NLD op het OPDC Werkmap
Auteurs Arlette Roorda Ilse de Ruijter Senioradviseur Drs. R.M. Zinkstok In opdracht van: Orthopedagogisch Didactisch Centrum Noord-Kennemerland Bachelor opleiding Ergotherapie Amsterdam School for Health Professions Hogeschool van Amsterdam November 2009
Inleiding De diagnose Nonverbal Learning Disability (NLD) hoort menig docent regelmatig langskomen, maar wat houdt het in? En belangrijker, wat doe je ermee? Met deze werkmap hopen we hier antwoord op te geven en praktische handvatten aan te reiken. Deze werkmap is een onderdeel van de afstudeeropdracht ‘NLD op het OPDC’. Andere onderelen van het project zijn het adviesrapport ‘NLD op het OPDC’ en de theoretische onderbouwing van het adviesrapport. De werkmap is opgesteld op basis van de informatie uit het adviesrapport en de theoretische onderbouwing. De opdracht is uitgevoerd door twee studenten ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam en is gemaakt in opdracht van het Orthopedagogisch Didactisch Centrum (OPDC) NoordKennemerland. Om antwoord te geven op de vraag ‘wat houdt NLD in?’ wordt eerst een korte beschrijving en uitleg van NLD gegeven. Voor meer informatie over NLD wordt u verwezen naar de theoretische onderbouwing van het adviesrapport. Deze werkmap bevat daarnaast een signaleringslijst NLD, aanbevelingen om het functioneren in zeven verschillende vaardigheidsgebieden te verbeteren, relevant spel/oefenmateriaal en oefeningen. Het gaat om de gebieden motorische vaardigheden, visuele vaardigheden, ruimtelijke vaardigheden, verbaal-auditieve vaardigheden, sociale vaardigheden, probleemoplossende vaardigheden en planningsen organisatievaardigheden. De signaleringslijst is opgesteld om vermoedens van NLD van docenten en/of het zorgteam te bevestigen of te ontkrachten. Door middel van deze lijst kan door de docent of door het zorgteam worden bekeken of het gedrag dat een leerling laat zien, overeenkomt met de kenmerken van NLD. Aan de hand van deze lijst kunnen ook mogelijke acties voor de probleemgebieden worden opgezocht in deze werkmap. Ten aanzien van de diverse gebieden zijn oefeningen toegevoegd. Deze oefeningen zijn te gebruiken om leerlingen extra te laten oefenen om meer vaardigheid te krijgen. Het is echter niet onderzocht of dit soort oefeningen daadwerkelijk effectief zijn in het verbeteren van de vaardigheden van leerlingen met NLD. De aanbevelingen, speltips en oefeningen zijn in eerste instantie gericht op leerlingen met NLD. Deze kunnen echter ook gebruikt worden voor andere leerlingen (met of zonder andere aandoeningen) die problemen ondervinden in de behandelde gebieden.
In de werkmap wordt voornamelijk gesproken over de leerling. Hiermee wordt de leerling met NLD bedoeld, maar het heeft ook betrekking op leerlingen met mogelijk NLD, aangezien NLD vaak nog niet gediagnosticeerd is.
Deze werkmap is voornamelijk bedoeld voor de docenten en het zorgteam van het OPDC, maar kan ook toegevoegde waarde hebben voor ergotherapeuten of andere beroepsbeoefenaren die te maken krijgen met kinderen met NLD. Amsterdam, november 2009 Arlette Roorda en Ilse de Ruijter
Informatie over NLD
Wat is NLD? Nonverbal Learning Disability (NLD) is een subtype leerstoornis met beperkingen op het non-verbale en emotionele vlak (Verté, Peeraer, Roeyers, & Antrop, 2000). NLD wordt gedefinieerd als een neuro-psychologisch syndroom en wordt omschreven als een rechterhemisfeerstoornis, sociaalemotionele leerstoornis of informatieverwerkingsstoornis, die zich kenmerkt met leer- en gedragsproblemen en motorische problemen (Prenger, Terlingen, & Vranken, 2002; Broekmans & Jacobs, 2008; Verté et al., 2000). NLD valt onder de informatieverwerkingsstoornissen omdat de vertraagde informatieverwerking ervoor zorgt dat veel informatie niet goed, of te langzaam, op de juiste plaats in de hersenen terecht komt. Dit lijkt de belangrijkste oorzaak te zijn van de problemen die kinderen met NLD hebben in het dagelijks functioneren en in het onderwijs (Broekmans & Jacobs, 2008). De oorzaak van NLD is nog niet bekend. Wel worden er diverse hypothesen genoemd in de literatuur. De bekendste daarvan is de wittestofhypothese van Rourke. Volgens deze hypothese wordt NLD veroorzaakt door een wittestofdisfunctie. Door de ontbrekende of dunne beschermlaag rond de vezelbundels, kunnen prikkels moeilijker op de juiste plaats aankomen. De overdracht van informatie wordt vertraagd en de sterkte van de prikkels moet groter worden om de informatie toch door te kunnen geven. Bij NLD zijn er problemen in de samenwerking van de beide hersenhelften, waardoor de kwaliteit van de informatieverwerking verminderd is (Van Dijk, 2002). Diagnostiek NLD is een complexe stoornis en is niet opgenomen in DSM-IV. Dit komt omdat deskundigen niet op één lijn zitten over wat NLD precies inhoudt, welke gedragskenmerken hierbij horen en wat de oorzaak is (Molenaar-Klumper, 2001). De gedragskenmerken die kinderen met NLD vertonen, lijken op stoornissen als ADD, ADHD, PDD-NOS en DCD. Hierdoor kunnen kinderen snel een andere diagnose dan NLD krijgen. In dat geval wordt er vaak niet verder gekeken naar de comorbiditeit, terwijl het mogelijk is dat kinderen bijvoorbeeld zowel ADHD als NLD hebben. De diagnose NLD wordt tot nu toe namelijk vastgesteld op basis van een neuropsychologisch profiel van zwakke en sterke kanten, dat informatie geeft over de informatieverwerking. Er wordt dus op een ander niveau gekeken dan bij DSM-IV classificaties als ADHD en autisme spectrum stoornissen (o.a. PDD-NOS en syndroom van Asperger). Deze diagnosen worden gesteld op basis van onderzoek naar gedragskenmerken en niet in eerste instantie op basis van testuitslagen. Het is daardoor mogelijk dat bij een kind naast PDD of ADHD tegelijkertijd NLD wordt gediagnosticeerd (Ruiters & de Vos, 2004).
Kenmerken en gevolgen NLD heeft een aantal kenmerken. Dit zijn zowel vaardigheden als tekorten. Kinderen met NLD laten echter niet allemaal hetzelfde beeld van vaardigheden en tekorten zien (Ruiters & De Vos, 2004). In het figuur hieronder zijn deze vaardigheden en tekorten van kinderen met NLD weergegeven in een staafdiagram. Hierin staat tevens weergegeven in welke mate er, gemiddeld genomen per kind, sprake is van een bepaald kenmerk. Vaardigheden
Tekorten
auditief
tactiel visueel
Routinematig handelen probleem-oplossend vermogen taalstructuur taalpragmatiek sociaal adaptief technisch lezen
inzichtelijk rekenen begrijpend lezen
2
1
0
-1
-2
Figuur 1. Vaardigheden en tekorten NLD (Thoonen, 2006).
De bovengenoemde gevolgen van NLD kunnen invloed hebben op het schoolfunctioneren. De volgende schoolse vaardigheden kunnen gestoord zijn bij kinderen met NLD: - schrijven - lezen - denkvragen oplossen - rekenen en wiskunde - vinden van de juiste lokalen en materialen - organiseren van taken - maken van aantekeningen - (na)tekenen van figuren Behandeling en begeleiding Voor de behandeling van NLD bestaan nog geen medicijnen en er wordt vanuit gegaan dat je NLD je hele leven hebt. Ook is er geen kant-en-klare aanpak van de problemen van een leerling met NLD (Paternotte, 1999). Er zijn wel een aantal uitgangspunten te noemen en suggesties te geven. Deze
Figuur 4. 2. Vaardigheden en tekorten NLD (Thoonen, 2006). 3.
suggesties zijn vaak gebaseerd op ervaringen van deskundigen en niet op wetenschappelijk onderzoek. De behandeling of begeleiding van leerlingen met NLD richt zich voornamelijk op de sterke en zwakke kanten. Op basis van de gedragskenmerken die de leerling vertoont, wordt gezocht naar aanknopingspunten die gericht zijn op het aanleren van vaardigheden en compensatiestrategieën en het aanpassen van de omgeving waarin de leerling functioneert. Echter zijn deze interventies algemeen pedagogisch van aard. Ze zijn waardevol en belangrijk, maar niet specifiek op NLD gericht. In de behandeling en begeleiding van een leerling met NLD staan drie strategieën centraal: 1. Aanpassen Het aanpassen van de omgeving aan de beperkingen van de leerling is een eerste vereiste in de behandeling en begeleiding. 2. Compenseren Het benutten van de sterke kanten van de leerling behoort ook tot de behandeling en begeleiding van NLD. 3. Remediëren Als laatste kan de behandeling zich richten op het verbeteren van specifieke problemen door middel van training van de beperkingen in de neuropsychologische vaardigheden (Bachot & König, 2001). Op jonge leeftijd zijn interventies vaak gericht op remedial teaching. Kinderen zijn dan nog beter in staat gemakkelijk nieuwe dingen te automatiseren. Naarmate kinderen ouder worden, richten de interventies zich voornamelijk op compensatietechnieken en op het aanpassen van de levensstijl (Lagae, 2008). De hierboven beschreven behandel- en begeleidingstips zijn algemeen gehouden. Onder de verschillende gebieden in deze map worden praktische aanbevelingen gedaan om de begeleiding van leerlingen met NLD te verbeteren. Voor meer informatie over de behandeling en begeleidingsmanieren wordt u verwezen naar de theoretische onderbouwing.
Signaleringslijst NLD
Op de volgende pagina is een signaleringslijst voor NLD te vinden. Deze signaleringslijst bevat typerende gedragingen en kenmerken van leerlingen met NLD. Door middel van deze lijst kan er door de docent of medewerker worden bekeken of het gedrag dat een leerling laat zien, overeenkomt met de kenmerken van NLD. Er wordt niet verondersteld dat er door middel van deze lijst een diagnose gesteld kan worden, deze lijst is slechts een hulpmiddel om vermoedens van NLD te bevestigen. Er zijn in de signaleringslijst vijf gebieden onderscheiden: motorische vaardigheden, visueel-ruimtelijke vaardigheden, verbale en auditieve vaardigheden, sociale vaardigheden en probleemoplossende vaardigheden. Ieder gebied bevat minimaal zes stellingen, gericht op het gedrag van de leerling. Bij het invullen van de signaleringslijst kan er gekozen worden tussen de antwoorden ‘vaak of altijd’, ‘soms’, ‘zelden of nooit’ en ‘ik weet het niet’. Er is wellicht sprake van NLD wanneer: Minimaal 3 keer ‘vaak/altijd’ of ‘soms’ is gescoord op motorische vaardigheden. In dat geval wordt u verwezen naar het tabblad Motorische vaardigheden.
Minimaal 3 keer ‘vaak/altijd’ of ‘soms’ is gescoord op visueelruimtelijke vaardigheden. In dat geval wordt u verwezen naar het tabblad Visuele vaardigheden en/of het tabblad Ruimtelijke vaardigheden.
Minimaal 3 keer ‘vaak/altijd’ of ‘soms’ is gescoord op verbale en auditieve vaardigheden. In dat geval wordt u verwezen naar het tabblad Verbaal-auditieve vaardigheden.
Minimaal 5 keer ‘vaak/altijd’ of ‘soms’ is gescoord op sociale vaardigheden. In dat geval wordt u verwezen naar het tabblad Sociale vaardigheden.
Minimaal 6 keer ‘vaak/altijd’ of ‘soms’ is gescoord op probleemoplossende vaardigheden. In dat geval wordt u verwezen naar het tabblad Probleemoplossende vaardigheden en het tabblad Plannings- en organisatie vaardigheden.
