gemeente Eindhoven
Raadsnummer 09.R/260.OOI Inboeknummer o9bstor642 Dossiernummer 935.354 25 augustus 2009
Informatienota voor de raad Betreft instandhouding monumentale panden, revolving fund en stadsherstel. Kennis nemen van De toelichting met bijlage en de Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeleid anno 2007 van het Monumentenhuis Brabant.
Aanleiding Volgens het coalitieakkoord Eindhoven Een en de toezegging van de wethouder naar aanleiding van een motie, zou onderzoek worden gedaan naar de voor- en nadelen van instelling van een revolving fund/ stadsherstel. Dit heeft op 16 juni 2009 geleid tot het volgende collegebesluit: 1 niet over te gaan tot het instellen van een revolving fund als algemene financieringsfaciliteit; 2 in te stemmen met de werkwijze om de monumentale panden die in bezit zijn van de gemeente in 2009 te beoordelen op onderhoudstoestand. Per object wordt bepaald op welke wijze de monumentale waarde het best kan worden behouden. Dit leidt tot besluitvorming per object; 3 in te stemmen met de werkwijze om ten aanzien van monumentale panden die geen gemeentelijk eigendom zijn een proactief beleid te voeren waarbij, binnen de bestaande kaders, onder andere het instrument strategische verwerving kan worden ingezet. Per object wordt, eventueel samen met partners in de stad, maatwerk geleverd in het zoeken naar gebruiks- en
financieringsmogelijkheden; 4 de sector Grond alt Vastgoed legt over een jaar, na raadpleging van betrokken partijen, een evaluatie voor aan het college over de resultaten van de nieuwe aanpak met een advies gegeven over de gewenste beleidslijn bij cultuurhistorisch waardevolle panden (zijnde geen monumenten). Dit besluit is aan uw raad medegedeeld via een raadsinformatiebrief d.d. 23 juni 2009. De wethouder heeft toegezegd deze met de commissie wonen en ruimte te willen bespreken.
Toelichting Ten behoeve van deze bespreking geven wij hierna een nadere toelichting, waarbij puntsgewijs wordt ingegaan op de overwegingen bij het collegebesluit. Hierin is
tevens de meest relevante informatie uit de nota van het Monumentenhuis verwerkt.
In de onderzoeksopdracht lag een tweeledige vraagstelling besloten, die zowel betrekking heeft op het creeren van gunstige financieringsmogelijkheden met een Restauratiefonds (het eigenlijke revolving fund) als een actief vastgoedbeleid met het oogmerk van instandhouding (stadsherstel). Eindhoven telt 395 panden met de status van rijksmonument en ca. 1.300 gemeentelijke monumenten. Van sommige panden laat de toestand te wensen over.
Om na te gaan of er naast de bestaande subsidieregeling, die voorziet in bijdragen ineens, behoefte bestaat aan andere instrumenten om instandhouding te bevorderen is in de afgelopen tijd onderzoek gedaan naar de mogelijkheid en wenselijkheid van een revolving fund en stadsherstel.
Het collegebesluit is gebaseerd op de volgende overwegingen. 1.1 Een revolvi ng fundis voor Eindhoven als algemene fi nanci cri ngsfaci li tei t onvol-
doende effectief voor de instandhouding van monumenten. Een revolving fund is een fonds waaruit aan particuliere eigenaren van monumenten laagrentende leningen worden verstrekt voor restauraties (zie bijlage en Nota Aandachtspunten). Het Monumentenhuis Brabant heeft onderzocht of het voor Eindhoven zin heeft
naast de bestaande subsidieregeling zo’n fonds in te stellen (zie Nota Aandachtspunten). Mede op basis daarvan hebben wij geconcludeerd dat het voor het overgrote deel van het Eindhovens monumentenbestand weinig zin heeft. Deze conclusie is in 2008 door de monumentencommissie onderschreven.
Het merendeel van de aanvragers bestaat uit eigenaren van woonhuismonumenten met een investeringsbehoefte die ver onder het bedrag ligt, waarbij een lening interessant is (Nota Monumentenhuis 4.3, p. 35). De praktijk wijst uit dat een dergelijk fonds een grote som geld is die, eenmaal vastgelegd, ofwel jaren niet gebruikt wordt ofwel steeds verder slinkt. De werking van een revolving fund is, net als de subsidie ineens, een passief instrument, dat afhankelijk is van het initiatief en de bereidheid van de monumenteigenaar om zelf te investeren. Hoewel het voor bepaalde projecten wel zin kan hebben, opteren wij dan ook niet voor een dergelijk fonds als algemene stimuleringsregeling. 2.1 Doordat het gemeentelijk monumentenbezi t sinds kort onder een beheer valt,is er beter overzicht en kan beter worden bepaald op welke wijze de eigen monumenten het bestein standgehouden kunnen worden. Voor het eigen monumentale bezit gaan we actief sturen op instandhouding: we gaan deze panden in 2009 inventariseren en onderzoeken op welke wijze de instandhouding het beste gediend kan worden (zie bijlage).
3.1 Eenstadsherstelorganisatieisniet haalbaar gebleken. Samen met de Henri van Abbe Stichting is onderzocht of een organisatie voor stadsherstel haalbaar zou zijn. Hierbij zijn aspecten aan bod gekomen als levensvatbaarheid, vorm, participatie en financiering. Qua structuur werd uitgegaan van een N.V. Stadsherstel, waarbij het ingebrachte kapitaal van de aandeelhouders als een revolving fund zou moeten werken. De voorgestelde opzet was echter niet levensvatbaar, omdat met name de financiering en participatie struikelblokken bleken.
32 Meteen actief vastgoedbeleid kan de gemeenteinstandhouding van monumenten bevorderen. Het doel om monumenten in stand te houden kan echter ook worden bevorderd
door zelf als gemeente op een proactieve manier het instrument strategische verwerving in te zetten, waarbij waar mogelijk samengewerkt zal worden met partners in de stad. We streven naar een passende functie voor monumenten, met een kostendekkende exploitatie. De kosten voor de instandhouding worden daarbij gedekt uit de exploitatie, met behulp van gelden die afkomstig zijn uit andere gemeentelijke beleidsvelden, subsidies of met behulp van externe partners. Financiering en exploitatie zijn maatwerk per object en zullen apart ter besluitvorming worden voorgelegd (zie bijlage). 4.1 De evaluatie geeft de mogelij khei d het beleid bij te sturen. De aanpak richt zich nu op monumenten. Bij de evaluatie wordt ook bekeken in
hoeverre de aanpak ook voor andere cultuurhistorisch waardevolle en beeldbepalende panden kan worden toegepast.
Consequenties/kanttekeningen 1 Het collegebesluit sluit niet uit dat ten behoeve van bepaalde projecten een voorstel wordt gedaan om deze te ondersteunen met een financieringsregeling. Hoewel de monumentencommissie de conclusie onderschreef dat een revolving fund voor Eindhoven naar verwachting te weinig effectief is, vond zij wel dat het rapport van het Monumentenhuis niet volledig in beeld bracht wat het effect zou kunnen zijn met een actieve promotie. Het zou wellicht beter kunnen werken voor bepaalde projecten. Het gaat dan om gevallen waarbij een collectieve aanpak van onderhouds- en herstelwerkzaamheden een meerwaarde heeft voor de kwaliteit van de omgeving en op voorhand duidelijk is dat een impuls in de vorm van een financiering ook leidt tot een investering door de eigenaar(s). De aanbeveling van het Monumentenhuis "dat de bestaande subsidieregeling wordt geevalueerd en blijft voorzien in een maatwerksubsidiering in de vorm van bijdragen ineens" past in onze beleidslijn. Daarbij zal aandacht worden besteed aan de door het Monumentenhuis genoemde punten. 2 De inventarisatie leidt tot een beter inzicht in de restauratie en onderhoudsbe-
hoefte van het eigen monumentenbezit van de gemeente.
3 De beslissing om het instrument van strategische verwerving in te zetten verruimt de mogelijkheid om in samenwerking met partners in de stad instandhouding van monumenten te bevorderen. De consequenties worden per object afgewogen. Inmiddels heeft de Henri van Abbe Stichting het voornemen kenbaar gemaakt om een stichting op te richten die een bemiddelende rol zou kunnen spelen. Hoe zo’n stichting zich verhoudt tot de gemeente en hoe daarmee kan worden samengewerkt, is nog niet duidelijk. De eerste contacten zijn gelegd om deze samenwerking verder invulling te geven.
Ter inzage gelegde stukken Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeleid anno 2007. Burgemeester en wethouders van Eindhoven,
A. Brunninkhuis, secretaris
Bijlage 1.1 Revoiving fund en subsidie
De bestaande gemeentelijke subsidieregeling kent een subsidie a fonds perdu (bijdragen ineens) voor particuliere eigenaars van gemeentelijke monumenten op basis van 50’/o van de subsidiabele kosten met een maximum van 6 10.000,ÃćâĆňâĂİ voor
woonhuizen en kleinere monumenten en C 50.000,ÃćâĆňâĂİ voor overige (grote)
monumenten. Het jaarlijks subsidiebudget is’ 200.000,ÃćâĆňâĂİ (+ indexering). In de
afgelopen jaren is dit steeds geheel benut. Daarnaast kan voor gemeentelijke monumenten een beroep worden gedaan op een provinciale erfgoedregeling. Voor rijksmonumenten geldt een subsidieregeling al dan niet in combinatie met een restauratiefondshypotheek en fiscale aftrek van onderhoudskosten. De Nota Aandachtspunten van het Monumentenhuis geeft een overzicht van subsidieregelingen. Een revolving fund is een fonds waaruit aan particuliere eigenaren van monumenten laagrentende leningen worden verstrekt voor restauraties. De leningopbrengsten (rente en aflossing) vloeien terug in het fonds. Zo blijft het vermogen op langere termijn inzetbaar voor het doel van het fonds. Wordt een revolving fund gebruikt als subsidie-instrument dan worden leningen verstrekt tegen een rente die ligt onder de marktrente. Het rentevoordeel is dan aan te merken als de subsidie. Net als bij subsidies a fonds perdu is het doel het ondersteunen en stimuleren van restauraties van monumenten. De lage rente moet werken als stimuleringsprikkel. Dergelijke regelingen zijn er voor rijksmonumenten in de vorm van de Restauratiefondshypotheek en voor gemeentelijke monumenten de Cultuurfondsen die o.a. door Noord-Brabant in samenwerking met het Prins Bernhard Cultuurfonds in het leven zijn geroepen. Beide regelingen worden beheerd door het Nationaal Restauratiefonds tegen een vergoeding.
Voordelen van een revolving fund zijn: vanuit de gemeentelijke financiele invalshoek: de middelen vloeien uiteindelijk weer terug; met een lening kunnen grotere restauratieprojecten worden gefinancierd, die anders een te groot beslag op het subsidiebudget zouden leggen; overeenkomst in systematiek met de Restauratiefondshypotheek en de lening uit het provinciaal Cultuurfonds; vergroting van het draagvlak bij samenwerking met externe partners. Nadelen en risico’ s:
een revolving fund sluit niet aan bij de behoefte van de meeste aanvragen. Het revolving fund is niet interessant voor investeringen beneden minimaal 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ. Bij het overgrote deel van de subsidieverzoeken in Eindhoven
(meestal woonhuiseigenaren) gaat om lagere bedragen. Voor het overige zijn het vooral kerkbesturen die een beroep hebben gedaan op de subsidieregeling.
Zij zijn met een lening nauwelijks gebaat. In feite vermeerdert het de schuldenlast. De rente kan niet fiscaal worden verrekend. Bovendien vormt een
lening een risico voor de gemeente omdat een kerk niet hypothecair te belasten ls;
het gaat bij de meeste aanvragen om onderhoud. Zou men die met een lening ondersteunen, dan bestaat het risico dat men nog aan de lening moet betalen terwijl binnen de looptijd opnieuw onderhoudswerkzaamheden nodig zijn; in verschillende gemeenten is ervaring opgedaan met Revolving Fund. (Rotterdam, Deventer, Schiedam, Dordrecht, Geertruidenberg, Groningen, Leeuwarden en Utrecht, bijlage 1 Nota Monumentenhuis). In de meeste plaatsen is het geen groot succes. Het probleem is eigenlijk niet het geld, maar het laten werken van het geld; er is een substantiele voeding van het fonds nodig, door het Monumentenhuis geschat op% 4,3 miljoen. Het Monumentenhuis heeft deze schatting gebaseerd op landelijke kengetallen in combinatie met de categorieen Eindhovense monumenten en beeldbepalende panden. De dekking dient gedurende meerdere jaren te zijn gegarandeerd; hoewel de naam ’revolving fund’ erg aantrekkelijk klinkt omdat het zelfvoedend is, wijst de praktijk uit dat een dergelijk fonds een grote som geld is die, eenmaal vastgelegd, ofwel jaren niet gebruikt wordt ofwel steeds verder slinkt. In de praktijk is het vermogen van het revolving fund pas op langere termijn weer beschikbaar, bij leningen voor 20 jaar (de meest gangbare termijn) pas 20 jaar na de laatste leningverstrekking. Dat betekent dat een revolving fund in ieder geval de consequentie heeft dat een deel van het vermogen op langere termijn is vastgelegd. Bij stijgende bouwkosten zullen de leningbedragen toenemen. Het fonds zal daardoor eerder uitgeput raken en er zal behoefte ontstaan om het fonds van aanvullende voeding te voorzien. Een revolving fund is bovendien gevoelig voor inflatie; bij een lage rentestand is het voordeel te gering om als stimulans te kunnen werken; de Provincie Noord-Brabant heeft al een dergelijke financieringsregeling in de vorm van het provinciale Cultuurfonds. Deze regeling geldt voor gemeentelijke monumenten en panden die opgenomen zijn in het Monumenten Inventarisatie Project. In voorkomende gevallen kan daar ook voor Eindhovense gemeentelijke monumenten een beroep op worden gedaan. De noodzaak om als gemeente over een dergelijk instrument te kunnen beschikken is daarmee minder; een revolving fund vergt extra capaciteit in de organisatie zowel voor de administratie als voor de voorlichting en begeleiding; wanneer eigenaren hun verplichtingen niet kunnen nakomen heeft dat een negatief effect op het fonds. 2.1 Gemeentelijk monumentenbezi t Voor het eigen monumentale bezit gaan we actief sturen op instandhouding: we gaan deze panden in 2009 inventariseren en onderzoeken op welke wijze de
instandhouding het beste gediend kan worden. De sector Grond & Vastgoed onderneemt diverse acties om deze doelstelling te bereiken. Allereerst wordt de onderhoudstoestand in kaart gebracht. Momenteel wordt het totale bezit van Grond & Vastgoed doorgelicht. Voor de monumentale panden in eigen bezit (ca. 60) geldt dat de Monumenten Wacht Noord-Brabant, in opdracht van de gemeente voor 35 objecten inspecties heeft uitgevoerd en bezig is met het vertalen van de financiele consequenties in een meerjarenonderhoudsplanning. De hieruit voortvloeiende onderhouds- en herstelwerkzaamheden worden (eventueel gebundeld) aanbesteed. Ook de overige monumentale panden in eigen bezit worden nog beoordeeld. Per object wordt een analyse gemaakt van de kansen (potentiele levensvatbare nieuwe functies) en bedreigingen (mogelijke bedreiging in kader van
gebiedsontwikkelingen). Deze analyse leidt per object tot besluitvorming, al dan niet door ons college of uw raad, op basis van een concreet plan van aanpak. 3.1 5 tadsherstelorgani sa ti e niet haalbaar Onderzocht is of een organisatie voor stadsherstel een waardevolle aanvulling zou kunnen betekenen op bestaande regelingen en instrumenten. De Henri van Abbe Stichting had hiernaar een verkenning gedaan waarbij gekeken was naar voorbeelden in andere plaatsen. In samenwerking met de Henri van Abbe Stichting is vervolgens in Eindhoven een pilot uitgevoerd met een tweetal casussen. Hierbij zijn aspecten aan bod gekomen als levensvatbaarheid, vorm, participatie en financiering. Qua structuur werd in eerste instantie uitgegaan van een N.V. (een N.V. Stadsherstel), waarbij het ingebrachte kapitaal van de participanten (aandeelhouders) als een revolving fund zou moeten werken. Uit de pilot blijkt dat de voorgestelde opzet van een N.V. Stadsherstel niet levensvatbaar is. Met name de
financiering en participatie in een vastgoedportefeuille bleken daarbij struikelblokken. Het kiezen van een andere vorm, bijvoorbeeld een stichting, kent naar verwachting dezelfde problemen. Met andere woorden, het oprichten van een aparte organisatie stadsherstel, in welke vorm dan ook, op dit moment, wordt niet levensvatbaar geacht.
3.2 Actief vastgoedbelei d Het doel om monumenten in stand te houden kan echter ook worden bevorderd
door zelf als gemeente op een proactieve manier het instrument strategische verwerving in te zetten, waarbij waar mogelijk samengewerkt zal worden met partners in de stad. We streven naar een passende functie voor monumenten, met een kostendekkende exploitatie. De kosten voor de instandhouding worden daarbij gedekt uit de exploitatie, met behulp van gelden die afkomstig zijn uit andere gemeentelijke beleidsvelden, subsidies of met behulp van externe partners. Financiering en exploitatie zijn maatwerk per object en zullen apart ter besluitvorming worden voorgelegd.
Op de eerste plaats vindt interne afstemming plaats tussen de sector Grond & Vastgoed en Monumentenzorg om na te gaan welke monumenten bedreigd worden en eventueel voor verwerving in aanmerking komen. Daarnaast wordt samen met partners in de stad overleg gevoerd over objecten in de stad die wellicht voor verwerving in aanmerking komen. De sector Grond R Vastgoed kan door middel van strategische verwerving maatwerk leveren door het matchen van vraag en aanbod met sociaal-maatschappelijke herbestemming. Bij het leveren van maatwerk kan worden overwogen om privaatrechtelijke middelen in te zetten. Door bundeling van sociaal-maatschappelijke functies of andere beleidsvelden, komen we tot een gezonde exploitatie. Natuurlijk is het ook mogelijk, soms zelfs zeer wenselijk, om anderen te wijzen op de mogelijkheid om te verwerven (bijvoorbeeld corporaties). Ook dit laatste past bij de genoemde proactieve aanpak. Zo kunnen behoud en ontwikkeling in sommige gevallen directer worden bewerkstelligd dan met publiekrechtelijke instrumenten als vergunningen, handhaving en subsidies.
LG09026571
Nota
Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidlebeleid anno 2007
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk tVtonumentensubsidiebefeid anno 20)7
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeleid anno 2007 Voorwoord en leeswijzer
1.0 Aanleiding tot afweging instelling Revolving Fund in het gemeentelijk monumentensubsldiebeleid anna 2007 1.1 Taaksteilingen landefijke, provinciale en gemeentelijke monumentenzorg
5- 11
7 9 10
ln relatie tot subsidies
1.2 Veranderingen ln benadering en doelstellingen monumentenzorg 1.3 Taakstellingen manumentenbeleid en de rol van het subsidie-instrumentarium
2.0 Het huidige situatie van het Eindhovense monumentensubsidiebeleid
14 ÃćâĆňâĂİ 20
2.1 Het Eindhovense monumentensubsidiebeleid van 2000 tot het heden
14 17 19
2.2 Knelpunten in het huidige monumentensubsidiebeleid en de beschikbaarheid van middelen 2.3 Gewenste doelgroepen, restauratletypen, subsidie- en leningsvormen en budgethoogten
3.0 Aandachtspunten bij de toepassing van een Revolving Fundconstructie ten behoeve van financiÃńl ondersteuning van restaurafies aan gerneentelljke monumenten 3.1 Maatwerk subsidie-instrumentarium voor diverse monumentencategorieen+eigenaartypen
23-30 24- 30
Wat is een laagrentende lening op basis van een "Revotving Fund" ? Wat is het verschil met een bijdrage-ineensregeling? Zijn er al voorbeelden van dergelijke regelingen? Hoe verhoudt een dergelijke regeling zich tot de huidige gemeentelijke ervaring? Hoe groot moet de omvang zijn van een gemeentelijk revolverend fonds? Eindhovense rnonumentenbestand in relatie tot de investerlngsbehoefte Op wat voor een wijze zou een noodzakelijke storting te realiseren zijn? Op weke wijze kan een revolverend fonds gevoed worden? Maatwerk inhoudelijke financifile advisering door NRF of hÂńSÂż Waar kunnen overige mogelijke stortingen vandaan komen? Kan een storting ln een eventueel in te stellen revolverend fonds gevoed worden door vrijmaking van gelden uit het "lnvesteringsbudget Stedelijke Vernieuwing? Is er deelname door externe partners mogelijk in een revolverend fonds? Wie kan het financieel beheer voeren van een revolverend fonds? Wat doet het Nationaal Restauratie Fonds? Wat doet het Stimulerlngsfonds Volkshuisvesting Nederland e gemeenten? Wat zijn de financiele risico’s zijn bij het instellen van een revolverend fonds? Wie zal ingeval van de keuze voor een revolverend fonds de daaraan verbonden gemeentelijke taken uitvoeren en is daarin specifieke deskundigheid vereist? Op welke wijze vindt voorlichting over laagrentende restauratieregelingen plaats? Voor welke doegroepen en welke leningshoogten is een laagrentende restauratlelening gebaseerd op een revolverend fonds interessant?
