Informatiemagazine van de Landsbond van de Onafhankelijke Ziekenfondsen
– juni 2008
Dossier
obesitas www.mloz.be
Inhoud / Woord vooraf: Obesitas, een gewichtig probleem
3
/ ‘We worden belaagd door voeding’
4
/ Naar een opleiding ‘artsen-nutritionisten’
5
/ Een congres met een hart voor voeding
6
/ Zijn milieutoxines vetmakers?
6
/ Handelen vanaf adolescentie
8
/ Benevita: een innoverend laboratorium
8
/ Obesitaschirurgie; niet geknipt voor iedereen
9
/ Geneesmiddelen: aanbod blijft beperkt
10
/ Eindelijk een specifieke nomenclatuur
11
/ Huisarts is ideale coördinator voor zorgtraject obesitas
12
/ Nog een witboek?
13
/ Happy Body promoot gezonde, dynamische levensstijl
14
/ WGO: uitdagingen obesitas
15
/ Niet alleen steun bieden, vooral ook begeleiden: Een gids vol tips van MLOZ
18
Verantwoordelijke Uitgever: Pascal Mertens Hoofdredacteur: Nicolas de Pape Pre-press: Luc De Weireld Werkten mee aan dit nummer: Kim Verbruggen, Piet Van Eenooghe, Jan Van Emelen, Olivier Stoop, Karen Willems. Foto’s: Belga Uw reacties naar
[email protected] of Nicolas de Pape Communication manager Sint-Huibrechtsstraat 19, 1150 Brussel
3
Obesitas, een gewichtig probleem
I
n 2007 werden in België 7 kinderen jonger dan 14 jaar en 700 pubers jonger dan 18 jaar bariatrisch geopereerd. Deze indrukwekkende cijfers uit de realiteit van vandaag werden meegedeeld op een rondetafel georganiseerd door ‘eetexpert’ in Leuven. Deze cijfers beklijven en moeten iedereen wakker schudden. Wat is er aan de hand met obesitas in België en in de ons omringende landen? Deze Fax Medica handelt specifiek over deze problematiek en tracht een beeld te schetsen van wat kan gedaan worden zowel in de verplichte als in de aanvullende verzekeringen. Ziekenfondsen hebben een verantwoordelijkheid in het medebeheer van het budget maar ook in het maatschappelijk bestel rond gezondheidszorgen. De Onafhankelijke Ziekenfondsen hebben dit ruimschoots en sinds meerdere jaren begrepen en ondernemen dan ook een aantal acties in partnerships met verstrekkers, overheden en preventiestructuren. Obesitas en overgewicht zijn enkele belangrijke uitdagingen voor de volksgezondheid en voor het budget van de ziekteverzekering. De gevolgen voor de kwaliteit van het leven van onze cliënten en voor de uitgaven van gezondheidzorg zijn indrukwekkend. In België wordt uitgegaan van de theoretische berekening (BIGE) dat obesitas verantwoordelijk is voor 6% van de uitgaven voor gezondheidszorg, en dit percentage groeit ongetwijfeld(1). Een verstandige aanpak is mogelijk, dit bewijst Canada, waar door sterke investeringen in preventie en gezondheidspromotie de totale kost teruggedrongen werd tot 2,5 % van de totale uitgaven, in tegenstelling tot grote broer en buurman, de VSA, waar men de invloed op de uitgaven schat op meer dan 10%. Binnen de Belgische structuren van gezondheidszorg groeit dan ook sterk de aandacht voor obesitas en dit op de verschillende beleidsniveaus, die elk hun verantwoordelijkheid moeten nemen . In dit kader werd door het RIZIV besloten deze aandacht om te zetten tot een werkgroep binnen de Wetenschappelijke Raad voor de chronische ziekten. Aan de Onafhankelijke Ziekenfondsen werd gevraagd de leiding te nemen, gezien de verschillende recente activiteiten die MLOZ heeft ontplooid voor deze groep van aandoeningen.
De werkgroep heeft een brede scope rond ‘obesitas’ en als missie het uitwerken, op basis van een stand van zaken van de wetenschap, van aanbevelingen aan de verschillende beleidsinstanties. Deze aanbevelingen kunnen verder reiken dan de strikte grenzen van de verplichte ziekteverzekering en kunnen dus het hele domein bestrijken van preventie, gezondheidspromotie, vroegtijdige detectie van risicofactoren en hun aanpak, en de volledige en geïntegreerde disease management met onder meer het uitwerken van een geïntegreerd zorgtraject, en de vorming van verstrekkers. Hieruit kunnen wellicht ook aanbevelingen rond financiële tussenkomsten van de verplichte ziekteverzekering worden gedistilleerd. Momenteel beperkt de tussenkomst van de verplichte ziekteverzekering zich tot twee groepen van financiële interventies enkel voor de patiënten aan de top van de ijsberg, namelijk de forfaitaire interventies voor de derdelijnscentra (conventiecentra) in het kader van de langdurige behandeling in een internaat van kinderen, en sinds kort de nieuwe nomenclatuur voor de bariatrische chirurgie. Het aantal patiënten dat hierdoor wordt bereikt is echter zeer beperkt en de volgende vraag dringt zich op: kan de verplichte ziekteverzekering, gesteund door een flankerend beleid in Volksgezondheid en in de Gemeenschappen, zijn tussenkomsten optimaliseren zodat meer effectiviteit en hogere efficiëntie kunnen gerealiseerd worden. Deze oefening is een interessante uitdaging voor de specifieke werkgroep. De werkgroep wordt actueel samengesteld en bereidt een concreet programma voor. In deze Fax worden verschillende aspecten van de problematiek van obesitas nader toegelicht. Een professionele, multidisciplinaire en financieel-administratieve aanpak moeten ontwikkeld worden in de verschillende fora van het Belgisch gezondheidszorgsysteem.
Pascal Mertens Directeur-Generaal 1
Cijfers IBES-BIGE
4
We worden
P
rof. Stefaan De Henauw van de UGent gaat de strijd aan tegen obesitas op verschillende fronten en werkt mee aan een Europees tegenoffensief. Een interview.
Prof. De Henauw, wat is de incidentie van obesitas bij kinderen en bij adolescenten? Uit de eerste resultaten van het HELENA- project (zie kaderstuk) blijkt dat maar eventjes 27% jongens en 20% meisjes overwicht hebben of obees zijn. Invloedfactoren van obesitas Obese kinderen worden later ook obees? Je kunt niet zeggen dat het een onvermijdelijk proces is, maar het is wel heel duidelijk dat kinderen met overgewicht of obesitas veel meer kans hebben om later op volwassen leeftijd ook met deze problematiek te kampen. Er zijn heel veel studies die dit fenomeen, ook ‘tracking’ genoemd effectief benoemen en bevestigen. Een belangrijke reden overigens om aan primaire preventie te doen. Hoever weegt de erfelijkheid op de problematiek? Op dat vlak is de obesitasproblematiek een vrij complex plaatje. Erfelijkheid speelt een duidelijke rol, maar zoals bij heel veel chronische ziekten is er een sterk samenspel tussen ‘genes’ en ‘environment’. De obesitasepidemie tijdens de laatste tientallen jaren is uiteraard niet te verklaren door een wijziging in genetische patronen. Maar er is wel duidelijk een interactie tussen ons genetisch materiaal en de omgeving. Mensen die ‘voorbeschikt’ zijn, zullen in een obesogene omge-
belaagd
ving, letterlijk en figuurlijk, ‘verloren’ lopen. Welke invloed hebben voedingsgewoonten op het fenomeen? Als er één zaak zeer goed gedocumenteerd is inzake overgewicht en obesitas dan is het wel de nefaste invloed van de slechte voedingsgewoonten bij de opvoeding. Bovendien komt het relatief meer voor bij lagere sociale klassen. Kansarmen scoren beduidend hoger op de incidentie en prevalentie van obesitas. Kunnen obese kinderen zelf een rol spelen in het tacklen van hun probleem en hoe kunnen medici helpen? Dat is een zeer complexe vraag. Maar het antwoord zal tussen de 2 extremen liggen. Het ene extreme legt de verantwoordelijkheid volledig bij de obees door zijn gebrek aan beweging en nefaste voeding; het andere extreme beklemt het belang van omgeving bij het ontstaan van obesitas. De grote uitdaging bestaat er in om de mensen de skills aan te leren waardoor ze in een obesogene omgeving voldoende gewapend zijn. Tegelijkertijd moet de obesogene omgeving worden aangepakt zodat de obees als het ware uitgenodigd wordt anders te gaan bewegen en gedragen. Denken we b.v. aan het creëren van een veilige verkeersomgeving of het aanbieden van alternatieven voor de snack- en softdrinkautomaten in de school. Wat de hulp van medici betreft moeten we een onderscheid maken tussen de primaire en de secundaire preventie, maar de dokters kunnen op beide vlakken een belangrijke rol vervullen. Bestaat er een verband tussen obesitas en depressie? Deze correlatie is er in elk geval, maar beide fenomenen werken op elkaar in. Obesen worden gestigmatiseerd, gepest en dat leidt in de overgrote deel van de gevallen tot een negatief zelfbeeld. Het gebeurt zelfs dat ouders onbewust bijdragen tot
door
voed
het stigmatiseren van hun kinderen. Omgekeerd is dit ook het geval. Depressiviteit werkt negatief in op de combativiteit van de obees in zijn strijd tegen de kilo’s. Gezond voedingsbeleid Hoe beoordeelt u de inspanningen op het vlak van een ‘gezond voedingsbeleid’? In België is de bevoegdheidsverdeling op het vlak van preventie (gemeenschappen) en curatie (federaal) een absolute hinderpaal. Een gezond voedingsbeleid veronderstelt uitgekiende, op elkaar afgestelde maatregelen die kaderen binnen een geïntegreerde, holistische aanpak. Maar in zijn globaliteit moet worden gezegd: de inzet van middelen op het vlak van preventie is, zeker in vergelijking met de curatie, meer dan ondermaats. Welke rol spelen volgens u het overaanbod aan voeding en de alomtegenwoordige publiciteit op de toename van obesitas bij jongeren? We worden allemaal belaagd door voeding en de daarmee gepaarde publiciteit. Het moet worden gezegd: de moderne mens hoeft geen enkele inspanning meer te leveren in zijn zoektocht naar voeding. Hij moet letterlijk niet meer bewegen en heeft geenszins de behoefte om zijn gedrag te veranderen. U speelt een sleutelrol in het Europese HELENA-project. Wat is het uiteindelijk opzet van dit project? Het HELENA-project loopt in 10 Europese landen, waaronder België, en onderzoekt 3000 jongeren tussen 13 en 17 jaar naar hun voeding- en bewegingspatronen. Uniek aan het project is dat eenzelfde onderzoeksmethode wordt gehanteerd. Doelstelling is het formuleren van aanbevelingen én het aanbieden van gezonde alternatieven als antwoord op de dreigende obesitasepidemie in Europa. I
Zorgwekkende o
3 jaar na de start van he ject zijn de eerste resul de onderzochte populatie ren blijkt dat 27% jongens tussen 13 en 17 jaar over tas vertonen.
