IN OPDRACHT VAN REVALIDATIECENTRUM HET ROESSINGH
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
BEGELEIDERS UNIVERSITEIT TWENTE: DR. C.G.M. GROOTHUIS-OUDSHOORN PROF.DR M.J. IJZERMAN BEGELEIDER HET ROESSINGH: H.J.D. VAN DELDEN APRIL 2010 FACULTEIT MANAGEMENT & BESTUUR BACHELOR GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN
BACHELORTHESIS | PIA DEBIE S0122491
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN BEGELEIDERS UNIVERSITEIT TWENTE: DR. C.G.M. GROOTHUIS-OUDSHOORN PROF.DR M.J. IJZERMAN BEGELEIDER HET ROESSINGH: H.J.D. VAN DELDEN APRIL 2010 FACULTEIT MANAGEMENT & BESTUUR BACHELOR GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN UNIVERSITEIT TWENTE.
VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
BACHELOROPDRACHT TER VERKRIJGING VAN HET BACHELORDIPLOMA
DOOR
PIA DEBIE GEBOREN OP 3 NOVEMBER 1984 TE UTRECHT
Voorwoord Tijd kost geld Dit afstudeeronderzoek beschrijft het onderzoek dat ik heb uitgevoerd in opdracht van Revalidatiecentrum Het Roessingh ter afsluiting van mijn bachelor Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Twente. In dit onderzoek worden verschillende meetinstrumenten afgenomen om zo een voorspelling te kunnen doen over de daadwerkelijk geleverde directe zorg in minuten door verzorgenden en verpleegkundigen. Een aantal mensen moet ik bedanken voor hun directe of indirecte bijdrage aan dit onderzoek. In de eerste plaats wil ik mijn begeleider vanuit het Roessingh, Herman van Delden heel erg bedanken. Alle wijze en gezellige besprekingen die we hebben gehad hebben mij geholpen om het onderzoek vorm te geven. Door omstandigheden moest ik op zoek naar een nieuwe eerste begeleider, Karin van Oudshoorn. Zij is vanaf het begin erg behulpzaam geweest, ik wil haar erg bedanken voor alle tijd en deskundigheid tijdens de begeleiding. Daarnaast wil ik Maarten IJzerman bedanken voor het feit dat hij als meelezer heeft opgetreden in het beoordelingsproces. Grote dank gaat uit naar mijn ouders die me tijdens het hele onderzoek aangemoedigd en gestimuleerd hebben. Stijn wil ik bedanken omdat die zo nuchter bleef als ik dat nodig had. Utrecht, 2010
Pia Debie
Samenvatting Aanleiding: Revalidatiecentrum Het Roessingh is een ziekenhuis gelegen in Enschede met een categorale bestemming voor revalidatie. Bekostiging van deze patiëntenzorg vindt nu nog plaats door middel van het systeem van Revalidatie Behandel Uren (RBU). Binnen de gezondheidszorg wordt momenteel het DBC (Diagnose Behandel Combinatie) systeem doorgevoerd, waardoor een zo optimaal mogelijke behandeling en kwaliteit aan patiënten wordt aangeboden. Gezien de relatief hoge uitgaven aan verplegend en verzorgend personeel in de revalidatiezorg is deze uitgavenpost belangrijk om te reguleren. Doel: Om te onderzoeken of en waarmee het mogelijk is een betrouwbare voorspelling te kunnen doen van de totale zorgzwaarte binnen een afdeling over een bepaalde tijd. Vraagstelling: Hoofdvraag In welke mate is het mogelijk om een voorspelling te maken met de ingeschatte zorgzwaarte situatie over de daadwerkelijk geleverde directe zorg in minuten? Deelvragen Is er overeenstemming tussen de verschillende verpleegkundigen over de zorgzwaarte situatie van patiënten?; Hoe sterk is de relatie tussen verschillende meetinstrumenten voor zorgzwaarte en de daadwerkelijk geleverde directe zorg?; Hoe sterk is de voorspelling van de zorgzwaarte met de verschillende instrumenten? Opzet: Cohort onderzoek Methode: In het onderzoek worden 16 patiënten gedurende twee weken geobserveerd op de afdeling CVA en soortgelijke aandoeningen. Een exclusiecriterium bij de selectie van patiënten is dat bij begin van het onderzoek bekend is dat een patiënt binnen de twee weken met ontslag zal gaan of dat de patiënten wegens een ziekenhuisopname van de afdeling af zullen gaan. Vijf instrumenten worden afgenomen: de Activiteitenlijst, de Barthelindex, het Leerniveau, de CVRS en de Subjectieve Beoordeling. De uitkomsten van de meetinstrumenten zullen beschreven worden middels statistieken. Resultaten en Conclusies: Uit de drie deelvragen komt naar voren dat de Subjectieve beoordeling geen bruikbaar instrument is omdat een goede overeenstemming in mening tussen de verpleegkundigen ontbreekt. De drie andere instrumenten laten wel een relatie zien met de daadwerkelijk geleverde zorg. De Barthelindex scoort op zowel de relatie met de daadwerkelijk geleverde zorg (Pearson -0.94) als de voorspelling in combinatie met de daadwerkelijk geleverde zorg het hoogst. Alleen geeft de voorspelling een hoge afwijking van 8%, op basis van dit onderzoek is er dus nog geen mogelijkheid om een voorspelling te maken van de daadwerkelijk geleverde directe zorg. Discussie: In dit onderzoek is een (te) kleine groep patiënten geobserveerd tijdens een (te) korte periode om te kunnen concluderen of de instrumenten een echte voorspelling van de zorgzwaarte kunnen geven. Echter moet wel worden aangemerkt dat het opvallend is dat de subjectieve beoordeling grote verschillen tussen de verpleegkundigen opleverde en de relatie tussen de Barthelindex en de daadwerkelijk geleverde directe zorg goed te noemen is. Aanbevelingen: Door een langere tijd de CVRS, Barthelindex en het Leerniveau te gebruiken in combinatie met de Activiteitenlijst, bij een grotere groep patiënten, wordt duidelijk of er daadwerkelijk een voorspelling gemaakt kan worden met deze instrumenten; De indirecte zorg moet worden meegenomen in vervolgonderzoek voor een totaal beeld; Samenwerking met andere instellingen zoals het ziekenhuis maakt het mogelijk om de zorgzwaarte al voor opname in het Roessingh te achterhalen.
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 5 Samenvatting........................................................................................................................................... 6 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 8 1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 8 1.2 Doelstelling .................................................................................................................................... 9 1.3 Operationalisatie (begrippen) ..................................................................................................... 10 1.4 Onderzoeksvragen....................................................................................................................... 10 2. Theoretisch kader .............................................................................................................................. 11 3. Onderzoeksmethodiek ...................................................................................................................... 15 3.1 Opzet onderzoek ......................................................................................................................... 15 3.2 Meetinstrumenten ...................................................................................................................... 15 3.3 Planning ....................................................................................................................................... 19 3.4 Statistische Analyse ..................................................................................................................... 19 4. Resultaten.......................................................................................................................................... 22 4.1 Analyse meetinstrumenten ......................................................................................................... 22 4.2 Relaties tussen de meetinstrumenten ........................................................................................ 26 5.Conclusie ............................................................................................................................................ 32 6 Discussie ............................................................................................................................................. 34 7. Aanbevelingen ................................................................................................................................... 35 8. Literatuurlijst ..................................................................................................................................... 36 9. Bijlagen .............................................................................................................................................. 38 A.
Profiel revalidatie-verpleegkundige .......................................................................................... 38
B.
CVA (cerebro vasculair accident)............................................................................................... 39
C
Meetinstrumenten .................................................................................................................... 40
D.
Meetinstrumenten invullijsten .................................................................................................. 63
E.
Tabellen resultaten.................................................................................................................... 68 Pagina 7 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
1. Inleiding In 2008 is er een gesprek geweest met dhr. Van Amstel (bestuurder van Het Roessingh) en dhr. van Delden (beleidsmedewerker van Het Roessingh). In dit gesprek werd de onderzoekskeuze van deze bachelorthesis besproken. Er kwam naar voren dat er binnen Het Roessingh vraag is naar aanvullend onderzoek op het gebied van de toename van flexibel inzetten van verplegend- en verzorgend personeel. Het flexibel inzetten van verplegend- en verzorgend personeel is een middel om de kwaliteit van zorg te handhaven en personeelskosten zo optimaal mogelijk te beheersen. Door de zorgzwaarte van patiënten op de afdeling en personele inzet beter op elkaar af te stemmen kan de zorg efficiënter worden geleverd. Group Dehora heeft in 2006 bij een onderzoek voor Het Roessingh een aanbeveling genoemd betreffende flexibiliteit: om het personeel efficiënter en flexibeler in te kunnen inzetten is het belangrijk een voorspelling te kunnen doen van de totale zorgzwaarte op een (verpleeg)afdeling. Dit onderzoek zal ingaan op de mate waarin het mogelijk is om een voorspelling te kunnen maken van de zorgzwaarte op een afdeling. Het onderzoek is uitgevoerd bij Het Roessingh op de verpleegafdeling voor CVA patiënten, in samenwerking met de Universiteit Twente. Het onderzoek is onderdeel van het afronden van de bachelor Algemene Gezondheidswetenschappen. De patiënten die worden behandeld in Het Roessingh hebben een afwijking en/ of beperking aan het houdings- en bewegingsapparaat. De patiënten worden klinisch of poliklinisch behandeld. Het revalidatiecentrum heeft een klinische capaciteit van 133 bedden voor volwassenen en 15 bedden voor kinderen. De klinische afdeling voor volwassen patiënten bestaat uit drie afdelingen. Deze afdelingen zijn als volgt ingedeeld: Afdeling1: dwarslaesie en multiple sclerose Afdeling 2: orthopedie, cerebro vasculaire aandoeningen en niet aangeboren hersenletsel Afdeling 3: cerebro vasculaire aandoeningen en neuromusculaire aandoeningen [Afdeling Marketing & Communicatie Het Roessingh, 2008].
1.1 Aanleiding Binnen de gezondheidszorg in Nederland wordt momenteel het DBC (Diagnose Behandel Combinatie) systeem ingevoerd. Dit systeem zorgt voor de bekostiging van de patiëntenzorg. Met het DBC systeem is vooraf duidelijk hoeveel financiële middelen beschikbaar zijn voor de behandeling van de diverse diagnosegroepen. Voor elke behandeling staat van tevoren een aantal te declareren uren vast voor een bepaald tarief. Dit betekent dat de zorginstellingen binnen de daarvoor vastgestelde behandelduur een zo optimaal mogelijke behandeling en kwaliteit aan patiënten kan aanbieden [Lonckhuyzen, 2005]. In de revalidatiezorg vindt bekostiging van deze patiëntenzorg nu nog plaats door middel van het systeem van Revalidatie Behandel Uren (RBU). In de RBU systematiek worden behandeluren achteraf bij de zorgverzekeraar gedeclareerd. De overheid ziet als nadeel van dit systeem het ontbreken van een financiële prikkel voor de zorgaanbieders. Immers, alle behandelingen die een patiënt krijgt kunnen worden gedeclareerd bij de zorgverzekeraar [van Delden, 2008]. Als er wordt gekeken naar de kostenopbouw binnen revalidatiecentra in Nederland is het personeel, dat een directe relatie met de patiëntenzorg heeft, de grootste kostenpost: behandelend en ondersteunend (medisch en paramedisch) 39% en verplegend 15% van de totale kosten in de revalidatiezorg [revalidatie Nederland, 2008, p.47].
Pagina 8 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
1.2 Doelstelling Gezien de relatief hoge uitgaven aan verplegend en verzorgend personeel in de revalidatiezorg is deze uitgavenpost belangrijk om te reguleren voor Het Roessingh en daardoor de kosten te kunnen beheersen. De verpleging en verzorging van de patiënten op de klinische afdelingen in Het Roessingh wordt uitgevoerd door verpleegkundigen en ziekenverzorgenden. Verpleegkundigen hebben vanuit hun initiële opleiding meer bevoegdheden dan ziekenverzorgenden met betrekking tot het uitvoeren van voorbehouden - en risicovolle handelingen (bijlage A). Voorbehouden handelingen zijn opgenomen in de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG). De verdeling van het verpleeg- en verzorgende personeel verschilt tussen de afdelingen qua aantal en qua verhouding tussen de verpleegkundigen en verzorgenden. In Tabel 1.1.1 is een overzicht gegeven van de verdeling van het verpleeg- en verzorgend personeel op afdeling 3. Afdeling 3- CVA patiënten aantal Teamleider 1e verpleegkundige Verpleegkundige Verzorgende Ziekenverzorgende Add. Medew. Totaal
FTE 1 1 15 1 11 -
0,94 1,00 10,41 0,89 6,53 -
29
19,77
Tabel 1.1.1 Medewerkers verpleging afdeling 3 volwassen revalidatie november 2008 [van Delden, 2008]
In Het Roessingh is de personele inzet niet direct gekoppeld aan het aantal klinische patiënten op een afdeling en de bijbehorende zorgzwaarte van deze patiënten. De zorgzwaarte varieert per patiënt gedurende de behandeling. De totale zorgzwaarte van de patiënten zal evenredig moeten zijn aan het aantal en type personeelsleden. Op deze manier kan aan de zorgvraag van de patiënt wordt beantwoordt. Het aanbod van werk dient in relevante relatie te staan met de hoeveelheid in te zetten/ ingezet personeel. Bovendien overlappen de taken van de verschillende functieniveaus van het verplegend personeel elkaar binnen de afdelingen van Het Roessingh en het komt voor dat er taken worden uitgevoerd die niet bij het functieprofiel behoren. Door meer zorghulpen (niveau 1) en helpenden (niveau 2) in te zetten voor de basistaken zou het kunnen zijn dat verzorgenden/verpleegkundigen meer tijd over hebben voor taken die bij hun functieprofiel behoren. Rekening houden met de kosten van de verschillende niveaus, het aantal arbeidsplaatsen en het garanderen van de kwaliteit van de zorg zal er een optimale combinatie moeten worden gevonden. De vraag is alleen welke relatie er is tussen de hoeveelheid personeelsleden en type personeelsleden en de totale zorgzwaarte op de afdeling. Als er vervolgens een voorspelling kan worden gemaakt van de totale zorgzwaarte op de afdeling, kan ook de personeelsplanning hierop worden afgestemd. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of en waarmee het mogelijk is een betrouwbare voorspelling te kunnen doen van de totale zorgzwaarte binnen een afdeling over een bepaalde tijd. Een betrouwbare voorspelling is altijd pas achteraf te bepalen en is daarbij afhankelijk van betrouwbare data en beleid op een afdeling. Met het onderzoek moet duidelijk worden of een
Pagina 9 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
voorspelling te maken is met één van de meetinstrumenten die worden getest en wat de relatie is tussen de meetinstrumenten en de daadwerkelijk geleverde directe zorg.