4.0 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Voordelen Revolving Fund systematiek 4.2 Nadelen en mogelijke risico’s Revalving Fund-systematiek 4.3 Aanbevefingen en Vervolgstappen voor een verdere afweging
Bijlagen Ervaringen andere gemeenten en provincies Voo rbeeldfol der en chronologisch stappenpla n werkwijze laag rentende restauratie lening e n
Voorbeeldoverzicht Fondsvorming Gemeentelijk Fonds
33 ÃćâĆňâĂİ 35
33 33 35
Billage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Atonumentensubsidiebeleid anno 2007
Voorwoord en leeewijzer Gemeenten zijn zich steeds meer bewust van de cultuurhistodische waarden binnen hun gemeentegrenzen. In het verleden concentreerde de aandacht zich voornamelijk op onroerende monumenten als object. Binnen het huidige cultuurhistorische waardenbesef gaat het juist om "rnonurnenten in het landschap". Dit betekent dat er zowel aandacht is voor het monument a(s de cultuurhistorisch waardevolle omgeving waarin het monument gelegen is. Deze accentverschuiving stelt de gemeente Eindhoven voor de uitdaging om het gemeentelijk restauratiesubsidiebeleid zodanig aan te passen dat zij enerzijds eigenaren van cultuurhistorisch waardevol bezit effectief kan stimuleren tot noodzakelijke restauraties en structurele instandhouding en anderzijds zij zelf continue aandacht heeft voor de openbare ruimte, waarin de monumenten zich bevinden en daarin met visie vormgeeR,
Gemeente Eindhoven beschikt inmiddels over een behoorlijk aantal monumenten. Dit aantal zal nog toenemen omdat het nu actuele selectieonderzoek van monumenten uit de Wederopbouwperiode" zal resulteren in een aantal nieuwe rijks- en gemeentelijke monumenten. Momenteel bestaat het totale Eindhovense monumentenbestand uit 146 geregistreerde rijksmonumenten, 1244 gemeentelijke rnonurnenten en 5 van rijkswege beschermde stads- en dorpsgezichten. Geografisch gezien zal het cultuurhistorisch erfgoed binnen gemeente Eindhoven zich ook na voornoemde "Wederopbouwtoevoegingen" niet specifiek concentreren op enkele gebiedsdelen, maar zal er sprake zijn van een evenwichtige verdeling van zowel rijks- als gemeentelijke monumenten binnen de het gemeentelijk grondgebied. De verscheidenheid aan monumentencategorieen, grootte van de objecten en restauratie- en hergebruikmogelijkheden verlangen een subsidie-instrumentarium dat doeltreffend en structureel kan voorzien in beschikbaarstelling van financi5le middelen voor noodzakelijke (algehele) restauraties, in financi5le zin worden rijksmonumerrten financieel ondersteund door de rijksoverheid, enerzijds door rijkssubsidies en anderzijds door fiscale aRrekmogelijkheden voor onderhoud van het rijksmonument. Gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden daarentegen genieten geen mogelijkheid tot fiscale verrekening voor onder-
houd en zijn voor eventuele subsidiemogefijkheden aangewezen op financiele steun vanuit hoofdzakelijk de gemeente en in een enkel geval via de provincie of een externe financier. Bij gemeentelijke monumenten is de beschikbaarheid van financi5ie middelen rechtstreeks afhankelijk van de jaarlijkse bereidheid van de gemeenteraad om ai dan niet voldoende middelen voor dat doel beschikbaar te stellen. Landelijk gezien blijkt dat de gemeentelijke beschikbare budgetten, die in de vorm van een "bijdrage-ineens’ worden uitgekeerd, vaak verre van toereikend zijn om alle noodzakelijke restauratiesubsidieaanvragen te kunnen honoreren, Toch heeft de tijd niet stil gestaan ten aanzien van de ontwikkelde alternatieven voor financi5le ondersteuning van gemeentelijk erfgoed. in concreto bestaan er een aantal re51e mogelijkheden om zo effeclief mogelijk de beschikbare gemeentelijke middelen voor restauraties van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden in te zetten. Deze nota gaat over de mogelijkheden en onmogelijkheden tot wijziging van de financiele ondersteuning van gemeentelijke monumenten en beeldbepaiende panden binnen gemeente Eindhoven. Daarbij zullen de voornaamste plus- en minpunten in beeld worden gebracht die voor uw gemeente van belang kunnen zijn bij de afweging om (een deel) van de huidige bijdragen-ineens voor restauraties van monumenten in te zetten ten behoeve van iaagrentende restauraiieleningen, gebaseerd op een daarvoor in te stelten revolverend fonds. Nadrukkelijk wijzen wij erop dat het hier gaat om een eerste verkenning, waarin de praktische ervaringen van een aantal gemeenten zijn verwerkt die al ervaring met dit principe hebben opgedaan. Een volledig onderzoek naar de haalbaarheid, waarbij ook in financi5le zin de resterende financi5le verplichtingen uit "oude regelingen, de financi5ie armslag voor een revolving fund en het
n elijke inzicht in de mogelijke financi5le risico’s in beeld is gebracht, zal uw gemeente aanvullend moeten verrichten. U gaf aan voornoemde zaken pas in beeld te gaan brengen als vervolgstap op deze eerste orientatie op de mogelijke instelling van een revolving fund ten behoeve van restauraties, Daarbij merken wij op dat de revolverende fondsen beherende partijen, die met de gemeenteiijke overheid samenwerken vanuit hun specifieke deskundigheid op dit vlak en het specifieke maatwerk waartoe zij in samenspraak met uw gemeenten kunnen komen, als onderdeel van uw afwegingsproces de gelegenheid zouden moeten krijgen zich nader te presenteren,
Om de nota voor eenieder leesbaar en begrijpelijk te houden is voor de volgende opbouw gekozen. Deel A beschrijR overzichtelijk de actuele taakstellingen en subsidies binnen het rijks-, provinciale en gemeentelijk monumentenbestel en eenieders verantwoordelijkheid daarin, Deel B plaats voornoemde aspecten in het licht van de Eindhovense situatie, taakstelling en knelpunten met betrekking tot haar huidige gemeentelijk rnonumentensubsidiebeleid, Deel C focust nader in op de relevante aandachtspunten bij een Revolving Fundconstructie, bezien vanuit de zijde van de gemeente en vanuit de zijde van de eigenaren die daar gebruik van maken. Vervolgens zullen de in deel A, B en C vermelde gegevens resulteren in relevante aanbevelingen die bij de haalbaarheid van de instelling van een revolverend fonds voor restauraties van belang zijn en zullen de noodzakelijke vervolgstappen worden aangegeven voor een verdere concretisering en besluitvorming uwerzijds.
Monumentenhuis Brabant, juni 2008
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebe(eid anno 2007
D IA
Nota Aandachtspunten Revolvlng Fund in het Gemeentelijk Qonumentensubaidiebeteid anno 2007
Haofdstuk 1.0 1.0 Aanleiding tot afweging instelling Revoiving Fund in het gemeentelijk monumentensubsidiebeleld anna 200T
Schematische weergave stappen afwegingsproces tot alternatieve Subsidiering bij restauratie van gemeentelijke monumenten Eindhoven 1.1 Taakstellingen landegjke, provinciale en gemeentelijke monumentenzorg in relatie tot subsidies Overzicht Taakstellingen landelijke, provinciale en gemeentelijke monurnentenzorg in relatie tot subsidies
7+8
1,2 Veranderingen in benadering en doelsteliingen monumentenzorg 1,3 Taakstellingen rnonumentenbeleid en de rol van het subsidie-instrumentarium
Overzicht inzake subsidiemogelijkheden monumenten
10
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenteljik Afonumenfensubsidiebeieid anno 2007
1.0 Aanleiding tot afweging instelling "Revolving Fund" Bij gemeentelijke monumenten is de beschikbaarheid van financiÃńl middelen rechtstreeks afhankelijk van de jaarlijkse bereidheid van de gemeenteraad om al dan niet voldoende middelen voor dat doel beschikbaar te stellen. Ook voor gemeente Eindhoven is gebleken dat vanaf 2004 de druk op het jaarlijks beschikbare restauratiebudget stijgt, in toenemende mate blijkt dat met name de grotere restauratieprojecten (zoals kerken) een behoorlijk beslag leggen op de beschikbare middelen. Eveneens is gebleken dat grotere projecten gefaseerd restaureren en meerdere jaren achter elkaar een beroep doen op de jaarlijks beperkte gemeentelijke financiÃńl middelen ten behoeve van restauratiesubsidies, Hierdoor claimen deze projecten een aantal opvolgende jaren een aanzieniijk deel van het jaarlijks beperkt beschikbare budget, dat bij een toenemende vraag in het nadeel is van de overige restauratieprojecten die een (eenmalig) beroep op de restauratiesubsidieregeling doen. Gelet op
het eerder aangegeven steeds grotere gemeentelijke rnonumentenbestand zijn herhaalde aanvragen (van hetzelfde object) een minder wenselijke ontwikkeling, omdat met de toename van het aantal gemeentelijke monumenten er ook een toename verwacht mag worden van de verzoeken om restauratiesubsidie van gemeentelijke monumenten, Uw gemeentebestuur heeft reeds aangegeven belang te hechten aan een effectieve instandhouding van het cultureel erfgoed binnen de Eindhovense gerneentegrenzen. Op basis van de ervaringen met het huidige gemeentelijke restauratiesubsidiebeleid en de bijbehorende subsidieverordening voor restauratie van gemeentelijke monumenten is ÃćâĆňâĂİ mede gezien het vorenstaande - gebleken dat er momenteel onvoldoende
wordt voorzien in de mogelijkheden voor actieve instandhouding van monumenten, Oe gemeente wil daarom onder meer onderzoeken of, en zo ja in welke omvang, in Eindhoven behoefte is aan zogeheten "revolverend fonds" dat laagrentende leningen verstrekt voor de restauratie van monumentale panden.
Het onderzoeken van de mogelijkheden voor aclieve instandhouding van monumenten kan zich niet beperken tot alleen een beschrijving van de aard van een "revoiverend fonds", Om zorgvuldige keuzes te kunnen maken zal er eerst een goed en actueel beeld moeten bestaan van de feitelijke situatie waarin gemeente Eindhoven zich bevindt op het vlak van de subsidiering van restauraties en instandhouding van haar monumenten,
Een goed beeld van de actuele verantwoordelijkheden en taakstellingen van zowel het rijk, de provincie als de gemeenten - in het bijzonder op het vlak van de restauratiesubsidies ten behoeve van monumenten ÃćâĆňâĂİ maakt duidelijk welke rol er van de gemeente Eindhoven wordt verwacht op het vlak van de lokale monumentenzorg en het restauratiesubsidiebeleid in het bijzonder (grijs gearceerd in de overzichten op de navolgende pagina*s ). Het inzicht in:
1. de landelijke, provinciale en gemeentelijke taakstelling in relatie tot subsidies (zie paragraaf 1.1); 2. de in de loop der jaren zich landelijk voorgedane veranderde benadering en
doelstelling van de monumentenzorg in relatie tot restauratiesubsidies (zie paragraaf 1.2) ; 3, de taakstellingen van het rnonumentensubsidiebeleid en de noodzakelijke rol van het subsidie-instrumentarium en een overzicht van subsidiemogelijkheden (zie paragraaf 1.3), is noodzakelijk om te kunnen gaan bepalen voor welke monumenten en monumentencategorieen door gemeente Eindhoven nog subsidiebeleid zal moeten worden ontwikkeld c,q, geactualiseerd. Eveneens is het belangrijk in beeld te hebben voor welke gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden
binnen een beschermd stads- en dorpsgezicht ook (beperkte) "Niet-Gemeentelijke Subsidiemogelijkheden" beschikbaar kunnen zijn. Op basis van dat inzicht kan immers bepaald worden op welke wijze een mogelijk te ontwikkelen aNernatieve subsidieregeling voor gemeentelijke monumenten (en beeldbepalende panden) afgestemd kan worden op dergelijke regelingen om de toch al beperkte beschikbare middelen optimaal te benutten,
Vervolgens zal de specifieke Eindhovense situatie nader inzicht verschaffen in de soorten monumenten waarvoor gemeentelijke restauratiestimuleringssubsidie wenselijk is, voor welk type eigenaren, welke aard van werkzaamheden en voor welke subsidiehoogte.
Kortgezegd zal er dus eerst goed bekeken moet worden of de bestaande financi5le regelingen voor de aanwezige typen monumenten optimaal zijn en worden benut en za( inzicht moeten bestaan in de concrete knelpunten. Vervolgens kan vanuit die kennis nader worden ingegaan op de plus- en minpunten van een subsidiemethodiek, gestoeld op een revolverende fondsconstructie, al dan niet gecombineerd met een bijdrage-ineensmethodiek. Op de volgende pagina zijn voornoemde aspecten schematisch weergegeven. Daarbij zijn de aanvullend aan dit rapport nog le ondernemen stappen aangegeven voordat besluitvorming kan plaatsvinden,
Nota Aandachtspunten Revofving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubaidiebefeid anno 2007
Schematische weergave stappen afwegingsproces tot alternatieve subsidiering bij restauratie van gemeentelijke monumenten Eindhoven
Voordat een zorgvuldige afweging gemaakt kan worden omtrent een mogelijke wijziging van het rnonumentensubsidiebeleid, als onderdeel van het totale monumentenbeleid, dienen de volgende aandachtspunten in beeld te zijn gebracht
Nota Aandachtspunten Revoivfng Fund in het Gerneentetj ik IHonumentensubsidi ebeleid anno 2t)07
1.1 Taakstellingen landegijke, provinciale en gemeentelijke rnonumetntenzorg in relatie tot subsidies Om zorgvuldige keuzes te maken binnen het gemeentelijke taakveld van de monumentenzorg en te weten welke partijen in het veld welke verantwoordelijkheid dragen, is het noodzakelijk dat er eerst een goed inzicht bestaat in zowel de landelijke, de provinciale als de gemeentelijke taakstellingen en verantwoordelijkheden op het vlak van restauratiesubsidies ten behoeve van onroerend erfgoad. Door een dergelijk inzicht wordt duidelijk waar de uitdagingen liggen voor de gemeente Eindhoven in relatie tot haar te actualiseren monumentensubsidiebeleld. Duidelijkheidshalve zijn in onderstaand overzicht de subsidiegerelateerde taken grijs gearceerd en geaccentueerd.
Landelijk
2
landelijke baleidsontwikkeling monumentenzorg. de bescherming en instandhouding van monumenten en stads-/doipsgezlchten met aen nationaal belang. waardesteliing+aanwijzingsprocadure rijksmcnument. inschrijving rijksrnonumanten rijksmonumentenragister. up to date houden rljksrnonumentenregister. kennisinstituut monumentenzorg rljksmonumenten. de planologische monumentanzo , waaronder de Inbreng van cultuurhlstorie in de ruimtelijke ordening op rijksniveau begrepen wordt, het beleidstarrein van de landelijke archeologische monumentenzorg + kennisinstltuut landelijke archeologie, adviserin emeenten
Ministerie OCW via RACM Ministerie VROM Ministerie OCW via RACM Ministerie OCW via RACM Ministerie OCW via RACM Ministeriia OCW via RACIVI
i.s.m. Gemeente
Ministerie OCW via RACM IVlinlsterle OCW via RACIVI
Mlniste rie VROM
Ministerie OCW via RACM
Ministerie LNV Ministerie V en W Ministerie VROM
Ministerie OCW via RACM
6, bl
p
fl
” lf 11 toezicht houden op de naleving van wet- en regelge-
Ministerie OCW vla
1, Toetsing van ruimtelijke plannen op provinciaal en lokaal niveau, waarbij cultuurhistode integraal onderdeel vormt. 2, Planologische Monumentenzorg, Provinciaal monumenten- en ruimtelijke ordeningsbeleid + relatie archeologie. Gelet op de gewijzigde wetgeving erkennen pmvincias de noodzaak voor hun sturende rol an hun bevoegdheden op het vlak van de ruimtelijke ordening an de relabe met archeologie, waarbij nauw zal worden afgestemd met de gemeenten (die in dat kader aok meer bevoegdheden en verantwoordelijkheid toebadeekl hebben gekregen), 3, IVlet de afronding van het "Monumenten inventarisatie
Provincie via PPC
vin o het ebiedvandemcnumentenzo
E oedins actie
Provincie
Momenteel n.v.t. Project" (MIP) en het "Monumenten Selecbe Project" (MSP) "inzake de "Jongere Bcuwkunst en Stedenbcuw" is de provincie momenteel hiermee niet belast. Monumentenhuis Brabant 4, het "Steunpuntennetwerk" voor de monumentenzorg heeft een relatie met de provincie. Deze Steunpunten (per provincie 1) stimuleren en ondersteunen gemeenten. Monumentenwacht 5. de ’Monumentenwacht" : elke provincie faciliteelt en ondersteunt (in financiÃńle zin) de Monumentenwacht, die een ondersteunende rcl vervult op hat gebied van advies voor onderhoud monumenten {Inspecties Monumenten), fnet de:iiivostjing van het BRIM heeft de provincie geen . ’;. Provincie Haard-Brabant I mee)vaojlaiet-’budgefhoudende gemeenten bij de ’ rdaling va@,rijkssubsidias. Wal heeft ze voor gemeenlijke manutjjefitep en panden binnen aen beSChermd
..’stadsgezic perkt) subsidierrlogalijkheden beschikobaar via eanlitsvolvlng fund vta het Prins Barnhanl Cultuurfonaa en ftet fl RF. Uit dit revolverende fonds kunnen . ’jaarlijks bejeikt laag tante nde leningen worden vershekt Provincie Haard-Brabant 7. ih het kader vin projecten vcortvk eiend uit het ISV (ln; , yesprltttgsbudget Stedelijke vernieuwing) zijn er inladen ”tal@auttaldles waar soms cultuurhistona deel uitmaakt.;. 5’..
soms i.r,t, VROM Ministerie+Itts actie
RACM (vertegenwoordiging)
Gemeente
Momentaet n.v.t.
Provincie Provincie
Gemeenten hebben ’ de verantwoorgggg ’ haid ritet betrelkmg ";. tot da proceduilaie jfrfd. technische ktftaliteif,",.:"
van de restauratja Minkrterie VROIVt dd
Nota Aandachtspunten Revofving Fund in het Gemeentelijk Monurnentensubsi diebeleid anno 2007
Vervolg Overzicht Taakstatlingen landelijke, provinciale an gemeentelijke monumentenzorg in relatie tot subsidies, taken Gemeenten
I
r@ (in6t
a:
I’
2. Het nader invulling geven aan de lokale "Planologische Monumentenzorg’ in relatie tot het ruimtelijke ordeningsbeleid, Het gaat hier om het in een zo vroeg mogelijk stadium zorgdrsgen voor erfgoedgereleteerde voorlichting, (plan)adviserlng, afstemming en afspraken (waaronder zowel bovengrondse erfgoedaangelegenheden als archeologische aandachtspunten worden begrepen). Het betreft hier ook de verwerking en advisering over cultuurhistorische en erfgoed (monumenten)aangelegenheden gerelateerd aan de in structuurplannen, bestemmingsplannen, ontwikkelingsvisies, planontwikkeiingen en andere uit de WRO voortvloeiende emeenteli’ke taken,
Gemeente
Provincie iVlinisterie OCW Ministerie VROM, Controle op naleving door gemeente vindt
plaats vis zowel de "Erfgoedinspectie" als de "Inspectie VROM"
anghe eden en d @ meentelfl e over reljvante Is+e ’m@j)strekking tot montimentenzo fielten oridei ris ’ aQaentejfke ’Loket-functie".
Bij het inzicht in de gemeentelijke taakstelling op het vlak van de monumentenzorg en de ontwikkeling daarin spelen de benaderingswijzigingen in de loop der tijd een belangrijke rol, Oeze verandering van benaderingswijze zal bij de verdere vormgeving van het rnonumentenbeleid en het daaruit voortvloeiende restaratiesubsidiebeleid betrokken dienen te worden, In de volgende paragraaf zullen de belangrijkste wijzigingen kort worden toegelicht,
Nota Aandachtspunten RevoMng Fund in het Gemeenteljik Monumentensubsidiebeleid anno 2007
1.2 Veranderingen in benadering en doelstellingen monumentenzorg in relatie tot kwafiteltszorg Gemeenten krijgen - door de reeds in gang gezette verschuiving van verantwoordelijkheden van rijk en provincie naar het gemeentelijke niveau - een steeds belangrijkere taak op het vlak van de monumentenzorg. De rijksoverheid heeft reeds aangegeven dat gemeenten onder meer een prominente(re) rol moeten gaan spelen bij de begeleiding van werkzaamheden op het vlak van de monumentenzorg en binnen een nog te ontwikkelen kwaiiteitssysteem voor de monumentenzorg. Daarmee moet een juiste omgang met de in het geding zijnde cultuurhistorische waarden zeker worden gesteld. De gemeentelijke rol als eerste aanspreekpunt voor monumenteigenaren, als vergunningverlener, als toezichthoudende instantie en als stimulator bij restauratieprojecten moet daarbij nader onder het voetlicht komen. Afgelopen jaren is gebleken dat door steeds meer gemeenten, woningcorporaties en overige planindieners het belang wordt ingezien van het investeren in monumentenzorg. Orn daar als gemeente effectief op te kunnen inspelen is een subsjdieinstrumentarium nodig dat minimaal inspeelt op de volgende belangrijke benaderingswijzigingen binnen de kwalitatieve monumentenzorg:
A, Van Restauratie naar Duurzame Instandhouding": Meer en meer gaat de aandacht uit van restauratie naar instandhouding, waarbij het planmatig en duurzaam instandhouden van monumenten en beeldbe alende enden centraal staat. Niet langer zouden er willekeurige restauratiessubsidies moeten worden uitgekeerd zonder dat daar een goed instandhoudingspian aan gekoppeld is, Binnen een door de gemeenten in gang te zetten nieuwe gemeentelijke aanpak zouden de volgende stappen verwerkt moeten worden, Zodra een eigenaar van een monument of beeldbepalend pand aangeeft restauratieplannen te hebben wordt deze door de gemeente goed voorgelicht, gestimuleerd en begeleid. Als een monument wordt gerestaureerd dient er eerst inzicht te bestaan in de kwaliteit (en dus ook de zwakke punten) van het rnonurnent. Om duurzame instandhoud(g te kunnen optimaliseren wordt de eigenaar door de gemeente goed voorgelicht en begeleid, Ingeval van subsidiÃńring dienen restauratieplannen te worden uitgevoerd, die garanderen dat na restauratie het pand gedurende 15 jaar gevrijwaard is van excessief onderhoud (daermee wordt bedoeld dat buiten het regulier onderhoud geen noodzakelijke hoge investeringen meer nodig zijn als gevolg van verwaarloosd onderhoud), Om goede prioriteiten te kunnen stellen als gemeente is een goed inzicht vooraf in de technische kwaliteit van het monument van belang, Dat inzicht kan worden verkregen via een algehele en actuele "Behoefteraming, "Kwaliteitsnulmetingen" en periodieke "’Monumenten-inspectierapporten", vemcht door een terzake deskundige onafhankefijke partij.
B, Van ’Obj ectgenchtheid" naar "integrale Gebiedsgenchtheid" (monumenten als onderdeel van het landschap): De monumentenzorg heeft zich in de Joop der jaren qua aanpak en benadering steeds meer ontwikkeld van een benadering waarbij voornamelijk het monument "op zichzelf" centraal stond naar een benadering waarbij het monument "als onderdeel van haar omgeving en het landschap" wordt gezien (in relatie tot de ruimtelijke context). Onder meer via "Belvedereprojecten", "Stedelijke Vernieuwingsprojecten" (ISV2), "Cultuurirnpulsen", provinciaai beleid en gemeentelijk beleid aismede door integrale gebiedsgerichte gemeentelijke projecten wordt hier steeds beter invulling aan gegeven.
