MONITOR 2012 Bestrijding laaggeletterdheid door bibliotheken
In opdracht van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken
Uitgevoerd door Kasperkovitz beleidsonderzoek en advies
Amersfoort, 10 december 2012 Drs. J.M. Kasperkovitz
Inhoud 1.
Inleiding ............................................................................................................................................ 3
2.
Methode en respons ........................................................................................................................ 3
3.
Bibliotheken...................................................................................................................................... 5
4.
Projecten ter bestrijding van laaggeletterdheid ................................................................................ 6
5.
Samenwerkingspartners .................................................................................................................. 7
6.
Inbedding van de projecten in het beleid van de bibliotheek ........................................................... 8
7.
Op welke beleidsvragen van de gemeente bieden de projecten een antwoord? ............................ 8
8.
Meting van resultaten ....................................................................................................................... 9 a.
Worden het niveau en de vorderingen van de deelnemers gemeten? ........................................ 9
b.
Wie voert de meting uit? .............................................................................................................. 9
c.
Hoe wordt het niveau van de deelnemers uitgedrukt? .............................................................. 10
9.
Inschattingen door groepsbegeleiders ........................................................................................... 11 a.
Inhoud van de cursussen ........................................................................................................... 11
b.
Aantal deelnemers ..................................................................................................................... 12
c.
Achtergrond van de deelnemers ................................................................................................ 12
d.
Merkbare verbetering bij deelnemers na afronding van een traject .......................................... 13
10.
Beoordeling van aanpak en effecten door deelnemers ............................................................. 15
a.
Inhoud van de cursus/activiteit ................................................................................................... 15
b.
Beoordeling van de kwaliteit ...................................................................................................... 16
c.
Effecten van de cursus/activiteit ................................................................................................ 17
2
1. Inleiding In opdracht van het SIOB is halverwege 2012 een meet- en monitoringinstrument ontwikkeld om in kaart te brengen op welke wijze en met welke partners bibliotheken laaggeletterdheid bestrijden en hoe de resultaten daarvan gemeten worden. Deze monitor staat nu open en kan doorlopend door bibliotheken ingevuld worden. Op 1 december 2012 is voor de eerste keer geïnventariseerd welk beeld dit oplevert over de aanpak van laaggeletterdheid door bibliotheken. De voorliggende rapportage is hiervan het resultaat. Voor veel bibliotheken komt dit meetmoment echter te vroeg. De projecten, die rondom laaggeletterdheid opgezet worden, bevinden zich veelal nog in de beginfase. Voor een structurele aanpak van laaggeletterdheid is ook structurele monitoring van aanpak en resultaten noodzakelijk. Ter ondersteuning hiervan is in opdracht van het SIOB een toolkit ontwikkeld, die suggesties en handvatten biedt voor een dergelijke aanpak. De omzetting van de suggesties uit de toolkit naar concrete stappen, die leiden tot structureel monitoren, vergt echter tijd. Om deze redenen heeft de eerste rapportage van de monitoring in december 2012 nog slechts betrekking op een klein aantal bibliotheken en projecten. Dit geeft in kwantitatieve zin geen goede weergave van wat er in Nederland speelt op het gebied van de bestrijding van laaggeletterdheid door bibliotheken, omdat veel lopende projecten niet in de monitor terecht gekomen zijn. In kwalitatieve zin geeft dit echter wel een beeld van soorten projecten en samenwerkingsvormen die bij de bestrijding van laaggeletterdheid gebruikt worden. Om ook kwantitatief goed zicht te krijgen op de aanpak van laaggeletterdheid door bibliotheken wordt de monitor in de huidige vorm voortgezet in 2013. Van belang is om dit gepaard te laten gaan met bewustmaking van bibliotheken van het bestaan van deze monitor en van het nut om via deze monitor te laten zien wat zij op dit gebied doen. Wanneer bibliotheken regelmatig hun nieuwe projecten invoeren in de monitor kan twee maal per jaar geanalyseerd en gerapporteerd worden hoe de stand van zaken is rondom de bestrijding van laaggeletterdheid.