1.3 Operationalisatie (begrippen) Er komen meerdere begrippen in dit onderzoek naar voren die nadere uitleg behoeven. Daadwerkelijk geleverde directe zorg Directe zorg is de zorg die aan bed van de patiënt wordt geleverd. Het schrijven van een rapport over de patiënt is dus geen vorm van directe zorg. Het aantal minuten die ook echt zijn besteed aan de patiënt zijn dan de daadwerkelijk geleverde directe zorg. Voorspelling Het is een uitspraak over wat er naar verwachting in de toekomst zal gebeuren op basis van ervaringen uit het verleden of voorafgaande observatie [Burns. A.C., Bush, R.F., 2006]. In de meest ideale situatie ligt de voorspelling zo ver mogelijk in de toekomst. Het personeel kan dan ver van tevoren worden ingepland (tijdens dit onderzoek is een voorspelling van een week vooruit maximaal haalbaar). Zorgzwaarte Onder zorgzwaarte verstaat men de werkdruk voor de verpleegkundige en verzorgende, uitgedrukt in tijd en/ of activiteiten. In dit onderzoek wordt de zorgzwaarte uitgedrukt in minuten. Dit is een maat om de inzet van mensen en middelen in verschillende zorgsectoren te berekenen [Movisie, 2010]. Zorgzwaarte situatie Met de meeste instrumenten wordt niet de zorgzwaarte zelf bepaald maar de zorgzwaarte situatie uitgedrukt in een bepaalde categorie. Een patiënt kan dan worden onderverdeeld in een categorie, zoals een lage complexiteit. Door in dit onderzoek de zorgzwaarte situatie te koppelen aan de daadwerkelijk geleverde directe zorg, kan in de toekomst de zorgzwaarte worden verkregen aan de hand van de categorieën in de zorgzwaarte situatie.
1.4 Onderzoeksvragen Uit de beschreven aanleiding en probleemstelling komt de volgende onderzoeksvraag naar voren die beantwoord zal worden in deze bacheloropdracht: In welke mate is het mogelijk om een voorspelling te maken met de ingeschatte zorgzwaarte situatie over de daadwerkelijk geleverde directe zorg in minuten? Aan de hand van de volgende deelvragen zal bovenstaande onderzoeksvraag worden beantwoord: 1. Is er overeenstemming tussen de verschillende verpleegkundigen over de zorgzwaarte situatie van patiënten? 2. Hoe sterk is de relatie tussen verschillende meetinstrumenten voor zorgzwaarte en de daadwerkelijk geleverde directe zorg? 3. Hoe sterk is de voorspelling van de zorgzwaarte met de verschillende instrumenten?
Pagina 10 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
2. Theoretisch kader Werklast Zorgzwaarte wordt in de literatuur omschreven als werklast, zorgvraag of de zorgcomplexiteit van patiënten [Movisie, 2010]. Tummers, van Merode en Landeweerd [2002] bespreken in het onderzoek organisatie, werk en werkreacties in de verpleging en de verzorging dat werklast per dag kan verschillen. Hierdoor kan een verpleegafdeling onderbezetting of overbezetting hebben. Een adequate planning op de afdeling zou hier een oplossing voor kunnen zijn. Daarbij kan nog onderscheid worden gemaakt tussen twee aspecten. Het kwantitatieve aspect gaat in op de hoeveelheid personeel dat beschikbaar moet zijn per dag afhankelijk van de werklast. Het kwalitatieve aspect gaat in op de selectie van personeel op basis van hun kwaliteiten zodat een juiste combinatie gevonden kan worden met de zorgvraag. De planning is dus enerzijds afhankelijk van een goed evenwicht tussen personeelsbezetting en de hoeveelheid opnames die gepland zijn en anderzijds een evenwicht tussen het soort patiënten en het personeel. In de revalidatie komen beide aspecten naar voren. Het kwantitatieve aspect van de hoeveelheid geplande opnames kan worden gerealiseerd in de revalidatie. In de meeste gevallen is vooraf duidelijk wanneer een patiënt wordt opgenomen, vanuit het ziekenhuis, thuissituatie of verpleeghuis. De personeelsbezetting kan dan worden aangepast aan de hoeveelheid opnames en het aantal patiënten die zich al op de afdeling bevinden. Het kwalitatieve aspect van het selecteren van personeel op basis van hun kwaliteiten wordt op dit moment minder toegepast in de revalidatie. Er is vrijwel geen onderscheid tussen mbo en hbo verpleegkundigen. Daarbij zouden verschillende taken die verpleegkundigen uitvoeren ook door verzorgenden en ziekenverzorgenden uitgevoerd kunnen worden.
Werkdruk De relatie tussen personeel en patiënten wordt ook door De Vries [1984] beschreven. Hij beschrijft in zijn proefschrift evenwicht in zorgvraag en zorgaanbod het verpleegkundig handelen. In een ziekenhuis is er interactie tussen personeel en patiënt. Het verplegend personeel verricht handelingen ten behoeve van de patiënt. Deze handelingen kunnen bestaan uit patiëntgebonden en niet-patiëntgebonden werkzaamheden. Welke handelingen het verplegend personeel uitvoert is afhankelijk van de combinatie van de actuele personeelsinzet, het actuele patiëntenbestand en het soort werkzaamheden. Hieruit volgt dan de werkdruk voor de verpleegkundige: Actuele werkdruk= Actuele werklast per dagdeel/ actuele personeelsinzet per dagdeel. Deze formule kan ook worden omschreven als: Actuele werkdruk = (actuele zorgzwaarte) / (actuele personeelsinzet) In figuur 1 is dit proces schematisch weergegeven.
Pagina 11 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Werkdruk
Actueel patiëntenbestand
Actuele personeelsinzet
Verpleegkundig handelen
Figuur 1. Het ontstaan van de actuele werkdruk [de Vries, 1984] Daarnaast kan de werkdruk ook beschreven worden als de capaciteitsbezetting, waarbij capaciteit zowel personeel als bedden kan betekenen. Een andere beschrijving is dan als volgt: Actuele capaciteitsbezetting= (actuele capaciteitsbelasting)/ (actueel beschikbare capaciteit) Om een voorspelling te kunnen maken van de dienstroosterplanning en de opnameplanning spelen meerdere factoren een rol. Figuur 2 geeft een schematische weergave. Afdelingsgebeuren is hetzelfde als het verpleegkundig handelen. Dit proces geeft een indruk van de complexiteit van het voorspellen van de benodigde planning. In de revalidatie is dit model ook van toepassing. Een verpleegkundige heeft ook te maken met patiënt- en niet-patiëntgebonden werkzaamheden.
Dienstroosterplanning
voorspellen
Opname planning
Actuele personeelsinzet
Actuele capaciteitsbezetting
Actueel patiëntenbestand
Afdelingsgebeuren
Figuur 2. Terug- en voorwaartskoppeling actuele capaciteitsbezetting [de Vries, 1984]
Pagina 12 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Meten van zorgzwaarte De zorgzwaarte (werklast) kan op verschillende manieren berekend worden. Plantinga et al. [2006] beschrijven in een artikel in het tijdschrift clinical rehabilitation over de Northwick Park Dependency Score (NPDS). Dit is een Care Dependency Scale (CDS). Een instrument om kwaliteitsmanagement te bepalen, het beschrijven van de kosten van verpleegkundige zorg en als managementinstrument voor personeelsplanning. Dit instrument is uitermate geschikt voor de revalidatiezorg, de NPDS is het best ontwikkelde CDS voor de revalidatie. Met name voor neurologische revalidatie zoals patiënten met een CVA. In het artikel wordt een vergelijking gemaakt tussen de NPDS, de CDS en de Barthelindex (BI). Deze laatste wordt als referentie instrument gebruikt tijdens hun onderzoek. De NPDS bestaat uit twee domeinen, de Basic Care Needs (BCN) en de Special Nursing Needs (SNN). De BCN is gericht op informatie die nodig is om de zorgvraag te voorspellen door het aantal en type verpleegkundigen te achterhalen en de tijd die elke taak kost. Het domein omvat 16 verschillende items, met een maximum score van 65. De SNN is gericht op de behoeften van verpleegkundige zorg, zoals de werkomgeving. Het domein bestaat uit zeven items, met een maximum score van 35, tezamen met de BCN maakt dit een maximum score van 100. De Barthelindex is een instrument om de algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) te meten. Het instrument omvat 10 items met een maximum te behalen score van 20. De items zijn de ontlasting, urine, persoonlijke verzorging, toiletbezoek, eten, transfer, mobiliteit aan/uitkleden, trappen lopen en baden. De Care Dependency Scale omvat 15 items met een maximum score van 75. De items zijn eten en drinken, incontinentie, lichaamspostuur, mobiliteit, dag en nacht ritme, aan- en uitkleden, lichaamstemperatuur, hygiëne, vermijden van gevaar, communicatie, contact met andere, gevoel van waarden, dagelijkse activiteiten, recreatie activiteiten en leeractiviteiten. Plantinga et al [2006] concluderen dat de NPDS is geschikt als afhankelijkheidinstrument voor verschillende revalidatie patiëntgroepen. De Barthelindex geeft dezelfde informatie in zijn totale score maar de individuele scores geven minder informatie. Het nadeel van een uitgebreidere lijst is ook het feit dat het langer duurt voor de desbetreffende om de lijst in te vullen. Daarbij is de Barthelindex een internationaal ouder instrument dan de CDS. Hieronder worden verschillende andere meetinstrumenten beschreven, uit verschillende zorgsectoren, die zijn ontwikkeld waarmee de zorgzwaarte berekend kan worden. –
–
–
Het AMC heeft een gevalideerd instrument ontwikkeld, de zogenaamde AMC Linear Disability Score (ALDS), voor het meten van de algemene dagelijkse levensbehoeften (ADL) [Holman et al., 2003]. De ALDS is gebaseerd op de item response theory. De persoon kan op 77 items beoordeeld worden, afhankelijk van de diagnose. Als bekend is welke activiteiten een persoon nog zelfstandig kan uitvoeren, is een berekening te maken van de hoeveelheid zorg die een persoon nodig heeft [vitavalley, 2008]. RAIview is een Nederlands web-based tool die de kwaliteit van zorg en zorgzwaarte inzichtelijk maakt. RAI (Resident Assessment Instrumenten) maakt gebruik van vragenlijsten en is ontstaan uit InterRAI dat is opgericht in 1991. Dit instrument wordt gebruikt om de zorgplanning inzichtelijk te maken. Het invullen van het formulier op internet wordt gedaan door verpleegkundigen. De eerste keer neemt dit ongeveer een uur in beslag, de volgende keren 15-20 minuten. De resultaten die worden verkregen over de patiënt zijn: een zorgkaart, waarschuwingen bij foutief medicijngebruik, schaalscores voor bijvoorbeeld cognitief presteren of activiteiten dagelijks leven en de zorgzwaarte uitgedrukt in CMI. CMI staat voor Case Mix Index, dit geeft de complexiteit van de aandoening van de patiënt aan ten opzichte van andere patiënten, afdelingen en andere instellingen [NedRAI, 2009]. In 1996 is de CVRS, de complexiteit van de Verpleegkundige Revalidatiezorg Schaal, ontwikkeld door het Revalidatiecentrum Beatrixoord in samenwerking met AortA, consultants voor de zorgsector. De doelstelling van het onderzoek, voorafgaande aan het Pagina 13 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
–
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
ontwikkelen van de uiteindelijke CVRS, was om inzicht te verkrijgen in 1. kennis die noodzakelijk is, 2. vaardigheden en 3. de benodigde tijdsbesteding die de verpleegkundige revalidatiezorg vraagt bij de verschillende patiëntencategorieën. Het Leerniveau instrument is ontwikkeld om de zelfstandigheid weer te geven van een patiënt. Wassen, aankleden, eten en drinken zijn de factoren die het Leerniveau bepalen.
