5 -minuten versie voor Provinciale Staten
INGEKOMDJ 1 6 FEB* 2811
Directie
DRM Afdeling
Ruimte, Wonen en Bodem Registratienummer
provincie
ZUID
PZH-2011-247865337(DOS-2007O018545)
HOLLAND Datum vergadering Gedeputeerde Staten
Verzenddatum
1 6 FEB 2011
15 februari 2011
Portefeuillehouder
Geheim
Nee
Paraaf Provinciesecretaris
Dijk, JWA, van
Termijn
22 februari 201 1
Onderwerp
Zienswijze op Voornemen Rijksstructuurvisie "Bereikbaarheid Regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding"
Zienswijze op Notitie Reikwijdte en Detailniveau Nieuwe Westelijke Oeververbinding Bijlagen
- Brief met provinciale zienswijze - Notitie Reikwijdte en Detailniveau Nieuwe Westelijke Oeververbinding inclusief Kennisgeving over voornemen tot opstellen van de rijksstructuurvisie
- Brief aan Tweede Kamer over de inrichting van de Rijksstructuurvisie 'Bereikbaarheid Regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding
Voorstel van GS aan PS: kennisnemen van bijgaande stukken op basis van Informatieverstrekkingactieve informatieplicht
1. Onderwerp in kort bestek
Op 12 januari 201 1 is door de minister van Infrastructuur en Milieu het voornemen tot het opstellen van de rijksstructuurvisie "Bereikbaarheid Regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding" aangekondigd in de Staatscourant. De aankondiging van de minister vormt ook de start van de procedure van milieueffectrapportage (Plan-MER). Het onderwerp van de rijksstructuurvisie geeft aan dat het een facetstructuurvisie betreft, gericht op integrale afweging van bereikbaarheidsmaatregelen in de Rotterdamse regio (deel 1 van deze structuurvisie) en meer specifiek op de integrale afweging van het tracé en inpassing van de Nieuwe Westelijke oeververbinding (deel 2). Op het voornemen én op de inhoud en diepgang van het startdocument van de Plan-MER (notitie reikwijdte en detailniveau) kunnen zienswijzen worden ingediend. Gedeputeerde Staten maakt vanwege het bovenregionale karakter van de rijksstructuurvisie en de effecten op het onderliggend wegennet gebruik van deze mogelijkheid. De zienswijze van de Provincie Zuid-Holland combineert beide zienswijzen in één brief. In de zienswijze vraagt de provincie Zuid-Holland aandacht voor enkele onderwerpen die van belang zijn om in het najaar 201 1 een gedragen beslissing genomen kan worden over deze rijksstructuurvisie. Deze onderwerpen zijn:
provincie
ZUID HOLLAND
-
-
2.
De noodzaak tot een bovenregionale én integrale afweging bij een voorkeursbeslissing over alternatieven en varianten van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding. De noodzaak tot het in beeld brengen van de consequenties voor en aanpassingen van het onderliggende wegennet als integraal onderdeel van het project Een zorgvuldige inpassing van het tracé en de aansluitingen De verantwoordelijkheid van het Rijk ten aanzien van realisatie van projecten uit de referentiesituatie voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding zoals de A4 DelftSchiedam, de A1 3116 en de capaciteitsuitbreiding van het spoor tussen Delft en Schiedam als onderdeel van Stedenbaan+ (Zuidvleugelnet) De tijd die nodig is voor het betrekken van Provinciale Staten bij de voorkeursbeslissing en bij de eventuele borging in het provinciale beleid van afspraken die volgen uit de rijksstructuurvisie
Afbakening van (wettelijk) kader en partijen a.
Europeeslnationaallprovinciaalwettelijk en beleidskader
- Nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening: rijksstructuurvisie en provinciale structuurvisie - (nieuwe) Tracéwet - Spelregels voor het MIRT b. Relatie andere interne beleidsterreinen Er is een relatie met de volgende interne beleidsterreinen: Verkeer & Vervoer, Milieu, Milieueffectrapportage, Economie, Groen, Water. c. Relatie externe partijen Het Rijk is trekker van het proces rondom het opstellen van de rijksstructuurvisie. De provincie is bestuurlijk betrokken via een regionaal bestuurlijk overleg met betrokken gemeenten. Hierbij is het Rijk niet aangeschoven. De voorzitter is de portefeuillehouder Verkeer en Vervoer van de Stadsregio Rotterdam. Daarnaast neemt de provincie deel in een coördinerend bestuurlijk overleg waarin betrokken regio's, provincie en Rijk zitten. Voorzitter van dit overleg is de minister van Infrastructuur en Milieu, eventueel vervangen door de directeur-generaal mobiliteit.
3.
Procesbeschrijving en rol Staten
a. Voorgeschiedenis In het najaar 2008 is de MIRT-verkenning Rotterdam Vooruit gestart. In deze verkenning staan de bereikbaarheidsproblemenop de Rotterdamse Ruit en de ontsluiting van het Haven Industrieel Complex centraal. Rijk, stadsregio Rotterdam en provincie Zuid-Holland hebben samen de bereikbaarheidsknelpuntenvan de Rotterdamse regio en de kansen en ontwikkelingsmogelijkhedenom deze regio duurzaam bereikbaar te maken onderzocht. Dit in het licht van de ruimtelijke, economische en sociaal maatschappelijke opgaven waar deze regio voor staat.
provincie
ZUID HOLLAND
Het eerste resultaat (BO-MIRT najaar 2009) van de verkenning was het masterplan Rotterdam Vooruit. In dit masterplan is een ontwikkelingcvisie voor de regio beschreven, evenals een pakket verder te onderzoeken en uit te werken maatregelen om de Rotterdamse regio bereikbaar te houden. In het masterplan is geconstateerd dat een Nieuwe Westelijke Oeververbinding (NWO) ten westen van Rotterdam een eerste vereiste is voor een toekomstvaste oplossing van de problematiek aan de westzijde van de ruit. In het BO-MIRT najaar 2009 is besloten de MIRT-verkenning voort te zetten met een aantal deelstudies, waaronder de studie naar het beste tracé voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding (NWO), de kwaliteitssprong OV op Rotterdam Zuid en het herontwerp van de BrienenoordIAlgera corridor. In het BO-MIRT najaar 2010 is besloten dat het formele traject voor een rijksstructuurvisie over de bereikbaarheid van de regio Rotterdam en een Nieuwe Westelijke Oeververbinding gestart kon worden. De inhoud van de rijksstructuurvisie is door de minister van Infrastructuur en Milieu op 16 december 2010 in een brief aan de Tweede Kamer nader toegelicht (zie bijlage). De rijksstructuurvisie dient ter verankering van de resultaten van het masterplan Rotterdam Vooruit en bevat een voorkeursbeslissing over de Nieuwe Westelijke Oeververbinding (voor kaarten van de studiegebieden zie de bijlage voor de 'Kennisgeving' op de laatste pagina van de notitie Reikwijdte en Detailniveau). b. Waar staan we nu? De fase van visielstrategiebepaling Voorbereiding door het Rijk van een voorkeursbeslissing over de Nieuwe Westelijke Oeververbinding en het verankeren van het afwegingskader uit het masterplan Rotterdam Vooruit.
c. Vervolgprocedure Voor het vaststellen van een voorkeursbeslissing moet onderbouwd worden waarom andere oplossingen niet gekozen zijn en waarom het gekozen tracé het beste is. Voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding wordt een breed gedragen voorkeursbeslissing voorbereid voor eind 201 1 waarmee het tracé in de rijksstructuurvisie op hoofdlijnen wordt vastgelegd. Na de voorkeursbeslissing volgt de planuitwerkingsfase waarin de exacte vormgeving wordt vastgelegd. Het doel van die planfase is te komen tot een Tracébesluit. Tegen dat besluit kunnen derden belanghebbenden beroep instellen. Echter, naar alle waarschijnlijkheid zijn dan op basis van de toekomstige nieuwe Tracéwet enlof de Crisis- en Herstelwet geen beroepsmogelijkheden voor de lagere overheden, zoals de provincie, meer aanwezig. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe en wanneer verankering van eventuele afspraken in de provinciale structuurvisie plaats zal vinden. De planning van de rijksstructuurvisie procedure kent
provincie
ZUID HOLLAND
na de lopende inspraakperiode in dit geval vier mijlpalen. Deze planning is overigens nog onderwerp van discussie. - B.O. MIRT najaar 201 1: Concept Ontwerp-Rijkstructuurvisieen concept Plan-MER inclusief Nota van Antwoord - Januarilfebruari 2012: Ter inzage legging Ontwerp-Rijksstructuurvisie inclusief voorkeursbesluit en Plan-MER. Ter informatie aan Tweede Kamer - Nader te bepalen: Vaststellen rijksstructuurvisie door de minister en daarop volgend behandeling in de Tweede Kamer - Nader te bepalen: Startbeslissing planfase Nieuwe Westelijke Oeververbinding in het kader van de Tracéwet De provincie is bestuurlijk betrokken via een regionaal bestuurlijk overleg met betrokken gemeenten. Hierbij is het Rijk niet aangeschoven. De voorzitter is de portefeuillehouderVerkeer en Vervoer van de Stadsregio Rotterdam. Daarnaast neemt de provincie deel in een coördinerend bestuurlijk overleg waarin betrokken regio's, provincie en rijk zitten. Voorzitter van dit overleg is de minister van Infrastructuur en Milieu, eventueel vervangen door de directeurgeneraal mobiliteit.
4. Financiële aspecten (dekking en risico's) In deze fase is nog geen sprake van financiële afspraken
Technische & proces vragen en informatie bij Ambtenaar
Telefoon
J. van Schaick
Kamer
070 4416957 A0.71
Gedeputeerde Staten
Contact
provincie
ZUID
HOLLAND
J. van Schaick T 070 - 441 6957
[email protected] G.A.B. Rietveld T 070 - 441 7243
[email protected] Postadres Provinciehuis
Ministerie Infrastructuur en Milieu Aan: mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T070-441 6611 www.zuid-holland.nl
pla Centrum Publieksparticipatie Postbus 30316 2500 GH Den Haag
Datum
16 februari 201 1 Ons kenmerk
PZH-2011-247865377 Uw kenmerk Onderwerp
Bijlagen
l
Zienswijze op Voornemen Rijksstructuurvisie 'Bereikbaarheid Regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding"
Zienswijze op Notitie Reikwijdte en Detailniveau Nieuwe Westelijke Oeververbinding
Geachte mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus,
In deze brief geven wij onze zienswijze op uw voornemen tot het opstellen van een rijksstructuurvisie 'Bereikbaarheid Regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding' zoals gepubliceerd op 12 januari 201 1. Deze brief bevat ook onze zienswijze op de notitie Reikwijdte en Detailniveau Nieuwe Westelijke Oeververbinding die u gelijktijdig publiceerde. Wij zijn verheugd dat u met uw voornemen voor het opstellen van een rijksstructuurvisieeen concrete Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1
stap zet in de richting van een beslissing die van groot belang is voor het verbeteren van de bereikbaarheid binnen de provincie Zuid-Holland, in het bijzonder in de regio Rotterdam.
2596 AW Den Haag
Wij zijn met u van mening dat het belangrijk is een beslissing over de Nieuwe Westelijke Tram 8 en 9 en bussen 18,22,65 stoppen dichtbii hel
Oeververbinding in te bedden in een integrale visie over regionale en bovenregionale ontwikkeling zoals vastgelegd in het Masterplan Rotterdam Vooruit en in de Provinciale Structuurvisie. Wij
provinciehuis. Vamf
onderschrijven de noodzaak om een Nieuwe Westelijke Oeververbinding te realiseren. Een dergelijke
slation Den Haag CS is
verbinding sluit goed aan bij onze visie over een aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel van de provincie en kan onzes inziens de samenhang binnen het stedelijk netwerk van de provincie
hel tien minuten lopen. De parkeerruimlevoor auto's is beperkt.
versterken.
Dalum
16 februari 2011 Ons kenmerk
provincie
ZUID HOLLAND
PZH-2011-247865377
Wij vragen uw aandacht voor de volgende onderwerpen in de uitwerking van de rijksstructuurvisie, bij het komen tot een gedragen voorkeursbeslissing over de Nieuwe Westelijke Oeververbinding en bij het opstellen van de Plan-MER: De noodzaak tot een bovenregionale An integrale afweging bij een voorkeursbeslissing over
-
alternatieven en varianten van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding waarbij naast de verkeerskundige aspecten ook de landschappelijke, milieu en ruimtelijke consequentie4s worden overwogen.
