Inhoudsopgave
INLEIDING……………………………………………………………….……………….
4
1.
5
2.
HET BESTUURLIJK PERSPECTIEF………………………………………...
1.1
Duaal besturen in Ridderkerk………………………………………………… 5
1.1.1 1.1.2 1.1.3
Inleiding………………………………………………………………………………….. 5 Burgerraadsleden: bouwen aan kader………………………………………………..5 Vertrouwen……………………………………………………………………………….5
1.2
Ridderkerk als gemeenschap in de regio…………………………………….5
1.2.1 1.2.2
Intergemeentelijke samenwerking……………………………………………………. 5 Wijkplatforms……………………………………………………………………………. 6
1.3
Met en voor de burger…………………………………………………………. 6
1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4
De gemeente moet naar de burger luisteren en communiceren………………….. 6 Voor interactieve beleidsvorming…………………………………………………….. 6 Voor burgerinitiatieven…………………………………………………………………. 7 Tegen referendum……………………………………………………………………… 7
1.4 1.5
De digitale gemeente………………………………………………………….. 7 De gemeentelijke organisatie………………………………………………….7
1.5.1 1.5.2
Er zijn voor de burger:slagvaardig en klantgericht………………………………….. 7 Ruimte voor gewetensbezwaarden……………………………………………………7
1.6 1.7
Internationale contacten………………………………………………………. 7 Openbare orde en veiligheid………………………………………….…….... 8
1.7.1 1.7.2 1.7.3
Integrale veiligheid……………………………………………………………………… 8 Wijkagenten/politiebureau…………………………………………………………….. 8 Vrijwillige politie,toezichthouders, buurtpreventie………………………………….. 8
1.8 1.9 1.10 1.11
Veiligheidsregio, brandweer en ambulance………………………………... 8 Rampenbestrijding…………………………………………………………….. 9 Handhaven of gedogen………………………………………………………. 9 Evenementenbeleid…………………………………………………………… 9
HET RUIMTELIJK PERSPECTIEF…………………………………………..
2.1 2.2
10
Inleiding………………………………………………………………………… 10 Wonen………………………………………………………………………….. 10
2.2.1
Volkshuisvesting……………………………………………………………………….. 10
2.3
Ruimtelijk beleid……………………………………………………………….. 11
2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2..3.7 2.3.8 2.3.9 2.3.10 2.3.11
Structuur- en bestemmingsplannen………………………………………………….. 11 Ridderkerkse kaders ruimtelijk beleid………………………………………………… 12 Reclamebeleid………………………………………………………………………….. 12 Mobiele telefonie……………………………………………………………………….. 12 Milieu…………………………………………………………………………………….. 12 Afvalverzameling……………………………………………………………………….. 13 Begraven………………………………………………………………………………… 13 Waterbeheer…………………………………………………………………………….. 13 Natuur en openbaar groen……………………………………………………………. 13 Hondenpoep……………………………………………………………………………. 14 Buitenspeelruimten en speelmogelijkheden…………………………………………. 14
2.4 2.5
Grondbeleid en voorkeursrecht gemeenten………………………………… 15 Verkeer en vervoer…………………………………………………………….. 15
2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6 2.5.7
Verkeers(veligheids)beleid…………………………………………………………….. 15 Handhaving……………………………………………………………………………… 15 Toegankelijkheid en bereikbaarheid………………………………………………….. 15 Onderhoud en schoonmaak van wegen…………………………………………….. 16 Openbaar vervoer en fietsgebruik……………………………………………………. 16 Automobiliteit en parkeren…………………………………………………………….. 16 Geluidsoverlast verkeer……………………………………………………………….. 17
2
3.
HET ECONOMISCH PERSPECTIEF…………………………………………
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4.
5.
18
Inleiding………………………………………………………………… ……… 18 Economische visie…………………………………………………………….. 18 Agrarische sector………………………………………………………………. 18 Detailhandelsvoorzieningen, winkelcentra en horeca……………………… 18 Zondagsrust……………………………………………………………. ……… 19
HET MAATSCHAPPELIJK PERSPECTIEF…………………………………
20
4.1 4.2
Samen leven in Ridderkerk…………………………………………………… 20 Welzijn………………………………………………………………….. ……… 20
4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.2.8
Wet Matschappelijke Ondersteuning…………………………………………………. 20 Jeugd- en jongerenbeleid……………………………………………………………....20 Jeugd(gezondheids)zorg………………………………………………………………. 21 Coördinatie jeugdbeleid……………………………………………………………….. 21 Ontmoediging gebruik verslavende middelen………………………………………. 21 Peuterspeelzalen………………………………………………………………………. 21 Ouderbeleid…………………………………………………………………………….. 21 Gehandicaptenbeleid………………………………………………………………….. 22
4.3
Sociale zaken………………………………………………………….. ……… 22
4.3.1 4.3.2 4.3.3
Inleiding………………………………………………………………………………….. 22 Werk en bijstand……………………………………………………………………….. 22 Lokale armoedebestrijding…………………………………………………………….. 23
4.4
Cultuur, recreatie en sport……………………………………………. ……… 23
4.4.1 4.4.2 4.4.3 4,4,4
Cultuur en kunstuitingen……………………………………………………………….. 23 Bibliotheek…………………………………………………………………………….... 23 Monumenten……………………………………………………………………………. 24 Recreatie en sport……………………………………………………………………… 24
4.5
Onderwijs………………………………………………………………………. 24
4.5.1 4.5.2 4.5.3 4.5.4 4.5.5 4.5.6 4.5.7
Inleiding…………………………………………………………………………………. 24 Lokaal onderwijsbeleid………………………………………………………………… 25 Onderwijshuisvesting………………………………………………………………….. 25 Schoolbegeleiding……………………………………………………………………… 25 Onderwijsachterstanden en integratie……………………………………………….. 25 Volwasseneducatie…………………………………………………………………….. 25 De brede school………………………………………………………………………… 26
HET FINANCIEEL PERSPECTIEF…………………………………………..
5.1 5.2 5.3
27
Algemeen……………………………………………………………… ……… 27 Transparantie en verantwoording………………………………………….. 27 Subsidiebeleid….………………………………………………………………. 28
3
Inleiding Beste inwoner van Ridderkerk, Op D.V. dinsdag 7 maart 2006 worden er weer verkiezingen gehouden voor de gemeenteraad. Wij hopen dat u gaat stemmen. Het is de moeite waard uw stem te laten horen. Omdat het gaat om zaken die juist voor u van belang zijn. Het gaat om úw leefomgeving en úw veiligheid. Het gaat om voldoende voorzieningen voor iedereen, zoals bijvoorbeeld goede wegen en fietspaden. En het gaat – niet in de laatste plaats – ook om een aanvaardbaar belastingniveau. Voor deze en andere lokale zaken wil de SGP zich inzetten. De SGP wil dat doen vanuit een bepaald uitgangspunt: wij vinden dat er bij het besturen van de gemeente blijvend aandacht geschonken moet worden aan waarden en normen. Want dat is de belangrijkste basisvoorwaarde voor een goed samenleven van burgers. Waarden en normen zijn namelijk het cement van onze samenleving. Maar het is wel van belang waaraan die waarden en normen zijn ontleend. De SGP ontleent ze aan de Bijbel, het meest gelezen Boek ter wereld. De Bijbel is het Woord van God, onze Schepper, en heeft een Boodschap voor alle mensen. In de Bijbel wordt een aantal basisrichtlijnen gegeven voor het dagelijks leven, die de Tien Geboden genoemd worden. Die bijbelse waarden en normen hebben het welzijn van iedereen op het oog. Kortom, naar onze vaste overtuiging de beste basis voor een goede kwaliteit van onze gemeente. Voor een goed functioneren van het gemeentebestuur is het van belang dat de overheid betrouwbaar, geloofwaardig, en ook herkenbaar is. Want in de visie van de SGP is de overheid ingesteld door God om alles in deze maatschappij in goede banen te leiden. Treffend wordt dat in de Bijbel weergegeven wanneer de oorsprong van de overheid beschreven wordt: de overheid is er ‘u ten goede’. Om haar taken goed uit te kunnen voeren, moet de overheid met voldoende middelen uitgerust worden. Dat betekent echter tegelijkertijd dat er op de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid rust. De overheid mag van de burger vragen zich aan de regels te houden die zijn vastgesteld, maar dat geldt eveneens voor de overheid zelf. Een overheid moet consequent zijn, en ook wel eens ‘nee’ durven zeggen tegen een burger of burgers. Dat alles komt de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de overheid ten goede. Het handelen van de overheid moet ook redelijk zijn en uit te leggen zijn aan de burgers. Het gaat D.V. dinsdag 7 maart om de kwaliteit van úw gemeentebestuur. Ú moet zich als burger thuis voelen in Ridderkerk. Hiervoor wil de SGP zich dan ook inzetten de komende vier jaren. Niet alleen, maar samen met u. Daarom: stem lokaal èn principieel. Stem SGP!
Deze versie is te downloaden van www.SGP-Ridderkerk.nl
4
1.
Het bestuurlijk perspectief
1.1
Duaal besturen in Ridderkerk
1.1.1 Inleiding De afgelopen raadsperiode is in het gemeentebestuur ervaring opgedaan met het dualisme. Dat betekent onder andere dat wethouders geen deel meer uitmaken van de gemeenteraad. Uit verschillende evaluaties bleek dat gemeentebestuurders, in het algemeen, nog erg moesten wennen aan de nieuwe situatie. De SGP pleit ervoor om het dualisme de tijd te geven en niet teveel nieuwe veranderingen kort na de dualisering van het gemeentebestuur te gaan invoeren. In de komende periode is het zaak dat de dualisering resultaat gaat opleveren voor de burger, en het bestuur zich buiten het gemeentehuis met de burger gaat bezig houden! Hoewel de wethouders sinds de dualisering ook van buiten de gemeente gekozen mogen worden, is de SGP van mening dat de te benoemen wethouders op de kandidatenlijsten van de in de raad gekozen fracties moeten staan. 1.1.2 Burgerraadsleden: bouwen aan kader Om de interesse voor de gemeentepolitiek voor de burger te vergroten en het op doen van ervaring door schaduwfractieleden te stimuleren, is de SGP een voorstander van burgerraadsleden of commissieleden die in commissies zitting kunnen hebben namens hun partij. Voorwaarde is dat deze burgerraadsleden op de kandidatenlijsten van hun partij staan. 1.1.3 Vertrouwen Wil de politiek meer zichtbaar worden, dan zal de gemeenteraad zijn eigen bevoegdheden serieus moeten nemen. Dat betekent niet alleen reageren en controleren, maar ook zelf actief kaders stellen waarbinnen het college moet opereren. Kan een wethouder niet meer op het vertrouwen rekenen van de (meerderheid van de) gemeenteraad, dan moeten daar door de betreffende wethouder consequenties aan verbonden worden. Anderzijds moet het ook weer niet zo zijn dat een wethouder te gemakkelijk wordt ‘weggestuurd’. De SGP vindt dat hier principieel en zorgvuldig mee omgegaan moet worden.