Bovenstaande instrumenten geven vrijwel geen informatie over de voorspelbaarheid van zorgzwaarte. Alleen over de CVRS wordt beschreven hoe een voorspelbaarheid onderzoek kan worden gedaan maar niet wat de relatie is tussen de uitkomst van het instrument en de zorgzwaarte in de toekomst. De relatie tussen de instrumenten en de daadwerkelijk geleverde zorg is dus van belang in dit onderzoek. In het verleden heeft de afdeling gebruik gemaakt van de Barthelindex en de CVRS. Daarnaast gebruikt de afdeling nu het Leerniveau instrument. Naast dat de eerste twee genoemde instrumenten wetenschappelijk zijn onderbouwd is de afdeling al bekend met de drie instrumenten waardoor de instrumenten makkelijker zijn te implementeren. De CVRS is in het verleden gebruikt voor een pilot en de Barthelindex is langdurig gebruikt in samenwerking met het ziekenhuis. zijn in het verleden gebruikt. Deze instrumenten worden dan ook gebruikt in dit onderzoek.
Pagina 14 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
3. Onderzoeksmethodiek 3.1 Opzet onderzoek Om de vraagstellingen te kunnen beantwoorden zal een cohort onderzoek worden uitgevoerd binnen een van de afdelingen van de kliniek van het Roessingh [Babbie, 2004]. Het Roessingh heeft drie afdelingen voor volwassenen. Het cohort onderzoek zal plaatsvinden op afdeling drie. Op deze afdeling liggen CVA patiënten en patiënten met soortgelijke aandoeningen. Door het type patiënten van deze afdeling is de doorlooptijd van patiënten, d.w.z. de tijd van opname tot en met het ontslag, kort en is er een redelijk cohort, dit in tegenstelling tot de andere twee afdelingen. Op afdeling drie zijn gemiddeld 27 patiënten opgenomen. Gedurende een periode van twee weken (week 22 en 23 in 2009) zullen 20 patiënten gevolgd worden met als doel de zorgzwaarte van deze patiënten en de bijbehorende verpleegkundige handelingen in kaart te brengen. De 20 patiënten worden in het begin van week 22 gekozen uit alle patiënten op de afdeling. Een exclusiecriterium bij de selectie van patiënten is dat bij begin van het onderzoek bekend is dat een patiënt binnen de twee weken met ontslag zal gaan of dat de patiënten wegens een ziekenhuisopname van de afdeling af zullen gaan. Patiënten die meedoen met het onderzoek krijgen ieder een nummer. Namen en nummers zijn bekend bij de teamleider, revalidatieartsen, verpleegkundigen en verzorgenden. Voor alle andere betrokkenen bij het onderzoek zijn de namen van de patiënten onbekend.
3.2 Meetinstrumenten In dit onderzoek worden vijf meetinstrumenten afgenomen om de zorgzwaarte of zorgzwaarte situatie te kunnen meten. Dit onderzoek wordt uitgevoerd op afdeling drie waar voornamelijk CVA patiënten (bijlage B) opgenomen zijn. Drie van de vijf instrumenten zijn alleen op CVA patiënten gericht: - Activiteitenlijst - De Barthelindex - Het Leerniveau De Activiteitenlijst is speciaal voor dit onderzoek aangepast aan CVA patiënten maar kan ook voor andere patiëntengroepen worden aangepast. De andere twee instrumenten zijn ontwikkeld voor meer patiëntengroepen: - De CVRS - Subjectieve beoordeling In het verleden heeft de afdeling gebruik gemaakt van de Barthelindex en de CVRS. Daarnaast gebruikt de afdeling nu het Leerniveau. In Het Roessingh wordt daarnaast ook een onderzoek uitgevoerd waarbij de zorgpaden binnen Het Roessingh in kaart worden gebracht. Voor de CVA patiënten is hierbij vastgesteld dat de gemiddelde zorg door verzorgenden en verpleegkundigen 230 minuten per 24 uur is in de eerste tien weken van de revalidatie. Na 10 weken wordt de geleverde zorg gemiddeld 35 minuten per 24 uur per patiënt en zijn de patiënten in het weekend naar huis. Activiteitenlijst In het verleden is de activiteitenlijst opgesteld om te gebruiken bij het onderzoek van consultancy Group Dehora. De Activiteitenlijst meet de direct geleverde zorg aan de patiënt in minuten door een verzorgende en/of verpleegkundige(bijlage C1 & D1, Activiteitenlijst). In de activiteitenlijst staan alle Pagina 15 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
directe en indirecte activiteiten die uitgevoerd kunnen worden bij een patiënt. In dit onderzoek staat alleen de directe zorg centraal. In samenspraak met de verpleegkundigen van de afdeling is er een tijdsindicatie per activiteit vastgesteld. Daarnaast is er de mogelijkheid om het aantal minuten naar onder of boven bij te stellen als blijkt dat de activiteit op dat moment minder of meer tijd kost dan de tijdsindicatie aangeeft. Verder bleek dat de activiteitenlijst zoals eerder was gebruikt voor de dwarslaesie patiënten niet volledig aansloot bij de afdeling met CVA patiënten. Hierdoor zijn er activiteiten toegevoegd aan de lijst en sommige activiteiten zijn weggelaten, het gaat hierbij om kleine veranderingen. Met behulp van de activiteitenlijst, die per dag wordt afgenomen, wordt er per patiënt een totaal aantal minuten geleverde zorg per dag uitgerekend. Als achteraf blijkt dat er gegevens niet zijn ingevuld dan is er een andere lijst om die gegevens in te vullen (bijlage D5). Voor de daadwerkelijk geleverde zorg per week worden de dagen gemiddeld over een week. Indien metingen ontbreken, bijvoorbeeld in het weekend, wordt een gemiddelde uitgerekend over de gemeten dagen. Barthelindex De Barthelindex is een gevalideerd en veel gebruikt instrument dat de Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL) meet (bijlage C2 & D1, Barthelindex). Dit instrument is zo gemaakt dat het een evaluatie weergeeft van de activiteiten die een patiënt daadwerkelijk uitvoert en niet wat de patiënt zou kunnen uitvoeren. Het instrument bestaat uit tien vragen waarbij scores kunnen worden uitgedeeld. De maximaal behaalbare score verschilt per vraag maar de totale score kan variëren van 0 tot en met 20. De scores die worden behaald zeggen het volgende over de zelfstandigheid van de patiënt met activiteiten in het dagelijks leven: 0-4 : Volledig hulpbehoevend 5-9 : Ernstig hulpbehoevend 10-14 : Wel hulp nodig maar kan veel zelf 15-19 : Redelijk tot goed zelfstandig 20 : Volledig ADL-zelfstandig De verzorgende en/of verpleegkundige die de lijst invult moet rekening houden met de volgende zaken: - Toezicht houden bij een patiënt wordt als afhankelijkheid van de patiënt beschouwd. - Evalueren in plaats van toekomstbeeld schetsen - Het tussenniveau kan worden ingevuld als de patiënt minstens 50% van de taak kan uitvoeren. - Hulpmiddelen zijn toegestaan In het verleden heeft de afdeling gebruik gemaakt van de Barthelindex in samenwerking met ziekenhuizen uit de buurt. Hierdoor was de afdeling op de hoogte van de zelfstandigheid van de patiënt bij opname. Doordat de ziekenhuizen zijn gestopt met het gebruiken van de Barthelindex is deze ook niet meer gebruikt op de afdeling. Het is wel de bedoeling dat dit instrument in de zeer nabije toekomst weer in gebruik wordt genomen, omdat de afdeling zelf veel baat heeft bij de Barthelindex om zo de voortgang van de patiënt goed bij te houden [Mahoney FI, Barthel D, 1965]. Leerniveau Het Leerniveau geeft de zelfstandigheid weer van een patiënt (bijlage C3 &D2, Leerniveaus). Wassen, aankleden, eten en drinken zijn de factoren die het Leerniveau bepalen. Het Leerniveau kan variëren tussen leerniveau 1 en leerniveau 7. Leerniveau 1 betekent onbalans en de patiënt kan alleen liggen, leerniveau 7 is een voldoende balans en de patiënt is staand actief. Het Leerniveau wordt op dit
Pagina 16 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
moment al bij elke CVA patiënt vastgesteld zodra die wordt opgenomen op de afdeling en gedurende de behandeling waar nodig bijgesteld. CVRS In 1996 is de CVRS, de complexiteit van de Verpleegkundige Revalidatiezorg Schaal, ontwikkeld door het Revalidatiecentrum Beatrixoord in samenwerking met AortA consultants voor de zorgsector (bijlage C4 & D3, CVRS). De doelstelling van het onderzoek, voorafgaande aan het ontwikkelen van de uiteindelijke CVRS, was om inzicht te verkrijgen in 1. kennis die noodzakelijk is, 2. vaardigheden en 3. de benodigde tijdsbesteding die de verpleegkundige revalidatiezorg vraagt bij de verschillende patiëntencategorieën. Op basis van twee eerder ontwikkelde schalen voor een algemeen ziekenhuis en voor een astmacentrum is het CVRS verder ontwikkeld. Het CVRS bestaat uit 10 vragen. Drie vragen gaan over algemene verpleegkundige items en zeven vragen gaan over specifieke revalidatieverpleegkundige items. De items, waarover de vragen gesteld worden, zijn: Algemeen verpleegkundige items 1. bijzondere verpleegkundige handelingen en technieken; 2. stabiliteit en voorspelbaarheid van de verpleegsituatie; 3. aantal behandeldisciplines waarmee de verpleging overleg heeft. Specifieke revalidatieverpleegkundige items 4. beperkingen ten aanzien van verbale en non verbale communicatie; 5. fysieke leerbaarheid; 6. motivatie; 7. psychische leerbaarheid; 8. ziekte inzicht; 9. emotionele ondersteuning en psychische hulp; 10. betrokkenheid van de directe relatie(s) bij de behandeling. Bij elke vraag kan gekozen worden uit vier antwoorden, waarbij een score van 1 een laag complexe verpleegsituatie beschrijft en 4 een hoog complexe verpleegsituatie. Na verschillende metingen is vastgesteld dat een score van 10-17 een laag complexe verpleegsituatie aangeeft, 18-22 een middencomplexe verpleegsituatie en 23-40 een hoogcomplexe verpleegsituatie (bijlage A.1). Betrouwbaarheid CVRS: De Crohnbach’s alpha van de CVRS is 0,73. Het weglaten van één van de items leidt tot vermindering van de interne consistentie van de CVRS. Het is dus een betrouwbaar instrument. Validiteit CVRS: De correlatie tussen de verschillende items is laag, dat betekent dat de items onafhankelijk zijn van elkaar en de verschillende items hebben weinig tot geen overlap. Dit vergroot de validiteit van de CVRS. De VAS (Visueel Analoge Schaal) is het enige meetinstrument waarmee de CVRS te vergelijken is. De VAS is een balk waarbij de linkeruiteinde een laagcomplexe verpleegsituatie aangeeft en de rechteruiteinde een hoogcomplexe verpleegsituatie. De correlatie tussen de VAS (Visueel Analoge Schaal) en de items van de CVRS significant van 0 verschillen, een teken van convergente validiteit. Convergente validiteit kijkt naar de samenhang van resultaten tussen het instrument en de resultaten van een instrument dat gelijksoortig is [Jaefers & Uijterwaal, 1996].
Pagina 17 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Roessingh: In 2000 en 2005 zijn er pilots uitgevoerd met de CVRS in Het Roessingh. Een conclusie die werd getrokken uit de pilots was dat de CVRS scores overeenkwamen met de subjectieve beoordeling van de verzorgende/verpleegkundige. Subjectieve beoordeling De Subjectieve beoordeling is het beoordelen van een patiënt op gevoel en ervaring door de verzorgenden en verpleegkundigen. De verpleging werkt nauw samen met de patiënten, hierdoor kunnen ze de voortgang van de patiënt goed in de gaten houden. In de voorgaande instrumenten wordt de deskundigheid van de verpleegkundigen al gevraagd doordat ze vragen moeten beantwoorden over de patiënt op het gebied van verzorging en begeleiding. Het invullen van deze instrumenten kost tijd die ten koste zou kunnen gaan van de directe zorg (bijlage D4, Subjectieve beoordeling). De verzorgende en/of verpleegkundige wordt gevraagd van elke patiënt bij te houden of deze een laag (score 1), midden (score 2) of hoog complexe (score 3) verpleegsituatie heeft. Er wordt gevraagd om de huidige situatie van de patiënt en hoe de situatie van de patiënt een week en twee weken later is. Op deze manier kon worden vastgesteld of de inschatting van de zorgzwaarte ook een voorspellend vermogen heeft.
