. Hier staat tegenover dat de bestemmingsreserve en fondsen zijn afgenomen. In 2010 is de afname ten opzichte van 2009 € 28,1 mln. De bestemming van deze reserve en fondsen van in totaal € 8,4 mln ligt voor een groot deel al vast. Een bedrag van € 10,6 mln is geoormerkt voor toekomstige investeringen in apparatuur, terwijl € 52 mln moet worden ingezet voor aangegane projectverplichtingen. Als gevolg van de nog steeds hoge investeringen in nieuw- en verbouw is de stand van de investeringsreserve in gebouwen ook in 2010 negatief (-/- € 101,5 mln). De daling in vergelijking met 2009 bedraagt € 26 mln. Het totale exploitatieresultaat 2010 is positief en bedraagt € 0,8 mln. Dit in vergelijking met 2009 aanzienlijk lagere resultaat was verwacht en wordt vooral veroorzaakt doordat de in 2009 ontvangen Rijksbijdrage eenmalig hoger was (ca. € 24 mln) als gevolg van de zogenaamde diplomapiek in het BaMa2verdeelmodel. In 2010 werd deze stijging voor het grootste deel weer ingeleverd.
44
Het resultaat op huisvestingactiviteiten is voor het eerst sinds jaren negatief (€ 1,6 mln). Oorzaken zijn onder meer de hogere onderhoudskosten die vooral het gevolg zijn van de asbestsanering van Nijenborgh 4 en de hogere afschrijvingslasten op onroerend goed. Deze afschrijvingen zijn voor een deel hoger door de in 2009 doorgevoerde harmonisatie van de afschrijvingstermijnen (de zogeheten 2001-knip), maar uiteraard hangt de stijging voor het grootste deel samen met de gestegen waarde van de gebouwen en de gebouwen in aanbouw als gevolg van het hoge gerealiseerde bouwvolume. Het totale overschot van de negen faculteiten, het KVI en het Universitair Onderwijscentrum Groningen bedroeg in 2010 € 1,3 mln en van de overige begrotingseenheden € 2,0 mln. Drie van de negen faculteiten hebben 2010 met een tekort afgesloten. Een bedrag van € 1,3 mln is toegevoegd aan de fondsen en reserves. In de Centrale Reserve RUG is in 2010 een positief resultaat van € 1,7 mln verwerkt. Dit resultaat is positief ondanks het in 2007 genomen besluit om het positieve saldo algemene inkomsten 2008 te reserveren voor de toen verwachte tekorten over de jaren 2009 en 2010. Deze hingen samen met veranderingen in het macrokader vanwege de overheveling van middelen naar NWO en de korting leerlingenvolume 2007. In 2010 is in verband hiermee een bedrag van € 2,8 mln aan de Centrale Reserve RUG onttrokken en toegevoegd aan het saldo algemene inkomsten. Het resultaat op de fondsen en reserveringen was in 2010 licht negatief en is toegevoegd aan de fondsen en reserves. In 2010 zijn de fondsen en reserveringen opgeschoond. Als gevolg hiervan zijn enkele posten vrijgevallen ten gunste van het saldo algemene inkomsten. Voor alle nog bestemde middelen in de fondsen en reserveringen geldt dat zij in latere jaren tot uitgaven zullen leiden. Voor het merendeel gebeurt dit op basis van door faculteiten en eenheden ingediende plannen over thema’s die het College van Bestuur heeft geïnitieerd of waarvoor versterking gewenst is. De totale personeelslasten zijn in 2010 ten opzichte van 2009 per saldo met € 21,5 mln gestegen. De salarissen, inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering stegen met € 16,6 mln. Dit is onder meer het gevolg van de toename in de bezetting en de eenmalige uitkering in december 2010 van € 500 per fte conform de voortgezette CAO NU. Dit CAO- effect werd vanwege bezuinigingen niet door OC&W gecompenseerd. De pensioenlasten zijn met € 1,4 mln toegenomen en de sociale verzekeringen en de zorgtoeslag tezamen eveneens met € 2,2 mln. De inhuur van personeel van derden bleef ten opzichte van het voorgaande jaar nagenoeg constant terwijl de overige personeelskosten stegen met € 1,6 mln. De gemiddelde personeelsbezetting is in 2010 met 230,7 fte gestegen tot 5.127,9 fte (inclusief UMCG-O&O). De toename bij het wetenschappelijk personeel bedroeg 146,1 fte en bij het ondersteunend- en beheerspersoneel 84,6 fte.*1
* De gegevens in deze alinea betreffen de gemiddelde personeelsbezetting in het gehele jaar 2010. Ze wijken af van de cijfers zoals genoemd in 5.1, die betrekking hebben op de specifieke bezetting op 31/12/2010.
Instellingsbegroting
Contractactiviteiten
Bij de vergelijking van de cijfers uit de jaarrekening met die van de Instellingsbegroting dient bedacht te worden dat de begroting 2010 is opgesteld op het salaris- en prijsniveau van 2009. Afwijkingen in de realisatie ten opzichte van de begroting zijn te herleiden tot loon- en prijsverschillen en tot verschillen als gevolg van nieuw beleid en wijzigingen in de omvang van de activiteiten. Over deze laatste (significante) afwijkingen leggen de eenheden tweemaal per jaar verantwoording af in de Besturingsrapportage per 30 juni en de eindejaarsanalyse.
In 2010 is voor € 146,4 mln omgezet aan contractactiviteiten, waarvan € 134,0 mln betrekking heeft op contractonderzoek en € 12,4 mln op contractonderwijs. De jaarlijkse omzet uit contractactiviteiten is in 2010 fors toegenomen. Ten opzichte van 2009 is de totale omvang aan contractactiviteiten met € 23,6 mln gestegen. Dat is vooral gerealiseerd door het UMCG-O&O (€ 13,5 mln), FWN (€ 2,9 mln), Letteren (€ 2,4 mln), het Universitair Onderwijscentrum Groningen (€ 1,1 mln) en GMW (€ 0,7 mln). De overige faculteiten en eenheden zijn constant gebleven of vertonen een lichte toename. De contractactiviteiten van het
Omvang contractonderzoek en -onderwijs 150
100
50
0
2008
2009
2010
6.2 Inkomsten uit contractonderzoek en -onderwijs (bedragen x € 1 mln)
Bedrijven
Stich-
Overheid
E.U.
tingen
Tweede
Contract
geld-
onderwijs
Overige
Totaal
stroom Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap
0,3
0,3
Wijsbegeerte
0,8
0,8
Rechtsgeleerdheid
0,2
0,2
0,4
0,2
0,3
0,3
0,2
1,8
0,6
0,7
4,4
2,7
1,8
0,9
11,1
0,5
0,1
0,4
1,1
0,3
0,7
1,5
4,6
0,1
0,8
1,4
0,3
1,5
2,7
1,1
7,9
0,7
0,1
0,1
0,1
0,1
0,2
1,3
0,4
1,2
Letteren Economie en Bedrijfskunde Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Universitair Onderwijscentrum Ruimtelijke Wetenschappen
0,1
0,6
0,1
UMCG - Sector O&O
8,0
11,6
26,1
6,6
5,6
4,5
69,2
Wiskunde & Natuur-
2,7
2,3
4,5
6,5
18,1
6,8
4,3
38,4
1,1
0,3
1,4
0,1
3,1
0,7
3,9
wetenschappen Kernfysisch Versneller Instituut Centrale begrotingseenheden Overige begrotingseenheden Bestuurs en Beheersactiviteiten
3,7
0,5
4,2
Fondsen en reserveringen 12,2
15,9
40,9
19,8
30,8
12,4
0,3
0,3
14,4
146,4
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 45
medische cluster zijn ingaande 2005 bestuurlijk en administratief ondergebracht bij het UMCG-O&O. De omzet van projecten gefinancierd door het bedrijfsleven is wederom licht toegenomen met € 0,5 mln. De omvang van inkomsten op projecten gefinancierd door de overheid zijn fors toegenomen met € 12,0 mln. Deze stijging is vrijwel volledig toe te schrijven aan het project LifeLines van UMCG-O&O. De inkomsten van de EU zijn per saldo gestegen met € 5,0 mln. Bij alle faculteiten zijn de EU-inkomsten toegenomen. Dit komt onder meer door de honorering van verschillende ERC-grants. De inkomsten van tweedegeldstroomprojecten zijn na een kleine afname in 2009 toegenomen met € 4,3 mln. De inkomsten van contractonderwijs zijn met een omzet van € 7,8 mln fors toegenomen. Deze inkomsten worden gegenereerd bij de faculteiten Rechtsgeleerdheid, Letteren, GMW en UMCGO&O. De forse toename wordt mede veroorzaakt door inkomsten van internationale studenten. Verder heeft de RUG al jaren een samenwerkingsverband met Freia/AOG, waar ook een deel van het contractonderwijs is ondergebracht. Dit samenwerkingsverband is bestuurlijk en beheersmatig geformaliseerd via de stichting AOG. De financieringsgroep ‘overige’ is in 2010 sterk afgenomen met € 8,3 mln. Bij zowel FWN als UMCG-O&O komt dit doordat de inkomsten van de verschillende topinstituten zoals Food & Nutrition, TI Pharma, BMM en CTMM nu (2010) geregistreerd worden onder bijvoorbeeld stichtingen en overheid.