C. Van "Bijdragen-ineens" naar onderzoekhaetbaarheid Laagrentende Leningen (via "Revolving Funds"j: Laagrentende leningen worden verstrekt uit "revolving funds" die door de overheden worden gevoed (Rijk/ RACM via Nationaai Restauratiefonds, Provinde via Noord Brabants Cultuurfonds en Gemeenten via Nationaal Restauratie Fonds of Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten). Door middel van de zeer lage rente worden eigenaren gestimuleerd tot restauratie, waarbij het verschil tussen de marktrente en de werkelijk te betalen rente (meestal 5% voordeel) als subsidie kan worden gezien, Vervolgens worden de overheidsmiddelen door rente en aflossing gedurende de vooraf afgesproken looptijd van de lening weer teruggestort in het "revolverende" fonds. Deze teruggekomen middelen kunnen daarna vervolgens weer opnieuw worden ingezet voor een ander restauratief doel. Het rijk heeft sinds medio jaren tachtig dit middel als revolving fund ingezet via rijkssubsidies voor rijksmonumenten. Provincies en gemeenten hebben deze constructie in de jaren negentig ontdekt en daar ervaringen mee opgedaan. Of de instelling van een revolverend fonds interessant is hangt mede af van de doelgroepen, de fiscale status daarvan, het soort object, de daadwerkelijke investeringsbehoefte (teningshoogte en lengte vsn de looptijd) per object en het feit of de desbetreffende gemeente de eventuele risico’s aanvaardbaar vindt en bereid is in te investeren in de kennis en capaciteit van de ambtenaren die deze regefing moeten gaan uitvoeren. Dit komt in hoofdstuk 3 en 4 nader aan de orde. Het evalueren van de effectiviteil van het huidige subsidie-instrumentarium en het op grond daarvan actualiseren of kiezen voor een geheel nieuwe opzet van het subsidie- en kwaliteitsinstrumentariurn is een actuele doelstelling. De meest optimale vorm is een subsidiemethodiek die is afgestemd op de gemeentelijke taakstelling, voornoemde benaderingswijzigingen en een "Behoefteraming (waarmee prioriteiten kunnen worden bepaald). Daarvoor zal eerst inzicht dienen te bestaan in de Eindhovense restauratietaakstelfingen en doelgroepen.
10
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeente/jik Monurnentensubsidiebeieid anno 2007
1.3 Taakstellingen monumentensubsidiebeleid en de rol van het subsidieinstrumentarium Op basis van het hiervoor gegeven inzicht in de: taakstellingen van zowel de landelijke, provinciale als gemeentelijke monumentenzorg in relatie tot subsidies; veranderingen in benadering en doelstellingen monumentenzorg in relatie tot de kwaliteitszorg, wordt tezamen met de prioriteiten van het Eindhovens monumentenbeleid duidelijk waar voor gemeente Eindhoven de relevante taakstelling ligt op het vlak van de restauratie van haar gemeentelijke onroerend cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij is het reievant dat per type monument en voor welke categorie monumenten inzichtelijk is voor welke monumenten er al subsidies beschikbaar zijn (Rijk en Provincie) en hoe structureel dat is. Vervolgens wordt duideiijk voor welke monumenten nog geen goede (en structurele) subsidies beschikbaar zijn (gemeente) en zal bekeken moeten worden in hoeverre daarvoor middelen beschikbaar kunnen komen. Vervolgens is het noodzakelijk om te weten op welke wijze dit kan worden gerealiseerd (via revolving fund, bijdrage-ineens of door middel van een regeling, die voorziet combinatie van deze twee vormen). Door inzicht te hebben in de kwaliteit van het Eindhovens cultureel Erfgoed (op basis van aen actuele "Behoefteraming") en inzicht in de typen en grootte van die monumenten, kunnen vervolgens prioriteiten worden bepaald en kan een meerjarenraming worden gemaakt van mogelijke restauraties. Zo kan er op basis van concreet inzicht worden bepaald;
A. voor welke rijksmonurnenten rijkssubsidies kunnen worden aangevraagd en in welke prioriteitsvolgorde; B. wanneer de eigenaren van deze rijksmonumenten door de gemeente hierin actief worden gestimuleerd; C, wat de hoogte van de mogelijk beschikbare Rijkssubsidies is (afhankelijk van de aard van het eigendom); D. voor welke rijksmonumenten in eigendom van de gemeente Eindhoven rijkssubsidies kunnen worden E.
C. F.
aangevraagd en in welke prioriteitsvolgorde; wanneer de gemeente subsidieaanvragen van deze dijksmonumenten voorbereidt en indient; de hoo te van de mo eli’k beschikbare rl’kssubsidies voor ri’ksmonurnenten in emeenteli’k ei endom; voor welke gemeentelijke monumenten en panden binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht provinciale subsidies kunnen worden aangevraagd en in welke prioriteitsvolgorde; wanneer de eigenaren van deze gemeentelijke monumenten en panden binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht door de gemeente hierin actief worden gestimuleerd; wat de hoogte van de mogelijk beschikbare provinciale subsidies is (afhankelijk van aard v.h. eigendom); voor welke gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden gemeentelijke subsidies kunnen worden aangevraagd en in welke prioriteitsvolgorde;
wanneer de eigenaren van deze gemeentelijke monumenten en panden en beeldbepalende panden door de gemeente hierin actief worden gestimuleerd; wat de hoogte is van de mogefijk beschikbare gemeentelijke subsidies (afh. van de aard v.h. eigendom).
Inzicht in de (jaarlijkse) restauratiebehoeRe van inonumenten en beeldbepalende panden, waarvoor de gemeente Eindhoven subsidies beschikbaar wiI stellen, is noodzakelijk om: 1. ingeval van restauratiesubsidies in de vorm van een bijdrage-ineens aan de gemeenteraad de jaarlijkse behoefte aan financi51e middelen te kunnen verantwoorden; 2. ingeval van een Revolving Fund"-systematiek de noodzakelijke grootte van het fonds te kunnen vaststellen: ingeval de gemeente bij een revolverend fonds jaarlijkse zekerheid omtrent de structurele inzetbaarheid wil hebben dan mag zij jaarlijks maximaai 15% van het in het fonds gestorte bedrag benutten. Dit betekent dat de noodzakelijke fondsgrootte wordt bepaald door de op basis van voornoemd inzicht vastgestelde jaarlijkse behoefte aan restauratiesubaidies te delen door 0,15 (stemt overeen met landelijk ontwikkelde kengetallen); 3, ingeval van een combinatie van de onder 1. en 2. genoemde vormen te bepalen voor welk type restauraties
en welke soort monumenten jaarlijks budget beschikbaar zou moeten worden gesteld in de vorm van bijdragen-ineens en in de vorm van laagrentende restauratieleningen via het revolverend fonds.
Momenteel bestaat er geen actuele behoeReraming of inzicht in de kwaliteit van de monumenten in Eindhoven. Op basis van de kengetagen bij subsidieaanvragen tot op heden is enige inschatting te geven in de jaarlijkse behoefte aan financiÃńle ondersteuningsmiddelen voor restauraties aan monumenten en beeldbepalende panden. Daar de werkelijke subsidiebehoefte hoger is dan de subsidiebehoeRe, gebaseerd op ingediende subsidieaanvragen, dient er bij de bepaling van de jaarlijkse behoeftebepaling een bijstelling omhoog te worden toegepast. immers behoort het tot de gemeentelijke taaksteliing om ook eigenaren van zeer slechte monumenten en monumenten met een dreigend verdergaand verval (die niet direct geneigd zijn tot restauratie, terwijl dat uit oogpunt van monumentenzorg wel wenselijk is), actief te stimuleren tot restauraties.
11
Nota Aandachtspunten Revolvrng Fund in het Gemeenteljik Monumentensuheidiebeleid anno 2007
"Overzicht inzake subsidiemogelijkheden monumenten" Als we het bovenstaande inzichtelijk maken op basis van het soort monumenten, de subsidieregeling waaronder ze kunnen vallen, dart ontstaat er het onderstaande "Overzicht inzake subsidiemogefijkheden monumenten".
Rijksmonumenten Woningen
BRRM (alleen af te wikkelen projecten) +
BRIM (RMauratiefondshypotheek NRF
o basis van Revolvlh Fund
Boederijen
BRRM (alleen af te wikkelen projecten) +
(niet fuctlorvaei)
BRIM (Resiauratlefondshypotheek NRF
Boerderijen
BRRM (alleen af te wikkelen prpjeCten) +
o basis van RevoMn Fund
Op basis van Rijksbehoefteraming en ri’karamin en Op basis van Rljksbehoefteraming en
Staat in GRUP zie Rijksbeschikking Staat ln GRUP zie Rijksbeschikking
rl’ksra
Op basis van Rijksbehoefteraming en
Staat in GRUP zfe Rijksbeschikking
Slaat in GRUP zie Rijksbeschikking zie Rijksbeschikking
(wel in functie)
BRIM (Restaurarefondshypotheek NRF
Relfgieuze gebouwen
BRRM (alleen af te wikkelen projecten) + BROM (tot 2010 d.m.v. subsidie) + BRGR (Kanjerregeling voor grootschalige restauraties d,m v. subsidie) + BRIM (instandhouding via, subsidie+ restauratleachterstandsregefing d.m.v. subsidie afh,v, ef endorn BROM (tot 2010 d.rn.v. Subaidle) + BRIM (vanaf 2006, niet fiscaal relevant d.m.v. subsidies en fiscaal relevant d.m.v. Restauratiefondshyp.
Op basis van Rijksbehoeltaraming en rijksramingen
Op basis van Rijksbehoefteramfng en rtjksramingen
Staal In GRUP zfe Rijksbeschikking
BRRM (alleen af le wikkelen projecten) + BROM (tot 201 0 d,m,v. subsidie) + BRGR (Kanjerregeling voor grootschalige restauraties d,m.v, subsidie) + BRIM (m.l. 2006 instandhouding via subsidie + restauratieachterstahdre-
Op basis van Rijksbehoefteraming en rijksramingen
Staal in GRUP zie Rijksbeschikking zie Rijkabeschikking
Molens+gemalen
o basis van Revolvi Fund
zfe Rijksbeschikking
via het NRF obv. Revolvi Fund
Kasteten en Lahdhuizen
zie Rijksbeschikking
elin via subsidie aih,v,e endom Losse objecten en Overige rljksmonumenten Historische Buitenplaatsen
BRRM (alleen af te wikkelen projecten) + BROM (tot 2010 d.m.v. subsidie) + BRIM (ihstandhoudihg via. subsidie + restauralieachtersta hdsregeling d.m.v. subsidie BRHB (specaek voor historische builenplaatsen d.m.v. subsidie alhankeI ’k van ei endorhssitualie
Op basis van Rijksbehoefteraming en rijksramingen
Staat in GRUP zfe Rljksbaschikking zie Rfjksbeschikking
Op basis van Rijksbehoefteraming en ri’karamfn en
zie Rijksbeschikking
’ subsi.âĂđ’;:.,
drfigi ’
(eg i]K, 4
u’ t$.v ’
fonds
v;,
RACM = Ri kadiehSI VOOr ArCheOIO ie, Cuffuuriaiidscha en MOhumehleh GRUP = Gerheehteli’k Reatauraue Uitvcerih S Pre ramma 6 RM = Besluit Rikssubsidied Restauratie Monumenten BRIM = Besluit Ri’kssubsldieri Instandhoudin Monumenten 6 OM = BeSluit Ri kSSubaididdih Onderhpud Monumenten BRHB = Bealuit Rrkaaubafdierin HiStpriSChe Buiteh laatSen B GR = Besluit Ri kssubsidlerin Grootschali e Restauraties lSV2 = Ihvesterih abu
12
Nota Aandachtspunten Revoiving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeteid anno 2007
0 IB
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenteljik Monumentenaubsidiabeleid anno 2007
Hoofdstuk 2.0 2.0 Met huidige situatie van het Eindhovense monumentensubeidiebeleid 2.1 Het Eindhovense monumentensubsidiebeleid van 2000 tot het heden
2.2 Knelpunten in het huidige monurnentensubsidiebeleid en de beschikbaarheid van middelen 17 2.3 Gewenste doelgroepen, restauratietypen, subsidie- en leningsvormen en budgethoogten
19
Nota Aandachtspunten Revoiving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeteid anno 2007
2.1 Het Eindhovene subsidiebeleid eri het monumentenbestand van 2001 tot heden Subsidiebeteid, iandelij ke situatie ten opzichte van het Eindhovense restauratie subsidiebeleid:
A f Subsidiemo ii kheden voornaamste voorri ksmonumenten zie ook overzicht ara raaf 1,4 De "oude rijkssubsidieregelingen, te weten "Besluit Rijkssubsidiering Restauratie Monumenten" (BRRM-’97) en het "Besluit Rijkssubsidi&ng Onderhoud Monumenten" (BROM) gaan over naar een nieuwe rijksregeling (BRIM). Voor rijksrnonumenten bestaat er nu nog hoofdzakelijk financiele ondersteuning van de rijksmonumenteigena ren om effectieve inslandhouding van het rijksmonumenten mogelijk te maken (valt onder rijksverantwoordelijkheid). Het "Besluit Rijkssubsidiering Instandhouding Monumenten" (BRIM) is gebaseerd op het beleid dat erop Is gericht om een verschuiving te bewerkstelligen van restauratie naar planmatig onderhoud. Naast de elders in dit rapport genoemde fiscale aftrekrnogelijkheid van een gedeelte van het onderhoud van het monument bestaat de "rijkssubsididrfng" uit ofwel een subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens ofwel uit een iening, gebaseerd op een
revolving fund. Aanvragen voor een lening worden ingediend bij het NRF en aanvragen voor subsidie bij de RACM. De instandhoudingkosten worden niet volledfg gesubsidieerd of gefinancierd. Als er sprake is van subsidie, dan is het percentage afhankelijk van het soort monument en van de juridische situatie van de eigenaar. Voor nief fiscaal relevante eigenaren (zoals stichtingen, kerkgenootschappen e.d.) is op basis van de ervaringen met rijksregelingen gebleken dat subsidieconstructies in de vorm van bijdragen-Ineeris het rrieest interessant blijven,
Om die reden is dan ook geregeld dat niet fiscaal ielevante eigenaren geen laagrentende lening krijgen, maar een subsidie in de vorm van bijdragen-ineens. Voor aanvragers van subsidie geldt als voorwaarde dat een ’meerjaren-instandhoudingsplan’ wordt opgesteld voor een periode van zes jaar. Dit plan is de basis voor subsidie. Deze voorwaarde geldt niet voor eigenaren die een beroep doen op een lening, Ingeval van leningen voor de overige eigenaren is de omvang van de lening afhankelijk van de fiscale status van de eigenaar, De lening wordt verstrekt in de vorm van een restauratiehypotheek. Eigenaren die recht hebben op fiscale aftrek van onderhoudskosten kunnen een (laagrentende) lening krijgen tot maximaal 70% van de door de fiscus vastgestelde aftrekbare kosten. Een restauratiehypotheek bij rijksmonurnenten, gebaseerd op het revolving fund, is gebonden aan een maximum van 0 250,000 per monument. Ook geldt dat de vastgestelde fiscale onderhoudskosten hoger moeten zijn dan een grenswaarde in relatie tot de woz-waarde. De (annuiteiten)lening wordt verstrekt in de vorm van een hypothecaire lening voor een periode van maximaal 30 jaar en tegen een rente die 5% ligt onder de gemiddelde marktrente. Het minimum rentepercentage is 1,5%, de rentevastperiode 10 jaar. Uiterst incidenteel kunrien dijksmonurnenten met een grote restauratieachterstand een beroep doen op de eindige "Regeling Rijkssubsidi5ring Wegwerken Restauratieachterstand" (het rijk kent hier jaarlijks slechts 2 a 3 aanvragen per provincie toe).
A2 Stimuierin be eieidin en iannin aanvra en subsidies voorri ksmonumenten uit Eindhoven Op basis van de beschikbare subsidieregelingen voor rijksmonumenten voert gemeenfe Eindhoven nog geen actief beleid om in overleg met de eigenaren waar noodzakelijk de beschikbare rijkssubsidies aan te vragen op grond van de in paragraaf 1.3 aangegeven rijkssubsidies voor rijksmonumenten (zie ook overzicht paragraaf 1,3). Zij neemt wel de binnenkomende aanvragen voor restauratiesubsidie van rijksmonumenten in ontvangst, doch neemt (nog) niet zelf het initiatief om eigenaren van rijksmonumenten, die noodzakelijke restauraties behoeven, over de rijkssubsidies en procedures voor te lichten. Ook beschikt de gemeente niet over een actuele behoefteraming (die VOOr rijkamOnumenten in 2001 vOOr het laatSt iS VencCht. OOk na restauratie Van het rijkemOnument
geeft de gemeente (nog) geen actieve voorlichting over de mogelijkheden voor effectieve instandhouding van het rijksmonument. Gezien de grote verschillen tussen de subsidieregeling van rijks- en gemeentelijke monumenten bestaat er nog geen afstemming tussen het subsidiebeleid van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten,
8 f Subsidiem 8’kheden voor erneenteii ke monumenten: Voor 2001 beschikte gemeente Eindhoven weliswaar over een subsidieverordening inzake restauratie van gemeentelijke monumenten, doch waren er geen financiÃńl middelen voor dat doel beschikbaar. Gezien de erkenning van de gemeentelijke taakstelling over de noodzaak van restauratiestimulatie voor haar gemeentelijke onroerend cultuiele erfgoed is na 2001 een geineentelijke restauratiesubsidieregeling van toepassing verklaard. Daaarbij kwamen gemeentelijke monumenten in aanmerking voor een subsidie van 75% van de subsidiabele restaurafiekosten met een subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens van f 6.800,ÃćâĆňâĂİ tot een maximale bijdrage tot f 15.000,ÃćâĆňâĂİ per monument, In 2003 heeft de gemeenteraad de "Subsidieverordening Gemeente Eindhoven, onderdeel "Gemeentelijke Monumenten Eindhoven" vastgesteld (inwerkingtreding per 1 januari 2004). Op grond
van deze subsidieverordening zijn er voor gemeentelijke monumenten subsidies mogelijk in de vorm van bijdragen ineens. Voor gemeentelijke monumenten, zijnde een woonhuis, kan de subsidie 50% van de subsidiabeie restauratiekosten bedragen met een maximum van C 10.000 in de vorm van een bijdrage-ineens. Voor de overige gemeentelijke monumenten geldt voor de kleinere monumenten (tot 800 m3) voornoemd maximum en geldt voor
de grotere overige gemeentelijke monumenten (groter dan 800 rn3) een bijdrage van eveneens 50% van de subsidiabele restauratiekosten, doch met een subsidiemaximum van in zijn totaliteit 6 50.000 in de vorm van een bijdrage-ineens. Het jaarlijks voor restauraties van gemeentelijke monumenten beschikbaar gestelde subsidiebudget bedraagt vanaf die tijd (en ook rnomenteei) 6 200.000 per jaar.
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenteljik Monumentensubsidiebeleid anno 2007
Daarnaast is het NRF samen met het Prins Bernhard Cuftu(frfonds (PBC) in het merendeel van de provincies gestart met Cultuurfondsen voor Monumenten (waaronder in Noord-Brabant). Uit deze provinciale fondsen worden de zogeheten ’Culfuulfondshypotheken’ verstrekt op basis van een revoiverend fonds. Het betreft hier laagrentende leningen, waarvan het rentepercenfage zo’n 5% onder de gangbare marktrente ligt (met een minimum van 1,5%). De looptijd van deze lening bedraagt maximaal 30 jaar en de maximale lening bedraagt 6 50.000, DeZe BCultuurfOndehypctheek" kunnen eigenaren Van gemeentelijke monumenten en panden binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht of geplaatst op de "Cultuurhistorische Waardenkaart van provincie Brabant in overleg met de gemeente en eventueel via het "Monumentenhuis Brabant" aanvragen bij het Prins Bernhard Cuftuurfonds. Na een positieve kredietbeoordeling verzorgt het NRF de administratie en de uitbetaling van de laagrentende stimuleringsiening. De gemeenten zelf zijn verantwoordelijk voor de algehele stimulering, voorlichting, kwaliteitsbewaking, een-loketfunctie, oplevering, afwikkeling alsmede het confact met de eigenaar.
82 Rimuierin b leidi en anni aanvra n subsidies voor emeenteli ke monumenten uit Eindhoven Op basis van voornoemde subsidieregelingen voor gemeentelijke fnonumenten voert gemeente Eindhoven sinds januari 2004 (inwerkingtreding huidige subsidieverordening) het beleid om in overleg met de eigenaren op grond van de gemeentelijke subsidieverordening gemeentelijke restauratiesubsidie toe te kennen. Zij vervult daarin tot op heden nog geen bijzonder actieve en sfimuierende rol. Ook geeft zij (nog) geen actieve en vroegtijdige voorlichting aan eigenaren van gemeentelijke monumenten en beeidbepalende panden binnen een van de vijf beschermde stads- en dorpsgezichten om gebruik te maken van de in paragraaf 1.3 genoemde "Prins Bernhard C uit uurfonds regeling, waarbij laag rentende restauratieregelingen kunnen worden aangevraagd (gebaseerd op het door de provincie via het Nationaal Restauratie Fonds ingestelde revolverende fonds). Ook ten aanzien van
gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden beschikt de gemeente (nog) niet over een actuele "Behoefferaming . Daardoor kan zij voor haar totale rnonumenfenbestand op basis daanran nog geen prioriteiten stellen en bepalen bij welke objecten eigenaren door de gemeente actief gestimuleerd zouden moeten worden en doorzien waar een echte restauratienoodzaak is. Omdat de gemeente ais gevolg daarvan nog geen inzicht heeft in de restauratieachtefstand en nog geen restauratiesubsidiebeieid heefl dat voorziet in de afstemming van alle
aanwezige subsidieregelingen voor alle in Eindhoven aanwezige monumenten (aangegeven in paragraaf 1.3), worden op dit rnornent de beschikbare subsidiegelden (van rijk, provincie als gemeente) nog niet optimaal benut.
De gemeente Eindhoven heeft geen evaluatiegegevens bijgehouden van de reeds eerder door de gemeente toegepaste revolverende fondsen, zoals het destijds (zo’n 10 jaar geleden) voor parficuliere woningverbetering ingestelde revolverende fonds, beheerd door hef Nationaal Restauratie Fonds. Het zou waardevol zijn om de evaIuatiegegevens van deze regelingen fe betrekken bij de mogelijke afweging van de haalbaarheid voor een nieuw revolverend fonds ten behoeve van restauraties. Deze gegevens zijn echter niet beschikbaar gebleken. Het meer actuele door de gemeente ingestelde revolverende fonds voor "Startersleningen" (2’ hypotheek voor starters op de koopwoningenmarkt van maximaal 6 53.000,ÃćâĆňâĂİ met een looptijd van 30 jaar en een rentepercentage van ruim
5%, doch de eerste 3 jaar rente- en aflossingsvrij en een gemeenferekening van 6 5.000.000, beheerd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten), is zo wezenlijk anders dat deze niet vergelijkbaar Is.