Pagina 18 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
3.3 Planning In twee weken tijd worden de vijf meetinstrumenten afgenomen bij een groep patiënten op afdeling drie met CVA patiënten en patiënten met soortgelijke aandoeningen. Een deel van de patiënten zal in die twee weken naar huis gaan waardoor er ook weer nieuwe patiënten bijkomen. In dit onderzoek worden alleen patiënten meegenomen waarvan bij aanvang van het onderzoek nog niet vast staat dat ze in die twee weken ontslagen worden. Er is daarom gekozen om bij twintig patiënten de verschillende meetinstrumenten af te nemen. Hieronder wordt eerst de globale opzet van de testweken beschreven, vervolgens wordt per meetinstrument de opzet besproken. Met de resultaten van de meetinstrumenten worden uiteindelijk verschillende toetsen uitgevoerd om zo de relaties tussen de verschillende meetinstrumenten te kunnen beoordelen. → Meetinstrumenten
CVRS
Barthelindex
Leerniveau
Subjectieve beoordeling
Activiteitenlijst
↓ Data 25-05 (T0) Maandag Dinsdag 26-05 Woensdag 27-05 Donderdag 28-05 Vrijdag 29-05 Zaterdag 30-05 Zondag 31-05 Maandag 01-06 (T1)
2 vp/vz 2 vp/vz
2 vp/vz 2 vp/vz
2 vp/vz 2 vp/vz
24 uur 24 uur 24 uur 24 uur 24 uur 24 uur 24 uur 24 uur
Dinsdag 02-06 Woensdag 03-06 Donderdag 04-06 Vrijdag 05-06 Zaterdag 06-06 Zondag 07-06 Maandag 08-06 (T2)
2 vp/vz
2 vp/vz
2 vp/vz Alleen in geval van bijstelling (2 vp/vz) Alleen in geval van bijstelling (2vp/vz)
2 vp/vz
24 uur 24 uur 24 uur 24 uur 24 uur 24 uur -
Tabel 2.1.1 Globale opzet planning onderzoek
In tabel 2.1.1 is de globale opzet van de planning van het onderzoek weergegeven. De CVRS, de Barthelindex, het Leerniveau en de Subjectieve Beoordeling worden elk drie keer afgenomen door twee verzorgenden/verpleegkundigen. De activiteitenlijst wordt 24 uur per dag bijgehouden door de verzorgenden/verpleegkundigen die de handelingen uitvoert bij de patiënt. Een dag begint bij de ochtenddienst om 07.00 uur en eindigt bij aanvang van de volgende ochtenddienst.
3.4 Statistische Analyse De uitkomsten van de meetinstrumenten zullen beschreven worden middels beschrijvende statistieken zoals gemiddelden, standaardafwijking, minimum, maximum en de mediaan.
Pagina 19 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
De CVRS en Barthelindex kunnen een totaalscore geven of een categoriescore, in dit onderzoek is vrijwel altijd de totaalscore gebruikt. Betrouwbaarheid en validiteit Betrouwbaarheid is de mate waarin een onderzoek herhaald kan worden en tot hetzelfde resultaat leidt. Validiteit is de mate waarin een meetinstrument zijn doel beantwoordt. Er zijn vier soorten validiteiten te onderscheiden die belangrijk zijn bij wetenschappelijk onderzoek: Construct validiteit Geeft de gemeten of experimentele variabele de te gemeten construct weer? Interne validiteit Is de uitkomst veroorzaakt door de verwachte oorzaak of een andere variabele? Statistische conclusie validiteit Is de relatie tussen de variabelen representatief voor de populatie of is de steekproef zodanig klein dat de relatie is veroorzaakt door kans? Externe validiteit Is het mogelijk om de bevindingen te generaliseren naar andere populaties, plaatsen en tijden [Dooley, D., 2001]? Aan het eind van dit onderzoek wordt bekeken of de resultaten voldoen aan de betrouwbaarheid en validiteit. Subjectieve beoordeling- Kappacoëfficiënt De Kappa coëfficiënt wordt gebruikt als maat voor de mate van overeenstemming van het oordeel over de zorgzwaarte op verschillende momenten en voorspellingen tussen de twee verpleegkundigen te kunnen doen.. Deze coëfficiënt vergelijkt gelijke categorieën. Als er door een van de verpleegkundige een bepaalde categorie niet wordt ingevuld, maar door de andere verpleegkundige wel, kunnen de cijfers niet vergeleken worden. In die gevallen worden sommige gevallen patiënten weggelaten om toch de kappa te kunnen berekenen. Pearson correlatiecoëfficiënt Samenhang tussen twee meetinstrumenten wordt gemeten middels een Pearson correlatiecoëfficiënt indien beide een intervalschaal zijn. Dit geldt dan ook voor de activiteitenlijst, de Barthelindex en de CVRS. Het Leerniveau en de Subjectieve beoordeling zijn beiden een ordinale schaal. Voor de mate van samenhang tussen de activiteitenlijst en het leerniveau en de subjectieve beoordeling wordt daarom een Spearman correlatiecoëfficiënt gebruikt om de correlatie te berekenen. Voorspelling Met behulp van regressieanalyse tussen de activiteitenlijst en de vier andere meetinstrumenten wordt een voorspelling gedaan van de totale direct geleverde zorg voor een week. Er is bekend wat de daadwerkelijk geleverde directe zorg is waardoor er een vergelijking kan worden gemaakt tussen voorspelling en werkelijkheid. Het meetinstrument dat deze directe zorg in minuten na de regressieanalyse het dichtst benadert, geeft de beste voorspelling van de totale direct geleverde zorg weer. Het meetinstrument dat een goede correlatiecoëfficiënt weergeeft en/of een goede voorspelling kan doen van de zorgzwaarte wordt verder gebruikt voor de analyse. In dit onderzoek is een voorspelling van een week haalbaar in de twee testweken, in verband met de grootte van dit onderzoek is het niet mogelijk om langere tijd te testen. Missing data Door omstandigheden kunnen er data missen in de uitkomsten: -
Een patiënt wordt plotseling opgenomen in het ziekenhuis. Een patiënt herstelt zo snel dat de patiënt eerder naar huis mag. Een patiënt mag in het weekend naar huis. Tweede pinksterdag valt precies in de testweken. Pagina 20 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN -
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Het Leerniveau wordt alleen toegepast op patiënten met een CVA, als er andere patiënten in het onderzoek worden meegenomen kan bij dezen geen Leerniveau worden afgenomen.
Omdat niet alle situaties van tevoren zijn in te schatten, kunnen er ook andere redenen zijn dat er gaten in de datareeks optreden. De consequenties voor de resultaten en de afweging of het meetinstrument wel of niet mee wordt genomen zal achteraf worden gemaakt.
Pagina 21 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
4. Resultaten Op woensdag 20 mei 2009 zijn in overleg met de teamleider en de eerste verpleegkundige uiteindelijk zestien patiënten geselecteerd die voldeden aan de eisen gesteld in hoofdstuk 3.1. Het betreft negen mannelijke en zeven vrouwelijke patiënten. De diagnose van de patiënten is als volgt: -
-
-
Zes patiënten hebben een zogenaamde CVA rechts, dit betekent dat er uitval is aan de linkerkant van het lichaam, waarvan 1 patiënt tevens een hartoperatie heeft ondergaan. Zeven patiënten hebben een zogenaamde CVA links, dit betekent dat er uitval is aan de rechterkant van het lichaam en er vaak sprake is van afasie, waarvan 1 patiënt tevens COPD (chronische longziekte) heeft. 1 patiënt met een schedelbasisfractuur met een epiduraal/subduraal hematoom. Een hematoom is een bloedophoping die als epiduraal wordt beschouwd als die zich buiten de dura (buitenste hersenvlies) tegen de schedel bevindt en binnen de dura als subduraal wordt beschouwd. 1 patiënt heeft een contusio cerebri (hersenkneuzing) met een subduraal hematoom. 1 patiënt heeft een hepatitis auto immuun ziekte (ontsteking van de lever).
Er is een grote variatie in leeftijd binnen de patiëntengroep (𝑥 = 56.6, sd = 13.9). De opnameduur in weken varieerde daarbij per patiënt op T0 (𝑥 = 10.2, sd = 7.8). n Leeftijd 16.0 Opnameduur 16.0
sd 𝑥 56.6 jaar 13.9 jaar 10.2 weken 7.8 weken
M 58.5 jaar 9.0 weken
Minimaal 24.0 jaar 1.0 week
Maximaal 77.0 jaar 27.0 weken
Tabel 3.1 Samenvatting leeftijd en opnameduur
4.1 Analyse meetinstrumenten In dit hoofdstuk worden alle meetinstrumenten geanalyseerd door middel van het bepalen van het gemiddelde, de minimale en maximale waarde, het aantal, de mediaan en de standaard afwijking. Algemene opmerkingen In eerste instantie zou op T0, T1 en T2 door twee verpleegkundigen de Barthelindex en de CVRS worden ingevuld. De verpleegkundigen op afdeling drie werken in clusters waardoor de patiënten verdeeld zijn in groepen. Hierbij hoort ook een vaste groep van verpleegkundigen, maar de verpleegkundigen zijn niet of nauwelijks met patiënten bezig die niet tot hun cluster behoren. De Barthelindex en de CVRS bleken alleen nauwkeurig te kunnen worden ingevuld door verpleegkundigen die de daadwerkelijke zorg van de patiënt onder de hoede had. Een verpleegkundige kan dus niet een vragenlijst met specifieke vragen, zoals de Barthelindex en de CVRS, invullen van alle zestien patiënten. Op T0 is het toch geprobeerd om de vragenlijst door twee verpleegkundige in te laten vullen, maar al snel moesten ze bij andere verpleegkundigen navraag doen. Hierdoor is op T1 en T2 de Barthelindex en de CVRS door één verpleegkundige ingevuld die navraag deed bij collega’s. Activiteitenlijst In de onderzoeksopzet was het de bedoeling dat de activiteitenlijsten per patiënt 24 uur per dag en alle dagen van de week afgenomen zouden worden. Door organisatorische redenen is hier echter een aantal keer van afgeweken. Deze uitzonderingen zijn als volgt: - Op de vierde dag is bij drie patiënten de lijst niet volledig ingevuld. Bij deze patiënten is die dag dan ook niet in het gemiddelde meegenomen.
Pagina 22 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
- Eén patiënt is beide weken op donderdag met weekendverlof gegaan waardoor de vrijdag niet is meegenomen in het gemiddelde. - Doordat veel patiënten in het weekend naar huis gaan en in het tweede weekend van geen enkele patiënt de activiteitenlijst is bijgehouden wordt het weekend niet meegenomen in dit onderzoek. - Op vrijdag zijn er twee groepen patiënten: de patiënten die met weekendverlof gaan en patiënten die in Het Roessingh blijven. De patiënten die naar huis gaan hebben die dag geen volledige zorg. Er kan wel vanuit gegaan worden dat deze patiënten minder zorgbehoevend zijn en de zorgzwaarte minder is. Hierdoor zal bij deze patiënten de gemiddelde zorg per dag dan ook lager liggen dan bij patiënten die de gehele week aanwezig zijn en dus ook meer zorgbehoevend zijn. - Tweede Pinksterdag viel op de tweede maandag van de meetweken. Deze dag kan worden beschouwd als een zondag omdat op die dag patiënten terug kwamen van hun weekend thuis en voor de overige patiënten zijn er geen therapieën. Hierdoor kan deze maandag niet als een gemiddelde dag worden meegenomen. - Op dag twaalf is er bij drie patiënten de activiteitenlijst niet ingevuld, waarvan er één die dag ook met ontslag ging. Deze dag is voor hen niet meegenomen in het gemiddelde. - Op dag twaalf zijn er in totaal vijf patiënten met ontslag gegaan en vijf patiënten met weekend. Deze dag is voor hen wel meegenomen in het gemiddelde. Het gemiddeld aantal minuten directe zorg per dag bedroeg 92.9 minuten (sd=63.1) in de eerste week en 79.7 minuten (sd=50.8) in de tweede week.
Directe zorg week 1 Directe zorg week 2
n 16.0 16.0
𝑥 92.9 79.7
sd 63.1 50.8
M 90.2 100.5
Minimaal 15.2 16.5
Maximaal 220.4 145.0
Tabel 3.1.1 Samenvatting analyse Activiteitenlijst
Barthelindex De gemiddelde Barthelindex steeg van 14.1 (sd 4.2) op T0 naar 14.6 (sd 5.0) op T1 en naar 15.7 (sd 4.2) op T2. Dit betekent dat volgens de Barthelindex de patiënten gedurende de twee weken zelfstandiger zijn geworden: de Barthelindex is gestegen van 14.1 op T0 naar 15.7 op T2. Bij drie patiënten is er op T1 een verlaging van de score te zien en vervolgens weer een zodanige verhoging van de score te zien op T2 dat deze ook hoger ligt dan T0. Bij één patiënt daalt de score op zowel T1 als op T2 t.o.v. T0.
Barthelindex T0 Barthelindex T1 Barthelindex T2
n 16.0 16.0 16.0
𝑥 14.1 14.6 15.7
sd 4.2 5.0 4.2
M 12.5 14.5 16.0
Minimaal 7.0 7.0 8.0
Maximaal 20.0 20.0 20.0
Tabel 3.1.2 Samenvatting analyse Barthelindex
Pagina 23 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
CVRS De gemiddelde score is na een week gelijk gebleven en na twee weken gedaald: Op T0 en T1 is de CVRS score 18.6 en op T2 16.8. De complexiteit van de patiënten is dus in de eerste week gemiddeld genomen gelijk gebleven en na de eerste week gemiddeld iets afgenomen (betekent lagere complexiteit). Bij vijf patiënten is er op T2 een verhoging te zien t.o.v. T1 waarbij één patiënt op T2 hoger scoort dan op T0. Bij zes patiënten is er op T1 een verhoging te zien t.o.v. T0. Bij de overige drie patiënten is er op T1 en T2 een verlaging te zien t.o.v. T0.