Het is niet zo dat op alle gebieden dat het genoemde aantal gescoord moet zijn, voordat er sprake kan zijn van NLD. Leerlingen met NLD kunnen namelijk
verschillende beelden laten zien. Zo heeft de ene leerling bijvoorbeeld veel problemen op het gebied van visueel-ruimtelijke vaardigheden en nauwelijks problemen op het gebied van motorische vaardigheden terwijl de andere leerling nauwelijks visueel-ruimtelijke problemen heeft en meer problemen ondervindt op motorisch vlak. Als richtlijn kan aangehouden worden: wanneer er minimaal 3 van de bovenstaande 5 vaardigheden gescoord zijn binnen de range ‘wellicht NLD’, kan er vanuit gegaan worden dat er mogelijk sprake is van NLD. Omdat deze lijst ook veel kenmerken bevat die ook horen bij andere stoornissen zoals bij PDD-NOS, ADD en dyslexie, moet er wel goed gekeken worden naar andere mogelijke stoornissen die dezelfde symptomen met zich meebrengen. In het geval dat u tot de conclusie komt dat het goed mogelijk is dat de leerling NLD heeft, wordt u naar de aanbevelingen op het gebied van NLD verwezen. Deze aanbevelingen staan per gebied aangegeven, waardoor er aan elk gebied apart gewerkt kan worden. Daarnaast is de signaleringslijst een mogelijkheid om het diagnostisch proces in gang te zetten om de diagnose NLD te bevestigen. Bij ernstige vermoedens van NLD kan via de zorgcoördinator de Commisie van Begeleiding (CVB) ingeschakeld worden. Via deze commissie kan er doorverwezen worden naar professionele diagnostiek en hulp. Wanneer uit de signaleringslijst blijkt dat er weinig indicatie is voor NLD, maar bepaalde gebieden er wel uit springen, is het raadzaam evengoed de aanbevelingen op het desbetreffende gebied te lezen. De aanbevelingen zijn namelijk vrij algemeen en niet enkel bruikbaar voor leerlingen met NLD. De signaleringslijst is gebaseerd op twee bestaande lijsten, namelijk de signaleringslijst van Selier en de signaleringslijst van Goldberg. De normering van de signaleringslijst is gedeeltelijk gebaseerd op de signaleringslijst van Goldberg en gedeeltelijk ingevuld naar eigen inzicht. De betrouwbaarheid en validiteit van zowel de lijst van Selier als de lijst van Goldberg is niet genoeg wetenschappelijk onderzocht. Deze lijst is daarom ook geen valide meetinstrument en kunnen er geen vaststaande conclusies uit getrokken worden. Deze lijst kan wel een indicatie tot NLD geven en reikt praktische tips en oefeningen aan om verschillende vaardigheden te verbeteren.
Motorische De leerling is onhandig in bewegingen en vaardigheden coördinatie. De leerling besteedt de tijd liever aan praten dan aan lichamelijke activiteiten (incl. sport). De leerling heeft problemen met het evenwicht. De leerling heeft problemen met de fijne motoriek. De leerling heeft een slordig handschrift. De leerling heeft problemen met schrijven of schrijft zeer traag. VisueelDe leerling is niet goed in het begrijpend lezen. ruimtelijke De leerling heeft problemen met het onthouden of vaardigheden rangschikken van visueel - ruimtelijke informatie, vb. getallen netjes onder elkaar zetten bij een optelling, woordjes netjes op de lijn of op een rij schikken. De leerling ziet er verloren en verward uit in een nieuwe situatie of omgeving. De leerling heeft moeite om gezichten terug te herkennen van personen die hij/zij ontmoet heeft. De leerling raakt snel de weg kwijt op straat of in gebouwen, moet op de weg begeleid worden. De leerling heeft moeite met het voorstellen en tekenen van 3D-figuren. Verbale en De leerling vat beeldspraak, uitdrukkingen of auditieve opmerkingen gemakkelijk verkeerd op, begrijpt vaardigheden deze niet en vat alles te letterlijk op. De leerling praat vaker en langduriger dan klasgenoten. De leerling heeft uitzonderlijke verbale vaardigheden en heeft een indrukwekkende woordenschat. De leerling heeft geen moeite bij het opzeggen van de leerstof (bijv. spreekbeurten, navertellen leerstof). De leerling neemt eerder informatie op wanneer hij/zij iets hoort, dan wanneer hij/zij iets ziet. De leerling wordt snel afgeleid door wat hij/zij hoort. Sociale De leerling praat relatief vaak voor zijn/haar beurt vaardigheden of onderbreekt hierbij anderen. De leerling reageert met emoties die niet passend zijn in de sociale situaties of voor zijn/haar leeftijd.
Ik weet het niet
Zelden/ nooit
Soms
Vaak/ altijd
Signaleringslijst NLD
De leerling past zich niet gemakkelijk aan, weet niet altijd wat er van hem/haar verwacht wordt. De leerling heeft moeite om non-verbale signalen op te vangen, zoals intonatie of gezichtsuitdrukking en reageert hier niet goed op. De leerling heeft moeite met aansluiting vinden in een (leeftijds)groep en is onhandig in de omgang met zijn/haar leeftijdsgenoten. De leerling heeft een slecht sociaal beoordelingsvermogen. De leerling is niet populair bij leeftijdgenoten en heeft weinig echte vrienden en/of vriendinnen. De leerling schrikt terug voor ingewikkelde situaties met andere leerlingen en/of volwassenen. Probleemoplossend vermogen
De leerling heeft moeite om wat het in één situatie geleerd heeft over te dragen op een gelijkwaardige nieuwe situatie. De leerling heeft veel moeite met het begrijpen van oorzaak-gevolgrelaties. De leerling begint niet graag aan nieuwe activiteiten of taken. De leerling onderzoekt een nieuwe omgeving niet uit zichzelf en blijft hierin liever passief. De leerling geeft de voorkeur aan bekende informatie in plaats van nieuwe informatie. De leerling kan slecht inspelen op veranderingen in de omgeving. De leerling went traag aan een nieuwe omgeving, blijft zich erg lang onwennig voelen. De leerling vindt het oplossen van problemen niet leuk en probeert dit te vermijden. De leerling heeft moeite met het plannen en organiseren van het (huis)werk.
Motorische vaardigheden
Inhoud: Aanbevelingen gericht op het motorische functioneren Relevant spelmateriaal voor de motorische vaardigheden
Aanbevelingen gericht op het motorisch functioneren Mondelinge toetsing De leerling kan problemen hebben met schrijven als gevolg van verminderde fijne motoriek (Little, 1999) en verminderde tactiele discriminatie (Cracco, 1999). Het heeft daarom de voorkeur, indien de leerling aangeeft dit gemakkelijker te vinden, de toetsen mondeling af te nemen. Hierdoor is de leerling minder energie en tijd kwijt aan schrijven. Ook kan de leerling auditieve informatie beter verwerken en antwoorden beter verwoorden dan wanneer dit schriftelijk zou plaatsvinden. Het is aan te bevelen… om toetsen bij de leerling mondeling af te nemen.
Computergebruik Een andere manier om toetsen af te nemen of opdrachten te laten maken kan door gebruik te maken van de computer. In dat geval ondervindt de leerling geen problemen met het schrijven en bespaart hij daardoor tijd en energie. Het is aan te bevelen… de leerling zo min mogelijk opdrachten schriftelijk te laten uitvoeren. de leerling een computer te laten gebruiken bij het maken van taken en toetsen. Hij hoeft dan niet te schrijven, waardoor de taak of toets makkelijker uit te voeren is.
Invulwerk Om de hoeveelheid schrijfwerk te beperken, kan ervoor gekozen worden toetsbladen of opdrachten te maken waarbij de leerling bijvoorbeeld antwoorden kan aankruisen in plaats van het antwoord voluit te moeten opschrijven. Zo kan er gekozen worden voor multiple choice vragen tijdens een toets. Door dit soort aanpassingen zal de leerling minder tijd nodig hebben voor het maken van een taak of toets (Het Mozaïek, 2004). Het is aan te bevelen… regelmatig gebruik te maken van invulbladen of multiple choice vragen om de leerling zo min mogelijk schrijfwerk te geven.
Extra tijd bieden Het schrijven gaat door de verminderde fijne motoriek soms moeizaam, waardoor de leerling vaak tijd tekort heeft voor schriftelijke taken en op toetsen waar veel geschreven moet worden. Het is aan te bevelen… de leerling extra tijd geven voor het uitvoeren van schriftelijke taken en schriftelijke toetsen
Relevant spelmateriaal voor de motorische vaardigheden Twister Op aanwijzingen van een speler die het kleurenbord bedient, plaatsen de spelers hun handen en voeten op gekleurde cirkels. Voor leerlingen is het spel geschikt om hun motoriek te stimuleren. Ministeck Bij het spelen met Ministeck wordt gebruik gemaakt van de fijne motoriek. Door middel van kleine onderdelen, dient een voorbeeld nagemaakt te worden. Ministeck doet een beroep op de fijne motoriek van leerlingen en stimuleert dit door de kleine onderdelen die ministeck bevat. Ministeck is te koop in de winkel en online te koop op www.pimpidoe.com. (Technisch) lego (Technisch) lego doet een beroep op de fijne motoriek van leerlingen. Door middel van een voorbeeld en een stappenplan, dient bijvoorbeeld een voertuig gemaakt te worden. Het voorbeeld is in het platte vlak getekend, waardoor de leerling zelf de omschakeling moet maken van het platte vlak naar de werkelijkheid. Door gebruik te maken van (technisch) lego wordt de fijne motoriek gestimuleerd door de kleine onderdelen die voornamelijk technisch lego bevat.
Visuele vaardigheden
Inhoud: Aanbevelingen gericht op het visueel functioneren Relevant spelmateriaal voor de visuele vaardigheden Oefeningen gericht op de visuele vaardigheden
Aanbevelingen gericht op het visueel functioneren Lokaal inrichting De leerling heeft behoefte aan een klaslokaal met weinig visuele prikkels dat niet te groot en open aandoet (Molenaar-Klumper, 2001). Wanneer het klaslokaal druk en kleurig is, zal de leerling eerder afgeleid zijn, mede door het onvermogen om details te scheiden van kernzaken (Little, 1999). Hierdoor gaat de aandacht bijvoorbeeld uit naar de kleurige poster aan de muur in plaats van naar het bord. Het is aan te bevelen… het klaslokaal in te richten met zo min mogelijk visuele prikkels, zodat de leerling zo min mogelijk afgeleid kan worden.
Overschrijven van het bord De leerling kan moeite hebben met het goed onthouden van wat hij gezien heeft vanwege het gebrekkige visueel geheugen. Dit maakt het overschrijven van het schoolbord moeilijk (Little, 1999). Het is aan te bevelen… de leerling geen grote hoeveelheden informatie van het schoolbord te laten overnemen. grotere hoeveelheden informatie op een stencil aan de leerling mee te geven in plaats van het te noteren op het bord of de leerling aantekeningen te laten maken. Aanpassen van de lesstof De leerling kan moeite hebben met visuele informatieverwerking, waardoor het lezen van teksten een moeilijke opgave voor hem kan zijn. Een aantal aanpassingen van de lesstof, zoals dit soms ook bij dyslexie wordt gedaan, kunnen de taak vergemakkelijken. Praktische voorbeelden hiervan zijn het schrappen van alle overbodige informatie (of plaatjes) uit teksten of opdrachten, het afdekken van gedeeltes van een tekst zodat de tekst of opdracht overzichtelijker is of het lettertype vergroten (Het Mozaïek, 2004). Het is aan te bevelen… de lesstof (waar mogelijk) aan te passen zoals dit ook wordt gedaan bij leerlingen met dyslexie, bijvoorbeeld de lettergrootte aanpassen of overbodige informatie verwijderen.
Extra tijd bieden De leerling kan problemen hebben met lezen, met name begrijpend lezen. Daarnaast kan het zijn dat hij de teksten liever hardop leest, zodat het beter
te begrijpen is. Door deze factoren heeft de leerling, net als bij leerlingen met dyslexie, vaak tijd tekort voor taken en op toetsen. Hierdoor ontstaan er faalervaringen en zal de leerling nog steeds minder goed presteren (Het Mozaïek, 2004). Het is aan te bevelen… de leerling extra tijd te geven voor het lezen van bepaalde taken en bij toetsen, zodat de kans op succeservaringen toeneemt.
Relevant spelmateriaal voor de visuele vaardigheden Set Set is een spel met 81 kaartjes waarop diverse vormen afgebeeld staan. Twaalf kaarten liggen open op tafel. Wie het eerst een set van drie kaarten ziet die qua vorm en kleur bij elkaar passen, mag deze hebben. De kaarten worden dan aangevuld met drie nieuwe kaarten. Dit spel doet een beroep op visueel-ruimtelijk inzicht en het snel kunnen combineren van kleuren en vormen. Daarnaast heeft dit spel veel mogelijkheden om een leerling met visueel-ruimtelijke problemen te laten oefenen. Het is echter een aanrader het spel niet te spelen volgens de regels. Dit spel is in de winkel en online te koop op www.bol.com. Memory Memory is een spel waarbij de leerlingen twee dezelfde moeten zoeken. De kaartjes liggen omgekeerd, met de afbeelding naar beneden. Een voor een draaien de leerlingen er twee om. Wanneer het niet hetzelfde plaatje is, dienen de kaartjes weer omgekeerd te worden Memory doet een beroep op het visuele geheugen van de leerling met NLD. De leerling moet de plaatjes goed herkennen en onthouden waar deze liggen tussen de andere kaartjes. Memory is in vele versies in de winkel en op verschillende sites online te koop. Ministeck Bij Ministeck dient gebruik gemaakt te worden van de visuele vaardigheden. Door middel van kleine onderdelen, dient een voorbeeld nagemaakt te worden. Ministeck doet een beroep op de visuele vaardigheden van leerlingen met NLD en stimuleert dit. Daarnaast wordt ook de fijne motoriek gestimuleerd door de kleine onderdelen die ministeck bevat. Ministeck is in de winkel en online te koop op www.pimpidoe.com. Puzzelen Door het maken van een puzzel wordt de ruimtelijke vaardigheden van de leerling gestimuleerd. Daarnaast doet het ook een beroep op de visuele vaardigheden. De leerling dient goed te kijken en te bedenken waar het stukje hoort.
