Inhoud Inhoud 5 Woord vooraf
15
Deel 1. Btw-aspecten van de investeringen Stefan Ruysschaert
17 17
Hoofdstuk 1. Wat wordt er bedoeld met bedrijfsmiddelen inzake btw?
19
1. Het begrip “bedrijfsmiddelen” 2. Goederen die vlug tenietgaan 3. Klein materieel, klein gereedschap en kantoorbehoeften 4. Verpakkingsmiddelen 5. Verhuurde bedrijfsmiddelen
19 20 21 21 22
Hoofdstuk 2. De notie “belasting geheven van bedrijfsmiddelen”
23
1. Toelichting 2. Handelingen die niet aan herziening zijn onderworpen 3. Materialen, onderdelen en reserve-onderdelen 4. Eigen creatie van een bedrijfsmiddel 4.1 Creatie van roerende goederen 4.2 Creatie van onroerende goederen
23 23 25 26 26 27
Hoofdstuk 3. De vijf- of vijftienjarige herziening, eigen aan de bedrijfsmiddelen 29 1. 2. 3. 4.
Algemene draagwijdte van de vijf- of vijftienjarige herziening 29 Uitgangspunt en duur van het herzieningstijdvak – principe 30 Uitzondering met betrekking tot het uitgangspunt van de herziening 31 Gevallen waarin en tijdstip waarop de vijf- of vijftienjarige herziening voor de bedrijfsmiddelen moet worden verricht. Berekening van die herziening 32 4.1 Geheel of gedeeltelijk gebruik van een bedrijfsmiddel voor privéof andere dan beroepsdoeleinden 32 4.2 Wijzigingen in de factoren die aan de berekening van de aftrek gedaan voor bedrijfsmiddelen ten grondslag hebben gelegen 34 4.3 Verkoop of onttrekking van een bedrijfsmiddel 35 4.4 Bedrijfsmiddelen die ophouden in de onderneming te bestaan (KB nr. 3, art. 10, 4°) 37 4.5 Verlies van hoedanigheid van belastingplichtige (KB nr. 3, art. 10, 5°) 40 5. Modaliteiten van de vijf- of vijftienjarige herziening 41 5.1 Inschrijving in de periodieke aangifte 41 5.2 Berekeningsblad dat bij de aangifte wordt gevoegd 41
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 5
19/09/11 12:20
6
de levensloop van een bedrijfsmiddel
5.3 5.4 5.5
Tabel van de bedrijfsmiddelen Vorm van de tabel van bedrijfsmiddelen Bewaring van de tabel van bedrijfsmiddelen
Hoofdstuk 4. Vastgoed als bedrijfsmiddel 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
1.7 1.8
1.1 Artikel 12, §1, 1° WBTW 1.2 Artikel 12, §1, 2° WBTW 1.3 Artikel 12, §1, 3° WBTW 1.4 Artikel 12, §1, 4° WBTW 1.5 Artikel 12, §1, 5° WBTW 1.6 Artikel 12, §2 WBTW 1.7 Overzichtsvoorbeeld Hoofdstuk 6. Zelf verricht werk in onroerende staat als bron voor het ontstaan van bedrijfsmiddelen: artikel 19, §2 WBTW doorgelicht
1.2 1.3
1.4
61 62 63 64 68 69 70 71 73
De btw-belastingplichtige handelt voor de doeleinden van zijn economische activiteit 74 De btw-belastingplichtige handelt voor zijn privédoeleinden 74 De btw-belastingplichtige handelt voor de privédoeleinden van zijn personeel, en, meer algemeen, om niet of voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit 75 Art. 19, §2 WBTW voor gemengde btw-belastingplichtigen 83
Hoofdstuk 7. De verkoop van nieuwe gebouwen met toepassing van de btw 1.1 1.2 1.3 1.4
43
Het begrip gebouw 43 Gevolgen van de inwerkingtreding van het nieuwe begrip gebouw 44 Evolutie van de criteria voor onroerende goederen uit hun aard 45 Termijn gedurende welke een gebouw als nieuw kan worden beschouwd 47 Gevolgen voor verkavelaars 49 Btw op grond 50 1.6.1 Algemeen 50 1.6.2 Nieuwe regeling vanaf 1 januari 2011 51 1.6.3 Gevolgen voor verkopers en kopers 55 Verkoop van een nieuw gebouw samen met het bijhorende terrein: regeling inzake registratierechten 55 Wanneer is een handeling inzake btw deelbaar? 58
Hoofdstuk 5. De onttrekkingen en ingebruiknemingen als bron voor het ontstaan van bedrijfsmiddelen: artikel 12 WBTW doorgelicht