-
De noodzaak tot het in beeld brengen van de consequenties voor en aanpassingen van het onderliggende wegennet als integraal onderdeel van het project
-
Een zorgvuldige inpassing van het tracd zelf en de aansluitingen De verantwoordelijkheid van het Rijk ten aanzien van realisatie van projecten uit de referentiesituatie voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding zoals de A4 Delft-Schiedam, de Al311 6 en de capaciteitsuitbreidingvan het spoor tussen Delft en Schiedam als onderdeel
-
van Stedenbaan+ (Zuidvleugelnet) De tijd die nodig is voor het betrekken van Provinciale Staten bij de voorkeursbeslissing en bij de eventuele borging in het provinciale beleid van afspraken die volgen uit de rijksstructuurvisie
Ten aanzien van de te maken afweging om te komen tot een voorkeursbeslissing vragen wij, met name, uw aandacht voor de relatie tussen verkeers- en vervoerskundige belangen, financiële belangen en andersoortige belangen. Bij de afweging dienen, onzes inziens, ook belangen ten aanzien van ruimtelijke en economische ontwikkeling en ten aanzien van de kwaliteit van groengebieden een rol te spelen. Wij gaan ervan uit dat eerst na een zorgvuldige verkenning van alle belangen en oplossingen, alsmede raadpleging van alle betrokkenen, tot een keuze gekomen wordt. Daarnaast zijn voor de realisatie van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding ingrepen in het onderliggende wegennet noodzakelijk.Wij vinden het daarom zeer belangrijk dat in deze fase van het planproces de noodzakelijke aanpassingen aan het onderliggende wegennet onderdeel uitmaken van afwegingen die gemaakt worden bij het opstellen van de rijksstructuun/isieen Plan-MER. Wij lichten in de bijlage de vijf hierboven benoemde onderwerpen op hoofdlijnen nader toe. Ook geven wij in de bijlage nadere aandachtspunten voor het uitwerken van de rijksstructuurvisie en Plan-MER, waaronder opmerkingen ten aanzien van mogelijke omissies in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Deze bijlagen maken integraal onderdeel uit van onze zienswijze. Graag denken wij met u mee over de nodige vervolgstappen. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voorzitter,
Afschrift aan:
- Dagelijks Bestuur Stadsgewest Haaglanden - Dagelijks Bestuur Stadsregio Rotterdam n- h,r.-Lc,,
nmmasntnn
Datum
16 februari 2011 provincie
ZUID HOLLAND
Ons kenmerk
PZH-2011-247865377
BIJLAGE Toelichting op onderwerpen In dit deel van de bijlage lichten wij de onderwerpen toe waarvoor wij in de brief aandacht hebben gevraagd om te komen tot een gedragen beslissing over de rijksstructuuivisie 'Bereikbaarheid Regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding'. Bovenregionale en integrale afweging Het provinciale ruimtelijke beleid richt zich op integrale ruimtelijke hoofdopgaven waarmee de provinciale belangen, waaronder het verbeteren van inteme en externe bereikbaarheid, gediend worden. Deze hoofdopgaven en belangen zijn vastgelegd in de provinciale structuurvisie. Wij zien deze opgaven als bovenregionale opgaven. Een belangrijk aspect hiervan is dat wij het rijkswegennet en het onderliggende wegennet zien als Ben samenhangend netwerk. De ontwikkeling van dit netwerk dient bezien te worden in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen en opgaven. Daarnaast constateren wij dat er, door de aanleg van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding, effecten optreden die invloed kunnen hebben op de provinciale beleidskadersvoor ruimtelijke ontwikkeling, voor woningbouw, voor bedrijven (zowel ontwikkeling als sloop), als ook voor andere vormen van ruimtegebruik zoals recreatie. De planhorizon van de provinciale structuurvisie is 2020.De effecten zullen voorbij deze planhorizon plaatsvinden en doorwerken. De kans bestaat, bijvoorbeeld, dat de Nieuwe Westelijke Oeververbinding leidt tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en tot transformatie van de omgeving, bijvoorbeeld doordat gebieden aantrekkelijker worden voor het ontwikkelen van woningen en bedrijfslocaties. Deze effecten zijn onder andere bovenregionaalvan aard en moeten als zodanig worden beschouwd in de Plan-MER voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Daarom verwachten wij, met name, dat u in de Plan-MER ook rekening zult houden met ruimtelijk-structurerendeeffecten van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding op middellange tot lange termijn. De wenselijkheid van dergelijke ontwikkelingen kan getoetst worden aan de provinciale structuurvisie. Wij verwachten dat u bij het opstellen van de rijksstructuurvisie, o.a. op basis van de bovenregionale reikwijdte van de Plan-MER, een integrale afweging maakt met oog voor effecten op lange termijn. Hierbij zijn wij verheugd dat het Stadsgewest Haaglanden nu ook bij het project betrokken is. Wij gaan er vanuit dat hiermee de afweging ook plaatsvindt op basis van deze grotere reikwijdte. Wij vragen u hierbij expliciet te maken hoe de rijkstructuurvisie en effecten die vastgelegd worden in de Plan-MER zich verhouden tot de integrale ruimtelijke hoofdopgaven die benoemd zijn in de provinciale structuurvisie. Hierbij vragen wij uw speciale aandacht voor het feit dat de twee onderwerpen die u samen wilt vastleggen in de rijksstructuurvisie(Masterplan en Nieuwe Westelijke Oeververbinding) zeer ongelijksoortig zijn en grote verschillen vertonen in detailniveau. Het wordt uit de voorliggende documentatie nog niet volledig duidelijk hoe u het gehele studiegebied van de MIRT-verkenning relateert aan de grootte van het studiegebied van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Dit geldt ook voor het verband tussen de actualisatie van het 'Tussenrapport Plan-MER MIRT-verkenning Rotterdam Vooruit' en de 'Plan-MER Nieuwe Westelijke Oeververbinding'. Wij vertrouwen erop dat in het
Datum
16 februari 2011 provincie
ZUID HOLLAND
Ons kenmerk
PZH-2011-247865377
komende proces duidelijkheid ontstaat over de relatie tussen verankering van Masterplan en het nemen van een voorkeursbeslissing over een Nieuwe Westelijke Oeververbinding en over de relatie tussen beide delen van de Plan-MER. Onderliggendwegennef Voor de aanleg van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding is aanpassing van het onderliggende wegennet noodzakelijk. Dit zal bijvoorbeeld uit verkeersberekeningen ten aanzien van effecten op het onderliggende wegennet blijken. Wij vinden het daarom zeer belangrijk dat in deze fase van het planproces de benodigde aanpassingen aan het onderliggende wegennet onderdeel uitmaken van afwegingen die gemaakt worden bij het opstellen van de rijksstructuurvisie. Bekostiging en inpassing van aanpassingen aan het onderliggend wegennet maken onzes inziens integraal onderdeel uit van de besluitvorming over een Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Dit maakt onlosmakelijk deel uit van het zicht op financiering voor het hele project. Daarbij is ook aan de orde dat aanpassingen aan het onderliggende wegennet niet louter als verkeerskundige opgaven, maar ook als ruimtelijke ontwerpopgaven gezien moeten worden. Wij vertrouwen erop dat u bij het opstellen van de rijksstructuurvisieduidelijkheid geeft over alle benodigde ingrepen waarvoor de Provincie Zuid-Holland mogelijk verantwoordelijkheid draagt naar aanleiding van de aanleg van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Inpassing De inpassing van nieuwe en verbrede rijkswegen, en de aanpassingen van het onderliggende en het aanliggende wegennet die daarvoor nodig zijn, raken direct aan het ruimtelijk provinciale beleid, provinciale economische beleid, provinciale mobiliteitsbeleiden het provinciale beleid ten aanzien van natuur en recreatie. Wij vragen met name uw dringende aandacht voor hoe de inpassing van een Nieuwe Westelijke Oerverbinding en van de daarbij benodigde, andere fysieke ingrepen recht kan doen aan de kwaliteit van het Midden-Demandgebied. Wij hechten aan de ambities om het open landschappelijke karakter van het Hof van Delflandgebied te behouden. Daarbij dient er aandacht te zijn voor de zorgen van gemeenten in het zoekgebied van de Blankenburgtunnel. Met de Integrale Ontwikkeling tussen Delft en Schiedam (IODS) wordt fors geïnvesteerd in groenbehoud en ontwikkeling van Midden-Delfland. Aanleg van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding mag niet leiden tot kapitaalvernietiging. Wij staan daarbij op het standpunt dat binnen de afweging tussen alternatieven en varianten voor een Nieuwe Westelijke Oeververbinding, in het geval van een Blankenburgtunnel, een verlengde tunnel in ogenschouw genomen dient te worden. Wij vertrouwen erop dat u deze afwegingen meeneemt in het ontwerp- en besluitvormingsproces rondom de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Realisatie van projecten uit de referentiesituatie In het Masterplan en in de notitie Reikwijdte en Detailniveau wordt uitgegaan van de realisatie van meerdere projecten in de periode tot 2020. Het gaat hier, onder andere, om het realiseren van de A13lA16 en de A4 Delft-Schiedam. Het Rijk heeft volgens ons dan ook de verantwoordelijkheid voor
een kwalitatief hoogwaardige en betaalbare realisering van de Al3lA16, zoals het rijk dat reeds heeft gedaan voor de A4 Delft-Schiedam. Daarnaast is voor ons onder andere van belang dat in het kader van het Programma Hoogfrequent Spoor het Rijk verantwoordelijkheid neemt voor het realiseren van
Datum
16 februari 2011 provincie
ZUID HOLLAND
Ons kenmerk
PZH-2011-247865377
de Capaciteitsuitbreiding Deliï-Schiedam als onderdeel van Stedenbaan+ (Zuidvleugelnet). Al deze schakels zijn volgens ons, evenals bijvoorbeeld een A4-Zuid, onmisbare onderdelen van een sterke A4-corridor als economisch topgebied. Benodigde tijd voor besluiîvorming Wij zijn blij met de heldere communicatie over de planning van het proces om te komen tot vaststelling van de rijksstructuurvisie en de Plan-MER. Wel bestaat bij ons enige zorg over hoe reëel deze planning is. Wij vragen naar aanleiding van onze zorgen uw aandacht voor de tijd die nodig is om interne politieke besluitvorming van de provincie te doorlopen om het draagvlak voor een beslissing te borgen. Hierbij vertrouwen wij erop dat in nader overleg de tijdige beschikbaarheidvan de nodige beslisinformatie wordt geregeld. De rijksstructuurvisieis bindend voor het Rijk. Afspraken over aanpassingen in provinciaal beleid en provinciale besluiten die nodig zijn voor realisatie, anders dan hetgeen reeds geregeld wordt middels de Tracéwet, zullen daarbij apart gemaakt moeten worden. Het vaststellen van (herzieningen van) de provinciale structuurvisie is daarbij een verantwoordelijkheid van Provinciale Staten. Binnen die kaders maken wij graag met u de nodige afspraken in aanvulling op de rijksstructuurvisieen over eventuele doorwerking in de provinciale structuurvisie. Het in gezamenlijk overleg nadenken over dergelijke afspraken maakt onzes inziens integraal onderdeel uit van het opstellen van de rijksstructuurvisie.
Nadere aandachtspunten rijksstructuurvisie en Plan-MER In dit deel van de bijlage werken wij onze zienswijze uit voor specifieke onderdelen van de voorliggende notitie Reikwijdte en Detailniveau van 12 januari 201l . Wij vertrouwen erop dat u onderstaande aandachtspunten meeneemt in het opstellen van de Plan-MER.
- Provinciale structuurvisie als beleidskader Beide alternatieven voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding zijn op dit moment opgenomen in de provinciale structuurvisie. Wij wijzen u erop dat een voorkeursbeslissingvoor een alternatief c.q. variant mogelijk aanleiding kan zijn voor een procedure om de provinciale structuurvisie aan te passen. De verwachte doorsnijding van bestaande recreatie- enlof bebouwde of andersoortige gebieden en de inpassing van het tracé geven daar mogelijk aanleiding toe. Het is nog onduidelijk of eventuele ruimtelijk-structurerendeeffecten van de aanleg van een van beide tunnels kunnen leiden tot heroverweging van delen van de provinciale structuurvisie. Of dat aanvullende maatregelen die nodig zijn voor het realiseren van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding leiden tot aanpassing van de provinciale structuurvisie. Ook is nog onduidelijk of alle aspecten van het Masterplan die verankerd zullen worden in de rijksstructuurvisiebinnen de provinciale structuurvisie passen.