1.2
Ridderkerk als gemeenschap in de regio
1.2.1 Intergemeentelijke samenwerking Ridderkerk is een gemeenschap met een eigen uitstraling en met eigen karakteristieke kenmerken. Met name het dorpse karakter, het samenbindende verenigingsleven en ook de diverse kerkelijke gemeenschappen onderscheiden Ridderkerk nog steeds van de stad, alhoewel verstedelijking op de loer ligt als gevolg van onder meer regionale huisvestingsafspraken en plannen met betrekking tot een Trampluslijn. De identiteit van de Ridderkerkse gemeenschap kan het best worden bewaard als het bestuur van de gemeente zoveel mogelijk autonome bevoegdheden behoudt. De gemeente is immers als zelfstandige organisatie de basis van ons bestuurlijk stelsel. Ridderkerk maakt deel uit van de stadsregio Rotterdam, een bestuursorgaan met een aantal wettelijke taken. Het dorpse karakter van Ridderkerk staat onder druk mede doordat Rotterdam d.m.v. specifieke wetgeving de bij de grote stad behorende problematiek kan en mag aanpakken. Ridderkerk moet, met andere gemeenten, alert zijn dat de problemen zich niet verplaatsen naar de naaste omgeving van Rotterdam. De SGP: x vindt dat bestuurlijke taken op een niveau dat zo dicht mogelijk bij de burgers ligt, moeten worden uitgeoefend x hecht sterk aan de gemeentelijke zelfstandigheid en autonomie; x wil effectief gebruik maken van intergemeentelijke samenwerking, in combinatie met een sterke regierol van de provincie; Hierbij kan met name gedacht worden aan de
5
x
x x
efficiëntere uitvoering van een aantal taken met één of meer gemeenten op het eiland IJsselmonde; vindt dat de schaal voor eventuele intergemeentelijke samenwerking afhankelijk is van het beleidsterrein van samenwerking; in principe zal geen sprake kunnen zijn van overdracht van bevoegdheden; (h)erkent het gevaar dat bij regionale samenwerking het eigen karakter en de eigen cultuur van Ridderkerk aangetast kunnen worden; vindt dat bij verplichte regionale samenwerking de financiële lasten voor de inwoners van Ridderkerk als gevolg daarvan niet mogen toenemen.
1.2.2 Wijkplatforms De SGP waardeert het dat er in verschillende wijken van Ridderkerk wijkoverleg is. Er zou een dekkend netwerk van deze platforms moeten zijn om de betrokkenheid van wijkbewoners bij de beleidsvorming die de wijken aangaat optimaal te maken. Overigens mogen ze de uiteindelijke besluitvormende en kaderstellende positie van de gemeenteraad niet verdringen.
1.3
Met en voor de burger
1.3.1 De gemeente moet naar de burgers luisteren en met hen communiceren De SGP is van mening dat de raadsleden met de burgers in contact moeten komen en blijven. Er moet goed naar de burgers geluisterd worden. Natuurlijk binnen bepaalde kaders. Niet alles wat een burger wil, kan ook. Bij wensen van de burgers moeten de gemeenteraad en het college alle belangen laten meewegen, ook de belangen van een minderheid. Voor de SGP is belangrijk dat besluiten niet strijdig zijn met de door God in de Bijbel gegeven regels. Het gemeentebestuur dient naar de burgers optimale openheid en openbaarheid te betrachten, zodat er een goede gelegenheid ontstaat om kennis te nemen van en te reageren op het voorgenomen beleid. De diverse inspraakprocedures moeten helder en praktisch zijn, met voor de burger voldoende mogelijkheden tot deelname. Ook een optimaal gemeentelijk voorlichtings- en informatiebeleid draagt bij aan een betere communicatie met, informatie aan en beeldvorming door de burger. Voorlichting vindt plaats in openbare vergaderingen, hoorzittingen, informatiebijeenkomsten en via persoonlijke contacten vanuit het ambtelijk apparaat. Daarnaast is er de wekelijkse informatiepagina van de gemeente in “De Combinatie” als belangrijk medium, omdat deze huis aan huis wordt bezorgd. Een (minimaal) eenmaal per jaar in elke woonkern of -wijk te beleggen contactbijeenkomst door of namens het gemeentebestuur helpt de relatie tussen bestuurders en bestuurden te verbeteren. Dergelijke bijeenkomsten moeten in ieder geval ook georganiseerd worden als de situatie in een woonwijk daartoe aanleiding geeft. De SGP hecht aan het regelmatig evalueren van de gemeentelijke communicatie. 1.3.2 Vóór interactieve beleidsvorming Interactieve beleidsvorming moet in een vroegtijdig stadium toegepast worden. Met andere woorden: laat de burgers vanaf het begin meepraten. De winst hiervan is dat er een draagvlak onder de bevolking gecreëerd wordt, zeker bij ingrijpende projecten. Ook kunnen de bijdragen van burgers helpen de kwaliteit en effectiviteit van het bestuur te vergroten. Voorwaarde is echter wel dat, voorafgaande aan het proces van interactieve beleidsvorming, naar de burgers duidelijk moet worden gemaakt binnen welke kaders alles gebeurt. Duidelijke spelregels en randvoorwaarden moeten voorkomen dat er verwachtingen gewekt worden waaraan later niet beantwoord kan worden. Indien suggesties of ideeën van burgers niet worden overgenomen, dan moet duidelijk gemotiveerd worden waarom dat niet gebeurt. De eindafweging is altijd de verantwoordelijkheid van de democratisch gelegitimeerde raad. Bij interactieve beleidsvorming is een goede procesbegeleiding onmisbaar.
6
1.3.3 Vóór het burgerinitiatief De SGP is voorstander van het burgerinitiatief waardoor burgers, onder voorwaarden, het recht krijgen om bepaalde onderwerpen op de politieke agenda te plaatsen. Daarna moet de gemeenteraad zich daarover uitspreken. 1.3.4. Tegen het referendum Bij het referendum ligt het anders. Daar is de SGP om principiële en praktische redenen geen voorstander van. De gemeenteraad is immers door de burgers gekozen om voor vier jaar lang de gemeente te besturen. In de gemeenteraad worden alle belangen tegen elkaar afgewogen en wordt geprobeerd een evenwichtig beleid te formuleren. Naar de mening van de SGP moet de gemeenteraad altijd het laatste woord hebben. De raad moet ook zijn verantwoordelijkheid durven nemen en die niet door middel van een referendum afschuiven op de burgers.
1.4 De digitale gemeente De toepassing en de invloed van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) gaan steeds verder in onze maatschappij. Deze ontwikkeling is niet altijd toe te juichen; evenmin biedt ze altijd een oplossing voor communicatieproblemen. Er moet altijd rekening worden gehouden met groepen burgers die geen gebruik willen of kunnen maken van digitale diensten. Het mag dus niet zo zijn dat bepaalde gemeentelijke diensten alleen digitaal worden aangeboden. Voor rechtstreekse discussies tussen college-/raadsleden en burgers via de gemeentelijke website, moeten heldere spelregels worden afgesproken, bijvoorbeeld als het gaat om de status daarvan. De invloed van de burgers via het internet en/of de e-mail moet volledig betrouwbaar en fraudebestendig zijn.
1.5
De gemeentelijke organisatie
1.5.1 Er zijn voor de burger: slagvaardig en klantgericht Voor de SGP zijn kernwoorden voor de gemeentelijke organisatie slagvaardigheid en klantgerichtheid. Daarnaast zijn betrouwbaarheid en geloofwaardigheid essentieel voor het goed functioneren van de gemeentelijke organisatie. Het meedenken met de klant in de goede zin van het woord voorkomt negatieve beeldvorming bij de burger en ondernemers. De burger moet niet het gevoel hebben van het kastje naar de muur gestuurd te worden. Bovendien hecht de burger aan duidelijkheid. De verdere ontwikkeling van het Gemeentelijk Service Centrum (GSC) kan goede diensten bewijzen om de slagvaardigheid en de klantgerichtheid te bevorderen. 1.5.2 Ruimte voor gewetensbezwaren De huidige maatschappij wordt gekenmerkt door een hoge mate van tolerantie. De SGP vindt het intolerant wanneer aan ambtenaren die op levensbeschouwelijke gronden bepaalde (al dan niet wettelijke) taken niet uit kunnen voeren, die ruimte niet gegeven wordt. Gewetensbezwaarde ambtenaren moeten die ruimte krijgen!
1.6 Internationale contacten De SGP is van mening dat daar waar sprake is van goede particuliere initiatieven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, mondiale bewustwording, uitwisselingen enz., de gemeente geen eigen initiatieven moet ontplooien. Zij kan dergelijke initiatieven wel ondersteunen.
7
1.7
Openbare orde en veiligheid
1.7.1 Integrale veiligheid Er moeten geen plaatsen in de openbare ruimten zijn waar Ridderkerkers zich niet veilig voelen. Het gemeentebestuur heeft op dit terrein een belangrijke taak. Hoewel de mogelijkheden van de gemeenteraad om daadwerkelijk de politiesterkte te vergroten heel klein zijn, moet het gemeentebestuur er voortdurend op toezien dat de veiligheid van de burger niet in het gedrang komt. Preventie is een kernbegrip: het voorkómen van onveilige situaties. Voor bepaalde gebieden in de gemeente kan cameratoezicht een bijdrage leveren aan het verhogen van de veiligheid, bijvoorbeeld die gedeelten waar veel horeca is . Het veiligheidsbeleid moet hoog op de agenda blijven staan. Omdat de meeste vormen van onveiligheid niet met één bepaalde maatregel zijn tegen te gaan, maar er verschillende maatregelen op verschillende beleidsterreinen nodig zijn, is een integrale aanpak van belang. Criminaliteit, verslavingen, uitgaansproblematiek en verkeersveiligheid, maar ook een rommelige openbare ruimte hebben vaak alles met elkaar te maken. Een ander aspect is de brandveiligheid. Bij ruimtelijke bestemmingsplannen moet de brandweer betrokken worden om het aspect brandveiligheid vroegtijdig te beoordelen. Voor de SGP zijn samenhang in beleid (de integrale benadering) en de handhaving sleutelwoorden voor het welslagen van dit veiligheidsbeleid. 1.7.2 Wijkagenten/politiebureau De politieagent in de straat blijkt de meest effectieve vorm van vandalisme- en criminaliteitspreventie en -bestrijding. De SGP wil dan ook het aantal wijkagenten uitbreiden. De aangiftebereidheid van de burgers dient niet gefrustreerd te worden door logistieke belemmeringen betreffende het politiebureau. De mogelijkheden om op het bureau in contact te treden met de politie dienen optimaal te zijn. De politie moet 24 uur per dag goed bereikbaar zijn. 1.7.3 Vrijwillige politie, toezichthouders buurtpreventie Aan de vrijwillige politie kent de SGP een belangrijke plaats toe. Door vrijwillig politiewerk wordt de betrokkenheid bij en de medeverantwoordelijkheid voor een veilige samenleving vergroot. In het kader van het integraal veiligheidsbeleid worden voor toezichthoudende activiteiten ook toezichthouders ingezet. Voor de SGP betekent deze inzet geen vervanging van de politie, maar een aanvulling. Eveneens als aanvullende maatregel wil de SGP de buurtpreventie zoals die in enkele wijken functioneert uitbreiden en bevorderen dat inwoners van een wijk hier ook actief in (gaan) participeren.