2. Methode en respons De monitor is opgezet als een zo laagdrempelig mogelijk instrument, waarmee beleidsrelevante informatie verzameld kan worden over de wijze waarop bibliotheken bijdragen aan de bestrijding van laaggeletterdheid en over de impact die het aanbod van bibliotheken heeft op het dagelijks leven van laaggeletterden. Om hiervan een beeld te krijgen wordt er op drie niveaus informatie verzameld aan de hand van digitale enquêtes. In de eerste plaats op het niveau van de projectleider. Op dit niveau wordt in kaart gebracht waaruit de aanpak van de betreffende bibliotheek bestaat, hoe deze is ingebed in het beleid van de bibliotheek zelf, hoe deze aansluit bij beleidsvraagstukken van de gemeente en in hoeverre de effecten van de gekozen aanpak structureel gemeten worden. Het tweede niveau waarop informatie verzameld wordt is dat van de groepsbegeleiders van activiteiten ter bestrijding van laaggeletterdheid. Deze groepsbegeleiders wordt gevraagd een inschatting te maken in hoeverre de activiteit/cursus leidt tot verbeteringen bij deelnemers op het gebied van taal, zelfvertrouwen, interesse en behoefte om door te leren. Het derde niveau tenslotte is dat van de deelnemers zelf. De deelnemers worden gevraagd wat zij van de activiteit/cursus vonden, of zij thuis verder gewerkt hebben aan de leerstof en op welke gebieden van het dagelijks leven zij baat hebben bij het geleerde. Het gaat daarbij niet om het exact meten van het niveau van deelnemers en de verbetering daarin, maar om een indicatie in hoeverre de activiteiten van bibliotheken bijdragen aan verhoging van de sociale redzaamheid en participatie aan de samenleving van laaggeletterden. 3
Om het instrument laagdrempelig te houden is gewerkt met drie korte vragenlijsten, voor elk van de niveaus een specifieke vragenlijst. Die voor de deelnemers is in zeer eenvoudig taalgebruik opgesteld. De monitor heeft tot het eerste analysemoment twee maanden opgestaan. Deze periode is te kort om op grote schaal gegevens op alle drie niveaus te genereren. Op het niveau van de projectleiders is de grootste respons binnengekomen en is er een brede diversiteit aan informatie te zien. Op de niveaus van de groepsbegeleiders en de deelnemers is de respons bij deze eerste analyse nog veel te laag om enige kwantitatieve betekenis te hebben, maar de binnengekomen gegevens laten goed zien welke informatie over de impact van het aanbod bij voortzetting van de monitor zichtbaar zal worden. De uitkomsten op deze twee niveaus moeten dan ook slechts als indicatie gezien worden van hetgeen de monitor volgend jaar kan opleveren. Tot 1 december 2012 zijn er over 18 projecten gegevens verstrekt door de projectleiders. Deze projecten vinden in 13 bibliotheken plaats. De bibliotheken zijn verdeeld over 6 provincies. Verder hebben 10 groepsbegeleiders uit 5 verschillende bibliotheken een inschatting gemaakt van het effect van hun cursus of activiteit op de deelnemers. Tot slot hebben 9 deelnemers anoniem gegevens verstrekt over hun beoordeling van de betreffende cursus of activiteit en over de effecten die dit voor hen gehad heeft. Aangezien dit anoniem gebeurd is, kan niet aangegeven worden op welke (of hoeveel) bibliotheken dit betrekking heeft.
4
3. Bibliotheken De 13 bibliotheken die meegedaan hebben aan deze monitor zijn: · · · · · · · · · · · · ·
Bibliotheek Breda Bibliotheek Wijchen SCHUNCK* Bibliotheek Nijkerk Bibliotheek Oldenzaal Bibliotheek Almelo Bibliotheek Utrecht Bibliotheken Eemland Bibliotheek Zwolle Bibliotheek A tot Z DOK Delft Bibliotheek Schiedam Bibliotheek Oostland
Deze bibliotheken zijn, ondanks hun geringe aantal verspreid over de helft van de provincies, namelijk: · · · · · ·
Noord-Brabant (1 bibliotheek) Gelderland (2 bibliotheken) Limburg (1 bibliotheek) Overijssel (3 bibliotheken) Utrecht (2 bibliotheken) Zuid-Holland (4 bibliotheken)
5
4. Projecten ter bestrijding van laaggeletterdheid De projectleiders van de bovengenoemde bibliotheken hebben in totaal 18 projecten in de monitor ingevoerd. Deze projecten zijn op de volgende aspecten gericht: (1 project kan op meerdere aspecten gericht zijn)
Aspecten waarop de aanpak gericht is inburgering
39%
verbetering algemene lees- en schrijfvaardigheden
56%
verbetering digitale vaardigheden
44%
taal en werk
44%
preventie van laaggeletterdheid
50%
andere
17% 0%
20%
40%
60%
percentage projecten dat zich op het betreffende aspect richt Figuur 1: aspecten waarop de aanpak van laaggeletterdheid gericht is
17% van de beschreven projecten richt zich op andere aspecten. Genoemd zijn: · · · ·
taboe doorbreking verbeteren van voorleeskwaliteit op peuterzalen bevordering van leesplezier versteviging van het netwerk, door het inrichten van een bondgenootschap
6
5. Samenwerkingspartners Bij 17 projecten zijn samenwerkingspartners betrokken. Verreweg de meeste samenwerking vindt plaats met de gemeente en/of het ROC. In 65% van de projecten zijn zij betrokken. Verder wordt in 35% van de projecten samengewerkt met het welzijnswerk en in 30% met het UWV. Het scala aan samenwerkingspartners is breed.