Het HELENA-project prob en lifestylegewoonten van 10 Europese landen, waa kaart te brengen. Bedo de hand van eenzelfde aanpak, informatie te b basis zal dienen voor een velingen voor de toekoms
Enkele opvallende result
- Slechts 13% en 16% van respectievelijk 200 g groe 2 stukken fruit per da blijkt dat 50% van de dan 35% van hun totale besteedt aan vetrijke voe
- Er zijn grote verschille en meisjes: 58% van de
5
ding
Naar een opleiding ‘artsen-
nutritionisten’? Huisartsen, preventieartsen (kinderen, school, arbeid), endocrinologen en chirurgen worden meer en meer geconfronteerd met obesitas en zijn gevolgen. Welk is de juiste en evidence based aanpak? Welk multidisciplinair team moet vanaf welk moment worden ingeschakeld? Wat is de rol van de huisarts en is er plaats voor een gespecialiseerde huisarts in dit veld? Een Franse aanzet tot arts ‘nutritionist’ Aan de Franse Universiteiten van Lille, Nancy, Strasbourg Lyon en Clermont-Ferrand, wordt binnen de faculteit geneeskunde een postgraduate opleiding aangeboden van ‘menselijke voedingswetenschappen’ met een totale duurtijd van 2 jaren. Fysiologie, fysiopathologie, dieetleer, volksgezondheid en toxicologie zijn de grote hoofdstukken van deze opleiding. Tot nu toe leidt de opleiding niet tot een erkend diploma noch in Frankrijk, noch in Europa. De vraag is of dit nodig is en welke de juiste plaats is van de arts ’nutritionist’.
obesitas-tendensen volgens Europese studie (1)
een matige tot behoorlijke fysieke activiteit per dag, tegenover slechts 39% bij de meisjes. Meisjes daartegen scoren hoger op het vlak van hun kennis rond voeding.
et HELENA -proltaten bekend: uit e van 3000 jonges en 20% meisjes rgewicht of obesi-
beert de voedingsn adolescenten in aronder België, in eling is om aan methodologische bekomen die als reeks van aanbet. aten:
de teenagers eten enten en minstens ag. Daartegenover e jongeren meer e energie-inname eding.
n tussen jongens e jongens vertoont
Naast deze studie rond de huidige gezondheidsstatus bij jongeren introduceerde het HELENA-project enkele interventiestudies met het oog op het promoten van beweging en gezonde voeding. In concreto ging het over computerinterventies over een periode van 3 maand die leidden tot positieve resultaten op het vlak van gezond eten (inzonderheid m.b.t. de consumptie van water, vezels en groenten). In samenwerking met enkele kleine en middelgrote Europese ondernemingen onderzocht het HELENA-project ook de ontwikkeling van gezonde alternatieven voor de populaire snacks bij jongeren. Meer info : www.helenastudy.com 1
HELENA staat voor : Healthy Lifestyle in Europe by Nutrition in Adolescence
De opleiding is hoofdzakelijk bedoeld voor huisartsen die in hun klinische praktijk geconfronteerd worden met de problematiek van voedingsproblemen in al zijn aspecten. Dr. Jan Van Emelen, directeur Research & Innovation, was in het voorjaar 2008 gastprofessor aan de faculteit in Lille om de acties van de onafhankelijke ziekenfondsen in België toe te lichten, meer specifiek het aanvullend verzekeringsplatform obesitas. Interesse en twijfel in België De interesse voor een samenwerking met de Belgische universiteiten is erg groot. De Franstalige faculteiten van België en de Société belge des médecins nutritionistes, onder het dynamisch voorzitterschap van dr. Ann Boucqiau, staan open voor een verdere discussie terzake. De Nederlandstalige faculteiten aarzelen, maar zijn tevens geïnteresseerd in een overleg (prof. De Henau). De actueel bestaande opleidingen in de Belgische faculteiten worden georganiseerd door de faculteiten landbouw en richten zich hoofdzakelijk tot industriële toepassingen van de kennis. Nog veel vragen De discussie wordt tevens doorspekt door de stijgende interesse van de ziekteverzekering voor obesitas. Verschillende vragen stellen zich in dit domein. Welke verstrekkers spelen op de eerste lijn en welke verhouding bestaat tot de preventieartsen? Welke structuren worden actief op de tweede lijn en is er nood aan een derde lijn en zo ja wie en hoe? Wat is de verhouding tussen een diëtiste en de arts nutritionist? Hoe moet het met de financiering en de erkenning? De erkenning van het diploma van arts nutritionist, naast een arts gespecialiseerd in volksgezondheid, arbeidsgeneeskunde, jeugdgezondheidszorg en anderen, zal in de toekomst allicht ook een te evalueren piste zijn voor de werkgroep binnen de wetenschappelijk raad voor de chronische ziekten. I
6
Een congres met een hart voor voeding
N
ovember vorig jaar vierde het nationale Voedings- en Gezondheidscongres zijn 10e editie. Fax Medica had een gesprek met de bezieler van het project, Koen Descheemaeker. ‘Hét objectief van dit jaarlijks terugkerend event is om iedereen die op een professionele manier bezig is rond voeding en gezondheid samen te brengen en in twee dagen een update te geven rond de nieuwste ontwikkelingen in het domein. Het doelpubliek is in eerste instantie artsen en diëtisten, professoren die onderzoek verrichten in het domein, overheidsinstanties en voorlichtingsdiensten. Niet te vergeten : de Onafhankelijke Ziekenfondsen als structurele sponsor met hun projecten en tools rond gezondheidspromotie en de platforms chronische ziekten (diabetes en obesitas). Ook bedrijven zijn uitdrukkelijk uitgenodigd om aan het congres actief deel te nemen. Uiteindelijk bepalen zij grotendeels wat op ons bord terecht komt en het is dan ook erg belangrijk dat zij open staan voor en kennis opdoen over de nieuwste evoluties en inzichten op het vlak van gezondheid’.
Over het eigen hokje durven kijken ‘Vreemd genoeg was 10 jaar geleden een dergelijk forum niet bestaande in België, maar ook niet in andere landen. Buitenlandse sprekers uit Groot-Brittannië en Nederland die op het congres aanwezig waren hebben ons toen ook overtuigd om respectievelijk in Londen en Amsterdam een gelijkaardig congres op te zetten. We onderscheiden ons van bestaande congressen door het feit dat wij iedereen rond de tafel willen brengen. Andere congressen richten zich specifiek op artsen of op diëtisten of op verpleegkundigen. Wij willen echt alle spelers uit de verschillende disciplines die actief zijn rond voeding & gezondheid samenbrengen in de overtuiging dat het belangrijk is dat professionelen over de
muur van hun eigen hokje durven kijken en samenwerking aangaan met andere spelers, in wederzijds respect. Contacten tussen al deze spelers zorgt voor een beter begrip en nauwere wisselwerking tussen de verschillende actoren. Stijgende belangstelling bij specialisten Elk jaar mogen wij meer dan 1000 deelnemers ontvangen. De laatste jaren zien we ook dat de interesse toeneemt bij andere professionals uit de zorgsector zoals bij verpleegkundigen of kinesitherapeuten omdat zij constant bevraagd worden door hun eigen patiënten die zelf steeds beter op de hoogte zijn van de effecten van voeding. Opvallende evolutie: we noteren ook een toenemende belangstelling voor het thema voeding bij specialisten zoals cardiologen
Zijn milieutoxines vetmakers?
en psychiaters. Uiteraard afhankelijk van de thema’s die op het programma staan. Maar dit toont aan dat in alle disciplines van de geneeskunde, het belang van voeding beter erkend wordt en een steeds prominentere plaats inneemt. Het is duidelijk dat zeker ook in een meer preventieve geneeskunde, voeding niet meer weg te denken is. Uit onderzoek blijkt trouwens dat ongeveer in 25% van de consultaties bij de huisarts, voeding aan bod komt. Dat percentage zal zeker in de toekomst nog verder toenemen. Congres met een breed spectrum Het congres wordt minutieus voorbereid door een wetenschappelijk comité bestaande uit 28 professoren uit alle Belgische universiteiten en een aantal andere organisaties. Zij staan telkens weer garant
Zijn milieutoxines vetm
I
n wetenschappelijke kringen groeit al langer de opvatting dat bepaalde chemische stoffen (zoals ftalaten en bisfenol A), die in dagelijks gebruikte producten voorkomen, endocriene verstoring in het menselijk lichaam zouden kunnen veroorzaken. Zo ontdekte men dat ftalaten, vervat in verschillende plastic verpakkingen, de groei van een embryo kunnen beïnvloeden. Tijdens zijn onderzoek stelde professor Blumberg(1) vast dat bij jongeren van laboratoriummuizen, blootgesteld in utero aan bepaalde chemische stoffen, een significant grotere hoeveelheid vetcellen aanwezig was dan bij normale muizenjongeren. Enkele onderzoekers concludeerden dat de blootstelling aan soortgelijke hormoonverstorende stoffen zouden kunnen bijdragen tot de obesitasepidemie en de waargenomen verminderde werking van insuline. Recente studieresultaten, van een onderzoeker aan het medisch laboratorium van de Universiteit van Rochester, uitgevoerd bij een steekproef van volwassen mannen, tonen aan dat er een relatie bestaat tussen chemische stoffen in de urine en de toename van de buikomtrek. Deze laatste is een gekende parameter voor de graad aan obesitas. ‘Vandaag de dag zijn er nog nooit zoveel fysiek actieve mensen en overdondert men ons met informatie over calorieopname en –reductie. Toch slaagt men er niet in de obesitasepidemie terug te dringen. Het is dan ook niet meer als normaal dat men in wetenschappelijke milieus naar externe factoren gaat kijken’ verduidelijkt professor Philippe Jorens de groeiende wetenschappelijke interesse. Professor Jorens is werkzaam aan het Universitair Ziekenhuis van Antwerpen en legt zich, in België, ook toe op deze problematiek.