1.8 Veiligheidsregio, brandweer en ambulance De tendens van steeds meer regionaal georganiseerde veiligheids- en gezondheidsdiensten gaat ook onze regio niet voorbij. De SGP erkent het belang van regionale afspraken als het gaat over veiligheid. Het regionaliseren van brandweer en ambulancezorg mag er echter niet toe leiden dat onze gemeente ondersneeuwt door de problemen van de grote stad Op handhaving van de norm voor aanrijtijden moet nauwlettend toezicht worden gehouden. Het gemeentebestuur moet alles in het werk stellen om de ambulancepost voor Ridderkerk te behouden of opnieuw te verwerven. De brandweer moet zodanig zijn toegerust dat zij haar taken in het belang van de gemeenschap kan blijven uitoefenen. De bevolking moet te allen tijde kunnen rekenen op een snelle en goede hulpverlening, niet alleen bij brand, maar ook bij andere calamiteiten. Een belangrijke pijler onder dit beleid is de vrijwilligheid van onze brandweer. De telefonische bereikbaarheid van de verschillende hulpdiensten moet vanuit alle Ridderkerkse wijken éénduidig en optimaal te zijn.
8
1.9 Rampenbestrijding Een beleidsterrein dat ook de regelmatige aandacht van de gemeenteraad nodig heeft, is de rampenbestrijding. Om het gemeentelijk rampenplan een functionele bijdrage te laten leveren aan de bescherming en de veiligheid van de burgers, moet dit plan regelmatig worden getoetst en geëvalueerd. Indien nodig zal het plan tijdig moeten worden bijgesteld. Ridderkerk ligt in een regio met een hoge risicokwalificatie. Dit vereist een hoog kwaliteitsniveau van de rampenbestrijding. De gemeente moet dan ook met kracht bevorderen dat ambulancedienst, politie en brandweer voldoende multidisciplinair oefenen.
1.10 Handhaven of gedogen? Met handhaving staat of valt beleid. Een gedoogcultuur kan niet meer! Daarom is de SGP voor een consequent handhavingsbeleid. Handhaven en toezicht houden kan de overheid niet zonder dat de burgers zich hun eigen verantwoordelijkheid realiseren. Dit aspect verdient extra aandacht, omdat de neiging bestaat de overheid overal verantwoordelijk voor te stellen. Voor zover hier sprake is van een noodzakelijke mentaliteitsverandering, wil de SGP die bevorderen. Burgers hebben ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar en elkaars bezittingen. Kosten, voortvloeiende uit vandalisme, zullen zoveel mogelijk op de daders verhaald moeten worden. De overheid moet zich bij de uitoefening van de handhavende taak niet laten afschrikken door angst voor schadeclaims.
1.11 Evenementenbeleid Aanvullend op de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is het volgens de SGP gewenst en nodig om beleid te formuleren voor evenementen. Zeker als het gaat om evenementen op tijden en plaatsen die in het algemeen als niet-regulier worden ervaren of waarbij gebruik wordt gemaakt van door of in opdracht van de gemeente geëxploiteerde gebouwen die eigendom zijn van de gemeente (denk aan sportvelden, sportzalen, MFC, zwembad, etc.).
9
2.
Het ruimtelijk perspectief
2.1 Inleiding De ruimte in Ridderkerk is schaars. Bij de indeling en verdeling van die schaarse ruimte is een verantwoord ruimtelijk ordeningsbeleid nodig. Bij ruimtelijke ordening moet dan niet alleen gedacht worden aan de openbare ruimte direct om ons heen. Er zijn met tal van andere aandachtsgebieden raakvlakken, zoals grondbeleid, onteigening, wonen, werken, recreëren, verkeer en vervoer, stedelijke vernieuwing, monumentenzorg, milieu en reclamebeleid. Soms vullen deze aandachtsgebieden elkaar aan, maar vaker is er sprake van tegenstrijdige belangen. Een evenwichtige keuze moet dan gemaakt worden om een goed woon-, werk- en leefklimaat te realiseren.
2.2 Wonen Eén van de belangrijkste eisen die burgers stellen aan hun directe woonomgeving is, dat deze van een goede kwaliteit moet zijn. Het gaat dan niet alleen om een goede woning, maar ook om zaken als de aanwezigheid van voorzieningen, van groen, van speelplaatsen voor (jonge) kinderen, van een goede infrastructuur en van voldoende openbaar vervoer. Niet alleen bij nieuwbouwplannen, maar zeker ook bij herstructureringsoperaties moet nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. De door het college van B&W op te stellen zogenoemde "startbrief" bij herstructureringsprojecten - waarmee de raad wordt geïnformeerd over zo'n project - gaat dan ook niet alleen in op de fysieke infrastructuur, maar juist ook op de sociale en economische infrastructuur en op de communicatie en participatie van de desbetreffende inwoners van Ridderkerk. 2.2.1 Volkshuisvesting De SGP vindt het belangrijk dat voor de samenstelling van een nieuwe woonwijk of herstructureringsgebied in het woningaanbod (sociaal, middelduur, duur) een balans gevonden wordt die past bij de (gewenste) Ridderkerkse bevolkingsopbouw. Starters en éénverdieners verdienen bijzondere aandacht, zowel van de gemeente als van Woonvisie. Voor deze doelgroep moeten mogelijkheden van alternatieve eigendomsvormen in kaart worden gebracht, zoals een huurkoopwoning, een optiewoning en groeiend eigendom. Ook vormen van financiële ondersteuning voor starters zijn een middel om starters aan een (betaalbare) woning te helpen. Het is van belang dat de gemeente met corporaties, projectontwikkelaars en bewonersorganisaties om tafel gaat om een goede afstemming van vraag en aanbod van betaalbare huurwoningen te waarborgen. De gemeente moet de corporaties ook in staat stellen hun volkshuisvestingstaak te kunnen waarmaken door het beschikbaar stellen van grond. Overigens is de SGP voorstander van het bevorderen van het eigen woningbezit. Aan de verkoop van huurwoningen moet een evenwichtige strategie ten grondslag liggen. De al ingezette vergrijzing van de bevolking zal steeds meer toenemen. Bij woningbouw moet deze ontwikkeling meegenomen worden, reeds in het stadium van de beleidsvorming. De behoefte aan senioren- en ouderenwoningen zal toenemen. Bij de eisen die aan ‘levensloopbestendige’ woningen gesteld worden, kan gedacht worden aan bereikbaarheid (zijn er voorzieningen in de buurt? Is er openbaar vervoer?), woningen zonder trappen en alarmering. De mogelijkheden van aanpasbaar en aangepast bouwen moeten bij de planuitvoering optimaal worden benut. Om in de behoeften van onze zorgbehoevende medemensen te voorzien, worden woonzorg-zones gerealiseerd. De gemeente legt haar beleid vast in een nadrukkelijk op de Ridderkerkse wensen en behoeften afgestemd woningbouwprogramma als kader voor nieuwbouw en
10
herstructureringsplannen. Dit programma voorziet ook in sturing met betrekking tot de bevolkingsopbouw. Voorkomen moet worden dat bepaalde doelgroepen qua leeftijd en inkomen wegtrekken uit de gemeente. Vergrijzing en afnemend economisch draagvlak kunnen van dit wegtrekken het gevolg zijn. Daarbij komt dat er in de regio sprake is van grootschalige herstructureringsgebieden, dat er een nieuw regionaal woningtoewijzingssysteem is geïntroduceerd, dat er afspraken met de stadsregio zijn gemaakt over meer sociale woningbouw en dat het percentage te verhuren woningen aan zogenoemde "urgenten" is opgehoogd. Verder kan de gemeente Rotterdam op grond van de zogenoemde “Rotterdamwet” bepaalde woningzoekenden “weren”, terwijl de gemeente Ridderkerk dat juist niet kan en mag. Dit betekent instroom van woningzoekenden in Ridderkerk vanuit de stad Rotterdam en de regio. Maar de Ridderkerkse woningmarkt is krap en er zijn weinig uitbreidingsmogelijkheden binnen de gemeentegrenzen. Hierdoor zal de kans op een woning voor lokale woningzoekenden onder druk komen te staan. Voor die ontwikkelingen mogen de ogen niet worden gesloten, maar moet beleid worden gemaakt.
2.3
Ruimtelijk beleid
2.3.1 Structuur- en bestemmingsplannen De bevoegdheid van de gemeente op het gebied van de ruimtelijke ordening komt vooral tot uitdrukking in de opstelling en vaststelling van structuur- en bestemmingsplannen. In deze plannen wordt concreet invulling gegeven aan het ruimtelijk beleid van de gemeente. Met andere woorden: waar komen bedrijfsterreinen; waar woningbouw en waar groengebieden; en hoe wordt met het buitengebied omgegaan. Bij het opstellen van de plannen vindt dus de integrale afweging plaats van alle betrokken belangen. De SGP vindt dat daarbij nadrukkelijk de mogelijkheden bekeken moeten worden om voldoende huisvesting voor de plaatselijke bevolking te realiseren. Het gemeentebestuur moet er zorg voor dragen dat de diverse ruimtelijke plannen actueel zijn. Dat komt het ruimtelijk beleid, maar evenzeer de burger ten goede. Met het oog op de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) moet met de actualisering van plannen tijdig begonnen worden. Een al te gedetailleerd bestemmingsplan komt de werkbaarheid van het bestemmingsplan op den duur niet ten goede. Bestemmingsplannen dienen flexibel en globaal van opzet te zijn. Door middel van vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden moet maatwerk geleverd worden ten aanzien van individuele wensen van de burgers. Elk geval verdient een eigen eerlijke afweging en mag niet op voorhand onmogelijk zijn door een strikte toepassing van het bestemmingsplan. Het zwaartepunt van een bestemmingsplan ligt bij de aanwijzing van de verschillende functies (wonen, werken, recreëren, natuur en landbouw) in het plangebied. In de beschrijving van het plangebied moet worden ingegaan op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in het betreffende gebied, zodat dit aspect – dat voor burgers van heel groot belang blijkt te zijn - in nauwe samenhang met de ruimtelijke inrichting van een (nieuwe) wijk bekeken wordt. In de Welstandsnota zijn de uitgangspunten van het welstandstoezicht met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit beschreven; het gaat dan om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden. Deze waarden moeten juridisch verankerd worden in de bestemmingsplannen. Inwoners moeten snel en adequaat geïnformeerd worden over de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen, wijzigingen van bestaande bestemmingsplannen, mogelijkheden van inspraak en het indienen van zienswijzen. Met inspraakreacties en ingediende zienswijzen bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan wordt zorgvuldig en gemotiveerd omgegaan. De gemeente houdt zich aan de aangegeven en voorgeschreven termijnen. Wordt daarvan afgeweken, dan worden de inwoners daarover met een duidelijke motivatie geïnformeerd.