6.2 Handhaving en controle
vrijwillige basis deel aan het zogenaamde schatkistbankieren bij het Ministerie van Financiën.
Aanbestedingen Bij de diverse projecten in de aan-, ver- en nieuwbouwsfeer binnen de RUG wordt door de centrale afdeling Vastgoed en Investeringsprojecten een gedragslijn in overeenstemming met de Europese regelgeving terzake van aanbestedingen gehanteerd. De externe bureaus die voor de directievoering op grote projecten worden ingeschakeld adviseren de RUG hierbij. In 2010 heeft het Inkoopberaad de directie van het Facilitair Bedrijf geadviseerd bij de aanstedingen. Het Inkoopberaad is ingesteld naar aanleiding van een instellingsbreed onderzoek naar de bundeling van inkoop bij de RUG. In 2010 is de formatie bij de nieuwe afdeling Inkoopmanagement binnen het Facilitair Bedrijf gestabiliseerd. Zo kan het Inkoopdocument en het inkoopwerkplan met voldoende interne capaciteit worden afgehandeld. In 2010 zijn door het facilitair bedrijf diverse aanbestedingen uitgevoerd. Dit betreffen onder meer projectmeubilair, servers en storage, relatiegeschenken, post en vervoer, onderhoud terreinen, printers, gassen, hygiënische middelen en accountantsdiensten.
Notitie helderheid De notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’ is bedoeld om de bekostigde universiteiten en hogescholen helderheid te verschaffen over de interpretatie en toepassing van de bestaande bekostigingsregels. In de notitie komen negen thema’s aan de orde. Daarvan worden hieronder vijf thema’s besproken.
Treasury Op 31 mei 2010 heeft de Raad van Toezicht het geactualiseerde treasurystatuut van de RUG goedgekeurd. In dit statuut zijn de spelregels ten aanzien van het treasurymanagement en het financieringsbeleid voor het College van Bestuur aangescherpt en verduidelijkt. Uitgangspunt daarbij is de strategische planvorming op het gebied van onderwijs en onderzoek alsmede toekomstige investeringen in het vastgoed, om zo het proces van sturen, beheersen en bewaken van toekomstige geldstromen mogelijk te maken. Het doel is een optimaal rendement binnen het risicobeleid van het College van Bestuur. In het statuut is expliciet vastgelegd welke richtlijnen door de RUG in acht moeten worden genomen bij het beleggingsbeleid, het financieringsbeleid, de participaties in rechtspersonen en leningen aan rechtspersonen. Verder wordt in de uitgangspunten van het statuut aangesloten bij de door de Minister van OC&W op 16 september 2009 vastgestelde ‘Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010’. Ten aanzien van beleggingen schrijft de Minister een minimale A-rating ten aanzien van kortlopende beleggings- en beleningsvormen tot en met drie maanden voor en verbiedt de aankoop van aandelen in de kader van beleggingen (speculeren). De RUG heeft in haar statuut beschreven dat de aankoop van aandelen (ter deelneming in) is voorbehouden aan de RUG Houdstermaatschappij BV in activiteiten die voortvloeien of ter ondersteuning dienen van de primaire processen van onderwijs en onderzoek bij de RUG. Sinds 1 oktober 2003 neemt de RUG op
46
Thema 1. Uitbesteding onderwijsprogramma’s: De RUG besteedt geen onderwijsprogramma’s van in het CROHO geregistreerde opleidingen uit aan private organisaties.
Thema 2. Investeren van publieke middelen in private activiteiten: De RUG besteedt geen middelen uit de Rijksbijdrage aan private activiteiten, behoudens aan activiteiten in het kader van kennisoverdracht en kennisvalorisatie.
Thema 4. Bekostiging van buitenlandse studenten: De RUG heeft in het kader van internationalisering uitwisselingsprogramma’s met Europese universiteiten (bijvoorbeeld Uppsala). Voor zowel de Nederlandse student als de buitenlandse student volgt de RUG bij haar onderwijsinspanningen volledig de uitgangspunten van de bekostigingsregelgeving.
Thema 5. Eigen personeel ingeschreven voor initiële opleidingen: Bij de RUG volgt een bepaalde categorie medewerkers op de een of andere wijze een studie en verricht tevens werkzaamheden bij de RUG. Deze werkzaamheden zijn echter anders dan bedoeld bij dit thema 5. Het gaat hier om bijvoorbeeld reguliere studenten die meestal voor een korte periode als studentassistent of oproepkracht-student OBP worden aangesteld om te assisteren bij het geven van onderwijs (practica) of bij het
toezicht houden bij schriftelijk afgenomen tentamens. Conform de WOPI-afspraken worden deze studenten geregistreerd in de personeelsadministratie RUG. Verder betreft het personen met een nulaanstelling, stagiairs, enquêteurs en onderzoekers-in-opleiding. In 2010 ging het om de volgende aantallen: −− zaalwachten 86 −− student-assistenten 449 −− onbezoldigd 218 −− overig 80 −− studerende medewerkers 71 Alleen deze laatste categorie betreft reguliere personeelsleden die in het bezit zijn van een RUG-collegekaart. Aangenomen mag worden dat deze personeelsleden in hun vrije prive-tijd een opleiding aan de RUG volgen. Verder beschikt de RUG over een noodfonds voor studenten. Aan dit noodfonds wordt jaarlijks € 1 per ingeschreven student gedoteerd. Deze middelen worden ten laste van de ontvangen collegegelden gereserveerd.
Thema 8: Bekostiging van maatwerktrajecten: Binnen de RUG/UMCG bestaat vanaf voorjaar 2007 een specifiek maatwerkprogramma waaraan nu ruim 120 Saoedi-Arabische studenten deelnemen. Het programma is ingericht op speciaal verzoek van het Ministerie van Hoger Onderwijs in SaoediArabië. Het bereidt Saoedische studenten voor op de opleiding tot arts of tandarts aan de RUG met het oog op de toekomstige beroepsuitoefening in de medische zorg in Saoedi-Arabie. Deze studenten ontvangen een beurs van de Saoedische overheid (King Abdullah Scholarship). De RUG organiseert geen andere maatwerktrajecten voor bedrijven of organisaties.
Risicoparagraaf / in-control verantwoording Governance De regels, richtlijnen en afspraken die hebben te gelden in verband met een heldere besturings- en verantwoordingsfilosofie zijn onder meer neergelegd in het Bestuurs- en Beheersreglement van de universiteit. Hierin zijn, naast hetgeen al in de wet is geregeld, ondermeer de formele posities van de Raad van Toezicht, het College van Bestuur en de faculteitsbesturen nader geregeld en uitgewerkt. Het betreft hier aangelegenheden omtrent het bestuur en beheer. Een aanvullend in-control statement heeft voor het College van Bestuur weinig meerwaarde. Tussen de Raad van Toezicht en het College van Bestuur zijn daarnaast uiteraard afspraken gemaakt over het te voeren financiële beleid. Deze afspraken zijn neergelegd in het Treasury Statuut. Voor de leden van de Raad van Toezicht bestaat tevens een ‘code of conduct’. Verder laat het College van Bestuur zich bij zijn handelen leiden door de in VSNU-verband afgesproken ‘Code goed bestuur universiteiten’.