Dagelijkse blootstelling ‘De voornaamste chemische stoffen, die in het milieu mogelijks endocriene verstoring zouden kunnen veroorzaken en dus ook, ons lichaam beïnvloeden zijn PCB’s, dioxines, broomhoudende vlamvertragers en een aantal huishoudproducten. Deze stoffen worden courant gebruikt in ons dagelijkse leven. Denk maar aan verzorging, verpakkingen en de aanwezigheid in voornamelijk vetrijke voeding’ aldus Jorens.
7
tering, over ondervoeding bij ouderen in verzorgingsinstellingen tot de relatie van vitamine D en kanker. De zaterdag gaat het congres dieper in op enkele specifieke thema’s zoals hart- en vaatziekten, eetstoornissen en diabetes’. Het 11e Voedings- en Gezondheidscongres in een nutshell
voor een uitmuntend programma dat de belangrijkste en nieuwste facetten van het voedingsonderzoek aan bod laat komen. De communicatie voor het congres wordt gevoerd in samenwerking met ondermeer Artsenkrant en De Huisarts als mediapartners én uiteraard ons eigen ‘Tijdschrift voor Voeding en Gezondheid’. Op de vraag naar het eigenlijke programma van dit 2-daags congres en of het zelf een evolutie heeft meegemaakt over de afgelopen jaren, antwoordt Descheemaeker beslist: ‘Er is altijd geopteerd geweest om tegemoet te komen aan het brede spectrum van deelnemers, zonder hen daarom op hun inhoudelijke honger te laten zitten. Het programma gaat op vrijdag in op een brede waaier van thema’s. Dit kan gaan van etiket-
makers?
Datum: 14 en 15 november 2008 Doelgroep: Multidisciplinair: artsen, specialisten, diëtisten, onderzoekers, studenten,… Aantal deelnemers: meer dan 1.000 Lezingen: 17 lezingen gegeven door binnen- en buitenlandse specialisten Workshops : 3 workshops rond specifieke thema’s Sessie voor onderzoekers: Onderzoekers uit universiteiten bespreken in een aparte zaal hun resultaten Wetenschappelijk comité: bestaat uit 28 professoren uit Belgische universiteiten Stands: 25 bedrijven en voorlichtingsbureau’s bieden info aan tijdens de pauzes Website: www.voedingscongres.be
de Wageningen Universiteit over ‘Voeding & Kanker: het nieuwe WCRF/AICR expert rapport’. Nieuwe thema’s of verrassende interventies kleuren het congres. Denken we maar aan Dr. Michel Delorgeril die tijdens een van de eerste edities sprak over de relatie tussen omega 3- vetzuren en hart- en vaataandoeningen, nog voor de echte hype hier rond gestart was. Om tegemoet te komen aan de vraag naar nog meer specifiekere informatie en vorming zijn we 2 jaar geleden gestart met de zogenaamde Nutrimedes-opleidingen, eveneens met accreditatie. Deze opleidingsdagen gaan op een interactieve manier in op specifieke topics zoals ‘voeding en depressie’, ‘motivatietechnieken bij gewichtreductie’, ‘sportvoeding’, etc..De Nutrimedes-opleidingen gaan door in kleinere groepjes zodat er heel wat mogelijkheden zijn voor een direct contact met de sprekers en tussen de deelnemers onderling. I
Updates en opleidingen Elk congres geeft een update over de nieuwigheden die tijdens het laatste jaar gepubliceerd zijn. De sprekers die de revue passeren zijn echte hotshots uit het buitenland, de VS, Scandinavië, Engeland, Frankrijk, etc… die toonaangevende artikels gepubliceerd hebben. Vorig jaar hadden we topexperts op het programma staan als bijvoorbeeld Prof. Frank B. HU, van de Harvard University ( USA) met een lezing rond de ‘Optimale voeding voor de preventie van Type 2 Diabetes en hart- en vaataandoeningen’ en dr. Ellen Kampman van
Zijn milieutoxines vetmakers?
Verdediging van het lichaam De vettoename in het lichaam verklaart de wetenschap als een verdedigingsmechanisme van het lichaam zelf. Studies tonen aan dat wanneer dieren blootgesteld worden aan milieutoxines, ze meer kans maken om te overleven als ze aankomen in gewicht door middel van een hoogcalorisch dieet. Nemen mensen af in gewicht, dan kunnen deze giftige stoffen in de bloedsomloop terecht, met kans op beschadiging van vitale organen. Professor Jorens haalt nog een paar andere redenen aan: ‘de meeste chemische stoffen zijn niet alleen oplosbaar in vet, en worden bijgevolg daar opgeslaan, maar ze stimuleren bovendien de vetaanmaak zelf.’ zegt Philippe Jorens. Aangepaste voeding Deze onderzoeksresultaten stroken echter niet helemaal met de heersende opvatting dat obesitas een individugerelateerd probleem is, waarbij, naast een genetische achtergrond, eetgewoonten en de levenstijl de voornaamste factoren zijn die obesitas beïnvloeden. Door de oorzaak buiten het individu te leggen, lijkt deze weerloos te staan ten opzichte van obesitas.
Meer info over het Voedingsen Gezondheidscongres vindt u op de website www.voedingscongres.be en over de opleidingen : www.nutrimedes.org Fax Medica i.s.m. met Nutrimedes biedt u een extra korting aan van 20% voor deelname aan: het 11e Voedings- en Gezondheidscongres dat plaatsvindt op vrijdag en zaterdag 14 en 15 november 2008 op de Heizel te Brussel de Nutrimedes-opleidingen die doorgaan op 23/9 te Antwerpen, 7/10 te Gent, 11/10 te Luik en 2/12 te Antwerpen Meldt u aan op www.voedingscongres.be of www.nutrimedes.org met als promotiecode AFAX2008
Zijn milieutoxines
Volgens professor Jorens hoeft dit niet noodzakelijk het geval te zijn. ‘Wanneer mensen zich bewust zijn van de chemische stoffen die ze opnemen, zullen ze milieubewuster gaan leven en meer aandacht besteden aan de aanwezigheid van toxines in hun voeding. Gezonde voeding bevat immers minder milieutoxines, omdat deze stoffen voornamelijk voorkomen in vetrijke voeding. Dit alles kan er toe bijdragen dat mensen gezonder gaan eten en leven.’ I
1
Grün, F., and Blumberg, B. (2007) Perturbed nuclear receptor signaling by environmental obesogens as emerging factors in the obesity crisis. Reviews in Endocrinology and Metabolism, 8, 161-171.
8
Handelen vanaf adolescentie
D
it nummer van Fax Medica toont het aan: de gevolgen van obesitas ontwikkelen zich gedeeltelijk vanaf de jongste leeftijd (zie pagina 4). En de slechte eetgewoonten, aangeleerd of niet, spelen een even belangrijke rol als de erfelijkheid. Jongeren zijn m.a.w. de meest aangewezen doelgroep voor gezondheidspromotie.
Daarom start Benevita, het laboratorium van de Onafhankelijke Ziekenfondsen, met een platform bestemd voor adolescenten van 12 tot 19 jaar. Dit platform zal proberen om zowel op overgewicht als op slechte eetgewoonten een invloed te hebben. In de literatuur treffen we vaak het bewijs voor de correlatie tussen deze twee factoren aan, terwijl de vakspecialisten zich laten opmerken door geen initiatieven te nemen. Zullen aangesproken worden: de ouders, de adolescenten die lijden aan obesitas en aanverwante aandoeningen door slechte voedingsgewoonten, maar ook de ‘gezonde’ adolescenten.
Benevita: een innoverend laboratorium Benevita werd oorspronkelijk opgericht door Euromut, een van de ziekenfondsen die aangesloten zijn bij de Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen, en werd in 2007 overgenomen door de Landsbond. Als laboratorium wil het nieuwe technologische applicaties en vernieuwende organisatorische modellen genereren die een strategie van disease management voor chronische aandoeningen mogelijk maken. Daarnaast wil Benevita ook de professionele gezondheidswerkers ondersteuning bieden. Sleutelelementen in deze strategie zijn de begeleiding en opvolging van de patiënt (via bijvoorbeeld telemonitoring, empowerment, responsabilisering, opleiding tot zelfmanagement… ). Voor de zorgverstrekker moeten de nieuwe organisatiemodellen en nieuwe hulpmiddelen leiden tot een vermindering van de administratieve last en tot een efficiëntere gezondheidszorg. Patiënt staat centraal
Captology Er wordt, volgens de gewijde formule, een ‘holistische’ benadering gehanteerd. Met andere woorden: de persoon zal in heel haar complexiteit bekeken worden, vanuit de bestaande technologische, economische, sociale en sedentaire omgeving… Dit past in een nieuwe benadering die sociologen bestempelen als captologie (in het Engels: Captology). Deze recente cognitieve wetenschap bestudeert de relatie tussen de nieuwe interactieve informatietechnologieën die het menselijk gedrag beïnvloeden. De doelstellingen zijn veelvoudig: identificatie van de risicofactoren (eetstoornissen, genetische bepaling…), profiel van de adolescent, rekening houdend met de risico's en de therapeutische opvolging, op touw zetten van zorgtrajecten met alle communicatie- en informaticamiddelen die adolescenten gebruiken (e-mail, i-pods, coaching SMS, videogames, …) en tenslotte incentives en nieuwe terugbetalingen. Idealiter zou dit onderzoek leiden tot nieuwe producten binnen de aanvullende verzekering.