11
2.3.2 Ridderkerkse kaders ruimtelijk beleid De SGP vindt dat de "open ruimten" rondom Ridderkerk en tussen de wijken in stand moeten blijven en niet mogen "verstenen", noch door woningbouw, noch door bedrijfsterreinen. Dit betekent dat de SGP de polder Nieuw-Reijerwaard als glastuinbouwgebied wenst te handhaven.Ook Bolnes-Zuid moet groen blijven. De Crezeepolder moet de huidige agrarische bestemming behouden, vooral omdat inundatie van dat gebied door het doorgraven van de primaire waterkering de veiligheid aantast van de inwoners van Ridderkerk. De afronding van het Centrumplan moet in de pas lopen met de Ridderkerkse (financiële) mogelijkheden. De SGP aanvaardt de noodzaak van hoogbouw, maar pleit voor een zorgvuldige maatvoering daarvan, passend bij de omgeving. Zo bieden de rivieroevers en de doorgaande in- en uitvalswegen meer mogelijkheden voor hoogbouw dan binnen woonwijken het geval is. Detailhandel op bedrijfsterreinen hoeft naar het oordeel van de SGP niet op voorhand categorisch te worden afgewezen. De aard van de bedrijfsvoering in relatie tot de overige activiteiten op het desbetreffende bedrijfsterrein is bepalend voor de vraag of detailhandel kan worden toegestaan. Dit laat onverlet dat detailhandel op bedrijfsterreinen uitzondering is en geen regel. 2.3.3 Reclamebeleid De openbare ruimte (wegen, fietspaden, trottoirs, e.d.) is van ‘iedereen’. Iedere inwoner maakt daarvan gebruik. Hij/zij moet zich dan ook plezierig en ‘veilig’ voelen. Dat betreft niet alleen de verkeersveiligheid, maar zeker ook het reclamebeleid (driehoeksborden, lichtmastreclame, gevelreclame, reclame binnen gemeentelijke gebouwen, reclamezuilen, abri- en vipreclame, uitstallingsborden). De SGP is een voorstander van een sober reclamebeleid. Voor de SGP zijn belangrijke aandachtspunten: de kwaliteit van de openbare ruimte, de uitstraling van winkelcentra en bedrijfsterreinen, de toegankelijkheid voor de minder valide burgers en het karakter van de reclame. De reclame-uitingen moeten ook een duidelijke relatie hebben met het bedrijf waarop de reclame - aanduiding betrekking heeft. Uitwaaiering in het openbaar gebied evenals aantasting van het buitengebied wordt daarmee voorkomen. De SGP is tegen snelwegreclame. Omdat de reclame-uitingen op affiches, driehoeks- en andere reclameborden steeds opdringeriger en meer shockerend worden, vindt de SGP het de taak van het gemeentebestuur om, waar dat mogelijk is, begrenzend op te treden. Daarbij is de gemeente vooral aangewezen op privaatrechtelijke instrumenten (bijvoorbeeld het contract). Bovendien moet vastgesteld reclamebeleid ook daadwerkelijk worden gehandhaafd. 2.3.4 Mobiele telefonie Het toenemend gebruik van mobiele telefonie veroorzaakt een toename van het aantal zendmasten. Om wildgroei te voorkomen dienen de verschillende providers een gemeentelijk dekkingsplan te ontwikkelen. Medegebruik van de zendmasten en benutting van reeds bestaande voorzieningen zijn hierbij uitgangspunt. Nieuwe voorzieningen moeten bij bebouwing of infrastructuur ingepast worden. Het vermoeden dat UMTS-masten gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, moet uiterst serieus worden genomen. Daarom is een grote terughoudendheid voor wat betreft het plaatsen van deze masten geboden. 2.3.5 Milieu De mens is door God als rentmeester over de aarde aangesteld. De aandacht voor het milieu mag daarom niet verslappen. Tijdige evaluatie en actualisering van het milieubeleid dragen bij aan de effectiviteit en de efficiency daarvan. In het milieubeleid moeten onder andere aan de orde komen: geluid, lucht, afvalinzameling, duurzaam bouwen, waterbeleid en -kwaliteit, de in de gemeente aanwezige flora en fauna, energiebeleid en riolering. Op deze wijze wordt een totaalbeeld van het milieubeleid en de samenhang daarvan behouden.
12
In het kader van het energiebeleid moet voor vernieuwingen niet worden teruggedeinsd. Onze welvaartsmaatschappij gebruikt bovendien ook steeds meer energie.Onze energievoorraad is echter niet onuitputtelijk. Het afsteken van vuurwerk moet door de gemeente maximaal ontmoedigd worden. Alleen al in de nacht van oud- op nieuwjaar komt een hoeveelheid fijn stof vrij die gelijk is aan 6% van de jaarlijkse uitstoot door het verkeer. En één oudejaarsnacht is goed voor 40%(!) van de jaarlijkse hoeveelheid koperdeeltjes in het oppervlaktewater. Dat nog afgezien van de bergen afval op straat en de (geluids-)overlast voor mens en dier. Ook op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan het zo noodzakelijk terugdringen van de toch al problematische luchtverontreiniging in Ridderkerk. 2.3.6 Afvalinzameling Om te voorkomen dat er steeds meer afval geproduceerd wordt, is de SGP een voorstander van het principe ‘de vervuiler betaalt’. Dat principe houdt in dat, hoe minder afval de burgers produceren, des te minder zij daarvoor betalen moeten. Tariefdifferentiatie is daarbij een goed instrument. Met het oog op de onwenselijke extreem hoge belasting voor grote gezinnen moet er een maximum gesteld worden aan het tarief voor deze gezinnen. De gemeentelijke overheid heeft een voorbeeldfunctie als het gaat om het beperken van afval. Zij moet een sober beleid voeren en niet vooropgaan in de huidige wegwerpcultuur. Het reinigen van de GFT-bakken dient elke veertien dagen plaats te vinden. 2.3.7 Begraven Het gemeentebestuur dient te zorgen voor voldoende en gepaste gelegenheid voor het begraven van onze gestorvenen. Binnen deze voorwaarde probeert het gemeentebestuur uit overwegingen van piëteit en ten behoeve van de rouwverwerking het ruimen van graven zo lang mogelijk uit te stellen. De hoogte van de tarieven voor grafrechten dient zodanig te zijn dat het voor iedereen in de gemeente mogelijk moet zijn zich te laten begraven; begraven mag in geen geval duurder zijn dan cremeren. Overigens vindt de SGP - op grond van de Bijbel - dat crematie en asverstrooiing verwerpelijk is. Asverstrooiing vindt zeker niet plaats binnen voor het publiek algemeen toegankelijke gebieden. 2.3.8 Waterbeheer De verontreiniging van het oppervlaktewater is de SGP een grote zorg. De gemeente en de waterschappen moeten de handen ineenslaan om de verontreiniging tegen te gaan. Handhaving van de milieuregels op dit terrein heeft prioriteit. Behalve voor het behoud van gezond drinkwater voor iedereen, is een integraal waterplan ook van groot belang voor de afwisseling in de woonomgeving en natuurgebieden, voor recreatiemogelijkheden, voor de economie (landbouw en visserij) en natuurlijk voor de veiligheid. In het plan krijgt de noodzakelijke capaciteit van wateropvang bij extreme regenval de nodige aandacht. De problemen van wateroverlast in de oudere wijken van Ridderkerk moeten voortvarend worden opgelost. 2.3.9 Natuur en openbaar groen Natuur- en groengebieden moeten worden beschermd. Het natuur- en landschapsplan van Ridderkerk moet worden geactualiseerd. De ontwikkeling van (nieuwe) natuurgebieden, zoals bijvoorbeeld in Ridderkerk-West en tussen Bolnes en Slikkerveer, als onderdeel van het Landinrichtingsplan IJsselmonde wordt niet afgewezen. De agrarische bedrijfsvoering mag in voorkomende gevallen niet worden belemmerd. Op vrijwillige basis worden agrariërs betrokken bij het natuur- en landschapsbeheer. Openbaar groen draagt in sterke mate bij aan de leefbaarheid van de gemeente. Het beleid moet gericht zijn op de aanleg, het beheer en het onderhoud van plantsoenen, parken en ander openbaar groen, op een zodanige wijze dat de ruimtelijke inrichting tegen een aanvaardbare prijs aan de maatschappelijke eisen van de tijd blijft voldoen.
13
Binnen de gemeente komen enkele gebieden voor die een bijzondere natuur- en landschappelijke waarde hebben. Deze gebieden, die als een ring rondom Ridderkerk liggen, bepalen in belangrijke mate het groene karakter van de gemeente. Om deze gebieden hun karakter te laten behouden is het noodzakelijk dat de gemeente weerstand biedt tegen de druk van de toenemende verstedelijking. Aan het groenonderhoud moeten hoge eisen worden gesteld. Het niet regelmatig of ronduit slecht onderhouden van groen levert niet alleen een rommelig straatbeeld op, maar ook een ontevreden burger. Bovendien kan het leiden tot rioolproblemen. Een kwalitatief goed ontwerp-, gebruiks- en onderhoudsniveau van de openbare voorzieningen heeft een belangrijke functie in de belevingswaarde van de leefomgeving en komt de bereikbaarheid, volksgezondheid en veiligheid ten goede. De gemeente dient de kwaliteit van de openbare ruimte optimaal te waarborgen. Voorkomen moet worden dat vormen van onkruidgroei langs singels en op andere plaatsen, evenals extensief beheerde grasvelden bij de invalswegen naar de gemeente, een onverzorgd beeld opleveren. Een goed onderhoudsniveau van wegen, (fiets)paden en trottoirs is onmisbaar, met name voor ouderen en gehandicapten. Er moet meer aandacht worden besteed aan de bestrijding (en verwijdering) van onkruid op trottoirs en pleinen. Ook andere overheden zoals Rijkswaterstaat, het Natuur- en Recreatieschap IJsselmonde en het Waterschap Hollandse Delta moeten op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken als het gaat om handhaving van een goed onderhoudsniveau. Zwerfvuil moet bestreden en voorkomen worden. Naast schoonmaakacties en opruimcampagnes moet ook preventie voldoende aandacht krijgen. Mensen moeten hun afval zo snel mogelijk kwijt kunnen. Daarom moet de gemeente zorgen voor voldoende prullenbakken. Ook hierbij speelt een goede handhaving een belangrijke rol. Maar het publiek moet ook aangesproken en voorgelicht worden, Het doel van de zwerfvuilacties is het vergroten van het draagvlak voor natuur- en milieueducatie en het onder de aandacht brengen van de zwerfvuilproblematiek. De gemeente vervult een initiërende en faciliterende rol. De activiteiten van het Natuur en MilieuEducatie centrum (NME) verdienen ondersteuning. 2.3.10 Hondenpoep Eén van de zaken die tot veel ergernis van de burgers leiden, is het hondenpoepprobleem. Hoewel deze problematiek uiteraard in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de hondenbezitters is, heeft het gemeentebestuur mede een taak om deze bron van ergernis en overlast aan te pakken. Hondenpoepbeleid staat of valt met de handhaving daarvan. Er moeten ook maatregelen genomen worden om ook daadwerkelijk alle hondenbezitters te belasten. 2.3.11 Buitenspeelruimten en speelmogelijkheden Bij de inrichting van de openbare ruimte mag het kind niet het kind van de rekening zijn: er moeten voldoende buitenspeelruimten en speelmogelijkheden zijn. In de door de SGP bepleite beschrijving van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in de tekst van het bestemmingsplan moet aan dit onderwerp zeker ook aandacht geschonken worden. Dit voorkomt ook dat het aantal vierkante meters buitenspeelruimte te gemakkelijk opgeofferd wordt aan de aanleg van parkeerplaatsen. Om enige structuur in het onderhoud en de aanschaf van speeltoestellen voor kinderen aan te brengen, is de opstelling van een plan voor de aanschaf en het onderhoud van kinderspeeltoestellen gewenst. Het betrekken van de buurt bij de realisatie, het beheer en het onderhoud van de speelplekken wordt door het gemeentebestuur (in samenwerking met wijkoverleggen, etc.) gestimuleerd.