CVSRS T0 CVRS T1 CVRS T2
n 16.0 16.0 16.0
𝑥 18.6 18.6 16.8
sd 3.1 4.3 4.0
M 18.5 17.5 15.5
Minimaal 12.5 13.0 11.0
Maximaal 24.5 29.0 26.0
Tabel 3.1.3 Samenvatting analyse CVRS
Leerniveau Het leerniveau kan een waarde tussen de 1 en 7 aannemen, waarbij 7 betekent dat de patiënt volledig onafhankelijk is. Het leerniveau is op T0 ( 𝑥 = 5.2, sd = 1.0) en op T2 genoteerd ( 𝑥 = 5.7, sd = 1.0). In één geval is er een stijging van twee leerniveaus, in zeven gevallen blijft het leerniveau gedurende de twee weken gelijk.
T0 T2
Niveau 4 23.1 % 0%
Niveau 5 54.0 % 62.0 %
Niveau 6 7.7 % 7.7 %
Niveau 7 15.4 % 31.0 %
Tabel 3.1.4 Leerniveau score in percentage per niveau op T0 en T2.
Leerniveau T0 Leerniveau T1
n 13.0 13.0
𝑥 5.2 5.7
sd 1.0 1.0
M 5.0 5.0
Minimaal 4.0 5.0
Maximaal 7.0 7.0
Tabel 3.1.5 Samenvatting analyse Leerniveau
Pagina 24 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Subjectieve beoordeling In bijlage E (Tabellen resultaten) is een samenvatting weergegeven van de analyse van de twee verpleegkundigen. Uit tabel 3.1.6 is op te maken hoe vaak de verpleegkundigen verschillen in mening over de zorgzwaarte. Op dat moment 1 week later 2 weken later T0 4 6 7 T1 5 7 T2 2 Tabel 3.1.6 Aantal keer verschil van mening over de zorgzwaarte door de verpleegkundigen.
Hoe verder vooruit de voorspelling gedaan moet worden, hoe groter het verschil in mening tussen de verpleegkundigen is. Het verschil van mening is in al deze gevallen een verschil van één complex categorie. Daarbij is er in geen van de gevallen door dezelfde verpleegkundige een verslechtering voorspeld van de patiënt. Opvallend is wel dat op T1 de gemiddelde zorgzwaarte hoger ligt (nu 1,85; over 1 week 1,66) dan de gemiddelde zorgzwaarte op T0 (nu 1,75; 1 week 1,69; 2 weken 1,44), terwijl op T2 de gemiddelde zorgzwaarte (nu 1,5) weer lager ligt dan T0. Over het algemeen wordt midden complex met 99 keer het meest ingevuld, daarna laag complex met 80 keer en het minst de zwaar complex met 13 keer. Betrouwbaarheid Subjectieve beoordeling De verpleegkundigen verschillen dus veel van mening over het indelen van de patiënten in de drie categorieën.
Subjectief T0 voor dat moment Subjectief T0 voor 1 week later Subjectief T0 voor 2 weken later Subjectief T1 voor dat moment Subjectief T1 voor 1 week later Subjectief T2 voor dat moment
Kappa 0.53 0.31 0.29 0.52 0.47 0.75
n 15 15 15 16 12 16
Tabel 3.1.7 Analyse Kappa Subjectieve beoordeling
Uit tabel 3.1.7 is op te maken dat er weinig overeenstemming is tussen de verschillende verpleegkundigen. Alleen op moment T2 is er een sterke overeenstemming met een waarde van 0.75. Dit kan het gevolg zijn van het feit dat er op dat moment vrijwel geen zware patiënten meer waren, waardoor er makkelijker kon worden ingeschat wat de zorgzwaarte van de patiënten was.
Pagina 25 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Overeenstemming subjectieve beoordeling met de CVRS In tabel 3.1.8 is een overzicht gegeven van de analyse van de CVRS en de mening van de beide verpleegkundigen. De CVRS en de twee verpleegkundigen verschillen vaak van mening over de categorie waartoe de patiënt behoort. In tabel 3.1.9 en 3.1.10 is de Kappacoëfficiënt weergegeven van CVRS met de verpleegkundigen afzonderlijk.
CVRS T0 T1 T1 T2 T2 T2
Aantal verschillen in oordeel over 16 patiënten 5 11 10 9 9 8
Verpleegkundige 1 en 2 T0 moment T0 een week later T1 moment T0 twee weken later T1 een week later T2 moment
Tabel 3.1.8 Analyse verschillen CVRS en Subjectieve beoordeling
CVRS
Verpleegkundige T0
Verpleegkundige T1
Verpleegkundige T2
CVRS T0 CVRS T1 CVRS T2
0.875 (n=16) -
0.457 (n=14) -
0.392 (n=14)
Tabel 3.1.9 Kappa- coëfficiënt CVRS- Subjectieve beoordeling verpleegkundige 1
CVRS
Verpleegkundige T0
Verpleegkundige T1
Verpleegkundige T2
CVRS T0 CVRS T1 CVRS T2
0.512 (n=14) -
0.200 (n=16) -
0.087 (n=14)
Tabel 3.1.10 Kappa- coëfficiënt CVRS- Subjectieve beoordeling
4.2 Relaties tussen de meetinstrumenten Voor de CVRS scores en de Barthelindex scores is de Pearson correlatie uitgerekend met de activiteitenlijst. De relatie van het Leerniveau met de activiteitenlijst is uitgerekend met de Spearman’s Correlatie. In de tabellen 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3 is de correlatie coëfficiënt per meetinstrument in combinatie met de activiteitenlijst weergegeven. CVRS (n=16): Correlatie is significant op 0.01 level (two-tailed) Activiteitenlijst week 1 CVRS T0 Pearson Correlatie 0.86 CVRS T1 Pearson Correlatie -
Activiteitenlijst week 2 0.73 0.66
Tabel 3.2.1 Pearson Correlatie CVRS
Barthelindex (n=16): Correlatie is significant op 0.01 level (two-tailed) Activiteitenlijst week 1 Barthelindex T0 Pearson Correlatie -0.93 Barthelindex T1 Pearson Correlatie -
Activiteitenlijst week 2 -0.94 -0.94
Tabel 3.2.2 Pearson Correlatie Barthelindex
Pagina 26 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Leerniveau (n=13): Correlatie is significant op 0.01 level (two-tailed) Activiteitenlijst week 1 Leerniveau T0 Spearman’s Correlatie - 0.86 Leerniveau T1 Spearman’s Correlatie -
Activiteitenlijst week 2 - 0.89 -0.89
Tabel 3.2.3 Spearman Correlatie Leerniveau
In tabel 3.2.4 en 3.2.5 is de relatie van de CVRS en Barthelindex weergegeven met de Activiteitenlijsten. Hierbij is gebruik gemaakt van de categorieën en dus de Spearman Correlatie gebruikt. CVRS (n=16): Correlatie is significant op 0.01 level (two-tailed) Activiteitenlijst week 1 CVRS T0 Spearman Correlatie 0.85 CVRS T1 Spearman Correlatie -
Activiteitenlijst week 2 0.68 0.66
Tabel 3.2.4 Spearman Correlatie CVRS
Barthelindex (n=16): Correlatie is significant op 0.01 level (two-tailed) Activiteitenlijst week 1 Barthelindex T0 Spearman Correlatie -0.93 Barthelindex T1 Spearman Correlatie -
Activiteitenlijst week 2 -0.86 -0.84
Tabel 3.2.5 Spearman Correlatie Barthelindex
Uit de tabellen 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 3.2.4 en 3.2.5 is op te maken dat de Barthelindex de sterkste relatie aantoont met de activiteitenlijst omdat de waarden het dichtst bij -1 liggen. Op alle drie de tijdstippen dat de Barthelindex is afgenomen is een goede relatie te zien met de activiteitenlijst. Daarbij is deze relatie zowel goed als momentopname als ook in de situatie van een week of twee weken vooruit. De CVRS geeft ook hoge waarden aan maar daarbij ook lagere waarde, vooral als er een relatie gevonden moet worden die het voorspellende karakter heeft voor de tweede week. Bij de analyse van het Leerniveau is er gebruik gemaakt van Spearman’s correlatie. Deze waarden geven ook een goede correlatie aan, maar deze waarden zijn niet zo sterk als de CVRS. Opnameduur Tabel 3.2.6 laat zien dat er een zwakke relatie is tussen de opnameduur en de activiteitenlijst. Het aantal weken opname hangt dus niet samen met de daadwerkelijk geleverde zorg. Opname (n=16): Correlatie is significant op 0.01 level (two-tailed) Activiteitenlijst week 1 Opnameduur T0 Spearman’s Correlatie 0.07 Opnameduur T1 Spearman’s Correlatie -
Activiteitenlijst week 2 0.28
Tabel 3.2.6 Spearman Correlatie Leerniveau
Pagina 27 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Activiteitenlijst-zorgzwaarte Om een voorspelling te kunnen doen van de directe zorg in minuten moet er worden gekeken naar de totale zorgzwaarte. In figuur 3.2.1 is de totale zorgzwaarte in minuten gedurende de dagen van de zestien patiënten weergegeven. Het is belangrijk om te weten hoe groot de variabiliteit is van de totale zorgzwaarte over de week om zo te controleren of deze ook daadwerkelijk afneemt. De grote verschillen die te zien zijn hebben verschillende oorzaken: - Een blaaskatheter die verschillende keren moest worden ingebracht bij één patiënt op dag 1. - Meerdere patiënten die een slechte dag hebben, waardoor er meer zorg moet worden geleverd. Dit laatste in de vorm van directe fysieke zorg aan bed, maar ook door extra gesprekken te voeren. - Eén patiënt, die slecht nieuws kreeg te horen op de derde dag waardoor de directe zorg steeg. - Eén patiënt die vanaf dag twee erg vooruit ging. Als patiënten vroeg op de ochtend naar therapie moeten worden ze soms geholpen met wassen en aankleden omdat ze anders niet op tijd komen. Normaal doen ze dit geheel zelfstandig en is er geen zorg nodig.
Figuur 3.2.1 Zorgzwaarte in minuten per patiënt op dag 2 en dag 9.
In figuur 3.2.1 is de zorgzwaarte in minuten per patiënt weergegeven op dag 2 (dinsdag week 22) en op dag 9 (dinsdag week 23). Bij 8 patiënten is de zorgzwaarte afgenomen en bij 8 patiënten is de zorgzwaarte toegenomen. Het totale verschil van de 16 patiënten tussen dag 2 en dag 9 is een afname van 24 minuten. Er is dus een afname te zien, dit komt overeen met het idee dat elke patiënt vooruit gaat in zijn revalidatieproces en dus ook minder directe zorg nodig heeft. De afname is in dit geval alleen zo laag dat er andere aspecten een rol spelen. Het verschil is gemeten in een week tijd, bij sommige patiënten wordt er in een week tijd veel vooruit gang geboekt, bij andere patiënten blijft de situatie vrijwel gelijk
Pagina 28 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Figuur 3.2.2 Totale zorgzwaarte gedurende verschillende dagen
In figuur 3.2.2 is de totale zorgzwaarte weergegeven. Duidelijk is dat de totale zorgzwaarte per dag verschilt. Het kleine verschil tussen dag 2 en dag 9 is hierin goed terug te zien.
Pagina 29 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Figuur 3.2.3 Selectie totale zorg in minuten
In figuur 3.2.3 is de totale zorgzwaarte te zien per dag waarbij de patiënten 1, 2, 3, 8, 10 en 14 niet zijn meegenomen omdat deze op een van de dagen een onvolledig ingevulde activiteitenlijst hadden door tijdgebrek van de verpleegkundigen. Over het algemeen genomen neemt de zorgzwaarte af naarmate de tijd vordert. Dit komt overeen met het idee dat een patiënt gedurende de revalidatieperiode vooruit gaat. De uitschieters hebben te maken met de eerder genoemde oorzaken. Voorspelling Het totaal aantal minuten directe zorg, gebaseerd op de gemiddelde directe zorg per patiënt, in de eerste week is 1275,58 minuten. Op basis van de CVRS, Barthelindex en het leerniveau op T0 in combinatie met het totaal aantal minuten directe zorg in de eerste week zorgt voor een voorspelling van het totaal aantal minuten directe zorg in de tweede week. Meetinstrument
Geschat aantal minuten directe zorg in de tweede week
Verschil in minuten met daadwerkelijk geleverde directe zorg
Verschil in procenten
CVRS
1485,5
210.0
16.5%
Barthelindex
1381,2
105.6
8.3%
Leerniveau
1479,8
204.2
16%
Tabel 3.2.7 Voorspelling zorgzwaarte tweede week
Uit tabel 3.2.7 blijkt dat de Barthelindex met de voorspelling het meest overeenkomt met de werkelijk geleverde directe zorg en dus de beste voorspelling geeft.