- Beoordelingskaderen onzekerheden De complexiteit van de effecten en de bovenregionale reikwijdte van de mogelijke effecten vereist een beoordelingskader dat ruimte geefl voor een gedegen afweging van altematieven c.q. varianten. De notitie Reikwijdte en Detailniveau geefl onvoldoende inzicht in het onderzoeken en beoordelen van indirecte, zogeheten 2e orde, effecten. Wij vetzoeken u het beoordelingskader zodanig in te richten dat,
Datum
16 februari 2011 provincie ZUID HOLLAND
Ons kenmerk
PZH-2011-247865377
naast het scoren met behulp van plussen en minnen (positief of negatief), ook beoordeeld wordt op soorten ruimtelijke effecten op lokale, regionale en bovenregionale schaal. Hierbij kan bijvoorbeeld getoetst worden aan gewenste toekomstbeelden van ruimtelijke en economische ontwikkeling. De provinciale structuurvisie biedt daarvoor het logische kader. Onzekerheden over realisatie van projecten die deel uitmaken van de referentiesituatielijken nog niet te zijn meegenomen in de afwegingen rondom realisatie van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Wij vertrouwen erop dat u de rijkstructuurvisie en de effectenbeoordeling in de Plan-MER robuust maakt voor deze onzekerheden.
- Ladder van Verdaas Een inschatting en beoordeling van de mogelijkhedenvan sturing middels ruimtelijke ordeningsmaatregelen en andere elementen van de Ladder van Verdaas herkennen wij niet in de notitie Reikwijdte en Detailniveau Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Dit sluit tevens aan bij de opmerkingen van de adviescommissie MER (18 mei 2010; 3 november 2009).
- Ruimtelijke aspecten Wij verwachten dat ruimtelijke aspecten, met name de regionale en bovenregionale ruimtelijkstructurerende werking van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding, als aparte, zetfstandige effecten behandeld worden in de Plan-MER.
- varianten en variaties Er is met het introduceren van de term 'bandbreedte' voor het ontwerpen van varianten voor een Nieuwe Westelijke Oeververbinding onduidelijkheid ontstaan over varianten waarop wordt doorgestudeerd ten opzichte van de beslissing in het B.O. MIRT najaar 2010 en ten opzichte van de concept-notitie Reikwijdte en Detailniveau van april 2010.
- Verkeer en vervoer Wij verzoeken u in de Plan-MER expliciet te maken in hoeverre het aanleggen van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding en een keuze tussen varianten c.q. alternatieven effecten heefi op het vrachtverkeer.
- Provinciaal landschap en recreatie Wij verzoeken u de effecten op het gebied Midden-Delfland te benoemen en te beoordelen aan de hand van de doelen ten aanzien van dit gebied als provinciaal landschap zoals benoemd in de provinciale sttuctuurvisie. Hierbij speelt het gebruik van dit gebied voor recreatie een belangrijke rol. In de notitie Reikwijdte en Detailniveau zijn ten onrechte geen effectenondetzoek en beoordeling op het thema 'recreatie' opgenomen. Zo zijn de te beoordelen aspecten ten aanzien van landschap nu beperkt tot inherente waarden (bv. cultuurhistorie, archeologie). Wij vertrouwen erop dat de Plan-MER alle relevante effecten op het recreatief gebruik voor dit gebied en andere gebieden waarvoor mogelijk effecten optreden in beeld brengt en beoordeelt. -Water Voor die delen van de waterveiligheidsopgave waar de provincie bevoegd gezag is, vertrouwen wij erop dat u deze afstemt met die aspecten waarvoor andere overheden bevoegd gezag zijn. Daarnaast constateren wij dat de aanleg van een tunnel tot in de verre toekomst doorwerkt in de mogelijke
Datum
16 februari 2011 Ons kenmerk PZH-2011-247865377
provincie
ZUID
diepgang voor schepen die gebruik maken van de Nieuwe Waterweg. Wij vertrouwen erop dat u het lange temijn perspectief om deze effecten in te schatten meeneemt in de beschrijving van effecten.
- Natuur In de paragraaf van de notitie Reikwijdte en Detailniveau over natuur benoemt u enkele afionderlijke gebieden. Wij vetzoeken u deze gebieden in samenhang te bezien in het benoemen en beoordelen van effecten. Dit geldt met name, voor wat betreft effectbepaling, voor de provinciale ecologische verbinding tussen Midden-Delfland en het Staelduinse Bos als samenhangend gebied.
- Aanbevelingen en kennishiaten In de notitie Reikwijdte en Detailniveau is geen paragraaf opgenomen met betrekking tot aanbevelingen voor de volgende fase van planvorming en eventuele overgebleven hiaten in kennis. Wij vertrouwen erop dat een paragraaf met dat thema onderdeel uit zal maken van de Plan-MER.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Notitie Reikwijdte Nieuwe Westelijke Oeververbinding
Colofon Uitgegeven door Projectteam Nieuwe Westelijke Oeververbinding Informatie www.rotterdamvoo~it.n~ Telefoon 010 - 402 70 63 Uitgevoerd door Projectteam Nieuwe Westelijke Oeververbinding
Opmaak Vormvijf, Den Haag Fotografie Beeldbank Rijkswaterstaat en Ellen Vanhamme
z I Ministerievan Infrastructuuren Milieu
Inhoud i. Inleiding
1.1 1.2
1.3
5
Een Nieuwe Westelijke Oeververbinding 5 Plan-MER en Notitie Reikwijdte en Detailniveau 5 Leeswijzer 6
z.RotterdamVoomit 7 2.1
2.2
2.3
Aanpakvan Rotterdam Vooruit 7 Ondenoek naar oplossingen en effecten 7 Masterplan 7
3. Probleemstelling e n doel Nieuwe Westelijke Oeververbinding g
3.1 3.2 3.3
Probleemstelling 9 Doelen van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding Scope van het project 10
10
4.Tracks: altematievenenvarianten i1 4.1 Alternatieven li 4.2 Typering traces van de alternatieven li 4.3 Kadenvoor de ontwikkelingvan varianten iz 4.4 Werkwijze bij de ontwikkelingvan varianten 13 5. Het Plan-MER i5 5.1 Algemene aanpak 15 5.2 Verkeer en vervoer 15 5.3 Luchtkwaliteit 16 5.4 Geluid 16 5.5 Veiligheid 16 5.6 Bodem 17 5.7 Water 17 5.8 Natuur 17 5.9 Landschap, cultuurhistorie en archeologie i9 5.10 Speciale thema's i9 5.11 Economische effecten en kosten- batenanalyse 5.12 Beoordelingskader zo
20
6.Te volgen procedure zi
6.1 6.2 6.3
Rijkssmictuu~sieen Plan-MER Te doorlopen procedurestappen Inspraak zz
21
21
Bijlage i: Kennisgeving 23 Colofon 2
Notitie Reikwijdte en Detailniveau I J
4 1 Ministerie van Infrastructuur en Milieu
i.Inleiding 1.1
Een Nieuwe Westelijke Oeververbinding
Uit verschillende onderzoeken naar de bereikbaarheid van de Randstad en van de Rotterdamse regio blijkt dat de bereikbaarheidvan de Rotterdamse regio rond zozo, ondanks een aantal maatregelen, niet op orde is. Daarom hebben Rijk en regio in zoog samen onderzocht waar de knelpunten zitten en welke kansen en ontwikkelingen denkbaar zijn om de Rotterdamseregio duurzaam bereikbaar te maken en te houden. Daarbij wordt gekeken naar de middellange (2020) en de lange termijn (2030-2040). In het 'Masterplan Rotterdam Voomit' is een bestuurlijke visie beschreven op de gewenste ontwikkeling van de inhastructuur in de regio Rotterdam. Daarbij is geconstateerd dat een Nieuwe Westelijke Oevewerbinding noodzakelijk isvoor een robuuste ontsluiting van de haven en om de doorstroming op de &-corridor, waaronder de Beneiuxtunnei,teverbeteren.
Voor deze oeververbindingkan worden gekozen tussen twee mogelijke alternatieven; een Oranjeverbindingof een Blankenburgverbinding. Daarbinnen zijn diverse varianten mogelijk. 1.2
Plan-MER en Notitie Reikwijdte en Detailniveau
De te maken keuzes zullen worden neergelegd in een Rijksstructuurvisie. Ter onderbouwing van deze keuzes zal de procedure van de Milieu-effechapportageworden doorlopen en zal een Plan-MERworden opgesteld. Deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau is bedoeld om betrokkenen vooraf te informeren en raadplegen over de gewenste inhoud en diepgang van het Plan-MER. Na de Rijksstmctuurvisie zal ook een Trackbesluit worden genomen. Daarbij zal een Milieu-effectrapport op innchtingsniveau worden opgesteld. Zie hoofdstuk 6 voor meer informatie over de procedures.
Figuur 1 De ruit van Rotterdam
Notitie Reikwijdte en Detailniveau 15
1.3
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk (z) is beschreven welke stappen er eerder zijn gezet in het project Rotterdam Voornit. In hoofdstuk 3 zijn de problemen van het infrastructuumetwerkvan de regio Rotterdam geschetst en staat het doel van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding beschreven. In hoofdstuk 4 zijn de mogelijke alternatieven beschreven en is uitgewerkt hoe daalvoor varianten zullen worden ontwikkeld. In hoofdstuk 5 is beschreven welk milieuondenoek er zal worden uitgevoerd in het kader van het Plan-MER en welke detailniveau dit zal hebben. De te volgen procedure en de inspraakmogelijkheden zijn beschreven in hoofdstuk 6.
6 1 Ministerie van Infrastructuur en Milieu
2.
Rotterdam Vooruit 2.1
Aanpakvan Rotterdam Voomit
Met het oog op het oplossen van de bereikbaarheidsproblemen in de regio Rotterdam is begin 2009 de Verkenning 'Regio Rotterdam en haven: duurzaam bereikbaar' of kortweg 'Rotterdam Vooruit' gestart. Hierin hebben de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van VROM, de stadsregio Rotterdam, de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland samen onderzocht wat er nodig is om de Rotterdamse regio bereikbaar te maken en te houden. Het doel van de MIRTVerkenningRotterdam Vooruit was om te komen tot: een gedragen beeld van de problematiek, de belangrijkste opgaven en de oplossingsrichtingenvoor de bereikbaarheid van de Rotterdamse regio in de periode tot 2040 met multimodaliteit (auto, OV en fiets), integraliteit. duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit als uitgangspunt. een beeld van de kosten en de (maatschappelijke)baten van de oplossingen, inclusief mogelijkheden van publiekprivate samenwerking. een beeld van de belangrijkste milieueffecten, uitgewerkt in een plan-MER. de voorbereiding van aansluitende planuitwerking- en besluitvormingstrajecten In Rotterdam Vooruit is breed gekeken naar de samenhangen tussen: autoverkeer, openbaar vervoer en fiets; personen- en goederenvervoer; het beter benutten van bestaande en de aanleg van nieuwe infrastructuur; de bereikbaarheid, ruimtelijke ontwikkeling en duurzaamheid (milieu). Overheden (regionale, lokale en Rijkspamjen), maatschappelijke partijen en burgers zijn betrokken bij de probleemanalyse, de visievorming en de afwegingvan de oplossingen. Hiertoe zijn in februari en maart zoog grootschalige publieksraadplegingen geweest. Inwoners uit de regio konden hun bereikbaarheidsknelpunten aangeven en oplossingen aandragen. Ter verdieping van de resultaten zijn in augustus en septembervan zoog burgerpanels gehouden.