In den lande zijn er echter wel restauratieregefingen, gebaseerd op een revolverend fonds van zowel het "Nationaal ReStauratie FOndS’ (NRF) alS hef BStimuleringSfOndS VOlkShuiSVeSting NederlandSe gemeenten" (SVn). De
ervaringen van deze gemeenten zijn in bijlage 1 van deze nota aangegeven. Op basis van de door de gemeente
verkregen ervaringsdjfers op grond van de huidige subsidieverordening voor restauratie van gemeentelijke monumenten blijkt in de periode van 2001 tot en met 2007 met name voor de volgende doelgroepen een investerings- en subsfdfebehoeRe te bestaan: Doelgroep:
Fteoate status: investering hoger of lager dan
Aantal Aanvragen Totaal ten%, t.o.v.totaal)
4 3SAXX)
Overheid+Stichting
Particulier Particulier
Niet BTW- hoger
13 (6.D%)
pet&eh
5 26% BTBBPBÂż t’ h BTBBPBPtt te et 195 91 5’1
Gezien het feit dat uit landelijke ervaringscijfers is gebleken dat een subsidie in de vorm van een laagrentende restauratielening mef name bij de hogere investeringen inferessant wordt, ligt de minimale restauratieleninghoogte om en nabij de E 35.000,ÃćâĆňâĂİ. Het is daarbij opmerkelijk te zien dat zo’n 91,5% van de investeringen in restauraties van monumenten door particuliere (betastingpiichtige) eigenaren in Eindhoven onder de 6 35,000,ÃćâĆňâĂİ
ligt (en zelf meestal ver daaronder, gemiddeld +i- 6 20.000), Vervolgens blijkt op basis van de van 2001 tot en met 2007 ingediende aanvragen 6% te bestaan uit partijen die niet b.t.w.-piichtig zijn. Op grond van de jarenlange
16
hlofa Aandachfspunfen Revolving Fund in hef Gemeentelijk Monumenfensubsidiebeleid anno 2007
ervaringen met rijksregelingen is voor die categorie bij rijksmonurnenten bepaald dat voor hen subsidiering in de vorm van een bijdrage-ineens het meest passend is en niet de vorm van een laagrentende restauratieregeling. Er is in Eindhovense situatie (van 2001 t/m 2007) gebleken dat er slechts een zeer kleine categorie belastingplichtige eigenaren is (2,5%) waarbij de subsidiabeie restauratiekosten hoger zijn dan 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ en waarvoor een laagrentende restauratielening interessant zou kunnen zijn. Wij zullen hier in hoofdstuk 3 verder op ingaan.
Afonumentenbesfand, Eindhovense situatie fen opzichte van de landelij ke situatie:
A2 Ri ksrnonumenfen Eindhovense situatie: Gemeente Eindhoven telt 146 geregistreerde rijksrnonumenten (volgens de formeie opgave van afdeling Registratie van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, peildaturn december 2007) Deze 146 rijksmonumenten bestaan gedeeltelijk uit complexen en meerdere woningen. Op grond van de Monumentenwet heeR de gemeente een wettelijke taak bij de bescherming/instandhouding van deze rnonurnenten.
A1 Ri’ksmonumenten landeli’k: De totale hoeveelheid rijksmonumenten bedraagt landegijk ruim 50.000 rijksmonumenten. Hieronder valt ook een groot aantal monumentcomplexen, waarbij slechts gedeeltelijk sprake is van woningbouwcornplexen, Het werkelijke totale aantal objecten komt dientengevolge uit op ruim 60.000 rijksmonumenten, Het algehele Nederlandse onroerende erfgoed bestaat uit zowel rijksmonumenten, provinciale monumenten (in Brabant bestaan geen
provinciale monumenten), gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden in beschermde stads- en dorpsgezichten. Dat totale monurnentenbestand bestaat voor circa 80% uit woningen. Een groot deel daarvan is
particufier bezit en wordt bewoond door de (particuliere) eigenaar. De grootste verhuurders van woonhuisrnonumenten zijn globaal onder te verdelen in de zogenaamde restaurerende instellingen (zoals onder meer "Vereniging Hendrick de Keyser", de NV’s en Stichtingen Stadsherstel", woningcorporaties en gemeenten). Uit onderzoek blijkt dat het bezit van de restaurerende instellingen voor het grootste deel bestaat uit woonhuisrnonumenten, waarvan in totaai ongeveer 2,000 als rijksmonument zijn beschermd. Ook woningcorporaties bezitten naar schatting 2.000 woningen die als rijksmonument zijn aangemerkt, Gemeenten bezitlen naar schatfing eveneens +I- 2.000 woonhuismonurnenten. De aantallen rijksmonumenten lopen per gemeente sterk uiteen.
B1 Gemeenteii’ke monumenten Eindhovense situatie; Ook in Eindhoven zijn de meeste gemeentelijke monumenten woonhuizen. In zijn totaliteit beschikt Eindhoven over +i- 1.244 geregistreerde gemeentelijke monumenten. Uit de Wederopbouwperiode zullen naar verwachting een behoorlijk aantal monumenten aan de gemeentelijke monumentenlijst worden toegevoegd. Daarvan bestaat een deel uit industriÃńle complexen en naar schatting wederom een wezengjk deel uit woonhuismonumenten.
B2 Gemeenteli’ke monumenten landeli’k: ln totaal staan er 37.868 objecten op gemeentelijke monumenteniijsten in Nederland. Deze zijn met name gelegen in Brabant, Utrecht, Zuid-Holland en Gelderland. Wet is onbekend hoeveel gemeentelijke monumenten een woonfunctie hebben. De meeste gemeentelijke monumenten zijn echter woonhuizen,
C1 Beschermde stads- en do s ezichten Eindhovense situatie: ln gemeente Eindhoven zijn er 5 van rijkswege beschermde stads- en dorpsgezichten (te weten het "Witte Dorp", "Philipsdorp", "Villapark Tongelre", "Den Elzent’ en "Riel". Ook hier bestaat het merendeel uit woonhuizen,
C2 Beschermde sfads- en do zi hten landeli’k In Nederland zijn er ruim 350 beschermde stads- en dorpsgezichten. Het gaat hier om gebieden met een bijzonder, historisch karakter. Dit historisch karakter is in de loop der tijd gegroeid of is op basis van een specifiek ontwerp tot stand gekomen, Een groot aantal woonhuizen is gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht.
D1 Gebieden mef een ho e BeeldAwaiifei Eindhovense situatie::, Naast voornoemde soorten onroerend erfgoed als object bestaan er ook nog de gebieden met een hoge beeldkwaliteit. Deze gebieden betreffen de aanwezige en duidelijk zichtbare structuren binnen de gemeente Eindhoven die zo waardevol zijn dat het van belang is ze te handhaven c.q. te versterken, Voor deze gebieden is nog geen bescherining geregeld door middel van een status als beschermd stads- of dorpsgezicht. Momenteel is voor de gemeente Eindhoven nog niet (volledig) geinventariseerd welke gebieden dit zijn.
D2 Gebieden met een h e Beeidkwaliieif landeli’k: Landelijk gezien worden normaliter de gebieden met een hoge beeldkwaliteit (die nog niet juridisch verankerd zijn) goed geinventariseerd, beschreven en gedocumenteerd. Na opneming in de (periodiek te actualiseren "Welstandsnota" dienen deze gebieden verwerkt te worden in de te actualiseren van toepassing zijnde besternmingsplannen en te worden betrokken bij de opstelling van (grote) ruimtelijke plannen en ontwikkelingsvisies.
17
Nota Aandachtspunten Revohnng Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeleid anno 2007
2.2
Knelpunten in het huidige monurnentensubsidiebeleid en de beschikbaarheid van middelen Knelpunten en aanbevelingen Monurnentenaubeldiebeleid: A. De gemeente heeR de taak de eigenaren van djksmonumenten goed en in een vroeg stadium voor te lichten, subsidie- en vergunningsaanvragen te behandelen en hen te ondersteunen bij restauratie en onderhoud van hun monument. Door deze taak heeft de gemeente de mogelijkheid eigenaren te stimuleren hun monumentale bezit te restaureren of goed te onderhouden. De gemeente kan restauraties begeleiden en daardoor de kwaliteit bewaken. Gelet op de reeds in gang gezette verdere decentralisatie van de kwalitatieve taken van rijk naar de gemeente, is het belangrijk de nieuwe, meer verantwoordelijke gemeentelijke taakstelling ten aanzien van de kwaliteit van monumenten opnieuw te formuleren en vast te leggen binnen haar te actualiseren monurnentenbeleid. Nog meer dan nu komt dan de nadruk te liggen op de ehn-lokeffunctie en de taak van de gemeente bij instandhouding, beheer, kwaliteitsbewaking en integratie van monumenten en beeldbepalend onroerend goed binnen het ruimtelijk beleid.
6. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen naast de fiscale aRrek voor een deel van de onderhoudskosten een beroep doen op rijkssubsidie, voornamelijk op basis van het "Besluit Rijkssubsidi5ring Instandhouding Monumenten" (BRIM). De overige nog geldende rijkssubsidies worden na 2011 beeindigd. De nieuwe "BRIM-rijkssubsidie" is zodanig vormgegeven dat het accent op Instandhouding zal komen te liggen. Fiscaal relevante eigenaren van rijksmonumenten (belastingplichtig) kunnen alleen in aanrnerking komen voor een laagrentende lening, gebaseerd op een revolving fund en eigenaren die niet belastingplichtig zijn kunnen alleen in aanmerking komen voor subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens. Eigenaren van gemeentelijke monumenten kunnen een beroep doen op gemeentelijke restauratiesubsidieregeling en beperkt op de provinciale regeling van het Prins Bernhard Cultuurfonds (gebaseerd op een revolving fund). Ook eigenaren van beeldbepalende panden kunnen beperkt een beroep doen op voornoemde regeling van het Prins Bernhard Cultuurfonds via de provincie en het NRF. Momenteel kunnen de eigenaren van beeldbepaiende panden in een beschermd stads- of dorpsgezicht op basis van de huidige subsidieverordening voor restauraties van monumenten in gemeente Eindhoven nog geen beroep doen op Rnanciele ondersteuning ten behoeve van instandhouding van hun pand, Hierin zou de te actualiseren gemeentelijke restauratiesubsidieregeling in de toekomst in kunnen voorzien.
C, Nader onderzoek naar gebieden met een hoge beeldkwaliteit is gewenst om er vervolgens voor te kunnen zorgdragen dat deze gebieden worden vastgelegd in de in elke gemeente verplichte "Welstandsnota", waaraan voor die gebieden een bepaald welstandsregime (strengere toetsing) en kwaliteitsbeleid geldt. Ook in deze gebieden kan er een subsidiebehoefte zijn voor zowel eigenaren van monumenten, beekibepalende panden als panden zonder status, die geplaatst zijn (of worden) op een vastgestelde of nader vast te stegen "Lijst van Karakteristiek Waardevolle Bebouwing gemeente Eindhoven". Op deze wijze kan zowel kwaliteitsbeleid op restauratieplanniveau als in ruimtelijke zin worden gestimuleerd.
D, Woningcorporaties en restaurerende instellingen (zoals "Stichtingen Stadsherstel", kerkbesturen e.d.) zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Dientengevolge kunnen zij geen beroep doen op de bij rijksmonumenten ingestelde fiscale aftrekmogelijkheid van een deel van de onderhoudskosten aan rijksmonumenten. Bij gemeentelijke monumenten bestaat er sowieso geen fiscale aflrekrnogelijkheid voor een deel van de onderhoudskosten. Om goede instandhouding te kunnen stimuleren bij alle eigenaren van monumenten is het belangrijk dat in de toekomst waar mogelijk de gemeentelijke restauratiesubsidieregeling wordt afgestemd op de bestaande overige subsidieregelingen ten behoeve van restauratie. Dit betekent dat er een regeling wordt nagestreefd waarbij effectieve instandhouding wordt gestimuleerd. E, Een zoveel mogelijk op de andere restauratieregelingen afgestemde aanpak zou zowel de transparantie vergroten als de voorlichting en de begeleiding aan eigenaren kunnen vergemakkelijken. Dat zou betekenen dat de mogelijkheid voor een revolving fund voor gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden een logisch vervolg zou kunnen zijn op de regeling voor rijksmonumenten en de provinciale regeling voor gemeentelijke monumenten en beeidbepalende panden binnen beschermde gezichten.
F. Het is zaak dat bij een te actualiseren in restauratiesubsidieregeling rekening word gehouden met het type monument, de aard van de investering en het type eigenaar, Voor fiscaal relevante (belastingplichtige) eigenaren zou een laagrentende reslauratieiening (boven de +i- 6 35,000,-) haalbaar kunnen zijn, terwijl het voor niet fiscaal relevante eigenaren ÃćâĆňâĂİ net zoals bij rijksmonumenten ÃćâĆňâĂİ het minder
risicovol en administratief belastend is een bijdrage-ineens te verstrekken (zie ook hoofdstuk 3).
18
Nota Aandachtspunten Revoiving Fund in hef Gemeenteljik Monumentensubsidiebeieid anno 2007
Knelpunten en aanbevelingen beschikbaarheid van financi@fe gemeentelijke restauratlesubsidies; A. De huidige subsidieregeling voor de restauratie ls alleen bedoeld voor eigenaren van gemeentelijke monumenten, Als gevolg van deze beperking (er zijn ook subsidiemogelijkheden wenselijk voor eigenaren van beeldbepalende panden binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht) worden de eigenaren van beeldbepalende panden binnen een beschermd stads- en dorpsgezicht nog niet voldoende voorgelicht, gestimuleerd en begeleid. Hierdoor wachten deze eigenaren van beeldbepalende panden vaak te lang met het uitvoeren van echt noodzakehjke werkzaamheden, waardoor ook hier een restauatieachterstand kan ontstaan en de beeldkwaliteit van deze beschermde stads- en dorpsgezichten gaandeweg achteruit kan gaan, hetgeen zeker niet wenselijk is.
B, Naast de subsidiering van individuele monumenten en complexen, zullen de mogelijkheden van een integrale, meer gebiedsgerichte subsidiering moeten worden onderzocht. Hierbij kan de restauratie van monumenten dienen als aanjager voor andere investeringen die de cultuurhistorische kwaliteiten van de gebieden met een hoge beeldkwaliteit kunnen behouden en versterken.
G, Ook moet een systeem ontwikkeld worden om de voortgang van de kwaliteitsverbetering bij de op dit moment 1.244 gemeentelijke monumenten en dit nog groeiende aantal (in verband met de selecties in het kader van de "Wederopbouwperiode") alsmede de beeidbepalende panden binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten (en eventueel de panden op de te maken "Lijst van karakteri&ek waardevolle gebouwen" in gebieden met een hoge beeldkwaliteit ) goed in beeld te houden.
D, Het behoud van monumenten is een gemeentelijke kerntaak, In overleg met eigenaren en beheerders zal zoveel mogelijk gestreefd moeten worden naar planmatig onderhoud, zodat het aantal noodzakelijke en kostenintensieve restauraties kan afnemen. Dit is echter een langdurige aangelegenheid omdat eerst de bestaande kwaliteitsachterstand moet worden ingelopen, Daarvoor is een actuele "Behoefteraming voor het totale monumentenbestand noodzakelijk ÃćâĆňâĂİ die nu niet beschikbaar is ÃćâĆňâĂİ waardoor het exacte in-
zicht in de kwaliteitsachterstand ontbreekt. De opstelling van "Meerjaren Onderhoudsprograrnrna’s" zou mogelijk verplicht moeten worden gesteld bij door de gemeente gesubsidieerde reMuraties.
E. Bij de huidige subsidieverordening voor de restauratie van gemeentelijke monumenten is de beschikbaarheid van financlele middelen rechtstreeks afhankelijk van de jaarlijkse bereidheid van de gerneenteraad om al dan niet voldoende middelen voor dat doel beschikbaar te stellen,
F. Ook voor gemeente Eindhoven is gebleken dat vanaf 2004 de druk op het jaarlijks beschikbare restauratiebudget stijgt. In toenemende mate blijkt dat met name de grotere restauratieprojecten (zoals kerken) een behoorlijk beslag leggen op de beschikbare middelen.
G. Eveneens is gebleken dat grotere projecten meerdere jaren achter elkaar (gefaseerd) restaureren en meerdere jaren achter elkaar een beroep doen op de jaarlijks beperkte gemeentelijke financiele middelen ten behoeve van restauratiesubsidies,
H. Hierdoor claimen deze projecten meerdere jaren een aanzienlijk deel van het jaarlijks beschikbare budget, hetgeen ten nadele ls van de overige restauratieprojecten die een (eenmalig) beroep op de gemeentelijke restauratiesubsidieregeling doen. Gelet op het eerder aangegeven steeds grotere gemeentelijke rnonurnentenbestand zijn herhaalde aanvragen een minder wenselijke ontwikkeling, omdat met de toename van het aantal gemeentelijke monurnenten (in het kader van de "Wederopbouwperiode’) er ook een toename verwacht mag worden van de verzoeken om restauratiesubsidie van gemeentelijke monumenten (en beeldbepalende panden). Eveneens zal na het beschikbaar karnen van een actuele "BehoeReraming" blijken dat op basis van de geconstateerde "restauratieachterstand" een toenemend gebruik van de beschikbare middelen voor restauraties nodig zal zijn om de kwaliteit van het cultuurhistorisch erfgoed binnen gemeente Eindhoven beheersbaar te houden,
J, De huidige subsidieverordening voor gemeentelijke monumenten heeft geen adequate oplossing en financiele ondersteuning voor eigenaren van gemeentelijke monumenten, zijnde kerken en religieuze gebouwen.
K Om de kwallteilsachterstand bij beschermde monumenten fors terug te brengen, dienen passende subsidiebudgetten voor restauratie beschikbaar te zijn. Er zal moeten worden gezocht naar mogelijkheden om de gemeentelijke financi6le middelen ten behoeve van restauratie voor het Eindhovens erfgoed efficlenter in te zetten voor de doelgroepen waar op grond van de ervaringscijfers van gemeente Eindhoven vraag naar is.
Nota Aaridachtspunfen Revolvirtg Fund in hef Gemeenteljik Monumerlterlsubsidlebeleid anno 2007
2.3 Gewenste doelgroepen, restauratietypen, subsidie- en leningsvormen en budgethoogten Voor de verdere concretisering van een gedegen subsidieregeling, eventueel gebaseerd op een revoiverend fonds, is eerst een goed inzicht nodig in de gewenste doelgroepen en restauratietypen, de mogelijke subsidievorrnen en eventuele leningsvOImen en de budgethOOgten die voar de in Eindhoven vOorkomende reStauratieS het best zouden kunnen leiden tot het gewenste resultaat, Daarom zal hieronder op basis van de beschikbare elvartngscijfers worden aangegeven welke onderdelen in het volgende hoofdstuk zullen moeten worden verwerkt.
Zoals reeds eerder aangegeven is op basis van de ervaringscijfers van gemeente Eindhoven ten aanzien van de huidige subsidieverordening voor restauratie van gemeentelijke monumenten van 2001 tot en met 2007 gebleken dat voor de volgende doelgroepen onderstaande investerings- en subsidiesubsidiebehoefte bestaat: Doelgroep:
Fiscale status: Investering Aantal
hoger of Aanvragen Totaal
lager den (en ’Brh, to.vAotaali 0 35.000
OverhelBtB-Stichting
Particulier Particulier
Niet BTW- hoger 13 (6,0%)
PhhhOP BTWPT hh h 2 2.BP 105 Qt solt
BTTPPPT hf
Gezien het feit dat op landelijke ervaringscijfers is gebleken dat een subsidie in de vorm van een laagrentende restauratlelening met name bij de hogere investeringen interessant wordt, ligt de minimale restauratieleninghoogte momenteel om en nabij de 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ. Het is daarbij opmerkelijk te zien dat zo’n 91,5 % van de investe-
ringen in restauraties van monumenten door particuliere (betastingplichtige) eigenaren in Eindhoven onder de 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ ligt (en zelf meestal ver daaronder: gemiddeld ongeveer 6 20,000), Vervolgens blijkt op basis van de
van 2001 tot en met 2007 ingediende aanvragen 6% te bestaan uit partijen die niet b.t.w.-plichtig zijn, Op grond van de ervaringen met rijksregelingen is voor die categorie bij rijksrnonumenten bepaald dat voor hen juist subsidi5ring in de vorm van een bijdrage-ineens het meest passend is en niet de laagrentende restauratielening. Er is
in de Eindhovense situatie van 2001 t/m 2007 gebleken dat er slechts een zeer kleine categorie belastingplichtige eigenaren is (2,5%), waarbij de subsidiabele restauratiekosten hoger zijn dan 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ en waarvoor een laagrentende restauratielening interessant zou kunnen zijn, Wij zullen hier in hoofdstuk 3 verder op ingaan,
De niet belastingplichtige aanvragers hebben met name subsidie aangevraagd voor ofwel fasegewijze restauratie- en onderhcudswerkzaarnheden aan kerkgebouwen en overige grotere gebouwen. De doelgroep, bestaande uit particulieren valt uiteen te splitsen uit restauratiesubsidieaanvragen met een bedrag aan subsidiabele restauratiekosten onder de 4 35.000,ÃćâĆňâĂİ (91,5%) en een zeer beperkt deel boven de 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ (2,5%). Het overgrote
deel van de particulieren heeft dus restauratiesubsidies aangevraagd, waarbij de subsidiabele restauratiekosten sowieso lager waren dan 6 35.GGG,ÃćâĆňâĂİ en in de meeste gevallen zelf behoorlijk veel lager vraren dan dit bedrag. Het
ging dan meestal om niet algehele restauraties van monumenten maar kleine ingrepen, Wellicht zouden de subsidiabele restauratiekosten hoger zijn geweest (en ook hoger dan 0 35,000,-) als de eigenaren werden gestimuleerd tot algehele restauratie van hun pand.
Orn te kunnen bepalen in hoeverre gebruikmaking van een systeem voor laagrentende restauratieregelingen toch nog interessant ls of dat het wellicht interessanter is de huidige subsidieverordening te actualiseren en alleen bijdragen-ineens beschikbaar te stellen of een combinatie van bijdragen-ineens (voor een bepaalde doelgroep) en iaagrentende restauratieregelingen, zullen we nu inzicht geven in de relevante plus- en minpunten die bij de toepassing van een revolving fund een doorslaggevende rol kunnen hebben. Op grond van het vorengaande is in elk geval sowieso relevant dat de bestaande subsidieverordening voor restauraties van het gemeentelijk elfgoed wordt geactualiseerd, waarbij wordt afgestemd op: o de benaderingswijzigingen zoals aangegeven in hoofdstuk 1, paragraaf 1.2; o overige restauratiesubsidieregelingen voor gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden; o de naar gemeenten gedecentraliseerde taken op het vlak van de kwalitatieve monumentenzorg; o het advies voor de te kiezen subsidiemethodiek (ofwel op basis van een revolverend fonds, ofwel een com-
binatie van bijdragen-ineens en restauratieleningen op basis van een revolverend fonds ofwel een geactltaliSeerde reStauratieregeling gebaSeerd Op bijdragen-ineenS alleen (indien een reVOlverend fcndS niet haalbaar blijkt: afhankelijk van het resultaat van de gemeentelijke afweging na verzameling en raadpleging van alle voor een zorgvuldige besiuitvorming noodzakelijke stukken, zie schema 1.0, pagina 6); o een te ontwikkelen Kwalitatieve Monumenten Registratie, waarin de technische noodzaak wordt bijgehouden aan de hand van de door de Monumentenwacht uit te brengen techrusche Ineerjarenplanningen. We zullen hier in hoofdstuk 3 nader op terugkomen.