1
A. J. Hill, Obesity and eating disorders, Obesity reviews (2007) 8 (Suppl.1), 151-155
Risicoanalyse Omdat de voorgestelde benadering gebaseerd is op de preventie van de individuele risico's, beantwoordt zij eerder aan het principe van health management dan aan deze van disease management (de eerste richt zich meer tot de gezondheid dan aan de ziekte). Bovendien past het in het ‘Chronic Care Model’, met andere woorden de zorgtrajecten voor de primaire zorgen. Het gehanteerde model is deze van het Mc Coll Institute. Deze methode beoogt een grotere betrokkenheid van de patiënt in gedragsveranderingen (self-empowerment) benaderd volgens een risicoanalyse (risk assessment). M.a.w.: de intrinsieke eigenschappen van ‘de zieke’, zijn ervaringen en omgeving, in de ruime zin, worden bestudeerd om het risico die de zieke loopt, te bepalen. Belangrijker nog: het model zal gebaseerd zijn op de betrokkenheid van de lijdende persoon. De patiënt kan een beroep doen op een technologische en multidisciplinaire coaching, maar steeds op vrijwillige basis en met een grote verantI woordelijkheidszin.
De activiteiten van Benevita situeren zich daarbij op drie niveaus: het uiteindelijke doel is de realisatie van disease management, en dit via de exploratie van nieuwe technologieën in e-health en in multimedia. Hierbij staan zowel gezonde burgers als patiënten die kampen met een chronische aandoening centraal. Voor gezonde menen is preventie erg belangrijk. Zij moeten trachten in goede gezondheid te blijven en kunnen hierbij geholpen worden door informatie en ondersteuning via ondermeer de nieuwe multimediakanalen. Chronisch zieken zijn dan weer gebaat bij producten en innovatieve diensten die hen helpen de zorg om hun gezondheid zoveel mogelijk mee in eigen handen te nemen. Hulpmiddelen zoals SMS-coaching en zelfcontrole maken een opvolging of hulpverlening van op afstand mogelijk (telemedecine,...) In dit model van geïntegreerde zorgverlening blijft de huisarts de spilfiguur. Hij is de coördinator van al deze zorgen en de coach van de patiënt. De overheid mobiliseren In de tweede plaats richt Benevita zich ook tot de beslissingsorganen (RIZIV, overlegorganen binnen de gezondheidszorg enz.), hetzij rechtstreeks hetzij via de vertegenwoordigers van MLOZ in de verschillende nationale commissies. Doel is hen te wijzen op de meerwaarde van de ontwikkelde innovatieve tools en op het belang van een implementatie ervan op nationaal vlak, en dus op de noodzaak van een structurele en financiële ondersteuning van deze tools.
9
Obesitaschirurgie: niet geknipt voor iedereen Bij morbide obesitas of obesitas gecompliceerd met andere aandoeningen, wordt de patiënt vaak aangeraden om onder het mes te gaan. Bariatrische chirurgie - zo noemt men dit - brengt vaak bemoedigende resultaten voort (zoals een dalend gebruik van sommige geneesmiddelen), maar het is niet zonder risico. Het aantal heropnames is groot en het aantal doden na dergelijke operaties lijkt niet te onderschatten. Een aan strikte voorwaarde gekoppelde terugbetaling van deze ingrepen kan zorgen voor een betere patiëntenselectie. In de ergste gevallen – BMI hoger dan 40, morbide obesitas, bijkomende diabetes, enz. -, is een chirurgische ingreep vaak de enige uitweg. Een gewichtsverlies heeft namelijk onbetwistbare voordelen. Zelfs een gewichtsverlies van slechts 10 % kan al een positief effect op de gezondheid hebben. - Vermindering van de gepaard gaande handicaps of ziektes; - Positiever zelfbeeld (uiterlijk); - minder discriminatie op het werk (hypothese). Het blijft echter een risicovol avontuur. De Onafhankelijke Ziekenfondsen hebben namelijk, met behulp van de beschikbare nomenclatuurnummers(1), de frequentie van dit soort operaties en de gezondheidsrisico’s onderzocht bij hun leden tussen de 18 en 60 jaar. Welke lessen kunnen we hieruit trekken? 1. Eerst en vooral is het aantal leden van de MLOZ dat zich heeft laten opereren, gestegen. (782 patiënten of 0,046% in 2004 t.o.v. 428 patiënten of 0,025% in 2000). 2. De betrokkenen zijn vooral vrouwen en mensen jonger dan de gemiddelde leeftijd van de leden. De leeftijdsgroep die het meest vertegenwoordigd is, is die van de 30- tot 39-jarigen. De groep van de veertigers echter stijgt het sterkst over de geanalyseerde periode.
3. We stellen vast dat 3% van de geopereerde patiënten overlijdt binnen de drie jaar na de ingreep, een percentage dat hoger ligt bij de 50-60-jarigen en voor deze groep niet enkel te verklaren is door hun leeftijd. Zo zijn bijvoorbeeld alle tien de patiënten met een jejuno-ileale bypass gestorven. Waren het bijzondere gevallen? 4. Louter op basis van de tariferingsgegevens is de aanwezigheid van comorbiditeit niet eenvoudig af te leiden. Toch hebben we vastgesteld dat 14,4% van de patiënten antihypertensiva namen. 6 op 1000 personen namen insuline vóór de bariatrische ingreep. 5. Het aantal sterfgevallen in de eerste drie jaar na de ingreep is gedaald tussen 2000 en 2003, voor alle leeftijden. Deze verbetering van de levensverwachting zou kunnen samenhangen met een verfijning van de selectiecriteria voor een ingreep, met een verbetering van de operatietechnieken en van de postoperatieve opvolging van de patiënten. 6. Het percentage heropnames is 20% per jaar, wat de hospitalisatiedienst ook is. In vele gevallen gaat het louter om een plastische ingreep (wegsnijden huidoverschotten), wat wijst op een gewichtsverlies . In 3 % van de gevallen gaat het om heropnames voor het herplaatsen van een maagring. 7. In bijna 47% van de gevallen heeft een opname (of meerdere opnames) andere oorzaken dan een plastische of een nieuwe bariatrische chirurgie. Deze heropnames vermeerderen met de leeftijd van de patiënt. De bepalende factor voor een mogelijke heropname is de noodzaak van een antihypertensivabehandeling of een insulinetherapie, ondanks de bariatrische ingreep. 8. Uiteindelijk stelt men vast dat twee jaar na de ingreep het aantal patiënten dat antihypertensiva en insuline gebruikt aanzienlijk daalt: twee op dertien patiënten stoppen met insuline en 154 op 632 patiënten stoppen met de behandeling tegen een verhoogde bloeddruk. Besluit De daling van het aantal overlijdens kan worden toegeschreven aan de leercurve en de expertise van de bariatrische chirurg, maar de ingreep blijft niet zonder risico’s .
1
241544 kan vergeleken worden Gastric Banding (resectie van de maag of reducerende gastroplastiek zonder onderbreking van de continuïteit) 241485 kan vergeleken worden o.a. met “Sleeve Gastrectomy” (subtotale gastrectomie) 241463 valt ongeveer onder Gastric Bypass (totale gastrectomie met oesofagojejunale anastomose) 242126 kan o.a. vergeleken worden met Jejuno-ileale Bypass (duodeno-jejunostomie).
10
De winst is op korte termijn moeilijk te bepalen. Over een termijn van 2 jaar, stopt 24% van de patiënten die medicijnen slikken voor één van de comorbiditeiten met de behandeling. Dit aandeel ligt lager bij oudere patiënten. De kans op overlijden blijkt toch samen te hangen met het preoperatieve verbruik bij deze behandelingen. Maar de aanwezigheid van een comorbiditeit, aangetoond via het gebruik van antihypertensiva en insuline, is zelf ook een keuzecriterium voor dit soort ingrepen. Het aantal heropnames, vaak een indicator van complicaties of het aanhouden van problemen, leert ons om voorzichtiger te zijn bij het voorstellen van dit soort ingrepen en pleit ook voor zowel medische als psychologische opvolging om de kans op succes te verhogen. Het is echter nog te vroeg om op middellange termijn conclusies te trekken i.v.m. de efficiëntie, de voordelen en de impact van dergelijke interventies bij gebrek aan een controlegroep, bij gebrek aan specifieke nomenclatuurcodes voor de bariatrische chirurgie en aan ‘klinische’ preoperatieve informatie. De resultaten ondersteunen alvast de noodzaak aan een aangepaste nomenclatuur met een aan strikte voorwaarden gekoppelde terugbetaling voor de I bariatrische chirurgie.
TOGa De medisch-chirurgische afdeling van de dienst gastro-enterologie van het Brusselse Erasmusziekenhuis maakte eind april 2008 de resultaten bekend van een klinische studie over een nieuwe technologie voor chirurgische behandeling van obesitas zonder het abdomen te openen. Sinds maart 2006, toen de eerste patiënt in Brussel werd behandeld, kregen al meer dan 40 patiënten een transorale gastroplastie (TOGa) in het Erasmusziekenhuis. Ze werden nu opgevolgd tot één jaar na de ingreep. De patiënten verloren gemiddeld 40% van hun overgewicht vanaf zes maanden na de initiële behandeling. Er werd geen enkele ernstige verwikkeling in verband met de ingreep gemeld. Nu de minimaal invasieve chirurgie steeds meer veld wint, vindt het Erasmusziekenhuis de transorale gastroplastie een aanzienlijke vooruitgang in de behandeling van morbide obesitas.
Geneesmiddelen: aanbod blijft beperkt
I
n de strijd tegen obesitas blijft de inbreng van de farmaceutische sector maar pover, uitgezonderd enkele diuretische geneesmiddelen, die op zich niet voor de bestrijding van obesitas werden ontwikkeld.