Risico-, financierings- en verantwoordingsaspecten De RUG hanteert een inzichtelijke centrale planning en controlcyclus. De interne planning en controlcyclus houdt in dat de instellingsbegroting gedurende het verslagjaar per halfjaar met
een nauwkeurige actualisering wordt gemonitord. In concreto: het eerste halfjaar op basis van financiële kwartaalrapportages en het tweede halfjaar op financiële maand- en kwartaalrapportages op concernniveau. Dit om tijdige bijsturing door het College van Bestuur mogelijk te maken. De liquiditeitsstromen binnen de instelling worden doorlopend gemonitored op basis van een gedetailleerde wekelijks geactualiseerde liquiditeitsplanning. Het College van Bestuur kiest ervoor om de huidige bouwvolumes volledig met eigen middelen te financieren. Dit voorkomt rentelasten, waardoor de beschikbare Rijksmiddelen maximaal voor onderwijs en fundamenteel onderzoek kunnen worden ingezet. Voor externe rentelasten ontvangt een universiteit immers geen compensatie van het Rijk. Voor een universitaire instelling als de RUG is als risico te identificeren de geplande ingrijpende veranderingen in de bekostiging door het Ministerie van OCW. Een significante vermindering in de jaarlijks te ontvangen Rijksbijdrage zal ingrijpende gevolgen hebben op de bedrijfsvoering van de RUG. Daarnaast is voor de RUG ook een stabiele groei van de studentenaantallen van belang. Dit in verband met de noodzakelijke huisvestingsfaciliteiten alsmede de begrote inkomsten uit de (wettelijke) collegegelden. Voor de financiering van de nieuwbouw blijft de RUG haar eigen middelen aanspreken. Dit ter voorkoming van externe financieringslasten, waarvoor een universiteit geen bekostiging van het Rijk ontvangt.
Klachtenbeleid De universiteit heeft voorzien in de wettelijk voorgeschreven regelingen en procedures voor de behandeling van eventuele klachten en bezwaren. Het betreft niet alleen formele beroep- en bezwaarschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht, maar ook andere vormen van klachten. Als daarvoor gronden zijn, zoals bijvoorbeeld gewijzigde wet- en regelgeving, worden de regels die binnen de universiteit gelden uiteraard aangepast. De RUG beschikt over het digitale Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten dat op de website toegankelijk is.
Letter of Representation Het College van Bestuur van de RUG heeft op 12 april 2011 een zogeheten Letter of Representation aan de huisaccountant afgegeven. De Letter of Representation is een controlemiddel voor de externe accountant en is als gevolg hiervan gedocumenteerd opgenomen in de controledossiers van de huisaccountant.
Bijzondere gebeurtenissen In het afgelopen boekjaar hebben zich bij de RUG geen noemenswaardige bijzondere gebeurtenissen voorgedaan.
6.3 ICT-voorzieningen In het jaar 2010 hebben zich de volgende ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van ICT aan de RUG: −− de universiteit heeft een nieuw ICT-Governance model ontworpen en in gebruik genomen. De ontwikkelingen binnen de ICT maken het noodzakelijk, dat alle eenheden die zich met
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 47
−−
−− −− −− −− −−
−− −−
−−
−−
−−
−− −−
48
beheer en ontwikkeling van ICT-voorzieningen bezig houden goed met elkaar samenwerken. Dit uitgangspunt wordt in de nieuwe ICT-governance gerealiseerd door de oprichting van de ICT Coördinatie Commissie, waarin het Bureau (de AIV), het CIT, de UB, het FB en het UOCG hun activiteiten op elkaar afstemmen. Definitieve besluitvorming over projecten blijft plaatsvinden binnen de bestaande besluitvormingscircuits: Management Beraad en PH-bedrijfsvoering. Om het Bindend Studie Advies te ondersteunen is binnen het Studievolgsysteem een systeem ontwikkeld, dat het mogelijk maakt studenten en faculteiten tijdig te informeren over de studievoortgang van studenten. Voor de nieuwe tentamenhal is een systeem ontworpen, waarmee faculteiten online tentamens kunnen afnemen. Het technisch beheer van de Elektronische leeromgeving (Nestor) is in het jaar 2010 uitbesteed aan Blackboard. In het jaar 2010 heeft een succesvolle migratie van het webplatform plaatsgevonden. In het jaar 2010 is een nieuw mailsysteem succesvol in gebruik genomen. Het datawarehouse heeft in het jaar 2010 een groot aantal functies ter beschikking gesteld van managers en andere gebruikers, ten behoeve van management informatie. De RUG heeft in 2010 de beschikking gekregen over een dienst die betalingen via het web mogelijk maakt. De RUG heeft de beschikking gekregen over een voorziening die het mogelijk maakt webwinkels op het web in te richten. De RUG-Winkel is de eerste afnemer van deze voorziening. Het balie-ondersteunend systeem Trinicom is na de succesvolle invoering bij de Dienst Studentenzaken ook bij een aantal faculteiten ingevoerd. Het promovendiregistratiesysteem Hora Est en het promotietrajectvolgsysteem Hora Finita is ingevoerd en wordt door de Graduate Schools in gebruik genomen. Het grootste publiek-private ICT-project in Nederland, het Target-project, heeft in 2010 een uniek ‘testbed’ opgeleverd, dat 1,5 petabytes aan data kan opslaan en verwerken. Het testbed zal uiteindelijk een capaciteit van 10 petabyte krijgen. Het is van groot belang voor het LOFAR-project en het Lifelines-project. Het Virtual reality Centrum van de RUG is in 2010 vernieuwd. In oktober 2010 zijn alle printers van de RUG door nieuwe vervangen en ingebed in een Managed Print Services-systeem, dat het beheer van printers en kopieerapparaten optimaliseert.
6.4 Bibliotheek Per 1 februari 2010 is er één bibliotheekorganisatie voor de RUG, met een nieuwe naam: Bibliotheek Rijksuniversiteit Groningen. De nieuwe organisatie is opgedeeld in een stafafdeling en drie sectoren, die direct onder het management ressorteren. De sector Vakspecifieke Publieksdiensten en Collectievorming (VPC) is verantwoordelijk voor het op locatie leveren van informatiediensten die voortvloeien uit de binnen de RUG en in de faculteiten bestaande literatuurbehoefte. Verder draagt zij zorg voor de collectievorming, zowel digitaal als niet-digitaal, gericht op het onderwijs en onderzoek. De taken van de sector Algemene Publieksdiensten en Collectievorming (APC) komen grotendeels overeen met die van de sector VPC, maar zijn niet primair zijn gericht op één bepaalde wetenschapsdiscipline. Samen met de sector VPC vormt de sector APC de front office van de Bibliotheek RUG. De sector Bibliotheekinfrastructuur en Innovatie (BII) is de derde pijler van de nieuwe bibliotheekorganisatie en vormt de back office van de bibliotheek. Bij de stafafdeling is ten slotte het Administratief Centrum, het Communicatieteam en het Secretariaat ingedeeld. Er zijn negen locaties: de Universiteitsbibliotheek aan de Broerstraat, in de binnenstad omringd door de Bibliotheken Rechten, Letteren, Wijsbegeerte en Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap. Net buiten de diepenring vinden we de Bibliotheek Gedrags- en Maatschappijwetenschappen en de Centrale Medische Bibliotheek; op het Zernikecomplex in het noorden van de stad ten slotte bevinden zich de Bibliotheek Economie en Bedrijfskunde / Ruimtelijke Wetenschappen en de Bibliotheek Wiskunde en Natuurwetenschappen. De Bibliotheek blijft in haar nieuwe vorm gericht op het leveren van goede en toegankelijke dienstverlening aan haar doelgroepen. In 2011 houdt de Bibliotheek een klantentevredenheidsonderzoek en evalueert ze de invoering van de nieuwe bibliotheekorganisatie. In september 2010 vierde de Bibliotheek een lustrum, ter gelegenheid van haar 395-jarig bestaan. Over het hele jaar genomen trok de locatie Universiteitsbibliotheek 1.117.717 bezoekers.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 49
Verkorte jaarrekening 2010 Algemeen De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (WJZ 2007/50507). Deze is nader uitgewerkt in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving RJ660, die uitgegeven zijn door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Deze richtlijn is met ingang van 1 januari 2008 geldend. De jaarrekening is opgesteld in euro’s. De balans is opgesteld volgens het systeem van oplopende liquiditeit. In de Jaarrekening zijn de uitkomsten van vijf andere rechtspersonen geconsolideerd. Het betreft de Stichting Academische Opleidingen Groningen, Stichting University Guesthouse, Applied NanoSystems BV, Universitair Opleidingscentrum Groningen market BV en RUG Houdstermaatschappij BV.