20
Nota Aandachtspunten Revoiving Fund in het Gemeenteljik tvtonumentensuhsidiebeleld anno 2007
windt)ovens rnonumentenbestandin relatie tot deinvesterin sbehoett c bud e: Uit een door het Ministerie van VROM gehouden onderzoek naar de gemiddelde instandhoudingskosten voor monumenten is gebleken dat de onderhoudskosten verigren ven 0,41% tct 1,49% van de WOZ-waarde en voor nietmonurnenten van 0,21% tot 0,41% van de WOZ-waarde. De noodzakelijke instandhoudingskosten voor monumenten lijken dus substantieel hoger dan voor vergelijkbare niet-monumentale woningen. De hoogte van de benodigde restauratie- en onderhoudskosten hebben uiteraard ook een rechtstreekse relatie met het bouwjaar, de omvang van het onroerend goed en het feit of er al sprake is van verwaarloosd onderhoud. Hoewel de gemeente wej een roi heeft in het stimuleren van deze restaurafies en het zo optimaal mogelijk gebruik maken van deze rijksregelingen, is de investedingsbehoelte voor rijksmonurnenten verder niet van invloed op de hoeveelheid te reserveren budgettaire middelen ten behoeve van restauratie van haar gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. Om die reden kunnen we de investeringsbehoefte van rijksrnonumenten in deze berekening
buiten beschouwing laten, Uitgaande van de eerder aangegeven landelijk ontwikkelde kengetallen inzaKe de jaarlijkse investeringsbehoefte voor monumenten, gecombineerd met cijfers van de gemeente Eindhoven over het type gemeentelijke monumenten, de grootte van de monumenten en de gemiddelde WOZ-waarde, kunnen we
een inschathng geven van de jaarlijks benodigde financiele middelen ten behoeve van deugdelijke instandhouding van het gemeentelijk monument c.q, het beeldbepaiende pand. Daarbij maken we de kanttekening dat er daarbij nog geen rekening is gehouden met de restauratieachterstand bij haar gemeentelijke monumenten c.q, beeldbepalende panden. Op grond van actuele behoefieramingscijfers dienen die cijfers daaraan te worden toe-
gevoegd. Aangezien er geen actuele behoeRerarning voor de gemeentelijke monumenten binnen gemeente Eindhoven bestaat, dient riet een globale inschatting (percentage van de voorraad) rekening te worden gehouden. Gelet op de landelijk ingeschatte restauratieachterstand zou een achterstandspercentage van 10% relalistisch zijn daar het landelijke streefpercentage voor rijksmonurnenten na 2010 geacht wordt 10% te zijn. Dit percentage wordt door diverse partijen bestreden: onder meer de VNG schat in dat dit dichter bij de 20’Ys zal liggen. Daar het hier om een globale raming gaat gaan we vooralsnog uit van 10%, Gezien het gemeentelijk monumentenbestand betekent dit globaal:
Uitgaande van het feit dat bij benadering 80% van het gemeentelijk monumentenbestand uit woonhujsmonumenten bestaat betekent dit: 80 % van 1.244 Gemeentelijke monumenten = afgerond 996 woonhuizen Van de overige gemeentelijke monumenten (20%) zijn er bij benadering 50% < 800 m3 (124) en 50%> 800 m3 (1 24) VOor investeringSbehOefte van beeldbepalende panden wcrdt uitgegaan Van 50% van de gemeente/ijke menumenten
Uitgangspurft: Acceptabel jaarlijks beschikbaar bedrag gaat uit van de doe)stelring om na restauratie gedurende 15 jaar gevrijwaard te Zijn Van grOte uitgaven WaarvOOr een StimuleringSfahing noodzakelijk iS. DientengeVOlge iS het realiatiSCh van een jaarlijkS benedigde ihvesferihgsbeheeRe urt te gaan van de berekende investeringabehceRe gedeeld door 15. Op basis van landelijke kengetallen mirumaal noodzakekjke storting ’Jaarlijkse lnvesteringsrarning" gedeeld door 0,15%
Gelet op het Eindhovense bestand aan gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden, de benadering van de aantallen, de grootte, de WOZ-waardecategori@n en de gemiddelde restauratieachterstand, is een jaar-
lijkse investeringsbehoefte van C 642.160 rebel. Ingeval van een mogelijkheid tot de verkrijging van een laagrentende restauratielening is dan een storling van zo’n 6 4,3 miljoen in een revolverend fonds aan te bevelen.
21
Nota Aandachtspunten Revofving Fund in het Gemeenfeljik Monumentensubsidiebeteid anno 2007
D IC
22
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenteljik Monumentensubaidiebeleid anno 2007
Hoofdstuk 3.O 3.0 Aandachtspunten bij de toepassing van een Revolving Fundconstructie ten behoeve van financiÃńle ondersteuning van restauraties aan gemeentelijke monumenten
3.1 Maatwerk subsidie-instrumentarium diverse monumentencategorieen en eigenaartypen Wat is een laangrentende lening op basis van een "Revolving Fund" ? Wat is het verschil met een bijdrage-ineensregeling?
Zijn er al voorbeelden van dergelijke regelingen?
23 -30
24-30
24 24
24
Hoe verhoudt een dergelijke regeiing zich tot de huidige gemeentelijke ervaring en voor welke doelgroepen en leningshoogten is een laagrentende lening interessant’ ? Hoe groot moet de omvang zijn van een gemeentelijk revolverend fonds?
Eindhovens monurnentenbestand in relatie tot de investeringsbehoefte Op weke wijze kan een revolverend fonds gevoed worden? Maatwerk inhoudelijke financiÃńle advisering door NRF of het SVn
24
26 26 27 28
Kan een storting in een eventueel in te stellen revolverend fond gevoed worden door vrijmaking van gelden uit het "Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing?
Is er deelname door externe partners mogelijk in een revolverend fonds’ ? Wie kan het financiÃńle beheer voeren van een revoiverend fonds?
28
28
Wie is het Nationaal Restauratie Fonds? Wie is het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten’?
Wat zijn de 5nancl5le risico’s zijn bij het instellen van een revolverend fonds?
29
29
Wie zal ingeval van de keuze voor een revolverend fonds de daaraan verbonden gemeentelijke taken uitvoeren en is daarin specifieke deskundigheid vereist?
Op welke wijze vindt voorlichting over laagrentende restauratieregelingen plaats?
30
23
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk JVlonumentensuhsidiebeleid anno 2007
3.0 Aandachtspunten toepassing Revolving Fund voor restauratie van gemeentelijjke monumenten De voorwaarden om voor subsidie voor gemeentelijke monumenten in aanmerking te komen liggen momenteel vast in paragraaf 2.14 {"Gemeentelijke Monumenten Eindhoven" ), als onderdeel van de "Subsidieverordenlng gerne:nte Eindhoven". Het jaarlijks voor restauratiesubsidies benodigde budget bedraagt momenteel 6 200.000. Enerzijds de beperkte budgettaire ruimte en anderzijds de toenemende druk op het beschikbare budget als gevolg van de toenemende budgetbehoefte van met name de grotere restauratieprojecten, hebben de gemeente gemotiveerd tot het kritisch bezien van de huidige bijdrage-ineens subsidiesystematiek. Om ook in de komende jaren het gemeentelijke monumentensubsidiebeleid op een passende en efficiente wijze te kunnen blijven voortzetten, is in dit rapport aangegeven welke aspecten er bezien dienen te worden bij de afweging voor de instelling van een "Revolving Fund" ten behoeve van restauraties aan gemeentelijke monumenten binnen gemeente Eindhoven. Ongeacht de gemeentelijke keuze dient dit dan zodanig te gebeuren dat: hiermee een structureel beheersbare en draagbare financiÃńle last bewerkstelligt wordt; deze zodanig van opzet en vorm is dat dit de eigenaren van cultuurhistorisch erfgoed zekerheid biedt en dit bij de restauratie van hun bezit stimuleert in hun restauratie- en onderhoudsinitiatieven; + de van toepassing zijnde restauratiesubsidieverordening is afgestemd op de bestaande beperkte subsidieregelingen, die bij zowel het rijk als de provincie van toepassing zijn: door een goede afstemming tussen deze regelingen kunnen de beperkt beschikbare rijksgelden (ten behoeve van rijkssubsidies), provinciale gelden (ten behoeve van een klein deel Brabantse gemeentelijke monumenten en panden binnen beschermde stads- of dorpsgezichten dan wel geplaatst op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart) en gemeentelijke restauratiebudgetten (ten behoeve van gemeentelijKe monumenten en beeldbepalende panden) zo effectief mogelijk worden ingezet; + als gevolg van voornoemde afstemming het totale Eindhovense Erfgoed (zowel eigenaren van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, panden binnen beschermde gezichten eniof beeldbepalende pankunnen) kan rekenen op duidelijke stapsgewijze voorlichting, begeleiding en beschikbaarheid van de op hun onroerend erfgoedbezit van toepassing zijnde subsidieregeling {rnaatwerk). Afhankelijk van de uiteindelijke gemeentelijke besluitvorming over het al dan niet instellen van een revolverend fonds, is ingeval van een revolverend fonds een tweetal subsidieverordeningen noodzakelijk, te weten een:
1. "Subsidieverordening Restauratieregelingen Gemeentelijke Monumenten en Beeldbepalende Panden gemeente Eindhoven, waarin "gesubsidieerd" wordt in de vorm van de verstrekking van laagrentende leningen {tegen l- 5% onder de rnarktrente); het betreft hier de lokaal geformuleerde verordening;
2. "Regeling Garanties voor financieringen op basis van een Revolving Fund", waarin de daadwerkelijke verstrekking van laagrentende leningen wordt geregeld: het betreft hier het mode! van het NRF of SVn,
De voornaamste wijzigingen van bovengenoemde subsidiernethodiek ten opzichte van de tot op heden gehanteerde subsidiemethodiek zijn naast een meer actieve en begeleidende rol van de gemeente (die dan zeer zorgvuldig moet zijn in de bepaling van de subsidlaliteit voor leningen (geen snel terugkerende onderhoudsingrepen): subsidiemogelijkheden voor een groter aantal monumenten, onderverdeeld naar grootte en soort monument (waarbij het essentieel is dat enkel ingrepen aan het pand subsidiabel zijn die gedurende de looptijd van een lening niet terugkomen, omdat men anders voor dubbele lasten zak komen te staan en zeer onwenselijk is) ; een aangepaste subsidiegrondslag, subsidiehoogten en betalingvorm (taagrentende leningen, +l- 5% onder de rn nte via het Nationaal Restauratie Fonds of Sfimuleijngsfonds Volkshuisvesting Nederl, gemeenten); Subsidiabele restauratiekos1en op basis van "lnspeclierappoiten Monumentenwacht Brabant" of ander bureau; de inaanmerkingkorning voor subsidie woidt athankelijk van deugdelijk meeijarenonderhoud; per regeling gestandaardiseerd foldermateriaal en aanvraagformulieren via maatwerkfoldermateriaal {dat kan overigens ook een beiangnjke doelstelling zijn bij subsidi5ring in de vorm van een bijdrage-ineenssystematiek).
Ervaringen: ln den lande zijn inmiddels diverse ervaringen opgedaan met revolving fundconstructies ten behoeve van restauraties van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. Het Nationaal Restauratie Fonds (NRF) verstrekt laagrentende restauratiefondshypotheken aan eigenaren van rijksmonumenten en biedt via dit fonds in samenwerking met het "Prins Bernhard Cuttuurfonds" leningen aan voor de restauratie van provinciale en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden in beschermde stads- en dorpsgezichten. Ook in een aantal gemeenten is al ervaring opgedaan met een revolving fund ten behoeve van restauraties aan gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. In bijlage 1 wordt ingegaan op de ervaringen en resultaten van deze fondsen. Het gaat daarbij om gemeenten die ten aanzien van een revolving fund ten behoeve van gemeentelijke monumenten een samenwerkingsovereenkomst hebben vastgesteld met ofwel voornoemd Nationaal Restauratiefonds {NRF) ofwel het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn).
24
Nota Aandachtspunten Revoiving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeieid anno 2007
3.1 Maatwerk subsidie-instrumentarium voor diverse monumentencategorie5n en eigenaartypen ln dit hoofdstuk komen de aandachtspunten aan de orde die bij de afweging voor de insteiling van een revolverend fonds ten behoeve van restauratie van monumenten en beeldbepalende panden van belang zijn. Zoals reeds ln "Deel A" ls aangegeven is het voor een actieve monumentenzorg en een actieve stimulering van restauraties bij een diversiteit aan monumenttypen en monumenteigenaren noodzakelijk om maatwerk te leveren, Daarbij dient de Eindhovense situatie, zoals aangegeven in Deel B te worden betrokken
Eveneens zal worden ingegaan op het benodigde budget en de voeding van het fonds, de mogelijke financiele risico’s (de interne financiele risicoanalyse zal door de gemeente zelf moeten worden vemcht) en het beheer van het revolverend fonds ln de praktijk. Daarbij komt zowel de gemeentelijke invalshoek aan de orde als de ervaringen met benaderingen van een dergegjke regeling, bezien vanuit de visie van de monumenteigenaar.
Wat is een faangrentende lening op basis van een "Revolving Fund" ? In een revoiverend fonds kan door de overheid (rijk, provincie, gemeente) en eventueel externe partijen, waarmee de gemeente kan samenwerken (zoals woningcorporatles of stichtingen stadsherstel), geld worden gestort in een speciaal ten behoeve van laagrentende leningen voor restauraties in te stellen revolverend fonds via een gemeenterekening. Uit dat revolverende fonds kan de gemeente door tussenkomst van de beheerder van dat fonds (het Nationaal Restauratie Fonds of het Stimulerlngsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten) na goedkeuring door de gemeente (door middel van een toewijzingsbrief) laagrentende leningen verstrekken aan eigenaren van gemeentelijke monumenten en/of beeldbepelende panden (in beschermde stads-/dorpsgezichten). Aflossing en rente keren terug in het fonds, zodat er steeds nieuwe Iaagrentende leningen mogelijk zijn,
ltVat is het verschil met een bijdrage-ineensregeling? Het verschil tussen een subsidieregeling op basis van bijdragen-ineens en een fonds voor laagrentende leningen is dat bij het verstrekken van subsidies de verlenende instantie de middelen maar een keer kan uitgeven, Bij het aanbieden van laagrentende leningen daarentegen wordt het fonds, waaruit de lening beschikbaar wordt gesteld, weer gevuld met de rente en de aflossing op de lening. De middelen die terugvloeien kunnen vervolgens weer worden gebruikt voor de financiering van nieuwe restauraties. De gedachte is dat een dergelijk fonds na een aantal jaren niet meer afhankelijk is van voeding buitenaf, maar in staat is zichzelf te bedruipen.
Zijn er al voorbeelden van dergelijke regelingen? Het Nationaal Restauratie Fonds is samen met het Prins Bernhard Cultuurfonds (PBC) in 75% van de provincies gestart met Cultuurfondsen voor Monumenten (waaronder in Noord-Brabant), Uit deze provinciale fondsen worden de zogeheten ’Cultuurfonds-hypotheken’ verstrekt op basis van een revoiverend fonds. Het betreft hier laagrentende leningen, waarvan het rentepercentage zo’n 5% onder de gangbare marktrente ligt (met een minimum van 1,5%), de looptijd maximaal 30 jaar bedraagt en de lening (Brabant) maximaal 6 50.000 bedraagt,
Deze "Cultuurfondshypotheek" kunnen eigenaren van gemeentelijke monumenten en panden binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht of geplaatst op de "Cultuurhistorische Waardenkaart" van provincie Noord-Brabant in overleg met de gemeente (en eventueel via het "Monumentenhuis Brabant" ) aanvragen bij het Prins Bernhard Cultuurfonds, Na een positieve kredletbeoordeiing verzorgt het NRF de administratie en de uitbetaling van de laag rentende stimuierings lening.
Het NRF werkt samen met gemeenten en provincies aan financl6le faciliteiten op gemeentelijk niveau, Zo zijn er ’revolving funds’ voor laagrentende leningen opgericht met de gemeenten Utrecht, Rotterdam, Dordrecht, Deven-
ter, Leeuwarden en Schiedam en met de provincie Gelderland, Het SVn werkt samen met een groot aantal gemeenten, doch meer op het stedelijke vernieuwingsvlak. In Geertruidenberg en Groningen is er via het SVn een speciale aan restauraties van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden gekoppelde regeling, gebaseerd op een revolving fund, gemaakt.
Hoe verhoudt een dergelijke regeling zich tot de huidige gemeenteljike ervaring met subsidieregelingen en voor welke doegroepen en welke leningshoogtan is een laagrentende restauratielening, gebaseerd op een revolverend fonds, interessant? De huidige Eindhovense "Subsidieverordening gemeente Eindhoven", onderdeel 2.1.4 "Gemeentelijke rnonumenIen Eindhoven" bestaat in zijn geheel uit een bijdrage-lneenssystematiek. Enkel bezien vanuit de gemeentelijke financiele invalshoek is het voor een gemeente in principe interessanter om gebruik te maken van een subsidiesystematiek waarbij er weer geld "terugkomt" (in de vorm van rente en aflossing" van de verstrekte leningen). Hei is echter relevant dat bij een mogelijke wijziging van de methodiek ook de invalshoek van de aanvrager de aandacht krijgt en het feit dat de gemeente erg zorgvuldig en de subsidialiteit anders dan voorheen moet vaststellen,
25
Nota Aandachtspunten Revohring Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebe!eid anno 2007
Met is in de praktijk gebleken dat een dergelijke regeling voor de aanvragers niet altijd even interessant blijkt (zie ervaringen andere gemeenten in bljiage 1), Een en ander is daarbij mede afhankelijk van de aard van de aanvrager (belastingplichtig of niet belastingplichting), de hoogte van de laagtentende restauratielening en de lengte van de looptijd. Op basis van in den lande opgedane ervaringen doet zich het feit voor dat particuliere belastingplichtige eigenaren voor leningen tot omstreeks 6 35.000 niet voldoende gefnteresseerd blijken. Enerzijds heeft dit te maken met het feit dat er bij een dergelijk (relatief laag leningsbedrag) ook maar een beperkt voordeel is, terwijl er ÃćâĆňâĂİ voordat de lening verstrekt wordt ÃćâĆňâĂİ in de ogen van de aanvrager toch een behoorlijk aantal formele
zaken moeten worden geregeld en worden vastgelegd, Anderzijds heelt dit te maken met het feit dat voor dergefijk lage ieningsbedragen er op de financieringsrnarkt ook andere leningen worden aangeboden met een lage rente (weliswaar met een veel hoger risico: echter daar kijkt de gemiddelde consument niet naar), Daarnaast wordt het feit dat de aanvrager feitelijk pas het volledige voordeel heeR gehad aan het einde van de looptijd ook als een belemmering ervaren. Bij een bijdrage-ineens wordt immers de subsidie al uitbetaald wanneer het project technisch is afgerond en goedgekeurd. Bij een laagrentende lening heb je het volledige "subsidievoordeel" pas bereikt als de lening is afgelost, Bij laagrentende leningen boven de 6 35,000,ÃćâĆňâĂİ wordt een Iaagrentende lening al
interessanter. Om een idee te hebben hoe interessant het is kan eenieder dit eenvoudig uitrekenen. Hoe hoger de lening en hoe langer de looptijd, hoe interessanter het voor de aanvrager van een laagrentende lening is. Een lening van 4 30.000 en een rentevoordeel (verschil tussen de marktrente en de feitelijk betaalde rente) van 5% heeft bij een jaarlijkse aflossing van 6 1.000 en een looptijd van 30 jaar in het eerste jaar 5% van 4 30.000 = C 1,500 rentevoordeel. Het tweede jaar is dat 5% van f 30.000 verminderd met de aflossing van het eerste jaar ad 6 1.000 (= 5% van 6 29.000) = 6 1.450 en zo loopt dat af. Hoe korter de looptijd, hoe minder voordeel. Hoe hoger de lening en hoe langer de looptijd, hoe meer voordeel. Er schijnt een "psychologische grens" te bestaan vanaf welk bedrag aanvragers geinteresseerd zijn, Dat blijkt momenteel omstreeks bij voornoemde 0 35.000 te liggen. Voor de gemeente daarentegen is een kortere looptijd van de te verstrekken restauratielening gunstiger, omdat er dan immers weer eerder geld terugkomt dat weer voor andere restauratiedoelen kan worden ingezet. Voor niet fiscaal relevante eigenaren (zoals stichtingen, kerkgenootschappen e.d,) is op basis van de ervaringen met rijksregelingen gebleken dat subsidies in de vorm van bijdragen-ineens het meest interessant blijven. Om die reden is dan ook geregeld dat niel fiscaai relevante eigenaren bij rijksmonumentensubsidies geen laagrentende lening krijgen, maar een subsidie in de vorm van bijdragen-irieens. Daarnaast is het zo dat voor eigenaren van kerken geldt dat ÃćâĆňâĂİ als de gemeente voor de verstrekking van een laagrentende lening (voor vaak een relatief hoog bedrag) hypothecaire zekerheid zou wensen (zoals ze dat vanaf een nader te bepalen grens kan verlangen bij bijvoorbeeld woonhuismonumenten) ÃćâĆňâĂİ kerken niet eenvoudig hypothecair te belasten zijn. Als er voor een dergelijk (vaak groot en kostenintensief) object geen hypothecaire zekerheid bestaat ten behoeve van een langlopende verplichfing zoals een iaagrentende lening, loopt de gemeente (als garantsteller) voor de hoogte van het uit te lenen bedrag volledig risico. Ingeval de aanvrager van die lening voor een kerk zijn verplichfingen niet meer kan nakomen, heeft dat ingrijperende en grotere kostenconsequenties voor de gemeente dan wanneer een eige-
naar van een woonhuismonument (waarop ten behoeve van de leningverstrekking hypothecaire zekerheid is verstrekt) zijn verplichtingen niet meer kan nakomen, Bovendien is het zo dat de meeste eigenaren van kerken geen vaste (reguliere en constante) bron van inkomsten hebben. Dat gegeven is een van de toetsingselementen van het "Bemiddelend Orgaan bij de bepaling of een partij kredietwaardig genoeg is (risico-analyse). Het is overigens altijd de gemeente zelf die bepaalt of een aanvrager van een laagrentende restauratielening in aanmerking komt of niet. Het is echter ook de gemeente die daarbij de financiele risico’s loopt. Gezien het bovenstaande blijkt het in de praktijk dan ook beter om een niet fiscaal relevante aanvrager met moeilijk hypothecair te belasten monumenten (zoals kerkeigenaren) een restauratiesubsidie te verstrekken in de vorm van een bijdrage-ineens (dat heeft ook de voorkeur van de eigenaren zelf). Op basis van de reeds eerder aangegeven ervaringscljfers van gemeente Eindhoven blijkt dat ruim 91% van de investeringen in restauraties van monumenten door particufiere (belastingplichtige) eigenaren in Eindhoven onder de 6’ 35.000.ÃćâĆňâĂİ ligt (en zelf meestal ver daaronder), Vervolgens blijkt op basis van de van 2001 tot en met 2007
ingediende aanvragen 6% te bestaan uit partijen die niet b,t,w,-plichtig zijn. Op grond van de ervaringen met rijksregelingen is voor die categorie bij rijksmonumenten bepaald dat voor een dergefijke categorie juist een subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens het meest passend is en niet de laagrentende restauratieregeling. Gelet op de Eindhovense ervaringscijfers van 2001 t/m 2007 blijkt dat er slechts een zeer kleine categorie beiaslingplichtige eigenaren is (2,5%), waarbij de subsidiabele restauratiekasten hoger zijn dan 6 35.000 waarvoor een laagrentende restauratielening interessant zou kunnen zijn. De niet belastingplichtige aanvragers hebben met name subsidie aangevraagd voor ofwel fasegewijze restauratie- en onderhoudswerkzaarnheden aan kerkgebouwen en overige grotere gebouwen, De doelgroep. bestaande uit particufieren, valt uiteen te splitsen in restauratiesubsidieaanvragen met een bedrag aan subsidiabele restauratiekosten onder de 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ (91,5%) en een zeer beperkt deel boven de 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ (2,5%). Het overgrote deel van de particulieren heeft dus restauratiesubsidies aangevraagd, waarbij de subsidiabeie restauratiekosten sowieso lager waren dan 6 35.000,ÃćâĆňâĂİ en in de
meeste gevallen zelfs behoorlijk veel lager waren dan dit bedrag. Met ging dan meestal om niet algehele res-
Nota Aandachtspunten Revoiving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeieid anno 2007
tauraties van monumenten maar kleine ingrepen, Wellicht zouden de subsidiabele restauratiekosten hoger zijn geweest (ook hoger dan 6 35.000,-) als de eigenaren werden gestimuleerd tot algehele pandrestauraties. Naast een subsidiesystematiek via een revolverend fonds bestaat er ook nog een "Subsidie Op Termijn"-systematiek Ruim tien jaar geleden beschikte de gemeente Eindhoven voor een collectief project inzake particuiiere woningverbetering wel over een dergelijke, via het NRF lopende "Subsidie op Termijnregeling", waarbij particuliere eigenaren binnen dat complex een subsidie op termijn (SOT) ontvingen die na vijftien jaar werd uitgekeerd. Ter overbrugging van de vij5enjarige periode kon de eigenaar een aflossingsvrije lening afsluiten bij het NRF, Waarschijnlijk in verband met de teruglopende ISV-budgetten is deze regeling voor andere complexen niet voortgezet. Momenteel zijn er geen evaluatiecijfers beschikbaar van de resultaten van deze regeling.