Er zijn momenteel drie geneesmiddelen op de Belgische markt: sibutramine (Reductil), orlistat (Xenical) en rimonabant (Accomplia). De transparantiefiche van de Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (www.bcfi.be), die overigens grotendeels gebaseerd is op het rapport van het Federaal Kenniscentrum (KCE) terzake, vat de literatuur over het thema samen. Het BCFI wijst er onmiddellijk op dat alle doeltreffendheidstudies zich baseren op groepen gemotiveerde patiënten, aangezien ze al een vermageringskuur achter de rug hebben. Een geneesmiddelenbehandeling is altijd geassocieerd met één of ander vermageringsdieet. De beschikbare studies meten dus niet de netto doeltreffendheid van deze behandelingen. Bovendien geven heel wat deelnemers de therapie op (zowat de helft), zowel in de behandelde als in de placebogroepen. Niets wijst er ook op dat deze behandelingen de morbiditeit of mortaliteit drukken. De effecten na twee jaar of meer werden niet bestudeerd. De ongewenste effecten zijn evenmin te verwaarlozen. Sibutramine leidt tot een lichte toename van de bloeddruk en het hartritme. Omwille van deze bijwerking beveelt de wetenschappelijke bijsluiter aan om de patiënt gedurende een jaar niet te behandelen. Orlistat heeft dan weer gastro-intestinale bijwerkingen zoals steatorrhee en fecale incontinentie, evenals een tekort aan vetoplosbare vitaminen. Het derde geneesmiddel, rimonabant, veroorzaakt ongewenste psychische effecten (slapeloosheid, angst en depressie). Met inachtneming van deze reserves, schat men dat met inname van sibutramine en rimonabant 30% (sibutramine: tussen 12% en 31%, rimonabant: 20%) meer patiënten erin slagen 10% van hun aanvankelijke gewicht te verliezen. Die toename bedraagt maar 10% voor patiënten die orlistat innemen. Maar die evolutie stopt abrupt als ze het geneesmiddel niet langer slikken. In de huidige context kunnen geneesmiddelen dus geen cruciale rol spelen om een chirurgische ingreep te voorkomen. En die ingreep is zoals gezegd op zijn beurt I voorbehouden aan de ernstigste gevallen.
11
Eindelijk een specifieke nomenclatuur
T
ot 30 september 2007 was de terugbetaling van bariatrische chirurgie 'eenvoudig' maar weinig transparant. Eén nomenclatuurcode voor 'gastroplastie'(1) stond voor een resem uiteenlopende ingrepen in de praktijk. Er gold geen enkel terugbetalingcriterium. Sinds die datum werd artikel 14 d) van de nomenclatuur aangevuld met een aantal prestaties op het gebied van de chirurgische behandeling van morbide obesitas (gastroplastieën)(2). Die prestaties worden enkel onder bepaalde voorwaarden terugbetaald: / BMI ≥ 40 ; / patiënt tussen 18 en 60 jaar; / meer dan een jaar grondig dieet zonder stabiel resultaat; / multidisciplinair bariatrisch overleg (chirurg, endocrino-diabetoloog, psychiater of klinisch psycholoog). Weight Watchers Die criteria werpen nogal wat vragen op. Wat doe je bijvoorbeeld met een patiënt die een enorme inspanning heeft geleverd om van een BMI van 41 naar 39,5 te zakken? Hoe opereer je een jonge man of vrouw van 17 voor wie chirurgie de enige oplossing is? Wat betekent 'grondig diëten' tijdens één jaar (behoort Weight Watchers tot de mogelijkheden)? Het multidisciplinair overleg ten slotte is een verplichting, maar de opvolging door een psycholoog wordt niet terugbetaald De patiënten die binnen de criteria vallen, doen er uiteraard hun voordeel mee: terugbetaling van de ingreep, van de maagring (wat niet het geval was met de algemene code), de hospitalisatiekosten en de bijkomende uitgaven (narcose, forfait klinische biologie,…). De anderen daarentegen vallen uit de boot. Een chirurg die de oude code nog gebruikt, haalt zich een sanctie van de Dienst Geneeskundige Evaluatie en Controle op de hals, en loopt het risico het 'ongewettigd voorgeschreven' bedrag te moeten terugbetalen. Als de arts geconventioneerd is, mag hij de ingreep niet uitvoeren in het kader van de conventie. En hij mag geen supplementen aanrekenen. De enige mogelijkheid is dus gratis te opereren of als gedeconventioneerd chirurg en ten laste van de patiënt, want de operatie wordt beschouwd als een esthetische ingreep. Vier vragen, vier antwoorden? Deze strikte interpretatie van de nomenclatuur werd in de technische werkgroepen van het RIZIV in vraag gesteld.
1Code 241533-
241544. 2 241776-241780,
241791-241802, 241813-241824, 241835-241846, 241850-241861
Vier vragen blijven momenteel open: 1. Wat met een patiënt die een tweede ingreep ondergaat tengevolge van een complicatie en die uiteraard niet langer een BMI heeft van 40 of meer? 2. Is het mogelijk om van de criteria af te wijken in geval van comorbiditeit (bv. diabetes) en te opereren met een BMI ≥ 35?
3. Houdt men bij de berekening van de BMI voor de terugbetaling rekening met het gewicht vóór de ingreep of met het hoogste gewicht van de patiënt voordien? Dit is belangrijk, want de patiënt wordt gevraagd om af te vallen voor hij/zij kan worden geopereerd! 4. Mogen de hospitalisatiekosten en de prestaties worden aangerekend als de patiënt niet voldoet aan de terugbetalingcriteria voor bariatrische chirurgie? Het RIZIV antwoordde als volgt: 1. Prestaties voor totale gastrectomie en maagresectie mogen in geen geval worden geattesteerd als bariatrische chirurgie. Voor patiënten met een BMI < 40 die niet aan de criteria voldoen, mag geen enkele prestatie voor bariatrische chirurgie worden aangerekend aan de verplichte ziekteverzekering (er bestaat nu immers een specifieke code). Het spreekt voor zich dat een acute complicatie die een adequate chirurgische ingreep vereist wel wordt terugbetaald. 2. Een wijziging van de terugbetalingcriteria voor bariatrische chirurgie wordt bestudeerd zodat terugbetaling mogelijk wordt vanaf een BMI > 35 voor diabetici. 3. Het multidisciplinaire team moet in zijn verslag de indicatie voor de ingreep verduidelijken. Dat verslag moet in het medisch dossier zitten. Het feit dat de patiënt minstens één jaar een dieet heeft gevolgd zonder stabiel resultaat maakt deel uit van de anamnese en het klinisch onderzoek van de patiënt en moet vermeld staan in het medisch dossier. Voor de berekening van de BMI geldt het gewicht van de patiënt na één jaar dieet en (vlak) voor de operatie. 4. Als de ingreep medisch verantwoord en curatief is maar wanneer niet aan de terugbetalingscriteria is voldaan, kunnen de hospitalisatiekosten en bijkomende prestaties worden terugbetaald op voorwaarde dat het niet gaat om een esthetische ingreep.
Update: Op 29 april 2008 verscheen een KB tot wijziging van het artikel 14, d).Meer informatie vindt u op mloz.be. www.mloz.be
12
Huisarts is ideale coördinator voor zorgtraject obesitas
O
besitas wordt beïnvloed door een grote verscheidenheid van factoren zoals omgeving, voeding en psychische achtergrond. Het lijkt dan ook logisch om voor een multidisciplinaire aanpak te opteren, waarbij zowel huisarts, diëtist, psycholoog en anderen samenwerken. Er wordt echter nog te vaak in vakjes gedacht en zo komen sommige zorgtrajecten voor obesitas niet van de grond. We legden ons oor te luister bij dokter Mark Viaene.
Dokter Mark Viaene verdiende de afgelopen jaren zijn sporen op het vlak van preventietrajecten. Zo leidde hij het project ‘Gezond Bewegen en Leven’ en werd hij voor zijn inspanningen beloond met de prijs van de Stichting Verhulst-Van Eeckhoven. Wanneer we hem aanspreken over obesitas, beklemtoont hij dat dit een complex gegeven is waarbij de rol van het individu en van het gezin, van maatschappelijke en socio-economische en zelfs culturele factoren zeker niet over het hoofd gezien mogen worden. Hoe groter de betrokkenheid van de patiënt is, hoe groter de kansen zijn dat de obesitas kan teruggedrongen worden. Centrale rol voor huisarts De rol van de huisarts bestaat er, volgens Mark Viaene, in dat hij een plan van aanpak moet opstellen voor patiënten met morbide obesitas. Dit plan van aanpak is gebaseerd op het gekende stramien met de vijf stappen voor gedragsverandering: informeren, motiveren, aanreiken van hulpmiddelen, ondersteunen en ten slotte onderhouden. Omdat obesitas een chronisch probleem is moet het plan cyclisch worden toegepast. ‘Alle eerstelijnshulpverleners hebben de taak om deze cyclus toe te passen , de huisarts heeft de taak hun zorgaanbod te coördineren : in gang zetten, onderhouden, maar ook afremmen bij irrelevant zorgaanbod. Daarbij wordt het hulpaanbod dwingender naarmate er groter risico is: enkel op vraag of ‘opportunistisch’ bij gewoon overgewicht, systematisch en planmatig bij morbide obesitas, obesitas met comorbiditeit en kinderobesitas. Wanneer eenvoudige adviezen over levenswijze geen resultaat hebben, kan de huisarts de weg wijzen naar bijvoorbeeld diëtisten, sportcentra en zelfhulpgroepen.’ Tot slot benadrukt dokter Viaene dat men bij deze aanpak steeds naar resultaten op lange termijn moet streven. Bereidwilligheid De vraag blijft echter of er bij de huisartsen de bereidheid bestaat om hun rol op te nemen binnen de bestrijding van obesitas. Uit onderzoek van Mark Viaene blijkt dat de meerderheid van de huisartsen actief willen deelnemen. ‘Maar er blijft toch een dubbel gevoel. Enerzijds voelt de huisarts zich verantwoordelijk, anderzijds heeft hij andere prioriteiten. Bovendien leent de werksituatie van de huisarts, waarbij vooral administratieve en logistieke steun in zijn praktijk en op de eerstelijn ontbreken, zich er niet toe om een coördinerende rol op te nemen. Dikwijls ziet men dan ook dat initiatieven in een tweede lijn worden opgestart waar dit kader wel bestaat, maar waar het gevaar op medicalisering erg groot is’. Nochtans is de huisarts de ideale persoon voor de coördinatie van de behandeling van obesitas, herhaalt Viaene. Hij is voldoende geïnformeerd (constante kennisopvolging) en zich bewust van de obesitasproblematiek. Binnen de praktijk
beschikt het merendeel van de huisartsen bovendien over de nodige instrumenten (weegschaal, lintmeter,…) om een eerste analyse te maken. Enkel het gebruik van percentielcurves voor kinderen en een in de softwarepakketten geïntegreerde module voor planmatige opvolging, gebaseerd op de cyclus van gedragsverandering ontbreken meestal, merkt dokter Viaene op. Obstakels Ondanks lokale initiatieven lijken zorgtrajecten voor obesitas niet van de grond te komen. ‘De voornaamste hinderpalen situeren zich op het vlak van de nomenclatuur, de terugbetaling en coördinatie. Een terugbetaling van een bezoek aan de diëtist (voedingsbegeleiding) en kinesist (bewegingsbegeleiding buiten de officina) zou alvast een eerste stap zijn. Daarnaast ontbreekt een nomenclatuurcode voor multidisciplinaire benadering in een eerstelijsequipe, waar de verschillende hulpverleners gebonden zijn aan samenwerking, kwaliteit en coordinatie. Ten slotte is er ook nood aan een overkoepelende structuur, die de organisatie op zich kan nemen, bijvoorbeeld op niveau van de huisartsenkringen of een samenwerkingsinitiatief eerstelijn.’ besluit Mark Viaene. Een kwestie van tijd Hebben artsen die betaald worden per prestatie voldoende tijd om obesitas aan te pakken? Uit een Amerikaanse studie bij kinderartsen blijkt alvast van niet. Het Franse CERMES [1] (Centrum voor onderzoek in geneeskunde, wetenschappen, gezondheid en maatschappij) stelde 611 Franse pediaters - of één 'zelfstandige' kinderarts op de vijf – drie vragen over de 'economische' perceptie van de aanpak van obesitas bij kinderen. De eerste twee vragen gingen over het conventietarief en de duur van de raadpleging (vormen die een rem op de aanpak?). De derde peilde naar het nut van een forfait voor chronische ziekten. Een vijfde van de respondenten vindt de duur van de raadpleging een probleem, 34% ervaart dit niet als een obstakel. 46% acht het conventietarief problematisch en de helft is voorstander van een specifiek tarief, zoals een forfait voor chronische aandoeningen. De auteurs besluiten evenwel dat vooral de preventieve prestaties onvoldoende betaald worden. Ze wijzen op het grote (zoniet grotere) belang van informatie en opleiding, op basis van de antwoorden van de kinderartsen die zich al dan niet voldoende op de hoogte achten. De eersten (de best geïnformeerden) zijn het meest optimistisch over de aanpak van obesitas en het minst geneigd om hogere erelonen op te eisen. Informatie als alternatief voor hogere erelonen? Daar zit wat in. 1 “Rémunération et information: quel levier dans la prise en charge de
l’obésité infantile?”, Carine Franc, Emilie Renard, Marc Le Vaillant, Nathalie Pelletier-Fleury
13
Nog een Witboek?