Staat van baten en lasten De Staat van baten en lasten bestaat uit een totaaloverzicht van baten en lasten, alsmede specificaties naar hoofdkostenplaatsen en opbrengsten- en kostencategorieën. De investeringen in apparatuur en gebouwen zijn verantwoord ten laste van de investeringsfondsen. Afschrijvingen komen ten laste van de Staat van baten en lasten en worden ten gunste van de investeringsfondsen geboekt. De baten en lasten zijn verantwoord volgens het prestatiebeginsel, hetgeen wil zeggen dat als de prestatie is geleverd, de opbrengsten dan wel de kosten als gerealiseerde baten c.q. lasten zijn verantwoord. Indien de daadwerkelijke ontvangst dan wel betaling nog niet heeft plaatsgevonden op verslagdatum dan is hiervoor een vordering c.q. schuld opgenomen. De Staat van baten en lasten over 2010 is als volgt: Staat van baten en lasten (bedragen x € 1 mln)
Rekening 2010
Rekening 2009
Begroting 2010
Begroting 2011
Baten Algemene inkomsten Inkomsten van derden Financiële baten
373,4 200,2 2,6
382,4 178,9 3,2
365,2 147,5 2,2
371,2 210,9 1,6
576,2
564,5
514,9
583,7
Lasten Personeelslasten Overige lasten
356,8 335,3 341,9 358,7 218,6 207,4 174,2 234,8
575,4
Saldo baten en lasten
0,8
542,7 21,8
De rekening 2010 sluit met een positief saldo van € 0,8 mln.
50
516,1 -1,2
593,5 -9,8
e Staat van baten en lasten gespecificeerd naar opbrengsten en kostencategorieën is als D volgt. Over zicht baten en l asten na ar soort Baten
Boekjaar 2010
Boekjaar Lasten 2009
Boekjaar Boekjaar 2010 2009
Personeelslasten Algemene inkomsten – Lonen en salarissen – Rijksbijdragen 326,3 339,8 – Sociale lasten – Overige overdrachten – Pensioenpremies – Collegegelden 47,1 42,6 – Wachtgelden – Overige personele lasten 373,4 382,4 Inkomsten van derden – Contractonderwijs 12,4 4,5 Materiële lasten – Contractonderzoek 134,0 118,3 – Afschrijvingen – Overige baten 53,8 56,1 – Huisvestingslasten – Overige instellingslasten 200,2 178,9 Financiële baten 2,6 3,2 Financiële lasten
261,7 21,8 34,0 3,9 35,4
245,1 19,6 32,6 3,6 34,4
356,8
335,3
30,2 44,7 143,7
42,1 34,9 130,4
218,6
207,4
Totaal baten
575,4
542,7
576,2
564,5
Totaal lasten
Het boekjaar 2010 is afgesloten met een positief resultaat van € 0,8 mln en is toegevoegd aan de bestemmingsreserve. Onderstaand een specificatie van de bestemming van het resultaat naar hoofdkostenplaatsen.
Bestemming resultaat Resultaat Algemene reserve Centrale reserve RUG
Bestemmingsreserve Bestemmings fonds Decentrale Decentrale reserves reserves regulier projecten
Faculteiten 1,3 3,4 -2,1 Overige kostenplaatsen – Bestuur- en beheer 0,2 0,2 – Ondersteunende eenheden 1,6 1,7 -0,1 – Overige eenheden -2,4 1,7 -4,0 0,2 -0,3 – Verbonden partijen 0,1 0,1
0,8
0,0
1,7
1,3
-2,0
-0,2
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 51
Kasstroom De kortetermijnliquiditeiten zijn in 2010 toegenomen met een bedrag van € 11,2 mln. De kasstroom uit operationele activiteiten heeft voor € 0,8 mln betrekking op het resultaat, voor € 36,1 mln op afschrijvingen en mutaties voorzieningen en voor € 24,4 mln op mutaties in het werkkapitaal. De kasstroom uit investeringsactiviteiten heeft voor € -59,1 mln betrekking op investeringen in materiële vaste activa en voor € 0,6 mln op financiële vaste activa. K asstroomoverzicht (bedragen x € 1 mln) Kasstroom uit operationele activiteiten Kasstroom uit investeringsactiviteiten Kasstroom uit financieringsactiviteiten
2010
2009
2008
61,3 -58,5 8,4
79,0 -67,0 1,1
48,2 -62,6 -0,1
Mutatie liquide middelen
11,2
13,1
-14,5
Overzicht bezoldigingen CvB / Rv T (bedragen x € 1000) Voorzitter CvB Vicevoorzitter CvB Belastbaar loon Werkg./werkn. bijdrage pensioen/FPU Totalen
Rector magnificus
2010 1/1- 31/12
2009 1/1-31/12
2010 1/1-31/12
2009 1/1-31/12
2010 1/1- 31/12
2009 1/1- 31/12
188,8
181,3
152,7
142,7
149,6
145,6
49,1 47,8 37,5 36,6 41,4 40,3 237,9 229,1 190,2 179,3 191,0 185,9
Aan de gezamenlijke leden van de Raad van Toezicht is in 2010 k€ 55,0 (k€ 47,6 in 2009) aan toelage betaald.
52
Balans Balans per 31 december 2010 (bedragen x € 1 mln)
De geconsolideerde balans per 31 december 2010 ziet eruit als volgt:
ACTIVA 2010
PASSIVA 2009
Vaste activa – Materiële vaste activa – Financiële vaste activa
408,6 38,3
437,5 37,7
Totaal vaste activa 475,2 446,9 Vlottende activa – Voorraden 1,2 1,2 – Vorderingen 78,2 86,9 – Liquide middelen 85,1 73,9 Totaal vlottende activa
2010
2009
Eigen vermogen
445,9
445,1
Vreemd vermogen – Voorzieningen – Langlopende schulden – Kortlopende schulden
18,5 9,4 165,9
12,7 1,0 150,1
Totaal vreemd vermogen
193,8
163,8
639,7
608,9
164,5
162,0
639,7
608,9
Toelichting op de balans (bedragen x € 1 mln)
Materiële vaste activa De materiële vaste activa wordt gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs minus de afschrijving. De afschrijvingstermijn voor het onroerend goed is gebaseerd op ministeriële voorschriften. De afschrijvingstermijn voor inventarissen en apparatuur is bepaald op de verwachte economische levensduur. Verkrijgingsprijs t/m 2009 Afschrijvingen t/m 2009 Boekwaarde per 31/12/2009 Investeringen 2010 Desinvesteringen 2010 Afschrijvingen 2010
Gebouwen Werk in en uitvoering terreinen
Totaal onroerend goed
Inventaris en apparatuur
Totaal vaste activa
504,5 19,4 -250,9
623,9 -250,9
91,8 -56,2
715,7 -307,1
119,4 24,3
373,0 48,9
35,6 10,3
408,6 59,2
-20,6
-20,6
-9,7
-30,3
253,6 24,6
257,6 143,7 401,3 36,2 437,5 Op wetenschappelijke boekwerken wordt niet afgeschreven en zijn als p.m. op de balans gewaardeerd. De verkrijgingsprijs van de in bezit zijnde wetenschappelijke boekwerken bedraagt per ultimo 2010 ca. € 80,3 mln.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 53
Financiële vaste activa
De deelnemingen in rechtspersonen zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De langlopende leningen aan rechtspersonen worden gewaardeerd op nominale waarde. De langlopende beleggingen in obligaties zijn gewaardeerd tegen aflossingswaarde. De langlopende beleggingen in deposito’s zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen de aankoop en aflossingswaarde van de obligaties is op de balans geactiveerd en wordt gelijkmatig over de periode tussen aankoop en aflossing afgeschreven.
Deelnemingen in rechtspersonen Leningen aan rechtspersonen Obligatieleningen / deposito’s
Boekwaarde Investeringen Verstrekte Aflossingen Boekwaarde per / dotaties leningen / afwikkeling per 01/01/2010 2010 2010 2010 31/12/2010 5,2 2,6 30,5
-0,3 -1,2 1,1 -0,2 25,0 -25,0
4,9 2,3 30,5
38,3
23,5
37,7
1,1
-25,2
Voorraden
e activiteiten van de RUG kunnen worden opgesplitst in BTW-plichtige en vrijgestelde D activiteiten. Voor de uitvoering van beide activiteiten beschikt de RUG over enkele magazijnen. De waardering van de voorraad is afhankelijk van de activiteit. Is de activiteit BTW-plichtig, dan is de voorraadwaardering exclusief omzetbelasting. Is de activiteit vrijgesteld dan is de voorraadwaardering inclusief omzetbelasting. De voorraden zijn opgenomen tegen de laatste inkoopprijs. De voorraden zijn op de balans gewaardeerd voor € 1,2 mln (2009 € 1,2 mln).