Samenwerkingspartners 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
percentage projecten waarin met de genoemde partner wordt samengewerkt Figuur 2: samenwerkingspartners van de bibliotheek bij de aanpak van laaggeletterdheid
Andere organisaties, waarmee in de gemonitorde projecten door bibliotheken wordt samengewerkt, zijn: · · · · · · ·
Ondernemersvereniging Uitzendbureaus Jeugdgezondheidszorg Woningcorporaties Kinderopvang Peuterwerk Centrum voor Jeugd en Gezin
7
6. Inbedding van de projecten in het beleid van de bibliotheek De projecten zijn allen ingebed in het beleid van de bibliotheek. De wijze waarop is divers, bij voorbeeld: · · · · · · · ·
·
Als onderdeel van de kernfunctie leren In de beleidslijn taal en lezen In de beleidslijn digitale media In het programma taal en werk ter bevordering van leesvaardigheden, bestrijding van laaggeletterdheid en het verhogen van zelfredzaamheid In het beleidsplan, door veel aandacht voor samenwerking met lokale organisaties t.b.v. achterstandsgroepen Aan de hand van personeelsuren en taakverdeling Via een bibliotheekconsulent Laaggeletterdheid en een accountmanager Taal en Lezen De bibliotheek wil zich inzetten voor sociaal zwakkere groeperingen: groepen die (nog) niet of in onvoldoende mate deelnemen aan informatie, educatie en cultuur, dan wel in een achterstandsituatie verkeren. Benoemd in beleidsplan en productenboek
7. Op welke beleidsvragen van de gemeente bieden de projecten een antwoord? Bij de meeste van de projecten kon aangegeven worden op welke vraagstukken of aandachtsgebieden van de gemeente zij inspelen. Genoemd werden: · · · · · · · · · ·
· · · ·
Participatiebeleid Sociaal-economisch beleid Achterstandsbeleid Bijdragen aan het verbeteren van mediavaardigheden van burgers en vrij beschikbaar stellen van (digitale) informatie Voorkomen en terugdringen van taalachterstand bij peuters Ouderparticipatie Verkleinen van taalachterstand bij kinderen e-overheid, toegang tot de digitale diensten van de overheid Actieplan/aanvalsplan laaggeletterdheid van de gemeente Intentieverklaring Bestrijding Laaggeletterdheid van de Stichting ABC (stichting Belangenbehartiging Alfabetisering). Het tekenen van de intentieverklaring is een van de criteria waarmee gemeenten op de site van Stichting Lezen en Schrijven een oranje kleur (= ‘redelijk’) kunnen verdienen. Meedoen met de samenleving/participatie Sociale redzaamheid Re-integratie naar werk Bijdrage op prestatieveld 5 (WMO): bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking 8
8. Meting van resultaten a. Worden het niveau en de vorderingen van de deelnemers gemeten? Bij ruim de helft van de projecten wordt het niveau van de deelnemers gemeten, zowel voorafgaand aan de activiteit of cursus, als na afronding daarvan.