1.1
41 42 42
85
De aard van het goed 86 De hoedanigheid van de vervreemder 88 Aard van het contract 105 Tijdstip van de levering en tijdstip van opeisbaarheid m.b.t. een gebouw 106
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 6
19/09/11 12:20
7
Inhoud
1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10
De plaats van de levering De maatstaf van heffing Het btw-tarief (KB nr. 20) Recht op aftrek bij de vervreemder Herzieningen van de aftrek De waardering van vruchtgebruik voor de btw-wetgeving
108 112 120 120 124 127
Hoofdstuk 8. Herzieningen van bedrijfsmiddelen in het kader van een overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling 129 1. Oorsprong van het bijzonder stelsel 129 2. Doel van het bijzonder stelsel 130 3. Toepassingsgebied van het bijzonder stelsel 131 3.1 De begrippen algemeenheid van goederen en bedrijfsafdeling 131 3.1.1 Administratief standpunt zoals het tot op heden werd toegepast 131 3.1.2 Het noodzakelijk opnieuw in vraag stellen van het administratief standpunt 132 3.2 Overdracht om niet 134 3.3 Wijze van overdracht 134 4. Toestand bij de overdrager 135 4.1 Geen onderscheid naargelang de overgedragen gebouwen nieuw dan wel oud zijn 135 4.2 Recht op aftrek 136 4.2.1 Herziening van de aftrek van de belasting geheven van de verwerving, oprichting, verbouwing of verbetering van de gebouwen 136 4.2.2 Aftrek van de btw geheven van de diensten die aan de overdrager werden verstrekt naar aanleiding van een overdracht bedoeld in de artikelen 11 en 18, § 3, van het Btw-Wetboek (Beslissing nr. E.T. 108.026 van 23 december 2004) 138 4.2.3 Aftrek van de btw geheven van de goederen en diensten die gebruikt worden voor een overdracht zoals bedoeld in de artikelen 11 en 18, § 3, van het Btw-Wetboek wanneer deze overdracht de enige verrichting is die tot stand wordt gebracht door de belastingplichtige overdrager 140 4.2.4 Kritische bedenking 140 4.2.5 Het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 11 oktober 2002 141 5. Toestand bij de overnemer 142 6. Opgeheven commentaren en inwerkingtreding 143 7. De verhuur van elementen van een handelsfonds 144 8. De overdracht van een algemeenheid met een “nieuw” gebouw: registratierecht of niet? 146 9. Overdracht van een algemeenheid van goederen of van een bedrijfsafdeling. Fusie. Uitoefening van het recht op aftrek door de overnemer 147
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 7
19/09/11 12:20
8
de levensloop van een bedrijfsmiddel
Deel 2. Belastingaspecten van investeringen Wim Van Kerchove
149 149
Hoofdstuk 1. Begrip investering
151
1. Wat zijn investeringen? 2. Soorten materiële en immateriële investeringen 2.1 Immateriële of materiële vaste activa 2.2 Materiële vaste activa of voorraden? 2.3 Software 2.3.1 Toepassings- of applicatiesoftware 2.3.2 Systeemsoftware en de firmware 2.3.3 Software met een bijkomstig karakter 2.4 Aankoop van goud 2.5 Aankoop van kunstvoorwerpen
151 152 153 153 153 153 155 155 155 155
Hoofdstuk 2. Belastingaspecten bij de aanschaffing van investeringen
157