De puzzels van Jan van Haasteren zijn puzzels van drukke afbeeldingen. Deze puzzels doen voornamelijk een beroep op de visuele vaardigheden van de leerling. Deze puzzels zijn te koop in de winkel of online op www.legpuzzels.nl. Een leuke variatie op de standaard puzzel is de puzzels van Jumbo Wasgij. Dit zijn puzzels waarbij je een afbeelding ziet met personen en vanuit het gezichtspunt van één van die personen (deze wordt aangegeven) moet de puzzel worden gemaakt. De leerling moet zelf bedenken wat de persoon zou zien, wat ook een beroep doet op het voorstellingsvermogen van de leerling. Deze puzzels zijn te koop in de winkel of online op www.puzzlestore.nl.
Oefeningen gericht op de visuele vaardigheden De visuele waarneming bij leerlingen met NLD is beperkt. Daardoor hebben ze nog sneller de neiging zich te richten op auditieve informatie. Toch is het belangrijk de visuele waarneming te oefenen en te stimuleren, zodat de leerlingen de visuele waarneming vaker zullen gebruiken en de visuele waarneming niet nog verder achteruit gaat. Een manier om de visuele waarneming te oefenen is het zoeken van verschillen tussen twee plaatjes. In deze werkmap zijn een aantal oefeningen toegevoegd. Ook zijn deze oefeningen op internet te spelen op verschillende niveaus. De leuke variatie daaraan is dat er tegen de klok kan worden gespeeld. Dit maakt de oefening spannender. Aanraders op internet: Dreams In dit spel wordt door middel van tekeningen een verhaal verteld over de dromen van een meisje. In de tekeningen moet je zes verschillen vinden om het verhaal verder te laten spelen. Vooral leuk voor meisjes. http://evengamen.nl/spellen.php?type=spellen&spellen=Dreams&id=1534 Crime Scene Investigator Hier moet de speler een detective helpen door de verschillen te zoeken in de tekening van een ‘crime scene’. De speler heeft negentig seconden de tijd om vijf verschillen te zoeken. Leuk voor zowel jongens als meisjes. http://www.speltuin.nl/spellen/denk-spellen/zoek-de-verschillen-9.html Toerist zoeken In dit spel moeten er binnen zestig seconden vijf verschillen gevonden tussen twee foto’s. Wanneer je even geen verschil kunt vinden kan je een joker inzetten. Wel moet hierbij vermeld worden dat het een redelijk hoog niveau verschillen zoeken is. http://www.funnygames.nl/spel/toerist_verschillen.html Isis Hier zijn het mooie tekeningen waar je vijf verschillen moet vinden in de fantasiesfeer. Het leuke aan deze site is dat de aangeklikte verschillen meteen veranderen zoals op het originele plaatje, waardoor de leerling niet steeds weer hetzelfde verschil ziet. http://www.speltuin.nl/spellen/denk-spellen/isis-verschillen.html
Zoek 7 verschillen
Zoek de verschillen
Zoek de 5 verschillen
Zoek de verschillen
Probeer de weegschaal over te tekenen op het rooster.
Doolhof 1
Doolhof 2
Doolhof 3
Doolhof 4
Vissen Vind de 6 vissen in de afbeelding hieronder en kruis ze aan.
Vogels Vind de 6 vogels in de afbeelding hieronder en kruis ze aan.
Vlinders Vind de 6 vlinders in de afbeelding hieronder en kruis ze aan.
Ruimtelijke vaardigheden
Inhoud: Aanbevelingen gericht op het ruimtelijk functioneren Relevant spelmateriaal voor de ruimtelijk vaardigheden Ruimtelijke oefeningen
Aanbevelingen gericht op het ruimtelijk functioneren Plaats in de klas. Een vaste werkplek geeft de leerling overzicht in de klas (Molenaar-Klumper, 2001). Deze werkplek is bij voorkeur vooraan in de klas om de leerling zo min mogelijk afleidende prikkels te geven. Daarnaast zal de leerling vooral leren via gesproken taal en het gehoor en is hij minder snel geneigd om zich op visuele of tactiele informatie te richten (Beart, 2005). Vooraan kan de uitleg van de docent het best verstaan worden. Ook kan de leerling vooraan het bord goed zien waardoor hij gestimuleerd wordt het bord te gaan gebruiken. Daarnaast kan het zijn dat de leerling vooraan eerder geneigd is vragen te stellen aan de docent, dan wanneer hij achter in de klas zit. Het is aan te bevelen… om de leerling een plek vooraan in de klas te geven zodat hij de docent goed kan verstaan en het bord goed kan lezen.
Relevant spelmateriaal voor de ruimtelijke vaardigheden Triominos Triominos is een gezelschapspel dat draait om goed kijken, vormen en cijfers. Het zijn driehoekige stenen met cijfers van 0 tot en met 5. Het spel kan op verschillende manieren gespeeld worden. Het spel wordt gespeeld door de stenen aan te leggen gelet op de nummers op de stenen. Deze variant kan gespeeld worden met punten. De nummers op de stenen vormen de score van de persoon die de steen aanlegt. Ook kunnen er figuren nagemaakt worden met de stenen. Het spel stimuleert het ruimtelijk inzicht, doordat de leerlingen goed moeten kijken naar de nummers van de stenen op tafel en van zijn eigen stenen. Daarnaast moeten de leerlingen kijken of de cijfers van zijn eigen stenen wel in de juiste volgorde staan als die van de stenen die op tafel liggen met dezelfde getallen. Wanneer er figuren nagemaakt worden met de stenen, dienen de leerlingen goed naar het plaatje te kijken en zelf in te schatten hoeveel stenen hij nodig heeft en hoe hij deze neer moet leggen. Dit spel is in de winkel en online te koop op www.bol.com. Bricks Bricks is een leerzaam spel waarbij verschillende figuren vanuit een werkmap in 3D nagebouwd moeten worden door middel van de rechthoekige blokjes. De map 3D-Brick bestaat uit drie delen van elk vijftien oefenbladen met opklimmende moeilijkheid. Dit spel stimuleert het visueel-ruimtelijk kijken en denken. Het omzetten van informatie op het platte vlak naar een 3D figuur is erg lastig voor leerlingen met NLD. Dit wordt veroorzaakt door de visueelruimtelijke problemen. Door middel van dit spel kan deze vaardigheid op verschillende niveaus geoefend worden. Dit spel is in de winkel en online te koop op www.k2-publisher.nl. Technisch lego Technisch lego doet een beroep op het visuele- en ruimtelijke vaardigheden van leerlingen met NLD. Door middel van een voorbeeld en een stappenplan, dient bijvoorbeeld een voertuig gemaakt te worden. Het voorbeeld is in het platte vlak getekend, waardoor de leerlingen zelf de omschakeling moeten maken van het platte vlak naar de werkelijkheid.
Door gebruik te maken van (technisch) lego wordt de visueel-ruimtelijke vaardigheden gestimuleerd. Daarnaast wordt ook de fijne motoriek gestimuleerd door de kleine onderdelen die voornamelijk technisch lego bevat. Technisch lego is in de winkel en online te koop. Puzzelen Door het maken van een puzzel worden de ruimtelijke vaardigheden van de leerlingen gestimuleerd. Daarnaast doet het ook een beroep op de visuele vaardigheden. De leerlingen dienen goed te kijken en te bedenken waar het stukje hoort. Een leuke variatie op de standaard puzzel is de puzzels van Jumbo Wasgij. Dit zijn puzzels waarbij je een afbeelding ziet met personen en vanuit het gezichtspunt van één van die personen (deze wordt aangegeven) moet te puzzel gemaakt worden. De leerling moet zelf bedenken wat de persoon zou zien, wat ook een beroep doet op het voorstellingsvermogen van de leerling. Deze puzzels zijn te koop in de winkel of online op www.puzzlestore.nl.
Puzzel 1: Affiches Er zijn verkiezingen op komst. Een muur is volgeplakt met affiches van de 5 partijen: De Sterretjespartij (SP) De Bolletjespartij (BP) De Ruitjespartij (RP) De Kruisjespartij (KP) De Hartjespartij (HP)
Zoek dat ene affiche van de BP die Aan geen enkele affiche van de KP grenst (horizontaal en verticaal). Aan minstens 2 SP-affiches grenst (horizontaal en verticaal). Links of rechts van een HP-affiche hangt. Boven of onder een RP-affiche hangt.
Puzzel 2: Bloem Zoek de bloem die …
links of rechts van een bij staat, pal onder een wolk groeit, aan minstens 1 toefje gras grenst (horizontaal of verticaal), niet vlak naast, onder of boven een slak staat.
Puzzel 3: Uitgevouwen kubussen Met welke van onderstaande ontvouwingen kun je deze kubus maken?
Ontvouwing A:
Ontvouwing B:
Ontvouwing C:
Ontvouwing D:
Puzzel 4: Blokkentoren Hieronder vind je een blokkenbouwsel. Bekijk het goed.
Weet jij welk van de vier onderstaande grondplannen bij dit blokkenbouwsel hoort? De nummers staan gelijk aan het aantal blokjes die opgestapeld zijn. grondplan A:
grondplan B:
grondplan C:
grondplan D:
Puzzel 5: Uitgevouwen kubus Hieronder staat een uitgevouwen kubus. Daarnaast staan drie gevouwen kubussen. Welke kubus is hetzelfde als de uitgevouwen kubus?
1. 2. 3.
kubus a kubus b kubus c
Puzzel 6: Minipuzzels De figuren die je hier linksonder ziet staan zijn gemaakt uit kleine stukjes en vormen. Deze stukjes en vormen zie je rechtsonder. De stukjes en vormen zijn kleiner dan de figuren zelf, maar hier moet je niet op letten. Vul bij elke minipuzzel in uit welke vier stukjes die puzzel bestaat door de cijfers van de stukjes onder de puzzel te noteren.
Puzzel 7: Blokkenbouwsels De blokkenbouwsels hieronder moet je op twee manieren bekijken: Bovenaanzicht Vooraanzicht. Zoek het bovenaanzicht en zijaanzicht passende bij het blokkenbouwsel en vul het getal bij de figuren (links) in het schema in.
Puzzel 8: Kubusjes tellen Hieronder zie je verschillende op elkaar gestapelde kubusjes. Jij moet van elke stapel het aantal kubusjes tellen. Wat je moet weten, is dat alle rijen van kubusjes volledig zijn, tenzij je kunt zien dat ze onderbroken zijn. De mogelijke aantallen kubusjes staan al voor je genoteerd aan de linkerkant van de bladzijde. Vul het juiste getal in de passende cirkel in.
Oplossingen Puzzels Puzzel 1: Affiches Vakje: rij 5, kolom 5 Puzzel 2: Bloem De bloem in het 3de vakje van de 7de rij. Puzzel 3: Uitgevouwen kubussen Kubus A Puzzel 4: Blokkentoren Grondplaat D Puzzel 5: Uitgevouwen kubus Kubus B Puzzel 6: Minipuzzels
Puzzel 7: Blokkenbouwsel
Puzzel 8: Kubusjes tellen
Tangram Het tangram bestaat uit zeven onderdelen, welke hieronder afgebeeld staan. Met deze zeven figuren kunnen allerlei verschillende vormen en figuren gemaakt worden. Hierna volgen een aantal voorbeelden die met de zeven onderdelen nagemaakt kunnen worden. Wanneer er behoefte is aan meer tangramvoorbeelden, zijn er boekjes te verkrijgen in de winkel en er zijn veel voorbeelden te vinden op internet. Het tangram kan ook op diverse sites op internet gespeeld worden, bijvoorbeeld op http://wellgames.com/free_online/tangramz/. Het tangram doet een beroep op het ruimtelijk inzicht van de leerling met (mogelijk) NLD. Doordat de voorbeelden geen lijntjes hebben, dient de leerling zelf te bedenken hoe hij de zeven onderdelen neer moet leggen. Daarnaast doet het tangram ook een beroep op het probleemoplossend vermogen. Het kan zijn de oplossing die de leerling bedacht heeft niet de juiste blijkt te zijn. De leerling dient dan een nieuwe oplossing te bedenken.