14
2.4 Grondbeleid en voorkeursrecht gemeenten Ook het grondbeleid is een ordenend en sturend instrument voor de gemeentelijke overheid. De SGP is voorstander van een actief gemeentelijk grondbeleid wanneer daar het algemeen belang mee is gediend. Het kan daarbij gaan om het bouwen van woningen, het aanleggen van bedrijventerreinen, van de nodige infrastructuur of van (grote) groengebieden. Het in stand houden van een behoorlijke financiële reserve om zogenoemde strategische grondaankopen te kunnen doen, is van groot belang. Hoewel de SGP erkent dat economische, ruimtelijke en sociale processen zich niet aan gemeentegrenzen houden en dat een bovenlokaal grondbeleid van belang kan zijn, is zij voorshands geen voorstander van zo'n bovenlokaal beleid. Voordat een keuze wordt gemaakt, worden alle voor- en nadelen voor de gemeente grondig tegen elkaar afgewogen.
2.5
Verkeer en vervoer
2.5.1 Verkeers(veiligheids)beleid Bij het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente moet de verkeersveiligheid grote aandacht blijven houden. Daar waar dat nodig of nuttig is, wordt regionaal samengewerkt. De gemeente houdt het verkeersplan actueel. Bij de regelmatige evaluatie en aanpassing van het plan worden de burgers op interactieve wijze betrokken door middel van voorlichtingsbijeenkomsten, verkeersinspectierondes in de gemeente, ideeënbussen en andere vormen van inspraak. Bij het vorm geven aan een passend verkeersbeleid heeft de veiligheid van kwetsbare verkeersdeelnemers - kinderen, schooljeugd, ouderen en gehandicapten - prioriteit. Om de verkeersveiligheid rondom scholen te verbeteren, wordt met de scholen (en ouders) overlegd. 2.5.2 Handhaving Duurzaam veilig is een kernwoord van het verkeers(veiligheids)beleid. Voor het welslagen van het verkeers(veiligheids)beleid is echter meer nodig dan alleen maar infrastructurele (fysieke) maatregelen. Verkeershandhaving, communicatie, voorlichting en educatie maken ook onderdeel uit van het beleid. Vooral de handhaving is een onlosmakelijk onderdeel van het verkeers(veiligheids)beleid. 2.5.3. Toegankelijkheid en bereikbaarheid Bij de aanleg en het beheer van wegen, voet- en fietspaden e.d. moet altijd rekening gehouden worden met ouderen, gehandicapten en kleine kinderen. Overzichtelijkheid en eenduidigheid van de wegenstructuur komen de verkeersveiligheid ten goede. Bij onveilige kruisingen hebben rotondes de voorkeur boven verkeersregelinstallaties. Op de rotondes binnen de bebouwde kom heeft het fietsverkeer voorrang. Voorlichting daarover blijft noodzakelijk. Toegankelijkheid en bereikbaarheid zijn belangrijke steekwoorden. Wanneer er snelheidsbeperkende maatregelen genomen worden of wanneer er sprake is van een functiewijziging of afsluiting van wegen, dan moet er goed bekeken worden of dit gevolgen heeft voor de hulpdiensten. Wanneer bepaalde verkeersmaatregelen (zoals de aanleg van verkeersdrempels) leiden tot veel te lange aanrijdtijden, dan wordt er heel nadrukkelijk naar alternatieven omgezien. Om een goede toegankelijkheid en bereikbaarheid te optimaliseren of te garanderen wordt periodiek overleg gevoerd met de hulpdiensten. Van dat overleg wordt verslag gedaan aan de gemeenteraad. De SGP pleit voor een herbezinning op nut en noodzaak van het (te grote) aantal verkeersdrempels. 2.5.4 Onderhoud en schoonmaken wegen De SGP houdt het gemeentebestuur verantwoordelijk voor een goed onderhoud van de wegen, inclusief de fiets- en voetpaden. Een goed onderhoud voorkomt ook dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld voor schade als gevolg van slecht onderhoud. Naast het onderhoud van de wegen is ook het schoonhouden daarvan het hele jaar door voor de burgers belangrijk. In het kader van het dagelijks onderhoud van de wegen geeft de
15
gemeente meer bekendheid aan de wijkploegen. Gemelde gebreken worden snel gerepareerd. De SGP pleit er ook voor de zogenoemde kabelleggers harder aan te pakken en hen aansprakelijk te stellen voor de slechte herstelwerkzaamheden nadat de kabels gelegd zijn. Dat houdt voor de SGP tevens in dat er naast een coördinerende rol van de gemeente en naast harde afspraken een effectief gemeentelijk toezicht op de uitvoering van dat herstel moet worden uitgeoefend. 2.5.5 Openbaar vervoer en fietsgebruik De SGP is een warm voorstander van het gebruik van het openbaar vervoer en van de fiets. Om het gebruik van de fiets te bevorderen, zorgt de gemeente voor goede fietspaden en fietsroutes. Bij de zogenoemde doorgaande wegen worden vrij liggende fietspaden aangelegd. Ter vermindering van de sociale onveiligheid wordt ieder fietspad van goede verlichting voorzien. Op plaatsen waar dat nodig en mogelijk is (bijvoorbeeld bij winkelcentra) worden fietsenstallingen gerealiseerd. Op plaatsen waar dat bovendien rendabel is, komen er bewaakte stallingen. De SGP wijst de komst van een zogenoemde Tramplus-verbinding met Rotterdam af, omdat de bestaande buslijnen hierdoor verder zullen verminderen en omdat zo'n railverbinding nauwelijks flexibel is. Daarnaast betekent deze Tramplus-verbinding een impuls voor een nog sterkere verstedelijking om die verbinding rendabel te doen zijn. De SGP kiest daarom voor het opwaarderen van het huidige busnet - de busplus - zodanig dat alle inwoners van alle wijken daarvan gebruik kunnen maken. De SGP pleit voor het ontmoedigen van onnodig autogebruik, omdat aan het autogebruik negatieve milieueffecten verbonden zijn (denk aan "fijn stof"). Het vervoer van personen over water moet worden bevorderd (Fastferry / Driehoeksveer / watertaxi). 2.5.6 Automobiliteit en parkeren Het autobezit neemt nog steeds toe, waardoor het tekort aan parkeerplaatsen steeds groter zal worden. Om het tekort aan parkeerplaatsen te verminderen, moeten meer plaatsen in of buiten de wijk/buurt worden aangelegd. Omdat realisering van meer parkeerplaatsen in de wijk veelal ten koste van openbaar groen of kinderspeelplaatsen gaat, is een integrale benadering en belangenafweging noodzakelijk. In nauw overleg met de bewoners worden ook de parkeermogelijkheden op eigen grond nagegaan. In nieuwe wijken wordt bij het realiseren van parkeervoorzieningen zoveel mogelijk uitgegaan van parkeren op eigen grond. Centrale parkeervoorzieningen kunnen tevens overwogen worden, of dubbel ruimtegebruik door parkeervoorzieningen onder een flatgebouw. Per situatie moeten de mogelijkheden en kansen bekeken worden. In kwetsbare gebieden worden de auto’s wel zoveel mogelijk geweerd. Bij stedelijke herstructureringsopgaven moet echter bij intensivering van grondgebruik tevens uitbreiding van het aantal parkeervoorzieningen plaatsvinden.
2.5.7 Geluidsoverlast verkeer Het hoge percentage van het Ridderkerkse grondgebied aan wegen (12%) wordt voor een groot deel veroorzaakt door de snelwegen A15 en A16 die veel ruimte in beslag nemen en voor veel geluidsoverlast zorgen. Daarbij blijft het verkeer op deze wegen toenemen. Een geluidswal langs de A15 moet zo spoedig mogelijk gerealiseerd worden en geluidwerende voorzieningen voor de wijk Ridderkerk-West behoeven ook de nodige aandacht.
16
3.
Het economisch perspectief
3.1 Inleiding De SGP vindt het belangrijk dat er binnen de gemeentegrenzen een gunstig klimaat voor ondernemers moet heersen. Het periodiek contact van het gemeentebestuur met de bedrijven, winkeliersverenigingen en kleine zelfstandigen is in dit verband heel nuttig. De rol van de gemeente kan worden samengevat als voorwaardenscheppend, faciliterend, initiërend en (bij) sturend. Voorbeelden van deze rollen zijn het zorgen voor voldoende vestigingsmogelijkheden voor bedrijven, het zorgdragen voor een goede informatievoorziening en dienstverlening aan bedrijven, het stimuleren van startende ondernemers en het geven van aandacht aan het midden- en kleinbedrijf. Economische bedrijvigheid staat niet op zichzelf. Bovendien ‘past’ook niet elke economische activiteit binnen de gemeentegrenzen of binnen een bepaald deel van de gemeente. Wel zal de vestiging van schone en arbeidsintensieve bedrijven gestimuleerd moeten worden. De realisatie van bedrijven en horecagelegenheden moet in relatie tot de (woon)omgeving beoordeeld worden.
3.2 Economische visie. Bij vernieuwings-, uitbreidings-, en/of herstructureringsopgaven, waarbij economische doelstellingen een wezenlijk onderdeel van deze projecten zijn, zal de gemeente een economische visie moeten ontwikkelen. Ridderkerk heeft vergeleken met andere gemeenten in de regio veel industrie. Een integrale visie op de gemeentelijke economie moet beschreven worden in een economische beleidsnota. De agrarische sector en de sectoren Midden- en Kleinbedrijf en Aardappelen-Groente-Fruit-handel moeten nadrukkelijk aan bod komen.
