Adviesrapport NLD op het OPDC Adviezen en praktische aanbevelingen over de omgang met leerlingen met NLD
Auteurs Arlette Roorda Ilse de Ruijter Senioradviseur Drs. R.M. Zinkstok In opdracht van: Orthopedagogisch Didactisch Centrum Noord-Kennemerland Bachelor opleiding Ergotherapie Amsterdam School for Health Professions Hogeschool van Amsterdam November 2009
Adviesrapport NLD op het OPDC
Adviesrapport NLD op het OPDC Adviezen en praktische aanbevelingen over de omgang met leerlingen met NLD In opdracht van het Orthopedagogisch Didactisch Centrum NoordKennemerland
Junioradviseurs: Arlette Roorda Ilse de Ruijter Senioradviseur: Drs. R.M. Zinkstok Opdrachtgever: Dhr. P. Bais Dhr. R. Zonneveld (contactpersoon) Projectperiode: 14 april 2009 – 6 november 2009
Trefwoorden: Nonverbal learning disability (NLD), ergotherapie, advies, leerstoornis
©2009 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs, de ASHP en het OPDC Noord-Kennemerland. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk is vermeld. Op de volgende wijze kunt u refereren aan het adviesrapport ‘NLD op het OPDC’: Roorda, A., Ruijter, E.J.C. & Zinkstok, R.M. (2009). Adviesrapport NLD op het OPDC: Adviezen en praktische
2
Adviesrapport NLD op het OPDC aanbevelingen over de omgang met leerlingen met NLD. Amsterdam: Amsterdam School for Health Professions.
3
Adviesrapport NLD op het OPDC
Voorwoord De diagnose Nonverbal Learning Disability (NLD) hoort menig docent regelmatig langskomen, maar wat kan je hiermee als docent en zorgteam in het onderwijs? Met dit adviesrapport hopen we antwoord te geven op deze vraag en praktische handvatten aan te reiken om de omgang met leerlingen met NLD op het OPDC te verbeteren. Het adviesrapport is een onderdeel van het afstudeerproject ‘NLD op het OPDC’. Dit project is uitgevoerd door twee studenten ergotherapie van de Hogeschool van Amsterdam en is gemaakt in opdracht van het Orthopedagogisch Didactisch Centrum (OPDC) Noord-Kennemerland. Onze dank gaat uit naar de medewerkers van het OPDC die ons hebben voorzien van waardevolle informatie voor het advies. Ook willen we graag Frank Ruiters, Nancy Eindhoven en haar zoon bedanken voor hun tijd en de informatie die zij ons hebben gegeven. Daarnaast willen we onze senioradviseur Ruth Zinkstok en onze opdrachtgever Rino Zonneveld bedanken voor hun supervisie, informatie en adviezen. Amsterdam, november 2009 Arlette Roorda en Ilse de Ruijter
4
Adviesrapport NLD op het OPDC
Inhoudsopgave Inleiding...............................................................................................................6 1. Advies ..............................................................................................................7 1.1 Advies op beleidstechnisch niveau ......................................................... 7 1.2 Advies op behandeltechnisch niveau..................................................... 8 1.2.1 Advies met betrekking tot de component ‘Person’........................8 1.2.2 Advies met betrekking tot de component ‘Environment’ .............9 1.2.3 Advies met betrekking tot de component ‘Occupation’..............9 2. Praktische aanbevelingen...........................................................................10 2.1 Praktische aanbevelingen met betrekking tot de component ‘Person’.............................................................................................................. 10 2.2 Praktische aanbevelingen met betrekking tot de component ‘Environment’ ................................................................................................... 15 2.3 Praktische aanbevelingen op de component ‘Occupation’ ........... 17 Literatuur ............................................................................................................20
5
Adviesrapport NLD op het OPDC
Inleiding NLD is een redelijk nieuw begrip in de onderwijswereld. Er is relatief weinig kennis onder de docenten van het OPDC over NLD en passende interventies voor het omgaan met leerlingen met NLD. Daarom is het van belang dat er aandacht wordt geschonken aan deze stoornis en dat er bruikbare handvatten worden aangereikt aan medewerkers van het OPDC, zodat zij adequaat met leerlingen met NLD om kunnen gaan. Met de in dit rapport beschreven adviezen en aanbevelingen willen we een positieve bijdrage leveren aan de omgang met leerlingen met NLD op het OPDC Noord-Kennemerland. De hoofdvraagstelling van dit project is: ‘Hoe kan de omgang met leerlingen met NLD op het OPDC verbeterd worden en welke rol kan de ergotherapeut hierin vervullen?’ Door middel van de adviezen en aanbevelingen in dit adviesrapport is geprobeerd de hoofdvraagstelling gedeeltelijk te beantwoorden. De rol van de ergotherapeut wordt niet behandeld in dit adviesrapport, maar is beschreven in de theoretische onderbouwing van dit afstudeerproject. Voor de totstandkoming van dit adviesrapport is literatuuronderzoek gedaan, zijn interviews gehouden met ervaringsdeskundigen en is met deskundigen gesproken over NLD. Voor de bevindingen en achtergrondinformatie wordt u verwezen naar de theoretische onderbouwing van dit project. Hierin zijn ook de modellen en methoden terug te vinden die gebruikt zijn bij het opstellen van het advies en het uitvoeren van het literatuuronderzoek. Dit adviesrapport bestaat uit twee hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat adviezen op beleidstechnisch en op behandeltechnisch niveau. Dit zijn algemene adviezen over de omgang met leerlingen met NLD. In hoofdstuk 2 worden praktische aanbevelingen gedaan op verschillende gebieden van het Person-Environment-Occupation-Model (PEO-model). Een volledige uitwerking van dit model is te vinden in de theoretische onderbouwing van dit afstudeerproject. Het advies is in de eerste plaats bedoeld voor de docenten en het zorgteam van het OPDC en voor ergotherapeuten. Het advies is echter niet alleen bruikbaar voor het OPDC. De adviezen en aanbevelingen zijn algemeen en kunnen daardoor ook op andere scholen toegepast worden. Daarnaast kunnen ook andere belangstellenden die te maken hebben met kinderen met NLD baat hebben bij dit adviesrapport.
6
Adviesrapport NLD op het OPDC
1. Advies Het advies is vormgegeven op beleidstechnisch en behandeltechnisch niveau zodat het voor de verschillende medewerkers van het OPDC duidelijk is waar aanbevelingen gevonden kunnen worden die voor hen van belang zijn. Hieronder wordt kort weergegeven wat met deze niveaus bedoeld wordt. o Beleidstechnisch niveau: adviezen gericht aan de directie van het OPDC Noord-Kennemerland. o Behandeltechnisch niveau: adviezen gericht aan de medewerkers van het OPDC en gericht op wenselijke manieren van omgaan met de leerlingen. De adviezen die hieronder gegeven worden, zijn vrij algemeen gehouden. De praktische aanbevelingen worden behandeld in hoofdstuk 2 van dit adviesrapport. Daarnaast zijn deze aanbevelingen ook terug te vinden in de werkmap ‘NLD op het OPDC’. 1.1 Advies op beleidstechnisch niveau Uit de verschillende onderzoeken (Little, 1999; Tuller et al., 2007) en uit de interviews met medewerkers van het OPDC, komt steeds opnieuw naar voren dat de bekendheid van NLD nog gering is onder de beroepsbeoefenaren die met kinderen met NLD te maken kunnen krijgen (zowel zorg- als onderwijsmedewerkers). Dit kan ertoe lijden dat leerlingen niet optimaal begeleid worden op school door gebrek aan kennis van NLD. Om betere omgang met leerlingen met NLD binnen het OPDC te bewerkstelligen, is het allereerst belangrijk dat degenen die met de leerlingen werken genoeg kennis hebben van NLD. Pas als deze kennis aanwezig is, kan adequaat nagedacht worden over de beste manier van begeleiden van deze leerlingen. Het is daarom aan te bevelen een informatiebijeenkomst te organiseren waarbij een deskundige op het gebied van NLD meer over de stoornis komt vertellen. Daarnaast ontbreekt het de medewerkers van het OPDC momenteel aan schriftelijke informatie over deze stoornis. Het is aan te bevelen dit adviesrapport, de theoretische onderbouwing en de werkmap ‘NLD op het OPDC’ in de orthotheek van het OPDC te plaatsen, zodat deze toegankelijk zijn voor iedereen die meer wil weten op het gebied van NLD. Ook het schoolgebouw kan aangepast worden om het leerlingen met NLD (en andere leerlingen met ruimtelijke oriëntatieproblemen) gemakkelijker te maken hun weg te vinden in het gebouw. Het is aan te 7
Adviesrapport NLD op het OPDC
bevelen het schoolgebouw te voorzien van duidelijke bewegwijzering. 1.2 Advies op behandeltechnisch niveau Op behandeltechnisch niveau zijn er veel adviezen te geven met betrekking tot het aanpassen van het handelen van de medewerker waardoor de omgang met leerlingen met NLD kan verbeteren. Deze adviezen zijn onder te verdelen in de drie componenten van het PersonEnvironment-Occupation-Model (PEO-model) (Law et al. 1996, Law et al. 1997). Voor de volledige theoretische onderbouwing, informatie over het Person-Environment-Occupation-Model (PEO-model) en meer informatie over het NLD-syndroom verwijzen wij naar de theoretische onderbouwing van het afstudeerproject ‘NLD op het OPDC’. Adviezen aan de hand van de drie componenten van het PEO-model: Met betrekking tot de component ‘Person’ (persoon) wordt advies gegeven over de omgang met de leerling met NLD. Dit betreffen voornamelijk adviezen op het gebied van het pedagogisch handelen van de medewerker (Het Mozaïek, 2004).