1. Hoe waarderen wij de investering? 1.1 Aangeschafte investeringen 1.2 Zelf vervaardigde investeringen 1.3 Via inbreng verworven investeringen 2. Onroerende goederen in vruchtgebruik: aanschaffingswaarde? 2.1 Boeking van het vruchtgebruik 2.2 Waardering van het vruchtgebruik 2.3 Te hoge waardering van vruchtgebruik 2.4 Aftrekbare kosten verbonden aan vruchtgebruik 3. Onroerende goederen verwerven via erfpacht 4. Onroerende goederen verwerven via opstal 5. Gratis verkregen investeringen 5.1 Hoe bepalen we de aanschaffingswaarde? 5.2 Aanschaffingswaarde van nul en daarna herwaarderen? 6. Tegen variabele prijs verkregen cliënteel of goodwill 7. Aanschaffingswaarde van een gemengd gebruikte woning 7.1 Bij gehuwde belastingplichtigen 7.2 Bij ongehuwde belastingplichtigen 8. Afschrijfbaarheid van de investering 8.1 Boekhoudkundige regels 8.2 Fiscale regels 8.3 Wat als er géén werkelijke waardevermindering optreedt? 9. Welk bedrag is afschrijfbaar? 10. Moment van de investering 10.1 Bepalende tijdstippen 10.2 Begin van de afschrijving bij personenwagens 10.3 Aankoop van onroerend goed: datum compromis of datum akte?
157 157 158 159 160 160 161 165 166 169 170 171 171 172 172 173 174 174 175 175 175 176 177 177 177 179 182
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 8
19/09/11 12:20
Inhoud
9
11. De eerste afschrijvingsannuïteit voor zelfstandigen en vrije beroepen in de personenbelasting 184 12. De eerste afschrijvingsannuïteit voor vennootschappen 185 12.1 De eerste afschrijvingsannuïteit voor kleine vennootschappen 185 12.2 De eerste afschrijvingsannuïteit voor grote vennootschappen 186 12.3 Wat is een “kleine vennootschap”? 188 12.3.1 Laatst en voorlaatst afgesloten boekjaar 188 12.3.2 Pas opgerichte vennootschap 189 12.3.3 Boekjaar met meer of minder dan 12 maanden 189 12.3.4 Gemiddelde aantal werknemers 190 12.3.5 Begrip omzet 190 12.3.6 Verbonden vennootschap 191 13. Eerste afschrijving in een boekjaar langer of korter dan 12 maand 194 13.1 Voor zelfstandigen/vrije beroepen in de personenbelasting 194 13.2 Voor kleine vennootschappen 194 13.3 Voor grote vennootschappen 194 14. Geeft de investering recht op investeringsaftrek? 194 14.1 Uitoefening van de investeringsaftrek 195 14.2 In aanmerking komende investeringen 195 14.3 Uitgesloten investeringen 196 14.4 Eenmalige investeringsaftrek 198 14.4.1 Eenmalige investeringsaftrek van 3,5% 198 14.4.2 Op nul zetting van de gewone eenmalige investeringaftrek voor vennootschappen 199 14.4.3 Eenmalige investeringsaftrek van 3% 199 14.4.4 Verhoogde eenmalige investeringsaftrek van 13,5% 199 14.4.5 Verhoogde eenmalige investeringsaftrek van 20,5% 202 14.4.6 Verhoogde eenmalige investeringsaftrek van 30% 205 14.4.7 Definitief karakter van de eenmalige investeringsaftrek 205 14.5 Gespreide investeringsaftrek 205 14.5.1 Gewone gespreide investeringsaftrek van 10,5% 206 14.5.2 Op nul zetting gewone gespreide investeringsaftrek voor vennootschappen 206 14.5.3 Verhoogde gespreide investeringsaftrek van 20,5% 206 14.5.4 Aanvullende aftrek bij overdracht of buitengebruikstelling 206 14.6 Overdraagbaarheid van de investeringsaftrek 207 14.6.1 Beperking van het benutbare bedrag van de overgedragen aftrek 207 14.6.2 Verlies van de overgedragen investeringsaftrek 208 14.7 Te vervullen formaliteiten 208 14.7.1 Formulier 276 U en 275 U 208 14.7.2 Specifieke formaliteiten voor de verhoogde aftrek 208 15. Aankoop van elektrische voertuigen 209
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 9
19/09/11 12:20
10
de levensloop van een bedrijfsmiddel
15.1 Belastingvermindering in de personenbelasting voor de aanschaf van elektrische voertuigen 15.2 Belastingvermindering in de personenbelasting voor aan woning geplaatst oplaadpunt 15.3 Stimuli voor de vennootschappen? 16. Hoe financiert U de investering? 16.1 Financiering met eigen vermogen of met vreemd vermogen? 16.1.1 Financiering met vreemd vermogen 16.1.2 Financiering met eigen vermogen 16.2 Financiële leasing 17. Overheidssubsidies 18. Vorming van een vrijgestelde voorziening?