Verbaal-auditieve vaardigheden
Inhoud: Aanbevelingen gericht op het verbaal-auditief functioneren ‘Overhoor voor Windows’ computerprogramma
Aanbevelingen gericht op het verbaal-auditief functioneren Beeldspraak, uitdrukkingen en grapjes Het kan zijn dat de leerling moeite heeft met het goed interpreteren van beeldspraak, uitdrukkingen en grapjes. De leerling kan dit te letterlijk opvatten en/of snapt niet wat er bedoeld wordt (Prenger et al., 2002). Hierdoor kan miscommunicatie ontstaan tussen de leerling, de docent en zijn klasgenoten. Dit is vervelend voor de leerling, maar ook voor zijn omgeving. Het is aan te bevelen om… beeldspraak en uitdrukkingen zoveel mogelijk te vermijden en/of uit te leggen. grapjes goed uit te leggen wanneer gezien wordt dat de leerling deze niet snapt.
Veel en langdurig praten Het kan ook voorkomen dat de leerling opvallend meer praat in de les dan andere leerlingen. Dit kan verklaard worden uit het feit dat bij de leerling met NLD de auditieve informatieverwerking erg goed ontwikkeld is. Hij leert via gesproken taal en het gehoor en praat om de wereld om zich heen beter te ordenen (Broekmans & Jacobs, 2008). Ook kan de leerling zichzelf tijdens activiteiten ondersteunen met taal om zo tot handelen te komen (Tuller et al., 2007). Het verbieden van praten in de les, kan daarom de prestaties van de leerling negatief beïnvloeden. Het is aan te bevelen om… begrip te hebben voor en te accepteren dat de leerling met NLD meer praat en meer vraagt dan andere leerlingen. duidelijke afspraken te maken met de leerling met NLD over het vele praten, zoals alleen mogen praten bij bepaalde taken of gedurende een bepaalde tijd. Verbied het praten echter niet geheel, dit kan de prestaties van de leerling negatief beïnvloeden. de leerling met NLD een eigen hoekje te geven wanneer hij een toets moet maken en behoefte heeft om vragen hardop te zeggen.
Grote woordenschat De leerling met NLD heeft vaak een grote woordenschat, waardoor hij intelligent kan lijken. Hierdoor kan het zijn dat de leerling wordt overschat en de verwachtingen te hoog liggen. Door de verwachtingen van
tevoren bij te stellen worden te hoge verwachtingen van de medewerkers voorkomen en daarmee ook de teleurstellingen en faalervaringen van de leerling (Rourke, 1995). Het is aan te bevelen... om de verwachtingen van de leerling bij te stellen met het oog op zijn beperkingen. om bij de leerling niet te luisteren naar woorden, maar te kijken naar de daden. de grote woordenschat van de leerling te benutten, zodat de leerling het gevoel krijgt ergens goed in te zijn.
Verbale begeleiding en ondersteuning De leerling zal vooral leren via gesproken taal en het gehoor (Beart, 2005). Visuele en tactiele informatieverwerking is erg lastig en zal vaak niet het gewenste resultaat hebben. De auditieve perceptie is goed ontwikkeld en het auditieve geheugen is vaak goed (Cracco, 1999). De leerling praat om de wereld om zich heen beter te ordenen en informatie te verwerken. Door taken te verbaliseren en stap voor stap met de leerling te bespreken, leert hij wat de bedoeling is. Het is daarom belangrijk om dit sterke punt te benutten en te gebruiken tijdens de uitvoering van taken. Deze sterke kant van de leerling kan ook ingezet worden bij het leren van woordjes en teksten. Het is aan te bevelen... instructies niet alleen op papier te geven, maar ook verbale toelichting te geven. de activiteit stap voor stap met de leerling te bespreken. de leerling na de klassikale uitleg, nogmaals te vragen of hij weet wat de opdracht is en dit in zijn eigen woorden laten vertellen. een taak verbaal met de leerling door te nemen, zeker wanneer hij vastloopt in de taak. de leerling de tip te geven teksten en woordjes hardop te leren. de leerling gebruik te laten maken van het computerprogramma ‘Overhoor voor Windows’ die de te leren woordjes voorleest aan de leerling.
Overhoor voor Windows Leerlingen met (mogelijk) NLD kunnen baat hebben bij het hard op horen van woordjes en zinnen. Dit kan door middel van het programma ‘Overhoor voor Windows’ Hieronder wordt het programma eerst uitgelegd, daarna volgt er een korte uitleg over de spraaksoftware wat hierbij gebruikt kan worden om de woorden uit te laten spreken. Via internet (http://www.efkasoft.com/overhoor/overhoor.html) is het mogelijk om “Overhoor voor Windows” te downloaden. Dit is een overhoorprogramma dat gebruikt kan worden bij het leren van woordjes. De te leren woordjes kunnen ingevoerd worden in de computer. Daarna kan de leerling de woordjes gaan oefenen. Dit kan op drie verschillende manieren: 1. Training: het woord wordt getoond (of verteld) en de leerling dient zelf te beoordelen of hij het goed had of niet. 2. Meerkeuze: het woord wordt getoond (of verteld) en de leerling dient te kiezen uit vier mogelijke antwoorden. 3. Invullen: het woord wordt getoond (of verteld) en de leerling dient zelf het juiste antwoord de typen. “Overhoor voor Windows” wordt ondersteund door “Readplease2003” of door “SayzMe”. Dit zijn programma’s die de woorden die in “Overhoor voor Windows” staan, voor kan lezen. “Readplease2003” is dertig dagen gratis uit te proberen, “Sayzme” is geheel gratis. Deze programma’s dienen eerst gedownload te worden. Dit kan op http://www.readplease.com en op http://www.datafurnace.net.au/sayzme/. Het kan zijn dat “SayzMe” niet gelijk werkt. In dat geval dient er nog een converter gedownload te worden via http://www.nch.com.au/verbose/index.html?gclid=CIza3ryosJ0CFUeK3go dnjUDkg. Om “Overhoor voor Windows” samen te laten werken met de spraaksoftware, dient eerst de spraaksoftware opgestart te worden. Deze wordt zodanig ingesteld dat alle teksten die op het Windows klembord worden geplaatst, automatisch voorgelezen gaat worden.
“SayzMe” staat meestal al goed ingesteld voor “Overhoor voor Windows”. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan er via Options, Listen to Clipboard aangevinkt worden. Via Options kan ook de taal ingesteld worden.
Bij “Readplease2003” dient onderin ON- Paste at beginning and Play ingesteld te worden. De keuze van de taal kan ook in het hetzelfde scherm aangepast worden.
Daarna wordt “Overhoor voor Windows” opgestart. Door op het luidsprekerknopje achter het vraag/antwoordvakje te klikken, worden de woorden voorgelezen (zie de figuur hieronder). Ook kan er op F2 gedrukt worden om de vraag voor te laten lezen en op F3 gedrukt worden om het antwoord voor te laten lezen.
De computerstemmen zijn per taal te downloaden op de site van “Readplease”. Voor elke taal is een andere stem noodzakelijk.
Sociale vaardigheden
Inhoud: Aanbevelingen gericht op het sociaal functioneren Relevant spelmateriaal voor de sociale vaardigheden
Aanbevelingen gericht op het sociaal functioneren Gedrag tijdens de les De leerling kan moeite hebben om visuele informatie en auditieve informatie tegelijkertijd te verwerken. Daarom zal hij eerder geneigd zijn naar de docent te luisteren zonder de docent daarbij aan te kijken (Broekmans & Jacobs, 2008). Dit is een compensatiestrategie van de leerling zodat hij beter kan presteren. Hier kan je als docent beter geen verandering in aan brengen. Daarnaast kan het zijn, doordat de leerling veel praat, dat hij door de uitleg heen praat, voor de beurt praat of niet stil is terwijl dit wel noodzakelijk is. Dit komt doordat de leerling met NLD op die manier grip krijgt op de wereld en op die manier de informatie ordent. Het is aan te bevelen... te accepteren dat de leerling met NLD de docent niet aankijkt tijdens de les. duidelijke afspraken te maken met de leerling met NLD over het vele praten, zoals alleen mogen praten bij bepaalde taken of gedurende een bepaalde tijd. Verbied het praten echter niet geheel, dit kan de prestaties van de leerling negatief beïnvloeden. de leerling een eigen hoekje te geven waar hij een toets kan maken. De leerling kan hier de vragen hardop zeggen zonder dat de andere leerlingen er last van hebben.
Relevant spelmateriaal gericht op de sociale vaardigheden Hoe overleef ik mezelf-spel Het spel is gebaseerd op de boeken van Francine Oomen. Het spel is voor meiden van 10 tot 14 jaar waarbij je jezelf en de ander beter leert kennen. Er zijn drie soorten kaarten in het spel: 1. Quizkaarten: je test je kennis over de boeken van ‘hoe overleef ik…’. 2. Doe-en-durfkaarten: hierbij is het de bedoeling dat je uitbeeldt of voordoet hoe je iets oplost of ervaart. 3. Truthkaarten: vertel de waarheid over jezelf aan de anderen. Voor leerlingen met NLD is dit spel een goede gelegenheid om goed te kijken hoe andere leerlingen iets doen of vertellen. Dit spel is te koop in de winkel en online te koop op www.bol.com. Giebelen Het spel is voor meiden van 9 jaar en ouder. Aan de hand van vragenkaartjes kom je van alles over elkaar te weten. Vragen en opdrachten zijn bijvoorbeeld: hou je van winkelen? Durf je een spreekbeurt te houden? Teken een pannenkoek met spek. Voor meiden met NLD die niet altijd begrijpen waarover andere nou plezier hebben, kan het spelen van dit spel met een ouder gesprekstof opleveren om te praten over dagelijkse problemen. Dit spel is te koop in de winkel en online te koop op www.axihandel.com. DIT en DAT spel Dit spel is gemaakt voor kinderen/jongeren vanaf 8 jaar. Het is ontwikkeld door NLD COLLECTIEF voor leerlingen met NLD of PDDNOS, die moeite hebben verschillende betekenissen aan een bepaald gedrag te geven. Op een speelse manier wordt uitgelegd dat non-verbale uitdrukkingen voor meerdere betekenissen vatbaar zijn. Door het spel vaker te spelen zal men deze betekenissen leren kennen en automatiseren. Door middel van voordoen en uitbeelden van de verschillende interpretaties van de situaties, zal bovendien de variatie in gezichtsuitdrukking (mimiek) en lichaamshouding duidelijk worden en zal hieraan ook betekenis kunnen worden gegeven. Duidelijk zeggen en voordoen welke interpretatie bij de uitbeelding horen is hierbij wel een vereiste. Principe van het spel:
Er wordt een actie beschreven. Deze actie moet duidelijk uitgebeeld worden door de begeleider. Lichaamshouding, gezichtsexpressie en stem zijn hierbij heel belangrijk. De actie kan verschillende betekenissen hebben, die allemaal duidelijk uitgebeeld moeten worden. Dit spel is online te koop op www.nld.nu. WIE, WAT, WAAROM spel Dit spel is bedoeld voor leerlingen die problemen hebben met oorzaakgevolgrelaties en de emoties die daar bij horen. Het spel is eenvoudig te spelen, maar vraagt wel begeleiding om een leereffect te bereiken. De leerlingen leggen met de kaartjes zinnen die een kloppend geheel zouden moeten vormen. Per zin is er een onderwerp (wie). Dit zijn de paarse kaartjes met nummer 1 op de achterkant. De kaartjes nummer 2 zijn groen en gaan over een actie en/of emotie (wat). De kaartjes nummer drie zijn roze; daar staat de oorzaak op (waarom). Samen maken de kaartjes zinnen die iets zeggen over wat de persoon op kaartje 1 meemaakt. (bijvoorbeeld: De winkelier – huilt heel hard – omdat hij gepest wordt.) De leerlingen bespreken samen met de begeleider of het klopt wat de kaartjes zeggen. Het spel is op verschillende manieren te spelen. Dit spel is online te koop op www.nld.nu.