Met betrekking tot de component ‘Environment’ (omgeving) wordt advies gegeven over aanpassing van de (leer)omgeving en de materialen waar de leerling met NLD mee werkt.
Met betrekking tot de component ‘Occupation’ (handelen) wordt advies gegeven over de inrichting of aanpassing van de taak en de activiteiten van de leerling met NLD. Dit betreffen voornamelijk aanbevelingen op het gebied van het didactisch handelen van de medewerker (Het Mozaïek, 2004).
1.2.1 Advies met betrekking tot de component ‘Person’ De adviezen met betrekking tot de persoon betreffen vooral het omgaan met het gedrag van leerlingen met NLD. Het is van belang dat alle betrokkenen op de hoogte zijn van het specifieke patroon van neuropsychologische vaardigheden en tekorten bij leerlingen met NLD (Serlier-van den Bergh, 2003). Voorbeelden hiervan zijn hun onvermogen om adequaat gebruik te maken van non-verbale informatie en de ongewone wijze waarop zij gebruik maken van taal als middel om grip te krijgen op de omgeving (Tuller et al., 2007). Het gedrag dat de leerling hierdoor kan vertonen, kan opgevat worden als onbeleefd, ongeïnteresseerd of brutaal, terwijl dit gedrag beschouwd moet worden als symptoomgedrag dat past bij NLD (Little, 1999). Het gaat vaak juist om compensatiegedragingen om beter te presteren. Wanneer een leerling de docent bijvoorbeeld niet aankijkt tijdens een uitleg, is dit te verklaren vanuit zijn voorkeur voor verbale informatie en het niet tegelijk kunnen verwerken van visuele- en verbale informatie (Baert, 2005). Ook het vele praten tijdens de les is te verklaren vanuit het neuropsychologische profiel van NLD, aangezien de leerling taal gebruikt om zijn taken te kunnen uitvoeren en de wereld om hem heen te 8
Adviesrapport NLD op het OPDC
begrijpen (Broekmans & Jacobs, 2008). Het is aan te bevelen rekening te houden met deze kenmerkende gedragingen in de begeleiding van de leerling, ook tijdens de klassikale lessen. 1.2.2 Advies met betrekking tot de component ‘Environment’ Door ruimtelijke problemen kunnen leerlingen met NLD dingen niet goed ordenen en kunnen zij zichzelf niet goed plaatsen in de ruimte (Tuller et al., 2007). Daarnaast hebben ze visuele problemen waardoor ze bijvoorbeeld moeite hebben met lezen. Door aanpassingen aan te brengen in de materialen en de leeromgeving van de leerling kan het leren vergemakkelijkt worden (Het Mozaïek, 2004). Hierbij kan er gedacht worden aan de plek van de leerling in het klaslokaal, de inrichting van het klaslokaal (Molenaar-Klumper, 2001) of het aanpassen van materialen zodat de leerling deze makkelijker kan gebruiken (Broekmans & Jacobs, 2008). Praktische voorbeelden hiervan worden gegeven in hoofdstuk 2 van dit advies. Het is aan te bevelen de leeromgeving van een leerling met NLD zo optimaal mogelijk te maken, om de leerling zo goed mogelijk te laten functioneren op school. 1.2.3 Advies met betrekking tot de component ‘Occupation’ Deze adviezen richten zich vooral op het aanpassen van activiteiten of op het aanpassen van de manier waarop activiteiten worden aangeboden, zodat het handelen van de leerling wordt geoptimaliseerd. Hierbij kan gedacht worden aan de manier van instructie geven, de manier van afnemen van toetsen of de manier waarop activiteiten worden aangeboden (Het Mozaïek, 2004). Leerlingen kunnen nieuwe leerstof zich het beste eigen maken door een langzame, stapsgewijze en intensieve benadering met veelvuldige auditieve herhalingen. Het goed en duidelijk verwoorden van de leerstof helpt de leerling om enigszins grip te krijgen op de informatie (Serlier-van den Bergh, 2003). Wanneer de docent activiteiten, opdrachten of lesstof op deze manier aanbiedt aan de leerling, is hij is staat de informatie beter te verwerken, te ordenen en op te slaan. Daarnaast kan gekeken worden welke leerstijl van Kolb (denkers, dromers, doeners en beslissers) het beste past bij de leerling met NLD. Elke leerling met NLD heeft een andere leerstijl, waardoor er geen vaste leerstijl is die alle leerlingen met NDL hanteren. Het is aan te bevelen rekening te houden met de andere manier van leren van leerlingen met NLD, namelijk met veel structuur en herhaling. Ook de andere manier van het uitvoeren van activiteiten, namelijk door middel van veel verbale (zelf)instructie en de stapsgewijze aanpak, dient in gedachten gehouden te worden (Broekmans & Jacobs, 2008).