Pagina 30 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Barthelindex De Pearson correlatie en de voorspelling van de directe zorg laten beiden zien dat de Barthelindex de beste relatie weergeeft met de activiteitenlijst. Om een beeld te krijgen van de relatie tussen de verschillende categorieën van de Barthelindex en de activiteitenlijst zijn hieronder verschillende tabellen afgebeeld, waarin op verschillende tijdstippen per categorie en voor de verschillende diagnoses de directe zorg in minuten is te zien. T0 Categorie 2 Categorie 3 Categorie 4 Categorie 5
Activiteitenlijst gemiddeld week 1 220.4(1) 128.5 (8) 44.5 (4) 19.7 (3)
Activiteitenlijst gemiddeld week 2 130.5 (1) 120.4 (8) 31.8 (4) 18.4 (3)
Tabel 3.2.8 Activiteitenlijst per categorie Barthelindex op T0
T1 Categorie 2 Categorie 3 Categorie 4 Categorie 5
Activiteitenlijst gemiddeld week 1 159.7 (4) 129.7 (4) 53.9 (4) 28.2 (4)
Activiteitenlijst gemiddeld week 2 132.1 (4) 112.8 (4) 50.7 (4) 23.3 (4)
Tabel 3.2.9 Activiteitenlijst per categorie Barthelindex op T1
T2 Categorie 2 Categorie 3 Categorie 4 Categorie 5
Activiteitenlijst gemiddeld week 2 113.7 (1) 126.8 (6) 72.8 (4) 22.0 (5)
Tabel 3.2.10 Activiteitenlijst per categorie Barthelindex op T2
Uit tabel 3.2.8, 3.2.9 en 3.2.10 blijkt dat hoe hoger de categorie hoe lager het aantal minuten directe zorg wordt geleverd, dat komt overeen met het feit dat een hogere score op de Barthelindex meer zelfstandigheid betekent. Daarnaast is ook de directe zorg in de tweede week per categorie afgenomen, dit komt overeen met het feit dat er vanuit kan worden gegaan dat een patiënt vooruit gaat gedurende de behandeling.
Pagina 31 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
5.Conclusie In dit onderzoek stond de volgende hoofdvraag centraal: In welke mate is het mogelijk om een voorspelling te maken met de ingeschatte zorgzwaarte situatie over de daadwerkelijk geleverde direct geleverde zorg? Aan de hand van drie deelvragen wordt deze hoofdvraag beantwoord: 1. Is er overeenstemming tussen de verschillende verpleegkundigen over de zorgzwaarte situatie van patiënten? Per meetmoment hebben twee verschillende verpleegkundigen een beoordeling gegeven over de zorgzwaarte situatie van de patiënt. De beoordelingscategorieën zijn gelijk aan de categorieën die het meetinstrument CVRS weergeeft. Onderzoeken en trials die in het verleden zijn afgenomen wijzen uit dat de Subjectieve Beoordeling overeenkomsten heeft met de uitkomst van de CVRS. Uit de resultaten in dit onderzoek blijkt echter dat de verpleegkundigen onderling verschillen in mening, waardoor er ook geen overeenstemming met de CVRS mogelijk is. Een relatie tussen de CVRS en de subjectieve beoordeling kan dan ook niet worden gevonden. De hoogste Kappa waarde die is gevonden is 0.75, dit geldt alleen voor de Subjectieve beoordeling op T2 voor dezelfde week. De andere waarden variëren tussen de 0.29-0.52. Deze getallen geven aan dat er vrijwel geen overeenstemming in mening is tussen de verschillende verpleegkundigen. Juist voor de voorspellende beoordelingen voor één of twee weken vooruit is er geen overeenstemming tussen de verpleegkundigen. Immers de kappacoëfficiënt is bij de voorspellende momenten ≤0.5 (T0 voor 1 week later, T0 voor 2 weken later en T1 voor 1 week later). 2. Hoe sterk is de relatie tussen verschillende meetinstrumenten voor zorgzwaarte en de daadwerkelijk geleverde directe zorg? Er zijn vier meetinstrumenten getest in dit onderzoek: de CVRS, de Barthelindex, het Leerniveau en de Subjectieve beoordeling. De correlatiecoëfficiënt van de Barthelindex met de activiteitenlijst is het hoogst. Zowel de Pearson correlatiecoëfficiënt als de Spearman correlatiecoëfficiënt laat zien dat de Barthelindex de beste relatie weergeeft met de daadwerkelijk geleverde directe zorg. De hoogste Pearson correlatiecoëfficiënt is -0.94 en de hoogste Spearman correlatiecoëfficiënt is -0.93. De Subjectieve Beoordeling gaf weinig overeenstemming tussen de verschillende verpleegkundigen waardoor dit instrument verder niet is meegenomen om de relatie met de daadwerkelijke geleverde directe zorg te berekenen. De CVRS en Leerniveau lieten een sterke relatie zien (beide correlatiecoëfficiënt 0.86) met de daadwerkelijke geleverde directe zorg maar de relatie was minder sterk dan de Barthelindex liet zien. Daarbij geven de CVRS en Barthelindex met scores in plaats van indeling in categorieën een preciezere berekening met de Spearman correlatiecoëfficiënt. Dit in tegenstelling tot het Leerniveau waarbij alleen de categorieën zijn gebruikt. 3. Hoe sterk is de voorspelling van de zorgzwaarte met de verschillende instrumenten? De Barthelindex wijkt 8 % af van de daadwerkelijke geleverde directe zorg die is gemeten. De CVRS en het Leerniveau wijken beide 16% af. Alle meetinstrumenten voorspellen een hogere zorgzwaarte dan de Activiteitenlijsten daadwerkelijk lieten zien. De Barthelindex geeft dus de sterkste voorspelling weer van de totale direct geleverde zorg. Er moet wel worden opgemerkt dat het de voorspelling van een week betreft. Met de data die is verzameld kan Pagina 32 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
geen vergelijking worden gemaakt met de daadwerkelijk geleverde directe zorg in de derde week.
Daarnaast is gekeken naar de opnameduur van de patiënten. De zorgzwaarte tussen patiënten varieert en hangt onder andere af van hoe lang patiënten al op de afdeling opgenomen zijn. In het Roessingh zijn echter zorgpaden gedefinieerd en daarin is een vast aantal minuten zorg van de verpleegkundigen per patiënt vastgelegd. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen de eerste 10 weken en de verdere revalidatie. Uit dit onderzoek blijkt echter dat er geen duidelijke relatie is tussen het aantal weken revalidatie en de daadwerkelijk geleverde zorg. Daarom is het dan ook, volgens dit onderzoek, niet correct om het verschil in minuten zorg na een periode van tien weken zo drastisch naar beneden te veranderen. Eindconclusie In dit onderzoek is gebleken dat de Subjectieve beoordeling geen goed instrument is om een voorspelling van de zorgzwaarte te kunnen maken. De overeenstemming in mening tussen de verpleegkundigen ontbreekt. De drie andere instrumenten laten wel een duidelijke relatie zien met de daadwerkelijk geleverde zorg. De Barthelindex scoort op zowel de relatie met de daadwerkelijk geleverde zorg als de voorspelling in combinatie met de daadwerkelijk geleverde zorg het hoogst. Alleen geeft de voorspelling een tamelijk hoge afwijking van 8%. Op basis van dit onderzoek is er dus nog geen mogelijkheid om een voorspelling te maken van de daadwerkelijk geleverde directe zorg. Hiermee is de hoofdvraag beantwoordt: In welke mate is het mogelijk om een voorspelling te maken met de ingeschatte zorgzwaarte situatie over de daadwerkelijk geleverde direct geleverde zorg?
Pagina 33 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
6
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Discussie
Gegevens Dit onderzoek is uitgevoerd bij 16 patiënten. Het was erg moeilijk om een grote groep patiënten te laten deelnemen aan dit onderzoek. Ten eerste kunnen er op de afdeling maximaal 27 patiënten opgenomen worden. Daarbij vielen veel patiënten buiten de doelgroep omdat ze binnen een paar dagen met ontslag zouden gaan. Het invullen van de meetinstrumenten is ook een belastende extra taak voor de verpleegkundigen, zij moeten dus wel het nut zien van het onderzoek. Het onderzoek werd dan ook niet door alle verpleegkundigen evenveel gewaardeerd, wat het onderzoek niet altijd ten goede kwam. Het is belangrijk dat de organisatie beseft dat ze te maken heeft met verschillende barrières met betrekking tot het verzorgend en verplegend personeel. Er heerst een bepaalde cultuur onder het personeel die moeilijk is te doorbreken. Jarenlang worden processen op een bepaalde manier uitgevoerd waardoor veranderingen niet zomaar door te voeren zijn. Hierdoor zijn sommige instrumenten niet volledig ingevuld en konden bepaalde waardes niet worden meegenomen in het onderzoek. Dit had tot gevolg dat enkele metingen het resultaat zijn van minder dan 16 patiënten. De statistische conclusie validiteit komt hiermee in het gedrang waardoor het onderzoek wellicht niet representatief is voor de populatie. Hiermee komt ook de externe validiteit in het gedrang, waardoor het onderzoek moeilijk te generaliseren is naar andere revalidatiecentra en populaties.
Subjectieve beoordeling Uit dit onderzoek is gebleken dat de subjectieve beoordeling geen geschikt meetinstrument is om de zorgzwaarte te voorspellen. Deze conclusie is genomen op basis van een paar verpleegkundigen. In een vervolgonderzoek kan het zo zijn dat de subjectieve beoordeling wel als geschikt meetinstrument naar voren komt. Dit zal waarschijnlijk afhankelijk zijn van de expertise, ervaring en de werkdruk van de verpleegkundigen. Als blijkt dat de werking van de subjectieve beoordeling als meetinstrument inderdaad afhankelijk is van diegene die het invult, dan is het inderdaad een slecht en niet geschikt werkend instrument.
Directe en indirecte zorg In dit onderzoek is alleen aandacht besteed aan de directe zorg. Verpleegkundigen besteden natuurlijk ook tijd aan indirecte zorg, zoals het schrijven van rapportages en de tijd die het lopen tussen twee patiënten in beslag neemt. De indirecte zorg is niet direct aan een patiënt te koppelen maar moet wel worden meegeteld in de totale tijd die verpleegkundigen besteden op de afdeling. Om een complete voorspelling te kunnen doen van het aantal benodigde verzorgenden en verpleegkundigen in een dienst, zijn er ook gegevens nodig van de indirecte zorg.
Voorspelling De Barthelindex geeft, met 8 % afwijking, de beste voorspelling weer van de zorgzwaarte. Een afwijking van 8% kan meerdere oorzaken hebben. Het kan zijn dat er onverwachte situaties optreden doordat bijvoorbeeld meerdere patiënten tussendoor een betere dag hebben en dit in deze voorspelling niet wordt meegenomen. Maar de mogelijkheid om een 8% afwijking in te bouwen in de voorspelling maakt dat de voorspelling tamelijk onnauwkeurig wordt. Een andere oorzaak kan een slecht werkend instrument zijn om een voorspelling mee te maken. Daarnaast is een voorspelling van een week niet het beoogde resultaat voor een goed werkende personeelsplanning. Dit onderzoek was vooral bedoeld om erachter te komen of er met één van de instrumenten een voorspelling kan worden gemaakt van de directe zorg. De verkregen resultaten zijn geen goede basis voor een voorspelling.
Pagina 34 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
In dit onderzoek is dus een (te) kleine groep patiënten geobserveerd tijdens een (te) korte periode om te kunnen concluderen of de instrumenten een echte voorspelling van de zorgzwaarte kunnen geven. Echter moet wel worden aangemerkt dat het opvallend is dat de subjectieve beoordeling zoveel verschilde tussen de verpleegkundigen en de relatie tussen de Barthelindex en de daadwerkelijk geleverde directe zorg goed te noemen is. Betrouwbaarheid en validiteit Uit het onderzoek is gebleken dat de subjectieve beoordeling niet betrouwbaar is. Bij herhaling van dit meetinstrument door een andere verpleegkundige komt er een duidelijk andere resultaat uit. De overige instrumenten zijn uiteindelijk door één verpleegkundige ingevuld waardoor herhaling van het instrument in de korte periode niet mogelijk is geweest. In een vervolgonderzoek zou dit een belangrijk aspect moeten zijn. De meetinstrumenten zijn wetenschappelijk getest. Maar de relatie tussen de meetinstrumenten en de daadwerkelijk geleverde directe zorg is in dit onderzoek bij een zodanig kleine groep getest tijdens een korte periode dat de resultaten niet heel nauwkeurig zijn. Hierdoor is het ook niet mogelijk om deze resultaten te generaliseren.