2.2
Onderzoek naar oplossingenen effecten
In het kader van 'Rotterdam Vooruit' is een uitgebreide analyse uitgevoerd van de knelpunten in de bereikbaarheid. Belangrijke knelpunten op de weg zijn de gebrekkige doorstroming op de Beneluxcorridor en de kwetsbaarheid van de ontsluiting van de haven. Voor deze knelpunten zijn verschillende oploningsrichtingen in beeld gebracht. Er is onder meer gekeken naar een westelijke stadsbrug ter hoogtevan de Stadshavens,een 3' Beneluxtunnel als stedelijke verbinding, een Oranjeverbindingen een Blankenburgverbinding. Als stedelijkeverbinding biedt een 3' Beneluxtunnel, vanwege de complexiteitvan de aansluitingen van een derde tunnel op het Kethelplein en de Beneluwter en de kosten daarvan, geen oplossing. Een westelijke stadsbrug bij de Stadshavens is uit het oogpuntvan de ruimtelijke ontwikkelingen in Stadshavensen de ontwikkeling van de rivieroeversweliswaar kansrijk, maar draagt te weinig bij om als op zichzelf staande oplossing het probleem op de Beneluxcorridor op te lossen. Een Blankenburgverbinding of Oranjeverbindingvormen beide wel kansrijke alternatieven. Van deze oplossingsrichtingen zijn de kosten en de baten onderzocht. In een 'Tussenrapport Plan-MER' zijn de milieu-effectenvan de verschillende oplossingsrichtingen in kaart gebracht. De uitkomsten van dit en andere onderzoeken zijn meegenomen in het Masterplan. Ten behoeve van het Tussenrapport Plan-MER bij Masterplan is in juni zoog een Notitie Reikwijdte en Detailniveau uitgebracht. Over het Tussenrapport Plan-MER heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage in november 2009 een advies uitgebracht. 2.3 Masterplan 'Rotterdam Vooruit' heeft geresulteerd in een Masterplan, waarin een bestuurlijke visie op het infrastructuurnetwerk in de regio Rotterdam is gegeven. Verder bevat het een keuze voor een aantal concrete projecten om de infrastructuur van de regio Rotterdam te verbeteren.
Notitie Reikwijdte en Detailniveau 17
In het Masterplan is geconstateerd dat een Nieuwe Westelijke Oevewerbindingnoodzakelijk is om de Beneluxcorridor te ontlasten en de ontsluiting van het Haven-Industrieel Complex te verbeteren. Hiertoe wordt een keuze gemaakt tussen een Oranjetunnel en een Blankenburgtunnel. In het Masterplan is nog geen voorkeur voor een van beide uitgesproken. Het Masterplan is vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg MIRT (B0 MIRT) van 29 oktober en de afspraken zijn vastgelegd in de Afsprakenlijst Bestuurlijke Overleggen MIRT najaar 2009 .
Karnerstuk32123-A nr. i g
8 I Ministerie van Infrastructuur en Milieu
3. Probleemstelling en doel Nieuwe Westelijke Oeververbinding 3.1 Probleemstelling
In het kader van de Verkenning Rotterdam Vooruit zijn de knelpunten in het infrastruc~umetwerkin de regio Rotterdam in brede zin geanalyseerd. De stadsregio Rotterdam wordt in belangrijke mate ontsloten door de ruit rond Rotterdam, die wordt gevormd door de h o , A16, A15 en de Aq. De Azo loopt in het westen door tot in het Westland, met de zogeheten Greenport Westland. De A15 loopt door naar de Maasvlakte, en ontsluit de mainport en het Haven-Industrieel Complex (HIC). De Nieuwe Waterweg / Nieuwe Maas loopt als een langgerekte baniere van oost naar west door de gehele stadsregio Rotterdam. De Nieuwe Waterweg1Nieuwe Maas wordt gekmist met de Van Bnenenoordbrug en met de BeneluxNnnel. In het stadscentrum vormen van oost naarwest de Wiíiemsbmg, de Erasmusbrug en de MaasNnnei de enige oevewerbindingen. Hierbij zijn devolgende problemen geïdentificeerd.
Knelpunt Beneluxcomdor als onderdeel van de&-comdor. Uit de Landelijke Markt en CapaciteitsAnalyse (LMCA) Wegen (V&W, 2007) is gebleken dat de bereikbaarheidsdoelstellingen uit de Nota Mobiliteit op de Ruitvan Rotterdam, zonder extra maatregelen, in zozo (en daarna) nietworden gehaald. Daarbij is ervan uitgegaan dat de geplande wegenprojecten - de aanleg van de Delft-Schiedam, de verbreding van de A15 Maasvlakte-Vaanplein en de aanleg van de Ai3/i6- zijn gerealiseerd. Een van de meest urgente problemen doet zich voor in de Beneluxcomdor (Aq Kethelplein-Beneluxplein). Er is berekend dat de I/C-verhouding(verhouding tussen de optredende intensiteit en de capaciteit van een wegvak) in de Beneiuxcorridor in zozo boven o,go ligt. Dit resulteert in langere reistijden en lagere trajectsnelheden. Het knelpunt in de Beneluxcorridortreedt op bij elk scenario voor
de economische groei. De basiskwaliteit voor bereikbaarheid en betrouwbaarheid die in de Nota Mobiliteit is geformuleerd wordt in deze corridor in geen enkel scenario gehaald. Deze worden ook niet behaald wanneer- conform de zogenoemde zevensprong (of ladder) van Verdaas wordt ingezet op mobiliteitsmanagement, dynamisch verkeenmanagement of openbaar vewoer.
Omweg Noord-Zuid Door het beperkte aantal oevewerbindingen en de afstand tussen deze oevewerbindingen is er bij verplaatsingen nissen 'noord' en 'zuid' bovendien sprake van een soms grote omweg ten opzichte van de hemelsbrede afstand. Het verkleinen van de verplaatsing zal leiden tot minder voertuigkilometers en kortere reistijden. Dit geldt voor deverbindingen Nssen Voorne Putten en de belangrijkste bestemmingen binnen de Randstad, maar ookvoor de relatie tussen het Haven-Industrieel Complex en de Greenport. Kweisbare bereikbaarheid Haven Rotterdam Het beperkte aantal oevewerbindingen maakt de ontsluiting van het Haven-Industrieel Complex en de bereikbaarheid van woongebieden kwetsbaar. Het verkeer van en naar het achterland is aangewezen op de Ais. Alternatieve routes bij stremmingen op de A15 zijn weliswaar aanwezig maar beperkt in capaciteit. De A15 heeft ten westen van de Beneluxtunnel geen volwaardige parallelle verbinding. De uitvoering van het project Ai5 Maasvlakte-Vaanplein betekent een verbetering, maar de capaciteit van de Botlekpassage is bij stremmingvan de Botlektunnel en/of de verbrede Botlekbrug beperkt; dit maakt de Botlekpassage tot een kwetsbaar deel van de A15.
Notitie Reikwijdte en Detailniveau I g
Figuur 2 Knelpunten in de weginfrastructuur
Het achterblijvenvan de bereikbaarheidsdoelen, de problematiekop de Beneluxcomdor, de slechte verbinding nissen 'noord' en 'zuid' en de eenzijdige ontsluiting van het Haven-Industrieel Complex zijn redenen voor aandacht. De gevolgen van een slechte bereikbaarheid zijn groot. Niet alleen wordt het moeilijk om snel en comfortabel te reizen of lading te vervoeren, filerijden is ookmilieubelastend en de economische schade die het veroorzaakt is aanzienlijk. Bij een slechte bereikbaarheid van de mainport zal deze als werklocatie steeds minder aantrekkelijkworden, temijl hier, onder andere door de komst van Maasvlakte 2, wel een groei van werkgelegenheidwordt verwacht.
Goede doorstroming op de h-comdor is essentieel. Uit analyses blijkt dat de Beneluxcomdor al voor 2020 een groot en urgent knelpunt is. Een Tweede Westelijke Oevewerbindingkan dit grotendeels oplossen. Deze tweede oevewerbinding draagt bovendien bij aan de verbetering van de ontsluiting van het Haven Industrieel Complex en de Greenport/Westland.Daarnaast ondersteunt het de verdere ontwikkelingvan de Aq-comdor als vitale bereikbaarheidsas van de Zuidvleugel en de Randstad, waarbij de Aq-Zuid als volgende stap zinvol is. Deze doelen zullen ten behoeve van het vervolgproces naderworden geoperationaliseerd.
3.3 Scope van het project 3.2
Doelen van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding
In het Masterplan is geconstateerd dat een Nieuwe Westelijke Oevewerbindingnoodzakelijkis om de Beneluxcomdor te ontlasten en de ontsluiting van het Haven-Industrieel Complex te verbeteren. Letterlijk staat hierover in het Masterplan:
10 [
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
In het licht van de doelen van het project is de uitwerking van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding in het Plan-MER gericht op een verbinding die de Ai5 of Ni5 ten zuiden van de Nieuwe Waterweg verbindt met deAzo of N213 (de verlengde A20) ten noorden van de Nieuwe Waterweg, ten westen van de Beneluxtunnel.
4. Tracés: alternatieven en varianten 4.1 Alternatieven In het Masterplan Rotterdam Vooruit zijn twee tracks aangegevenvoor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding: i. het Oranjetrack, dat ter hoogtevan de Maeslantkering ligt; 2. het Blankenburgerace, dat ten oostenvan Maassluis/ Rozenburg ligt. Figuur 3 geeft de globale ligging van de traces aan. Voor deze verbinding wordt, conform het Masterplan, uitgegaan van een tunnel. Bij de ontwikkelingvan varianten, zoals beschreven in paragraaf q.q., zal echter de mogelijkheidvan een brug nogmaals worden afgewogen.
4.2 Typering tractis van de alternatieven Oranjeverbinding Het trace van de Oranjeverbinding ligt ter hoogte van de Maeslantkering; de verbinding loopt tussen de A15 en
knooppunt Westerlee. Uit verkeeaberekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van het Masterplan is naarvoren gekomen dat de Oranjeverbindingkan worden uitgevoerd met ze rijstroken. De Oranjeverbindingkruist de Nieuwe Waterweg en het Calandkanaal, waarbij het Calandkanaal geschikt is (en moet blijven) voor grote zeeschepen. De diepteligging van een eventuele tunnel wordt bepaald door het vaarwegprofiel van het Calandkanaal. De keuzemogelijkhedenvoor de ligging van de Oranjeverbindingwordt vooral bepaald door de nabijheid van de Maeslantkering. De stabiliteit van deze keringvereist dat er in het gebied aan weenzijde van de kering, maar zeker aan de oostzijde, de ondergrond niet wordt aangetast. Het track van de Oranjeverbindingligt aan de zuidzijde van Calandkanaal in een zone die gereserveerd is voor infrastructuur (bij de Rijnweg). In deze zone staan hoogspanningsmasten en ligt een groot aantal kabels en leidingen die door middel van zinkers het Calandkanaal en de Nieuwe Waterweg kruisen.
Figuur 3 Zoekgebied van beide traces -
8 .
Notitie Reikwijdte en Detailniveau
[li
Ten behoeve van de aansluiting op de A15 bestaat de mogelijkheid dat een ze Dinteihavenbrug nodig is. Onderzocht zal worden in hoeverre het mogelijk is om het track van de Oranjeverbindingverder naar het oosten te leggen. Aan de noordzijde van de Nieuwe Waterweg buigt het track naar de N223 om naar het nieuwe knooppunt Westerlee te gaan. Het track doorsnijdt bestaande bedrijventerreinen en glastuinbouw. Blankenburgverbinding Het track van de Blankenburgverbindingligt ten oosten van Maassluis en Rozenburg. Volgens verkeersberekeningen die in het kadervan het Masterplan zijn gemaakt, zou moeten worden uitgegaan van een w3 weg tussen de A15 ten oosten van Rozenburg en de A20 ten oosten van Maassluis. De Blankenburgverbindingkmist (alleen) de Nieuwe Waterweg. Aan de zuidzijdevan de Nieuwe Waterweg is een trackreservering aan de oostkant van Rozenburg, parallel aan de Botlekweg. Er is in het verleden rekening gehouden met de realisatievan een knooppunt met de Ais. Aan de noordzijde speelt de aanwezigheidvan een voor de Randstad bijzonder veenweidegebied een rol, dat bezocht wordt door natuurliefhebbers en recreanten. Bij elke mogelijke ligging wordt dit gebied doorsneden, zij het op verschillende plaatsen, met verschillende hoogteliggingen en daardoor met verschillende effecten. In het zoekgebied liggen delenvan de Rijkbufferzone Midden Delfland, een surfplas, bestaande kassen en het uitbreidingsgebiedvoor bedrijven van Maassluis. Aandacht zal worden gegeven aan de ligging van de bestaande aansluiting op de Azo (no. 7 Maassluis). De mogelijkheid wordt onderzocht of de westelijke bedrijventerreinenvan Vlaardingen direct kunnen worden aangesloten op de nieuwe oeververbinding.