Probleemoplossende vaardigheden
Inhoud: Aanbevelingen gericht op het probleemoplossend functioneren Berenaanpak van K. Timmerman Relevant spelmateriaal voor de probleemoplossende vaardigheden Oefeningen voor de probleemoplossend vaardigheden
Aanbevelingen gericht op het probleemoplossend functioneren Activiteit aanbieden De leerling overziet het geheel niet goed. Hierdoor is het lastig om een strategie te bedenken om activiteiten te kunnen uitvoeren (Little, 1999). Door de activiteit in kleine stappen op te splitsen, houd de leerling het overzicht. Tevens vormen deze kleine stappen een stappenplan, zodat het voor de leerling duidelijk is wat er wanneer wordt verwacht. Het is aan te bevelen... grote, complexe activiteiten op te splitsen in kleine stappen, zodat de leerling overzicht over een taak krijgt. samen met de leerling een stappenplan te maken voor een complexe taak of activiteit. de leerling een stappenplan te laten maken en deze vooraf te bespreken. de activiteit die de leerling gedaan heeft te evalueren en te reflecteren op de effectiviteit van zijn aanpak.
Structuur en regelmaat Door met een vaste structuur te werken wordt de les voorspelbaar. Een vaste structuur biedt de leerling de veiligheid die het nodig heeft (Molenaar-Klumper, 2001). De leerling kan moeite hebben met het zich snel aanpassen aan nieuwe, onverwachtse situaties door gebrek aan probleemoplossend vermogen. Daarnaast heeft de aantasting van de witte stof in de rechter hersenhelft grote gevolgen voor het aanleren van nieuwe dingen en het verwerken van informatie (Prenger et al., 2002). Door deze twee factoren kan de leerling moeilijk nieuwe informatie integreren en gebruiken in andere situaties om problemen op te lossen (Little, 1999; Schiff et al., 1999). Daarom is het belangrijk om een eenduidige strategie te gebruiken bij het maken van taken. Om nieuwe informatie in het geheugen op te kunnen slaan, is er veel herhaling nodig. Het is aan te bevelen... een vaste structuur te handhaven tijdens de les, deze staat op het bord en wordt mondeling toegelicht. verrassingen zoveel mogelijk te vermijden of de leerling hier goed op voor te bereiden door vooraf stap voor stap de nieuwe situatie te bespreken.
een eenduidige strategie te gebruiken bij het maken van taken en deze vaak te herhalen. de leerling extra tijd te geven voor het lezen van bepaalde taken en bij toetsen, zodat de kans op succeservaringen toeneemt.
De berenaanpak De berenaanpak van Kaat Timmerman (Timmerman & Van der Schoot, 2000) is goed te gebruiken bij leerlingen met NLD omdat dit zich richt op de visueel-ruimtelijke stoornissen en het stapsgewijs werken. Het is een aanpak waarin stapsgewijs vier fasen worden doorlopen om tot een gestructureerde, correcte uitvoering van een activiteit te komen. De tekeningen die deze fasen begeleiden in de originele versie zijn echter gericht op het jonge kind (tekeningen van een beer). Daarom zijn de tekeningen aangepast aan de leeftijdscategorie van de leerlingen van het OPDC. Doel van de aanpak De leerling kan een activiteit overzien en voor het beginnen vertellen hoe hij de activiteit gaat uitvoeren (in de verschillende fasen). De leerling kan de activiteit stapsgewijs door middel van de fasen in de juiste handelingsvolgorde uitvoeren. Introductie Wanneer deze aanpak voor het eerst wordt gehanteerd, gaat er een korte introductie vooraf aan de activiteit. Vertel de leerling wat voor activiteit er uitgevoerd gaat worden. Daarna loop je met de leerling aan de hand van de plaatjes de verschillende fasen van de aanpak door en vertel je per aanpak wat er mee bedoeld wordt. Als dit duidelijk is, laat je de leerling beginnen met de eerste fase. Laat het papier met de afbeeldingen van de verschillende fasen gedurende de hele activiteit bij de leerling liggen. Fase 1: analysen van het probleem. Dit is de fase waarin de leerling de opdracht hoort of leest. De leerling zich zelf de vraag ‘Wat moet ik doen?’. Wat voor product moet ik maken en hoe ziet dat er precies uit. Wanneer een leerling een voorbeeld heeft, is het makkelijker om zich een beeld te vormen van het te maken product. Fase 2: Nadenken over een oplossingsstrategie. In deze fase staat de leerling stil bij de oplossingsmethode, nog voor het daadwerkelijk aan de slag gaat. De leerling zich de vraag ‘Hoe ga ik het doen?’. Hierbij denkt hij na over de stappen die hij moet nemen om tot het product te komen en maakt hij een stappenplan. Dit kan in gedachten gebeuren of op papier. Wanneer deze aanpak voor het eerst wordt doorlopen is het handig om dit stappenplan op papier te zetten om het overzicht te houden. Fase 3: uitvoeren van de oplossingsstrategie (stappenplan) Deze fase is de uitvoeringsfase. De leerling voert de activiteit stap voor stap uit aan de hand van het in fase 2 bedachte plan. Wanneer je de
leerling begeleidt bij het uitvoeren van de taak, let er dan op dat de leerling de stappen blijft volgen en niet tijdens het uitvoeren van de activiteit de stappen door elkaar doet of vergeet. Fase 4: evalueren van de taakuitvoering Nadat de activiteit is voltooid, wordt deze geëvalueerd. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende punten: - is de activiteit naar tevredenheid uitgevoerd - is het product geworden zoals het voorbeeld - is het stappenplan correct gevolgd - zijn er dingen die volgende keer anders zouden moeten of kunnen. Zo kunnen er, indien nodig, aandachtspunten voor de volgende keer geformuleerd worden. Op de volgende pagina staat de visuele ondersteuning van deze aanpak weergegeven. Daarna volgt er een schema met de visuele ondersteuning. Dit schema kan gebruikt worden bij activiteiten, waarbij de leerling het schema per fase dient in te vullen.
Fase 1: ‘Wat moet ik doen?’
Fase 2: ‘Hoe ga ik het doen? Ik maak een plan.’
Fase 3: ‘Ik doe mijn werk’
Fase 4: ‘Ik kijk na: wat vind ik ervan?’
Vul het schema in.
Fase 1: ‘Wat moet ik doen?’
Fase 2: ‘Hoe ga ik het doen? Ik maak een plan.’
Fase 3: ‘Ik doe mijn werk’
Fase 4: ‘Ik kijk na: wat vind ik ervan?’ Relevant spelmateriaal voor de probleemoplossende vaardigheden
Titanic Titanic is een spel dat beroep doet op het probleemoplossend vermogen. Door middel van 48 verschillende opdrachten dient de leerling de juiste oplossing te verzinnen en te kiezen. De Titanic is gezonken en overal in het water liggen drenkelingen. In dit logische denkspel is het de taak aan de leerling om iedereen in de reddingsboten te krijgen. De leerling moet de reddingsactie coördineren en iedereen redden die zich in het water bevindt. Maar opgelet! Telkens als iemand in een reddingsboot kan klimmen zal hij dat ook doen. Zelfs als je het niet wilt. Let dus goed op dat je de goede volgorde kiest. Dit spel is te koop in de winkel. Anti-virus Anti-virus is een spel waarbij de leerling de rode viruscellen van het speelbord moet verdrijven. Het is een spel met vele mogelijkheden. De puzzelstukken kunnen diagonaal en in groepen worden verschoven. In het bijgeleverde boekje staan 60 verschillende uitdagingen en opdrachten verdeeld over 5 moeilijkheidsgraden. Dit spel is te koop in de winkel en online te koop op www.puzzlingworld.nl. Road Block Road Block is een logisch denkspel waarbij de leerling de rode auto moet blokkeren en moet voorkomen dat het kan ontsnappen. Het spel bestaat uit 60 missies, gevarieerd in moeilijkheidsgraad. Het spel doet een beroep op het probleemoplossend vermogen, logica en ruimtelijk inzicht. Dit spel is te koop in de winkel en online te koop op www.denkspellen.nl. Metroville Metroville is een spel waarbij de leerling de metro moet laten rijden. Dit wordt gedaan door de sporen in de juiste stand te draaien. Het spel doet een beroep op het probleemoplossend vermogen en kan alleen gespeeld worden. Dit spel is te koop in de winkel en online te koop op www.jolie-spellen.nl. De betoverde doolhof Het doel van het spel is om zo snel mogelijk al je schatten gevonden te hebben. Deze schatten kun je pakken door de doolhof te verschuiven. Hierbij wordt er een beroep gedaan op het probleemoplossend vermogen. Het spel is in de speelgoedwinkel te koop.
Rivercrossing Het doel van het spel is om met drie planken de overkant van de rivier te bereiken. De punten geven aan waar de planken op kunnen rusten. Dit spel is te koop in de winkel en online te koop op www.besteleenspel.nl. Dit spel is ook online te spelen op http://www.puzzles.com/rivercrossing/play.htm. Rush hour Het doel van het spel is om te zorgen dat je als snelste de file uit bent. Je mag alleen vooruit of achteruit. Dit spel is te koop in de winkel en online te koop op www.besteleenspel.nl en is ook online te spelen op http://nl.t45ol.com/spel/1916/rush-hour.html. Sudoku Het doel van sudoku is om in alle vierkantjes van drie bij drie hokjes de cijfers 1 tot en met 9 in te vullen. Daarnaast moeten ook in de rijen van links naar rechts en in de rijen van boven naar beneden de cijfers 1 tot en met 9 geschreven worden. De cijfers mogen niet twee keer in een rij of vierkantje voorkomen. Er zijn diverse puzzelboekjes met Sudoku puzzels te koop. Sudoku is ook online te spelen op http://www.sudokuspelen.nl/. Op http://www.voorbeginners.info/sudoku-puzzels/ kan de sudoku uitgeprint worden.
Oefeningen gericht op de probleemoplossend vaardigheden Het probleemoplossend vermogen bij leerlingen met NLD is beperkt. Leerlingen hebben de neiging om nieuwe situaties te vermijden met als gevolg dat ze blijven hangen in bekende situaties. Toch is het belangrijk om het probleemoplossend vermogen te stimuleren, de leerlingen komen dit dikwijls tegen in het dagelijks leven en zeker ook in de toekomst. In deze werkmap zijn een aantal oefeningen toegevoegd. Deze oefeningen doen een beroep op het probleemoplossend vermogen. Daarnaast zijn er ook diverse leuke spelletjes op internet te spelen die het probleemoplossend vermogen stimuleren. Aanraders op het internet: Solitair games Het spel maakt gebruik van diverse hersenkrakers die de concentratie en het probleemoplossend vermogen stimuleren. Het spel is op http://www.sheeparcade.com/download-games/cardsolitaire-games/brain-games:-solitaire/nl gratis te downloaden of online te spelen.
De betoverde doolhof Het doel van het spel is om zo snel mogelijk al je schatten gevonden te hebben. Deze schatten kun je pakken door de doolhof te verschuiven. Hierbij wordt er een beroep gedaan op het probleemoplossend vermogen. Het spel is online te spelen op http://www.spelle.nl/Denk/1997/Betoverde_Doolhof.html. Op http://www.prikstok.nl/index.php?go=keywords&word=doolhof zijn diverse varianten op de doolhof te spelen. De doolhof doet een beroep op de visuele waarneming, maar ook op het probleemoplossend vermogen.
Puzzel 1: Hoeveel oplossingen zie je? In het schema hieronder staan allemaal getallen. Deze getallen kunnen allemaal sommetjes vormen. Zoals je al ziet zijn er al twee voorgedaan. Kun jij er nog meer vinden?
Puzzel 2: Het magische vierkant Gebruik de cijfers 1, 2, 3, 4, 5, 6, en 7 om het schema hieronder in te vullen. Als je alle cijfers in de rijen naar rechts moeten bij elkaar opgeteld 15 zijn. Dit geldt ook voor de cijfers in de rijen naar beneden. Om je een beetje op weg te helpen zijn de 8 en de 9 al ingevuld.
8
9
Puzzel 3: Cijferpuzzel Hieronder staat een diagram waar al cijfers ingevuld zijn. Onder het diagram staan nog meer getallen. Deze getallen kunnen op één manier ingevuld worden in het diagram. Door goed te kijken naar de plek van de cijfers en de grootte van de getallen, kan het diagram ingevuld worden.
1
1
6
7
9 6 0
10 37 59 67 83 89 90 99
124 143 305 331 479 516 518 715 738 746 859 960
1167 9204 9564
Raadsel 1: Hofdames Schrijf onder elke hofdame de naam.
Victoria, Theresa en Isabella stappen in dezelfde richting. Theresa en Antoinette hebben een parasol. Victoria en Franscisca hebben een waaier.
Raadsel 2: Huizenruil
De huizen van Ken en Dirk zien er precies hetzelfde uit. Ken woont niet tussen twee meisjes. Het huis van Lara heeft twee ramen aan de voorkant. Ilse woont tussen Dirk en Maureen. Welk huis is van Ken? Welk huis is van Dirk? Welk huis is van Ilse? Welk huis is van Maureen? Welk huis is van Lara?