7. Aanbevelingen Er is gebleken dat in dit onderzoek het voorspellend vermogen van de meetinstrumenten moeilijk te analyseren is op basis van de verkregen resultaten. Om het uiteindelijk doel dat de personeelsplanning afhangt van de zorgzwaarte te bereiken zijn er meer stappen nodig. Door een langere tijd de CVRS, Barthelindex het Leerniveau en de subjectieve beoordeling te gebruiken in combinatie met de Activiteitenlijst, bij een grotere groep patiënten, wordt duidelijk of er daadwerkelijk een voorspelling gemaakt kan worden met deze instrumenten. Zo wordt er een bestand ontwikkeld waarin de zorgzwaarte categorie is gekoppeld aan een schaal van de daadwerkelijk geleverde aantal minuten zorg. Daarbij zouden ook de aandoeningen en ziekteverloop bijgehouden moeten worden, om bepaalde trends te observeren. Het Roessingh wil uiteindelijk de vertaalslag kunnen maken van een voorspelling van de zorgzwaarte naar de hoeveelheid en type verpleegkundigen (functiedifferentiatie) die nodig zijn in elke dienst. Hiervoor is het belangrijk dat ook de indirecte zorg wordt meegenomen in vervolgonderzoek voor een totaal beeld. Dan kan die vertaalslag ook worden gemaakt naar een personeelsplanning. Doordat bij nieuwe patiënten eerst moet worden vastgesteld welke zorgzwaarte ze hebben is het moeilijk ze in de planning op te nemen. Samenwerking met andere instellingen zoals het ziekenhuis maakt het mogelijk om de zorgzwaarte al voor opname in het Roessingh te achterhalen. Zij zouden dan ook gebruik moeten maken van hetzelfde instrument als het Roessingh.
Pagina 35 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
8. Literatuurlijst Boeken en artikelen: Afdeling Marketing & Communicatie Het Roessingh. (2008), Patiënteninformatie. Kliniek volwassenen Informatie brochure. Babbie (2004). The practice of Social Research. Cohort study pp.103. 10th edition Thomson Wadsworth. Burns, A.C., Bush, R.F. (2006). Principes van marktonderzoek: toepassingen met SPSS. p.p. 465. Dooley, D., Social research methods. Interpreting Research p.p. 267 [boek] 2001 Evers & Verhoeven (1999). Human Resources Planning. Personeelsplanningmodel pp. 61. Kluwer, Deventer. Leistra et. Al (1999). Beroepsprofiel van de verpleegkundige. p.12-13. ELSEVIER ezondheidszorg/LEVV. Lonckhuizen, A. van (2005). DBC’s brengen de creativiteit terug in de organisatie. In NTMA nr. 122. http://www.nvma.nl/nl/publicaties/ntma122/122-01-dbcscreativiteit.pdf. Geraadpleegd op 10-062009. Hochstenbach, J.B.H. (1996) Cognitieve en emotionele/gedragsmatige gevolgen van een CVA. Tijdschrift voor Huisartsgeneeskunde, 1996 nr. 1 Jaegers, S.M.H.J. & Uijterwaal, R (1996). Revalidatiecentrum Beatrixoord en AortA, Consultants voor de Zorgsector. Complexiteit van de Verpleegkundige Revalidatiezorg Schaal( CVRS). Een handleiding. p.7-19/p.27-28. Revalidatie Nederland (2008). Revalidatie Brancherapport 2007 p. 37. http://www.revalidatienederland.nl/uploads/bEl0QeAnsrZ0UVaIr3mSCg/SzdxR5DD8xXD14IgIbMnA/Brancherapport-2007.pdf. Geraadpleegd op 21-04-2009 Rivm (2009). Nationaal Kompas Volksgezondheid. Beroerte. http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o1014n17966.html Geraadpleegd op 24-04-2009 Tummers, G.E.R., G.G. de Merode, J.A. Landeweerd (2002). Organisatie, werk en werkreacties in de verpleging en verzorging: een onderzoek naar de samenhang tussen organisatieaspecten, werkkenmerken en werkreacties bij verpleegkundig en verzorgend personeel in algemene ziekenhuizen en verpleeghuizen in Nederland. OSA, Tilburg. Internetbronnen: Academie gezondheidszorg Utrecht (2009) Zelfstandig onderzoeker door verpleegwetenschap. http://www.agutrecht.nl/Overig/Zelfstandig+onderzoeker+door+Verplegingswetenschap.htm Geraadpleegd op 24-10-2009. Hartstichting (2008). Beroerte. http://www.hartstichting.nl/go/default.asp?mID=5553 Geraadpleegd op 22-04-2009.
Pagina 36 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Movisie (2009). Zorgzwaarte. http://www.thesauruszorgenwelzijn.nl/zorgzwaarte.htm. Geraadpleegd op 19-05-2009 Nedrai (2009). http://www.nedrai.nl/?page=rai&sub=1. Geraadpleegd op 24-10-2009. Plantinga et al. (2006) The Northwick Park Dependency Score (NPDS): a measure of nursing dependency in rehabilitation http://cre.sagepub.com/cgi/content/short/12/4/304 Geraadpleegd op 10-02-2010. Stichting AB(2009). Wet Big, artikel 33. http://www.stab.nl/wetten/0645_Wet_op_de_beroepen_in_de_individuele_gezondheidszorg_Wet_BIG.htm . Geraadpleegd op 28-04-2009 Vitavalley 2008. ALDS. http://www.vitavalley.nl/Media/download/116139/Nieuwsbrief%20VitaValley%20052008%20NL.pdf. Geraadpleegd op 23-10-2009. Vries, G. de. (1984) Evenwicht in zorgvraag en zorgaanbod. http://alexandria.tue.nl/extra1/PRF4B/8409871.pdf. Geraadpleegd op 07-02-2010 Noordelijk centrum voor gezondheidsvraagstukken (1999). Zorgafhankelijkheidsschaal. http://www.rug.nl/gradschoolshare/research_tools/assessment_tools/CDS_handleiding.pdf Geraadpleegd op 22-10-2009. Zorgformat (2009). http://www.zorgformat.nl. Geraadpleegd op 24-10-2009
Pagina 37 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
9. Bijlagen A B C C1 C2 C3 C4 D D1 D2 D3 D4 D5
Profiel revalidatie-verpleegkundige CVA (cerebro vasculair accident) Meetinstrumenten Activiteitenlijst Barthelindex Leerniveau CVRS Meetinstrumenten invullijsten Barthelindex Leerniveau CVRS Subjectieve beoordeling Vergeten in te vullen
A. Profiel revalidatie-verpleegkundige De werkzaamheden van een revalidatie-verpleegkundige: 1. Helpen bij de ADL(algemene dagelijkse levensverrichtingen) . Het gaat dan vooral om het trainen van de patiënt zodat die de ADL zo zelfstandig mogelijk kan uitvoeren. 2. De verpleeg-technische handelingen uitvoeren. 3. Voorlichting geven aan patiënten over de revalidatie om zo patiënten te leren omgaan met hun beperkingen. 4. De verpleegkundige geeft psychosociale begeleiding aan de patiënt 5. Mantelzorgers begeleiden 6. Coördineren van zorg en het behandelproces. (Jaegers & Uijterwaal, 1996.) De revalidatiezorg valt onder het werkveld ziekenhuiszorg. In 1996 bleek 49% van de verpleegkundigen in de ziekenhuiszorg werkzaam te zijn (Leistra et. Al, 1999, p. 12-13). De deskundigheid van de verpleegkundigen worden door de wet Big, artikel 33 (2009) op twee gebieden beschreven: Het verrichten van handelingen op het gebied van observatie, begeleiding, verpleging en verzorging. het ingevolge opdracht van een beroepsbeoefenaar op het gebied van de individuele gezondheidszorg verrichten van handelingen in aansluiting op diens diagnostische en therapeutische werkzaamheden. De complexiteit van een situatie voor een verpleegkundige is afhankelijk van drie aspecten. De zorgvrager, de omgeving en de handeling zelf.
Pagina 38 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
B. CVA (cerebro vasculair accident) Een CVA is een beroerte, en betekent letterlijk een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen (hartstichting, 2008). Hierbij is een acute interferentie van de bloedtoevoer naar de hersenen. Er zijn drie soorten beroertes, een herseninfarct een hersenbloeding en een subarachnoïdale bloeding. (rivm, 2009) Bij een herseninfarct wordt een bloedvat in de hersenen afgesloten waardoor er tijdelijk zuurstoftekort is, bij een hersenbloeding wordt de bloeding door het openspringen van een bloedvat veroorzaakt. Meer dan 500.000 mensen leven met de gevolgen van een CVA, per dag krijgen er ongeveer 100 mensen een CVA en als gevolg van een CVA overlijden jaarlijks 10000 mensen.(hartstichting, 2008) De gevolgen en de ernst zijn per patiënt verschillend, dit hangt samen met het deel van de hersenen dat is beschadigd. Veel voorkomende gevolgen van een beroerte zijn: Verlammingen Uitval van het gezichtsveld Afasie(moeite hebben met praten) Stoornis in ruimtelijk inzicht Stoornis in het denkvermogen, zoals trager denkvermogen en geheugenproblemen Slikproblemen Incontinentie Op lange termijn karakter- en emotieveranderingen. Cognitieve gevolgen CVA: aandachts- en concentratiestoornissen, geheugenstoornissen, waarnemingsstoornissen, planningsstoornissen en communicatiestoornissen Emotionele gevolgen CVA: verstoorde sociale perceptie en sociaal bewustzijn, verstoorde controle, niet in staat zijn te leren van ervaringen, depressie, angsten, achterdocht, afgevlakt of beperkt affect en afhankelijkheid. (Hochstenbach, 1997) Er zijn drie ernstklassen te onderscheiden bij een beroerte: voorbijgaande ischemie in een deel van de hersenen. De acute verschijnselen verdwijnen vaak binnen een uur en op de scan van de hersenen is niets te zien dat wijst op een infarct. Een niet-invaliderend herseninfarct of hersenbloeding. De patiënt kan na verloop van tijd weer zijn dagelijkse bezigheden zelfstandig weer uitvoeren. Een invaliderend herseninfarct of hersenbloeding.(rivm, 2009)
Pagina 39 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
C Meetinstrumenten C1 Activiteitenlijst Activiteitenlijst Datum:
Patiënt:
Bijzonderheden:
A: Hygiënische verzorging a. Toilet bezoek (excl. transport) 1. met lichte hulp 2 minuten
2. enige hulp
3. veel hulp (o.a. tillift)
5 minuten
15 minuten
2.verdrogen met veel hulp
3. verschonen op bed
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-) Extra voor verdrogen/verschonen 1. verdrogen met lichte hulp
Totaal
20 minuten 5 minuten
15 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 40 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN b. Wassen (incl. drogen, excl. Kleden) 1. op bed 2. op bed geheel onder 10minuten
5 minuten
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
3. wastafel boven
4. wastafel geheel
5. douchen weinig hulp
6. douchen veel hulp
10 minuten
30 minuten
10 minuten
20 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Extra voor ADL training 1. bij wastafel weinig begeleiding 2 minuten
2.bij wastafel veel begeleiding
3. bij douchen weinig begeleiding
4.bij douchen veel begeleiding
20 minuten
2 minuten
15 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten ()
c. aankleden/uitkleden van boven ochtend/avond (per keer) 1. toezicht houden 2.lichte hulp 15 minuten
15 minuten
3. volledige hulp 15 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten ()
Pagina 41 van 69
Totaal
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Extra voor ADL training 1. weinig begeleiding
2.veel begeleiding
15 minuten
20 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
d. aankleden/uitkleden van onder ochtend/avond (per keer) 1. toezicht houden 2.lichte hulp 10minuten
3. volledige hulp
10 minuten
Totaal
10 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Extra voor ADL training 1. weinig begeleiding
2.veel begeleiding
5 minuten
15 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 42 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
e. .Aan/uitkleden overdag (per keer) alleen schoenen en onderkleding 1. lichte hulp 2.veel hulp 5 minuten
Totaal
10 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
f. Scheren/toilet maken/haren kammen 1. lichte hulp
2.veel hulp
5 minuten
Totaal
10 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
g. Mondverzorging 1. tanden poetsen, etc. met hulp
2.tanden poetsen, etc. met volledige hulp
3. tanden poetsen, etc. met ADL training
2 minuten
5 minuten
10 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 43 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN B: Verpleegkundig handelen a. Controle(RR, pols) 1. controle met adm. verwerking
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
2. Temperaturen
2 minuten
2 minuten
1. huidcontrole
Totaal
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
b. huidcontrole
5 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
c. Orthese, prothese aandoen/afdoen (per stuk) 1. Standaard spalk 5 minuten
2.wartel spalk
3. prothese
5minuten
5 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 44 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
d. Medicijnen 1. medicijnen geven
2. Medicijnen geven met hulp inname
1 minuten
5 minuten
1. Patiënt zet medicijnen uit onder begeleiding
Totaal
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
e. Medicijnen uitzetten
15 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
f. Spuiten (incl. klaarmaken) 1. geven subctutaan, i.m. 5 minuten
2. Toezicht houden
Totaal
10 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 45 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
g. Mictie 1. catheterzak legen
2.blaasspoelen
3. condoom catheter
4.cathereriseren ( all in)
10 minuten
20 minuten
Totaal
10 minuten 3 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten ()
h. Defeacatie: Lavement klein (microlax, supp, klysma) 1. geven op bed
2. geven op po-douchestoel
10 minuten
10 minuten
1. doorbewegen bij spasme
Totaal
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
i.Wisselligging
20 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 46 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN j.Wondverzorging (verbinden) per wond 1. kleine wond
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
2. grote wond(incl. spoelen end.)