Vorderingen Debiteuren Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen inz. kasbeperkingen Studenten (inzake collegegelden) Overige vorderingen Overlopende activa
31/12/2010 31/12/2009 13,1 18,3 3,7 3,9 17,9 17,0 39,2 44,8 4,3 2,9 78,2
86,9
Op de vorderingen is een voorziening ad € 0,1 mln wegens dubieuze debiteuren in mindering gebracht.
Liquide middelen
31/12/2010 31/12/2009
Kassen Banken Rekening courant Deposito’s (kortlopend) Verbonden partijen
0,3 0,5 20,7 20,4 3,5 2,5 59,4 49,9 1,2 0,6
85,1
54
73,9
Eigen vermogen Algemene reserves Bestemmingsreserve (publiek) Bestemmingsfonds (publiek) Bestemmingsfonds (privaat)
Saldo Exploitatie Mutaties Saldo per saldo 2010 per 01/01/2010 2010 31/12/2010 408,6 28,9 34,0 1,0 -28,9 1,9 -0,3 0,6 0,1
437,5 6,1 1,6 0,7
445,1
445,9
0,8
0,0
Voorzieningen
Saldo Dotaties Onttrekkingen Vrijval Saldo per 2010 2010 2010 per 01/01/2010 31/12/2010
Werkloosheidsuitkeringen 2,8 -0,2 2,6 Reorganisatie 0,6 0,2 -0,3 0,5 ADV-dagen 1,6 -0,8 0,8 WIA / ERD 3,1 3,1 Ambtsjubilea 3,0 0,6 3,6 Algemene personeelsvoorziening 2,8 1,1 3,9 Afstudeerregeling 1,9 1,0 -1,3 -0,1 1,5 Milieurisico 2,5 2,5
12,7
8,5
-2,6
-0,1
18,5
Toelichting Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen, tenzij anders vermeld. Ten behoeve van de lopende werkloosheidsverplichtingen is per ultimo 2010 een voorziening opgenomen van € 2,6 mln. Deze voorziening is gevormd op basis van een berekening van de verplichtingen inzake de oude werkloosheidsuitkeringen en de jaarlijkse lasten van de nieuwe uitkeringen. De reorganisatievoorziening is gevormd ter dekking van kosten die direct verband houden met een reorganisatie. De voorziening wordt getroffen indien per balansdatum een geformaliseerd reorganisatieplan aanwezig is en er een verwachting is dat de reorganisatie zal worden uitgevoerd. In de universitaire arbeidsvoorwaarden is opgenomen, dat medewerkers t/m 2004 onder bepaalde voorwaarden hun ADV-dagen mochten sparen om ze in de vorm van vroegtijdig vertrek te mogen opnemen. Gedurende deze periode loopt de bezoldiging door en zal de vervanging van deze medewerkers door de desbetreffende eenheden moeten worden geregeld. Voor de hieruit voortvloeiende financiële verplichtingen is in de jaarrekening de voorziening ADV-dagen opgenomen. De voorziening WIA/ERD is in 2010 gevormd voor de verplichtingen voortvloeiend uit het eigenrisicodragerschap ten aanzien van de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 55
Arbeidsgeschikten (WGA), vallende onder de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). De voorziening Ambtsjubilea is gevormd voor de verplichtingen voortvloeiend uit de toekomstige jubileumuitkeringen van de huidige medewerkers. Waardering vindt plaats tegen contante waarde. De Algemene Personeelsvoorziening bestaat uit de voorziening verlofspaarregeling 50+ en de voorziening sociaal beleid UMCG O&O. Met ingang van 2007 hebben medewerkers van 50 jaar en ouder de mogelijkheid om maximaal 120 uur per jaar te sparen ten behoeve van de geleidelijke afbouw van de werktijd in de periode voorafgaand aan het pensioen. Voor de hiermee gepaard gaande vervangingskosten heeft de RUG een voorziening getroffen. De afstudeerregeling is berekend op basis van de verplichtingen die de universiteit per balansdatum uit hoofde van deze regeling heeft. De voorziening milieurisico is met ingang van 2010 gevormd voor de verplichtingen voortvloeiend uit het verwijderen van aanwezige milieuvervuiling in gebouwen (asbest) op basis van de vigerende wetgeving. De omvang van de voorziening wordt vastgesteld op basis van de nominale waarde van de huidige ervaringscijfers en besluitvorming inzake milieusanering.
Langlopende schulden ABN-AMRO UMCG / Eriba
31/12/2010 31/12/2009 0,9 1,0 8,5 0,0 9,4
1,0
Toelichting De langlopende schuld met betrekking tot de ABN-AMRO hangt samen met een tweetal leningen o/g inzake het Cultureel Studentencentrum Usva. Dit betreft een annuïteitenlening met een looptijd t/m 2019 en een lening met een looptijd t/m 2020. De rentevoet van beide leningen bedraagt 5%. Zekerheden zijn niet gesteld. Daarnaast is in 2010 een langlopende schuld opgenomen met betrekking tot het UMCG inzake Eriba. Dit betreft een renteloze lening met een looptijd t/m 2012.
Kortlopende schulden Onderhanden werk Gedeclareerde termijnen Crediteuren Belastingen en premies sociale verzekeringen Schulden inzake pensioen Overige kortlopende schulden Overlopende passiva
31/12/2010 31/12/2009 -34,6 -33,3 41,2 38,5 8,9 7,5 12,9 11,1 3,2 3,1 12,6 9,1 121,7 114,1
165,9 150,1 Toelichting Het onderhanden werk heeft betrekking op projecten die in opdracht van derden worden uitgevoerd en die op balansdatum nog niet gereed zijn. Het onderhanden werk is gewaardeerd tegen de direct toegerekende kosten van arbeid en materiaal met een opslag voor indirecte kosten van personele lasten. Gedeclareerde termijnen / ontvangen voorschotten worden in mindering gebracht op het onderhanden werk.
56
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan het bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen Bijgesloten samengevatte jaarrekening, bestaande uit de samengevatte balans per 31 december 2010, en de samengevatte winst-en-verliesrekening over 2010 met bijbehorende toelichtingen, zijn ontleend aan de gecontroleerde jaarrekening van de Rijksuniversiteit Groningen per 31 december 2010. Wij hebben een goedkeurend oordeel verstrekt bij die jaarrekening in onze controleverklaring van 12 april 2011. Desbetreffende jaarrekening en deze samenvatting daarvan, bevatten geen weergave van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden sinds de datum van onze controleverklaring van 12 april 2011. De samengevatte jaarrekening bevat niet alle toelichtingen die zijn vereist op basis van Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Het kennisnemen van de samengevatte jaarrekening kan derhalve niet in de plaats treden van het kennisnemen van de gecontroleerde jaarrekening van de Rijksuniversiteit Groningen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van een samenvatting van de gecontroleerde jaarrekening in overeenstemming met de grondslagen zoals beschreven in de toelichting.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de samengevatte jaarrekening op basis van onze werkzaamheden, uitgevoerd in overeenstemming met Nederlands Recht, waaronder de Nederlandse Standaard 810, “Opdrachten om te rapporteren betreffende samengevatte financiële overzichten” en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
Oordeel Naar ons oordeel is de samengevatte jaarrekening in alle van materieel belang zijnde aspecten consistent met de gecontroleerde jaarrekening van de Rijksuniversiteit Groningen per 31 december 2011 en in overeenstemming met de grondslagen zoals beschreven in de toelichting.