Raadsel 3: Internetsurfers Mohammed, Tom, Sara en Britt surfen graag op Internet. Hoeveel uren per week mogen ze van hun ouders op het internet surfen? Welke site is hun favoriete website? Ze surfen allemaal een verschillend aantal uren. Schrijf in de tabel + voor een juist gegeven, een – voor een foutief gegeven.
Mohammed mag langer dan Tom ( dus Mohammed surft zeker niet 2 uur en Tom zeker niet 7 uur) Sara, een echte fan van Kid City, surft even lang als Tom en Mohammed samen. Britt zit elk weekend 7 uur in de dierenhoek van BelgiumCompass. Mohammed besteedt zijn 3 uur aan Bonusspelletjes. Dierenvriend Tom surft geregeld naar de website van WWF.
Raadsel 4: Kiek je kat Aan de muur hangen de 5 winnende foto’s van de toverwedstrijd ‘Kiek je kat’. Schrijf de naam van de fotograaf en de naam van de kat in de tabel.
De 5de prijs is niet voor Wim. De 4de prijs is voor Katja. De kat Dokus was goed voor de 2de prijs. Poespas is de kat van Gertie, die niet de 3de prijs won. De foto van Bollewol hangt links van de foto die Maaike maakte. Wims kat heet Roetsj. Dokus is de kat van Maaike. Korneel is niet de kat van Steven. Prijs Fotograaf 1ste 2de 3de 4de 5de
Kat
Raadsel 5: Lastige buren Drie gezinnen wonen in een domein met drie poorten. Ze willen een verharde weg aanleggen van hun poort naar hun huis. Maar omdat ze elkaar niet kunnen uitstaan, willen ze niet dat hun wegen elkaar kruisen. Hoe moeten de drie wegen lopen? TIP: Begin met huis 2 te verbinden met poort 2.
Raadsel 6: Spoken Bob, Pieter, Jan, Bas en Stan slapen bij elkaar op de kamer. ’s Nachts ziet één van de jongens een spook, maar de andere jongens slapen al. Hoe heet de jongen die het spook ziet?
Bob is nog wakker als Pieter al lang ligt te dromen. Jan valt in slaap voor Bas en Stan. Stan valt in slaap voor Bas en Bob ligt al te ronken als Jan nog moet inslapen.
Raadsel 7: Huisdieren De hond van Tom is ouder dan zijn kat. De kat is jonger dan de hamster De hamster is die ouder is dan de hond. Welk dier is het oudst?
Raadsel 8: Plakkers Dit zijn de 7 medewerkers van de firma Publiplak. Wie van de medewerkers is Jef?
Max staat naast Lode. Frits staat tussen Ron en Max. Ron staat in het midden. Daan staat niet naast Sam. Aan de linkerkant van Lode staat niemand. Sam heeft slechts één buurman.
Raadsel 9: Poezen en katers Haal de katers eruit! Je weet het volgende:
Alle gestreepte katten zijn katers, behalve als ze witte sokjes hebben. Alle zwarte katten zijn poezen, behalve als ze een halsbandje dragen. Alle grijze katten zijn katers als ze een witte staartpunt hebben en poezen als ze een zwarte staartpunt hebben.
Raadsel 10: Bloemenpuzzel In dit rooster moeten bloemen met hetzelfde cijfer verbonden worden door een lijn. Van 1 tot 1 moet de lijn door 1 vakje gaan, van 2 tot 2 moet de lijn door 2 vakjes gaan, enzovoort. Er zijn 2 regels: De lijnen kunnen alleen horizontaal en verticaal gaan, dus nooit schuin. De lijnen mogen elkaar nooit kruisen. TIP: Als alle lijnen er staan, is er geen enkel leeg vakje meer
Raadsel 11: Toeters en bellen Hoeveel is elke toeter en bel waard? Je kunt kiezen uit de cijfers 1, 2, 3, 4 en 5. Tip: Begin bij de tweede som, deze weet je zeker. Schijf de cijfers onder de toeters en bellen, als je weet welke waarden deze heeft.
Raadsel 12: Computercijfers Elk pictogram stelt een ander cijfer voor. Je kunt kiezen tussen 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Naast elke rij en onder elke kolom staat telkens het antwoord als je alle cijfers uit de rij of kolom bij elkaar optelt. Weet jij welke waarde elk teken heeft? Tip: Begin bij de rij waar de uitkomst 7 is. Daarna kan je de kolom waarvan de uitkomst 10 is uitzoeken.
Raadsel 13: Vissen Zowel bij de witte als bij de zwarte vis zie je 10 luchtbellen, maar ze vormen een ander patroon. Welk 3 luchtbellen van de zwarte vis moet je verschuiven om hetzelfde patroon te krijgen als dat van de witte vis?
Raadsel 14: Harten en ruiten Hoeveel is het hartje waard? Hoeveel is het ruitje waard?
Raadsel 15: Chinese rijst Meneer Lung moet 3 kg rijst afwegen, maar hij heeft geen weegschaal. Hij heeft wel een vol vaatje rijst van 5 kg en één van 2 kg. Verder heeft hij ook nog een leeg vaatje waarin 4 kg rijst gaat. Hoe moet Lung te werk gaan om zijn zak met 3 kg rijst te vullen?
Raadsel 16: De omheining Een schaapherder heeft met 8 hekken een omheining gebouwd voor zijn 10 schapen. Op een dag koopt hij er 10 schapen extra bij. Het veld moet dus dubbel zo groot worden. Dat lukt hem als hij nog 2 hekkens koopt. Hoe ziet het uiteindelijke veld eruit? Zo zag het veld eruit voor 10 schapen.
Raadsel 17: Doolhofjacht De slangen mogen alleen op de vakjes komen met een getal dat deelbaar is door 4. Ze kunnen alleen maar horizontaal en verticaal kruipen, dus niet schuin. Welke slang komt er bij de muis?
Raadsel 18: Drie chinezen De Chinezen hieronder hebben de namen Huang, Li en Tsjoe. Maar de namen die erbij staan zijn niet goed. Kun jij bedenken welke naam bij welke Chinees hoort? Hier nog enkele aanwijzingen: Tsjoe liegt nooit Huang liegt soms Li liegt altijd Tip: Bedenk eerst wie Tsjoe is, hij spreekt altijd de waarheid.
Raadsel 19: Geef ze een nest Elke vogel moet een nest krijgen. Er zijn wel enkele voorwaarden: Het nest moet zich vlak naast, onder of boven de vogel bevinden, maar het mag niet schuin boven of onder hem zijn. De cijfers buiten het rooster geven aan hoeveel nesten zich in elke rij of kolom bevinden. De nesten mogen elkaar niet raken, ook niet diagonaal. Tip: Zet een streepje in de vakjes waar zich geen nest kan bevinden. Er zijn al enkele streepjes voor jou gezet.
Oplossingen puzzels en raadsels Puzzel 1: Waar een X-teken staat kan ook een :-teken staan. Waar een +-teken staat, kan ook een –teken staan.
Puzzel 2: 6
1
8
2
9
4
7
5
3
Puzzel 3:
Raadsel 1: Hofdames Van links naar rechts: Antoinette, Victoria, Isabella, Theresa en Francisca Raadsel 2: Huizenruil a) Ken b) Lara c) Dirk d) Ilse Raadsel 3: Internetsurfers Mohammed: 3 uur Bonus Tom: 2 uur Panda Sara: 5 uur Kid City Britt: 7 uur Belgium-Compass Raadsel 4: Kiek je kat Prijs 1ste 2de 3de 4de 5de
Fotograaf Steven Maaike Wim Katja Gertie
Kat Bollewol Dokus Roetsj Korneel Poespas
Raadsel 5: Lastige buren
Raadsel 6: Spoken Bas ziet het spook Raadsel 7: Huisdieren De hamster. Raadsel 8: Plakkers Van links naar rechts: Lode, Max, Frits, Ron, Daan, Jef, Sam Raadsel 9: Poezen en katers De katers zijn nummers: 4, 5, 8, 10, 12. Raadsel 10: Bloempuzzel
Raadsel 11: Toeters en Bellen
Raadsel 12: Computercijfers
Raadsel 13: Vissen
Raadsel 14: Harten en Ruiten De ruit is 2 waard en het hartje 4
Raadsel 15: Chinese rijst Lung giet de rijst uit het vat van 2 kg in het lege vat van 4 kg. Daarna schept hij 2 kg uit het vat van 5 kg. Daar blijft nog 3 kg rijst over. Raadsel 16: Omheining
Raadsel 17: Doolhofjacht
Raadsel 18: Drie Chinezen Tsjoe spreekt de waarheid, dus hij kan niet rechts staan en ook niet in het midden. Tsjoe staat dus links. Omdat Tsjoe de waarheid zegt, staat Li in het midden en Huang rechts
Raadsel 19: Geef ze een nest De nesten van de vogels moeten komen op de vakjes waar een kruisje bijstaat.
Sudoku Puzzel 1
Puzzel 2
Puzzel 3
Puzzel 4
Puzzel 5
Puzzel 6
Puzzel 7
Puzzel 8
Puzzel 9
Oplossing puzzel 1 puzzel 3
Oplossing puzzel 2
Oplossing
Oplossing puzzel 4 puzzel 6
Oplossing puzzel 5
Oplossing
Oplossing puzzel 7 puzzel 9
Oplossing puzzel 8
Oplossing
Plannings- en organisatievaardigheden
Inhoud: Aanbevelingen gericht op de plannings- en organisatievaardigheden Methode ‘een persoonlijke denk- en leerstijl’ van Kaat Timmerman Tips en schema’s voor het maken van een planning Oefening voor het agendagebruik
Aanbevelingen gericht op de plannings- en organisatievaardigheden Huiswerk en agendagebruik De leerling kan moeite hebben met de planning en de organisatie van hun (huis)werk. Dit kan komen door een verminderd vermogen om abstract te denken en problemen op te lossen. Hierdoor is het gebruik van de agenda een belangrijk probleem dat de leerling tegen kan komen in de middelbare school periode (Broekmans & Jacobs, 2008). Daarnaast kan ook verstoord tijdsbesef een rol spelen bij het niet goed kunnen plannen van het (huis)werk. Huiswerk en toetsen kunnen het beste voor aanvang van de les opgegeven worden. Dan is het nog rustig en is er geen chaos van de bel en de wisseling van de lokalen. Het is voor de leerling zeer moeilijk om in een drukke omgeving huiswerk snel en correct te noteren (Broekmans & Jacobs, 2008). De leerling kan grote moeite hebben met luisteren en schrijven tegelijkertijd. Wanneer het huiswerk wordt opgegeven terwijl de leerling nog bezig is met het maken van opdrachten pikt hij dit niet op. Dit kan als resultaat hebben dat de leerling het huiswerk niet heeft opgeschreven. Het is aan te bevelen... het huiswerk op een vast tijdstip in de les op te geven en dit zowel verbaal als geschreven op het bord op te geven. de agenda van de leerling voor het einde van de les te controleren totdat hij weet hoe hij met een agenda kan werken.
Planning en organisatie Een belangrijk aspect voor het goed kunnen plannen van het (huis)werk, is het vermogen om het huiswerk in kleinere delen te verdelen (Dons, 2008). Het is belangrijk samen met de leerling het huiswerk te bespreken en tips te geven hoe hij het huiswerk zou kunnen aanpakken. Het is van belang dat het duidelijk is wat er van de leerling verwacht wordt. Daarnaast kan de leerling de kleine delen huiswerk gebruiken voor het inplannen van het werk. Hierbij er gebruik gemaakt worden van een schema waar de vaste activiteiten, zoals sport en muziek al in genoteerd staan (Fox, 2007). Door het schema wordt overzichtelijker wanneer de leerling tijd heeft om aan zijn huiswerk te werken. Het is belangrijk om in eerste instantie samen met de leerling de planning te maken. Hierbij dient stil gestaan te worden bij de inschatting van de tijd die gemaakt is voor elke opdracht. Wanneer het samen maken van de planning goed verloopt, kan toegewerkt worden naar het zelfstandig
plannen van het huiswerk. Deze planning wordt dan nog wel met de leerling besproken. Daarnaast is ook het reflecteren op de gemaakte planning zinvol. Door te reflecteren kan de leerling leren van zijn fouten. Dit reflecteren kost veel tijd en energie en dient veel herhaald te worden (Dons, 2008). Het is aan te bevelen... het huiswerk samen met de leerling te bespreken en tips te geven hoe hij het huiswerk zou kunnen aanpakken. de leerling een planning te laten maken in een schema waar alle vaste activiteiten al in vermeld staan (bijvoorbeeld sport). de planning die de leerling gemaakt heeft te bespreken, waarbij dieper wordt ingegaan op de inschatting van de tijd. de planning die de leerling heeft gemaakt na afloop te evalueren en erop te reflecteren.