5 minuten
15 minuten
1. sondevoeding
Totaal
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
k .sondevoeding
20 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
l. Tracheacanule 1. Uitzuigen/Tracheacanule
2. Verzorging tracheacanule
5 minuten
15minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 47 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Extra 1. Warmte/ koude applicatie
2. zuurstof toedienen
3. Infuus (assistentie, verzorgen)
10 minuten 5 minuten
4. sp. verzorgen
5. a.p. verzorgen
10 minuten
15 minuten
Totaal
15 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Extra 1.Vernevelen
2. Maagsonde inbrengen, verwijderen
2 minuten
15 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
C. Bed a. In bed/uit bed incl. goede bed-/stoelhouding (per keer) 1. alleen toezicht houden 2.met hulp 5 minuten
10 minuten
3. met gebruik tillift
Totaal
15 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 48 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
b. Bed rechttrekken 1. bed rechttrekken
Totaal
5 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
D: Maaltijd, koffie etc. a. Ontbijt: 1. lichte hulp
2.veel hulp
3. volledige hulp
5 minuten
12 minuten
20 minuten
1. lichte hulp
2.veel hulp
3. volledige hulp
10 minuten
20 minuten
30 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
b. Middagmaal (warm) Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 49 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
c. Avondmaal 1. lichte hulp
2.veel hulp
3. volledige hulp
5 minuten
12 minuten
20 minuten
Totaal
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
d. Extra 1. koffie, thee, tussendoortjes
Totaal
5 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
E: Transport a . Transport 1. transport klaarmaken (jas etc.)
2.transport op afdeling (incl. teruglopen verpl.)
3. transport op afdeling met looptraining
4.transport naar therapie (incl. teruglopen verpl.)
5 minuten
10 minuten
(incl. teruglopen verpl.)
20 minuten
15 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten ()
Pagina 50 van 69
Totaal
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN F: Dagelijkse direct patiëntgebonden werkzaamheden a. Agenda/bel 1.therapiekaart/agenda doornemen
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
2. bel beantwoorden(korte vraag) (niet bij ADL hulp activiteiten;deze is incl.)
Totaal
5 minuten 10 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
b. Gesprek met patiënt 1.kort gesprek 10 minuten
2. Praten i.v.m. afasie 10 minuten
2. emotioneel ondersteunend gesprek 30 minuten
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
c. Looptraining 1. looptraining
Totaal
10 minuten Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Pagina 51 van 69
Totaal
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
G:Extra activiteiten die nergens te plaatsen zijn: (rapportage niet opschrijven)
Aantal keer X=1 keer Extra minuten(+) Minder minuten (-)
Totaal aantal minuten:
Bijzonderheden:
note: In te vullen door Pia
Pagina 52 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
C2 Barthelindex Barthel-index voor het meten van activiteiten in het dagelijks leven (ADL) Aandachtsgebied
Omschrijving
Incontinent Soms incontinent Continent Katheter of incontinent Urine Soms incontinent Continent Persoonlijke Hulpbehoevend Zelfstandig voor wat betreft verzorging van gezicht, verzorging Hulpbehoevend tanden, haar en bij scheren Toiletbezoek Weinig hulp nodig Zelfstandig Hulpbehoevend Eten Hulp nodig bij snijden en smeren Zelfstandig Niet toe in staat Transfer (van bed naar Veel hulp nodig stoel en terug) Weinig hulp nodig; verbaal of lichamelijk Zelfstandig Kan zich niet verplaatsen Zelfstandig in rolstoel Mobiliteit Lopen met hulp van een ander; verbaal of lichamelijk Zelfstandig, eventueel met gebruik van hulpmiddelen Hulpbehoevend Aan-/uitkleden Kan ongeveer de helft zelf Zelfstandig Niet toe in staat Trappen lopen Met hulp; verbaal of lichamelijk Zelfstandig; op en af Hulpbehoevend Baden Zelfstandig Ontlasting
Functiescore 0 1 2 0 1 2 0 1 0 1 2 0 1 2 0 1 2 3 0 1 2 3 0 1 2 0 1 2 0 1 Totaal
Patiëntscore
………..
Pagina 53 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
C3 Leerniveaus
Pagina 54 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Pagina 55 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Pagina 56 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Pagina 57 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Pagina 58 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Pagina 59 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
Pagina 60 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
C4 CVRS 1.
Hoeveel verschillende bijzondere handelingen en technieken worden bij de patiënt toegepast? 1. De patiënt behoeft geen bijzondere handelingen of technieken 2. De patiënt behoeft één bijzondere handeling of techniek 3. De patiënt behoeft twee bijzondere handelingen of technieken 4. De patiënt behoeft drie of meer bijzondere handelingen of technieken
2.
Hoe stabiel en voorspelbaar is de verpleegsituatie van de patiënt? 1. De verpleegsituatie is stabiel en voorspelbaar 2. De verpleegsituatie is wisselend, maar wel voorspelbaar; een globale invulling van het verpleegplan is mogelijk 3. De verpleegsituatie is niet voorspelbaar; het verpleegplan dient regelmatig te worden herzien 4. De verpleegsituatie is sterk wisselend en niet voorspelbaar; veelvuldige herziening van het verpleegplan is noodzakelijk
3.
Met hoeveel verschillende disciplines heeft de verpleging overleg om het verpleeg/ behandelplan uit te kunnen voeren? 1. Alleen de arts of de arts plus een andere discipline 2. De arts plus 2 a 3 andere disciplines 3. De arts plus 4 a 5 andere disciplines 4. De arts plus 6 of meer andere disciplines
4.
Op welke van de genoemde gebieden zijn er beperkingen t.a.v. de communicatie, die van invloed zijn op de vorm en inhoud van de communicatie tussen verplegende en patiënt? 1. de patiënt heeft geen beperkingen t.a.v. de verbale en non verbale communicatie 2. De patiënt heeft beperkingen t.a.v. het lezen en/ of schrijven, c.q. begrijpen van het geschrevene, maar heeft geen beperkingen t.a.v. spreken en begrijpen/ verstaan van wat de ander zegt 3. De patiënt heeft beperkingen t.a.v. het spreken, maar begrijpt/ verstaat wel wat de ander zegt of schrijft, al of niet in combinatie met beperkingen t.a.v. het schrijven 4. De patiënt heeft beperkingen t.a.v. het spreken/ verstaan wat de ander zegt en/ of schrijft, al of niet in combinatie met beperkingen t.a.v. het lezen en/ of schrijven
5.
In hoeverre is de patiënt lichamelijk (lichamelijke conditie, motoriek, sensibiliteit, hart/ longfunctie, etc.) in staat de ADL uit te voeren en/ of aan te leren (fysieke leerbaarheid)? 1. de patiënt heeft geen beperkingen t.a.v. ADL, die door de verpleging opnieuw aangeleerd of geoefend worden 2. De patiënt heeft beperkingen, maar is lichamelijk niet in staat deze te verminderen of op te heffen; de activiteiten worden overgenomen door de verpleging 3. De patiënt heeft beperkingen, maar is lichamelijk redelijk tot goed in staat deze te verminderen of op te heffen; de patiënt heeft lichamelijk gezien weinig of geen moeite de activiteiten (opnieuw) aan te leren en uit te voeren 4. De patiënt heeft beperkingen, maar is lichamelijk moeilijk in staat deze te verminderen of op te heffen; de patiënt heeft lichamelijk gezien (veel) moeite de activiteiten (opnieuw) aan te leren en uit te voeren
6.
Hoe is de motivatie (actief opstellen, initiatief nemen, coöperatief zijn, interesse hebben, bereid zijn om te leren) van de patiënt? 1. De patiënt is goed gemotiveerd; de patiënt laat 4- 5 van de bovenstaande handelingen zien 2. De patiënt is wisselend gemotiveerd; de patiënt laat 4- 5 van de bovenstaande handelingen wisselend zien 3. De patiënt is matig gemotiveerd; de patiënt laat 2- 3 van de bovenstaande handelingen zien 4. De patiënt is slecht gemotiveerd; de patiënt laat 1 of geen van de bovenstaande handelingen zien of de patiënt is als gevolg van de aandoening niet in staat gemotiveerd te zijn of de motivatie van de patiënt is als gevolg van de aandoening niet te beoordelen
Pagina 61 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
7.
In hoeverre is de patiënt psychisch (begrijpend vermogen, geheugen, mentale belastbaarheid) leerbaar? 1. De patiënt heeft een goed begrijpend vermogen en geheugen en is mentaal goed belastbaar 2. De patiënt heeft een goed begrijpend vermogen en geheugen, maar is mentaal matig of wisselend belastbaar 3. De patiënt heeft een matig begrijpend vermogen en/ of geheugen en is mentaal redelijk tot goed belastbaar 4. De patiënt heeft een matig tot slecht begrijpend vermogen en/ of geheugen en is mentaal matig of wisselend belastbaar
8.
Hoe is het ziekte-inzicht van de patiënt? 1. De patiënt geeft aan wat zijn mogelijkheden en beperkingen zijn en handelt hier ook naar 2. De patiënt geeft niet aan wat zijn mogelijkheden en beperkingen zijn, maar handelt hier wel naar 3. De patiënt geeft aan wat zijn mogelijkheden en beperkingen zijn, maar handelt hier niet naar 4. De patiënt geeft niet aan wat zijn mogelijkheden en beperkingen zijn en handelt hier ook niet naar
9.
In hoeverre behoeft de patiënt en/ of diens relatie(s) emotionele ondersteuning en verpleegkundige psychische hulp, gericht op acceptatie en verwerking van de aandoening en de daaruit volgende beperkingen en handicaps? 1. De patiënt en diens relatie(s) behoeven normale emotionele ondersteuning en/ of psychische hulp 2. De patiënt of diens relatie(s) behoeven meer dan normale emotionele ondersteuning en/ of psychische hulp 3. De patiënt en diens relatie(s) behoeven meer dan normale emotionele ondersteuning en/ of psychische hulp 4. De patiënt en diens relatie(s) behoeven veel emotionele ondersteuning en psychische hulp
10.
In welke mate dient de relatie van de patiënt door de verpleging bij de behandeling betrokken te worden? 1. De patiënt heeft geen relatie of de relatie hoeft niet betrokken te worden bij de behandeling 2. De relatie krijgt instructie en voorlichting, waarna verder contact hierover niet meer noodzakelijk is 3. De relatie krijgt instructie en voorlichting, waarna regelmatig contact hierover noodzakelijk is 4. De relatie krijgt instructie en voorlichting, waarna veelvuldig contact hierover noodzakelijk is
Pagina 62 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
D. Meetinstrumenten invullijsten D1 Barthelindex Datum: Patiënt Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Vraag 7
Vraag 8
Vraag 9
Vraag 10
Totaal
P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8 P9 P10 P11 P12 P13 P14 P15 P16 P17 P18 P19 P20
Pagina 63 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
D2 Leerniveaus Patiënt
Leerniveau T0
Leerniveau
Leerniveau
P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8 P9 P10 P11 P12 P13 P14 P15 P16 P17 P18 P19 P20 Leerniveau 1-7
Pagina 64 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
D3 CVRS Datum:
Patiënt
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Vraag 7
Vraag 8
Vraag 9
Vraag 10
Totaal
P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8 P9 P10 P11 P12 P13 P14 P15 P16 P17 P18 P19 P20
Pagina 65 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
D4 Subjectieve beoordeling Patiënt
Complexiteit op het moment
Complexiteit over 1 week
Complexiteit over 2 weken
P1 P2 P3 P4 P5 P6 P7 P8 P9 P10 P11 P12 P13 P14 P15 P16 P17 P18 P19 P20 Laag complex- midden complex- hoog complex
Pagina 66 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
D5 Vergeten in te vullen Vergeten in te vullen van activiteiten in voorgaande dagen:
Datum
Patiënt
Activiteit
nummer
Activiteit
Minuten
Pagina 67 van 69
ONDERZOEK NAAR DE VOORSPELBAARHEID VAN DE ZORGZWAARTE OP DE VERPLEEGAFDELING VOOR CVA PATIENTEN
HET ROESSINGH UNIVERSITEIT TWENTE.
E. Tabellen resultaten Subjectieve beoordeling T0 Subjectieve beoordeling T0 1 week vooruit Subjectieve beoordeling T0 2 weken vooruit Subjectieve beoordeling T1 Subjectieve beoordeling T1 1 week vooruit Subjectieve beoordeling T2
n 16.0
𝑥 1.81
sd 0.5
M 2.0
Minimaal 1.0
Maximaal 3.0
16.0
1.81
0.5
2.0
1.0
3.0
16.0
1.69
0.6
2.0
1.0
3.0
16.0
2.0
0.9
2.0
1.0
3.0
16.0
1.8
0.6
1.5
1.0
3.0
16.0
1.5
0.5
1.5
1.0
2.0
Tabel E.1 Samenvatting analyse Subjectieve beoordeling verpleegkundige 1
Subjectieve beoordeling T0 Subjectieve beoordeling T0 1 week vooruit Subjectieve beoordeling T0 2 weken vooruit Subjectieve beoordeling T1 Subjectieve beoordeling T1 1 week vooruit Subjectieve beoordeling T2
n 16.0
𝑥 1.7
sd 0.5
M 2.0
Minimaal 1.0
Maximaal 2.0
16.0
1.6
0.5
2.0
1.0
2.0
16.0
1.3
0.4
1.0
1.0
2.0
16.0
1.7
0.6
2.0
1.0
3.0
16.0
1.6
0.5
2.0
1.0
2.0
16.0
1.5
0.5
1.5
1.0
2.0
Tabel E.2 Samenvatting analyse Subjectieve beoordeling verpleegkundige 2
Pagina 68 van 69