Groningen, 12 april 2011 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
drs. A.M.P. van den Belt RA
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 57
Kerncijfers en kengetallen Collegejaar
2010-2011
2009-2010
2008-2009
2007-2008
2006-2007
27.506
26.679
25.082
23.980
23.649
11,3
11,3
11,3
11,2
11,2
2.213
1.831
1.374
1.090
884
8,0
6,9
5,5
4,5
3,7
26.545
25.787
24.261
23.193
22.869
931
863
787
763
760
30
29
34
24
20
Propedeuse-bachelor
9.659
9.779
9.309
8.847
8.304
Bachelor
1.0511
11.008
9.726
9.499
9.047
Master
7.336
5.822
5.679
4.730
3.197
–
728
857
794
778
5.597
5.469
5.153
4.737
4.262 4.682
Studenten Ingeschreven per 1 oktober1 Totaal Marktaandeel RUG percentage Waarvan met buitenlandse nationaliteit Percentage met buitenlandse nationaliteit2 Ingeschreven studenten per inschrijvingsvorm Voltijd Deeltijd Duaal Ingeschreven studenten per opleidingsfase
Buitenlandse gaststudenten3
Instroom eerstejaars per 1 oktober (eerstejaars instelling) Aantal bekostigden RUG4 Eerstejaars instelling per opleidingsvorm5 Bachelor
5.205
5.772
5.141
4.865
Marktaandeel RUG procentueel
10,8
11,8
11,5
11,4
11,4
Waarvan met buitenlandse nationaliteit
381
349
326
226
189
Behaalde diploma’s6 Propedeuse bacheloropleiding
–
3.834
3.761
3.251
2.974
Bacheloropleiding
–
3.276
3.178
3.128
3.024
Marktaandeel RUG procentueel
–
12,0
12,1
12,6
13,4
Masteropleiding
–
2.731
2.695
2.537
1.869
Marktaandeel RUG procentueel
–
9,4
10,0
10,3
9,2
Beroepsexamen medische opleiding
–
383
398
427
399
Marktaandeel RUG procentueel
–
13,6
15,2
16,6
15,3
Het weglatingsteken (-) geeft aan dat cijfers nog niet beschikbaar zijn. 1 Exclusief
extraneï en neveninschrijvingen aan actuele instelling. Weergegeven zijn de aantallen als geteld op 1 oktober van het
verslagjaar, horend bij het op 1 september begonnen academisch jaar. Bron 1cHO 2010 (cijfers eerdere jaren wijken licht af t.o.v. eerdere versies 1cHO). 2
Met een andere dan de Nederlandse nationaliteit (conform paspoort).
3 Inkomende
gaststudenten worden geregistreerd indien een beroep wordt gedaan op RUG-faciliteiten. De gemiddelde verblijfs-
tijd aan de RUG bedraagt ca. 4 maanden en inschrijving vindt doorgaans plaats in augustus en in februari. Weergegeven zijn de aantallen die gedurende het op 1 september begonnen academisch jaar ingeschreven hebben gestaan. Cijfers collegejaar 2010-11 pas beschikbaar aan het einde van het collegejaar. Bron: SIS (eigen registratie). 4
Bron: registratie FPB (conform opgave DUO). Aantal 2010 is gebaseerd op de voorlopige bekostigingsaantallen.
5 Eerstejaars 6
instelling met een hoofdinschrijving. Bron: 1cHO 2010. Dit levert een ruwe benadering van de bekostigden op.
Weergegeven zijn de definitieve aantallen diploma’s als geteld aan het einde van het collegejaar. Bron: 1cHO 2010.
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 59
Kalenderjaar
2010
Onderzoek7
2009
Inzet WP (fte, som alle drie geldstromen) Marktaandeel RUG procentueel Promoties Marktaandeel RUG procentueel Wetenschappelijke publicaties (incl. dissertaties)
2008
2007
2006
1.614
1.479
1.406
1.388
1.473
–
7,96
7,87
8,17
8,60
384
343
306
321
336
–
9,70
9,40
10,07
10,70 4.467
5.948
5.079
5.332
4.992
Marktaandeel RUG procentueel
–
7,81
8,46
8,20
7,46
Subsidietoekenningen NWO (M€)
–
33,5
24,2
22,7
26,3
Marktaandeel RUG procentueel (13 universiteiten)
–
8,90
8,49
7,95
8,97
1.932
1.812
1.735
1.717
1.713
–
8,17
8,14
8,32
8,52
572
478
401
360
309
1.650
1.588
1.533
1.546
1.532
Marktaandeel OBP procentueel
–
9,20
9,19
9,42
9,40
Met buitenlandse nationaliteit
32
26
18
13
11
238
226
222
208
203 9,28
Personeel in dienst RUG (excl. UMCG) WP Marktaandeel8 WP procentueel Met buitenlandse nationaliteit OBP
Hoogleraren Marktaandeel hoogleraren procentueel UHD’s Marktaandeel UHD’s procentueel UD’s Marktaandeel UD’s procentueel Werknemer-promovendi
–
9,35
9,58
9,33
218
223
217
223
214
–
10,98
10,78
11,22
11,14
369
337
322
323
334
–
7,85
7,69
7,97
8,42
553
505
508
519
516
–
6,74
7,09
7,60
7,72
Met buitenlandse nationaliteit
220
185
163
143
128
Overig WP
555
521
466
444
445 8,33
Marktaandeel werknemer-promovendi procentueel
Marktaandeel overig WP procentueel Overig personeel Marktaandeel overig personeel procentueel
–
8,75
8,27
8,01
38
39
40
38
35
–
27,74
32,22
27,66
23,80
646
Personeel in dienst UMCG9 WP
797
746
682
646
Met buitenlandse nationaliteit
102
78
69
54
56
OBP
627
592
523
505
485 n.b.
Met buitenlandse nationaliteit
11
5
8
10
Hoogleraren
77
68
69
67
38
231
201
185
169
174
54
34
24
13
21
384
486
410
377
303
28
42
51
47
29
108
122
84
55
22
37
37
32
40
28
Werknemer-promovendi10 Met buitenlandse nationaliteit
Overige promovendi Ubbo Emmius-bursalen Bernoulli-bursalen Nederlandse promotiestudenten Sandwich-bursalen
Door NWO bekostigd WP +OBP (fte)
–
405
413
407
418
Marktaandeel door NWO bekostigd WP+OBP procentueel (13 univ.)
–
9,18
9,03
9,08
9,76
Het weglatingsteken (-) geeft aan dat cijfers nog niet beschikbaar zijn. 7 Onderzoekcijfers
2010 zijn nog voorlopig; cijfers 2006-2009 ontleend aan KUOZ-flex 2008 VSNU, verrijkt met schatting voor ontbrekende cijfers HOOP-gebied
Gezondheid / UMC’s 8 Marktaandelen 9
personeel: percentage van landelijk totaal exclusief HOOP-gebied Gezondheid en exclusief student-assistenten; bron: WOPI-flex 2009, VSNU
Uitsluitend medewerkers die financieel ten laste komen van de Onderwijs- en Onderzoeksbegroting van het UMCG.
10
Inclusief MD/PhD’s
60
Kalenderjaar 2010
2009
2008
2007
2006
320,6
327,5
290,7
264,0
255,9
5,7
12,3
12,8
88,1
86,8
47,1
42,6
39,2
37,5
35,2
146,4
122,8
105,3
86,6
78,2
56,4
59,3
52,6
47,5
63,9
Personele lasten
356,8
335,3
316,1
281,7
271,4
Overige lasten
218,6
207,4
165,1
214,7
214,2
0,8
21,8
19,4
27,3
34,4
Exploitatie (bedragen x € 1 mln) Baten Rijksbijdrage (modeltoewijzing) Overige rijksbijdrage en overdrachten Collegegelden Contractonderzoek en -onderwijs Overige inkomsten Lasten
Exploitatieresultaat
Vermogen (bedragen x € 1 mln) Eigen Vermogen
445,9
445,1
423,3
403,9
377,9
Totaal vermogen
639,7
608,9
550,3
523,7
521,8
Solvabiliteitsratio
70%
73%
77%
77%
72%
Liquiditeit (bedragen x € 1 mln) Geldmiddelen
85,1
73,9
60,8
75,3
29,1
Beleggingen
30,5
30,5
35,0
37,3
116,4
Netto werkkapitaal
29,1
42,4
47,1
72,5
96,2
1,0
1,1
1,1
1,3
0,8
2010
2009
70%
73%
1,0
1,1
1,0
1,1
0,1%
3,9%
Current ratio (vlottende activa / kort vreemd vermogen)
Solvabiliteit
eigen vermogen
x 100%
totaal vermogen Liquiditeit (current ratio)
vlottende activa kort vreemd vermogen
Liquiditeit (quick ratio)
vlottende activa exclusief voorraden kort vreemd vermogen
Rentabiliteit (brutomarge)
totaal resultaat
x 100%
omzet
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 61
Bijlage 1 Persoonsgebonden toekenning I. NWO - Vernieuwingsimpuls
III. NWO Rubiconsubsidies 2010
Veni 2010
Landelijk toegekend: 91 Rubiconsubsidies, waarvan 12 naar de RUG. Score 13,2%. dr. A.A. Bakulin FWN drs. R.C. Struve FWN drs. G.J. Boersma UMCG dr. S.M. Kooistra FWN drs. B.K. Mahmoodi UMCG dr. M.T. Mainhard GMW drs. A. Rana UMCG dr. V. Saggiomo FWN dr. O. Vedder FWN dr. ir. R. Vinke FWN dr. J.V. van Vliet-Ostaptchouk UMCG de uitslag van de decemberronde wordt in april verwacht, per jaar 3 rondes.