9
Adviesrapport NLD op het OPDC
2. Praktische aanbevelingen In dit hoofdstuk worden praktische aanbevelingen gedaan om de begeleiding van leerlingen met NLD te verbeteren. Het zijn met name aanbevelingen op het gebied van het handelen van de medewerker van het OPDC. De aanbevelingen zijn opnieuw ingedeeld aan de hand van de componenten Person, Environment en Occupation van het PEOmodel. 2.1 Praktische aanbevelingen met betrekking tot de component ‘Person’ Onder de component ‘Person’ (persoon) worden de aanbevelingen beschreven met betrekking tot de omgang met de leerlingen met NLD. Dit zijn voornamelijk aanbevelingen op het gebied van het pedagogisch handelen van de medewerker (Het Mozaïek, 2004). Gedrag tijdens de les De leerling kan moeite hebben om visuele informatie en auditieve informatie tegelijkertijd te verwerken. Daardoor zal hij eerder geneigd zijn naar de docent te luisteren zonder de docent daarbij aan te kijken (Broekmans & Jacobs, 2008). Dit is een compensatiestrategie van de leerling zodat hij beter kan presteren. Hier kan je als docent beter geen verandering in aan brengen. Het kan ook voorkomen dat de leerling opvallend meer praat in de les dan andere leerlingen. Dit kan verklaard worden uit het feit dat bij de leerling met NLD de auditieve informatieverwerking erg goed ontwikkeld is. Hij leert via gesproken taal en het gehoor en praat om de wereld om zich heen beter te ordenen (Broekmans & Jacobs, 2008). Ook kan de leerling zichzelf tijdens activiteiten ondersteunen met taal om zo tot handelen te komen (Tuller et al., 2007). Het verbieden van praten in de les, kan daarom de prestaties van de leerling negatief beïnvloeden. Het is aan te bevelen... te accepteren dat de leerling de docent niet aankijkt tijdens de les. begrip te hebben voor en te accepteren dat de leerling meer praat en meer vraagt dan andere leerlingen. duidelijke afspraken te maken met de leerling over het vele praten, zoals alleen mogen praten bij bepaalde taken of gedurende een bepaalde tijd. Verbied het praten echter niet, dit kan de prestaties van de leerling negatief beïnvloeden.
10
Adviesrapport NLD op het OPDC
de leerling een eigen hoekje te geven wanneer hij/zij een toets moet maken of behoefte heeft om vragen hardop te zeggen.
Beeldspraak, uitdrukkingen en grapjes Het kan zijn dat de leerling moeite heeft met het goed interpreteren van beeldspraak, uitdrukkingen en grapjes. De leerling kan dit te letterlijk opvatten en/of snapt niet wat er bedoeld wordt (Prenger et al., 2002). Hierdoor kan miscommunicatie ontstaan tussen de leerling, de docent en zijn klasgenoten. Dit is vervelend voor de leerling, maar ook voor zijn omgeving. Het is aan te bevelen om… beeldspraak en uitdrukkingen zoveel mogelijk te vermijden en/of uit te leggen. grapjes goed uit te leggen wanneer gezien wordt dat de leerling deze niet snapt.
Non-verbale communicatie De leerling kan soms moeite hebben om non-verbale communicatie op te merken en te interpreteren. Zo kunnen er misverstanden ontstaan omdat bepaalde situaties totaal verkeerd geïnterpreteerd worden (Paternotte, 2000). Zo kan het zijn dat de docent bijvoorbeeld lacht of heel rustig praat terwijl hij boos is. In dat geval zal de leerling eerder geneigd zijn mee te lachen dan te begrijpen dat de docent boos is. Op zijn beurt wordt de docent weer boos om de ‘bijdehante’ reactie van de leerling. Het is aan te bevelen om... de non-verbale communicatie richting een leerling met NLD af te stemmen met bijvoorbeeld de toon van de stem of de inhoud van de woorden, zodat het voor de leerling duidelijk is wat er bedoeld wordt.