4.3 Kaders voor de ontwikkeling
van varianten In het kader van het Plan-MERwordt voor de Oranje- en Blankenburgverbindingeen aantalvarianten ontwikkeld. Hierbij geldt een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden. Uitgangspunten ten aanzien van toekornsnge ontwikkelingen In de komende jaren zal een groot aantal ontwikkelingen plaatsvinden in de i n h s m i ~ t u ~Inr .het project wordt onder meer rekening gehouden met de aanwezigheidvan: A4 Midden-Delfland (Delft - Schiedam) (z+$; A15 Maasvlakte - Vaanplein (w3 plus wz); A13 - A16 (w); i z I Ministerie van Infrastructuur en Milieu
3-in-I Project (Verlengde Veilingroute, Aanpassing knooppunt Westerlee en tweede ontsluitingsweg Hoek van Holland); handhaven van de veerverbinding tussen Rozenburg en Maassluis een opwaarderingvan het openbaar vervoer in de regio. In ruimtelijk opzicht wordt ~00r2020onder meer rekening gehouden met: de ontwikkelingvan de Stadshavens; deverplaatsing van het fruitcluster van de Merwehaven naar de WaalIEemhaven; (gedeeltelijke) ingebmiknamevan Maasvlakte z. Ruimtelijke randvoorwaarden In het ontwerpproces zal rekening worden gehouden met de aanwezigheidvan stedenbouwkundige, landschappelijke, recreatieve enlof technische elementen, zoals: bebouwingsconcentraties in de gemeenten Vlaardingen, Maassluis en Rozenburg industriële (haven) complexen nabijheid van onderdelenvan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura zooo landschappelijkewaarden, onder meer die van Midden Delfland de aanwezigheid van de Maeslantkeringmet vrije zone hetvaarwegprofielvan de Nieuwe Waterweg en het Calandkanaal de spoorlijn Rotterdam Centraal - Hoekvan Holland Haven en de Havenspoorlijn/Betuwelijn kmisende wegen de ligging van (primaire)waterkeringen en kaden aanwezigheid van kabels en leidingen ïhnnel onderde Nieuwe Waterweg Bij het ontwerpen van een tunnel zal, in verband met de doorsnijding van de dijk, langs de Nieuwe Waterweg een vervangende waterkering moeten worden gerealiseerd. De meest voor de hand liggende oplossing hiervoor is een dijk. Bij een korte tunnel wordt dit een zogenoemde kanteldijk, dit is een dijk die is 'omgelegd' rond de tunnelmond. Bij een lange tunnel zou een aparte dijkring rond de mnneimond kunnen worden aangelegd. Andere mogelijkheden voor een vervangende waterkering zullen ook worden onderzocht. Een tunnel kan als boortunnel of als zinktunnel worden uitgevoerd. Bij een zinktunnel wordt een sleuf in de bodem van de waterweg gebaggerd, waarna de tunnekkmenten daarin worden gelegd. Op land wordt de tunnelconstructie in een gegraven sleuf opgebouwd, waarna de tunnel wordt afgedekt met grond. Een boortunnel wordt, vanuit een startschacht, met een boor onder de grond door geboord. Dit heeft als voordeel dat het landschap grotendeels intact kan blijven.
Wel moet er een start- en een eindschacht worden gegraven om de boor te kunnen plaatsen. Nadeelvan een boortunnel is dat deze dieper moet komen dan een zinktunnel; er moet tijdens de aanleg een voldoende dikke grondlaag boven blijven zitten. Deze keuze wordt op hoofdlijnen uitgewerkt
Ontwerprichtlijnen Gezien de te verwachten verkeenintensiteiten wordt er vooralsnog van uitgegaan dat de verbinding als autosnelwegwordt aangelegd. Bij het ontwerp van autosnelwegen en tunnels gelden richtlijnen. Voor de gedeelten van de weg buiten de tunnels wordt gebmik gemaakt van de Nieuwe Ontwerprichtlijnen Autosnelwegen (NOA), in de tunnels gelden daarnaast andere richtlijnen. Ten aanzien van de tunnelveiligheid is de Beleidsnota Tunnelveiligheid leidend. Deze beleidsnota geeft aan dat er door tunnels die een oeververbindingvormen geen vervoer van brandbare of giftige gassen is toegestaan. Op dit moment wordt er daarom van uitgegaan dat de nieuwe tunnel een categorie C tunnel zal worden.
Tol als bekostigingsmiddel voorde oeverkruising In het kader van de Plan-MER zal ook een optie worden beschouwd waarbij tolheffing wordt gebmikt om de NWO geheel of gedeeltelijk te bekostigen. Tolheffing heeft invloed op het gebmikvan de verbinding en van het aangrenzend verkeersnetwerk. Bezien zal worden of dit in het Plan-MER in de vorm van een scenario-analysezal worden opgepakt, of dat hier sprake isvan een apart te ontwikkelen variant.
4.4 Werkwijze bij de ontwikkeling
van varianten Scope van de varianten Bij devariantontwikkeling worden keuzen in beeld gebracht met betrekking tot de deverbinding tussen Ai5 of Ni5 ten zuiden van de Nieuwe Waterweg en de Azo of N213 ten noorden daarvan, inclusief de oeverkruising,de toeleidende wegen, de aansluitingen op het hoofdwegennet en de aanpassingen die in de nabijheid van de aansluitingen aan het hoofdwegennet nodig zijn om deze goed te laten functioneren. Dit laatste betekent dat bijvoorbeeld een extra rijstrook op de Azo tot de volgende aansluiting, behoort tot de variant. Eerdere alternatievenstudie In eerdere studies zijn ten behoeve van een beoordeling van een Oranje- en Blankenburgverbindingbandbreedteanalyses gemaakt om de 'uitersten' van deze alternatieven te onderzoeken. Doel was om na te gaan of een keuze tussen Oranje- of Blankenburgverbindingin belangrijke mate af zou hangen van de variant die, binnen het altematief, gekozen zou worden. De 'uitersten' betreffen: i. het track; zoals een zo westelijk en een zo oostelijk mogelijke ligging; met tussenvormen; z. de lengte van de tunnel; de kortst mogelijke en de langst mogelijke; 3. de uitvoeringstechniek; hiervoor bestaan twee mogelijkheden: boren en ahinken.
Figuur 4 Variaties in bandbreedteonderzoek
Oranjeverbinding Notitie Reikwijdte en Detailniveau 113
Resultaten van deze bandbreedteanalyseworden gebmikt bij de ontwikkelingvan devarianten voor de Plan-MER.
Ontwikkeling van varianten in het kader van het Plan-MER Bij de ontwikkelingvan varianten voor beide alternatieven (Oranje- en Blankenburgverbinding) wordt een systematische aanpakgebmikt. Onderdeelvan het Plan-MER is dat in kaart wordt gebracht welke eisen er aan de nieuwe verbinding gesteld zullen worden. Deze eisen komen aan bod in ontwerpvragen op een aantal gebieden. A- De finctie van de verbinding
verkeerskundig; welke nieuwe verbindingen worden geboden (verbindingen aansluitingen op A15 en A20) eventuele aansluitingen op lokale wegennet wegsoort (autosnelweg of autoweg) wegcapaciteit (hoeveel rijstroken per richting) eventuele doelgroepenstroken (voor vrachtverkeer) eventuele tolvoonieningen eventuele venorgingsplaatsen of andere voonieningen vormgevingsprincipeweg en kunstwerken. B- Het beschermen van de leefomgeving van de weg
lucht geluid externe veiligheid bodem en water natuur landschap, cultuurhistorie en archeologie. C- Het beperken van het effect op het verbonden gebied, danwel
het benutten van kansen. minimaliseren van bamerewerking beperken van onderbreken van zichtlijnen beperken van onderbreken van kmisende infrastmctuur en landschapselementen beperken van mimtebesiag optimaliseren van architectonischewaarde van de weg vanuit de omgeving eventuele waardecreatie door combinatie met bedrijvenlocaties, woningbouw enlof recreatieve voonieningen.
141 Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Het kunnen voldoen aan deze functionele eisen en rekening houden met dwangpunten zal in balans moeten staan tot de financiële, beleidsmatige en wettelijke randvoorwaarden die voor dit project gelden. De ontwerpvragenvormen de bouwstenen bij de ontwikkelingvan varianten voor de beide alternatieven. Door keuzes met elkaar te combineren ontstaat een 'boom' met een groot aantal mogelijkevarianten, met de volgende kenmerken: i. het dwarsprofiel van de weg (rijstroken, breedte) 2. een horizontaal track; de ligging in het gebied 3. een vertikaal track, inclusief de lengte van de tunnel 4. inrichting van aansluitingen/knooppunten 5. gewenste voorzieningen ter beperking van milieuhinder 6. de wijze van inpassing in het landschap. In het Plan-MERwordt hiemit een keuze gemaakt voor een beperkt aantal realistische en logische varianten, waarvan de milieueffecten in kaart zullen worden gebracht. De varianten zullen globaal, en zoveel mogelijk functioneel, worden beschreven. De uitwerking van de gekozen variant vindt plaats in de volgende fase van het project: de Trackwetprocedure met Inrichtings-MER en (Ontwerp) Trackbesluit.
5. Het Plan-MER 5.1
Algemene aanpak
Een Milieu Effect Rapport (MER) is een rapport dat het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming moet geven. In dit geval gaat het om de besluitvorming over de Rijksstructuu~sie.De hoofdzaken van een MER zijn het in beeld brengen van mogelijke alternatieven voor het voornemen en het beschrijven van de milieueffecten van deze alternatieven. Zoals in paragraaf 4.4 is beschreven is de ontwikkeling van varianten voor beide alternatieven een belangrijke opgave in dit MER. Hierbij is het van belang dat de volledige bandbreedte van mogelijke milieueffecten in beeld komt. De milieu-effectenvan de varianten worden in beeld gebracht aan de hand van zo mogelijk kwalitatieve en indien nodig kwantitatieve methoden. De diepgang van de effectbeschrijvingis daarbij gericht op: het maken van een keuze tussen alternatieven en varianten; het in kaart brengenvan onmogelijkheden, de zogenaamde 'showstoppen'; showstoppen kunnen ontstaan als blijkt dat een bepaalde variant technisch onmogelijk is, maar ook als blijkt dat een variant niet is in te passen binnen de milieu- of natuurregelge~ing. het in beeld brengen van de wenselijkheid en noodzaak van mitigerende (verzachtende) maatregelen, bijvoorbeeld geluidsschermen. De effecten worden beoordeeld ten opzichte van een zogenoemde referentiesituatie. Dit is de situatie die is ontstaan wanneer de maatregelen aan de infrastmcniur en de ruimtelijke ontwikkelingen die nu al ingezet zijn, gerealiseerd worden, maar wanneer er geen Nieuwe Westelijke Oeververbindingwordt aangelegd. De effecten worden in beeld gebracht voor het jaar 2020 en erwordt een doorkijk gegeven naar 2030. In de effectbeschrijvingzal het accent liggen op de permanente effectenvan de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Tijdelijke effecten zullen in kaart worden gebracht wanneer ze van invloed kunnen zijn op de keuze tussen varianten.
Het plangebied is het gebied waarin de ingreep plaatsvindt. Het studiegebied is het gebied waarin de effectenvan de ingreep merkbaar zijn. De omvang van het studiegebied verschilt per milieu-aspect; het zal dan ook in het Plan-MER per aspect worden vastgesteld. De nu voorziene aanpakvan de effectbeschrijvingen in het Plan-MER is, per thema, beschreven in de volgende paragrafen.
5.2 Verkeer en vervoer De Nieuwe Westelijke Oeververbindingmoet een oplossing bieden voor de voonpelde verkeenproblemen in de Beneluxcomdor en de eenzijdige ontsluiting van de haven. Het is de bedoeling dat de alternatieven en varianten hiervoor een oplossing bieden. Het verkeenondenoek in het Plan-MERzal dan ookvoor een deel zijn gericht op de mate waarin de alternatieven en varianten deze problemen oplossen. Daarnaast zal het verkeenonderzoek zich richten op de (neven)effectenvan de Nieuwe Westelijke Oeververbinding op het hoofdwegennet en het onderliggend wegennet. De verbinding zou de verkeenintensiteiten elden op het wegennet zodanig kunnen verhogen dat hierdoor het netwerk minder optimaal kan worden benut. Bij verkeenanalyses in het kader van het Masterplan is gebleken dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat zich op onder meer de volgende wegvakken problemen kunnen voordoen: de (verlengde) Veilingroute de Nzii (Wippolderlaan) en aansluiting Harnasch de N57 van Hellevoetsluis tot de A15 de Azo (anders dan aansluitend aan de tracks). In het Plan-MERzal het optreden van knelpunten elden op het wegennet worden onderzocht. Hierbij zal ookworden bezien of en zo ja welke maatregelen genomen moeten worden om deze knelpunten op te lossen. De uitwerking van de netwerkmaatregelen in de vorm van concrete ontwerpen behoort echter niet tot de scopevan het Plan-MER.
Notitie Reikwijdte en Detailniveau 115
Hetverkeersondenoek zal worden uitgevoerd met behulp van een verkeersmodel, in dit geval met model NRM 2.4. Dit is het model dat door de rijksoverheid voorverkeersanalyses met betrekking tot het hoofdwegennet wordt gebmikt. Daarnaastwordt de verkeersafwikkelingop het onderliggend wegennet in beeld gebracht met het model RVMKz.3. Dit is een model dat speciaal is gericht op het onderliggende wegennet in een kleiner gebied. Met deze modellen kunnen veel gegevens worden geleverd die een beeld geven van de bereikbaarheid, betrouwbaarheid en robuustheid van hetwegennet. Met de uitkomsten van het modelondenoek zal worden getoetst of aan de streefwaarden en doelstellingen wordt voldaan. In het verkeersondenoekzal worden gekeken naar de effecten van tolheffing op de oeververbindingop de verkeersintensiteiten op deze verbinding, en op het netwerk als geheel.
scholen. In de normering wordt onderscheid gemaakt tussen de dagperiode, de avondperiode en de nachtperiode. Voor wegverkeerslawaaibedraagt de voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige bestemmingen 48 dB. De hoogst toelaatbare grenswaarde ligt tussen de 53 dB en 68 dB. De precieze grenswaarde is afhankelijkvan het soort weg, het moment waarop de weg en de geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd zijn en de vraag of eerder een hogere grenswaarde verleend is. De geluidberekeningen in het Plan-MER zullen zich richten op het in kaart brengen van de verschillen tussen de alternatieven en varianten. Hierbij worden de geluidcontouren rond de wegen in het studiegebied in kaart gebracht en wordt vastgesteld hoeveel geluidsgevoelige bestemmingen er binnen deze contouren liggen. De contouren geven de mate van hinder aan. Daarnaast zal worden bepaald of, en zo ja welke, geluidwerendevoorzieningen nodig zijn om aan de geluidnormen te kunnen voldoen.
5.3 Luchtkwaliteit 5.5 Veiligheid Het gebmikvan inhstmctuur heeft effecten op de luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteitzijn grenswaarden opgenomen waar de kwaliteit van de buitenlucht aan moet voldoen. In een gebied waar de grenswaarden al overschreden worden, mag een nieuw plan niet bijdragen aan een verdere toename van die overschrijding. In dat geval zijn compenserende maatregelen noodzakelijk. Het Nationaal SamenwerkingsprogrammaLuchtkwaliteit (NSL) heeftvoor een bepaald pakket van ruimtelijke en inhstructureie maatregelen de effecten op de luchtkwaliteit in beeld gebracht, en geeft op grond daarvan aan welke compenserende maatregelen noodzakelijkzijn om devereiste kwaliteit van de buitenlucht te realiseren. De Nieuwe Westelijke Oeververbinding is nu nog niet opgenomen in het NSL, maar zal te zijner tijd voor het NSL worden aangemeld. Ten behoeve van het vergelijken van de alternatieven zal in het Plan-MER de toe- en afname van de concentraties van fijn stof en NOx bij deverschillende alternatieven in kaart worden gebracht. De toe- en afnames worden berekend voor verschillende maatgevendewegvakken. Daarnaast zullen de absolute concentraties worden berekend. Hiermee wordt in beeld gebracht of de alternatieven kunnenvoldoen aan de wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit.
5.4 Geluid De beschrijving van de effecten op geluid wordt in belangrijke mate bepaald door de Wet geluidhinder. Deze wet is er op gericht om het aantal geluidgehinderden te beperken en geeft normenvoor de geluidsbelastingaan de gevelsvan geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en 16 1 Ministerie van Infrastructuuren Milieu
Het Plan-MER zal zich richten op zowel de zogenoemde externeveiligheid, de (0n)veiligheid ten gevolge van gevaarlijke stoffen, als op gebiedsveiligheid, de veiligheid in het geval van calamiteiten. Het vervoer van gevaarlijkestoffen over de weg brengt bepaalde risico's met zich mee. Erwordt hierbij onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor deze risico's is de 'Circulaire Risiconormeringvervoer gevaarlijke stoffen' van toepassing. Het plaatsgebonden risico is de kans dat er in een jaar op een bepaalde plaats een persoon ten gevolge van een verondersteld ongeval van de betreffende activiteit komt te overlijden. Hetgroepsrisico is een maatvoor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffersvalt met een bepaalde omvang. Het Plan-MERzal beschrijven hoe deze beide risico's veranderen bij de verschillende alternatieven en varianten; zowel op de verbinding zelf als elders op het wegennet. Uitgangspunt hierbij is dat de Nieuwe Westelijke Oeververbindingeen categorie C ~ n n ezal i worden, waarin bepaalde gevaarlijke stoffen niet mogen worden vervoerd. De alternatieven envarianten zullen naar veiwachting de mogelijkheden voor bereikbaarheidvan het haven-industrieel complex en Voorne-Putten voor hulpdiensten en de ontmimings- en evacuatiemogelijkhedenuit deze gebieden vergroten. Het Plan-MER geeft een kwalitatieve analyse van deze gebiedsveiligheid bij calamiteiten en incidenten. Daarnaast zal worden gekeken naar de (interne) verkeersveiligheid op de weg.
5.6 Bodem
Ten behoeve van de aanleg van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding zal het nodige grondvelzet plaatsvinden. Dit grondveaet speelt vooral een rol in de uitvoeringsfase en is mede bepalend voor de aanlegkosten. Hiertoe zal later in het planproces een gedetailleerde grondbalans worden opgesteld. Het Plan-MER gaat hier dan ook nog niet op in. Wel zal het Plan-MER op hoofdlijnen inzicht geven in de kans dat er bodemverontreinigingen aanwezigzijn ter plaatse van de geprojecteerde traces van de alternatieven en varianten. Hiertoe zal gebruik gemaakt worden van reeds beschikbare bodemkwaliteitskaarten.
5.7 Water Een Nieuwe Westelijke Oeververbinding kmist de Nieuwe Waterweg en het Calandkanaal. De nieuwe infrast~ctuur heeftinvloed op het regionale watersysteem. Mogelijk zal dit aangepast moeten worden als gevolg van doorsnijdingen van sloten en vaarten. Effecten hierop en op de mogelijkheden voor de wateropgavevoor waterberging worden in het Plan-MER kwalitatief in beeld gebracht. Bij realisatie van een tunnel moet een vervangendeprimaire waterkering worden gerealiseerd. Het Plan-MER gaat ook in op de robuustheid van deze kering in relatie tot eventueel verhoogde waterstanden als gevolg van klimaatveranderingen.
Effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater,alsmede eventuele effecten op het grondwater zullen niet in de Plan-MER, maar in de planuitwerkingsfaseverder in beeld gebracht worden.
5.8 Natuur Er zijn verschillende natuurgebieden aanwezig in- of aangrenzend aan het plangebied van beide traces voor de Nieuwe Westelijke oeververbinding. Het gaat onder andere om delen van de (Provinciale) Ecologische Hoofdst~ctuur,zoals de Nieuwe Waterweg, het Oranjekanaal, het Boonervliet, delen van de Oranjebuitenpolder, en delenvan de Rijksbuffeaone Midden Delfland ten zuiden en ten noorden van de Azo bij Vlaardingen. Het Plan-MER beschrijft op hoofdlijnen de invloed van de traces op de (Provinciale) Ecologische Hoofdsmctuur en de overige natuurgebieden. Hiertoe worden de belangrijkste kenmerken van deze gebieden in kaart gebracht en wordt bezien in hoeverre de oppervlakte van deze gebieden door de tracés wordt beïnvloed. Verderwordt in kaart gebracht welke zwaarder beschermde soorten (opgenomen in tabel i en z van de Flora- en faunawet) er op en rond de tracé's kunnen voorkomen. Het Plan-MER geeft op grond van deze analyse aan welke mitigerende of compenserende maatregelen noodzakelijkzijn bij eventuele beïnvloeding van het oppervlakte en bij eventuele verstoring van mogelijkvoorkomende zwaarder beschermde soorten.
Figuur 5 Natura-2000 gebieden in de nabijheid van de traces
Notitie Reikwijdte en Detailniveau 117
18 1 Ministerievan Infrastructuuren Milieu
Natura-zooogebieden De Natura-zoo0 gebieden vragen aparte aandacht, omdat voor deze categorie natuurgebieden het hoogste beschermingsniveau geldt. Voor deze gebieden zal worden vastgesteld of significant negatieve effecten (getoetst aan de instandhoudingsdoelstelling)kunnen worden uitgesloten. Indien dat niet het geval is, moet een zogenoemde passende beoordeling worden uitgevoerd. Het Staelduinse Bos, dat onderdeel is van het Natura-zooo gebied Solleveld & Kapittelduinen, ligt in de nabijheid van het Oranjetracé. Op grote afstand liggen de gebieden Oude Maas, Voornes Duin en Voordelta. Figuur 5 geeft de ligging van deze gebieden aan. Het Plan-MER brengt de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura-zoo0 gebieden in beeld. Vervolgens wordt beoordeeld of significant negatieve effecten op basis van de beschikbare informatie kunnen worden uitgesloten. Een uitgebreide (en meer kwantitatieve) analyse van effecten op Natura-2000 gebieden wordt in het kader van het Tracébesluit uitgevoerd.
5.9 Landschap, cultuurhistorie en archeologie De aanleg van nieuwe infrastructuur vormt een ingreep in het aanwezige landschap en heeft hierop effecten. Meer dan bij de andere thema's zijn spelen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gebieden ookeen belangrijke rol bij het ontwerp van de varianten. De inpassing van mogelijk tracks in het landschap is hierin een belangrijk proces. Dit is een iteratief proces waarbij het ontwerp in meerdere stappen wordt verfijnd, rekening houdend met de specifieke kenmerken en waarden van het landschap en de technische randvoomarden van de tunnel. Van de resulterendevarianten worden de effecten op het landschap in het Plan-MER in beeld gebracht. In de Nota Belvédere is het streven van het rijkverwoord om landschappelijke en cultuurhistorische waarden meer te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen. De gekozen strategie is die van 'behoud door ontwikkeling'. MiddenDelfland is aangewezen als Rijksbuffenone en als zogeheten Belvéderegebied, onder andere vanwege het karakteristieke laagveenontginningslandschap. Hierin zijn openheid en de cultuurhistorische waarden van de agrarische gebieden van speciale betekenis. Voor Midden Delfland is ook een Landschapsontwikkelingsplanopgesteld. Dit zogenoemde LOP omschrijft de ruimtelijke kwaliteit en geeft de gewenste ontwikkelingsrichtingweer. Daarnaast is sprake van (andere) cultuurhistorische en archeologische waarden. Tussen Hoekvan Holland en Maasdijk ligt de Atlantik Wal1 met bunkers. Naast de Pettendijk ligt een oude dijk die door de Provincie
Zuid-Holland als belanghebbend is bestempeld. Er is ook sprake van diverse archeologischewaarden. Deze waarden zijn wettelijk beschermd. Het Plan-MER zal de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden en de effecten van de varianten hierop in beeld brengen.