Landelijk toegekend: 161 Veni-subsidies, waarvan 11 naar de RUG. Score 6,8%, streefcijfer van 10% niet gehaald. dr. Jan Kornelis Dijkstra GMW dr. Hartmut Fitz FdL dr. Anna Hirsch FWN dr. Frank Johannes FWN dr. Guido Krenning UMCG dr. Richard Morey GMW dr. Thomas Pollet GMW dr. Hein Schepers UMCG dr. Anna Stradomska FWN dr. ir. NikoTombros FWN dr. Jan-Willem Veening FWN Uitsluitend naar universiteiten en UMC’s gingen 149 Veni-subsidies; het RUG-aandeel is 7,4%.
Vidi 2010 Landelijk toegekend: 88 Vidi-subsidies, waarvan 9 naar de RUG. Score 10,2%, conform streven. dr. Deniz Bas¸kent UMCG dr. Stéphanie Cazaux FWN dr. Nathalie Katsonis FWN dr. Ton Lisman UMCG prof. dr. Melinda Mills GMW dr. Jan-Willem Romeijn FWB dr. Jolanda Smit UMCG dr. Meike Stöhr FWN dr. Irene Tieleman FWN Uitsluitend naar universiteiten en UMC’s gingen 75 Vidi-subsidies; het RUG-aandeel is 12%.
IV. European research Council Programma IDEAS 2010 In 2010 werden 4 ERC Starting Grants toegekend aan RUGonderzoekers op een totaal van 25 toegekende subsidies binnen Nederland. Daarmee was de RUG de best scorende Nederlandse universiteit met 16%. dr. Leon Koopmans FWN dr. Nathan Lillie FEB dr. Emar Maier FWB dr. Mark de Vries FdL Uitsluitend naar universiteiten en UMC’s gingen 22 ERC Starting Grants; het RUG-aandeel is 18,2%.
V. Endowed Chair Programma RUG
Vici 2010 Landelijk toegekend: 32 Vici-subsidies, waarvan 4 naar de RUG. Score 12,5%, boven streefcijfer van 10%. prof. dr. Roberta Croce FWN prof. dr. Antoine van Oijen FWN dr. Ody Sibon UMCG prof. dr. Saleem Zaroubi FWN
II. KNAW-programma Akademiehoogleraren
In 2010 werden benoemd op een Endowed Chair-positie: prof. dr. Johan Bos FdL, Alfa-Informatica prof. dr. Aurelia Colombi Ciacchi FRG, Law and Governance prof. dr. mr. Igor Douven FWB, Theoretische Filosofie prof. dr. Pauline Kleingeld FWB, Ethiek prof. dr. Peter Lansdorp UMCG, Verouderingsbiologie prof. dr. Russell Spears GMW, Sociale psychologie (per 1 jan 2011)
In 2010 werden twee van de vier Akademiehoogleraarposities toegekend aan RUG-hoogleraren. Sinds 2003 zijn er 37 hoogleraren benoemd tot Akademiehoogleraar, van wie 5 RUGhoogleraren; het RUG-aandeel is 13,5%. prof. dr. Eric Bergshoeff FWN prof. dr. Liesbeth de Vries UMCG
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 63
Bijlage 2 Bouwprojecten Vestigingsgebieden De bouwactiviteiten van de RUG concentreren zich voornamelijk in vier vestigingsgebieden: 1. Binnenstad Letteren, Rechtsgeleerdheid, Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap, Wijsbegeerte, College van Bestuur, Bureau van de Universiteit en de Universiteitsbibliotheek. 2. Hortuskwartier Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. 3. Antonius Deusinglaan e.o UMCG-O&O (Medische Wetenschappen) en Farmacie. 4. Zernikecomplex Wiskunde en Natuurwetenschappen, Economie en Bedrijfskunde, Ruimtelijke Wetenschappen, Kernfysisch Versneller Instituut (KVI), Donald Smits Centrum voor Informatietechnologie (CIT), Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG), Sportcentrum, boekenmagazijn van de Universiteitsbibliotheek, Facilitair Bedrijf en aan de universiteit gelieerde bedrijven op het gebied van high tech en informatietechnologie.
Realisatie In het kader van het vigerende universitaire huisvestingsbeleid zijn in 2010 in hoofdlijnen de navolgende zaken per vestigingsgebied aan de orde geweest.
Binnenstad −− Stuurgroep Onderwijsruimtebeleid: Er is onderzoek verricht naar de bezetting van collegezalen met een capaciteit van meer dan 70 zitplaatsen. −− Honours College: na een verbouwing is het Honours College begin 2010 gevestigd op de tweede verdieping van het Academiegebouw. −− Voor het Confucius Instituut, een nieuw samenwerkingsverband met de HanzeHogeschool Groningen (HG), de gemeente Groningen en de Communication University China zijn in 2010 plannen gemaakt om deze groep te huisvesten in de Oude Boteringestraat 42. Realisatie zal in 2011 plaatsvinden.
Hortuskwartier −− Faculteit GMW: In november 2010 zijn aan de Bloemstraat 36a extra units geplaatst om in de groeiende behoefte van de faculteit aan onderwijsruimten te kunnen voorzien. De units (800 m2) komen bij de in 2009 op nummer 36 gerealiseerde onderwijsruimten (2183 m2). Zij zullen in januari 2011 in gebruik worden genomen.
Antonius Deusinglaan e.o. −− ERIBA: De eerste fase (5400 m2) nieuwbouw voor onderzoeksfaciliteiten ten behoeve van het ERIBA van het UMCG-O&O is van start gegaan. Daarnaast zijn de voorbereidingen gestart van voor de nieuwbouw van de tweede fase. De tweede fase heeft een omvang van 3800 m2.
64
Zernikecomplex −− Levenswetenschappen: De nieuwbouw voor het Centrum voor Levenswetenschappen is in de laatste maanden van 2010 in gebruik genomen. Het markante gebouw manifesteert zich duidelijk, zeker nu ook de terreininrichting ten plaatse van de entree en de wegen rondom zijn aangelegd. −− Kassen en dierverblijven: In november 2010 is het kascomplex, gelegen aan de zuidzijde van dit gebouw, in gebruik genomen. De buitendieren, welke worden ondergebracht in de verblijven gelegen aan de noordzijde (vliegkooien, volières, zoogdierentuin), zullen medio februari volgen. −− Parkeergelegenheid: Ten behoeve van de komst van de biologen is de parkeercapaciteit met 250 plaatsen uitgebreid. −− Zernike West: In mei 2010 is de uitbreiding van het Duisenberggebouw in de vorm van een paviljoen gereedgekomen en in gebruikgenomen. Dit paviljoen biedt ruimte aan een collegezaal met 150 zitplaatsen, de tweede fase van de bibliotheek FEB/FRW, en het faculteitsbureau FEB. −− Sloopwerkzaamheden: Vanaf februari 2010 zijn een aantal gebouwen en voorzieningen op het Zernikecomplex gesloopt: de oude college- en tentamenhal, de twee luchtbruggen aan het Duisenberggebouw, de kantine ten oosten van het gebouw van FRW/UOCG en diverse interimgebouwen. −− Het gebouw waarin Elektronenmicroscopie (FWN) is gehuisvest, zal in 2011 worden gesloopt. −− Rekencapaciteit: In 2010 is de capaciteit van beide rekenhallen van het CIT vergroot. Hiermee wordt niet alleen geanticipeerd in de voorziene groei, maar wordt de faciliteit ook bedrijfszekerder en energiezuiniger gemaakt. Dit laatste onder andere door het aanbrengen van zogenaamde warme- en koudestraten die worden aangesloten op de aanwezige WKOinfrastructuur. −− College- en tentamenhal: In januari 2010 is de nieuwe collegeen tentamenhal, de Aletta Jacobshal, (5400 m2) in gebruik genomen. −− Verkeersveiligheid: Zernikelaan en Blauwborgje worden door de studenten en medewerkers van zowel de HG als de RUG als verkeersonveilig ervaren, vooral de kruispunten bij het Sportcentrum en de kruising Zernikelaan-Blauwborgje. Met de gemeente Groningen, de wegbeheerder, is intensief overleg gaande teneinde deze situatie te verbeteren. Daartoe zijn inmiddels diverse zebrapaden aangelegd. Een bussluis is in voorbereiding. Met het Trambureau is afgelopen jaar intensief contact geweest over het definitieve tracé. Daarnaast is een inventarisatie opgestart van de magneetvelden die de tram voortbrengt en de invloed van die magneetvelden op de aanwezige onderzoeksapparatuur. −− Commerciële voorzieningen: In de plint van het Duisenberggebouw is een nieuwe commerciële voorziening onder gebracht. Totaal Gemak verkoopt er nu haar producten. −− In 2010 is eveneens het Explore & Adventure Sport nabij het KVI gerealiseerd. Student van HG en RUG kunnen hier gebruik maken van diverse klimmogelijkheden.