Organisatie schoolboeken en schriften De leerling kan vaak zijn spullen niet vinden en niet goed ordenen door zijn ruimtelijke problemen en beperkte organisatievermogen. Een compensatiemiddel om de leerling te helpen bij het ordenen van zijn schoolspullen, is het stickeren van de boeken of schriften met verschillende kleuren stickers. Dit kan ook door boeken in verschillende kleuren te kaften en schriften met bijpassende kleuren te gebruiken (Broekmans & Jacobs, 2008). Hierdoor heeft de leerling meer overzicht en kan hij gerichter zoeken naar bepaalde boeken en schriften. Het is aan te bevelen... de leerling of zijn ouders de tip te geven om zijn/haar boeken en schriften te voorzien van kleurenstickers of gekleurde kaften als ondersteuning bij het organiseren van het werk en de materialen.
Methode ‘een persoonlijke denk- en leerstijl’ van Kaat Timmerman De methode ‘Een persoonlijke denk- en leerstijl’ is gebaseerd op de berenaanpak van Meichenbaum. De methode is gericht op de leeftijd 10 tot en met 14 jaar. De Berenaanpak is dan niet echt meer toereikend, de opdrachten worden veel complexer waardoor de berenaanpak niet de gehele lading omvat. De methode maakt gebruik van vier fasen: Fase 1. Verkennen Fase 2. Verwerken Fase 3. Uitvoeren – Inprenten Fase 4. Controleren Hieronder volgt er eerst een uitwerking van de fasen voor het maken van een opdracht. Daarna volgt de uitwerking van de fasen voor het aanpakken van de leerstof. De visuele ondersteuning van deze fasen is te vinden na de uitleg van de diverse fasen. Maken van een opdracht Fase 1: VERKENNEN OPDRACHT Wat moet ik doen? In fase 1 wordt de opdracht verkend. Dit heeft verschillende bedoelingen: - Het remt impulsiviteit af. - Het laat toe alles al eens vluchtig gezien te hebben. - Het geeft een eerste indruk over de moeilijkheidsgraad. - Het kan geruststellend werken. - Het laat toe te herkennen. - Er is minder kans op ‘iets over het hoofd zien’. Het verkennen van een opdracht bestaat uit vier stappen: 1. Het verkennen van het blad Door het verkennen van het blad wordt er gekomen tot een grotere indeling van een doorsnee-opdracht; een instructie, eventueel een afbeelding en een plaats om antwoord te geven. Soms staat er boven de opdracht nog een titel, die af kan wijken van de opdracht. 2. Het herkennen van verschillende soorten opdrachten Sommige kinderen willen meteen starten met de opdracht. Toch is het goed eerst te gaan bekijken wat voor soort opdracht het is. Er zijn verschillende soorten opdrachten: - Een geschreven instructie met een duidelijke vraagstelling en duidelijke aanwijzingen
- Een geschreven instructie die te vaag en onduidelijk is. - Geen geschreven instructie, maar door aanwijzingen is er voldoende duidelijk. - Geen geschreven instructie en geen duidelijke opdracht. 3. Nauwkeurig lezen van de opdracht Er zijn verschillende aandachtspunten bij het lezen van de opdracht: - Hoeveel deelopdrachten tellen we? - Welke belangrijke woordjes geven een aanwijzing? - Volledig en nauwkeurig lezen. - Begrijp ik wat ik moet doen? Het is noodzakelijk voor sommige leerlingen om stil te staan bij het aantal deelopdrachten. Zij werken te impulsief en vergeten steeds deeltjes van de vraag uit te voeren. Bij het tellen van de deelopdrachten gaat het vaak om werkwoorden; onderstreep, noem, tel, et cetera. Soms geeft één werkwoord verschillende opdrachten aan; kleur het water blauw en kleur het gebergte bruin. 4. Letten op de vraagstelling Hierdoor leren de leerlingen zich te richten op bepaalde woorden in de instructie en wat hierop de antwoorden kunnen zijn. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het woordje ‘wie’ in de vraag, waarop geantwoord moet worden door een persoon of een aantal personen te noemen. 5. Tips voor het lezen van opdrachten - Lees de opdracht twee keer. - Kijk of je meer dan één ding moet doen. - Let op kleine woordjes zoals ‘niet’, ‘twee’, ‘of’, ‘en’, et cetera. - Probeer al een beeld te vormen van wat er bedoeld wordt. - Lees de opdracht eerst volledig en daarna in kleine stukjes. - Duid belangrijke kernwoorden aan. - Kijk goed of je in de opdracht misschien een aanwijzing vindt die kan helpen bij het begrijpen van wat je moet doen. Fase 2: VERWERKEN OPDRACHT Hoe ga ik dat doen? Deze fase bouwt verder op de punten die in fase 1 zijn gevonden. Het verwerken van de opdracht bestaat uit twee stappen. 1. Het herkennen van de opdracht en de oplossingsstrategieën In deze fase van het uitvoeren van de opdracht gaat de leerling in zijn geheugen graven naar aangeleerde strategieën. Daarbij vraagt de
leerling zich af of de strategie bruikbaar is en niet te omslachtig is. Dit zal voor de leerling met NLD een moeilijke stap zijn. De leerling dient hierbij goed begeleidt te worden door de docent. Deze stap kan ook klassikaal besproken worden.
2. Oplossingsstrategieën zelf bedenken Voor het oplossen van onbekende opdrachten moet de leerling leren dat er voor elke nieuwe opdracht een strategie mogelijk is en dat je een beginpunt kunt vinden. Dit is voor een leerling met NLD lastig, ook hier dient de leerling goed begeleidt te worden bij het vinden van een beginpunt en het verzinnen van een strategie. Fase 3: UITVOEREN OPDRACHT Ik doe mijn werk In deze fase komt de uitvoering van de opdracht aan bod. Voorafgaand aan fase 3 dienen eerst fase 1 en 2 doorlopen te zijn. Fase 4: CONTROLEREN Ik kijk mijn werk na In de laatste fase wordt bekeken of de gevonden oplossing wel overeenkomt met het antwoord dat bedoeld wordt. Leerlingen hebben vaak een stappenplan nodig, omdat ze anders te oppervlakkig hun werk controleren. Dit stappenplan kan er als volgt uit zien: Komt het antwoord overeen met de vraag? - Ik lees de vraag opnieuw en controleer of mijn oplossing wel een antwoord kan zijn op de vraag. - Welk soort antwoord wordt er gevraagd (wie, waarom, waar, …)? - Ik lees de opdracht met de klemtoon op kleine, belangrijke woordjes en ik controleer die in mijn antwoord. Heb ik alles uitgevoerd? Hierbij wordt gecontroleerd naar: - Het aantal deelopdrachten. - Visuele kenmerken en aanwijzingen die aangeven wat de opdracht is. Heb ik de goede oplossingsmanier gebruikt? - Was de oplossingsmanier bekend: controle van die manier. - Indien onbekende aanpak: controle van het opgestelde stappen/werkplan. Leerlingen zien vaak op tegen deze fase omdat ze ervan uitgaan dat de hele oplossingswijze opnieuw moet worden doorlopen. Dit is niet altijd noodzakelijk. In de begeleiding al met de leerling naar verschillende mogelijkheden moeten worden gezocht.
Aanpakken van de leerstof Fase 1: VERKENNEN LEERSTOF Wat moet ik doen? In fase 1 wordt de leerstof verkend. Dit heeft verschillende bedoelingen: - Het remt impulsiviteit af. - Het laat toe alles al eens vluchtig gezien te hebben. - Het geeft een eerste indruk over de moeilijkheidsgraad. - Het kan geruststellend werken. - Het laat toe te herkennen. - Er is minder kans op ‘iets over het hoofd zien’. Het verkennen van de leerstof bestaat uit drie stappen: 1. Het verkennen van wat er geleerd moet worden Door leerlingen hun leerstof te laten verkennen, worden ze geconfronteerd met wat de leerstof inhoudt. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn: - Wat is de titel van het hoofdstuk? - Zijn er ondertitels? - Heeft de titel een nummer? - Hoeveel bladzijden heeft het hoofdstuk? - Zijn er tabellen of afbeeldingen? - Zijn er woorden schuin, vet of onderstreept? - Lijkt het hoofdstuk je moeilijk te leren? - Denk je dat je veel tijd moet besteden om het te leren? 2. Oefenen van het verkennen op verschillende leervakken Het verkennen van de leerstof kan gebruikt gemaakt worden van vooraf opgestelde schema’s. Hierop moeten zij het vak, het hoofdstuk, het aantal ondertitels, de structuur, het aantal bladzijden en de eerste indruk vermelden. Het schema dat hierbij te gebruiken is, is te vinden achter de beschrijving van de verschillende fasen. 3. Inventarisatie van de leerstof Het goed inventariseren van de leerstof heeft als doel: - Precies weten wat je moet kennen. - Delen aanduiden die niet geleerd hoeven worden. - Het juiste aantal bladzijden overhouden. - Vooruit plannen van de voorbereiding en een juiste inschatting van de benodigde tijdsinvestering. - Aanduiden wat je al kent en wat nog niet. - Kans om uitleg te vragen over stukken die nog onduidelijk of moeilijk zijn.
Fase 2: VERWERKEN LEERSTOF Hoe ga ik dat doen? Bij het leren van de leerstof speelt deze fase een zeer belangrijke rol. Hierbij speelt de persoonlijke leerstijl een rol. Toch is het zinvol dat leerlingen verschillende manieren van leerstof verwerken leren kennen en uitvoeren. Het verwerken van de leerstof bestaat uit vijf stappen. 1. Kernwoorden aanduiden Een kernwoord moet opvallen en een deel van de tekst omvatten. Het kernwoord moet de gehele inhoud van de paragraaf omvatten. 2. Van kernwoorden naar een samenvatting Wanneer een leerling kernwoorden kan aanduiden en ondertitels kan bedenken, wordt de tekst overzichtelijker. Deze structuur dient dan als kapstok bij het leren. Dit kan in de vorm van zinnen zijn, maar ook in de vorm van schema’s. 3. Van kernwoorden naar schema’s Leerlingen die gebruik maken van schema’s hebben een visueelruimtelijke voorkeur. Dit is bij de leerling met NLD echter niet het geval waardoor het werken met schema’s niet het gewenste resultaat zal hebben. Voor de volledigheid wordt deze stap hier toch behandeld. Er zijn verschillende soorten schema’s: - Een strak, rechtlijnig schema; met hokjes en pijltjes, dat vertrekt van één kernwoord en zich verder vertakt. - Een takkenschema; er wordt vertrokken van een geheel en maakt verder vertakkingen. - Het spinschema; het schema is gebaseerd op mindmapping. Er worden delen rondom een hoofdtitel geschreven. 4. Van kernwoorden naar een tabel Deze methode is voor leerlingen met een visueel-ruimtelijke voorkeur de meest duidelijke en kortste manier om overzicht te krijgen. Dit zal echter niet goed werken bij de leerling met NLD. Om toch een volledig beeld te vormen van de methode, wordt dit toch behandeld. Een tabel kan gebruikt worden wanneer er in de leerstof dezelfde elementen een aantal keren terugkomen en vergeleken wordt met andere elementen. Niet alle teksten kunnen ondergebracht worden in tabellen. 5. Een keuze maken Nadat de leerling de verschillende verwerkingsvormen heeft geleerd
toe te passen, zal aandacht besteed worden aan de keuze voor een bepaalde verwerkingsvorm. Dit is afhankelijk van de persoonlijke voorkeur, maar ook van de aard van de leerstof. De leerling met NLD zal voornamelijk de talige verwerkingsvorm kiezen. Fase 3: INPRENTEN LEERSTOF Ik doe mijn werk De wijze waarop leerlingen inprenten is verschillend per persoon. Ook is het afhankelijk van de aard van de leerstof. Er kan een verschillend resultaat zijn afhankelijk van het tijdstip waarop de ingeprente stof gereproduceerd moet kunnen worden. Het inprenten van de leerstof bestaat uit drie onderdelen. 1. De eigen leerstijl Er zijn leerlingen die erg talig ingesteld zijn, zoals leerlingen met NLD. Andere leerlingen zijn juist erg visueel-ruimtelijk ingesteld. Afhankelijk van de voorkeur wordt er bijvoorbeeld voor hardop leren gekozen. De voorkeur heeft ook invloed op de inprenting van de leerstof. Hieronder staan twee leerstijlen beschreven. Deze leerstijlen zijn elkaars uiterste, in de werkelijkheid liggen de leerstijlen veel dichter bij elkaar. Inprentingstijl linker hemisfeer (van toepassing op de leerling met NLD) - Bij de tekst zelf blijven. - Structureren en kernwoorden aanduiden. - Verbale samenvattingen maken, puntsgewijs of met zinnen. - Studeert vervolgens de tekst het liefst hardop. - Studeert lezend en herhalend. - Praat steeds tegen zichzelf als ondersteuning, overhoort zichzelf mondeling. - Maakt liever geen tabellen of schema’s. - Zoekt naar trucjes die gebaseerd zijn op de betekenis van het woord. - Zal een reeks woorden onthouden door van de eerste letters een woord te maken. - Probeert een verhaal op te bouwen door de te leren tekst heen. - Zal bij het opzeggen van de leerstof gebaren maken die de inhoud begeleiden. Inprentingstijl rechter hemisfeer - Kan niet leren op een onbewerkte tekst. - Duidt structuren en kernwoorden aan om de tekst op te splitsen in kleinere onderdelen. - Verkort de tekst door schema’s te maken.