5.10Speciale thema's Vaakworden bij de beoordeling van alternatieven en varianten thema's gebruikt waarin verschillende milieuaspecten worden gebundeld. Door die thema's als invalshoek te gebruiken, ontsmat een andere 'bril' om naar de effecten te kijken. De effecten van de alternatieven en varianten zullen ook aan de hand van deze thema's worden beschreven. Gezondheid In juli zoog heeft de minister van Verkeer en Waterstaat in een beleidsbrief aan deTweede Kamer aangegeven, dat in de verkenningen waarin verschillende trackalternatieven in dichtbevolkte gebieden worden vergeleken, de effecten op gezondheid in beeld worden gebracht. De gezondheid van mensen kan worden beïnvloed door geluidhinder, luchtverontreiniging en door calamiteiten met gevaarlijke stoffen. De gezondheidssituatie van mensen is van veel factoren afhankelijk, de effecten van infrastructuur is er daar slechts één van. Het Plan-MER brengt de gezondheidseffecten in beeld ten behoevevan het vergelijken van de alternatieven en varianten op dit punt. Het thema gezondheid kan hierbij worden gezien als een bundeling van de effecten op geluid, lucht en externe veiligheid. De effectbeschrijvinggeeft geen absoluut oordeel over de gezondheidsrisico's in een bepaald gebied, maar brengt de verbetering of verslechtering in de blootstelling aan bepaalde milieueffecten in beeld. Klimaat Bij het thema klimaat wordt enerzijds gekeken naar de uitstoot van broeikasgassen,en anderzijds naar de mate waarin de alternatieven bestand zijn tegen de effecten vanklimaatverandering. Het gebruikvan infrastructuur brengt de uitstoot van COz met zich mee. Door de uitstoot van COzneemt het broeikaseffect toe. Daarom zijn internationale en nationale reductiedoelstellingen geformuleerd. In het Plan-MER wordt aan de hand van de verkeersgegevens een indicatie gegeven van de verandering van de CO1-emissies. Door kortere routes en minder files kan de COz-emissie verminderen, maar de aanleg van nieuwe infrastructuur kan ook nieuw verkeer aantrekken, met meer COzuitstoot tot gevolg. Notitie Reikwijdte en Detailniveau lig
Een andere invalshoek is de klimaatbestendigheid: in hoeverre zijn de ontwerpen van de alternatieven bestand tegen eventuele hogere rivierafvoeren? Dit is een vraag die met name in het ontwerpproces een rol speelt. Ruimtelijke kwaliteit en economische erecten
De aanleg van nieuwe infrastructuur betekent dat het ruimtegebruik in het plangebied en de directe omgeving daarvan verandert. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied kan in drie aspecten uiteengezet worden: De gebruikswaarde betreft de ruimtelijk economische aspecten en beschrijft de ruimtelijke indeling en de economische functies in het gebied: is het vooral een landbouwgebied, ofwordt het gebied vooral gekenmerkt door de aanwezigheid van bedrijventerreinen De belevingswaarde beschrijft de waardering die aan het gebied wordt gegeven door gebruiken in het gebied, zoals bewonen, werknemen en recreanten. De toekomstwaardevan het gebied betreft vooral de kansen die het gebied heeftvoor de toekomst, welke kansen worden venterkt, en welke kansen worden wellicht afgesneden? Het begrip ruimtelijke kwaliteit geeft hierbij een combinatie van landschappelijkeen meer economische aspecten. 5.11
Economische effecten en kosten- batenanaiyse
Naast de milieu-effectenworden ook de (regionale) economische effecten van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding in kaart gebracht. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de economische betekenis van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding op mainport en greenport, het Westland en Voorne Putten. Deze economische effecten vormen de input in een zogenoemde (maatschappelijke) kosten-batenanalyse (MKBA). Bij de kosten gaat het daarbij om de investerings- en onderhoudskosten, bij de baten gaat het om onder meer de maatschappelijke baten van een verbeterde bereikbaarheid. Een samenvatting van de economische effectenstudie en de MKBA wordt opgenomen in het Plan-MER.
201 Ministerie
van Infrastructuur en Milieu
5.12 Beoordelingskader
Het Plan-MER beschrijft niet alleen de effecten van de alternatieven, maar beoordeelt deze ook. Per aspect worden hiertoe beoordelingscriteria geformuleerd. Van deze criteria wordt omschreven welke omvang van het effect leidt tot welke beoordeling. De beoordeling kan plaatsvinden op basis van kwantitatieve of kwalitatieve informatie. Hierbij wordtvaak een vijfpuntsschaalgehanteerd. Dat betekent datvoor elk effect aangegevenzal worden of de effectenvan de alternatieven en varianten ten opzichte van de referentiesituatie zeer positief (++), positief (+), neutraal (o), negatief (-) of zeer negatief (- -) beoordeeld worden. De combinatie van aspecten, criteria en scoringssystematiekvormtsamen het beoordelingskader. De beoordeling van de alternatieven wordt in een beschrijving en in een scoringstabel inzichtelijkgemaakt.
6. Te volgen procedure De procedure die voor het vervolg zal worden doorlopen is geënt op de werkwijze zoals aanbevolen door de commissie Elverding. Hierbij wordt in een vroeg stadium de nut en noodzaakvan een project vastgelegd. Bovendien wordt, in overleg met alle (bestuurlijke)partijen, een gedragen keuze gemaakt uit alle mogelijke alternatieven envarianten, waarna deze keuze wordtvastgelegd. De gedachte is dat daarna de Trackwetprocedure voor de gekozen variant sneller en met minder risico's kan worden doorlopen. Deze werkwijze zal worden geformaliseerd in de nieuwe Trachwet en past binnen het huidige planologische instrumentarium. Hiertoe zal een R i j k s ~ t ~ ~ worden t u ~ ~ opgesteld. ~ie De Rijksstructuu~siekrijgt de titel 'Bereikbaarheid regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding'. In deze strucniu~siewordt de gekozen ontwikkelvisie op deduurzame bereikbaarheid van de Rotterdamse regio vastgelegd. Het Masterplan en het daarbij behorende Tussenrapport Plan-MER zullen hiervoor ais input dienen De Nieuwe Westelijke Oeververbinding zal in de Rijksstructuu~sienaderworden uitwerkt. Nut en noodzaak van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding zullen worden onderbouwd. Verder zal worden beschreven en onderbouwd welk alternatief (Oranjetunnel of Blankenburgtunnel) is gekozen en met welke variant daarbinnen de procedure wordt voortgezet. Bevoegd gezagvoor de RijksstructuuMsie is de minister van Infrastructuur en Milieu. Ten behoeve van de besluitvorming over de Rijksstructuurvisie zal de procedure van milieueffectrapportage worden doorlopen. Ten behoeve van de besluitvorming over het Masterplan is hiervoor al het Tussenrapport Plan-MER opgesteld. Dit zal worden geactualiseerd op basisvan het daarover uitgebrachte advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage. Dit zal het Plan-MER deel I bij de Rijksstnicmu~siegaan vormen. In vervolg hierop wordtvoor de uitwerkingvan de Nieuwe Westelijke Oeververbindingeen Plan-MER NWO opgesteld, dat devarianten en effectenvan de Nieuwe Westelijke Oeververbindingnader uitwerkt.
Ditwordt het Plan-MER deel z, specifiek ten behoevevan het onderdeel NWOvan de RijksstnictuuMsie. Deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau beschrijft de voorgenomen inhoud en diepgang van het Plan-MER NWO (Plan-MER deel z). Deze notitie geeft een beeld van de manier waarop varianten worden ontwikkeld en de effecten van deze varianten op het milieu zullen worden beschreven in het Plan-MER NWO (PlanoMER deel z). 6.2 Te doorlopen
procedurestappen Aankondiging Rijkstrumuniisie en raadpleging Het voornemen tot opstellen van een RijksstructuuMsie wordt, nadat de Weede Kamer is geïnformeerd, aangekondigd middels een kennisgeving die wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in regionale bladen. Deze aankondiging vormt tevens de start voor de procedure van de milieueffectrapportage. Hierbij worden betrokken bestuursorganen en wettelijke adviseurs geraadpleegd over de Reikwijdte en Detailniveau van het op te stellen Plan-MER NWO.
Zienswijzen Een ieder kan zienswijzen indienen op het voornemen tot het opstellenvan de RijksstructuuMsie.Specifiekwordt daarbij aandacht gevraagd voor de gewenste inhoud en diepgang van het Plan-MER NWO. Met het oog daarop is ervoor gekozen om deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau eveneens open te stellen voor zienswijzen. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau ligt hiervoor zes weken ter inzage. In deze periode kan iedereen een zienswijze indienen. Advies over reikwijdte en detailniveau Een eerder conceptvan deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau is in hetvoo jaarvan 2010 aan de Commissievoor de milieueffectrapportage gezonden, met het verzoek hierover advies uit te brengen. De Commissie heeft advies uitgebracht over de reikwijdte en detailniveau van het Plan-MER NWO. Deze Notitie is, mede naar aanleiding van dit advies, aangescherpt en geacmaliseerd. Het advieswordt meege nomen bij het opstellen van het Plan-MER ie en ze fase.
Notitie Reikwijdte en Detailniveau I z i
Opstellen Plan-MER en Ontwerp-rijkismauurvisie Met inachtnemingvan de adviezen en inspraakreacties worden het Plan-MER (deel i en deel z) en de Ontwerpstructuu~sieopgesteld. In een nota van antwoord wordt aangegeven hoe is omgegaan met de inspraakreacties en met het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage.
6.3 Inspraak
Deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau ligt van 12 januari zoii tot en met z2 februari zoii ter inzage op de website van het Centrum Publiekpaticipatie (www.centmmpp.nl) en op de websitevan Rotterdam Vooruit (www.rotterdarnvoomit.ni).In deze periode kan iedereen een inspraakreactie indienen. Dit kan schriftelijk of via de website van het Centrum Publiekparticipatie. Inspraak op Plan-MER en Ontwerp-rijkistru~uuruisie Het Plan-MER (deel i en deel z) en de Ontwerpstructuu~sie U kunt uw schriftelijke reactie zenden naar: worden tezamen ter inzage gelegd. Op de stukken is Centrum Publiekparticipatie inspraak mogelijk. Postbus 30316 2500 GH Den Haag Vaststellen Rijkamauurvisie Na inspraak en behandeling in deTweede en Eerste Ook ligt de Notitie Reikwijdte en Detailniveau ter inzage Kamer wordt de Rijksstmctuu~sievastgesteld. op een aantal locaties in de regio. Deze locaties kunt u vinden in de advertentie. ïìac~wetprocedure Na het afronden van de Rijksstmctuu~siezal de Trackwetprocedureworden doorlopen. Hierbij wordt wederom de procedure van de milieueffecnapportage doorlopen voor kkn altematief/variant. Deze procedure is gericht op het nemen van een Trackbesluit. Het bij het Trackbesluit op te stellen MER zal zich, gedetailleerder dan in het Plan-MER, richten op de milieueffecten van de in de Rijksstructuu~siebeschreven variant. Als het Trackbesluit genomen is, kan worden gestart met de uitvoering.
22 1
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Kennisgeving Voornemen voor h e t opstellen van een rIJksstructuurvlsle "Bereikbaarheid Regio Rotterdam en Nleuwe Westelljke Oeververbinding"
..\
De Minister van Infrastructuur en Milieu maakt kenbaar dat zij een rijksstructuurvisiegaat opstellen in het kader van de MIRT'-verkenning Rotterdam Vooruit. Onderwerp van deze rijksstructuurvisie is de bereikbaarheid van de regio Rotterdam met de keuze voor een Nieuwe Westelijke Oeververbinding als eerste voorziene stap.
W a t glng hler aan vooraf? De MIRT Verkenning 'regio Rotterdam en haven: duurraam bereikbaar' (MIRT verkenning RotterdamVooruit)
Plan-MER Masterplan Rotterdam Vooruit Voor het Masterplanis een Milieueffectrapportage- een Tussenrapport plan-MER opgesteld. De eerste stap in het opstellen van een plan-MER was de Notitie Reikwijdte en Detailniveau(NRáD) van 18 juni 2009. In deze NR&D beschrijft de Minister welke vraagstukken in het Plan-MER worden onderzocht, op welke criteria deze beoordeeldworden en welke oplossingsrichtingenof alternatieven hiervoor denkbaar zijn. In de NR&D staat verder welke milieuthema's worden behandeld en op welke manier het onderzoek hiernaar wordt uitgevoerd. Dit alles om uiteindelijkeen zorgvuldigbesluit te kunnen nemen. Dit heeftgeresulteerd in een bijhge van het Masterplan, het zogenaamde 'Tussenrapport plan-MER!
-
'rp..'\
d 7
tlAwmIIumMf
'i'
.
,i.