Overschrijven van het bord De leerling kan moeite hebben met het goed onthouden van wat hij gezien heeft vanwege het gebrekkige visueel geheugen. Dit maakt het overschrijven van het schoolbord moeilijk (Little, 1999). Het is aan te bevelen… de leerling geen grote hoeveelheden informatie van het schoolbord te laten overnemen. grotere hoeveelheden informatie op een stencil aan de leerling mee te 11
Adviesrapport NLD op het OPDC
geven in plaats van het te noteren op het bord of de leerling aantekeningen te laten maken.
Huiswerk en agendagebruik De leerling kan moeite hebben met de planning en de organisatie van hun (huis)werk. Dit kan komen door een verminderd vermogen om abstract te denken en problemen op te lossen. Hierdoor is het gebruik van de agenda een belangrijk probleem dat de leerling tegen kan komen in de middelbare school periode (Broekmans & Jacobs, 2008). Daarnaast kan ook verstoord tijdsbesef een rol spelen bij het niet goed kunnen plannen van het (huis)werk. Huiswerk en toetsen kunnen het beste voor aanvang van de les opgegeven worden. Dan is het nog rustig en is er geen chaos van de bel en de wisseling van de lokalen. Het is voor de leerling zeer moeilijk om in een drukke omgeving huiswerk snel en correct te noteren (Broekmans & Jacobs, 2008). De leerling kan grote moeite hebben met luisteren en schrijven tegelijkertijd. Wanneer het huiswerk wordt opgegeven terwijl de leerling nog bezig is met het maken van opdrachten pikt hij dit niet op. Dit kan als resultaat hebben dat de leerling het huiswerk niet heeft opgeschreven. Het is aan te bevelen... het huiswerk op een vast tijdstip in de les op te geven en dit zowel verbaal als geschreven op het bord op te geven. de agenda van de leerling voor het einde van de les te controleren totdat hij weet hoe hij met een agenda kan werken.
Planning en organisatie Een belangrijk aspect voor het goed kunnen plannen van het (huis)werk, is het vermogen om het huiswerk in kleinere delen te verdelen (Dons, 2008). Het is belangrijk samen met de leerling het huiswerk te bespreken en tips te geven hoe hij het huiswerk zou kunnen aanpakken. Het is van belang dat het duidelijk is wat er van de leerling verwacht wordt. Daarnaast kan de leerling de kleine delen huiswerk gebruiken voor het inplannen van het werk. Hierbij er gebruik gemaakt worden van een schema waar de vaste activiteiten, zoals sport en muziek al in genoteerd staan (Fox, 2007). Door het schema wordt overzichtelijker wanneer de leerling tijd heeft om aan zijn huiswerk te werken. Het is belangrijk om in eerste instantie samen met de leerling de planning te maken. Hierbij dient stil gestaan te worden bij de inschatting van de tijd die gemaakt is voor elke opdracht. Wanneer het samen maken van de planning goed verloopt, kan toegewerkt worden naar het zelfstandig plannen van het huiswerk. Deze planning wordt dan nog wel met de leerling besproken. Daarnaast is ook het reflecteren op de gemaakte 12
Adviesrapport NLD op het OPDC
planning zinvol. Door te reflecteren kan de leerling leren van zijn fouten. Dit reflecteren kost veel tijd en energie en dient veel herhaald te worden (Dons, 2008). Het is aan te bevelen... het huiswerk samen met de leerling te bespreken en tips te geven hoe hij het huiswerk zou kunnen aanpakken. de leerling een planning te laten maken in een schema waar alle vaste activiteiten al in vermeld staan (bijvoorbeeld sport). de planning die de leerling gemaakt heeft te bespreken, waarbij dieper wordt ingegaan op de inschatting van de tijd. de planning die de leerling heeft gemaakt na afloop te evalueren en erop te reflecteren.
Structuur en herhaling Door met een vaste structuur te werken wordt de les voorspelbaar. Een vaste structuur biedt de leerling de veiligheid die het nodig heeft (Molenaar-Klumper, 2001). De leerling kan moeite hebben met het zich snel aanpassen aan nieuwe, onverwachtse situaties door gebrek aan probleemoplossend vermogen. Daarnaast heeft de leerling moeite met het aanleren van nieuwe dingen en het verwerken van informatie (Prenger et al., 2002). Door deze factoren kan de leerling moeilijk nieuwe informatie integreren en gebruiken in andere situaties om problemen op te lossen (Little, 1999; Schiff et al., 1999). Daarom is het belangrijk om een eenduidige strategie te gebruiken bij het maken van taken. Om nieuwe informatie in het geheugen op te kunnen slaan, is er veel herhaling nodig. Het is aan te bevelen... een vaste structuur te handhaven tijdens de les, deze staat op het bord en wordt mondeling toegelicht. verrassingen zoveel mogelijk te vermijden of de leerling hier goed op voor te bereiden door stap voor stap de nieuwe situatie te bespreken. een eenduidige strategie te gebruiken bij het maken van taken en deze vaak te herhalen.