Afgelopen jaren is voor veel gemeenten voornoemd SOT-systeem minder interessant geworden, zowel voor de eigenaren (vooral de lagere inkomens) door wijziging van de belastingtarieven als voor de gemeente, Om na vijftien jaar het subsidiebedrag bijeen te kunnen brengen moest de gemeente als gevolg van de forse rentedaling de laatste jaren een substantieei hoger bedrag beleggen bij het NRF aan het begin van de vijftienjarige periode. De aantrekkelijke kant van het systeem was dat het de mogelijkheid bood de eigenaar te verplichten tot het onderhouden van zijn monument en daaraan ook sancties te verbinden (het na 15 jaar niet uitkeren van de subsidie). Met is goed mogelijk dat bij sen stijgende rente een dergelijk systeem weer interessant kan worden.
Om exact te kunnen bepalen in hoeverre gebruikmaking van een systeem voor laagrentende restauratieregelingen toch nog interessant is adviseren wij om ook de revolverende fondsbeherende partijen te consulteren, omdat deze ook met rnaatwerk oplossingen kunnen bieden voor de zich in Eindhoven voordoende situatie.
Hoe groot moet de omvang zijn van sen gemeentelijk revolverend fonds7 Uitgaande van het gemiddelde aantal van ruwweg 35 te financieren restauraties per jaar (kengetallen gemeente Eindhoven inclusief ruwe raming beeldbepalende panden en restauratieachterstand) kan aan de hand van ervaringscijfers worden uitgerekend hoe groot het fonds op jaarbasis moet worden. De afgelopen jaren bedroegen de
subsidiabeie restauratiekosten gemiddeld grofweg 0 20.000 euro per pand (dit is inclusief dure restauraties, prijspeil 2007). Als uitgangspunt is genomen dat 100% van de subsidiabele restauratiekosten voor een lening in aanmerking komt. Deze kosten maal 35 leiden tot een bedrag van < 700.000 op jaarbasis, Uitgaande van het feit
dat op basis van de landelijke kengetallen bij een gegarandeerde revolverende werking op jaarbasis maximaal 15% van het op de gemeenterekening (in het revoiverende fonds) aanwezige bedrag mag worden verplicht, zou dat neerkomen op een grootte van een totaalbedrag van 8 700.000 gedeeld door 0,15 = 6 4.6 miljoen euro. Deze
inschattingsberekening is ook nog op een andere wijze te maken en wei op de wijze zoals in paragraaf 2.3 is verwoord onder "Investeringsbehoefte . Duidegjkheidshaive lichten we hem hier nog eens toe:
Eindhovense monumentenbestsnd In relalfe tot de investeHngsbehoefte.’ Uitgaande van de eerder aangegeven landelijk ontwikkelde kengetallen inzake de jaarlijkse investeringsbehoefte voor monumenten - gecombineerd met cijfers van de gemeente Eindhoven over het type gemeenteiijke monumenten, de grootte van de monumenten en de gemiddelde WOZ-waarde - kunnen we een inschatting geven van de jaarlijks benodigde financiÃńle middelen ten behoeve van deugdelijke instandhouding van het gemeentelijk monument c.q. het beeldbepalende pand. Daarbij maken we de kanttekening dat er daarbij nog geen rekening is gehouden met de restauratieachterstand bij haar gemeentelijke monumenten c.q, beeldbepalende panden, Op grond van actuele behoefteramingscijfers dienen die cijfers daaraan te worden toegevoegd. Aangezien er geen actuele behoefieraming voor de gemeentelijke monumenten binnen gemeente Eindhoven bestaat, dient met een globale inschatting (percentage van de voorraad) rekening te worden gehouden. Gelet op de landelijk ingeschatte restauratieachterstand zou een achteistandspercentage van 10% realistisch zijn daar het landelijke streefpercentage voor dijksmonumenten na 2010 geacht wordt 10% te zijn. Dit percentage wordt door diverse partijen bestreden: onder meer de VNG schat in dat dit dichter bij de 20% zal liggen, Daar het hier om een globale raming gaat gaan we vooralsnog uit van een raming van 10%. Eveneens zijn we daarbij uitgegaan van: 80 % vari 1244 Gemeentelijke nionumenteri = afgerorid 996 woorihiiizeri Van de overige gemeentelijke moriunienten (20%) zijn er bij benadering 50% < 800 m3 (1 24) en 50%> 800 m3 (124) Voor inveateririgsbehoeRe van beeldbepaleiide panden wordt uitgegaan van 5041 van de gemeentelijke moriurneriten Uitgangspunt: Acceptabel jaarrijks beschikbaar bedrag gaat uit van de doelstelling om ria restauratie gedurende ’f5 jaar gevrijwaard le zijn van grote uitgaven waarvoor een ssmuferingslening noodzakelijk is. Oientengevolge is het realishsch van een jaarlijks benodigde investeringsbehoefte uit ie gaan van de berekende investedngsbshoefte gedeeld door 15. Op basis van landelijke kengetallen minimaal noodzakelijke storling "Jaarlijkse Irivestenngsraming" gedeeld door 0,15
27
Nota Aandachtspunten Revotving Fund in het Gemeenteljik Ir/tonr/mentensubeidiebe/e/d anno 2007
Gezien het gemeentelijk monumentenbestand betekent dit globaaL Soort Gemeentelijk Ertgoed
Raming Aantal
Categorie
Investeringsbehoefte in’)1 van WOZ arde
WOZ-
waarde
ing
Uitgangspunt Maximale
Jaarlijkse investerings-
Beschikbaarheid, raming bestaande vit
1/15 x investex1/15 in 6
Gemeenteli’k woonhuismonument
Overi e em.monumentenM00 m3 Overi e em.monumenten>800m3
996 300.000 124 150,000 124 600,000
Jaarlijkse investeringsraming gedeeld door 0,15 in 8
296.808 1,978,720
18,476 123,173 73,904 492,693
g.-; Qemeisllt
8 Ramin Beeldbe lende anden = s(si van Jaarl"kee kvestsri rami Gemeenielike kironumenk n = + 194.594 + 1.297.293 Subtotazit A+ 8 + Toevoeging raming aanwezige resisuraiieachterstsnd Gemeentelijke Monumenten en Beeldbepalende Panden binnen emeente Eindhoven, bestaande uit 10% van A+8
4
583.782 3.891.880
+ 58.378 + 389,188
Als we dit berekende bedrag ad +/- < 4,3 miljoen middelen met de iets grovere berekening ad +/- 4,6 miljoen, dan
komen we uit op een afgeronde noodzakelijke storting van zo’n E 4,5 miljoen. De overeenkomst van het eindresultaat van beide berekeningsmethodieken lijkt de realiteitswaarde van een noodzakelijke storting van laatstgenoemd bedrag op de gemeenterekening van een revolverend fonds ten behoeve van restauratie van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden te besvestigen,
Op weke wjize kan een revotverend fonds gevoed wordend’ In de eerdergenoemde investerjngsbehoetteberekeningen blijkt een theoretische jaarlijkse behoefte van afgerond 6 700,000 aan te beschikken restauratieleningen. Dit bedrag lijkt schril af te steken tegen de jaarlijks beschikbare 6 200.000 in de vorm van bijdragen-ineens. Dat is echter niet het geval. Laatstgenoemde E 200.000 is immers niet gebaseerd op de behoefte en toekomstige behoefte, Bij laatstgenoemd bedrag gaat het ook om subsidie in de vorm van bijdragen-ineens, tetwijl het bedrag van E 700.000 gaat over de totale investeringsbehoefte (indusief beeldbepalende panden en een stelpost van 10’/o ten behoeve van de lokale inhaai restauratieachterstand) die in laagrentende restauratieleningen zou kunnen worden uitgezet. Voornoemde E 200.000 heeft met voornoemde stelpost ovedgens nog geen rekening mee gehouden,
Voor de voeding van het fonds is gekeken naar enkele opties, Enkele van de in bijlage 1 genoemde gelneenten met een revoiving fund hebben het volledig benodigde jaarbudget ofwel belegd bij het Nationaal Restauratiefonds (NRF) of het Stimuleringsfonds voor de Volkshuisvesting (SVn). De middelen zijn afkomstig uit ofwel het "Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing" (ISV), de verkoop van nutsbedrijven of uit de verkoop van aandelen Bouwfonds. Voor het opzetten van een stelsel met laagrentende leningen zijn drie modellen mogelijk, te weten: het "Basismodei": In het basismodei ls het totaal van uitgeleende gelden (in de beginfase van het fonds) even groot als de voeding van het fonds. Enkele gemeenten - die al een fonds hebben - maakten bijvoorbeeld gebruik van middelen uit de verkoop
vannutsbedri’ven. Daarmee is ekozen voor een al den nieteenmali e) subsbsntiMe voedin ven hetfonds. de "Leenvariarit": Bij de leenvariant wordt jaarlijks een storting in hel fonds gedaan, die aanmerkelijk geringer is dan de jaarlijkse behoefte. De benodigde eanvuilende middelen worden geleend bij hel revolverende fonds beherende orgaan. Hei gevolg is dal, wanneer er meer financieringen worden verstrekt dan de middelen die in hel fonds gestort zijn, er sprake zal zijn van "rood staan" ven het fonds. Dankzij het terugvloeien van rente, aflossing en terugstorting van leningen bi tusscnti dse verkoo zal o de zeer) lan e termin weer een positief saldo ontstaan.
een vorm van "Rentesubsidie" Er is ook een stelsel mogelijk, waarbij laagrentende leningen worden verstrekt, maar zonder revolverend karakter. ln deze vorm is er sprake van een rentesubsidie doordat de gemeente hei verschil tussen hel rentepercentage van de lening en de rente waartegen hel NRF hel benodigd kapitaal aantrekt aan de aanvrager van de lening betaalt, In dil model kan met geringe middelen worden gestart. De nadelen zijn echter dal de middelen niet revohreren. er per verstrekte lening een gemeentegarantle nodig is en dal deze optie op de lange termijn relatief koslb*sr is.
28
hfota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeieid anno 2007
Maatwerk inhoudelijke flnanci5le advisering door NRF of het SVn: Daar de echt inhoudelijke rnaatwerkadvisering omtrent de mogelijke voeding van het revolverende fonds zeer specialistisch werk is en echt tot de expertise van zowel het NRF als het SVn behoort, adviseren wij om in nader overleg met deze partijen te gaan en de mogelijkheden c.q. onmogelijkheden daarin te bespreken.
Overige mogelijke stortlngent Naast voornoemde modellen dient er bij de voeding van het fonds ook gekeken te worden naar de mogefljk andere stortingen op basis van de andere binnen de gemeente aanwezige geldstromen. Een gedetailleerd inzicht in de daadwerkelijke (nader te onderzoeken) restauratiebehoefle kan daarbij helpen om de op basis van die concrete behoefleraming de gewenste omvang van het fonds te bepalen,
Kan een storting in een eventueel ln te stellen revolverend fond gevoed worden door vrjfmaking van gelden uit het "lnvesteringsbudget Stedelijke Vernieuwing (IS Vje Ten tijde van het aanbieden van deze nota aan uw gemeente (eind 2007) was het nog een optie om te overwegen of voor de voeding van een eventueel in te stellen revolverend fonds lSV-middelen in aanmerking kunnen komen. Daarbij gaven wij toen reeds aan dat deze geldstroom per 31-12-2009 afloopt. In 2006 heeft het Rijk kenbaar gemaakt dat gemeenten onder strenge voorwaarden (delen van) hun ISV-budget revoiverend mogen inzetten voor projecten in de stedelijke vernieuwing. Een belemmering daarbij is dat de storting van toegekend ISV-budget in een revolverend fonds bij de verantwoording ISV niet geldt als besteding! Het gehanteerde begrip "besteding" impliceert dat de verplichflng is aangegaan bn dat het project (dat met het bijbehorende budget is gefinancierd) is afgerond. In die context geeft storting van ISV-geld in een revolverend fonds problemen met de rechtmatigheid achteraf, Door diverse revolverend investerende gemeenten is gewezen op het dilemma dat dan ontstaat (ook voor het SVn als beheerder van in relatie tot uit VROM-gerelateerde gelden voortvloeiende gemeentelijke revolverende fondsen). De oplossing die het Ministerie van VROM destijds heeft aangedragen is dat de gemeente ook de eigen middelen (die besteed zijn aan projecten stedelijke vernieuwing) opneemt in het bestedingsverslag van de ISV-verantwoording, de zg. ’brede verantwoording’. Bij een brede verantwoording is een storting in een revolverend fonds niet relevant voor de ISV-verantwoording, mits het totaal van de bestedingen (dus exclusief de stortingen in een revolverend fonds) minimaal gelijk is aan het verkregen ISV-budget. Over de eerste ISV-periode hebben diverse rechtstreekse en niet-rechtstreekse gemeenten deze ’brede’ wijze van verantwoorden toegepast, Nu er tussen de aanbieding van deze nota aan uw gemeente (eind 2007) en het heden reeds 6 maanden verstreken zijn, zijn wij van mening dat het inmiddels ÃćâĆňâĂİ gezien de nog zeer kort resterende periode
voor de afloop (31-12-2009) - niet meer realistisch mag worden geacht voornoemde optie te overwegen. Daar dit bovendien veel deskundigheid, adequate bewaking en optimale afstemming vereist (daar hier vele partijen bij betrokken zijn en dit uw financieel risico kan vergroten), adviseren wij u dan ook om van deze optie af te zien,
Is er deelname door externe partners mogelijk in een revolverend fonds7 ingeval van daadwerkelijke instelling van een revolverend fonds verdient het aanbeveling voor wat betreft de voeding van het fonds de mogelijkheden af te tasten van samenwerking met partners buiten de gemeentelijke organisatie. Daarbij kan worden gedacht aan zowel een (eventueei op te richten) "Stichting Stadsherstel", maar ook woningcorporaties met veel monumentaal bezit (indien aanwezig), In een dergelijke constructie dient elke financieel bijdragende organisatie dan wel verzekerd te zijn van een "trekkingsrecht" dat meer bedraagt dan het geschonken bedrag, wil deelname aantrekkelijk zijn,
Wie kan het financieel beheer voeren van een revoiverend fonds? Zoals reeds eerder in deze nota is aangegeven zijn er voor het financlele beheer van een revolving fund twee mogelijkheden, te weten flnancieel beheer en flnancltlle administratie door het Nationaal Restauratie (NRF) of door
het Stimuledingsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn), De organisatie van beide fondsen is ondergebracht bij Bouwfonds Fondsenbeheer (BFB) in Hoevelaken.
Wie is het Nationaal Restauratie Fonds’ In de wereld van de monumentenzorg is de stichting Nationaal Restauratie Fonds, opgericht in 1965, het beste bekend en het meest actief. Het NRF opereert als laagdrernpelige restauratiefinancier zonder winstoogmerk en ondersteunt eigenaren en beheerders van monumenten bij de restauratie en hel onderhoud van hun monument. Als ’meedenkend restauratiefinancier’ biedt het NRF niet alleen maatwerk in flexibele financieringsoplosslngen, maar geeft ook voorlichting, advies en begeleiding bij alle financi8e en procesmatlge zaken rondom restauratie en onderhoud. Hiervoor werkt het NRF nauw samen met het rijk, gemeenten, provincies en financitlle instellingen. Het NRF is verantwoordelijk voor het beheren en verstrekken van rijkssubsidiegelden namens het Ministerie van OCW. Het NRF betaalt restauratiesubsidies uit, beheert en verstrekt financieringen in het kader van de eerder in deze nota genoemde "BRlM-regeling" en beheerl tevens het (landelijke) Revolving Fund. Het NRF verstrekt uit dit fonds laagrentende leningen aan eigenaren van rijksmonumenten in de vorm van een zogeheten "Restauratiefondshypotheek". Rente en aflossing vloeien terug in het fonds, zodat steeds nieuwe leningen beschikbaar zijn, De financieringsportefeuifle van het NRF bedroeg in 2006 0 538 miljoen. Voor gemeenten en
29
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenteljik Monumentensubsidiebeleid anno 2007
provincies ontwikkelt het NRF subsidie- en financieringssystemen voor monumentenzorg en particuliere woning-
verbetering en verzorgt de Rnanci5le administratie daarvan, Gelet op de specifieke restauratiegerelateerde achtergrond en expertise van het NRF op het gebied van revolverende cultuur- en monurnentenfondsen, ligt het voor de hand om het NRF als partner te kiezen bij het opzelten en het beheren van een Eindhovens Revolvlng Fund voor restauraties van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden ingeval de gemeente Eindhoven daadwerkelijk kiest voor de instelling van een revolverend restauratiefonds.
Wie is het Stimuieringsfonds voor de Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn)? De stichting "Stirnuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten" is in 1996 opgericht door (destijds) het "Bouwfonds Nederlandse Gemeenten". De aandeelhoudende gemeenten kregen via SVn de mogelijkheid hun Bouwfondsdlvidend in te zetten voor een fonds waaruit zij laagrentende of zelfs renteloze leningen kunnen verstrekken voor kwaliteitsverbetering van de volkshuisvesting en de gebouwde omgeving. In 2000 kocht ABN AMRO alle Bouwfondsaandelen van de gemeenten; een groot aantal gemeenten hebben daarop (een deel van) de verkoopopbrengst bij het SVn gestort. Anno 2007 is SVn de financiÃńle partner van ruim 230 deelnemende ge-
meenten. ledere deelnemer heeR bij SVn een eigen revolverend fonds en meestal meerdere fondsrekeningen. Hieruit worden leningen verstrekt aan woningcorporatles, particulieren, verenigingen van eigenaren, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Het SVn beheert ook het "VROM Startersfonds" voor zogeheten startersleningen, waarmee het kopen van woningen voor mensen met een lager inkomen betaalbaar wordt gemaakt en de doorstroming vanuit de sociale verhuur naar goedkope koopwoningen wordt bevorderd. Ook gemeente Eindhoven maakt gebruik van deze "Startersregeling", Het SVn heeft in 2004 een deel van haar algen vermogen gestort in een revolverend SVn Plusfonds. Hieruit stelt het SVn jaarlijks laagrentende leningen beschikbaar voor deelnemende gemeenten van het SVn. Deze leningen zijn bedoeld voor moeilijk financierbare voorzieningen binnen de volkshuisvesting die anders niet of slechts moeizaam van de grond komen. Een aantal gemeenten, waaronder Geertruidenberg en Groningen hebben voornoemde gelden op een gemeenterekening bij het SVn gestort met ais doel laagrentende stlmuleringsleningen te verstrekken ten behoeve van restauraties van gemeentelijke rnonumenten en beeldbepalende panden. Het SVn was ten tijde van de eerste aanbieding van deze nota (december 2007) ook in gesprek met de gemeente Eindhoven om Iaagrentende stimulerinsleningen in te zetten ten behoeve van energiebesparende maatregelen en wonen boven winkels. Wanneer bij het opzetten van een Eindhovens revolverend fonds samenwerking gezocht wordt met woningcorporaties, verdient het aanbeveling ook gesprekken met het SVn te voeren.
Resumerend heeR het NRF meer een achtergrond op het vlak van restauraties en het SVN een meer volkshuisvestelijkeistedelijke vemleuwinsinsteek. Beiden zijn het zeer terzake kundige fondsbeherende organen.
Wat kunnen onder meer de ffnanciele risico’s zijn bij hetinstellan van een revolverand fionds? Het via de instelling van een revolverend fonds verstrekken van Iaagrentende leningen ten behoeve van restauraties aan gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden kunnen een aantal risico’s met zich meebrengen. Daar een aantal risico’s verband houden met de door de gemeente zelf op te stellen risicoanalyse, zullen wij de belangrijkste daarvan noemen met de uitdrukkelijke vermekting daarbij niet volledig te zijn:. 1. Een tiinke geldontwaarding is gunstig voor de lener van een laagrentende restauratielening, maar ongunstig voor het fonds. Bij een forse inftatie stijgt de Rnancl8e behoefte. Er zal dan ofwel een extra storting moeten
plaatsvinden cf men moet binnen bepaalde grenzen accepteren dat het bereiken van de creditstand uitgesteld wordt. Maar ook daarop heeR de geldontwaarding invloed.