3.3 Agrarische sector. De agrarische activiteiten in het buitengebied staan onder druk. Het aantal agrariërs dat zijn werkzaamheden (al dan niet gedwongen) beëindigt, neemt toe. De SGP wil het karakter van de landelijke gebieden zoveel mogelijk behouden door de agrarische sector in deze gebieden niet actief in te krimpen, maar juist te behouden.Dit is mogelijk door het combineren van agrarische activiteiten met natuur en landschapsbeheer in de akkerbouw en kleinschalige veeteelt. De leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied en de groene buffers tussen woonwijken blijven zo behouden. Vanuit deze visie willen we de Crezeepolder en de polder Nieuw-Reyerwaard, inclusief Bolnes-Zuid, behouden voor de agrarische sector. Zo blijft Ridderkerk landelijk.
3.4 Detailhandelsvoorzieningen, winkelcentra en horeca. Het is de taak van de gemeente voor de inwoners een goed voorzieningenniveau te realiseren. Dit in het belang van burgers én winkeliers. Een voldoende en op elkaar afgestemd aanbod van winkels, een goede bereikbaarheid, (bewaakte) fietsenstallingen en toegankelijkheid, zijn basisvoorwaarden voor een goed draaiende middenstand. Dit is van belang voor alle wijken! In dit verband vindt de SGP: x dat de wijken waar de middenstand aan het verdwijnen is, de gemeente binnen haar mogelijkheden initiatieven dient te steunen en/of te nemen die dit tegengaan, x dat de aandacht voor het centrum niet ten koste mag gaan van de andere wijkwinkelcentra in Ridderkerk, x dat regelmatig overleg tussen gemeentebestuur en winkeliersen ondernemersverenigingen van alle wijken plaats moet hebben,
17
x
dat in het oude centrum de grens van het acceptabele aantal horecaondernemingen is overschreden.
3.5 Zondagsrust. Op grond van de Bijbel en de christelijke traditie, is de zondag een dag waarop de mens niet alleen maar moet, maar ook mág rusten van alle “doordeweekse” hectiek en gestress. Zo’n dag van rust en bezinning moeten we dan ook iedereen gunnen. Daarom is de SGP principieel tegen economische en commerciële bedrijvigheid en de openstelling van de winkels op zondag.
18
4.
Het maatschappelijk perspectief
4.1 Samen leven in Ridderkerk Het verbeteren van de kwaliteit van de Ridderkerkse gemeenschap is meer dan het beschikbaar stellen van extra middelen voor tal van voorzieningen. Het belangrijkste is dat de mensen het ook in maatschappelijk opzicht waarderen om in onze gemeente te wonen. Het gaat om iedereen: de jeugd, de ouderen, de minder draagkrachtige burgers, om maar een paar voorbeelden te noemen. Samen vormen wij onze lokale gemeenschap. Vanuit de Bijbelse basis hecht de SGP aan een samenleving waarin mensen zorg dragen voor elkaar. Veel mensen kunnen helaas niet voldoende terugvallen op hun omgeving. Dan komt de maatschappelijke taak van de gemeente om de hoek kijken. Het gemeentebestuur moet niet alles willen regelen. Zoveel mogelijk moet aan het particuliere initiatief worden overgelaten. Er kunnen echter beleidsterreinen zijn waar de gemeente wel het initiatief neemt of moet nemen.
4.2
Welzijn
4.2.1 Wet Maatschappelijke Ondersteuning In 2006 wordt de Wet Maatschappelijke Ondersteuning ingevoerd. In deze wet wordt een deel van de AWBZ, de gehele Wet Voorzieningen Gehandicapten en de Welzijnswet ondergebracht. De gemeente wordt verantwoordelijk voor het aanbod aan voorzieningen die alle burgers in staat moeten stellen deel te nemen aan de maatschappij, zoals sociale activering, voorzieningen voor jeugd en ouderen, ondersteuning vrijwilligerswerk en mantelzorg en voorlichting over deze voorzieningen. Op veel terreinen is ze ook nú al verantwoordelijk. Een belangrijke toevoeging zijn taken vanuit de AWBZ zoals thuiszorg. De gemeenteraad moet een lokaal Plan Maatschappelijke Ondersteuning opstellen. De WMO biedt mogelijkheden voor lokaal maatwerk. De SGP vindt dat in dat plan voldoende ruimte moet worden gegeven om burgers de mogelijkheid te bieden de zorg te kiezen vanuit de instelling of organisatie die bij hen past. Dat betekent dat ook kleinere en/of identiteitsgebonden instellingen, soms regionaal of landelijk werkend, kansen krijgen in het aanbod van maatschappelijke ondersteuning. Het persoonsgebonden budget zien wij als een goede mogelijkheid om burgers van onze gemeente die eigen keuzevrijheid te geven. Een goede ondersteuning van het netwerk van mantelzorgers en vrijwilligers is belangrijk om te waarborgen dat zorgbehoevenden daadwerkelijk de zorg ontvangen die ze nodig hebben. De WMO biedt kansen voor de gemeente om tussen burgers de onderlinge zorg voor elkaar te stimuleren. Ook de kerken kunnen hierin een rol spelen. Goede initiatieven worden door de gemeente bevorderd. 4.2.2. Jeugd- en jongerenbeleid Een belangrijke pijler voor het jeugdbeleid is de betrokkenheid van ouders. In het gezin moet de basis worden gelegd voor het goed functioneren van jongeren in de samenleving. Opvoeding, gezin en vooral ook de houding van de ouders, zijn van groot belang voor het welzijn en het maatschappelijk functioneren van de jeugd. Het komt echter voor dat het in het gezin niet goed gaat. Onder meer in die gevallen heeft het gemeentebestuur wel degelijk een rol te vervullen voor de jeugd. De SGP wil het jeugd- en jongerenbeleid echter niet alleen als een probleem zien, maar wil ook een constructieve bijdrage leveren aan de uitvoering van dat beleid. Projecten met als doel (school)uitval te voorkomen, verdienen steun. De SGP staat positief tegenover creactieve cursussen, huiswerkbegeleiding en sportieve ontspanningsactiviteiten. De bijdragen van de gemeente is coördineren en faciliteren van recreatieve en sportieve voorzieningen, speelterreinen en jongerenontmoetingsplaatsen. De Kuyperschool dient gehandhaafd te blijven als jongerencentrum. Het integreren van jeugd- en jongerenwerk met het werk van ouderen en nietleeftijdgebonden hobbyclubs heeft een wederzijds positief effect.
19
4.2.3 Jeugd(gezondheids)zorg Met de invoering van de Wet op de Jeugdzorg per 1 januari 2005 is de verantwoordelijkheid van de gemeente voor met name de preventieve jeugdzorg geëxpliciteerd. De gemeente moet met haar jeugdbeleid proberen te voorkomen dat jongeren in de hulpverlening terecht komen. Om de informatie over de gezondheid van jongeren in Ridderkerk te verbeteren, wordt periodiek een ‘jeugdmonitor’ opgesteld door de GGD. De functie daarvan is om een duidelijk beeld te scheppen van de algemene gezondheidssituatie van de jongeren. De nota Lokaal Gezondheidsbeleid en Prioriteitsstelling is een hulpmiddel voor het beleid. 4.2.4 Coördinatie jeugdbeleid De coördinatie van de lokale jeugdzorg is de taak van het gemeentebestuur. Onder de jeugd is een toename van problemen te bespeuren. Het is daarom zorg de hulpverlening zo dicht mogelijk bij de jeugd aan te bieden met inachtneming van de achtergrond en identiteit van de betrokken jongeren. Geprobeerd moet worden de krachten zoveel mogelijk te bundelen, zodat signalering van probleemgezinnen in gezamenlijkheid eerder kan plaatsvinden. Het bestaande jeugdpreventieteam dient dan ook gehandhaafd te blijven. 4.2.5 Ontmoediging gebruik verslavende middelen Om de gezondheidsrisico’s te beperken moet een actief beleid worden gevoerd ten aanzien van het voorkomen en verminderen van het gebruik van verslavende middelen als drugs, van gokken, van alcohol en van tabak. Een goede en verantwoorde voorlichting en een adequate hulpverlening zijn belangrijke onderdelen van dit beleid. De gemeente bevordert preventieve voorlichting op scholen over de gevaren van verslavende middelen. Het gebruik van en de handel in drugs vormen een bedreiging voor het welzijn van de burgers en verdienen ook in het kader van het integraal veiligheidsbeleid een hoge prioriteit. Coffeeshops worden geweigerd. Ook via het ruimtelijke ordeningsbeleid (bestemmingsplannen) worden ruimten geweerd die voor het gebruik van verslavende middelen kunnen worden misbruikt. 4.2.6 Peuterspeelzalen Peuterspeelzalen bieden de mogelijkheid peuters te laten spelen met leeftijdgenootjes. Tevens kunnen de peuterspeelzalen een rol vervullen bij het vroegtijdig signaleren en bestrijden van ontwikkelingsachterstanden (bijvoorbeeld door logopedie). Hoewel peuterspeelzalen een nuttige functie kunnen vervullen, vindt de SGP dat de realisatie en instandhouding van de peuterspeelzalen vooral aan het particuliere initiatief moeten worden overgelaten. Peuterspeelzalen mogen in geen geval gaan fungeren als een verkapte vorm van kinderopvang. Hoewel de SGP geen voorstander is van opvang van kinderen waarvan één van de ouders zelf in staat is voor de kinderen te zorgen terwijl de ander de kost verdient, is de SGP wel voor een goed toezicht op de kinderopvang waar het de kwaliteit betreft. De gemeente heeft hierin een verantwoordelijke taak. De SGP stelt zich, gelet op de negatieve gevolgen voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind, terughoudend op waar het de voor- en buitenschoolse opvang betreft. Voor alle vormen van buitenschoolse opvang geldt, net als voor het onderwijs, dat de identiteit van de opvang in overeenstemming moet zijn met die van de thuissituatie van het kind. 4.2.7 Ouderenbeleid De samenleving vergrijst. Het aantal 55-plussers in onze gemeente zal de komende jaren toenemen. Naast het voorzien in voldoende kwalitatieve huisvesting is ook het aanbod van de zorgvoorzieningen en de kwaliteit daarvan een belangrijk aandachtspunt. Het doel van het ouderenbeleid is de ouderen in de gelegenheid te stellen zo volwaardig mogelijk in de samenleving te kunnen participeren en zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen. Het gemeentebestuur heeft vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning de verantwoordelijkheid om een samenhangend ouderenbeleid tot stand te brengen.