Compensatie De sterke verbale kant van de leerling kan gebruikt worden om zwakke kanten te compenseren (Van Dijk, 2002). Ook kunnen talenten ingezet worden om het leren van nieuwe dingen aantrekkelijker te maken 13
Adviesrapport NLD op het OPDC
(Broekmans & Jacobs, 2008). Een voorbeeld daarvan is om de leerling een boekbespreking te laten houden voor de klas in plaats van een schriftelijk boekverslag. Het is aan te bevelen... de sterke kanten van de leerling te gebruiken om de zwakke kanten te compenseren.
Complimenten en succesmomenten Het creëren van succesmomenten is een belangrijk aspect in de begeleiding van de leerling. Bedenk wat de talenten zijn van de leerling en probeer daar regelmatig een beroep op te doen. Ook het regelmatig maken van complimenten is een belangrijk aspect. Het creëren van succesmomenten en het regelmatig geven van complimenten kan ervoor zorgen dat de leerling de bevestiging krijgt waar hij behoefte aan heeft en geeft aan dat hij/zij op de goede weg is. Hierdoor kan het zelfvertrouwen van de leerling vergroot worden en kan de kans op onzekerheid, angst en depressie verminderd worden (Broekmans & Jacobs, 2008). Het is aan te bevelen... regelmatig beroep te doen op de kwaliteiten van de leerling om zo succesmomenten te creëren. regelmatig complimentjes te geven over het proces van een handeling of activiteit om de leerling meer zelfvertrouwen en bevestiging te geven.
Verwachtingen en kennis van medewerkers OPDC Het is belangrijk dat de medewerkers op het OPDC hun verwachtingen van de leerling bijstellen aan de werkelijke mogelijkheden van de leerling. Op het eerste gezicht lijkt de leerling vaak intelligent door een grote woordenschat en kan daardoor worden overschat. Door de verwachtingen van tevoren bij te stellen worden te hoge verwachtingen van de medewerkers voorkomen en daarmee ook de teleurstellingen en faalervaringen van de leerling (Rourke, 1995). Het is aan te bevelen... om uw verwachtingen van de leerling bij te stellen met het oog op zijn beperkingen.
14
Adviesrapport NLD op het OPDC
2.2 Praktische aanbevelingen met betrekking tot de component ‘Environment’ Onder de component ‘Environment’ (omgeving) worden de aanbevelingen beschreven die gericht zijn op de aanpassing van de (leer)omgeving en de materialen van de leerling. Door die aanpassingen kan de leerling beter functioneren met zijn beperkingen. Plaats in de klas. Een vaste werkplek geeft de leerling overzicht in de klas (MolenaarKlumper, 2001). Deze werkplek is bij voorkeur vooraan in de klas om de leerling zo min mogelijk afleidende prikkels te geven. Daarnaast zal de leerling vooral leren via gesproken taal en het gehoor en is hij minder snel geneigd om zich op visuele of tactiele informatie te richten (Beart, 2005). Vooraan kan de uitleg van de docent het best verstaan worden. Ook kan de leerling vooraan het bord goed zien waardoor hij gestimuleerd wordt het bord te gaan gebruiken. Daarnaast kan het zijn dat de leerling vooraan eerder geneigd is vragen te stellen aan de docent, dan wanneer hij achter in de klas zit. Het is aan te bevelen… om de leerling een plek vooraan in de klas te geven zodat hij de docent goed kan verstaan en het bord goed kan lezen.
Lokaal inrichting De leerling heeft behoefte aan een klaslokaal met weinig visuele prikkels dat niet te groot en open aandoet (Molenaar-Klumper, 2001). Wanneer het klaslokaal druk en kleurig is, zal de leerling eerder afgeleid zijn, mede door het onvermogen om details te scheiden van kernzaken (Little, 1999). Hierdoor gaat de aandacht bijvoorbeeld uit naar de kleurige poster aan de muur in plaats van naar het bord. Het is aan te bevelen… het klaslokaal in te richten met zo min mogelijk visuele prikkels, zodat de leerling zo min mogelijk afgeleid kan worden.
Organisatie schoolboeken en schriften De leerling kan vaak zijn spullen niet vinden en niet goed ordenen door zijn ruimtelijke problemen en beperkte organisatievermogen. Een compensatiemiddel om de leerling te helpen bij het ordenen van zijn schoolspullen, is het stickeren van de boeken of schriften met verschillende kleuren stickers. Dit kan ook door boeken in verschillende kleuren te kaften en schriften met bijpassende kleuren te gebruiken (Broekmans & Jacobs, 2008). Hierdoor heeft de leerling meer overzicht en 15
Adviesrapport NLD op het OPDC
kan hij gerichter zoeken naar bepaalde boeken en schriften. Het is aan te bevelen... de leerling of zijn ouders de tip te geven om de boeken en schriften te voorzien van kleurenstickers of gekleurde kaften als ondersteuning bij het organiseren van het werk en de materialen.