Bijlage 3 Nevenfuncties Leden Raad van Toezicht J.G.M. Alders Voorzitter Energie-Nederland Voorzitter Pensioenfonds Zorg en Welzijn Voorzitter Alderstafels Schiphol, Eindhoven en Lelystad Voorzitter Overleg toekomst van de farmacie Voorzitter Taskforce biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen Voorzitter Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu Voorzitter Raad van Commissarissen De Lotto Voorzitter Raad van Toezicht Universitair Medisch Centrum Groningen Voorzitter Raad van Commissarissen Academische Opleidingen Groningen Voorzitter Raad van Toezicht Groninger Forum Procesregisseur Convenant Gewasbescherming Lid Taskforce Grootschalige Onderzoeksinfrastructuur Lid Taskforce Carbon Capture and Storage Lid Dagelijks Bestuur VNO-NCW Lid Raad van Commissarissen Lysias Consulting Group Lid Raad van Advies Arriva R.J. Hoekstra Staatsraad Voorzitter Voorzitter Voorzitter Voorzitter Lid Lid Lid Lid Plv. lid
Raad van State Bestuur Cornelia Stichting Stichtingsbestuur Academie voor wetgeving Hoofdcommissie van Overleg Koninklijke Hofhouding Bestuur Stichting Klachteninstituut Financiële dienstverlening Raad van Toezicht Rooseveltstudiecentrum Curatorium Nieuwspoort Raad van Toezicht Mauritshuis Adviesraad Rooseveldtstichting Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst
G. Lycklama à Nijeholt Voorzitter Voorzitter
Bestuur Stichting Fonds 1818 tot Nut van het Algemeen Raad van Toezicht Transparant, Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg
J. Oosterveld Voorzitter Lid Lid Lid
Raad van Commissarissen Biotechbedrijf Crucell Raad van Bestuur BARCO Board of Directors Cookson, Londen Board of Directors Candover, Londen
A.A.M. Schaafsma Rector Voorzitter Lid
Willem Lodewijk Gymnasium Groningen Samenwerkingsverband voor christelijke VO-scholen in Groningen Bestuur Vereniging van Rectoren van Zelfstandige Gymnasia
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 65
Bijlage 4 Nevenfuncties Leden College van Bestuur Functie
Organisatie
Gehonoreerd
Voorzitter College van Bestuur Voorzitter van Bestuur Voorzitter Raad van Toezicht Vice-voorzitter Lid Raad van Toezicht Lid Raad van Advies Lid Supervisory Board Lid Algemeen Bestuur Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur Honorair consul
Academische Opleidingen Groningen Groninger Universiteitsfonds Ubbo Emmius Fonds Energy Valley Healthy Ageing Network Noord-Nederland Topinstituut BioMedische Materialen Groningen Confucius Instituut Nederlands Antilliaanse Stichting Klinisch Hoger Onderwijs Energy Delta Institute Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland Korea
nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee
Vice-voorzitter College van Bestuur Lid Raad van Toezicht Lid Raad van Toezicht Lid Raad van Commissarissen Lid Raad van Toezicht Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur Lid van het Bestuur
LOFAR INCAS3 Groningen Internet Exchange Stichting ICT&NN Academische Opleidingen Groningen Energy Delta Institute TCNN SURF Ubbo Emmius Fonds Stichting Business Generator Groningen Stichting CUBE50 Stichting Earth
nee nee nee
Rector Magnificus Voorzitter van Bestuur Lid van het Bestuur
Stichting BEAK Accommodatiebeheer Stichting Nicolaas Mulerius Fonds
ja nee
66
nee nee nee nee nee nee nee nee
Bijlage 5 Samenstelling Centrale Organen* Raad van Toezicht R.J. Hoekstra, voorzitter J.G.M. Alders mw. G. Lycklama à Nijeholt J. Oosterveld mw. A.A.M. Schaafsma
Universiteitsraad Presidium mw. H.J. Mast, voorzitter J.J. van Dijk, vicevoorzitter mw. B.H. Pier, griffier
College van Bestuur
Personeelsfractie
S. Poppema, voorzitter K. Duppen †, vice-voorzitter F. Zwarts, rector magnificus
D.J. Fokkinga, voorzitter A.H.M. de Baets B.A.A. Beijer mw. K.E. Gardiner H.W. de Groot E.H. van Leeuwen mw. C. Mast mw. H.J. Mast R.J. van Ouwerkerk R.F. Peletier R.M.H. Schaub L.J. de Vries
College van Decanen F. Zwarts, voorzitter M.R.M. ter Hark, Wijsbegeerte H.A.L. Kiers, Gedrags- en Maatschappijwetenschappen J. Knoester, Wiskunde en Natuurwetenschappen G.H. van Kooten, Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap F. Kuipers, Universitair Medisch Centrum Groningen-O&O P.H. Pellenbarg, Ruimtelijke Wetenschappen E. Sterken, Economie en Bedrijfskunde J.B. Wezeman, Rechtsgeleerdheid mw. G.C. Wakker, Letteren
Studentenfractie Studenten Organisatie Groningen
Managementberaad K. Duppen †, College van Bestuur, voorzitter mw. J.C.H.G.M. Bottema, Facilitair Bedrijf mw. M.C. Buigel-de Witte, Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap E.C.W. Dietrich, Letteren T. van Duinen, Economie en Bedrijfskunde mw. G. Groen, Ruimtelijke Wetenschappen mw. J.E.M.B. Janssen, Wijsbegeerte K.H.K.J. Jungmann, Kernfysisch Versneller Instituut A.J. Kee, Universitair Medisch Centrum Groningen Mw. M. Nieboer, Universiteitsbibliotheek J. Poutsma, Wiskunde en Natuurwetenschappen mw. A. Schockman-Sannes, Rechtsgeleerdheid C.G.M. Sterks, Centrum voor Informatie Technologie en (a.i.) Universitair Onderwijscentrum Groningen L. Verveld, Bureau van de Universiteit F.D.A. Vleeskens, Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
mw. S. Nagy, voorzitter T. Beudeker J.J. van Dijk mw. M.A. Gielstra mw. R.S. Hijmans mw. S.M. Schipper
Groninger Studentenbond A.S. Thie, voorzitter
Calimero W. Hemel, voorzitter mw. A.D.M. Meulenkamp mw. A.J.J.M. Oostvogels mw. L.H. Wieringa M.H. Wijnmaalen
* Per 31 december 2010
Rijksuniversiteit Groningen – Jaarverslag 2010 – 67
Colofon Uitgave Dit verslag is openbaar en voor iedereen beschikbaar. De elektronische versie is te downloaden van de RUG-website: www.rug.nl/jaarverslag Gedrukte exemplaren van het verslag kan men aanvragen bij: Afdeling Communicatie RUG Postbus 72 9700 AB Groningen Tel. 050 - 363 54 45 Fax 050 - 363 63 00
[email protected]
Redactie Gert Gritter Communicatie Rutger Klein Nagelvoort Academische Zaken Leo Wenneger Financieel Economische Diensten
Ontwerp Studio Dorèl, Groningen
Druk Koninklijke Van Gorcum, Assen
Publicatie Groningen, juni 2011
Afbeelding voorzijde Centrum voor levenswetenschappen fotograaf: Michel de Groot
68