D
e Europese Commissie is zich wel degelijk bewust van de wereldwijde obesitasepidemie. Met haar Witboek van 30 mei 2007 hoopt ze een Europese strategie uit te werken om de gezondheidsproblemen door een ongezonde voeding te beperken.
De evaluatie volgt in 2010.
Volgens de Commissie moeten de Europese maatregelen tegen obesitas berusten op vier pijlers: / een aanzienlijke vermindering van de gezondheidsrisico's (ongezonde voeding, gebrek aan lichaambeweging); / transversaliteit: de maatregelen moeten het gehele regeringsbeleid op alle niveaus raken en gebruik maken van een arsenaal aan geschikte instrumenten zoals wetgeving, publiekprivate samenwerkingsverbanden, een dialoog met maatschappelijke organisaties; / deelname van marktdeelnemers uit de particuliere sector, zoals de agrolevensmiddelenindustrie en de maatschappelijke organisaties, evenals plaatselijke actoren; / systematische evaluatie en opvolging van deze maatregelen om na te gaan wat werkt. 1. Een strategie gericht op partnerschap De Commissie bevordert initiatieven zoals het Europese actieplatform rond voeding, lichaamsbeweging en
gezondheid dat in maart 2005 van start is gegaan. De leden van dat platform lanceerden al meer dan 200 initiatieven ten voordele van voeding en lichaamsbeweging in de EU. De betrokkenheid van lokale partners zoals verenigingen of KMO's ‘is één van de doorslaggevende factoren voor het welslagen van de strategie’, vindt de EU. In pure Europese stijl voegt de Commissie eraan toe: ‘Om een groepsdynamiek te creëren, moeten er fora worden opgezet die zoveel mogelijk actoren op alle niveaus kunnen verbinden. De nationale overheden moeten dan de coördinatie in handen hebben om erop toe te zien dat de maatregelen op het gebied van de volksgezondheid zinvol zijn. Bovendien hebben de lidstaten tot taak de deelname van de media bij de uitwerking van de gemeenschappelijke informatie en de campagnes.’ 2. Beter geïnformeerde consumenten Iemands voorkeuren op het gebied van voedinggewoonten of leefwijze hangen vaak samen met zijn leef-
omgeving. De Commissie wil op drie niveaus ingrijpen: 1. De informatie aan de consument verbeteren, met name inzake de etikettering van voedingsmiddelen en controle van de 'gezondheidsclaims' op de etiketten; 2. Gedragscodes bevorderen voor reclame- en marketingboodschappen die van invloed zijn op het voedingspatroon, in het bijzonder dat van kinderen. De Commissie benadrukt autoregulatie maar evalueert in 2010 de doelmatigheid van die aanpak en van de maatregelen van de industrie en zal ‘zo nodig strategische wijzigingen doorvoeren’; 3. Specifieke informatie- en voorlichtingscampagnes ontwikkelen (ongezonde voeding, overgewicht) gericht op kwetsbare groepen, in samenwerking met de lidstaten en de betrokken belanghebbenden. 3. Gezonde voeding beter toegankelijk maken Dit is een scoop: de Commissie vindt dat het Gemeenschappelijk
14
landbouwbeleid (GLB) ‘een instrument vormt om de doelstellingen op het gebied van de volksgezondheid te verwezenlijken’, voornamelijk voor wat groenten en fruit betreft, dankzij de hervorming van de Gemeenschappelijke marktordening (GMO). De Commissie zal het uitdelen van surplusproducten in openbare onderwijsinstellingen en kindervakantiekampen bevorderen. 4. Lichaamsbeweging aanmoedigen De Commissie beoogt hier een hele resem activiteiten gaande van georganiseerde sport tot 'actief pendelen'. De Commissie moedigt de lidstaten aan om proactieve stappen te zetten op dit gebied, met inbegrip van maatregelen voor duurzaam stadsvervoer (zie ook 'De uitdagingen van obesitas gezien door de WGO'). Prioriteitsgroepen en -locaties Obesitas neemt dramatisch toe bij kinderen, stelt de Commissie vast, ‘vooral bij kinderen uit lage sociaaleconomische groepen’. De Commissie financierde daarom tot eind 2007 een studie over het verband tussen obesitas en de socio-economische situatie. Doelstelling: maatregelen treffen ten voordele van deze bevolkingsgroepen. Monitoring De Commissie heeft besloten om de monitoring van de gegevens over obesitas en overgewicht te versterken op drie belangrijke niveaus: macroniveau, lidstaten en individuele programma's. Dit ter ondersteuning van de bestaande acties van de lidstaten. Internationale samenwerking De Commissie werkt samen met de WGO een bewakingssysteem voor voeding uit voor de 27 Europese lidstaten ‘in het kader van de follow-up van het Europese Handvest voor de bestrijding van obesitas dat op 16 november 2006 in Istanbul is goedgekeurd’. Ten slotte zal de Commissie in 2010 een evaluatie verrichten van de geboekte vooruitgang in de strijd tegen obesitas om na te gaan in hoeverre de doelstellingen van haar Witboek zijn bereikt. Afspraak dus over twee jaar. Bron: http://europa.eu/scadplus/leg/fr/cha/c11542c.htm.
I
Obesitas en armoede De Franse gezondheidseconomiste Bénédicte H. Apouey werkt aan een thesis (1) over de sterke band tussen obesitas en armoede. Ze toonde aan dat de geografische verdeling van obesitas in Frankrijk overeenstemt met de armoede in welbepaalde regio's . De obesitasepidemie woedt immers heviger in de armste zones, en omgekeerd. Maar de onderzoekster gaat nog een stap verder. Ze wijst ook op het onevenwicht tussen het zorgaanbod inzake obesitas – diëtisten, huisartsen en 'voedingsdeskundige artsen' – en de vraag. Het eerste probleem ligt aan het feit dat het specialisme voedingsdeskundige arts niet erkend is door de Orde, en dat prestaties door diëtisten, een paramedisch beroep, niet worden terugbetaald door de sociale zekerheid. Ook de geografische verdeling van de endocrinologen stemt niet overeen met de vraag. Ze zijn geconcentreerd in het zuiden van het land, waar de zorgvraag kleiner is. In de noordelijke regio's zijn er daarentegen weinig endocrinologen, terwijl de mensen daar armer zijn en vaker met obesitas kampen. Het 'Plan national nutrition et santé (PNSS)', dat de Franse overheid in 2001 lanceerde om de prevalentie van obesitas bij volwassenen met 20% te drukken, vooral via de artsen, zal dan ook niet zo snel zijn vruchten afwerpen. 1 “L’obésité comme pauvreté en santé – Une approche géographique de
la corpulence en France”. Work in progress.