Aanpassen van de lesstof De leerling kan moeite hebben met visuele informatieverwerking, waardoor het lezen van teksten een moeilijke opgave voor hem kan zijn. Een aantal aanpassingen van de lesstof, zoals dit soms ook bij dyslexie wordt gedaan, kunnen de taak vergemakkelijken. Praktische voorbeelden hiervan zijn het schrappen van alle overbodige informatie (of plaatjes) uit teksten of opdrachten of het afdekken van gedeeltes van een tekst zodat de tekst of opdracht overzichtelijker is (Het Mozaïek, 2004). Het is aan te bevelen… de lesstof (waar mogelijk) aan te passen zoals dit ook wordt gedaan bij leerlingen met dyslexie.
Invulwerk Om de hoeveelheid schrijfwerk te beperken, kan ervoor gekozen worden toetsbladen of opdrachten te maken waarbij de leerling bijvoorbeeld antwoorden kan aankruisen in plaats van het antwoord voluit te moeten opschrijven. Zo kan er gekozen worden voor multiple choice vragen tijdens een toets. Door dit soort aanpassingen zal de leerling minder tijd nodig hebben voor het maken van een taak of toets (Het Mozaïek, 2004). Het is aan te bevelen… regelmatig gebruik te maken van invulbladen of multiple choice vragen om de leerling zo min mogelijk schrijfwerk te geven.
16
Adviesrapport NLD op het OPDC
2.3 Praktische aanbevelingen op de component ‘Occupation’ Onder de component ‘Occupation’ (handelen) worden de aanbevelingen beschreven die gericht zijn op de taken en activiteiten van de leerling. Dit zijn voornamelijk aanbevelingen op het gebied van het didactisch handelen van de medewerker (Het Mozaïek, 2004). Activiteit aanbieden De leerling overziet het geheel niet goed. Hierdoor is het lastig om een strategie te bedenken om activiteiten te kunnen uitvoeren (Little, 1999). Door de activiteit in kleine stappen op te splitsen, houdt de leerling het overzicht. Tevens vormen deze kleine stappen een stappenplan, zodat het voor de leerling duidelijk is wat er wanneer wordt verwacht. Het is aan te bevelen... grote, complexe activiteiten op te splitsen in kleine stappen, zodat de leerling overzicht over een taak krijgt. samen met de leerling een stappenplan te maken voor een complexe taak of activiteit. de leerling een stappenplan te laten maken en deze vooraf te bespreken. de activiteit die de leerling gedaan heeft te evalueren en te reflecteren op de effectiviteit van zijn aanpak.
Verbale begeleiding en ondersteuning De leerling zal vooral leren via gesproken taal en het gehoor (Beart, 2005). Visuele en tactiele informatieverwerking is erg lastig en zal vaak niet het gewenste resultaat hebben. De auditieve perceptie is goed ontwikkeld en het auditieve geheugen is vaak goed (Cracco, 1999). De leerling praat om de wereld om zich heen beter te ordenen en informatie te verwerken. Door taken te verbaliseren en stap voor stap met de leerling te bespreken, leert hij wat de bedoeling is. Het is daarom belangrijk om dit sterke punt te benutten en te gebruiken tijdens de uitvoering van taken. Deze sterke kant van de leerling kan ook ingezet worden bij het leren van woordjes en teksten. Het is aan te bevelen... instructies niet alleen op papier te geven, maar ook verbale toelichting te geven.
17
Adviesrapport NLD op het OPDC
de activiteit stap voor stap met de leerling te bespreken. de leerling na de klassikale uitleg, nogmaals te vragen of hij weet wat de opdracht is en dit in zijn eigen woorden laten vertellen. een taak verbaal met de leerling door te nemen, zeker wanneer hij vastloopt in de taak. de leerling de tip te geven teksten en woordjes hardop te leren. de leerling gebruik te laten maken van het computerprogramma ‘Overhoor voor Windows’ die de te leren woordjes voorleest aan de leerling.
Extra tijd bieden De leerling kan problemen hebben met lezen, met name begrijpend lezen. Hij zal teksten liever hardop lezen, zodat hij het beter begrijpt. Het schrijven gaat door de verminderde fijne motoriek soms ook moeizaam, voornamelijk bij grote schriftelijke taken en bij toetsen waarbij veel geschreven moet worden. Door deze factoren heeft de leerling, net als leerlingen met dyslexie, vaak tijd tekort voor taken en op toetsen. Hierdoor ontstaan er faalervaringen en zal de leerling steeds minder goed presteren (Het Mozaïek, 2004). Het is aan te bevelen… de leerling extra tijd te geven voor het lezen van bepaalde taken en bij toetsen, zodat de kans op succeservaringen toeneemt. de leerling extra tijd geven voor het uitvoeren van schriftelijke taken en schriftelijke toetsen.