I
L
In de MIRT-Verkenning RotterdamVooruit hebben Rijk en regio samen onderzocht wat de bereikbaarheidsknelpuntenin de Rotterdamse regio zijn en welke kansen en ontwikkelingen denkbaar zijn om deze regio duurzaam bereikbaarte maken en te houden, gezien de opgaven (ruimtelijk, economisch en sociaal-maatschappelijk)waar de regio voor staat. Dit heeft geresulteerd in een Masterplan: hierin staat een ontwikkelingsvisie beschreven, inclusief een concreet pakket van maatregelen, om de regio Rotterdam ook op lange termijn bereikbaar te houden. Uit deze verkenning is gebleken dat er na 2020 grote bereikbaarheidsproblemen in de Rotterdamse regio zullen blijven bestaan, met name op de ruit mnd Rotterdam. Tevens is geconstateerddat de aanleg van een Nieuwe Westelijke Oeververbinding (ten westen van de Beneluxtunnel)een zeer belangrijke stap vormt bij het oplossen van deze problematiek. Daarom hebben Rijk en regio er voor gekozen om in deze rijksstructuurvisie een voorkeursbeslissing over deze nieuwe verbinding op te nemen. Daarnaast hebben zij afspraken gemaakt over vervolgonderzoek naar oplossingen voor de andere knelpunten in het netwerk: de kwaliteitsspmng van het openbaar vervoer in Rotterdam-Zuid, het herontwerp van de Brienenoord- en Algeracorridor, de A20 en de AlS.
-
-
m \ AI
W ,E /...m*'
r'
a.;
t
Plan-MER Nieuwe Westelijke Oeververbinding (NWO) Uit het Masterplan Rotterdam Vooruit zijn twee mogelijke locaties voor een Nieuwe Westelijke Oeververbindingnaar voren gekomen: het Oranjetracé en het Blankenburgtracb. Omdat voor de keuze van bbn tracé een meer gedetailleerdeafweging van de effecten in deze regio noodzakelijk is, zal hiervoor een apart Plan-MER worden opgesteld, met als eerste stap een Notitie Reikwijdte en Detailniveauvoor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. Dit Plan-MER vormt de ondersteuning van een voorkeursbeslissing voor één alternatief in het najaar 2011. Dit zogenaamde 'voorkeursalternatief' zal in vervolg op deze voorkeursbeslissing als enige nader worden uitgewerkt in de tracéwetprocedure, conform het gedachtegoed van de Commissie Elverding.
Publieksparticipatie Burgers, bedrijven en maatschappelijkeorganisaties zijn al eerder via publieksparticipatiebij de verkenning Rotterdam Vooruit betrokken. Vanaf de start is hen in diverse sessies gevraagd mee te denken over zowel de belangrijkste knelpuntenals ook de oplossingsrichtingen en het te verrichten onderzoek. Ook in de vervolgfase van de NWO speelt burgerparticipatie een belangrijke rol. Hiervoor zullen diverse avonden worden georganiseerd met zogenaamde 'gesprekstafels'. Aan deze gesprekstafels zal het projectteam van de NWO het gesprek aan gaan met belanghebbenden. Mocht u interesse hebben hieraan deel te nemen, dan kunt u zich hiervoor opgeven via
[email protected] u kunt bellen met het projectsecretariaat NWO: 010-4027063.
-; 4
".
T
..->
-
\-x
C
Reageren op het voornemen tot het opstellen van een rijksstructuurvisie
Er zijn twee typen reacties mogelijk: 1. Een zienswijze (reactie) geven op het voornemen om een rijksstructuurvisieop te stellen. 2. Een zienswijze (reactie) geven op de notitie Reikwijdte en Detailniveau van de NWO U kunt zowel digitaal als schriftelijk reageren. Digitaal via www.centrumpp.nl door het invullen van een reactieformulier. Schriftelijk door uw zienswijze te sturen naar: Centrum Publieksparticipatie, Postbus 30316,2500 GH Den Haag.
Behandeling zienswijzen
De ingediende zienswijzen zullen door het ministerievan I & M worden betrokken bij het opstellen van de rijksstructuurvisie. -
I
Meer informatie en opvragen documenten Wat gaan we nu doen? Opstellen rijksstructuu~isie De rijksstructuurvisie dient ter verankering van de resultaten van het bovengenoemde Masterplan en bevat een voorkeursbeslissingvoor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. De structuurvisie beschrijft de problemen die het Rijk en de regio zien in relatie tot de bereikbaarheid van de regio. Verder is er een hoofdstuk waarin wordt beschreven hoe het Rijk en zijn partners de uitkomsten van het Masterplan denken te realiseren. Daarnaast moet er duidelijkheid komen over de mogelijkheden van bekostiging.
Voor vragen kunt u bellen met het projectsecretariaat: 010-4027063. Voor meer informatie over het indienen van zienswijzen kunt u contact opnemen met het Centrum Publieksparticipatie: 070-4569600. De drie documenten die horen bij de rijksstructuurvisie, te weten: - de Notitie R&D van de NWO - het Masterplan - het Tussenrapport plan-MER Rotterdam Vooruit kunt u via internet downloaden van de website www.rotterdamvooruit.nl of per post aanvragen. Ook liggen deze ter inzage op gemeentehuizen in de regio en op het ministerievan Infrastructuur en Milieu, Plesmanweg 1-6 te Den Haag.
Nieuwe Westelljke Oeververbinding als eerste stap Deze oeververbinding kent drie doelstellingen: l.Oplossen van capaciteitsproblemenrond de Beneluxcorridor 2. Verbeteren van de ontsluiting van het havengebied van Rotterdam en de verbinding tussen deze Mainport en de Greenport/Westland 3. Ontwikkelenvan de A4 als bereikbaarheidsas van het zuidelijke deel van de Randstad.
MIRT = MeerjarenprogrammaInfrastructuur, Ruimte en Transport
ROTTERDD M VOORUOU
pb8Bc,I g*ONOFeOe
Os
8
440$rAo**e
Dit is een uitgavevan het
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Postbus zog01 1 2500 M Den Haag www.rijksoverheid.nl/ienm Januarizo11
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
> Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG
Plesmanweg 1-6 2597 IG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 0703516171
Contactpersoon
Ons kenmerk VenW/BSK-2010/216207 Uw kenmerk
Datum 16 december 2010 Onderwerp Beschrijving inrichting Rijksstructuurvisie 'Bereikbaarheid Regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oevererbinding"
Geachte Voorzitter, I k ben voornemens om een rijksstructuurvisie op te stellen conform artikel 2.3, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Onderwerp van deze rijksstructuurvisie is de bereikbaarheid van de regio Rotterdam, met de keuze voor een Nieuwe Westelijke Oeververbinding als eerst voorziene stap. Met deze brief overleg i k u een beschrijving van de inrichting van de voorgenomen structuurvisie. De aankondiging van de voorbereiding van de rijksstructuurvisie zal binnenkort worden gepubliceerd in de Staatscourant en in een selectie van landelijke dagbladen. Hierin wordt aangegeven dat eenieder de mogelijkheid zal krijgen om zijn zienswijze over het voornemen naar voren te brengen. Politiek-Bestuurlijke achtergrond I n het 80-MIRT van 10 november jl. heb ik met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en de Stadsregio Rotterdam afgesproken dat ik het formele traject voor een rijksstructuurvisie 'Bereikbaarheid regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding' zal starten. I k heb u over de uitkomsten van het B 0 MIRT per brief geïnformeerd op 29 november 2010 (kamerbrief 32500 A, nr. 12).
De afgelopen jaren hebben genoemde partijen in de MIRT-verkenning 'Rotterdam Vooruit' onderzocht wat de bereikbaarheidsknelpunten in de Rotterdamse regio zijn en welke kansen en ontwikkelingen denkbaar zijn om deze regio duurzaam bereikbaar te maken en te houden voor zowel de middellange- (tot 2020) als de lange termijn (2030-2040). Daarbij is nadrukkelijk rekening gehouden met de opgaven van rijk en regio op het gebied van ruimtelijke, economische en sociaalmaatschappelijke ontwikkeling. De verkenning is in lijn met het kabinetsstandpunt commissie Elverding uitgevoerd. De MIRT-verkenning Rotterdam Vooruit leidde eind 2009 tot de vaststelling van een 'Masterplan Rotterdam Vooruit', waarover u in de BO-MIRT-brief van 16 november 2009 reeds bent geïnformeerd. Uit de verkenning Rotterdam Vooruit is gebleken dat er na 2020 grote bereikbaarheidsproblemen in de Rotterdamse regio zullen blijven bestaan, met name op de Rotterdamse Ruit. Tevens is geconstateerd dat de aanleg van een Pagina 1 van 3
Nieuwe Westelijke Oeververbinding (ten westen van de Beneluxtunnel) een zeer belangrijke stap vormt bij het oplossen van (een deel van) deze problematiek. Daarom is er tijdens het BO-MIRT van 10 november jl. voor gekozen o m in de rijksstructuurvisie een voorkeurbeslissing over deze nieuwe verbinding op te nemen. Daarnaast zijn er tijdens hetzelfde B 0 MIRT afspraken gemaakt over vervolgonderzoek naar oplossingen voor andere knelpunten in het netwerk: de uitbreiding van het OV naar Rotterdam-Zuid, het herontwerp van de Brienenoorden Algeracorridor, de A20 en de A15.
Datum
Ons kenmerk
V~~WIBSK-2010/216207
Inrichting Rijksstructuurvisie De rijksstructuurvisie krijgt de titel 'Bereikbaarheid regio Rotterdam en Nieuwe Westelijke Oeververbinding'. Deze structuurvisie dient ter verankering van het bovengenoemde Masterplan en vormt een ontwikkelingsvisie op duurzame bereikbaarheid die past bij de ruimtelijke, economische en sociaalmaatschappelijke opgaven in deze regio. De rijksstructuurvisie zal een beeld schetsen van de opgaven waarvoor het rijk en de regio gesteld staan in relatie t o t de bereikbaarheid van de regio. Op basis daarvan worden de onderzochte vraagstukken en oplossingsrichtingen in de regio Rotterdam beschreven en gemotiveerd. De procedure voor de rijksstructuurvisie wordt tevens doorlopen o m bij voldoende zicht op bekostiging, conform het MIRT spelregelkader t e komen t o t een voorkeursbeslissing voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. De Nieuwe Westelijke Oeververbinding kent drie doelstellingen: Het oplossen van capaciteitsproblemen op de Beneluxcorridor; Het verbeteren van de ontsluiting van het Haven Industrieel Complex en de verbinding tussen deze Mainport en de Greenport Westland verbeteren; Het ondersteunen van de ontwikkeling van de A4 als bereikbaarheidsas van de Zuidvleugel. De uiteindelijke keuze voor een voorkeursalternatief voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding zal i n de rijksstructuurvisie duidelijk worden omschreven en gemotiveerd. Eventuele oplossingsrichtingen voor andere knelpunten in het netwerk kunnen na besluitvorming worden vastgelegd via de geëigende procedures, afhankelijk van de gekozen maatregelen o f pakketten. De rijksstructuurvisie kan t e zijner tijd als grondslag voor dergelijke besluiten dienen. De rijksstructuurvisie zal ook een realisatieparagraaf bevatten waarin wordt omschreven hoe het Rijk en zijn partners de uitkomsten van de MIRT-verkenning Rotterdam Vooruit denken t e realiseren. Conform de Wet milieubeheer/Besluit milieueffectrapportage wordt er bij de structuurvisie een Milieueffectrapport voor plannen, kortweg plan-MER, opgesteld. Daarbij zal het plan-MER dat in 2009 is opgesteld voor het Masterplan Rotterdam Vooruit worden geactualiseerd. Nieuwe Westelijke Oeververbinding Omdat voor de tracékeuze van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding een gedetailleerder inzicht i n leefbaarheidseffecten vereist is, zal een hiervoor een plan-MER worden opgesteld. Op basis van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau en de inspraak hierop zal de plan-MER voor de Nieuwe Westelijke Pagina 2 van 3
Oeververbinding worden uitgewerkt ter ondersteuning van de besluitvorming over een voorkeursalternatief in het najaar van 2011. Dit voorkeursalternatief zal na besluitvorming en voldoende zicht op bekostiging worden uitgewerkt in de procedures van de Tracéwet enlof de Wet ruimtelijke ordening, conform het kabinetsstandpunt Commissie Elverding.
Datum Ons kenmerk
V~~WIBSK-2010/216207
Hoogachtend, De MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU
mw. drs. M. H. Schultz van Haegen
Pagina 3 van 3