Happy Body promoot gezonde, dynamische levensstijl De Happy Body-campagne is een initiatief van de Federatie van de Voedingsindustrie (Fevia), het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) en de vzw Nubel (Nutriënten België). Door hun krachten te bundelen, willen deze organisaties de strijd tegen obesitas aangaan en op een dynamische manier een evenwichtige levensstijl promoten. Happy Body wil zich door een positieve, dynamische en niet-normatieve aanpak in the picture plaatsen. De initiatiefnemers hechten belang aan een gedragsverandering in het dagelijkse leven. Getuige hiervan is de online- ‘Happy Body Coach’. Deze bepaalt aan de hand van een vragenlijst of men al dan niet goed bezig is en biedt een begeleiding zowel op het vlak van fysieke activiteiten als evenwichtige voeding. Anderzijds focust de campagne zich op de heel sterk determinerende, vaak nefaste omgevingsfactoren. Mensen die gezonder willen leven, boksen al te vaak op obstakels. Daarom wil Happy Body politici, media, horeca en industrie mobiliseren om zo een positieve omgeving te creëren waarin gezond leven centraal staat. Daarnaast is Happy Body ook een warme oproep om de krachten te bundelen en alle belangrijke actoren uit de wetenschap, politiek en industrie op één lijn te krijgen in de strijd tegen obesitas. Ook andere initiatieven kunnen zich met ander woorden aansluiten. Happy Body biedt de mogelijkheid om door samenwerking ondersteuning te verlenen en de visibiliteit van de acties ten voordele van een gezonde levensstijl te vergroten. Meer info: www.happybodytoyou.be
15
WGO:
uitdagingen obesitas
D
e Wereldgezondheidsorganisatie gaat gewoonlijk niet kort en bondig te werk. Deze keer is het wel echt de moeite waard. In een diepgaand rapport van 300 pagina's (1) ontleedt de organisatie de uitdagingen in de strijd tegen obesitas. De WGO zoomt in eerste instantie in op de huidige prevalentie en de toekomstige trends. Dat levert geen rooskleurig beeld op, want tegen 2010 kampen 150 miljoen volwassenen en 15 miljoen kinderen met de aandoening. De epidemie zal vooral bij de adolescenten snel uitbreiden. Het komt er dan ook op aan om gewichtsproblemen bij risicogroepen in het oog te houden. Probleem is wel dat voor de helft van de Europese landen geen gegevens beschikbaar zijn. Obesitas is niet enkel een ziekte, het is ook een gezondheidsprobleem met een grote impact op morbiditeit, levenskwaliteit en ziekteverzuim. De aandoening vergroot het risico op andere ziekten zoals diabetes type 2, bepaalde kankers, cardiovasculaire problemen, enz. Ook de economische gevolgen vallen niet te onderschatten: er is de kostprijs van de behandeling zelf, maar ook van productiviteitsverlies, absenteïsme, werkloosheid,… Dat geldt ook voor mensen met overgewicht. België spendeert 69 dollar per inwoner voor de directe kosten van obesitas (cijfers van 1999). In de Verenigde Staten is dat 285 dollar. De kostprijs van de in Groot-Brittannië voorgeschreven geneesmiddelen tegen obesitas bedraagt meer dan 30 miljoen pond voor de periode 1998-2002.
16
Besparingen door preventie zijn moeilijk te becijferen. De strijd tegen een zittend leven is evenwel prioritair als we weten dat tweederde van de Europeanen te weinig fysiek actief is. Volgens de Eurobarometer maakt amper een kwart van de Belgen vijf keer per week een wandeling van 30 minuten, tegenover 43% van de Finnen en 51% van de Spanjaarden. Respectievelijk 41, 48 en 36% van diezelfde bevolkingsgroepen brengen ook minstens zes uur per dag zittend door. De WGO beveelt dagelijks een uur lichaamsbeweging aan, maar een half uurtje heeft al een positieve impact. Obesitas heeft niet alleen met lichaamsbeweging te maken. De eetgewoonten zijn van doorslaggevend belang. De reële impact van de voeding is moeilijk in te schatten, maar het is wel één van de zeldzame aspecten waarop je individueel kan inspelen. Het is een kwestie van gezond verstand: geef de voorkeur aan vezelrijke en vetarme voedingsmiddelen. En onthoud dat alleen een volgehouden inspanning op lange termijn resultaat oplevert. Een element dat minder vaak ter sprake komt, is ondervoeding. Gevolgd door een te rijke voeding leidt dat tot de vorming van vetweefsel. De hoeveelheid vetweefsel bij de ouders moet worden opgevolgd, en de voeding tijdens de eerste twee levensjaren is van doorslaggevend belang. Er bestaat volgens de WGO wel geen duidelijk aangetoond verband tussen geboortegewicht en obesitas op latere leeftijd. Goedkoop vet De prevalentie van obesitas is niet gelijk verdeeld binnen Europa. Historisch gezien was er in het Westen voedsel genoeg, in het Oosten heerste een tekort, ook aan groenten en fruit. Maar die 'kapitalistische overvloed' heeft niet alleen voordelen. Het Westen heeft altijd meer vet verbruikt dan het Oosten in de periode 1963-2003. Voor wat de inname van suiker en calorieën betreft, stak het Oosten midden de jaren '80 het Westen evenwel voorbij. De enige regel die zowat overal geldt, is de link tussen socio-economische situatie en risicofactor. Mensen met een diploma hoger onderwijs eten meer groenten en fruit en minder vet. Daar komt nog bij dat kinderen afhangen van de voedingskeuzes van hun ouders. Alleen zuigelingen regelen hun eetlust op basis van hun verzadigingsgevoel. De school (refter en preventie) maakt ook deel uit van wat de WGO de 'micro-omgevingsdeterminanten' noemt. Net als de fast food hype die bij misbruik een risicofactor vormt. Op macro-economisch niveau wijst de WGO op bepaalde evoluties die de situatie verergeren. In de eerste plaats is dat uiteraard de daling van de voedingsprijzen de voorbije decennia en de stijgende inkomens. Die historische evoluties werden nooit eerder waargenomen, al lijkt de tendens zich de laatste jaren wel te keren. In 2015 zal een West-Europeaan 3.000 kcal per dag opnemen, tegenover 2.800 in 1998 en amper 2.300 in 1961. Het lobbywerk van de voedingsindustrie en de intensieve landbouw dragen eveneens bij tot de obesitasepidemie, en door de verstedelijking verhoogt de druk om te eten (overvloed aan winkels, verleidingen, hapklare gerechten,…) en raakt de traditionele, vaak gezondere (huisbereide) voeding in de vergeethoek. De grotere beschikbaarheid van groenten en fruit zou wel in het voordeel van de Europeanen moeten spelen (de consumptie steeg van 400 naar 600 gram per dag), als er niet tegelijk een toename was van het verbruik van vetten en suikers (90% van de Europeanen overschrijden de dosis aanbevolen door de WGO). Marketing en junk food Ook reclame en marketing dragen bij tot de obesitasepidemie, vindt de WGO. Kinderen en pubers zijn er zeer beïnvloedbaar door. Reclame, vooral dan op de televisie, glipt bovendien door de mazen van de controle door de ouders. Dat is ook zo voor reclame op openbare plaatsen, op school of zelfs in sportclubs. Op Kanaal Twee gaan twee op de vier reclameboodschappen over voeding. Op Club RTL is dat zelfs twee op de drie. Jammer
genoeg krijgen etenswaren met de hoogste gehaltes aan vetten en suikers het meeste aandacht van de adverteerders. En dan zijn er nog de nieuwe digitale media (internet), waar adolescenten gek op zijn. Studies wijzen op het verband tussen prevalentie van overgewicht en het aantal 'geslikte' reclameboodschappen per dag. Volgens een Brits onderzoek bevat 16% van de voedingswaren voor kinderen te veel vet, 30% te veel verzadigde vetten, 46% te veel natrium en 57% te veel suikers. De WGO pleit voor een controle op Europees niveau en stelt vast dat de adverteerders bijzonder veel belangstelling tonen voor de voormalige Oostbloklanden. Meer geld voor de fiets De WGO-deskundigen vergeten ook de lichaamsbeweging niet. De determinanten daarvan zijn zowel micro- als macro-economisch, maar je kan de sedentariteit in onze moderne samenleving wel ontmoedigen door bv. het openbaar vervoer te promoten, of wandelen en fietsen. Zo sla je als het ware twee vliegen in één klap: je pakt de vervuiling én het obesitasprobleem aan. Zowet de helft van de individuele autoritten in Europa zijn immers korter dan 5 km, een afstand die je met de fiets aflegt in 20 minuutjes en waarbij je een niet te verwaarlozen hoeveelheid energie verbrandt. Nochtans gaat amper 10% van de infrastructuurkosten naar fiets- en wandelpaden. Een kwart van de investeringen is bestemd voor het spoor en tweederde voor het autoverkeer. De lintbebouwing een halt toeroepen zou uiteraard het gebruik van 'calorieverbrandende' transportmiddelen aanmoedigen. De WGO focust verder op de verschillende aspecten van de obesitaspreventie. De in Zwitserland gevestigde organisatie is zich bewust van de moeilijkheden en benadrukt dat enkel een doelgerichte aanpak (per doelgroep, per plaats en per middel) kans heeft op slagen. De school maakt daar deel van uit. Denk maar aan de campagne op de Britse scholen (‘Water is cool op school’). Obesitas belangt immers het individu aan (tegenover zijn ziekte) binnen een welbepaalde omgeving. Maar de middelen op individueel niveau leveren niets op zonder een globale aanpak van de prijzen, de etikettering,…
Obesitas in cijfers - Tegen 2010 zullen 150 miljoen volwassenen en 15 miljoen kinderen met deze ziekte kampen. - België geeft 69 dollars per inwoner uit aan directe kosten voor obesitas (cijfers van 1999); de Verenigde Staten 285 dollar. - Volgens de Eurobarometer maakt amper een kwart van de Belgen vijf keer per week een wandeling van een half uurtje. - In 2015 neemt de West-Europeaan dagelijks 3.000 kcal in, tegenover 2.800 en 1998 en amper 2.300 in 1961. - Op Kanaal Twee gaan twee op de vier reclameboodschappen over voeding. Op Club RTL is dat zelfs twee op de drie. - Een daling van de btw op groenten en fruit van 25 naar 22% (2,4% netto prijsvermindering) leidt tot een verhoudingsgewijs grotere consumptietoename voor deze producten.
17
De WGO is voorstander van een kosteneffectieve aanpak. Eén dollar uitgeven leidt bv. tot 1% minder obesen in de doelgroep. Of 14 dollar uitgeven per studente leidt tot 2% minder obese meisjes, wat 16.000 dollar besparingen oplevert aan vermeden medische kosten en 25.000 dollar aan gewonnen productiviteit, of een nettowinst van 7.000 dollar per student. Europa hinkt achterop, betreurt de WGO. Een kosteneffectieve aanpak is er zelden de regel. Taksen Aan de hand van de kost per gewonnen levensjaar (of de kost per gewonnen gezond levensjaar) kan je preventiecampagnes vergelijken met de kostprijs van behandelingen tegen hypertensie, cholesterol, diabetesscreening, chirurgische ingrepen, enz. Argumenten dus om de verantwoordelijken voor het gezondheidsbudget mee te overtuigen. De laatste maar zeker niet de minste uitdaging is ingrijpen in de portemonnee. Hoe dan? Via de taksen: minder taksen op groenten en fruit, meer taksen op vette en suikerrijke producten, naar analogie met tabak en alcohol, en vezelrijke voeding betoelagen. In sommige landen kon men aantonen dat een daling
van de btw op groenten en fruit van 25 naar 22% (2,4% netto prijsvermindering) leidt tot een verhoudingsgewijs grotere consumptietoename voor deze producten. De consument lijkt op dat vlak flexibeler dan voor andere, klassieke producten. Maar je kan nog een stap verder gaan (en de Onafhankelijke Ziekenfondsen passen dat idee al toe in hun platform obesitas): binnen de zorgtrajecten incentives en financiële 'beloningen' voorzien als het streefgewicht is bereikt. Tot nog toe vertoonden alle studies terzake een bias en kunnen we niet besluiten dat financiële aanmoediging een rechtstreekse impact heeft op het gewichtsverlies, merkt de WGO op. Vaak analyseren de studies immers verschillende verklarende factoren tegelijk. De WGO waarschuwt: economische instrumenten lijken bepalend te zijn in de strijd tegen obesitas, maar dat is niet bewezen. En ze zouden ook als oneerlijk I kunnen worden bestempeld. (1) The Challenge of obesity in the WHO European Region and the stra-
tegies for response, World Health Organization, 2007, opgesteld door Francesco Branca, Haik Nikogosian en Tim Lobstein.