-
Herkent vlot de leerstof die in de tabel is gezet. Gebruikt verschillende lettertypes en kleurtjes. Studeert het liefst schriftelijk. Heeft vaak kladpapier bij zich. Zal eerder inprentingtrucjes zoeken die een ruimtelijke voorstelling hebben. Herkent de leerstof aan de vorm van het schema. Leert puntsgewijs.
2. Inprentingstrategieën Leerlingen leren vaak iets uit hun hoofd door veel te herhalen. Dit is een belangrijke strategie maar niet altijd voldoende toerijkend. Door leerinhouden met elkaar te verbinden maak je clusters die bij elkaar horen en kan je het vlotter inprenten. Bij het groeperen van inhouden kun je verschillende criteria hanteren: - Groeperen volgens inhoudelijke betekenis. - Groeperen volgens de uiterlijke vorm - Groeperen aan de hand van bepaalde letters of klanken die terugkomen of volgens woordlengte. 3. Toepassing op de leerstof Leerlingen generaliseren zelden uit zichzelf aangeleerde vaardigheden naar het dagelijkse (school)werk. Hierbij speelt de leerkracht een belangrijke rol. Het is belangrijk om te voorkeur van het leren met de leerling te bespreken. Ook is het belangrijk de aanpak te bespreken met de leerling. Fase 4: CONTROLEREN LEERSTOF Ik kijk mijn werk na In de laatste fase wordt bekeken of de leerstof goed beheerst wordt. De meest favoriete vormen van controle zijn: - Laten overhoren door een van de ouders. - Een stukje lezen en dan zonder te kijken uit het hoofd proberen op te zeggen. - Met een afdekblaadje een deel verstoppen en voor zichzelf het bijbehorende woord formuleren. - Boeken dicht doen en voor zichzelf de leerstof opzeggen of opschrijven.
Visuele aanpak van ‘een persoonlijke denk- en leerstijl’
Werkblad voor het verkennen van de leerstof Vak:
____________________________
Hoofdstuk:
____________________________
Aantal ondertitels: ____________________________
Aantal bladzijden: ____________________________
Eerste indruk: o o o o
Moeilijk te leren Gemakkelijk te leren Leuk Saai
Hoe lang duurt het om te leren? ___ keer lezen
Tips en schema’s voor het maken van een planning De hieronder beschreven stappen kunnen gebruikt worden bij het maken van een huiswerkplanning voor de korte termijn (1 dag). Stap 1: Stap 2: Stap 3: Stap 4:
Stap 5: Stap 6:
Stap 7:
Schrijf voor elke les het huiswerk duidelijk leesbaar in je agenda. Maak thuis een lijstje wat je allemaal moet doen voor school. Hierdoor krijg je overzicht. Streep de taken die je al gedaan heb door, deze hoef je niet meer op te nemen in de planning. Schrijf in het lijstje ook de zaken die niet met het huiswerk te maken hebben. Vergeet hierbij niet de sportclub waar je op zit, maar ook de verplichte familiebezoeken of afspraken met vrienden. Schat voor iedere taak de benodigde tijd in. Hier moet je goed over nadenken. De geschatte tijd schrijf je achter de taak. Maak een volgorde. Begin met de moeilijkste vakken en eindig met de leukste of de makkelijkste vakken. Schrap wat te veel is. De ene keer zal het je wel lukken om alles af te hebben en de andere keer niet. Schrap de zaken die het minst belangrijk zijn en schuif deze door naar de volgende planning (schrijf dit ook alvast op, zo kan je het niet vergeten). Bekijk na afloop je planning nogmaals en bedenk of je de tijd goed hebt ingeschat. Mocht dit niet het geval zijn, schrijf dan de gewerkte tijd achter de taak. Zo kan je regelmatigheden ontdekken, bijvoorbeeld dat je voor woordjes leren altijd te weinig tijd inschat en dat Nederlands sneller gaat dan je altijd denkt. Dit kan je erbij houden bij het maken van de volgende planning.
Stappenplan voor het maken van een planning op de lange termijn De hieronder beschreven stappen kunnen gebruikt worden bij het maken van een huiswerkplanning voor de lange termijn, bijvoorbeeld bij een project of in aanloop naar een proefwerkweek. Stap 1: Stap 2: Stap 3: Stap 4: Stap 5:
Stap 6:
Oriënteer je op de opdrachten. Zo krijg je overzicht van de leerstof. Maak van alle opdrachten een lijstje. Verdeel de opdrachten in hanteerbare onderdelen. Zo krijg je een beter overzicht en kun je daardoor beter plannen. Schat in hoeveel tijd het je gaat kosten, schrijf dit achter de (deel)taak. Schrijf in een weekoverzicht wat je wanneer wilt gaan doen. Hierbij kun je gebruik maken van het schema van Fox. Vergeet niet je andere dagelijkse huiswerk in te plannen in het weekoverzicht. Je kunt hiervoor tijd vrijhouden in het weekoverzicht of elke dag je planning aanpassen met het huiswerk dat je erbij hebt gekregen. Bekijk na afloop van de week of je alles op je planning gedaan hebt. Wanneer er taken zijn blijven staan, schrijf deze taken op voor de volgende week.
Tenslotte volgen hier nog enkele tips die je kunnen helpen bij het goed inplannen van je huiswerk.
Begin met het leren en maken van je huiswerk altijd op de dag dat je het hebt opgekregen. Dan ligt de uitleg van de leerstof nog vers in je geheugen. Je kunt het beste werken met twee of drie blokken per dag. Een blok is 45 minuten. Na elk blok neem je een korte pauze, je kunt bijvoorbeeld even naar buiten of wat eten en drinken. Alle repetities en SO’s plan je in het eerste (en tweede) blok. Je kunt het beste leerwerk en maakwerk afwisselen met elkaar. Na een week beoordeel je, hoe het ging. Je vraagt aan jezelf “wat ging er goed en wat ging er nog niet zo goed?” Als er iets nog niet zo goed ging bedenk je “wat ga je volgende week doen om het beter te laten lopen.”
Onderstaand schema (Fox, 2007) kan gebruikt worden voor het inplannen van het huiswerk. Hierin worden ook de vaste afspraken ingeschreven, zodat het voor de leerling met NLD ook duidelijk is wanneer hij/zij het beste aan zijn huiswerk kan zitten. Tijd
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
12.00-13.00 uur
School
School
School
School
Onderweg
13.00-13.30 uur
School
School
School
School
Pauze
13.30-14.00 uur
School
School
School
School
14.00-14.30 uur
School
School
School
School
14.30-15.00 uur
School
School
School
School
15.00-15.30 uur
Onderweg
Onderweg
Onderweg
Onderweg
15.30-16.00 uur
Pauze
Pauze
Pauze
Pauze
16.00-16.30 uur
16.30-17.00 uur 17.00-17.30 uur 17.30-18.00 uur 18.00-18.30 uur 18.30-19.00 uur 19.00-19.30 uur 19.30-20.00 uur 20.00-20.30 uur 20.30-21.00 uur 21.00-21.30 uur 21.30-22.00 uur
Het volgende schema (Peerlings, 2006) kan gebruikt worden bij het plannen van het huiswerk. Hierin worden ook de vaste afspraken ingeschreven, zodat het voor de leerling met NLD ook duidelijk is wanneer hij/zij het beste aan zijn huiswerk kan zitten. Maandag Activiteiten
Dinsdag Activiteiten
Woensdag Activiteiten
Donderdag Activiteiten
Vrijdag Activiteiten
Weekend Activiteiten
Maken
Maken
Maken
Maken
Maken
Maken
Studeren
Studeren
Studeren
Studeren
Studeren
Studeren
Niet vergeten
Niet vergeten
Niet vergeten
Niet vergeten
Niet vergeten
Niet vergeten
Het hieronder beschreven schema (Fox, 2007) kan gebruikt worden bij het plannen van een langlopende taak, bijvoorbeeld een werkstuk maken. Taak ___________________ Datum van opgave ___________________ Inleverdatum ___________________ Bijkomende opdrachten ___________________ Bijkomende opdrachten ___________________ Af te werken stappen
Wanneer
Opmerkingen
1. 2. 3. 4. 5. 6. Maandag Week 1 Week 2 Week 3
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Weekschema waar de leerling de taken in kan afvinken (Timmerman, 2001) Maandag o
Dinsdag o
Woensdag o
Donderdag o
Vrijdag o
Weekend o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Oefening voor het agendagebruik Doel oefening Doel van deze oefening is dat de leerlingen hun agenda leren kennen. Door eenvoudige zoekopdrachten te geven, leren de leerlingen de indeling van hun agenda kennen. De leerlingen leren door middel van deze oefening de betekenis van de datum en oefenen stapsgewijs het opzoeken van een datum in de agenda. De leerlingen noteren feesten en korte vakanties in hun agenda, eventueel met behulp van plaatjes. Benodigdheden Voor het uitvoeren van deze agendaoefening is nodig: Voor elke leerling een agenda. Deze agenda heeft een week op twee pagina’s. Voor elke leerling werkblad 1. Introductie De les start met een nadere verkenning van de agenda. Wat weten ze van de kalender? Laat de leerlingen de dag en de maand noemen van die dag. Kunnen ze dat opzoeken in de agenda? Begeleidt de leerlingen daar stap voor stap bij (het is bijvoorbeeld 5 september). Welke datum is het vandaag? Wat zoek ik eerst op? De dag of de maand? Waar vind ik de maand september in de agenda? Waar vind ik de 5e van de maand? Aan de slag Laat de leerlingen werkblad 1 maken. In principe maken ze het individueel, maar ze mogen hulp vragen aan de buurvrouw of –man. Ze onderstrepen regel voor regel de maand in de eerste kolom (zie werkblad 1). Daarna zoeken ze de maand op in hun agenda. Vervolgens zoeken ze de juiste dag. Hier schrijven ze de naam van het feest, vakantie of vrije dag op. Het is belangrijk dat de leerlingen zoveel mogelijk zelf zoeken en stimuleren elkaar te helpen. Er zijn mogelijkheden om de opdracht makkelijker en moeilijker te maken. De volgende aanpassingen maken de opdracht makkelijker: Neem samen de maanden door tot ze bij de juiste maand zijn, laat daarna pas de dag zoeken. Laat alleen de week waarin het feest valt zien en laat ze de dag aanwijzen en noteren welk feest het is. De volgende aanpassingen maken de opdracht moeilijker:
Laat de leerlingen op internet zoeken wanneer de feesten en vakanties zijn en deze te noteren in de agenda.
Afsluiting Bespreek de ervaringen met de leerlingen. Wat hebben ze geleerd? Kunnen ze dat zelf vertellen? Een vervolgopdracht kan zijn afspraken in een agenda zetten of opzoeken wanneer iets gebeurd is.
Werkblad 1 Zet een streep onder de maand in de eerste kolom. Zoek deze maand op in je agenda. Zoek daarna de genoemde dag op. Schrijf de naam van de gebeurtenis in je agenda op. Datum 25 en 26 december 2 april 4 en 5 april 13 mei 23 en 24 mei 14 februari 9 mei 20 juni 31 oktober 5 december 31 december 20 april 19, 20, 21, 22 en 23 oktober 22, 23, 24, 25 en 26 februari 30 april tot en met 7 mei 21 december tot en met 1 januari ___________________________ ___________________________ ___________________________ ___________________________ ___________________________ ___________________________ ___________________________ ___________________________ ___________________________
Naam wat je moet noteren Kerstmis Goede vrijdag Pasen Hemelvaartsdag Pinksteren Valentijnsdag Moederdag Vaderdag Halloween Sinterklaas Oudejaarsdag Koninginnedag Herfstvakantie Voorjaarsvakantie Meivakantie Kerstvakantie Je eigen verjaardag Verjaardag van je buurman/vrouw in de klas Verjaardag van je moeder en/of vader Verjaardag van je leerkracht Tentamenweek Studiedag Studiedag Studiedag Studiedag