20
Op het terrein van ouderenzorg zijn voor de gemeente de volgende taken van belang: x Het ontwikkelen van een visie op het voorzieningenaanbod. Uitgangspunt daarbij is dat een voldoende aanbod voor zorgbehoevende ouderen beschikbaar moet zijn. Versterking en ondersteuning van de mantelzorg moeten belangrijke aandachtspunten zijn, wat de SGP betreft. x Het opstellen van preventieprogramma’s die gericht zijn op preventie van en op gezondheidsbevordering bij ouderen. x Het participeren in een op te richten centraal loket waar ouderen terechtkunnen voor informatie over de verschillende vormen van zorg en dienstverlening. x Het in samenwerking met provincie en omliggende gemeenten opstellen van een regiovisie om tot meer afstemming binnen de zorg aan ouderen te komen. De planning van intramurale voorzieningen als verpleeg- en verzorgingshuizen vormt een belangrijk onderdeel hiervan. Zorgverlening vindt zolang mogelijk thuis plaats. De realisering van woonzorgzone’s kan hieraan bijdragen. Ouderen willen zich veilig, nuttig en gewaardeerd voelen. De maatschappelijke participatie van ouderen is een speerpunt van het beleid voor ouderen. Het verdient aanbeveling de uitvoering van het welzijnsbeleid voor ouderen in handen te geven van de ouderen zelf. De gemeente houdt voor 65-plussers en gehandicapten het aanvullend openbaar vervoersysteem in stand en garandeert betaalbare prijzen voor de gebruikers. Door deze mogelijkheid van aanvullend vervoer wordt de doelgroep in staat gesteld aan het alledaagse leven deel te nemen. 4.2.8 Gehandicaptenbeleid Mensen met een (blijvende) handicap moeten zo optimaal mogelijk kunnen functioneren in onze gemeenschap. Naast aandacht voor aanpasbaar en aangepast bouwen in de woningbouw, voor de inrichting van de openbare ruimte (stoepen, uitvoering verkeersmaatregelen, voldoende parkeerplaatsen bij openbare gebouwen, e.d.) en gebouwen, en naast de zorg voor de werkvoorziening voor gehandicapten, betekent dat ook een goede dienstverlening aan onze mindervalide medeburgers. Dat houdt onder meer in dat bij de uitvoering van het deel voorzieningen gehandicapten in de WMO de termijnen om voor voorzieningen in aanmerking te komen, niet onnodig lang zijn. Hier geldt het uitgangspunt van een eigen bijdrage naar draagkracht. Bij het opstellen en de uitvoering van gemeentelijk beleid worden de gehandicapten betrokken middels de gehandicaptenraad te Ridderkerk.
4.3
Sociale zaken
4.3.1 Inleiding Er zijn in onze gemeente mensen, die nauwelijks of wellicht nooit meer aan het werk zullen komen. Blijvende aandacht voor deze doelgroep is een vereiste, zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht. Voorkomen moet worden dat deze medeburgers in een sociaal isolement terechtkomen. 4.3.2 Werk en bijstand De SGP vindt het van belang dat onze gemeente zich sterk inzet voor de reïntegratie. Alleenstaande ouders met jonge kinderen moeten ontslagen worden van de sollicitatieplicht. Burgers kunnen in een maatschappelijk isolement verkeren of ze dreigen erin te raken. Met behulp van de wettelijke instrumenten en de lokale initiatieven die binnen de wettelijke kaders passen, probeert de gemeente de participatie van deze burgers te bevorderen en/of hen naar betaald werk te leiden. De doelgroep van deze sociale activering kan bestaan uit langdurig werklozen, bijstandsgerechtigden, minder validen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten of ouderen. Veelal gaat het om mensen die kampen met meerdere problemen. Om deze mensen te helpen, is vaak maatwerk nodig als onderdeel van het lokaal sociaal beleid.Op alle mogelijke manieren stimuleert de gemeente dat werklozen weer aan de slag gaan,
21
bijvoorbeeld door het stimuleren van het volgen van een reïntegratieprogramma, zoals bijscholing en leerwerktrajecten. 4.3.3 Lokale armoedebestrijding Het is een bijbelse opdracht dat voor deze medeburgers een goed sociaal vangnet bestaat. Voorop moet staan dat geprobeerd wordt mensen in hun eigen levensonderhoud te laten voorzien. Bevordering van de arbeidsparticipatie is dus een belangrijk instrument om de armoede te bestrijden. Daarnaast biedt de gemeente voldoende inkomensondersteuning. Gemeenten kunnen deels een eigen beleid voeren inzake armoedebestrijding. Dat kan op verschillende manieren: x Het CES-fonds (steunfonds voor minima) dient gepromoot te worden. x Er wordt voldoende budget vrijgemaakt voor de bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten en er is een goede voorlichting over de mogelijkheden om hier gebruik van te maken. x Er wordt ruimhartig individuele bijstand verleend aan degenen die tot de minima behoren. x Het gemeentebestuur voert een ruimhartig kwijtscheldingsbeleid ten aanzien van burgers die, buiten hun toedoen, niet meer aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. x Ter voorkoming van schuldhulpverlening wordt door de gemeente budgetbegeleiding aangeboden. Dit laat onverlet dat schuldhulpverlening een gemeentelijke zorgtaak is. x De voorlichting over de regels en de bijstandsmogelijkheden moet adequaat zijn. Wordt duidelijk dat veel minima moeilijk bereikt kunnen worden door de sociale dienst, dan kan ook via kerken, wijkorganisaties, ouderenorganisaties, e.d. geprobeerd worden de doelgroep te bereiken. Hoofddoel van dit beleid is dat de minima door werk zich weer in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Bij gebleken onwil om te gaan werken of bij fraude moet niet worden geschroomd om op de uitkering te korten. De prikkel om betaalde arbeid te gaan verrichten, moet altijd aanwezig blijven. De gemeente voert ook regelmatig controles uit op de rechtmatigheid van de uitkeringen. Bij fraude wordt het teveel aan uitgekeerd geld teruggevorderd.
4.4
Cultuur, recreatie en sport
4.4.1 Cultuur en kunstuitingen Cultuur is een breed begrip, waarbij aan een scala van activiteiten of voorwerpen kan worden gedacht. De SGP staat er positief tegenover wanneer mensen de hun gegeven talenten ontplooien. De rol van de gemeente is hierbij aanvullend. Daar waar een (meer) actieve rol van de gemeente wordt verwacht en gevraagd ter ondersteuning van de culturele ontwikkeling, wordt gekeken naar de algemeen-maatschappelijke betekenis van de ondersteunde of gesubsidieerde activiteit. Bij afwezigheid daarvan verleent het gemeentebestuur geen steun. Evenmin gebeurt dat, wanneer de culturele activiteit of de kunstuitingen een aanstootgevend, godslasterlijk of shockerend karakter hebben. 4.4.2 Bibliotheek Een goede bibliotheek is een verrijking van het culturele leven in de gemeente. De kern van de bibliotheektaak ligt in een vrije, laagdrempelige informatieverstrekking met name door middel van boeken voor de burgers, gericht op culturele en educatieve ontwikkeling en maatschappelijke vorming. Het verstrekken van informatie en het uitlenen van boeken moet de hoofdfunctie blijven van een bibliotheek. De SGP juicht de ontwikkeling van de bibliotheek tot veelzijdig ‘mediacentrum’ dan ook niet toe. In deze tijd waarin wel eens gesproken wordt van een ‘beeldcultuur’ is het juist van belang dat mensen, en met name kinderen, ook de tijd en de rust vinden om een boek te lezen. Dit ook ter voorkoming of het wegwerken van taalachterstanden. Er moet naar gestreefd worden dat de boeken, cd’s, video’s, affiches,
22
tentoonstellingen e.d. niet aanstootgevend, gezagsondermijnend of anderszins in strijd met de goede zeden zijn. Bij internetvoorzieningen wordt gekozen voor gefilterd Internet. Voor het gebruiken van de internetvoorzieningen wordt een redelijke bijdrage van de gebruiker gevraagd. 4.4.3 Monumenten Ten aanzien van de monumentenzorg moet de gemeente een actief beleid voeren. De gemeente stelt een gemeentelijke monumentenlijst vast en deze dient regelmatig geactualiseerd te worden ; op deze lijst worden gebouwen, dorpsgezichten, dijklinten, etc. geplaatst die niet op de lijst van rijksmonumenten voorkomen, maar waarvan bescherming wenselijk is. De SGP plaatst daarbij wel de kanttekening dat bij de vaststelling van het beleid niet alleen op de monumentale aspecten gelet wordt, maar ook op de belangen van de eigenaar. Bescherming van het culturele erfgoed is goed, maar bij elke beslissing hierover moet een nuchtere integrale afweging van belangen plaatsvinden. Tegenover plaatsing op de monumentenlijst moet een (financiële) tegemoetkoming staan. 4.4.4 Recreatie en sport Voor mensen in deze tijd van ‘druk, druk, druk’ en stress zijn ontspanning en recreatie goed. Recreatie is een breed terrein. Er kan daarbij gedacht worden aan verschillende activiteiten. Fietspaden, wandelpaden en parken/plantsoenen kunnen in een grote behoefte van de burgers voorzien. Deze voorzieningen moeten dan ook goed onderhouden en verzorgd zijn. Staat de gemeente voor de vraag of zij medewerking aan de realisering van deze voorzieningen moet geven, dan verdient het aanbeveling voorafgaande aan de besluitvorming een totaalvisie te geven op het geheel van deze voorzieningen en op de vraag of daarvoor plaats is in de gemeente. Het aanbod van voorzieningen moet een bepaalde variëteit kennen. De sport neemt in de recreatiemogelijkheden een grote plaats in. In het kader van de ontspanning en de volksgezondheid wijst de SGP realisering van sportvoorzieningen niet bij voorbaat af. Buurt-Onderwijs-Sport-projecten (BOS) kunnen bijdragen aan de sociale samenhang in de gemeente en de gezondheid van jongeren en ouderen. Meer bewegen is gezond! Voorwaarde voor de SGP bij dit alles is echter dat het niet op zondag plaatsvindt. Bij alle sportvoorzieningen spelen bovendien naast principiële ook financiële overwegingen een rol. Zo moeten uitgaven in relatie met de grootte van de doelgroep worden gezien. Soberheid, doelmatigheid en veiligheid zijn belangrijke uitgangspunten bij het realiseren van sportaccommodaties en wedstrijdvelden. Het per se voldoen aan NOC*NSF normen is voor de SGP een lat te hoog. Normen ten aanzien van (brand)veiligheid worden echter wel streng gehanteerd. Bij het aanleggen en bouwen van sportaccommodaties wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke multifunctionaliteit. In het kader van het jeugdbeleid kunnen de sportverenigingen zeker een bepaalde rol vervullen. De accommodaties moeten worden gebruikt waarvoor ze zijn gebouwd.