Meet de bibliotheek of één van de samenwerkingspartners het niveau van de deelnemers? 100% 90% 80% 70% 60%
56%
50% ja
50%
nee
40% 30% 20%
39%
39%
Bij aanvang van de deelname
Bij afronding
10% 0%
Figuur 3: percentage projecten waarin al dan niet het niveau van de deelnemers gemeten wordt
b. Wie voert de meting uit? De meting van het niveau van deelnemers kan door de bibliotheek of door één van de samenwerkingspartners uitgevoerd worden. Genoemd werden: · · · · · · ·
De begeleider van de groep Pedagogische medewerkers peuterzalen ROC Gemeente Bibliotheek De deelnemers zelf Via resultaat van de oefeningen die gedaan worden (sommige oefenmethoden koppelen zelf digitaal het resultaat terug)
9
c. Hoe wordt het niveau van de deelnemers uitgedrukt? De wijze waarop het niveau van de deelnemers bij de metingen uitgedrukt wordt is divers. Hoe wordt het niveau van de deelnemer uitgedrukt?
aan de hand van het taalniveau
33%
aan de hand van de trede op de participatieladder
17%
aan de hand van een eigen omschrijving door de deelnemer
33%
anders
11% 0%
10%
20%
30%
40%
percentage projecten waarin op deze wijze het niveau gemeten wordt Figuur 4: wijze waarop het niveau van deelnemers uitgedrukt wordt
Andere aspecten, waaraan (de verbetering van) het niveau van de deelnemers afgemeten worden, zijn: · ·
plezier in lezen uitleen boeken bibliotheek
10
9. Inschattingen door groepsbegeleiders Per 1 december 2012 hebben 10 groepsbegeleiders uit 5 verschillende bibliotheken meegedaan aan de monitor. Deze bibliotheken zijn: · · · · ·
Bibliotheek Breda (5 groepen) Bibliotheken Eemland (2 groepen) Bibliotheek A tot Z (1 groep) Bibliotheek Oostland (1 groep) anonieme bibliotheek (1 groep)
a. Inhoud van de cursussen De cursussen/activiteiten die deze groepsbegeleiders leiden, richten zich op: Aspecten waarop de cursus/activiteit is gericht
inburgering
30%
verbetering algemene lees- en schrijfvaardigheden
40%
verbetering digitale vaardigheden
80%
taal en werk
60%
preventie van laaggeletterdheid
40%
andere
20% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
percentage cursussen/activiteiten dat zich op het betreffende aspect richt Figuur 5: aspecten waarop de cursussen/activiteiten van de deelnemende groepsbegeleiders gericht zijn
Andere aspecten waarop de cursussen/activiteiten zich richten zijn: · ·
bewustwording en taboedoorbreking sociale cohesie
11
Vergeleken met de projecten die de projectleiders in de monitor ingevoerd hebben, zijn onder de deelnemende groepsbegeleiders de cursussen/activiteiten die zich op digitale vaardigheden en op taal&werk richten oververtegenwoordigd. Onder de deelnemende groepsbegeleiders zitten verhoudingsgewijs weinig begeleiders van cursussen/activiteiten die zich richten op verbetering van algemene lees- en schrijfvaardigheden. De hieronder beschreven inschatting door groepsbegeleiders heeft dus grotendeels betrekking op projecten rondom digitale vaardigheden en rondom taal en werk. De cursussen/activiteiten, die de groepbegeleiders in de monitor ingevoerd hebben, hielden onder andere het volgende in: · · · · · · · ·
· ·
rondleidingen voor diverse groepen inburgeraars activiteit in het kader van de Week van de Alfabetisering t.b.v. bewustwording en taboedoorbreking aanbod gericht op bedrijven inloopochtenden Klik&Tik spreekuur Klik&Tik het verbeteren van digitale vaardigheden, zoals het gebruik van internet het verkrijgen van kennis over internet en social media computercursus, basisvaardigheden: de cursisten leren met de computer omgaan. Ze leren hoe ze met de basistechnieken het internet kunnen gebruiken. Door de opdrachten te maken leren de cursisten ook lezen en tekst begrijpen. makkelijk lezen boekjes klassikaal lezen en bespreken wekelijkse leesclub voor laaggeletterden in de bibliotheek
b. Aantal deelnemers De meesten groepen bestaan uit 10 tot 12 deelnemers per keer. Een enkele bibliotheek heeft groepen van 15 deelnemers en één groep heeft 2 à 3 deelnemers per keer. Eén groep varieert van 4 tot 13 deelnemers per keer. De meeste groepsbegeleiders konden niet aangeven om hoeveel deelnemers per jaar het gaat. Eén begeleider gaf aan dat de bibliotheek 100 deelnemers per jaar heeft.