2. Naast inflatie kan ook een aanzienlijke rentestijging een negatieve invloed hebben op het fonds, Dit geldt voor een fonds met de eerdergenoemde "Leenvariant". Indien meerjarige verplichtingen zijn aangegaan, is een tussentijdse renteslijging niet voelbaar voor de lener, maar wel voor het fonds (en dus de gemeente). Andersom kan echter ook voorkomen. Gunstig voor het fonds is dat het aflossen bij verkoop verplicht Is bij gerestaureerde panden: de aflossing vloeit In dat geval versneld terug in het fonds, 3, In principe komt er door rente en aflossing altijd meer geld terug in het fonds dan er uit gaai Bij een sterke stijging van de variabele rente op het debetsaldo is het risico dat dit principe niet opgaat. Dit risIco wordt verkleind wanneer er niet voor de eerdergenoemde "Leenvariant" wordt gekozen en met een aanzienlijk posibef saldo wordt gestart. Overigens is er een verschil tussen een bruto en een netto terugvloeiing in het fonds: de beheerskosten (bij het NRF jaarlijks 0,5 % over de hoofdsorn van de lening), revolveren niet. 4. In de constructie met het NRF is voor het uitlenen hypothecaire zekerheid vereist, De gemeente is risicodrager, hoewel de feitelijke hypotheeknemer het NRF is, Doorgaans gaat het om het vestigen van een tweede hypotheek, naast die voor de verwerving van het pand. In de praktijk blijkt het risico gering: landelijk zijn in een periode van meer dan tien jaar slechts enkele gevallen bekend dat schulden niet werden terugbetaald. Ingeval gemeente Eindhovense zou kiezen voor een revolving fund en ook eigenaren van moeilijk hypothecair te belasten kerken voor een restauratielening in aanmerking Iaat komen, betekent dit wel dat dan het risico van het aan de desbetreffende eigenaar te lenen bedrag volledig bij de gemeente ligt, 5. Er ontstaat een risico wanneer de looptijd van de lening langer is dan de desbetreffende restauratieactiviteit: in dat geval heeft de eigenaar een iening voor werkzaamheden die daarna nog eens betaald moeten worden!
30
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebe(eid anno 2007
Door deze toename aan lasten naast de af te lossen lening wordt het risico groter dat degene aan wie de lening is verstrekt de aan de lening vastzittende verplichtingen gedurende een lange looptijd op den duur niet meer zou kunnen opbrengen. Het is zeer belangrijk dat er bij de gemeente de deskundigheid aanwezig is om te kunnen bepalen dat de iaangrentende lening wordt verstrekt voor restauratiewerkzaamheden die het normale onderhoud te boven gaan en waarvan naar alle redelijkheid mag worden verwacht dat de in de lening ondergebrachte kosten gedurende de looptijd van de lening niet een of meerdere keren terugkomen,
fVie zal ingeval van de keuze voor een revolverend fonds de daaraan verbonden gemeentelijke taken uitvoeren en op welke onderdelen le daarin specifieke deskundigheid vereist? Het toezicht en de controle zou als volgt georganiseerd moeten worden:
1. In het geval van de keuze op ofwel het Nationaal Restauratie Fonds ofwel het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten verzorgt een van deze revolverende fondsbeherende organisaties het financieel administratieve beheer van het fonds en rapporteert zij elk kwartaal aan de gemeente over de uitgezette leningen en de stand van het fonds, Deze werkzaamheden en de daarvoor geldende richtlijnen dienen te worden geregeld en vastgelegd in de speciaal daarvoor opgestelde samenwerkingsovereenkomst.
2. Ter dekking van de kosten ontvangt de fondsbeherende organisatie (NRF danwel het SVN) een beheervergoeding, Jaarlijks levert de revolverende fondsbeherende organisatie een door de eigen accountant goedgekeurde rapportage. De gemeente dient rapportage vervolgens te accorderen.
3. De ambtenaar monumentenzorg - die normaliter restauratiesubsidies (gemandateerd) beschikt - licht potentiÃńle aanvragers van laagrentende restauratieleningen in een vroeg stadium voor, begeleidt hen in het aanvragen van leningen, bepaalt bij de te verstrekken leningen de maximale hoogte van de subsidiabele restauratiekosten, de maximale hoogte van de laagrentende restauratielening, de maximaie looptijd en (afhankelijk van de inhoud van de rnaatwerkverordening) de hoogte van het door de gemeente te hanteren rentepercentage. In de te vervaardigen subsidieverordening dient tevens bepaald te worden of en zo ja vanaf welk bedrag de gemeente hypothecaire zekerheid vereist (en dus ook tot welk bedrag de gemeente bereid is het mogelijke risico bij niet nakoming van verplichtingen voor haar rekening te nemen),
4. Voor het afgeve van beschikkingen c.q. "toewijzingsbrieven" na beoordeling door het Bemiddelend Orgaan dient deze bij negatieve beoordelingen af te stemmen met de frnanciele beheerder van het fonds en ingeval van mogelijke risico’s bij verlening af te stemmen met de comptabele van de desbetreffende gemeentelijke afdeling financiÃńn danwel de aangewezen budgethouder. 5. De procedurele en overige uitvoering van de huidige subsidieregeling voor monumenten is ondergebracht bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer. Deze afdeling dient een actieve rol te vervullen. Wanneer uit oogpunt van efficiency en overzichtelijkheid besloten wordt alle uit het fonds voortvloeiende werkzaamheden bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer onder te brengen, zal hiervoor capaciteit moeten worden gereserveerd. Eveneens zal de desbetreffende persoon voldoende capabel moeten zijn om een dergelijke regeling uit te voeren en de juiste, duidelijke en drempegage voorlichting te kunnen geven aan de aanvragers van laagrentende restauratieleningen en zeer zorgvuldig de subsidiabele restauratiekosten te bepalen,
6. Afhankelijk van de plaats waar de verantwoordelijkheid wordt neergelegd, zal er een mandaat voor het verstrekken van de laagrentende restauratieleningen moeten worden geregeld, Alleen in bijzondere gevallen zal een aanvraag voor besluitvorming aan B&W worden voorgelegd. Te uwer informatie is in bijlage 2 een vaorbeeldstappenplan toegevoegd, waarin alle chronologische stappen bij de werkwijze op basis van een restauratieregeling op basis van een revolverend fonds zijn aangegeven.
Op welke wfjze dient de voorlichting plaats te vindend Zoals de ervaringen in andere gemeenten leren is een goede vorm v8n vooriichting aan de doelgroep essentieel. Bij de instelling van een nieuwe regeling zal daaraan ruimschoots aandacht moeten worden besteed. Er zu8en informatiebladen moeten worden samengesteld met de hoofdlijnen van de regeling, de criteria voor het verstrekken van een laagrentende restauratielening en de procedure die moet worden doorlopen, Het is de taak van de afdeling, belast mei monumentenzorg. om in overleg met de revolverend fonds beherende organisatie duidelijke inforrnstiefolders te maken en afspraken te maken op welke wijze de financiele producten van de revclverende fondsbeherende organisatie daarin al dan niet verwerkt zijn, De Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer dient zorg te dragen voor een informatieve brochure met het doel duidelijk en beknopt eigenaren in te lichten over het doel en de belangrijkste onderdelen van het eventuele Eindhovense revolverende restauraliefonds.
lVota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Afonumentensubsidiebeleid anno 2007
Conclusies en Aanbevelingen
32
Nota Aandachtspunten Revolvfng Fund in het Gemeentelijk Monumentansubsidiebeieid anno 2007
Haofdstuk 4.0 4.0 Conclusies en aanbevelingen
4.1 Voordelen Revolving Fund systematiek
33- 35
33
4.2 Nadelen en mogelijke risico’s Revoiving Fund-systematiek
33
4,3 Aanbevelingen en Vervolgstappen voor een verdere afweging
35
33
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in bet Gemeentelijk Monumentensubsidiebeleid anno 2007
4.0 Conclusies en aanbevelingen Gelet op voorgaande hoofdstukken mag gesteld worden dat er aan het instellen van gemeentelijk revolverend fonds voor het verstrekken van laagrentende leningen aan eigenaren van monumenten pluspunten zitten, maar ook minpunten, Voor een volledig inzicht verwijzen wij kortheidshalve naar de inhoud van hoofdstuk 2, 3 en 4. De pluspunten betreffen vanuit gemeentelijke invalshoek voornamelijk financieel, hoewel er ook een aantal gemeentelijke financieie risico’s aan verbonden kunnen zijn. De afweging of deze risico’s aanvaardbaar zijn hangt mede
af van de eigen gemeentelijke risicoanalyse die ingevai van een keuze voor een revolverend fonds nog zal moeten plaatsvinden, De minpunten hebben met name betrekking op het feit dat een dergelijke regeling minder interessant is voor lagere investeringen, onder de 6 35.000. Daarnaast blijkt ÃćâĆňâĂİ ook bij hogere investeringen (zie voorbeelden andere gemeenten in bijlage 1) ÃćâĆňâĂİ het aantal geinteresseerde eigenaren die daadwerkelijk een aan-
vraag doorzetten, in de meeste gevallen tegen te vallen. Hieronder zijn de voornaamste plus- en min-punten, mede in het licht van de Eindhovense situatie nog eens op een rij gezet:
4.1 Voordelen Revolving Fundsyatemattek: 1. Een revolverend fonds waaruit leningen worden versterkt is vanuit de gemeentelijke financieqe invalshoek in de eerste aanleg voordeliger dan een restauratiesubsidieregefing, gebaseerd op een bijdrage-ineenssystematiek. Met minder middelen kan naar verwachting de jaarlijkse productie aan restauraties worden gefinancierd. De effectiviteit is daarbij afhankelijk van de doelgroep (fiiscaal relevant, niet fiscaal relevant en object hypothecair te belasten of niet), de leningshoogte (minimaal 6 35.000), de lengte van de looptijd (hoe ianger de looptijd hoe meer subsidievoordeel voor de aanvrager en een kortere looptijd zorgt er voor de gemeente weer voor dat er eerder geld terugkomt dat weer opnieuw ingezet kan gaan worden), de hoogte van het rentepercentage en het feit of planindieners een lening interessant vinden in plaats van een bijdrage-ineens; 2, De systematiek komt overeen met de "Restauratiefondshypotheek" voor rijksmonumenten en met een lening uit het provinciaal Cultuurfonds hetgeen de afstemming met andere regelingen en de voorlichting naar monumenteigenaren eenvoudiger kan maken (minder verschillende regelingen);
3. Als het lukt een samenwerkingsverband aan te gaan met externe partners (zoals woningcorporaties of grote beheerders van gemeentelijke monumenten) kan het draagvlak voor instandhouding van gemeentelijke rnonumenten en beeldbepalende panden worden vergroot. Het maken en vastleggen van goede afspraken en verantwoordelijkheden moet dan wel waterdicht geregeld worden.
4.2 Nadelen en rfsico’s Revolving Fundsystematiek: 1. Gelet op de specifieke Eindhovense situatie (zoals genoemd in Hoofdstuk 2) blijkt dat er met name aanspraak op de restauratiesubsidieregeling wordt gemaakt door: particuliere eigenaren (belastingplichtig) van gemeentelijke woonhuismonurnenten voor een laag bedrag aan subsidiabele restauratlekosten en vaak ook onderhoudsgerelateerd. Een revolving fund is echter pas interessant voor de hogere iening-bedragen (vanaf minimaal E 35.000, zo blijkt uit landelijke ervaringscijfers: zie ook Bijlage 1 "Ervaringen andere gemeenten");
niet belastingplichtige kerkgenootschappen die juist hogere bedragen nodig hebben ten behoeve van restauraties van met name kerken. Daar op een kerk moeilijker een hypotheek is te vestigen kan worden (daardoor bestaat er meer risico voor de leningverstrekkende gemeente die het risico draagt) en het feit dat niet fiscaal relevante eigenaren geen b.t,w, kunnen terugvorderen, is juist voor deze doelgroep een subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens interessanter. Orn diezelfde reden is ook bij de rijksregelingen voor rijksmonumenten voorzien in een restauratielening voor fiscaal relevante eigenaren en een subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens voor niet fiscaal relevante eigenaren (zoals sbchtingen, kerkgenootschappen, liefdadidheidsinsteilingen, etcetera) ; eigenaren van gemeentelijke monumentenvilla’s en woningbouwcomplexen: voor deze categorie is ÃćâĆňâĂİ als het gaat om fiscaal reievante eigenaren ÃćâĆňâĂİ een revolving fund wel interessant.
2. Gelet op de Eindhovense situatie (zoals genoemd in Hoofdstuk 2 en 3) betreffen de werkzaamheden voor een deel ook werkzaamheden die regelmatig (binnen de looptijd van de lening) wederom terugkomen als noodzakelijke investering. Hierdoor ontstaat het risico dat men nog moet betalen aan een lening (met een looptijd van bijvoorbeeld 20 of 30 jaar), terwijl de nieuwe onderhouds- c.q, restauratieactiviteit al na bijvoorbeeld 15 jaar terugkomt. Om die reden zal ingeval van toepassing van een (laagrentende) lening het moeten gaan om werkzaamheden die gedurende de looptijd van de desbetreffende restauratie niet of nauwelijks terugkomen. Orn die reden dient er ook rekening te worden gehouden met restauratiewerkzaamheden die
34
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenteljik JWonumentensubeidiebeleid anno 2007 het normale onderhoud te boven gaan. Bekijken we aan de hand van de in Eindhoven ln de loop der jaren ingediende subsidieaanvragen, dan gaat het regelmatig ook over onderhoudsgerelateerde werkzaamheden.
3. Wanneer de gemeentelijke storting in het revolverende fonds aanzienlijk minder is dan het totaal van uitgezetle leningen (leenvariant), bouwt de gemeente gedurende een lange tijd een negatief saldo op. Het fonds wordt tijdens die periode negatief beifnvloed in het geval van een flinke geldontwaarding en een forse stijging van de rente, wanneer langdurige verplichtingen tegen een lage rente uitstaan. Daarentegen heeft het tussentijds afrekenen (volledig aflossen) als gevolg van verkoop een gunstig effect op het fonds. 4. Wanneer eigenaren hun verplichtingen niet kunnen nakomen heeR dit een negatief effect op het revoiverend fonds. Daar staat tegenover dat er voldoende waarborgen zijn ingebouwd zoals het verplichte advies van het Bemiddelend Orgaan en het (bestaande) garantlefonds, 5. Het risico bestaat dat het lenen van geld (in plaats van het ontvangen van subsidie) een (te) hoge drempel is voor met name particuliere eigenaren met een leningsbehoefte onder de 0 35.000 en voor eigenaren die de
rente niet fiscaai kunnen verrekenen c,q, de b.t,w. niet kunnen verrekenen (zoals erkende organisaties, gericht op de instandhouding van monumenten, kerkgenootschappen etc.) en die op grond ven de bestaande sub-sidieverordening een eenmalige bijdrage ontvingen. Dit zou ondervangen kunnen worden door juist voor
niet belastingplichtige eigenaren subsidie in de vorm van een bijdrage-ineens te verstrekken en voor belasting-plichtige eigenaren een restauratielening of (wellicht in de toekomst) een "Subsidie op Termijn",
6. Er is een substantiÃńle voeding van het fonds nodig, eenmalig dan wel gedurende meerdere jaren. De dekking van het benodigde budget dient voor een langere periode te zijn gegarandeerd. Dit zou voor de gemeente sen knelpunt kunnen vormen gelet op de vaak krappe gemeentebegroting. Daar staat tegenover dat ook met een wat lager bedrag een eerste start zou kunnen worden gemaakt. Dit biedt de mogelijkheid de belangstelling voor deze vorm van financieren te monitoren, en het fonds afhankelijk van de behoeRe geleidelijk aan uit te bouwen.
7. De procedurele en ovedge uitvoering van de huidige subsidieregeling voor monumenten is ondergebracht bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer. Deze afdeling dient een actieve rol te vervullen. Wanneer uit oogpunt van etficiency en overzichtefijkheid besloten wordt alle uit het fonds voortvloeiende werkzaamheden bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer onder te brengen, zal hiervoor capaciteit moeten worden gereserveerd,
8. Eveneens zullen de met de uitvoering van een revolverende fondsregeling belaste personen voldoende capabel moeten zijn om een dergelijke regeling uit te voeren en de juiste, duidelijke en drernpellage voorlichting te kunnen geven aan de aanvragers van laagrentende restauratieleningen.
35
Nota Aandachtspunten Revoiving Fund in het Gemeenteljik IV/onrrmentensubsid/ebeieid anno 2007
4.3 Aanbevelingen en vervolgelappen voor de verdere afweging: Gezien het vorenstaande blijkt dat de instelling voor een revolverend fonds met name interessant ls voor particufiere monumenteigenaren, niet zijnde stichtingen en eigenaren van kerken. Het moet dan met name gaan om restauratielenlngen met een hoogte boven de 6 35,000. Het blijkt juist det een groot deel van de eigenaren van gemeentelijke monumenten, die in gemeente Eindhoven van 2001 tot eri met het
heden een beroep gedaan hebben op restauratiesubsidies, bestaan uit particulieren die een investeringsbehoefie hebben van ver onder de 0 35,000 (kleinere ingrepen) en dat het vaak om onderhoudsgerelateerde zaken gaat die vaak binnen een langere looptijd als last terugkomen. Overigens valt onderhoud tot de 1’ verantwoordelijkheid van de monumenteigenaar zelf, terwijl bij een relvolverend fonds juist met name restauratiewerkzaamheden - die het normale onderhoud te boven gaan - geschikter zijn voor een laagrentende restauratielenlng. De andere groep eigenaren die vanaf 2004 in toenemende mate een beroep hebben gedaan op de restauratiesubsidieregefing betreffen eigenaren van kerken (waarbij het gemeentelijk risico bij leningverstrekking toeneemt omdat een kerk moeilijker hypothecair te belasten is), Op grond van het vorengaande en voornoemde specifieke Eindhovense restauratiedoelgroepen ligt het dus meer voor de hand dat de bestaande subsidieverordening wordt geevalueerd en blijft voorzien in een maatwerksubsldi6ring in de vorm ven bijdragen-ineens waarbij: a, wordt afgestemd op de in hoofdstuk 1 (paragraaf 1.1) aangegeven benaderlngswijzigingen; b. optimale afstemming plaatsvindt met de overige restauratiesubsidieregelingen voor gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden zoals in beeld is gebracht in hoofdstuk 1(paragraaf 1.3); c. de inhoud van deze regeling wordt afgestemd naar gemeenten gedecentraliseerde taakstellingen van de kwalitatieve monumentenzorg en de lokale periodiek vast te stellen doelstellingen op dit vlak; d. voorzien wordt m maatwerk naar doelgroep (budgetten voor particuliere eigenaren van woonhuismonumenten en specifiek beheersbare maatwerk- en doelstellingsbudgetten voor niet fiscaal relevante eigenaren van grotere monumenten met een duidelijke relatie naar de periodiek door het gemeentebestuur vast te stellen (meerjaren-)gemeentelijke behoefte- en doelstellingsplanning; e. een integraal uit te voeren BehoeReraming en een te ontwikkelen "Kwalitatieve Monumenten Registratie", waarin de technische noodzaak wordt bijgehouden aan de hand van de door de "Monumentenwacht Brabant" uit te brengen technische rneerjarenplanningen de gemeente inzicht verschaft,
Een actueel stadsvernieuwings- en monumentenbeleid dat helder, inzichtelijk, efficii nt en Idantgerlcht ls en zoveel mogelijk aansluit op de lokaie behoefte en structureie finariciele ondersteuning garandeert.
Vervolgetappen: 1. De overige met een verantwoorde keuze verbandhoudende onderdelen (zoals aangegeven in het op pagina 6 aangegeven schema) bij uw afweging te betrekken;
2. Op basis van een onderzoek naar de restauratiebehoefte in Eindhoven de exact benodigde omvang van de noodzakelijke jaarlijkse hoeveelheid restauratiemiddelen en de doelgroep (categorieÃńn eigenaren en monumenten) nader te bepalen en de maximum aanvaardbare subsidiehoogten zo nodig bij te stellen;
3, Afhankelijk van uw keuze een gemeentelijke risicoanalyse laten vemchten via uw afdeling financien;
4. Dan pas tot de exacte vormgeving van een maatwerksubsidieverordening met bijbehorende voorlichting over te gaan, waarbij voorzien wordt in:
standaardiseren/klantgericht maken van procedures„voorlichting, rneatwerk en capaciteit; standaardisatie van het budgetbeheer, verantwoording en archivering van restauratiesubsidies; struktureel periodiek inzicht in de voortgang van vooraf vastgestelde lokale restauratiedoelen en waarbij ÃćâĆňâĂİ gelet op de specifieke restauratiedoelgroepen ÃćâĆňâĂİ voorzien wordt in de onder 4.3 onder
a. t/m e. genoemde aandachtspunten en waarbij de nog te onderzoeken restauratiebehoefte (ook voor wat betreft de gewenste subsidiehoogten en gemeentelijke maxima daarin) zal worden betrokken;
5. De gemaakte keuze periodiek te evalueren c.q. bij te stellen.
Monumentenhuis Brabant, juni 2008
36
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubsidiebeleid anno 2007
Bronvermelding: 1. Onderzoek PRC in opdracht van Ministerie OCW inzake investeringsbehoefte monumenten (juli 2006) 2. Investeren in Monumenten (NRF, juli 2007) 3. Onderzoeksgegevens gemeente Amsterdam, augustus 2007) 4, Ervadngsgegevens diverse gemeenten (Den Helder, Deventer, Rotterdam, Geertruidenberg, Groningen, Schiedam, Dordrecht, Leeuwarden en Utrecht, december 2M7) 5. Ervaringscijfers gemeente Eindhoven en gegevens uit gesprekken met gemeente Eindhoven (december 2007)
37
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenteljik Monumentensubsidiebeleid anno 2007
Bijlage 1
Ervaringen in andere gemeenten en provincies
Rotterdam Rotterdam is ooit als eerste gemeente gestart met het opzetten van een revolving fund in 1993. In de
afgelopen jaren liep de belangstelling voor de laagrentende leningen terug. Oorzaken waren onder meer dat het maximum van de lening (veel) te laag was en de regeling als ingewikkeld werd ervaren, Het fonds heeft in 2006 een herstart doorgemaakt. De maximum hoogte van de leningen is nu opgetrokken naar 6 250.000 (woonhuizen) resp. 4 500.000 (overlge monumenten). Toch loopt het fonds op dit moment niet heel goed, In de afgelopen 14 jaar zijn maar 25 projecten uit het fonds gefinancierd. Dit wordt geweten aan onvoldoende promotie van en publiciteit over het fonds en gebrek aan capaciteit binnen de gemeentelijke monumentenzorg. Het fonds is in een aantal tranches gevoed tot 9 miljoen gulden; de gemeente heeft er inmiddels ook weer geld uitgehaald. De omvang is nu ruim 2,5 miljoen euro.