Een actieplan in zes stappen De WGO lanceerde vorig jaar een 'Project tot
3. Instaan voor volledige informatie en voorlichting
Tweede Europese Actieplan voor een voedings- en
aan de consumenten. De WGO plant campagnes
nutritioneel beleid 2007-2012'.
over evenwichtige voeding maar wenst ook, net
De WGO stelt welomschreven doelstellingen inza-
zoals de Europese Commissie, in te grijpen op
ke voeding voorop: dagelijks minder dan 10%
de etikettering om erover te waken dat de indus-
energieopname in de vorm van verzadigde vetten;
trie de consumenten niet misleidt.
minder dan 1% 'trans' vetzuren, minder dan 10%
4. De 'samenhangende determinanten' sedentari-
suiker, minstens 400 g groenten en fruit en hoog-
teit en alcohol op een geïntegreerde manier
uit 5 g zout.
aanpakken. De kwaliteit van het water en van
De WGO focust vooral op de obesitasepidemie die
het milieu is een conditio sine qua non om aan-
Europa treft, evenals op alle aandoeningen gelinkt
doeningen door ongezonde voeding vanaf de
aan de voeding.
geboorte te voorkomen.
De organisatie zette een actieplan op in zes stappen:
5. De voedingswaarde en de veiligheid van de voe-
1. Een gezonde start in het leven bevorderen:
dingsmiddelen verbeteren, in eerste instantie in
zwangere vrouwen en hun baby moeten gezond
de gezondheidssector en vooral op de eerste
en gevarieerd eten. Voor het kind indien moge-
lijn. Aan de hand van voedingsadvies kunnen de
lijk uitsluitend borstvoeding tot zes maanden en
zorgverstrekkers de individuele keuze van hun
daarna een gevarieerde voeding in de kribbe en
patiënten beïnvloeden.
de kleuterschool.
6. Bewaking, evaluatie en onderzoek op internatio-
2. Een duurzame beschikbaarheid van veilig
naal niveau van de voedingsdeterminanten en
en gezond voedsel garanderen. Hier is de
controle van de doeltreffendheid op verschillen-
voedingsindustrie aan de orde. Twee lijnen:
de niveaus in de voedingsketen zijn noodzake-
de economische instrumenten gebruiken om
lijk, vindt de WGO.
ze aan te moedigen en een gezond voedingsaan-
De vraag blijft wat dit allemaal zal opleveren in
bod garanderen in openbare instellingen
2012. Het zijn niet diegenen die de plannen opstel-
zoals scholen.
len, die ze ook betalen.
18
Niet alleen steun bieden, vooral ook begeleiden Met die slogan opende Pascal Mertens, DirecteurGeneraal van de Onafhankelijke Ziekenfondsen, de rondetafel over obesitas op 23 september laatstleden. Dat is immers de rode draad van de Onafhankelijke Ziekenfondsen in de aanpak van wat iedereen voortaan erkent als een chronische ziekte. Zo'n 30 betrokken partijen in de strijd tegen obesitas kwamen op die dag samen in onze kantoren. Ze bogen zich over de zorgtrajecten voor obesitas, de eventuele coaching ervan, en de rol van lichaamsbeweging voor mensen met overgewicht. De bedoeling van de rondetafel was om doeltreffend op te treden tegen obesitas aan de hand van een globale aanpak in overleg met de betrokken sectoren. Een mooie concrete uitwerking dus van de slogan. Die aanpak moet leiden tot minder (maar beter) zorgverbruik. Obesitas neemt immers een grote hap uit het budget van de ziekteverzekering. De Onafhankelijke Ziekenfondsen wilden met deze rondetafel de hand reiken aan de verschillende sectoren die actief zijn in de strijd tegen obesitas. Dat zijn zowel de zorgverstrekkers (huisartsen, Belgian Association for the Study of Obesity (BASO), multidisciplinaire centra, artsen-nutritionisten,…) als de farmaceutische industrie (Roche, Abbott, Johnson & Johnson), de agro-alimentaire sector (Fevia), de sportsector (BOIC en Olympic Health Foundation) en de verenigingswereld (fitnessorganisaties, Hodie Vivere,…). Het was dus niet de bedoeling om één of andere sector te stigmatiseren, zoals soms nog wel eens het geval is.
De verwachtingen en behoeften bepalen voor een doeltreffende bestrijding van obesitas, daar kwam het op aan. De resultaten van de rondetafel zijn tot nog toe bemoedigend. Een aantal projecten zijn aan de gang, andere worden uitgewerkt. Denk maar aan een betere kennis over de ziekte bij de huisartsen en coaching voor diezelfde groep via de nieuwe informatietechnologieën. De aanvullende verzekering, een heuse stimulans voor de innovatie, speelt eveneens een rol. In de praktijk willen de Onafhankelijke Ziekenfondsen uiteraard verder gaan dan louter de slogan. Ze willen hem concreet toepassen in het dagelijkse leven van mensen met overgewicht. Dat zowel aan de hand van specifieke acties en instrumenten van de dienst Gezondheidspromotie, die ter beschikking staan van eenieder, maar ook voor de leden, met de diensten in de aanvullende verzekering. Binnen de groep MLOZ bestaat er een dienst in de aanvullende verzekering die specifiek gericht is op de strijd tegen obesitas, het Platform Obesitas. Het is een zorgtraject op twee niveaus: de individuele en de multidisciplinaire aanpak. Het platform is gebaseerd op de aanbevelingen van de BASO en maakt het mogelijk om via financiële tussenkomsten en specifieke diensten de chronische aandoening obesitas beter aan te pakken. We willen echter verder gaan dan louter een zorgtraject. We zijn ervan overtuigd dat de invoering van een disease management programme (DMP) er een pertinent vervolg van is. Uit een rapport van de WGO(1) van 2003 blijkt dat de DMP hun doeltreffendheid hebben bewezen voor aandoeningen zoals diabetes. Waarom dan niet zo'n 'programma' opzetten voor obesitas? Wij geloven daarin en dus werken we eraan. 1 "Are disease management programmes (DMP) effective in improving quality of
care for people with chronic conditions?" August 2003 – Health Evidence Network (HEN)
N I E U W !
P
uzzelen aan overgewicht is geen eenvoudige opdracht. Maar met de nodige hulp en professionele ondersteuning geraakt de puzzel klaar.
Personen die kampen met overtollige kilo’s vinden in deze gids een bom aan informatie. Er wordt ingegaan op de definities en oorzaken van overgewicht, de gevaren ervan voor de gezondheid, enz. Maar naast informatie wil deze gids ook aanzetten tot actie. De lezer wordt aangezet om zijn situatie in kaart te brengen, met een o.a. een bepaling van de BMI en meting van de buikomtrek. Vervolgens wordt er dieper ingegaan op het belang van een gecombineerde en multidisciplinaire aanpak: gezonder eten, meer bewegen, gemotiveerd blijven en in sommige gevallen medicatie of chirurgie. Een blijvend gewichtsverlies nastreven staat centraal. Ook de rol van het ziekenfonds wordt daarbij niet uit het oog verloren. Verder bevat deze gids een
rubriek ‘nuttige adressen’ met linken naar tal van organisaties en professionelen die betrokken zijn bij de behandeling van overgewicht of het promoten van gezondere leefgewoonten. And last, but not least… vindt de lezer in het midden van de gids een handig dagboekje waarin hij zijn eet- en beweeggewoonten gedurende een week kan noteren, doelstellingen kan formuleren, enz. Want inzicht krijgen in de leefgewoonten en werken aan een positieve motivatie zijn één van de belangrijke elementen uit de puzzel. De gids ‘Puzzelen aan overgewicht’ van de Onafhankelijke Ziekenfondsen is gratis verkrijgbaar op aanvraag. Meer info?
[email protected]
19
Een mooie glimlach begint bij jezelf !
www.dentaliaplus.be
Nieuw voordeel tandverzorging Dentalia Plus verdeeld door :
:
Hospitalisatie en uw gezin... Denk eraan, want het kan verkeren. U bent vooruitziend, hebt alles geregeld, de nodige
U kiest de formule die het best bij u past:
verzekeringen genomen. En dan moet u naar het
• Hospitalia, de basisverzekering, biedt al een heel
ziekenhuis. Ieder jaar is dat voor 15% van de bevolking het geval. En wat blijkt? Uw hospitalisatieverzekering is toch niet zo volledig als u dacht. Een reden om er nu even aan te denken, nog vóór u ze nodig hebt. De Onafhankelijke Ziekenfondsen stellen het
Hospitalia-
ruime dekking. • Hospitalia Plus biedt u meer comfort en de beste zorg. • Hospitalia Ambulant betaalt verzorging buiten het ziekenhuis terug.
gamma voor: uitstekende hospitalisatieverzekeringen
• Hospitalia Continuïteit biedt de voordelen van een
die de meeste niet-terugbetaalde kosten dekken als
hospitalisatieverzekering zodra de groepsverzekering
gevolg van één of meerdere hospitalisaties. Meer dan
van uw werkgever eindigt.
600.000 klanten stellen het voordelige tarief ten zeerste
Neem nu inlichtingen!
op prijs.
www.hospitalia.be 0800 10 122
Hospitalisatie zonder financiële zorgen Hospitalia, de hospitalisatieverzekeringen van de Onafhankelijke Ziekenfondsen. Verdeeld door :
: