VERHAAL VOOR DE KLAS (LEERKRACHT) GROEP 1 & 2
IN VLIEGENDE VAART
VEEL LEESPLEZIER Het verhaal is de introductie van vissen en zeetermen. Leest u het verhaal voorafgaand aan uw bezoek bij voorkeur meerdere keren voor.
2 IN VLIEGENDE VAART
Strijk de zeilen! Laat de sloep zakken! We gaan voor anker! Als een golf rolt de stem van Kapitein Klip over het dek. Op het achterste puntje van het schip staat Janus de bootsjongen met ogen zo groot als schoteltjes en met klapperende oren. Strijk de zeilen? Wat bedoelt de kapitein daar nu weer mee?
Boots kijkt Janus lachend aan en legt uit “we moeten de zeilen vastbinden, de roeiboot klaarmaken en het anker uitgooien. We gaan aan land”. “Ohhh” mompelt Janus “is dat alles”. Even later zit Janus met de andere matrozen in de roeiboot op weg naar land. Terwijl zijn maatjes roeien, hangt hij overboord en slepen zijn handen door het water. Plots springt hij op. “Kijk, kijk, een school vissen”. Als een kikker springt Janus door de boot en wijst in het water. “Hé, broekie, blijf eens rustig zitten” roept Kokkie die door al het gewiebel bijna uit de boot glijdt. “Ja, maar kijk dan” roept Janus. “Een heel grote school vissen”. “Een watte?”, vraagt Kokkie terwijl hij in het water kijkt. Janus antwoordt “nou gewoon een school vissen”. “Hohohooo”, buldert de lach van Kokkie terwijl zijn buik onder zijn koksjas heen en weer schudt. Dan kijkt hij naar de plek waar Janus wijst en ziet een heel grote groep vissen. “Hoe noem je dat? een SCHOOL vissen?”. Janus knikt. Hij staart in het water en probeert de vissen te tellen.
3 IN VLIEGENDE VAART
Na 5 minuten roeien is de boot bijna bij het strand. Het laatste stukje moet de boot getrokken worden. Harry Houtepoot springt uit de boot in de zee. Het water komt tot het onderste randje van zijn hemd waar zijn navel onderuit piept. Hij spant zijn spierballen en trekt de boot richting strand. Ondertussen hinkepoot hij achteruit. Eerst zijn houten been, dan zijn goede been, dan weer zijn houten been en dan weer zijn goede been. Als hij de voorkant van de boot op het strand trekt blijft Harry Houtepoot plotsklaps stokstijf staan. Hij voelt iets glibberigs tussen zijn tenen. “GETSIEDERRIE!” roept hij uit. Met opgetrokken neus kijkt hij langs zijn dikke buik en zijn magere benen naar beneden naar zijn goede voet. “Kwal, kwal” klinkt het vanaf de roeiboot waar papegaai Paul vanaf de boeg toekijkt. “Sssst” zegt Janus tegen de papegaai. “Je mag niet schelden tegen Harry Houtepoot”. “Kwal, kwal” roept de papegaai nog eens. Dan haalt Harry Houtepoot met gekromde tenen en een opgetrokken neus het glibberige ding naar boven. Het is een OORKWAL.
Alle matrozen gaan nu aan land. Janus klimt als laatste uit de boot en zoekt een rustig plekje op het strand. Onder een palmboom rust hij uit. Het zonnetje prikt wat sproeten op zijn neus en “kggrrrpffff, kggggrpfff”, al snel ligt hij in diepe slaap en snurkt zachtjes. “Hé luiwammes, wordt eens wakker”. Langzaam opent Janus zijn ogen en boven zich ziet hij het bolle gezicht van Kokkie de kok. “Het is hier geen vakantiepark. Schiet op, ga hout zoeken, zodat ik kan koken”, moppert de kok. Als ze bij zonsondergang de pot van Kokkie hebben leeggegeten en hun buiken vol, wijst Boots naar de zee. In de rode kleur van de zonsondergang spuit een grote fontein omhoog. Deze wordt twintig tellen later gevolgd door een grote staart. Met open mond zegt Boots zacht “oooh kijk een bultrug”. “Een haai met een bult?” fluistert Janus terug. Boots schudt zijn hoofd en legt uit “een BULTRUG is een walvis. Hij is net zo lang als een stadsbus en weegt net zoveel als 2000 kleuters bij elkaar. Hij lijkt helemaal niet op een haai, kijk maar naar zijn staart”
4 IN VLIEGENDE VAART Terwijl Boots en Janus samen naar de bultrug en zijn familie kijken, zakt de zon verder weg achter de zee, brandt het houtvuurtje van Kokkie helemaal op en is het opeens pikkedonker. Janus zwaait met zijn hand voor zijn ogen, maar zelfs die kan hij niet meer zien. Wel hoort hij allemaal onbekende geluiden. Brrrrr, best een beetje eng. “Bbbboots mag ik vannacht bij jou slapen” bibbert hij. Boots steekt zijn hand uit, trekt Janus naar zich toe en geeuwt “natuurlijk jochie.” Tegen de veilige rug van Boots valt Janus in slaap en droomt dat hij een vis is. Een stoere vis met grote ogen en prachtige kleuren. Samen met de andere vissen woont hij tussen het KORAAL en speelt hij verstoppertje.
“Help blup, help blup.” Janus wordt achtervolgd door een grote, boze vis met stekelige vinnen. Tijdens het verstoppertje spelen botste hij met de lelijkerd. Deze keek hem boos aan en probeert hem nu te pakken. Terwijl het monster door het water zweeft, beweegt Janus met zijn vinnen, totdat ......... “Word wakker, word wakker.” Ruw wordt Janus bij zijn armen gepakt en wakker geschud. Hij knippert met zijn ogen tegen de felle zon en ziet dan Boots. “Boots ben jij het? Oooh gelukkig. Ik heb zo naar gedroomd. Een afschuwelijk griezelige vis wilde me pakken. Hij zag eruit als een duivel”. Ha, ha, duivelvissen bestaan helemaal niet joh.” lacht Boots. “Oh nee? Nou ik heb hem echt gezien en hij zag er zo uit”. Janus pakt een stok en tekent het monster in het zand. Kokkie die net langs loopt ziet de tekening ook. “Hé, dat is een KORAALDUIVEL en die is hartstikke giftig” roept hij over zijn schouder terwijl hij voorbij rent.
5 IN VLIEGENDE VAART Op een ochtend rent Kokkie met een rood hoofd over het strand naar het houtvuur. Even later rent hij met een nog roder hoofd en zijn grootste pan onder zijn arm weer terug. `Pfffff` hijgt de kok . “Hé, Kokkie wat ga je doen?” roepen Janus en Boots.`Ssssst` sist Kokkie met zijn wijsvinger op zijn lippen en wijst hij naar een plek op het strand. Een stukje verderop beweegt er iets in een kuil. Het schuift, het draait, het graaft. `Ze legt eieren` zegt Kokkie`. `Huuh, een kip op het strand?` vraagt Janus. `Neee, een ZEESCHILDPAD. Ze legt wel 100 eieren en die ga ik vanavond bakken` zegt Kokkie likkebaardend. `DAT DACHT IK NIET` brullen Boots en Janus in koor. Samen gaan ze voor Kokkie staan zodat hij er niet langs kan. Vanaf dat moment bewaken Janus en Boots de eieren. Op een avond wanneer de maan hoog aan de hemel staat, begint het zand plotseling te bewegen. De eerste babyschildpadjes komen uit het ei. `Ggggr, ggggr, gggr` met hun kleine zwempootjes graven de kleintjes zich uit het nest. `Flats, flats, flats` diezelfde zwempootjes brengen de kleine schildpadden zo snel mogelijk bij de zee.