209 211 212 212 212 212 214 216 217 217
Hoofdstuk 3
219
Belastingaspecten bij het aanhouden van de investering
219
1. Jaarlijkse afschrijvingskosten 219 1.1 Bepaling van het afschrijvingspercentage 220 1.1.1 Afschrijvingspercentages uit de administratieve commentaar en circulaires 220 1.1.2 Afschrijvingspercentages uit parlementaire vragen 221 1.1.3 Afschrijvingspercentages uit rulings 222 1.1.4 Afschrijvingspercentages uit rechtspraak 222 1.2 Afschrijvingsmethodes 222 1.2.1 Lineaire afschrijvingsmethode 223 1.2.2 Degressieve afschrijvingen 223 1.2.3 Progressieve afschrijvingen 225 1.2.4 Afschrijvingen volgens bedrijfsdrukte 226 1.2.5 Afschrijvingen naar wens (art. 62 WIB92) 227 1.2.6 Verdubbeling van het lineaire afschrijvingsbedrag 228 1.2.7 Afschrijving van personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen 228 1.2.9 Afschrijvingskosten van oplaadstations voor elektrische wagens 231 1.2.10 Afschrijvingen van parkings en garages voor klanten en personeel 231 1.2.11 Afschrijving van minibus, autobus of autocar gebruikt voor collectief woon-werkvervoer 232 1.7 Afschrijving op cliënteel verworven tegen variabele prijs 232 1.7.1 Standpunt van de CBN 232 1.7.2 Standpunt van de administratie 233 1.7.3 Standpunt van de rechtspraak 233 1.8 Onvoldoende of niet toegepaste afschrijvingen 235 1.9 Overdreven afschrijvingen 235
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 10
19/09/11 12:20
Inhoud
11
1.10 Terugneming van afschrijvingen 235 1.11 Afschrijving bij de buitengebruikstelling of vervreemding van een investering 236 2. Financieringskosten 236 2.1 Financieringskosten uit vreemd vermogen 236 2.1.1 Overdreven interesten 237 2.1.2 Geherkwalificeerde interesten 237 2.1.3 Niet-aftrekbare interesten betaald aan vluchtlanden 245 2.1.4 Interestbeperking bij overgekapitaliseerde vennootschappen 245 2.1.5 Financieringskosten van personenwagens 246 2.1.6 Verschuldigde roerende voorheffing op interesten 247 2.2 Financieringskosten uit eigen vermogen 247 2.2.1 Belastbaarheid van het dividend bij de uitkerende vennootschap 247 2.2.2 Verschuldigde roerende voorheffing op dividenden 248 3. Kosten van personenwagens: beperkte aftrekbaarheid 249 3.1 Geviseerde wagens 249 3.2 Niet-geviseerde voertuigen 249 3.3 75% aftrekbaarheid in de personenbelasting 250 250 3.4 CO2-gekoppelde aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting 3.5 Beoogde kosten 252 3.6 Brandstofkosten 252 3.7 Volledig aftrekbare autokosten 252 3.8 Luxe personenwagens 253 3.8.1 Rechtspraak ten gunste van de belastingplichtige 253 3.8.2 Voor de belastingplichtige ongunstige rechtspraak 255 3.9 Collectief vervoer met een minibus 255 4 Kosten van een motor 257 4.1 Afschrijving van de motor 257 4.2 Beschermende motoruitrusting 257 5. Afstand van het gebruik aan personeelsleden of bedrijfsleiders: principes 259 5.1 Voordeel aangeven voor de genieter in de personenbelasting 259 5.2 Voordeel boeken op de rekening-courant 260 5.3 Invloed op de afschrijvingsregels 261 5.4 Invloed op de investeringsaftrek 262 6. Gebruik van een bedrijfswagen door personeelsleden of bedrijfsleiders 263 6.1 Berekening van het voordeel van alle aard uit firmawagen 263 6.1.1 Aantal privékilometers 263 6.1.2 CO2-brandstofcoëfficiënten 271 6.1.3 Aantal gram CO2-uitstoot per kilometer 272 6.2 Invloed van het voordeel op de verworpen uitgaven bij vennootschappen 272
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 11
19/09/11 12:20
12
de levensloop van een bedrijfsmiddel
6.2.1 Eerste mogelijkheid: de verworpen uitgaven worden berekend volgens het werkelijke gebruik van de wagen (= zuiver theoretische benadering) 272 6.2.2 Tweede mogelijkheid: de verworpen uitgaven voor de wagen worden gecorrigeerd o.b.v. het forfaitair bepaalde voordeel van alle aard (= meest in de praktijk toegepaste methode) 273 6.3 Invloed van betaalde vergoeding voor privégebruik firmawagen 274 6.4 Solidariteitsbijdrage op privégebruik van de firmawagen 276 7. Gebruik van een bestelwagen of lichte vrachtwagen door personeelsleden of bedrijfsleiders 279 8. Gebruik van een motor door personeelsleden en bedrijfsleiders 279 9. Gebruik van bedrijfsfietsen door personeelsleden 280 9.1 Kosten zijn 120% aftrekbaar 280 9.2 Vrijstelling van het fietsvoordeel 281 10. Gebruik van een onroerend goed door personeelsleden of bedrijfsleiders 282 10.1 Berekening van het voordeel van alle aard uit gratis woonst 282 10.1.1 Terbeschikkingstelling door een natuurlijk persoon 282 10.1.2 Terbeschikkingstelling door een rechtspersoon 282 10.1.3 Indexering 283 10.1.4 Meubilair 283 10.1.5 Gedeelte van het jaar ter beschikking 284 10.1.6 Verbouwd onroerend goed met wijziging van KI 284 10.1.7 Beschikking over een gedeelte van het onroerend goed 284 10.1.8 Onroerend goed boven de sociale behoeften 285 10.1.9 In het buitenland gelegen onroerend goed 286 10.2 Berekening van het voordeel van alle aard uit gratis verwarming en elektriciteit 286 10.3 Aftrekbaarheid van de kosten van onroerende goederen – bezoldigingstheorie 288 10.4 Aftrekbaarheid van kosten van een appartement aan zee in vruchtgebruik 290 10.5 Invloed op de notionele interestaftrek 294 11. Gebruik van een pc en internet door personeelsleden of bedrijfsleiders 296 11.1 Berekening van het voordeel van alle aard uit gratis gebruik van pc en internet 296 12. Afstand van het gebruik aan derden 297 12.1 Terbeschikkingstelling van een woning aan een derde 298 13. Beveiligingskosten van onroerende goederen 299 13.1 Aftrek voor zelfstandigen 299 13.2 Aftrek voor vennootschappen 300 14. Waardevermindering van de investering 300 15. Waardevermeerdering van de investering 300 15.2 Bestemming van de herwaarderingsmeerwaarde 302 15.2.1 Overboeking naar een belastbare reserve 302
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 12
19/09/11 12:20
Inhoud
15.2.2 Omzetting in kapitaal 15.3 Realisatie van de geherwaardeerde bestanddelen 15.4 Invloed van een herwaardering op de notionele interestaftrek Hoofdstuk 4. Belastingaspecten bij de vervreemding van de investering
13
303 304 305 307
1. Vrijwillig of gedwongen vervreemding 307 2. Wat zijn beroepsactiva? 307 2.1 Vaste activa die zijn aangeschaft of vervaardigd in het kader van de beroepswerkzaamheid en als actiefbestanddeel zijn geboekt. 308 2.2 Vaste activa of gedeelten ervan, waarvoor fiscaal afschrijvingen of waardeverminderingen zijn aangenomen. 308 2.3 Immateriële activa die tijdens de beroepswerkzaamheid tot stand zijn gebracht, en dit ongeacht of: 312 3. Tijdstip van vervreemding van de investering 313 3.1 Realisatie in de personenbelasting 313 3.1.1 Vrijwillige realisatie 313 3.1.2 Gedwongen realisatie 313 3.2 Realisatie in de vennootschapsbelasting 313 3.3 Vervreemding van onroerende goederen: authentieke akte of compromis? 315 4. Bedrag van de verwezenlijkte meer- of minderwaarde 317 5. Kosten van vervreemding 318 6. Vervreemding van gemengd gebruikte investeringen 320 6.1 Gehuwden: onroerend goed in de gemeenschap 321 6.3 Gehuwden – onroerend goed in eigen vermogen 321 6.4 Gehuwden – onroerend goed in onverdeeldheid 322 7. Meerwaarden op materiële investeringen 323 7.1 Belastbaar regime in de personenbelasting 323 7.1.1 Investering was nog geen 5 jaar in gebruik 323 7.1.2 Investering was minstens 5 jaar in gebruik 324 7.1.3 Verkoop van een investering na de stopzetting van de zelfstandige activiteit 324 7.2 Belastbaar regime in de vennootschapsbelasting 332 8. Meerwaarden op immateriële investeringen 333 8.1 Belastbaar regime in de personenbelasting 333 8.2 Belastbaar regime in de vennootschapsbelasting 336 9. Meerwaarden op personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen 336 9.1 Belastbaar regime in de personenbelasting 336 9.2 Belastbaar regime in de vennootschapsbelasting 338 10. Minderwaarden op personenwagens 341 10.1. Minderwaarden in de personenbelasting 341 10.2. Minderwaarden in de vennootschapsbelasting 341 11. Meerwaarden op bedrijfsvoertuigen 342
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 13
19/09/11 12:20
14
de levensloop van een bedrijfsmiddel
11.1 Bedoelde voertuigen 342 11.2 Bedoelde meerwaarden 342 11.3 Wederbeleggingsactiva 343 11.4 Herbeleggingtermijn 345 11.5 Onaantastbare voorwaarde voor vennootschappen 345 11.6 Sanctie bij niet-tijdige herbelegging 345 11.7 Formaliteiten 346 11.8 Voorbeeld 346 12. Gespreid belastbare meerwaarden 347 12.1 Toepassingsgebied 347 12.1.1 Vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden 347 12.1.2. Gedwongen meerwaarden 348 12.2 Is een meerwaarde gedeeltelijk gespreid belastbaar 348 12.3 Meerwaarde op cliënteel: gespreid belastbaar? 349 12.4 Verkoop van een recent verbouwd onroerend goed 351 12.5 Herbeleggingvoorwaarde 352 12.6 Herbeleggingsactiva 353 12.7 Herbeleggingtermijn 354 12.7.1 Herbeleggingstermijn voor vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden 354 12.7.2 Herbeleggingstermijn voor gedwongen meerwaarden 357 12.8 Werking van het gespreide belastingstelsel 358 12.9 Vervanging van de herbelegging 358 12.10 Vormvereiste 276K 360 12.11 Verwerking op de aangifte vennootschapsbelasting 361 12.12 Sanctie bij niet-tijdige wederbelegging 362 12.13 Gespreide belasting bij sale and lease back operatie 362 13. Einde leasing – verkoop van de wagen 363 Trefwoordenlijst
BBB - levensloop ve bedrijfsmiddel.indd 14
369
19/09/11 12:20