c. Achtergrond van de deelnemers De meeste cursussen/activiteiten hebben deelnemers met uiteenlopende achtergronden. 80% van de cursussen/activiteiten heeft allochtonen en/of autochtone laaggeletterden als deelnemers. In 60% van de cursussen zijn de deelnemers werkzoekend. 70% van de cursussen heeft ook nog andere deelnemers. Daarbij gaat het om · · · ·
Digibeten Werkzoekende digibeten Ouderen, die geen of weinig kennis van de computer hebben Mensen die gebruik willen maken van social media
12
Welke achtergrond hebben de deelnemers? 90%
80%
80%
80% 70%
70%
60%
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% allochtoon
autochtone laaggeletterde
werkzoekende
anders
percentage cursussen/activiteiten met deelnemers van de genoemde achtergrond Figuur 6: achtergrond van de deelnemers
d. Merkbare verbetering bij deelnemers na afronding van een traject De groepsbegeleiders zien duidelijk verbeteringen bij de deelnemers van cursussen en activiteiten. De meeste begeleiders (60%) zien een beetje verbetering in het taalniveau en een aanzienlijke verbetering in het zelfvertrouwen, de interesse en de behoefte om door te leren. 20% van de groepsbegeleiders ziet zelfs veel verbetering in de behoefte om door te leren.
Is er een merkbare verbetering bij deelnemers na afronding van het traject op het gebied van: kan ik niet inschatten
geen verbetering
een beetje
aanzienlijk
taal
30%
60%
10%
zelfvertrouwen
10%
30%
60%
interesse
10%
30%
60%
behoefte om door te leren
20%
60%
veel
20%
Figuur 7: inschatting van de verbetering bij deelnemers door de groepsbegeleiders
13
De groepsbegeleiders noemden de volgende voorbeelden van merkbare verbeteringen: · · · ·
·
·
· · · ·
Deelnemers pakken sneller een krant of tijdschrift, vragen om het volgende boekje etc. Veel deelnemers willen een vervolg. Veel deelnemers geven aan er veel aan te hebben. Woordenschat gaat vooruit. Woorden die moeite geven worden opgeschreven in een schift (per deelnemer) en uitgelegd door de begeleider. Zowel spreek- als schrijfvaardigheid gaat daarmee vooruit. Woorden die verkeerd worden uitgesproken worden gecorrigeerd. Je ziet zichtbaar het zelfvertrouwen toenemen. Deelnemers vertellen nu beter hun kinderen te durven voorlezen. Twee deelnemers hebben zich aangemeld voor een MBO opleiding verzorgende. Een aantal deelnemers komen wekelijks terug om te oefenen. Eén deelnemer wil eigenlijk meer nadat ze het programma heeft afgemaakt (Hoe kan ik een goede sollicitatiebrief schrijven? en Hoe krijg ik werk?). Een andere deelnemer begon weer helemaal opnieuw met oefenen. Oefening baart kunst. De werkzoekende wil na het traject nog Word en Excel leren. Meer interesse in het internet en in andere cursussen, zoals Word, Excel, Paint, Powerpoint. Deelnemers hebben meer interesse in computers en applicaties en zijn van plan ook thuis een computer aan te schaffen. Deelnemers ontwikkelen meer zelfvertrouwen, willen thuis doorgaan met het gebruik van informatica.
14
10.
Beoordeling van aanpak en effecten door deelnemers
Per 1 december 2012 hebben 9 deelnemers van cursussen of activiteiten in het kader van de bestrijding van laaggeletterdheid aan de monitor meegedaan. Aangezien dit deel van de monitor anoniem wordt ingevuld, is niet bekend in welke en in hoeveel verschillende bibliotheken deze activiteiten plaatsvonden. 3 van de deelnemers hebben slechts de eerste 2 van de 6 vragen ingevuld. Een deel van het onderstaande gaat dus over 9 en een deel over 6 deelnemers. Zoals in hoofdstuk 2 reeds is aangegeven, is dit aantal voorlopig veel te laag om enige kwantitatieve betekenis te hebben, maar de binnengekomen gegevens laten goed zien welke informatie met de monitor in kaart gebracht kan worden over de impact van het aanbod van bibliotheken voor laaggeletterden. De onderstaande uitkomsten moeten dan ook slechts als indicatie gezien worden van hetgeen de monitor volgend jaar kan opleveren.
