RVB 2012_28bis
Infra.DIS VVSG Raad van Bestuur, 16 april 2012
1. Situering Eandis werkt aan een voorstel voor de oprichting van een gezamenlijk filiaal van nutsbedrijven en/of werkmaatschappijen in het Eandis-gebied met voorlopige roepnaam Infra.DIS. Het filiaal zou de vorm krijgen van een cvba waarin operatoren en werkmaatschappijen vennoot kunnen worden. “De vennootschap heeft tot doel vanuit het principe van het economisch optimum en met toepassing van dit principe, zowel de organisatie als de uitvoering van (1) de voorbereiding, (2) de coördinatie en
(3) de realisatie van de netgerelateerde investeringswerken die
plaatsgrijpen in en op het openbaar domein op het grondgebied waar Eandis werkzaam is met het oog op het bereiken van een zo groot mogelijke synergie, veiligheid en minder hinder (‘synergiemanagement’). Daarnaast behoren tot het doel van de vennootschap alle activiteiten die gerelateerd zijn aan de voorbereiding van, werken aan en in verband met netgebonden infrastructuur, de uitvoering ervan, het onderhoud en het gebruik van deze infrastructuur.” Doel in de eerste fase is afstemming van lange termijn investeringsplannen van de vennoten en afstemming met de plannen van wegenis van de gemeenten (voorbereiding en coördinatie). Een mogelijk doel in de tweede fase
is gezamenlijke veiligheidscoördinatie,
signalisatie, toezicht, … . Eandis stelde dit voor tijdens het voorzittersoverleg van de VVSG begin april. Midden april zal Eandis dit toelichten op de Raad van Bestuur van de VVSG. In deze nota volgen eerste beschouwingen en vragen over het voorstel.
2. Eerste beschouwingen voor verdere bespreking De reden waarom Eandis dit voorstel doet: het bereiken van een zo groot mogelijke synergie, veiligheid en minder hinder bij netgerelateerde investeringswerken die plaatsgrijpen in en op het openbaar domein, is een goede zaak. Qua structuur wordt een cvba voorgesteld waartoe de nutsmaatschappijen en/of hun werkmaatschappijen kunnen toetreden als vennoot. In eerste fase wil men focussen op afstemming van investeringsplannen tussen de nutsmaatschappijen onderling. Op zich is dit een goede zaak. Gemeenten zijn bijvoorbeeld vragende partij dat voor wat betreft huisaansluitingen van nutsleidingen inwoners gerichter bediend worden en dat de communicatie hierover vlotter verloopt. We wijzen erop dat de domeinen ‘wegenis en riolering’ een andere aanpak en randvoorwaarden hebben dan de vernoemde nutsdomeinen. Nutsleidingen liggen meestal in de rand van de publieke ruimte (bv. onder het voetpad), terwijl wegenis en riolering meestal centraal in de publieke ruimte liggen. Als minder hinder maatregel zal men meestal nutsleidingen aanleggen voorafgaand aan de werken voor wegenis en riolering. Dit stelt de opdrachtgevers voor wegen en riolering in staat om de werf voor de aangelanden toegankelijk te houden (vb. via het voetpad) op het moment dat hun werken starten. Nutsleidingen zullen ook meestal aangelegd worden in lange smallere sleuven (omwille van de fysieke lengte van de leidingen), daar waar men (opnieuw omwille van minder hinder) wegen- en rioleringswerken zal opdelen in meerdere korte zones. Ook willen gemeenten hun wegeniswerken en inrichting van de publieke ruimte zelf en rechtstreeks kunnen blijven aansturen. Het is ons inziens daarom niet nodig/wenselijk om de domeinen wegenis en riolering op te nemen in deze cvba. Wel zijn de opdrachtgevers voor wegenis- en rioleringswerken (lokale overheden, Vlaamse overheid, rioolbeheerders, …) belangrijke en sturende gesprekspartners voor deze nieuwe cvba. Wegenis – en rioleringswerken zijn immers dikwijls trigger van de werken en maken ook financieel het grootste aandeel van de werken uit. In dat opzicht zijn onder meer de gemeenten vragende partij dat de nutsmaatschappijen hun werken beter kunnen afstemmen op de geplande gemeentelijke werken (publieke ruimte, wegenis en riolering). Daartoe zouden gemeenten hun lange termijn planning kunnen bezorgen aan de nutsmaatschappijen/cvba. Met het ingaan van de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus wordt zo’n lange termijn planning voortaan een verplichting voor elke gemeente.
Cruciaal voor de gemeenten zal daarom zijn dat de cvba ook als doel heeft om de nutsmaatschappijen beter in staat te stellen de gemeentelijke werken te kunnen volgen en daarmee ook een maatschappelijk optimum na te streven. Dit staat niet vermeld als doel onder artikel 3 in de ontwerp statuten. Daarnaast staan goede afspraken om de afstemming van wegenis- en rioleringswerken en nutswerken te verbeteren reeds in de 'Code voor infrastructuur en nutswerken langs gemeentewegen' die werd opgesteld in een samenwerking tussen de nutsbedrijven, gemeenten
en
de
VVSG.
Om
dit
te
kunnen
realiseren
kunnen
protocollen
en
samenwerkingsovereenkomsten worden afgesloten. Zal de oprichting van een specifieke cvba een meerwaarde bieden om deze afspraken te kunnen realiseren? Hoe zal deze cvba omgaan met het feit dat een groot deel van de planning van nutsmaatschappijen gestuurd wordt door vragen van derden? Gemeenten willen hun wegeniswerken zelf en rechtstreeks kunnen blijven aansturen. In artikel 6 van de ontwerp statuten ‘Algemene inbreng’ staat: “De vennoten doen kosteloos inbreng van de door hen verworven rechten en de door hen verworven opdracht tot coördinatie van de werken in en op het openbaar domein binnen hun werkingsgebied. Op basis van deze inbreng realiseert Infra.DIS de door haar vennoten verleende coördinatieopdracht.” Gemeenten die recent de opdracht tot coördinatie van de werken in en op het openbaar domein binnen hun werkingsgebied overdroegen aan een intercommunale zien dat deze opdracht overgedragen wordt naar of gerealiseerd zal worden door een organisatie waar ze geen rechtstreekse aansturing meer over hebben. Is dit wenselijk voor de gemeenten en is dit noodzakelijk voor deze cvba? Een mogelijk doel in een tweede fase is “gezamenlijk veiligheidscoördinatie, signalisatie, toezicht, … bij de realisatie van werken. Momenteel is gangbaar dat de opdrachtgever met het grootste aandeel in de werken (meestal wegenis en riolering) de veiligheidscoördinatie, het toezicht, … aanstelt en dat elke partner daar een aandeel in betaalt. Er bestaan hierover reeds afspraken en wetgeving. Ook qua ontwerp, aanneming, … heeft elk domein zijn eigenheid en specialiteiten. Hoe ziet men dit evolueren als men het mogelijk doel in de tweede fase uitrolt en welke meerwaarde zal dit bieden? In de presentatie toont een tabel een detail van de te realiseren synergieën met impact op de interne efficiëntie van Eandis/drinkwatermaatschappijen met ook een waardering uitgedrukt in miljoen € per jaar. De praktijk wijst uit dat men voorzichtig met zulke voorspellingen moet omgaan. Verwachtingen worden niet altijd ingelost. Alvast 2 specifieke vragen bij de tabel. Onder ‘Daling in loonlast op core activiteiten’ staat: besparing back office en uitvoerend personeel voor werken (9,75 mio €). Een van de belangrijke vragen van gemeenten is net dat nutsmaatschappijen de vele gemeentelijke werken beter zouden kunnen volgen. Bekend is
ook dat verschillende gemeenten extra toezichters moeten aanstellen om net werken van nutsmaatschappijen te controleren. Hoe valt dit te rijmen met de besparing die hier beoogd wordt? Onder “synergieën bij aankoop van goederen en diensten en bij aanneming” staat: synergie voor verplaatsen van nutsleidingen bij plaatsing riolering (assumptie: 75% van aankoop materialen dient voor aannemerij): 16,47 mio €. Wat wordt hier precies mee bedoeld? Het werkgebied van de cvba is het werkingsgebied van Eandis. De andere mogelijke vennoten zijn ook werkzaam buiten het