4.5
Onderwijs
4.5.1 Inleiding Het gemeentebestuur heeft een aantal taken op het terrein van het onderwijs. Gedacht kan worden aan onderwijshuisvesting, de (verdere) vormgeving van het lokale onderwijsbeleid, schoolbegeleiding en de kostenbeheersing van het leerlingenvervoer. Met name de financiële consequenties van het leerlingenvervoer en vooral de onderwijshuisvesting vragen extra creatieve inspanningen van het gemeentebestuur. Voor de SGP betekent dit, dat indien bezuinigingen worden overwogen, hierbij nadrukkelijk de maatschappelijke betekenis van deze voorzieningen bij de afwegingen wordt betrokken. 4.5.2 Lokaal onderwijsbeleid In samenwerking met de in de gemeente vertegenwoordigde scholen stelt het gemeentebestuur een nota Lokaal Onderwijsbeleid op. In die nota wordt een samenhangende visie gegeven op het gemeentelijk onderwijsbeleid met oog voor
23
aanverwante beleidsterreinen zoals het jeugdbeleid. Het (op overeenstemming gericht) overleg met de schoolbesturen speelt bij het lokaal onderwijsbeleid een grote rol. Een goede verstandhouding tussen de verschillende deelnemers aan dit overleg is dan ook van groot belang. 4.5.3 Onderwijshuisvesting De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting van het onderwijs. Op het huisvestingsbudget wordt niet bezuinigd ten koste van het (funderend) onderwijs en ten gunste van sport en welzijn. Het gemeentebestuur houdt rekening met het levensbeschouwelijke karakter en de identiteit van de school indien het gebruik maakt van zijn vorderingsrecht voor de verhuur van leegstaande (delen van) schoolgebouwen voor ander educatief en sociaal-cultureel gebruik, en dit zal bovendien alleen plaatsvinden na toestemming van het bevoegd gezag van de school. Leerlingenprognoses zijn voor (de planning van) de onderwijshuisvesting belangrijk. Deze prognoses worden regelmatig geactualiseerd. Belangrijke wijzigingen dienen te worden opgenomen in een integraal huisvestingsplan. 4.5.4 Schoolbegeleiding Het verdwijnen van de plicht van de gemeente om financieel bij te dragen aan de schoolbegeleidingsdiensten mag er niet toe leiden dat er door scholen om financiële redenen een verminderd beroep wordt gedaan op schoolbegeleiding. In het belang van de leerlingen vindt de SGP dat de gemeente de omslag van het financieringsstelsel nauw moet volgen en dat zij blijvend, en ten minste in gelijke mate als voorheen, financieel moet bijdragen aan schoolbegeleiding. Ook moet de gemeente oog hebben voor de toegankelijkheid van landelijk werkende schoolbegeleidingsdiensten die passen bij de identiteit van de school. 4.5.5 Onderwijsachterstanden en integratie De gemeente vervult een sturende en coördinerende rol bij de bestrijding van de onderwijsachterstanden. Per 1 augustus 2006 ontvangt zij van het rijk middelen om het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA) uit te kunnen voeren. In overleg met de scholen wordt een plan vastgesteld waarin afspraken worden gemaakt over Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), de rol van schakelklassen (voor kinderen met een grote achterstand wat betreft Nederlandse taal) en het bevorderen van integratie. De SGP vindt het van belang dat achterstanden in een zo vroeg mogelijk stadium worden gesignaleerd. Dit kan echter niet betekenen dat kinderen verplicht een vorm van onderwijs volgen vóórdat zij de leerplichtige leeftijd hebben bereikt. De gemeente moet afspraken maken met alle schoolbesturen over burgerschap, integratie en de spreiding van leerlingen. De SGP benadrukt dat de afspraken op lokaal niveau moeten worden gemaakt binnen de kaders van de vrijheid van richting en inrichting van het onderwijs. Zo moeten scholen ook een bepaalde mate van vrijheid kunnen behouden als het gaat over de vraag hoe zij aandacht gaan schenken aan het thema integratie en burgerschap. 4.5.6 Volwasseneneducatie De SGP is voorstander van het bevorderen van de volwasseneneducatie, waardoor de mogelijkheden voor de arbeidsreïntegratie worden vergroot. Bovendien kan volwasseneneducatie in het kader van de inburgering van allochtonen een belangrijk punt zijn. Dat geldt evenzeer voor de bestrijding van het analfabetisme onder autochtonen. De educatie van volwassenen moet vooral beroepsgericht zijn. 4.5.7 De brede school De brede school is een netwerk bestaande uit de school en andere voorzieningen (zorginstellingen, cultuur, sport, bibliotheek, politie) met als doel de actieve deelname van kinderen aan de samenleving te bevorderen, kinderen een goede "dagindeling" te bieden (het faciliteren van huishoudens die taken combineren), mogelijke achterstanden van kinderen weg te werken en hun sociale competentie te vergroten. Daarnaast zijn het ontwikkelen van een verscheidenheid aan talenten, het bieden van ondersteuning bij de
24
opvoeding en het bieden van een aantrekkelijke en leerzame vrijetijdsbesteding belangrijk. De SGP vindt dat de brede school een goed instrument kan zijn voor het bestrijden van achterstanden en het bevorderen van sociale vaardigheden. De SGP ziet geen taak weggelegd voor de brede school als een verkapte vorm van kinderopvang. Per brede school wordt gekeken of het initiatief gesteund kan worden. Voor de buurt/wijkbewoners is de clustering van voorzieningen en vooral de functie daarvan in de wijk positief. Voor de SGP is daarom van belang dat de vormgeving van de brede school vanuit de scholen en/of instellingen plaatsvindt. Er wordt geen dwang uitgeoefend op scholen of instellingen/organisaties om in het concept te participeren. Van belang is tevens de visie die ten grondslag ligt aan de ontwikkeling. Welk doel wordt er voornamelijk mee gediend? Heeft de ontwikkeling van een ‘brede school’ vooral vanuit de scholen en/of instellingen zelf vorm gekregen, dan moet door de gemeente een hoofdlijnennotitie als richtinggevend kader ontwikkeld worden voor de verdere ontwikkeling van de ‘brede school’.
25
5.
Financieel perspectief
5.1 Algemeen Om beleid daadwerkelijk uit te voeren, zijn voldoende financiële middelen nodig. Naast de uitkering die de gemeente krijgt van het Rijk (uitkering Gemeentefonds), heft de gemeente ook belastingen. De belangrijkste daarvan is de Onroerende Zaakbelasting (ozb). Het uitgangspunt moet een gezond en verantwoord financieel beleid zijn. Dat betekent onder meer dat: x er tegenover structurele uitgaven ook structurele inkomsten moeten staan; x wanneer het financieel meerjarenperspectief een neergaande tendens laat zien, er naar een nieuw evenwicht gezocht moet worden door het doorvoeren van bezuinigingen of het heroverwegen of temporiseren van geplande investeringen; x er bij de vaststelling van tarieven gekeken wordt naar de totale gemeentelijke lasten voor de burger; x dat bij bepaalde taken kostendekkendheid het uitgangspunt is; x bij nieuwe gemeentelijke projecten en activiteiten eerst de financiële consequenties voldoende duidelijk moeten zijn; Door middel van een dergelijk beleid streeft de SGP, waar dat mogelijk is, naar een verlaging van de lokale belastingdruk. Om de gemeenteraad in de gelegenheid te stellen tijdig het beleid bij te stellen en daarover een debat te voeren in de raad, wordt jaarlijks in het voorjaar een voorjaarsnota aan de raad aangeboden. In de voorjaarsnota worden in grote lijnen de ontwikkelingen van de gemeentelijke financiën en de eventuele dilemma’s geschetst. Tijdige behandeling van de voorjaarsnota maakt het mogelijk de uitkomsten van het debat mee te nemen bij het opstellen van de begroting. De raad wordt tussentijds geïnformeerd over de financiële stand van zaken door middel van kwartaalrapportages. Voor grootschalige projecten worden afzonderlijke rapportages gemaakt. In deze rapportages wordt tevens aandacht geschonken aan de budgetbewaking, de financiële geldstromen en de inhoudelijke voortgang. De jaarrekening wordt tijdig bij de raad ingediend. Het streven moet erop gericht zijn deze gelijktijdig met de kadernota aan de raad aan te bieden. Bij de aanbieding van de begroting wordt duidelijk gemaakt welke wensen niet in de begroting zijn opgenomen en waarom. De gemeenteraad moet kunnen beoordelen of het college de juiste keuzes heeft gemaakt. De begroting moet helder en inzichtelijk zijn. Onder andere het opnemen van kengetallen draagt daaraan bij. Het vaststellen en periodiek bijstellen van een nota Reserves en Voorzieningen levert eveneens een goede bijdrage aan het inzicht in de financiële positie van de gemeente. De vorming en instandhouding van reserves is van belang voor de betaalbaarheid en beheersbaarheid van de lokale lasten. Ter verbetering van de kwaliteit van de financiële administratie en dienstverlening van de gemeente is de door de gemeentelijke accountant uit te brengen managementletter een nuttig instrument.
5.2 Transparantie en verantwoording De laatste jaren is door verschillende ontwikkelingen steeds meer nadruk komen te liggen op de transparantie van het door de gemeente financieel gevoerde beleid. De SGP vindt dat terecht. Dit uit zich ondermeer door: x de verplichting tot het afgeven van een accountantsverklaring over de opgestelde gemeentelijke jaarrekening en x de daarbij behorende rechtmatigheidscontrole, daarnaast x de invoering van de lokale rekenkamercommissie. De lokale rekenkamer behoort zelf een onderzoek naar een onderdeel van het gemeentelijk reilen en zeilen (bijvoorbeeld het gemeentelijk subsidiebeleid) te starten. De
26
voorwaarde is wel dat de gemeenteraad tijdig daarover wordt geïnformeerd en het aantal door de rekenkamer/rekencommissie te initiëren onderzoeken op een maximum van 2 per jaar wordt gesteld. x de verplichting tot het hebben van een treasurystatuut. Dit statuut stelt regels om de risico’s te beperken van het lenen en uitzetten van geld op de kapitaalmarkt.
5.3 Subsidiebeleid Het gaat in ons land economisch gezien minder goed dan enkele jaren geleden. Ook de gemeente moet bezuinigen. Daarmee moet bij het verlenen van subsidies rekening gehouden worden. Daarnaast moet altijd goed voor ogen staan dat er beschikt wordt over gemeenschapsgeld. Een zuinig en verantwoord beheer is daarom geboden. Het verdient aanbeveling het subsidiebeleid buiten de portefeuille van de wethouder van financiën te houden. De basis voor het verlenen van subsidies is een subsidienota met bijbehorende verordening. De SGP wil subsidies kritisch beoordelen. Dit betekent dat het nut en de noodzaak van verschillende subsidies nadrukkelijk voor heroverweging in aanmerking komen. Hiervoor worden onder andere de volgende criteria gehanteerd: -de te subsidiëren activiteiten behoren duidelijk omschreven te zijn; -bij strijdigheid met christelijke waarden en normen wordt geen subsidie verleend; -subsidies kunnen worden verleend wanneer zij het publieke nut en/of welzijn van de gemeente dienen; -er moet gecontroleerd worden of de subsidie ook besteed is aan het afgesproken doel. Outputfinanciering, waarbij met de te subsidiëren vereniging of instelling productieafspraken worden gemaakt, is daarvoor een geschikt instrument. Door de vereniging of instelling wordt ter onderbouwing van de subsidieaanvraag een productbegroting ingediend; met het jaarverslag wordt tevens een productrekening overhandigd. Periodiek vindt een doelmatigheidsonderzoek plaats, waaraan de gesubsidieerde verenigingen of instellingen onvoorwaardelijk meewerken voor zover het de besteding van de subsidie betreft. Bij outputfinanciering kan er dan heel nadrukkelijk naar gekeken worden of de productieafspraken zijn nagekomen.
27