Deventer Het revolving fund van de gemeente Deventer is in 2001 ingesteld, De voeding van het fonds heeft vier jaar achtereen plaats gevonden (6 450.000 per jaar). Vooral de NV Bergkwartier maakt gebruik van de leningen, Voor particuliere eigenaren blijken vooral de maandlasten een drempel. Schiedam Het revolving fund van de gemeente Schiedam, opgericht in 2003, is eenmalig gevoed met 1 miljoen
euro. Het fonds loopt matig. Het maximum te lenen bedrag bedraagt 6 90.000; dit wordt door eigenaren in het algemeen te laag gevonden. De gemeente overweegt weer over te gaan tot het verstrekken van eenmalige subsidies, Dordrecht Ook de gemeente Dordrecht heeft sinds 2003 een restauratiefonds. Het fonds is twee keer gevoed, 2,7 miljoen bij de start en in 2006 nogmaals 1,8 miljoen euro. Het aantal projecten per jaar is 7,5 en de gemiddelde lening per project 6 90.000. Daarnaast verstrekt de gemeente ook eenmalige subsidies aan eigenaren zonder fiscale aftrek van 30% van de goedgekeurde subsidiabele restauratiekosten. De start van het fonds is langzaam gegaan; inmiddels begint de omzet aan te trekken.
Geertruidenberg Voor het beheer van het revolving fund werkt de gemeente Geertruidenberg samen met het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn). ln 2003 is de gemeente Geertruidenberg overgegaan van een bijdrage-ineenssystematiek naar een revolving-fundsystematiek ten behoeve van restauraties aan gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden, Voor woningcorporaties is de regeling effectief gebleken: de speciale rekening voor woningcorporaties (ABN-AMRO-fondsrekening, rente 0,5% en looptijd inmiddels beÃńindigd) is volledig benut. De belangstelling van particulieren voor de laagrentende leningen is zeer matig. Met een totale storing op de gemeenterekening ten behoeve van niet-woningcorporaties ad < 855,000 is een jaarlijks besteedbaar bedrag vastgestelde
van 6 128,000, Dit bedrag is geen elk jaar volledig benut daar de interesse bij particuliere monumenteigenaren voor deze regeling matig is. Een oorzaak is onder meer dat het maximum van de iening met 6 32,000 aan de lage kant is. Hoewel de regeling en voorlichting duidelijk in elkaar zit wordt
de hoeveelheid papieren en verklaringen die aan het SVn moeten worden geretourneerd afs drempelverhogend ervaren. Eveneens het feit dat boven een bepaald bedrag hypothecaire zekerheid is vereist wordt als drempel ervaren. Her blijkt ook dat particuliere eigenaren iiever een lager bedrag in
de vorm van een bijdrage-ineens wi/len (uitbetaling zodra de restauratie technisch en financieel is goedgekeurd) dan een lening waarvoor men jarenlang een bepaalde last heeft en waarvan men het moeilijk vindt de "subsidie" in de vorm van een lagere rentelast, verdeeld over de looptijd, te zien. De regeling is afgelopen jaren wel behoorlijk goed gepromoot. Dit was blijkbaar niet voldoende om het succes net zo groot te laten zijn als bij een subsidie, gebaseerd op een bijdrage-ineensmeethOdee,
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenfeljitr Monumentensubsidiebeieid anno 2007
Groningen Voor het beheer van het revolving fund werkt de gemeente Groningen samen met het Stimuleringsfonds voor de Volkshuisvesting (SVn). ln dit fonds is een derde beschikbaar voor monumenten en tweederde voor (particuliere) woningverbetering. Voor monumenten wordt de regeling voornamelijk ingezet voor ’kanjers’ (grote her te bestemmen gebouwen) in de stad (fabrieken, pakhuizen, scholen, kerken), Voor particulieren hjkt deze regeling dus niet interessant genoeg,
Leeuwarden Het revolving fund van Leeuwarden is bij de oprichting in 2005 eenmalig gevoed met 3,9 miljoen, Er is geen minimum of maximum aan de hypotheek verbonden. Het fonds zit duidelijk nog in een aanloopperiode. Utrecht In 2006 is het Utrechts restauratiefonds gestart op basis van een eenmalige storting van 6 2,5 miljoen. De gemeente hoopt hiermee haar restauratieproductie van gemiddeld 40 restauraties per jaar op peil te houden. Een tweede storting van ca. 2 miljoen wordt binnenkort verwacht.
Overzicht gemeentelj i@e fondsen voor monumenten Aantal
Start datum
Bijzonderheden
fonds
Omvang fonds bij start in euro
Maximum lening
monumenten
1993
4 miljoen
250.000 (woningen)
Samenwerking met het NRF
2001
4 x 450.000 in vier
450,000
Samemverking met het NRF
353 RM 176 GM 557 RM
aar
540 GM
230 RM
2003
1 miljoen
90.000
Samenwerking met
2003
2,7 miljoen en 1,8 mil’oen
90.000
Samenwerking met
2003
855.000
200 GM 846 RM
het NRF
163 GM 122 Rhll
het NRF
32,000
200 GM+BP
634 RM 548 RM
het SVn
2005
3,9 miljoen
geen maximum
Samenwerking met
2006
2,5 miljoen
23D.DDO
Samenwerking met
het NRF
neeneen GM 1360 RAID
1530 GM
Samenwerking met het Svn
Samenwerking met
8 miljoen waarvan 1/3 voor monumenten
214 GM
het NRF
39
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeenteljik JMonumentensubsidiebeteid anno 2007
Provinciale cuifuurtondsen ln de afgelopen vijf jaren zijn op initiatief van het NRF en het Prins Bernhard Cultuurfonds in negen provincies Cultuurfondsen voor Monumenten ingesteld met het doel de financiÃńle mogelijkheden voor de restauratie van gemeentelijke en provinciale monumenten te verruimen. Op dit moment is er via deze fondsen in totaal zo’n 24 miljoen beschikbaar ten behoeve van laagrentende restauratieleningen. De oorspronkelijke idee was dat vanuit het bedrijfsleven de bedragen per provincie verdubbeld zouden worden. Dat is niet gerealiseerd; wel hebben diverse partijen, waaronder woningcorporaties en enkele gemeenten een bijdrage geleverd aan de voeding van de fondsen. Wet gaat in veel gevallen om schenkingen (aan het Prins Bernhard Cultuurfonds). Alle fondsen zijn gevoed door middel van een eenmalige storting bij de start van het fonds (bijdragen van het Prins Bernhard Cultuurfonds, NRF, provincie en diverse organisaties) Overzicht provinciale cuituurfondsen voor monumenten Provincie
Start datum
Bijdragen (naast PSC, NRF, provincie)
Grnnin en
2003
J.B. Scholtenfonds, VSB fonds
Frrnlen Noord-
2003
VSB fOndS Stichtin BcuwoultuurfOndS F slan
2003
Gemeente Bergen op Zoom en enkele Brabantse bedrrven
Brabant
Noord-Holland
2003
Utrecht
2004
Oee’ nel
2005
Gelderland
2005
Zuid-Holland
2005
Zeeland
Omvang fonds bij start in
675.000 2.800.000 3.200.000
lAitros, Qe Alliantie; diverse gemeenten, stichtin en Rabobank Utrecht
5.400.000
i 7 co oraties een
2,000.000
4.000,000 4.600.000
Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO)
570.000
en Brabants Zeeuwse Werkgeversvereniging BZW
Een aantal fondsen heeft last gehad van aanloopproblemen, waaronder het Cultuurfonds jn NoordHolland. De belangrijkste drempel was de eis van gemeentegarantie, die inmiddels is komen te vervallen, De later opgerichte fondsen zoals die in Gelderland en Overijssel zijn, mede dankzij een goede publiciteitscampagne, meteen een succes geworden. Voor de leningen geldt in het algemeen een minimum bedrag van 6 10.000, het maximum bedrag verschilt per provincie. Voor het Cultuurfonds Brabant geldt een subsjdjemaxjmum van < 50.000 en een minirnumrentepercentage van 1,5%. Afstemming van gemeente Eindhoven met het Cultuurfonds Brabant is wel verstandig, doch kan het de gemeentelijk noodzakelijke subsidieregeling nooit vervangen. Eveneens heeft de gemeente geen invloed op de besteding van de gelden. De bevoegdheid om de leningen te verstrekken ligt immers bij het Prins Bernhardfonds, Duidelijkheid over de beschikbaarheid van financiering (hoe, hoeveel en wanneer) kan daarmee niet door de gemeente worden gegeven hetgeen als bureaucratisch kan worden ervaren.
40
blote Aandachtspunten Revoiving Fund in hef Gemeenfelj ik Afonumentensubsidiebeleid anno 2007
Bijlage 2
Voorbeeldfolder en chronologisch atappenplan aanvraagprocedure laagrentende restauratielening
Laagrentende Stirnuleringslening voor uw restauratie>
Lenen tegen +I- 1,5% voor de restauratie van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden. Dat is wat
gemeente Eindhoven eigenaren van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden op basis van de nieuwe "Subsidieverordening Restauratieregelingen Gemeentelijke Monumenten en Beeldbepaiende Panden gemeente Eindhoven 2008 kan aanbieden in de vorm van "Laagrentende leningen voor Restauraties", Via deze verordening zijn voor eigenaren van gemeentelijke monumenten en beeidbepalende panden de volgende restauratieregelingen van toepassing:
1, een Totaalresfauratieregelfng" voor algehele restauraties van gemeenfelijke monumenten en beeldbe-
paiende panden, waarbij gesubsidieerd wordt in de vorm van de verstrekking van laagrentende restauratiesieningen
2, een Regeling voor harsteffvervanging van Rieten Kappen", waarbij gesubsidieerd wordtin de vorm van da verstrekking van laagrenfende stimuleringsleningan 3. een "Regeling knelpunten Monumenfenzoqy", waarbij ter oplossing van knelpunten in de monumentenzorg, het college op advies van de fvlonumentencommissie kan besluiten ter oplossing van dit knelpunt onder nader te bepalen voorwaarden aan eigenaren van gemeenfelijke monumenten en beeldbepalende panden een laagrantende stimuienngsiening te verstrekken
4. "Regeling restauratieArervanginglaanbrenging van aan de gevel gerelateerde objecten, behorend bji monumenfen en/of beeldbepaiende panden, waarbij gesubsidieerd wordt in de vorm van laagrentende stimuleringsleningen
Wanneer eigenaren een algeheel restauratieplan indienen, dat voldoet aan de bepalingen van deze subsidieverordening, kunnen zij ÃćâĆňâĂİ mits het jaarlijks beschikbaar bedrag ten behoeve van laagrentende restauratieieningen
nog niet overschreden is - tegen een zeer lage rente een restauratielening krijgen. In plaats van een subsidie in
de vorm van een bijdrage-ineens bestaat de subsidie in het verschil tussen de marktrente en de door de gemeente gehanteerde rente tot het nader in de verordening aangegeven maximumbedrag, De door de gemeente gehanteerde rente bedraagt minimaal 1% en maximaal 2%.
Nadat u voor uw plan een Monumentenvergunning en Bouwvergunning heeft verkregen zal de gemeente uw aanvraag voor een laagrentende stimuleringslening toetsen aan de subsidieverordening op grond waarvan u een aanvraag doet. Als uw aanvraag aan alle voorwaarden voldoet, dan kan het college besluiten u in aanmerking te laten komen voor een laagrentende stimuleringslening. Wanneer het college van burgemeester en wethouders heeft besloten om uw aanvraag voor restauratiesubsidie in de vorm van een laagrentende restauratielening via het Nationaal Restauratie Fonds/het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting nederlandse gemeenten in aanmerking te laten komen, dan volgen er een aantal stappen voordat het geld daadwerkelijk beschikbaar komt. in dit stappenplan geven wij uhiervan een overzicht.:
2. Gerneenteff ke Behandelin IToetsin
4. Het Aanvraa formulier
5. HetSVnfinancierin s lan 6. De Akte 7. De Uitbetalin en het Bouwkrediet
41
Nota Aandacfttspunten Revoiving Fund in bat Gemeentelijk Monumontansubaidiebeleid anno 2007
De Voorbereiding De gemeente Eindhoven bepaalt op grond van de voorwaarden van de Subsidieverordening Restauratieregellngen Gemeentelijke Monumenten en Beeidbepalende panden gemeente Eindhoven 2008" of u in aanmerking komt voor een laagrentende gemeentelijke "Restauratielening".
Wij adviseren uw voornemen voor een restauratieplan op grond van voornoemde regeling altijd in een vroeg stadium met de gemeente te overleggen. U moet in elk geval een doortimmerd en goed gemotiveerd restauratieplan hebben waarvoor u reeds een Monumentenvergunning en een Bouwvergunning heeft verkregen. Een terzake kundige architect weet welke stappen moeten worden worden doorlopen om de noodzakelijke vergun-
ningen voor uw restauratieplan te verkrijgen. Hieromtrent is tevens een folder met een stappenplan
verkrijgbaar.
Een dergelijk plan met een verzoek aan de gemeente maakt u ais volgt: i. Door middel van het door het cogege van burgemeester en wethouders beschikbaar te steilen standaard"Aanvraagformulier voor een laagrentende Stimuleringslening voor uw restauratieplan" verzoekt u het college formeel om in aanmerking te mogen komen voor een laagrentende lening.
Voornoemd standaard-aanvraagformulier is toegevoegd in deze brochure.
2, Tezamen met dit aanv levert u de volgende noodzakelijke stukken aan de gemeente: Q een kopie van de eigendcmsakta Q een meent pedcdfek (maximaaf 2 jaar oud) "Inspectierappcrt" van Sbchting Monumentenwacht Noord-Brabant" of een vergelijkbaar restaursbsdeskundlg bureau
Q voor Gsmeeclelrjke Monumenten: sen kopie van de brief, bebekkicg hebbend op de verleende Mcnumentenvergunning, betrekking hebbend cp de voorgenomen restsuratiswerkzasmheden
Q sen kopie van de brief, betrekking hebbend op de verleende (Bouw)vergunning in relatie tol de voorgenomen reslaursliewerkzaamheden
Q het besiaksdeel (Deel B SRB) dst voorziet in ssn gedetailleerde werkomschrfiving, voorzien van een codering die correspondeert met de posten in de gespscificeerde (open) begroting
Q gespscinceetde (open) begroting van de kosten, voctzien van een nummering van de begrotingsposten, corresponderend met de per post genummerde wsrkomschrijvingsn
Q door de l4onumantancommissia Eindigde geparafeerde an positief beocrdaalda tekeningen, da identiek zjin aan de takanihgen op grond waarvan aan Monurnenlenvergunning of aan pasitfaf advjas van de IHcnumantancomssssia is afsmada op basis waarvan da noodzakelijke (Bouw)venyunniny(en) isf zijn verfaand zjin raeds in hat bezit van de gemeente Q de naam, adres en telefoonnummer(s)van de aannemer(s) Q de naam, adres en telefoonnummer(s) van de architect, die belast is met het toezicht cp de uitvoering
Q de bi) het Aanvraagformulier gevoegde en ingevulde Checklist Aanvraagformulier Gsmsanle"
Q voor zover van toepassing, alle overige bescheiden en gegevens die naar hel oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor een juiste beoordeling van uw aanvraag
3, Aan de hand van bovenstaande stukken bepaalt de gemeente Eindhoven het naar haar opinie acceptabele
bedrag dat de gemeente in de vorm van een laagrentende stimuleringslening voor uw restauratie beschikbaar kan stelien. Daarbij zijn de in de subsidleverordening genoemde bepalingen van toepassing.
42
hlota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubaidiebe(e/d anno 2007
De Gemeentelijke Behandeling en Toetsing Aan de hand van de door u ingediende stukken gaat de gemeente na of alle stukken compleet zijn aangeleverd. Als dit niet het geval is dan krijgt u een brief waarin is aangegeven wat ontbreekt en krijgt u gedurende 14 dagen de gelegenheid de ontbrekende stukken alsnog aan te leveren. Is dit niet gebeurd, dan wordt de aanvraag afgewezen.
Als uw aanvraag compleet is, dan wordt getoetst of uw aanvraag voldoet aan de bepalingen van de subsidieverordening en adviseert de Monumentencornmissie het college omtrent de subsidiabele restauratiekosten en over het maximale bedrag aan restauratiekosten waarvoor u op grond van de betreffende restauratieregeling van de subsidieverordening een Laagrentende Stirnuleringslening kunt krijgen,
De Toewijzingsbrief Wanneer de gemeente akkoord gaat met uw plan, stuurt zij u een "Toewijzingsbrief’, Daarin informeert zij u over:
de goedgekeurde subsidiabele restauratiekosten het maximale bedrag aan restauratiekosten waarvoor u een Laagrentende Stimuleringslening kunt krijgen de maximale looptijd
het vaste rentepercentage voor de Laagrentende Stimuleringslening gedurende de gehele looptijd het toewijzings- en registratienumrner het soort lening het feit dat er sprake moet zijn van een Bouwkrediet
het feit dat er sprake moet zijn is van een advies van het Bemiddelend Orgaan (in verband met de benodigde borgstelling)
of er wei of niet sprake is van een hypotheek en
of er sprake is van overige voorwaarden. Als u de gemeentelijke "Toewijzingsbrief’ heeft gekregen, dan geefl u dat het groene licht om bij de het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting/Nationaai Restauratie Fonds een officiÃńle offerte aan te vragen door middel van het bij de gemeentelijke "Toewijzingsbrief’ gevoegde "Aanvraagformulier voor een Laagrentende Restauratielening ". Daarom ontvangt u tegelijk met de "Toewijzingsbrief" de stukken die u nodig heeR voor het aanvragen van een Laagrentende Restauratielening via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting nederlandse gemeenten (SVn)/het Nationaal Restauratie Fonds, inclusief checklist voor de bij te voegen stukken en (voor particulieren) een modelwerkgeversverklaring en een brochure met een volledige toelichting. Van de door het college van burgemeester en wethouders aan u verleende ’Toewijzingsbrief voor een voorlopige laagrentende restauratielening" maakt de gemeente melding bij het Stirnuleringsfonds Volkshuisvestingi Nationaal Restauratiefonds door middel van de verzending van een kopie van de aan u verzonden toewijzingsbrief.
43
Nota Aandachtspunten Revofving Fund in het Gemeente///fr/if/onumentensubsid/ebefeid anno 2007
Indienen Aanvraagformulier bij het SVn/ NRF U vult vervolgens het aan u verstrekte "Aanvraaglorrnulier SVnf NRF" in en voegt er de ingevulde en ondertekende werkgeversverklaring (bij particulieren in loondienst) bij evenals kopie&n van andere voor de behandeling van uw aanvraag benodigde stukken (zie de checklist). Het ondertekende aanvraagformulier stuurt u met de bijlagen naar het SVnf NRF. Het SVn/ NRF behandelt deze aanvraag en toetst deze zonodig aan de normen voor de Nationale HypotheeK Garantie of voor de gemeentegarantie (indien van toepassing),
SVn/ NRF Financieringsplan Wanneer u in aanmerking komt voor de laagrentende restauratielening van het SVnf NRF, maakt het SVnf NRF
daar melding van aan de gemeente Eindhoven. Indien van toepassing en noodzakelijk zendt de gemeente vervolgens aan u een "Garantiebesluit" en de gemeente zendt een afschrift daarvan aan het SVnf NRF. Vervolgens ontvangt u rechtstreeks van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting/Nationaal Restauratie Fonds een offerte voor alle leningdelen, het zogeheten "Financieringspfan".
Het Financieringsplan omvat een ’hoofdofferte’ en een of meer specificaties, afhankelijk van het aantal leningdeien. De hoofdoiferte vermeldt de esserrtihle kenmerken van de lening(en); in hhn oogopslag overziet u de belangrijkste zaken, zoals uw totale leningbedrag, uw maandelijks te betalen lasten en de gegevens van het pand
of object waarvoor u de lening hebt afgesloten. Per leningdeei zijn de specifieke kenmerken en afspraken uitgewerkt, zoals de wijze van afiossing, het rentetype en het rentepercentage. Bij het Financierlngsplan ontvangt u een uitgebreide toelichting en de Algemene Voorwaarden voor Geldleningen die van toepassing zijn,
Akte Zodra het SVnl NRF het "Financieringsplan" ondertekend van u heeft terugontvangen en alle bijbehorende stukken binnen zijn (waaronder ÃćâĆňâĂİ indien van toepassing ÃćâĆňâĂİ het gemeentelijke Garantiebesluit), stuurt het SVnl NRF
u een acceptatiebrief. Hierin wordt u onder meer bericht over de wijze waarop de overeenkomst getekend kan worden, Meestal wordt de lening vastgelegd in een notarieie akte, SVn maakt in dat geval de stukken op en stuurt ze naar de notaris (ingeval er hypothecaire zekerheid vereist wordt door de gemeente). Met de notaris maakt u
een afspraak voor het passeren van de akte. Soms is een onderhandse akte voldoende, U ontvangt dan rechtstreeks van het SVn/ NRF een akte ter ondertekening. Vanaf het ondertekenen van de overeenkomst betaalt u per maand de rente en aflossing (via een automatische incasso), Jaarlijks ontvangt u van het SVnf NRF een saldo-overzicht.
Uitbetaling en Bouwkrediet Na het tekenen van de akte betaalt het SVnf NRF u de lening uit. Dit gebeurt via de storting in een zogeheten Bouwkrediet". Het Bauwfrred/et is uitermate geschikt bij de financiering van uw restauratieproject. In het Bouwkrediet komen alle benodigde 5nanci5le middelen. Deze kunnen afkomstig zijn uit verschillende bronnen; niet alleen de lening die u via SVn/ NRF ontvangt, maar ook eigen geld of subsidie. Aan de hand van nota’s van de aannemer en anderen betaalt SVnf NRF het geld uit, Over een tegoed op het Bouwkrediet ontvangt u een rentevergoeding; staat u "rood", dan brengt het SVnf NRF u rente in rekening. Het Bouwkrediet stopt zodra uw restauratieproject klaar is. Het SVnf NRF verrekent daarna met u de eventuele overschotten of tekorten, De gemeente Eindhoven stelt een Bouwkrediet als voorwaarde. Rekeningen kunt u indienen via de gemeente. Nadat de gemeente heelt gecontroleerd of de ingediende rekeningen onder de subsidiabeie kosten vallen, zend zij deze ter betaling door aan het SVnf NRF, Aldus ziet de gemeente erop toe dat haar leningen via het SVnl NRF, en eventuele subsidies, worden gebruikt voor het doel waarvoor ze bestemd zijn.
Nadere Inlichtingen Monumentenambtenear van gemeente Eindhoven, Tef: 040-238...
Nota Aandachtspunten Revolving Fund in het Gemeentelijk Monumentensubaidiebeleid anno 2007
Bijlage 3
Voo rbeeldoverzicht
Fondsvorming Gemeentelijk Fonds Voorbeeld tabellen: niet opgenomen