werkingsgebied van Eandis en de andere werkmaatschappij voor elektriciteit en gas (Infrax) is voor wat betreft riolering ook werkzaam binnen het werkingsgebied van Eandis. Hoe wenst men hiermee om te gaan? In artikel 2 van de ontwerp statuten staat: “De vennootschap mag, bij beslissing van de raad van bestuur, administratieve zetels, bedrijfszetels, exploitatiezetels, bijhuizen of agentschappen, zowel in België als in het buitenland, vestigen.” Welke plannen zijn er om een werking in het buitenland uit te bouwen? In artikel 3 alinea 5 staat: “De vennootschap kan met andere rechtspersonen, met verenigingen of met één of meerdere gemeenten samenwerkingsakkoorden afsluiten m.b.t. de hiervoor vermelde netgerelateerde activiteiten.” Er wordt specifiek gefocust op de gemeenten. Hoe is de relatie van deze cvba met Vlaamse agentschappen die investeren in infrastructuur in de publieke ruimte (AWV, W&Z, nv De Scheepvaart, …)? Werd met deze agentschappen en met de Vlaamse overheid reeds gesproken? In artikel 3 laatste alinea staat: “De vennootschap mag op om het even welke wijze intellectuele rechten, merken, modellen en tekeningen verwerven, uitbaten en te gelde maken.” Hoe ziet men dit ten opzichte van de publieke opdrachtgevers? Hoe ziet men de relatie met AGIV, GIPOD, KLIP, KLIM, …? In artikel 8 alinea 2 staat: “Indien binnen en door Infra.DIS intellectuele eigendomsrechten gevestigd worden, dan worden deze rechten uitgeoefend in naam en voor rekening van de vennoten. Indien een vennoot zich overeenkomstig de voorziene statutaire bepalingen terugtrekt, blijft hij titularis van alle intellectuele en eigendomsrechten op de realisaties en de documentatie verworven tot op datum van zijn uittreding en mag hij deze individueel uitoefenen maar enkel voor eigen gebruik of gebruik door met hem verbonden ondernemingen.”
Hoe wordt dit beschouwd ten aanzien van gebruik door de gemeenten in het werkgebied van de vennoten? In artikel 9 alinea 4 staat: “Per sector worden aandelen voorzien. Het relatieve gewicht van iedere vennoot binnen een sector wordt vastgelegd op basis van de gegevens op het einde van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden en bij besluit van de raad van bestuur bekrachtigd.” Waarom wordt specifiek dit moment gekozen om het gewicht per sector te bepalen? In artikel 10 wordt de mogelijkheid ingebed tot een verhoging van het maatschappelijk kapitaal van de cvba. “…De nieuwe maatschappelijke aandelen waarop in geld wordt ingeschreven, worden bij voorrang aangeboden aan de vennoten, in evenredigheid met het deel van het kapitaal dat door hun maatschappelijke aandelen wordt vertegenwoordigd. De raad van bestuur bepaalt de termijn waarbinnen en de modaliteiten waartegen het voorkeurrecht kan worden uitgeoefend.
De raad van bestuur mag, in het belang van de
vennootschap, dat voorkeurrecht beperken of opheffen in naleving van de voorwaarden die door de wet worden bepaald. De raad van bestuur is steeds gerechtigd om, in naleving van de wettelijke bepalingen, onder de door hem gestelde bedingen en voorwaarden, alle overeenkomsten aan te gaan die bestemd zijn om de inschrijving op het geheel of een gedeelte van de nieuwe uit te geven maatschappelijke aandelen zeker te stellen.” Zijn er reeds plannen in deze richting? In titel IV van de ontwerp statuten worden de bestuursorganen beschreven. Elke vennoot kan één kandidaat bestuurder voorstellen. De vennoot die houder is van de aandelen elektriciteit en gas kan twee kandidaat bestuurders voorstellen.