Mondelinge toetsing De leerling kan problemen hebben met schrijven als gevolg van verminderde fijne motoriek (Little, 1999) en verminderde tactiele discriminatie (Cracco, 1999). Het heeft daarom de voorkeur, indien de leerling aangeeft dit gemakkelijker te vinden, de toetsen mondeling af te nemen. Hierdoor is de leerling minder energie en tijd kwijt aan schrijven. Ook kan de leerling auditieve informatie beter verwerken en antwoorden beter verwoorden dan wanneer dit schriftelijk zou plaatsvinden. Het is aan te bevelen… om de toetsen bij de leerling mondeling af te nemen.
18
Adviesrapport NLD op het OPDC
Computergebruik Een andere manier om toetsen af te nemen of opdrachten te laten maken kan door gebruik te maken van de computer. In dat geval ondervindt de leerling geen problemen met het schrijven en bespaart hij daardoor tijd en energie. Het is aan te bevelen… de leerling zo min mogelijk opdrachten schriftelijk te laten uitvoeren. de leerling een computer te laten gebruiken bij het maken van taken en toetsen. Hij hoeft dan niet te schrijven, waardoor de taak of toets makkelijker uit te voeren is.
19
Adviesrapport NLD op het OPDC
Literatuur Baert, K., & Vanderbeck, G. (2006). Als je kind NLD heeft: gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners. Tielt: Lannoo. Baert, K. (2005). Mijn kind heeft NLD. Tielt: Lannoo. Broekmans, S., & Jacobs, I. (2008). NLD: Gewoon anders, praktijk gids voor leerkrachten, hulpverleners en ouders. Leuven/Voorburg: Uitgeverij Acco. Cracco, J. (1999). Nonverbal learning disability syndroom: meer dan alleen een rekenstoornis. In A.J.J.M. Ruijssenaars & P. Ghesquière (red.), Neuropsychologische aspecten van problemen op school (pp. 85-96). Leuven/Amersfoort: Acco. Désiron, H., Heijsman, A., & Van Nes, A. (2006). De omgeving in het Person Environment Occupation Model. In: A. Kinébanian & M. le Granse (red.), Grondslagen van de ergotherapie(pp. 308-314). Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Dijk, van A. (2002). Kinderen met NLD: praktische gids voor ouders en leerkrachten. Lisse: Swets & Zeitlinger. Dons, W. (2008). Je huiswerk maken zonder ziek te worden. Sint-Niklaas: Abimo Uitgeverij. Fox, J. (2007). Organiseer jezelf zonder je hoofd te verliezen. Sint-Niklaas: Abimo Uitgeverij. Het Mozaïek (2004). Protocol NLD. Op 14 september 2009 ontleend aan http://www.bekijknu.nl/document/users/443/protocolNLD.pdf. Little, L. (1999). The misunderstood child: the child with a nonverbal learning disorder. Journal of the Society of Pediatric Nurses, 4 (3), 113-124. Molenaar-Klumper, M. (2001). NLD: signaleren, diagnosticeren en behandelen in de onderwijssetting. Lisse: Swets & Zeitlinger. Paternotte, A. (2000). Ze zien allen de losse delen…Kinderen met ‘een NLD-achtig beeld’. Balans Belang, juli 2000, 17-19. Prenger, E., Terlingen, M., & Vranken, N. (2002). Werkmap: NLD, wat kan de ergotherapeut ermee? Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam. Rourke, B.P. (1995). Appendix: Treatment Program for the Child with NLD. In: Rourke, B.P. Syndrome of nonverbal learning disabilities: Neurodevelopmental manifestations. New York: The Guilford Press. Schiff, R., Bauminger, N., & Toledo, I. (2009). Analogical problem solving in children with verbal and nonverbal learning disabilities. Journal of Learning Disabilities, 42 (1), 3-13. Serlier- van den Bergh, A.M.H.L. (2003). Begeleidingsrichtlijnen voor kinderen met nonverbal learning disabilities (NLD). Waalre: Praktijk kinderneuropsychologie. Tuller, B., Jantzen, K.J., Olvera, D., Steinberg, F., & Kelso, J.A.S. (2007). The influence of instruction modality on brain activation in teenagers with nonverbal learning disabilities: two case histories. Journal of Learning Disabilities, 40(4), 348-359. 20