a. Inhoud van de cursus/activiteit Van de 9 deelnemers volgden 8 een cursus op het gebied van digitale vaardigheden en 1 een cursus op het gebied van taal en werk. Waarover ging de cursus of activiteit? inburgering
0%
leeskring
0%
oefenen met lezen en schrijven
0%
lezen met uw kinderen
0%
oefenen met het omgaan met computer en internet
89%
taal en werk (bijvoorbeeld solliciteren) over iets anders, namelijk
11% 0% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Figuur 8: percentage deelnemers dat in de cursus met het genoemde onderwerp bezig was, een cursus kan over meerdere onderwerpen gaan
15
b. Beoordeling van de kwaliteit De deelnemers waren positief over de kwaliteit van de cursus/activiteit. 3 van de 9 deelnemers vonden de cursus voldoende en 6 deelnemers vonden hem goed.
Wat vond u van deze cursus of activiteit?
slecht
matig
voldoende
goed
33%
67%
Figuur 9: percentage deelnemers dat de cursus/activiteit op de genoemde wijze beoordeelde
6 deelnemers hebben aangegeven of zij wel of niet nog een keer aan een cursus of activiteit van de bibliotheek zouden deelnemen. 4 deelnemers zouden dit nog een keer doen, 1 deelnemer niet en 1 deelnemer wist het nog niet.
Zou u nog een keer deelnemen aan een cursus of activiteit van de bibliotheek?
17%
ja
17%
nee weet ik nog niet
67%
Figuur 10: percentage deelnemers dat nog een keer zou deelnemen aan een cursus of activiteit van de bibliotheek
16
c. Effecten van de cursus/activiteit De effecten van de cursus/activiteit zijn op verschillende manieren in kaart gebracht. Allereerst is gevraagd of deelnemers thuis verder gewerkt hebben aan de leerstof. Vervolgens is gevraagd in hoeverre zij nieuwe dingen geleerd hebben in de cursus. Tot slot is gevraagd aan te geven in hoeverre de cursus hen verder geholpen heeft bij het omgaan met een aantal dagelijkse zaken. Deze vragen zijn allen door 6 van de 9 deelnemers beantwoord. De helft van de 6 deelnemers heeft aangegeven dat hij/zij soms thuis verder gewerkt heeft aan de leerstof en de andere helft deed dit regelmatig.
Heeft u thuis verder gewerkt aan de leerstof?
nee
soms
regelmatig
50%
50%
Figuur 11: mate waarin deelnemers thuis verder gewerkt hebben aan de leerstof
2 van de 6 deelnemers gaven aan dat zij een aantal nieuwe en ook reeds bekende dingen in de cursus geleerd hebben. 4 deelnemers gaven aan veel nieuwe dingen in de cursus geleerd te hebben.
Wat heeft u ervan geleerd?
niets, ik wist alles al
nieuwe en bekende dingen
veel nieuwe dingen
33%
67%
Figuur 12: mate waarin deelnemers nieuwe dingen geleerd hebben
Tot slot hebben 6 deelnemers aangegeven op welke terreinen zij baat hebben bij het geleerde. Aangezien het uitsluitend deelnemers aan digitale vaardigheidscursussen betreft, is het niet verrassend dat zij allen aangeven dat de cursus heeft bijgedragen aan het gebruiken van het internet. 4 deelnemers geven aan dat zij nu gemakkelijker informatie kunnen vinden en de helft van de deelnemers ondervindt dat de cursus heeft geholpen bij het ondernemen van activiteiten buitenshuis. 2 deelnemers vinden dat de cursus hen heeft geholpen bij het lezen van boeken en tijdschriften, bij het schrijven van brieven, bij het zoeken van werk en bij het regelen van zaken met de gemeente. 1 deelnemer vond de cursus ook behulpzaam bij het maken van afspraken met dokter of tandarts en bij het leggen van nieuwe contacten.
17
Heeft u iets geleerd wat u helpt bij de volgende dingen: boeken of tijdschriften lezen brieven schrijven informatie vinden het internet gebruiken afspraken met dokter of tandarts maken zaken met de gemeente regelen activiteiten buitenshuis ondernemen nieuwe contacten leggen werk zoeken werk uitvoeren
ja, dit lukt nu beter 33% 33% 67% 100% 17% 33% 50% 17% 33%
Figuur 13: op welke terreinen hebben mensen baat bij het geleerde
18